Brief regering : Alternatieve dekking verlaagde btw-tarieven
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
32 140
Herziening Belastingstelsel
Nr. 152
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2025
Aanleiding
In het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat het verlaagde btw-tarief op cultuur, media
en sport per 1 januari 2026 wordt verhoogd naar 21%. Tijdens de behandeling van het
Belastingplan is daarover uitvoerig gedebatteerd. In het debat met de Tweede Kamer
was de motie Inge van Dijk c.s.1 met algemene stemmen aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om vóór de Voorjaarsnota
in overleg met uw Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van het verlaagde
btw-tarief op cultuur, media en sport te presenteren. Tijdens de debatten in de Eerste
Kamer en Tweede Kamer heeft het kabinet toegezegd dat zij het als een verplichting
ziet om te komen met een alternatief. Het is uiteindelijk aan uw Kamer om aan te geven
welk alternatief de voorkeur heeft. Over het proces om tot een gedegen uitvoering
van de motie Inge van Dijk c.s. te komen, heb ik uw Kamer op 6 december jl. per brief
geïnformeerd.2 Ook heb ik door middel van een beleidsbesluit3 het overgangsrecht voor de betrokken sectoren tijdelijk opgeschort tot en met 30 juni
2025. Zo is er voldoende tijd om in overleg met uw Kamer tot een alternatieve invulling
te komen.
Om het gesprek met uw Kamer goed te kunnen voeren, heb ik als bijlage bij deze brief
een document opgenomen. Dit document schetst verschillende keuzes die er op het terrein
van de btw te maken zijn om te komen tot een alternatieve dekking. Het kabinet vindt
het noodzakelijk dat een alternatieve dekking uitvoerbaar en juridisch houdbaar is
om recht te doen aan de gedeelde wens van vereenvoudiging. Tot slot geldt dat alternatieve
dekking binnen het btw-domein moet worden gevonden en budgettair hetzelfde moet opleveren.
Het nulscenario: het originele plan
Ik hecht er waarde aan om te benoemen wat tijdens eerdere debatten is afgesproken
met uw Kamer. Zo heeft het kabinet zich verplicht om in overleg met uw Kamer te zoeken
naar een alternatieve invulling voor de verhoging van het verlaagde btw-tarief op
cultuur, media en sport. Indien er in uw Kamer geen draagvlak is voor een alternatieve
dekking, zal het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport per 1 januari 2026
conform het Hoofdlijnenakkoord en het Belastingplan 2025 naar 21% gaan. En vooruitlopend
daarop zal het overgangsrecht per 1 juli in werking treden.
Om een alternatief voorstel in de wet op te nemen moet een aantal stappen worden doorlopen
in het wetgevingsproces die tijd kosten. Om duidelijkheid te creëren voor ondernemers,
burgers en de Belastingdienst en het wetgevingsproces ordentelijk te doorlopen is
dan ook van belang dat zo snel mogelijk een alternatieve invulling wordt gevonden
voor de maatregelen die op 1 januari 2026 in werking moeten treden.
Alternatieve dekkingsbronnen
Om de dekkingsopgave te vullen zijn drie bronnen voorstelbaar. Ten eerste het afschaffen
van specifieke posten met verlaagde tarieven in de btw. Ten tweede een algehele tariefsverhoging
van het lage of reguliere tarief, en tot slot een combinatie daarvan.
Het kabinet verkent daarbij ook de mogelijkheid om te vereenvoudigen en enkele moeilijk
uit te leggen tariefverschillen in de btw weg te nemen die ook tot uiting komen in
het «handboek Omzetbelasting». Dergelijke opties leiden vaak slechts tot een beperkte
budgettaire opbrengst, maar maken de btw wel eenvoudiger. Ik wil richting het Belastingplan
stappen zetten naar het verder opschonen van het «handboek Omzetbelasting».
Specifieke verlaagde tarieven afschaffen
Zoals beschreven is het mogelijk om de benodigde dekkingsopgave te vullen door een
of meer specifieke verlaagde btw-tarieven af te schaffen. Ondernemers en hun klanten
in die sectoren worden door een dergelijke maatregel geraakt. Wel geldt dat de verlaagde
btw-tarieven over het algemeen negatief zijn geëvalueerd en dat afschaffen een stap
in de richting van vereenvoudiging is. Dat kan een argument zijn (enkele) verlaagde
tarieven af te schaffen. Iedere combinatie van verlaagde btw-tarieven kent eigen voor-
en nadelen wanneer deze worden afgeschaft. Het document in de bijlage van deze brief
geeft een overzicht van de verschillende verlaagde tarieven en het budgettaire belang.
Verlaagde tarieven verhogen
Alternatief kan worden gekozen voor een meer gelijkmatige verdeling van de lasten
van een tariefsverhoging in de btw. Bijvoorbeeld via een verhoging van het lage btw-tarief.
