Steviger grip op Europa na vijf jaar Lissabon
Nationale parlementen hebben hun Europese invloed geleidelijk verstevigd. Veel parlementen gebruiken de instrumenten uit het Lissabon verdrag actief. De Tweede Kamer is hiervan een toonbeeld: met grote toewijding heeft zij een sterke positie ingenomen in het interparlementaire netwerk, een grote bijdrage geleverd aan het Europese besluitvormingsproces en een ambitieuze agenda opgesteld.
Dit stelt Ellen Mastenbroek, Universitair hoofddocent Bestuurskunde van de Radboud Universiteit. In opdracht van de Tweede Kamer heeft zij een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar het gebruik van de Lissaboninstrumenten. Het eindrapport, getiteld ‘Gericht op Europa: nationale parlementaire controle op Europese besluitvorming na het Verdrag van Lissabon’ is op woensdag 3 december aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.
Verdrag van Lissabon: wie doet wat?
Een van de doelen van het Verdrag van Lissabon was om de rol van nationale parlementen te vergroten. Zo moest er door het verdrag meer duidelijkheid komen over de verdeling van de verantwoordelijkheid: welke zaken moet Europa doen en welke zaken kunnen de EU-lidstaten beter zelf regelen? Hiervoor is in het Verdrag van Lissabon de subsidiariteitstoets in het leven geroepen. Een ander gevolg van het Verdrag van Lissabon is dat niet alleen de nationale parlementen, maar ook het Europees Parlement meer te zeggen krijgt over Europese besluitvorming.
Gesprekken door heel Europa
Het onderzoeksteam heeft in de afgelopen maanden door heel Europa gesprekken gevoerd met parlementariërs en hun staf, op zoek naar voorbeelden van parlementaire activiteit na ‘Lissabon’. Het doel was om aanbevelingen te formuleren voor de Tweede Kamer, met het oog op het versterken van grip op de Europese besluitvorming. Het rapport ‘Gericht op Europa’ mondt uit in drie aanbevelingen: wees selectief, werk samen, en vereenvoudig bestaande instrumenten.
Gele kaart
De Tweede Kamer krijgt in het rapport het advies om de gelekaartprocedure selectief en gericht in te zetten, in aanvulling op de dagelijkse overleggen met de regering over het Europabeleid. Dat vergt actieve samenwerking met gelijkgezinde parlementen. Voor zo’n actieve inzet is het aanstellen van een rapporteur een nuttig instrument. In Europa kan de Kamer zich inspannen voor langere deadlines voor de gele kaart. Dat is een goede inzet voor het aankomende Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016. Ook de conferenties die de beide Kamers in die periode zullen organiseren, bieden daarvoor een platform. Bestaande instrumenten kunnen worden vereenvoudigd.