'Regering moet schriftelijke vragen op tijd beantwoorden'
Kamervoorzitter Khadija Arib wil dat de regering schriftelijke vragen van Kamerleden binnen de vastgestelde termijn van drie weken beantwoordt. In de praktijk wordt die termijn nu vaak overschreden. Arib heeft donderdag 17 maart 2016 in een brief aangekondigd dat zij de regering erop gaat wijzen als antwoorden uitblijven. Ook denkt zij eraan om de Kamer voor te stellen een langer of extra mondeling vragenuur te houden voor onbeantwoorde schriftelijke vragen.
Kamerleden kunnen de regering controleren door schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen. Zij moeten die volgens het Reglement van Orde van de Tweede Kamer binnen drie weken beantwoorden. Met opgave van reden kan deze termijn worden verlengd tot zes weken. Maar Kamervoorzitter Arib constateert dat Kamerleden nu te vaak tijdens de regeling van werkzaamheden aan de bel moeten trekken over het uitblijven van antwoorden. “Dit legt onnodig beslag op de regeling van werkzaamheden”, aldus Arib. Het aantal schriftelijke vragen is gestegen van jaarlijks gemiddeld 1.100 stuks in de jaren negentig tot 2.822 in 2015.
Maatregelen
Met een aantal maatregelen hoopt de Kamervoorzitter het instrument van schriftelijke vragen “zo effectief mogelijk te kunnen inzetten, en daarnaast de druk op de regeling van werkzaamheden te kunnen verlichten”. In een brief aan de Kamer kondigt Arib aan dat zij bewindspersonen gaat attenderen op schriftelijke vragen waarvan de beantwoordingstermijn verstreken is. Ook kunnen vragen die langer dan zes weken onbeantwoord blijven, aan bod komen in een verlengd of extra mondeling vragenuur. Tegelijkertijd vraagt Arib aandacht voor de manier waarop Kamerleden schriftelijke vragen stellen: ‘kort en duidelijk’ formuleren maakt tijdige beantwoording van vragen door de regering reëel.