Nieuwe Kamerleden
Als alle stemmen zijn geteld, is duidelijk welke politieke partijen de meeste zetels in de Tweede Kamer krijgen. En wie de leden van de Tweede Kamer worden. Een commissie doet onderzoek naar deze nieuwe Kamerleden. Daarna leggen alle Kamerleden een eed of belofte af. Daarin beloven ze hun werk eerlijk en goed te doen.
De voorzitter van het centraal stembureau laat de gekozen Kamerleden na de verkiezingen officieel weten dat ze benoemd worden. De Kamerleden laten daarop weten of zij hun benoeming aanvaarden: of ze inderdaad Kamerlid willen worden. De Commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven onderzoekt daarna of deze personen ook Kamerlid mógen worden. Ze kijken bijvoorbeeld of Kamerleden banen hebben die niet samengaan met het werk in de Tweede Kamer.
Ook onderzoeken ze de verslagen van alle stembureaus, om te kijken of de verkiezingen volgens alle regels zijn verlopen. In de laatste vergadering van de ‘oude’ Tweede Kamer presenteert de voorzitter van de commissie de resultaten van dit onderzoek.
De Commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven van de Tweede Kamer bestaat uit leden die vóór de verkiezingen in de Tweede Kamer zaten. Deze commissie controleert de geloofsbrieven van alle nieuwe Kamerleden. Dat zijn twee documenten:
- een uittreksel uit het bevolkingsregister, waarin hun persoonlijke gegevens staan;
- een lijst van hun openbare betrekkingen: bijvoorbeeld een baan of bestuursfunctie.
De beëdiging van de Kamerleden
In de eerste vergadering van de nieuwe Tweede Kamer beëdigt de Kamervoorzitter álle 150 Kamerleden. Dus ook de Kamerleden die vóór de verkiezingen al in de Tweede Kamer zaten en opnieuw zijn gekozen. Hierbij beloven de leden:
- dat ze op een eerlijke manier gekozen zijn;
- dat ze hun werk als Kamerlid goed en eerlijk zullen doen;
- dat ze zich aan het Statuut van het Koninkrijk en de Grondwet zullen houden;
- dat ze de koning trouw zullen blijven.
Bij de beëdiging leest de Voorzitter de volgende tekst voor: "Ik zweer/verklaar dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer/verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer/beloof trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet. Ik zweer/beloof dat ik de plichten die mijn ambt oplegt getrouw zal vervullen." Het Kamerlid zegt: "Dat beloof ik" of steekt de wijsvinger en middelvinger van zijn of haar rechterhand samen op en zegt: "Zo waarlijk helpe mij God almachtig".