Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Kathmann over de toegankelijkheid van overheidsdiensten
Vragen van de leden Westerveld en Kathmann (beide GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de toegankelijkheid van overheidsdiensten (ingezonden 9 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
23 januari 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de monitorrapportage 2024 «Digitale toegankelijkheid en dienstverlening»
van het College van de Rechten voor de Mens?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u op elk van de aanbevelingen van het bovengenoemde rapport ingaan en aangeven
wat de inzet en het doel zijn?
Antwoord 2
Aanbeveling 1: Formuleer concretere doelstellingen voor de Nationale strategie, inclusief
voor Caribisch Nederland.
Het CRM beveelt het Ministerie van VWS aan om voor de nationale strategie voor de
implementatie van het VN-verdrag handicap meer concrete doelstellingen te formuleren
over digitale toegankelijkheid en dienstverlening op alle terreinen van het leven,
ook voor Caribisch Nederland, en deze mee te nemen in de werkagenda bij de strategie.2
Digitalisering speelt een steeds grotere rol en is niet meer weg te denken uit ons
dagelijks leven. Het is daarom belangrijk dat iedereen, met én zonder beperking, toegang
heeft tot digitale informatie en diensten.
De doelstellingen van de nationale strategie VN-verdrag Handicap zijn kabinetsbreed
vastgesteld. Op dit moment worden de doelstellingen vertaald naar concrete maatregelen,
waaronder de maatregelen die gaan over digitale toegankelijkheid. Deze maatregelen
worden opgenomen in de werkagenda bij de nationale strategie.
Caribisch Nederland valt niet binnen de scope van de nationale strategie VN-verdrag
Handicap. Wel wordt in Caribisch Nederland gewerkt aan het op orde brengen van de
digitale overheid en overheidsdienstverlening. Voorzieningen uit (Europees) Nederland
worden doorgetrokken, zoals DigiD vanaf 2025. Op dit moment loopt de parlementaire
behandeling van de invoering van het BSN en de Wet digitale overheid (Wdo). De inzet
is dat de digitale toegankelijkheidseisen uit de Wdo uiterlijk in 2028 voor alle overheidsorganisaties
zullen gelden. Daarnaast werkt het kabinet aan verbetering van de digitale infrastructuur
op de eilanden, zodat iedereen kan beschikken over betaalbaar en betrouwbaar internet.
Ook worden zorginstellingen geholpen bij de overgang van papieren registraties naar
digitale registratiesystemen. Daarbij wordt ook gekeken naar de toegankelijkheid en
gebruiksvriendelijkheid van deze systemen voor mensen met een beperking.
Vanuit het Ministerie van BZK werken we op dit moment aan de lagere regelgeving, waaronder
de besluiten die vallen onder de Wdo mogelijk ook van toepassing verklaren voor Caribisch
Nederland. Via een internetconsultatie bekijken we de mogelijkheden tot aanpassing
in de AMvB (Besluit tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur) en
stellen voor om het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid en het Besluit,
beveiligde verbinding met overheidswebsites en -webapplicaties in te voeren in Caribisch
Nederland. Voor de toegankelijkheidsstandaard is het voornemen om 1-1-2028 als uiterste
datum op te nemen waarop websites en apps aan de standaard moeten voldoen. Ook kijken
we vanuit BZK naar de uitvoerbaarheid van de verplichting voor Caribisch Nederland.
Aanbeveling 2: Betrek mensen met een beperking.3
Het CRM onderstreept in de rapportage dat de overheid mensen met een beperking en
hun vertegenwoordigende organisaties vanaf het begin structureel moet betrekken bij
het opstellen, uitvoeren en evalueren van wetgeving en beleid over digitale toegankelijkheid
en dienstverlening. Het CRM benadrukt het belang hiervan voor de inrichting en uitvoering
van het centrale toezicht op het Besluit digitale toegankelijkheid, ontwikkeling van
de Informatiepunten digitale overheid (IDO’s) en de overheidsbrede loketten. Ook doet
het CRM de aanbeveling aan het Ministerie van VWS om prioriteit te geven aan het ontwikkelen
van een infrastructuur voor het betrekken van mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende
organisaties.
Voor het Ministerie van BZK is het belangrijk dat we aansluiten op de leefwereld van
mensen door met hen in gesprek te gaan en hen te betrekken bij het vaststellen van
problemen én het oplossen daarvan. Voor onderwerpen als de loketfunctie – waaronder
de IDO’s en de overheidsbrede loketten – en proactieve dienstverlening doet BZK dat
bijvoorbeeld met iteratief, ontwerpend onderzoek, samen met mensen.