Het huidige verlaagde btw-tarief bestaat voor een belangrijk deel uit de categorie
voeding. Een tariefsverhoging van het lage btw-tarief zou de dagelijkse boodschappen
dan ook duurder maken. Gezien de prijzen van de dagelijkse boodschappen de afgelopen
jaren al fors zijn gestegen, kent een verhoging van het lage btw-tarief daarmee ook
nadelen. Voordeel van een verhoging van het lage btw-tarief zou zijn dat de tarieven
dichter bij elkaar komen te liggen, moeilijk uit te leggen tariefverschillen tussen
het lage en hoge btw-tarief worden daardoor kleiner.
Algemene tarief verhogen
Als alternatief kan een tariefsverhoging van het algemene tarief worden overwogen.
Deze maatregel zou ook uitvoerbaar zijn per 1 januari 2026. Ook doet het recht aan
de genoemde motie die opriep om willekeurige aanpassingen te voorkomen.
Stap richting uniform btw-tarief
Aanvullend op het hiervoor beschreven verhogen van het verlaagde of algemene tarief,
kan een stap worden gezet richting een uniform btw-tarief met een uitzondering op
voedingsmiddelen. Dit zou betekenen dat de categorieën in het lage btw-tarief, met
uitzondering van voedingsmiddelen en restaurantdiensten op den duur worden verhoogd
naar het algemene tarief. Doordat de grondslag van het algemene tarief hiermee wordt
verbreed, zou dit een aanzienlijke vereenvoudiging van de btw betekenen, omdat er
in deze situatie minder schemergebieden tussen het lage en hoge btw tarief bestaan.
Deze stap is te groot om in één keer te maken.
Een dergelijke eerste stap richting een uniform btw-tarief zou daarom mogelijk zijn
in een later jaar. Vanwege de benodigde dekking in 2026 zou deze stap aanvullend zijn
op het verhogen van het verlaagde of algemene tarief. Op z’n vroegst kan daarnaast
vanaf 2027 voor voedingsmiddelen, restaurantdiensten en genees- en hulpmiddelen een
nieuw verlaagd tarief gelden. Voor de overige categorieën waar de huidige verlaagde
tarieven gelden, zou dan een middentarief gelden naast een algemeen tarief. Hierdoor
komen de btw-categorieën buiten voedingsmiddelen, restaurantdiensten en genees- en
hulpmiddelen dichter bij elkaar te liggen. Mocht uw Kamer het eindperspectief aantrekkelijk
vinden, dan is een dergelijke eerste stap richting een algemeen btw tarief met een
zo breed mogelijke grondslag mogelijk. Een volgend kabinet zou bijvoorbeeld bij een
formatie verdere stappen kunnen nemen.
Binnen het omzetbelastingsysteem gold door het oude systeem lang de beperking dat
nieuwe tarieven niet ingevoerd konden worden. Op dit moment is de Belastingdienst
vergevorderd met de aanbesteding van een nieuw omzetbelastingsysteem. Door de nieuwbouw
van het systeem is het op zijn vroegst vanaf 2027 mogelijk om een extra btw-tarief
in te voeren. Omdat vanwege de budgettaire opgave al per 2026 opbrengst nodig is,
is deze stap aanvullend op een eventuele tariefsverhoging in het lage of algemene
tarief per 2026.
Inflatie
Bij de hierboven beschreven dekkingsbronnen treedt er geen additionele inflatie op
omdat in de raming al rekening is gehouden met een btw maatregel van deze omvang.
Daardoor zijn er ook geen gevolgen voor het algemene koopkrachtbeeld. Hoe de inflatie
neerslaat bij specifieke huishoudens is uiteindelijk afhankelijk van de gekozen dekking.
Tot slot
In deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de verschillende alternatieve dekkingsbronnen.
Duidelijk is dat er geen makkelijke keuzes voorliggen: er is weinig laaghangend fruit
om de dekkingsopgave te vullen. Ik hoop dat deze brief bijdraagt aan het verdere gesprek
tussen het kabinet en uw Kamer. Ik zie ernaar uit het gesprek tijdens het commissiedebat
van 13 februari as. te vervolgen. Een alternatieve dekking die op voldoende politiek
draagvlak kan rekenen zal ik in een separaat wetgevingstraject zo snel mogelijk naar
uw Kamer sturen. Ik streef er naar om voor 1 juli een wetswijziging door te voeren.
Om het wetgevingsproces op ordentelijke wijze te doorlopen vergt dit op korte termijn
besluitvorming. Daarnaast zal de wetgeving door beide Kamers dan zeer voortvarend
behandeld moeten worden.
De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen
Indieners
-
Indiener
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.