Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stultiens over vermogende Nederlanders die dividendbelasting ontwijken via drielandenpuntconstructies
Vragen van het lid Stultiens (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Financiën over vermogende Nederlanders die dividendbelasting ontwijken via drielandenpuntconstructies (ingezonden 10 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën) (ontvangen 5 maart 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Fiscus int € 110 mln na doorprikken «dubbele verhuizing»
vermogende Nederlanders»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van dergelijke drielandenpuntconstructies,
waarmee belasting wordt ontweken en nader toelichten hoe dergelijke constructies precies
werken?
Antwoord 2
Vanaf 2015 heeft de Belastingdienst vennootschappen in onderzoek genomen waarbij een
aanmerkelijkbelanghouder zich laat uitschrijven uit de gemeentelijke basis administratie.
De naar Nederlands recht opgerichte vennootschap waarin de aandeelhouder een aanmerkelijk
belang heeft wordt hierbij tevens verplaatst naar een ander land. Dit alles wordt
gedaan met als doel om de Nederlandse belastingheffing over de winstreserves (dividendbelasting
en inkomstenbelasting in box 2) en de jaarlijkse winst (vennootschapsbelasting) te
ontwijken. Dit wordt ook wel een drielandenpuntconstructie genoemd. Hoe vaak een dergelijke
constructie in de praktijk is toegepast, is lastig vast te stellen. De actuele woon-
en vestigingsplaats van respectievelijk natuurlijke personen en vennootschappen die
eerder in Nederland woonachtig of gevestigd waren, zijn namelijk niet uit de systemen
van de Belastingdienst te halen.
In de kern houdt zo’n constructie in dat er met behulp van twee verschillende jurisdicties,
een «dubbele verhuizing» wordt gesteld. In de regel wordt vanuit Nederland vertrokken
naar een woonland met een voor de aanmerkelijkbelanghouder gunstig belastingregime
(zoals Zwitserland) en een vestigingsland met een voor de vennootschap gunstiger belastingregime
(zoals Malta, Luxemburg en Singapore). Een naar het buitenland verplaatste vennootschap
die naar Nederlands recht is opgericht, zoals een bv, blijft op basis van een fictie
voor de vennootschapsbelasting en dividendbelasting gevestigd in Nederland. Dit betekent
dat Nederland in beginsel vennootschapsbelasting kan heffen over winsten van verplaatste
vennootschappen en dividendbelasting over door deze vennootschappen uitgekeerde dividenden.
Nederland kan haar heffingsrecht echter niet effectueren indien op basis van een toepasselijk
belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belasting, het heffingsrecht is toegewezen
aan het andere land. In samenhang met het gunstige belastingregime van het land waar
naartoe is geëmigreerd en van het land waar naartoe de zetel van de vennootschap is
verplaatst, wordt in deze situatie belastingheffing voorkomen.
Bij emigratie door een persoon met een aanmerkelijk belang is sprake van een fictieve
vervreemding van het aanmerkelijk belang. Hiervoor wordt een conserverende aanslag
opgelegd aan de aanmerkelijkbelanghouder. Tot 15 september 2015 werd deze aanslag
tien jaar na emigratie kwijtgescholden en waren de eisen voor de invordering van de
conserverende aanslag gedurende tien jaar na emigratie strenger. Met ingang van 15 september
2015 zijn aanpassingen van de conserverende aanslag in box 2 ingevoerd waardoor de
claim in box 2 over de tijdens belastingplicht in Nederland aangegroeide waarde van
de aandelen onbeperkt in de tijd behouden blijft en de vereisten voor invordering
van de conserverende aanslag soepeler zijn geworden. De aantrekkelijkheid van de hierboven
geschetste situatie is om die reden afgenomen. De gestelde woon- en vestigingsplaats
en de uitleg van de ingeroepen verdragen zijn in voorkomende gevallen onderwerp van
gesprek tussen de belastinginspecteur en de belastingplichtige.
Vraag 3
Wat is uw morele oordeel over belastingconstructies via het buitenland die ervoor
zorgen dat miljonairs niet of nauwelijks dividendbelasting of vennootschapsbelasting
betalen?
Antwoord 3
Belastingontwijking is onwenselijk. Bij belastingontwijking gaat het doorgaans om
structuren of transacties die legaal zijn, maar die (mede) gericht zijn op het verkrijgen
van een belastingvoordeel, terwijl dit belastingvoordeel niet beoogd is door de wetgever.
De afgelopen jaren heeft Nederland nationaal en internationaal veel maatregelen genomen
om belastingontwijking aan te pakken. In de jaarlijkse monitoringsbrief belastingontwijking
ben ik hier uitgebreider op ingegaan.2 Die maatregelen hebben het stelsel aanzienlijk robuuster gemaakt tegen de mogelijkheden
om belastingen te ontwijken. Het kabinet wil de mogelijkheden tot belastingontwijking
blijven aanpakken. Daarbij waakt het kabinet ervoor dat dergelijke maatregelen negatieve
effecten hebben op reële bedrijvigheid. Verder ben ik uitgebreid ingegaan op de belastingheffing
van zeer vermogende personen in mijn brief van 4 december 2024 inzake de opvolging
van moties en toezeggingen uit het dertigledendebat over een extra belasting voor
extreem rijken.3 In deze brief heb ik aangegeven dat ik hecht aan het maken van afspraken over een
effectieve belasting van deze personen in internationaal verband en daaraan een actieve
bijdrage wil leveren en waar mogelijk wil optrekken met gelijkgestemde landen. Zo
is Nederland voorstander van het maken van afspraken in de OESO en EU over het afschaffen
van de fiscaal voordelige regimes die landen gebruiken om deze personen aan te trekken.