Het Ministerie van BZK is bezig om de toepassingen van de Code Inclusief Digitaal
Ontwerpen (CIDO) te integreren in het NL Design System (NLDS). NLDS geeft richtlijnen
en componenten voor het ontwikkelen van digitale diensten. Hierbij wordt uitgegaan
van toegankelijkheid, gebruikersvriendelijkheid, inclusiviteit en consistentie, ondersteund
door gebruikersonderzoek. De CIDO moet erop toezien dat bij het ontwerpen van websites
en applicaties de eindgebruikers (onder wie mensen met een beperking) worden betrokken.
Deze randvoorwaarden zijn nodig om inclusief ontwerpen te stimuleren. Overheidsorganisaties
en eindgebruikers werken samen om digitale toegankelijkheid te verwezenlijken.
Bij de ontwikkeling van de werkagenda bij de nationale strategie VN-verdrag handicap
zijn mensen met een beperking nauw betrokken. De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg maakt in dit ontwikkelproces afspraken met de betrokken ministeries over hoe
mensen met een beperking betrokken kunnen worden bij de uitvoering van de maatregelen
die worden opgenomen in de werkagenda.
En ten slotte, in het Beleidskompas, wat de huidige werkwijze is voor beleids- en
wetgevingstrajecten binnen de Rijksoverheid, is het betrekken van belanghebbenden
(waaronder vertegenwoordigende organisaties van mensen met een beperking), een onderdeel
in alle stappen van het proces.
Aanbeveling 3: Zorg ervoor dat alle overheidsinstanties zich houden aan de toegankelijkheidseisen
van het Besluit digitale toegankelijkheid overheid.4
Het CRM beveelt het Ministerie van BZK aan om vast te leggen in het beleid dat overheidsinstanties
organisatie-breed en voortdurend aandacht dienen te besteden aan digitale toegankelijkheid.
Tevens moeten overheidsinstanties eisen stellen aan digitale toegankelijkheid bij
hun inkoopvoorwaarden. Tot slot, benadrukt het CRM dat het van belang is dat het centrale
toezicht op de naleving van het Besluit digitale toegankelijkheid effectief is en
regelmatig plaatsvindt.
Het Ministerie van BZK vindt het belangrijk dat overheidswebsites en applicaties voldoen
aan het Besluit digitale toegankelijkheid overheid. Het Ministerie van BZK gaat op
de volgende onderdelen inzetten:
– Accessibility by design. Een systematische aanpak (Plan, Do, Act, Check) waarbij de digitale toegankelijkheid
in processen van overheidsorganisaties wordt geborgd.
– Aanpassing van de inkoopvoorwaarden. Hierdoor zullen we voor de gehele (Rijks)overheid
alleen maar digitaal toegankelijke applicaties inkopen.
– Het beschikbaar stellen van diverse instrumenten die overheidsorganisaties kunnen
helpen in het digitaal toegankelijk maken van hun websites, apps en content.
• NLDoc, het systeem dat automatisch PDF’s kan omzetten naar een toegankelijke alternatief.
• Het gebruik van NL Design System (NLDS). De bouwblokken van NLDS zijn open source
beschikbaar, en maken het eenvoudig voor organisaties om toegankelijke websites te
bouwen en te verbeteren.
• Ondersteuning van een expertteam van UX-ers om organisaties te helpen bij het implementeren
van de NLDS.
Aanbeveling 4: Garandeer de toegang tot overheidsdienstverlening voor vertegenwoordigers.5
Het CRM vraagt in zijn monitorrapportage aan het Ministerie van BZK om een tijdpad
te presenteren voor de verschillende stappen die gezet gaan worden om toegang tot
overheidsdienstverlening voor wettelijke vertegenwoordigers en gemachtigden te garanderen.
De publieke dienstverlening van de (semi)-overheid digitaliseert. Burgers die (deels)
handelingsonbekwaam zijn en niet zelfstandig mogen handelen, zoals personen die onder
bewind of curatele staan of minderjarigen, hebben een door de wet of door de rechter
aangestelde wettelijk vertegenwoordiger (bewindvoerder, curator, mentor of een persoon
met gezag over een minderjarige).
