De begroting maken
Elke nieuwe regering schrijft in het regeerakkoord in grote lijnen waar ze geld aan wil uitgeven: bijvoorbeeld aan het onderwijs, de zorg of vervoer. Die plannen werken ze elk jaar uit in een rijksbegroting. Daarin staat precies waar het belastinggeld naar toe gaat.
Elke rijksbegroting gaat over een heel jaar, van 1 januari tot en met 31 december. Het duurt een aantal maanden om een begroting te maken, aan de Tweede Kamer te presenteren en steun van de Kamerleden te verzamelen. De regering is dus in het begin van 2023 al begonnen met het maken van de begroting voor 2024.
Wat is de rijksbegroting?
In de rijksbegroting staat ieder jaar hoeveel geld elk ministerie krijgt en welke inkomsten de regering verwacht. De regering zorgt dat de jaarlijkse begrotingen goed passen bij de afspraken in het regeerakkoord. Als daar bijvoorbeeld in staat dat de regering meer geld wil uitgeven aan onderwijs, zie je dat terug in de begroting. De Tweede Kamer controleert of de regering de plannen in de begroting goed uitvoert en kijkt achteraf of het geld goed is besteed.
De begroting maken
Elk jaar maken de ministers samen de rijksbegroting. Ieder ministerie heeft daarin een eigen hoofdstuk. In de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat bijvoorbeeld hoeveel geld er gaat naar lerarensalarissen, onderhoud van schoolgebouwen, schoolboeken en onderzoek op universiteiten. De ministers overleggen met het ministerie van Financiën om te bepalen hoeveel geld er voor elk ministerie beschikbaar is. Uiteindelijk besluiten alle ministers in augustus samen hoe de rijksbegroting voor het volgende jaar eruit gaat zien.
Naar de Raad van State en de Tweede Kamer
Daarna sturen de ministers die rijksbegroting naar de Raad van State. Deze organisatie bekijkt of de begroting klopt met de regels van Nederland zelf en van de Europese Unie. Uiteindelijk presenteert de minister van Financiën op Prinsjesdag de nieuwe begroting aan de rest van het land. Vervolgens debatteert de Tweede Kamer erover tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, de Algemene Financiële beschouwingen en de begrotingsbehandelingen.