Verder heeft de G20 het Inclusive Framework (IF) van de OESO aangemoedigd om verder
te gaan met het bredere thema «Tax and Inequality».4 Binnen het IF wordt – door onder andere Nederland – verkend hoe een werkstroom op
dit thema vorm te geven. Het heeft daarbij de voorkeur om dit thema in eerste instantie
in zo’n breed mogelijk internationaal verband te agenderen, omdat deze problematiek
het beste kan worden aangepakt als zoveel mogelijk landen meedoen.
Vraag 4, 5 en 6
Klopt het dat er wel naheffingen, maar zelden boetes, worden opgelegd, omdat het hier
gaat om een «pleitbaar standpunt»?
Welke wijzigingen zijn er wettelijk gezien nodig om dergelijke constructies wel te
kunnen laten leiden tot een boete?
Welke beleidswijzigingen zijn er mogelijk voor de Kamer om de Belastingdienst meer
ruimte te bieden om dergelijke constructies steviger aan te pakken?
Antwoord 4, 5 en 6
Als het niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte of het niet (tijdig) betalen
van belasting te wijten is aan opzet of grove schuld, kan de inspecteur een vergrijpboete
opleggen. De bewijslast hiervoor rust op de inspecteur. Als sprake is van een pleitbaar
standpunt legt de inspecteur geen boete op. Daarvan is sprake als een door een belanghebbende
ingenomen standpunt gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer,
in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat de belanghebbende kan menen
juist te handelen5. Of een ingenomen standpunt pleitbaar is, hangt af van de feiten en omstandigheden
en wordt uiteraard gedegen en op zorgvuldige wijze door de inspecteur beoordeeld.
Verder is het van belang dat de inspecteur beschikt over juiste informatie om een
juiste (naheffings)aanslag op te kunnen leggen. Belangrijk in dat kader is dat een
ieder gehouden is desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken
die voor de belastingheffing van die persoon van belang kan zijn.6 Het is in internationale verhoudingen niet altijd eenvoudig om ervoor te zorgen dat
belanghebbenden deze verplichting nakomen. Bijvoorbeeld omdat vennootschappen zich
op het standpunt stellen op basis van het van toepassing zijnde belastingverdrag niet
in Nederland gevestigd te zijn en daarmee het belang van de gevraagde gegevens of
inlichtingen voor de belastingheffing betwisten. De inspecteur kan ook op andere manieren
gegevens en inlichtingen verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van internationale
gegevensuitwisseling of de zogenoemde civiele dwangsomprocedure. Bij een civiele dwangsomprocedure
kan een informatieplichtige onder verbeuring van een dwangsom door de civiele rechter
verplicht worden gegevens en inlichtingen te verstrekken. Deze vormen kunnen effectief
zijn, maar kosten in de regel ook veel tijd. In dit licht kan ook de informatiebeschikking
worden genoemd. De inspecteur kan bij het niet voldoen aan een informatieverzoek een
voor bezwaar vatbare informatiebeschikking vaststellen.7 Wanneer een informatiebeschikking onherroepelijk vaststaat, wordt de bewijslast ten
aanzien van de belastingaanslag waar het verzoek om informatie op ziet omgekeerd en
verzwaard (de bewijssanctie). De informatiebeschikking verbetert niet direct de informatiepositie
van de inspecteur, maar de bewijssanctie kan reden zijn voor een belastingplichtige
om alsnog informatie aan te leveren. Aan deze informatiebeschikking hangen echter
knelpunten zoals ook geconcludeerd in een recent onderzoek naar de effectiviteit van
de werking van de informatiebeschikking. Op dit moment vindt vervolgonderzoek plaats
naar verschillende oplossingsrichtingen. 8 Bovendien wijs ik nog op de evaluatie van de doelstellingen, wet- en regelgeving
en uitvoerings- en handhavingspraktijk van woonplaatsonderzoeken die op dit moment
plaatsvindt.9 Deze evaluatie gaat in op de vaststelling van de fiscale woonplaats. De resultaten
van deze evaluatie zullen dit voorjaar met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 7
Bent u bereid om zelf verdere stappen te ondernemen om deze belastingconstructies
aan te pakken?
Antwoord 7
De genoemde belastingconstructies worden door de Belastingdienst, voor zover mogelijk,
effectief bestreden. Dit blijkt ook uit het feit dat de Belastingdienst in de (hoger)
beroepsprocedures waarin sprake is van een drielandenpuntconstructie in het gelijk
wordt gesteld. Verder blijft dit kabinet werk maken van het op nationaal niveau aanpakken
van belastingconstructies in de brede zin van het woord. Zo bevatte het Belastingplanpakket
2025 diverse maatregelen die constructies aanpakken. Daarnaast zal het kabinet bij
de komende Voorjaarsnota opnieuw een lijst met belastingconstructies opnemen, waar
mogelijk met opties om deze met beleid te adresseren.
Vraag 8
Zijn er andere agressieve belastingstructuren van rijke Nederlandse emigranten, die
de Kamer verder zou kunnen inperken?
Antwoord 8
Zie voorgaande antwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.