Uw Kamer heeft de door BZK ontraden motie van het lid Ceder (36 600 VII, nr. 61) aangenomen. De motie-Ceder vraagt voor het zomerreces van 2025 het probleem op te
lossen dat wettelijke vertegenwoordigers soms noodgedwongen in overtreding zijn bij
DigiD-machtigingen.
In de beantwoording van de vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) (20232024–878) door mijn voorganger aangegeven, zal BZK totdat alle overheidsdienstverleners zijn
aangesloten, zoals aangeven in de beantwoording van de vragen van de SGP-leden Bisschop
en Van der Staaij (2022D22285) en GroenLinks-leden Westerveld en Bouchallikh (2022Z10723), niets doen dat de hulp aan deze groep in de weg kan staan. Het gaat dan uitdrukkelijk
om handelingsonbekwame hulpbehoevenden die een wettelijk vertegenwoordiger hebben.
Digitale toegang voor wettelijk vertegenwoordigers is nu alleen mogelijk bij de Belastingdienst,
WIL Lekstroom en via twee pilots bij de gemeente Rotterdam en Den Haag (bijstand)
en MUMC+. Bij de overige dienstverleners kunnen ze via de eigen daarvoor ingerichte
processen van de publieke dienstverleners inloggen en zaken doen.
Hierbij informeert BZK uw Kamer over de structurele mogelijkheden en hoe BZK aan oplossingen
werkt. Momenteel werkt BZK aan een bevoegdheidsverklaringsdienst (BVD) om de bronnen
Wettelijk Vertegenwoordigingsregister (WVR) en Ouderlijk Gezag te kunnen ontsluiten. Via de uitrol van het Stelsel Toegang zal ik stapsgewijs de
voorzieningen die zijn gerealiseerd voor wettelijke vertegenwoordigen van handelingsonbekwame
burgers beschikbaar maken. Te beginnen met ouderlijk gezag (kinderen jonger dan 12
jaar) in de zorgsector vanaf januari 2026. Eerder is niet mogelijk omdat het bouwen
van de voorzieningen tijd vraagt en wetgeving aangepast moet worden. Daarnaast moeten
dienstverleners aansluiten op alle voorzieningen en hun systemen aanpassen voor implementatie
hiervan. Het gaat om een hele keten die goed en vooral zorgvuldig ingericht moet worden,
en dat vergt (doorloop) tijd. Ik zal u hier in de komende Verzamelbrieven verder over
informeren.
Aanbeveling 5: Leg toegankelijkheidseisen en minimumrichtlijnen op aan essentiële
private dienstverleners.6
In de monitorrapportage roept het CRM het Ministerie van VWS op om toegankelijkheidseisen
voor de sectoren zorg en onderwijs bindend vast te leggen. Hiertoe vraagt het CRM
om een tijdlijn te schetsen en de voortgang hierop te monitoren.
Het Ministerie van VWS en het Ministerie van BZK werken samen met andere departementen
aan de uitwerking van de werkagenda bij de nationale strategie voor de implementatie
van het VN-verdrag Handicap, die vóór de zomer van 2025 wordt gedeeld met de Kamer.
In de gesprekken over deze werkagenda wordt in overleg met de Ministeries van VWS,
BZK en OCW ingezet op afspraken te maken over de manier waarop de eisen voor digitale
toegankelijkheid ook voor de domeinen Zorg en Onderwijs kunnen gaan gelden.
Aanbeveling 6: Investeren in de training van ontwikkelaars en producenten.
Ook wijst het CRM erop om te investeren in de training van ontwikkelaars en producenten.
In deze trainingen moet expliciet aandacht zijn voor het VN-verdrag Handicap en het
principe van universeel ontwerp. Het is belangrijk dat ontwikkelaars en producenten
het principe van universeel ontwerp kennen en kunnen toepassen.
Het Ministerie van VWS zet zich in voor het verder verspreiden van kennis over het
VN-verdrag Handicap. De afgelopen jaren is dit onder andere samen gedaan met bijvoorbeeld
de VNG en Ieder(in), met verschillende concrete kennisproducten en -activiteiten als
resultaat. In 2025 start een programma vanuit de Nationale Wetenschapsagenda (NWA).
Dit programma richt zich op het ontwikkelen van kennis die bijdraagt aan de verandering
in denken en doen over mensen met een beperking in de samenleving. Deze kennis kan
worden benut om met verschillende partijen samen te werken aan een toegankelijke samenleving
voor iedereen. Ook zijn er mooie voorbeelden van andere partijen, zoals kennisinstellingen
en universiteiten die specifieke kennis over toegankelijkheid en inclusie delen, bijvoorbeeld
het Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO) dat kennis deelt over het VN-verdrag
Handicap met onderwijsinstellingen. Daarnaast verkent het Ministerie van VWS de opties
voor het vergroten van kennis over het VN-verdrag Handicap bij ambtenaren binnen de
Rijksoverheid.
Vraag 3
Hoe reageert u op het feit dat meer dan de helft van alle overheidsdiensten en lokale
overheden niet toegankelijk is volgens de wet?7 Zijn de richtlijnen voor algemene toegankelijkheid zoals beschreven in het Tijdelijk
besluit digitale toegankelijke overheid nog actueel?8
Antwoord 3
Het Ministerie van BZK vindt het aantal overheidswebsites en -apps die aan de wettelijke
verplichting voldoen te laag.
De richtlijnen voor digitale toegankelijkheid, zoals beschreven in het Besluit digitale
toegankelijke overheid, zijn actueel. De Europese norm EN 301549 is leidend. Wanneer
er nieuwe vereisten komen voor digitale toegankelijkheid, wordt deze Europese norm
herzien en zullen die vereisten ook gelijk in Nederland gelden.
Vraag 4
Hoe geeft u uitvoering aan de motie-Westerveld9 over de uitleg van wetsvoorstellen in toegankelijke taal? Ziet u met ons dat dit
niet standaard gebeurd? Kunt u laten weten wat u gaat doen om dit uit te voeren, samen
met uw collega-bewindspersonen?
Antwoord 4
De motie van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) verzoekt een heldere toelichting
te maken bij ieder wetsvoorstel, zodat iedere burger en met name mensen met minder
taalvaardigheden, gemakkelijker toegang hebben tot wetsvoorstellen en deze ook kunnen
begrijpen. Naar aanleiding van deze motie wordt dit punt ook aan de orde gesteld in
het zogenoemd Interdepartementaal Hoofdenoverleg Wetgevingsbeleid (IHW).
Het is belangrijk dat alle burgers begrijpen wat in wet- en regelgeving staat. Op
de website van het Kenniscentrum voor beleid en regelgeving van de Rijksoverheid zijn
de principes van Duidelijke Taal in wet- en regelgeving uiteengezet. Ook zijn er tips
en trainingen die beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen kunnen gebruiken om Duidelijke
Taal als uitgangspunt te nemen bij het opstellen van wet- en regelgeving. En is er
een groep ambassadeurs van Duidelijke Taal (wetgevingsjuristen, beleidsjuristen en
beleidsmedewerkers) die zich inzetten om de principes van Duidelijke Taal onder de
aandacht te brengen bij de verschillende departementen én in de werkwijze te integreren.
Verder wordt bij de Schrijfwijzer van de memorie van toelichting verwezen naar de
pagina over Duidelijke Taal.
Vraag 5
Kunt u een tijdlijn maken met daarin wanneer alle overheidswebsites en -applicaties
aan de wet voldoen? Zijn er sancties nodig om organisaties aan te sporen hun diensten
toegankelijk te maken?
Antwoord 5
Een plan van aanpak op digitale toegankelijkheid stuurt de Staatssecretaris van BZK
einde Q1 naar uw Kamer. Of sancties nodig zijn, wordt nog onderzocht. Momenteel blijkt
namelijk dat het in de praktijk voor overheden lastig is om PDF’s op een digitaal
toegankelijke manier te ontsluiten. Daarvoor wordt een voorziening ontwikkeld (NLdoc),
beschikbaar einde 2025. De verwachting is dat dit een positieve impact zal hebben
op de digitale toegankelijkheid van overheidswebsites.
Verder, op het gebied van toezicht zijn het afgelopen jaar in een drietal rondes zogenoemde
«signaleringsbrieven» verzonden aan diverse overheidsorganisaties. In deze brieven
werden overheidsorganisaties erop geattendeerd om te voldoen aan de wettelijke verplichting
en werd er gewezen op hulp die er geboden kon worden.
Vraag 6
Is het uw ambitie om alle overheidsdiensten te laten voldoen aan de A-classificatie
van het Dashboard DigiToegankelijk? Welke diensten moeten volgens u met voorrang aan
deze eis voldoen en hoe gaat u hiervoor zorgen?
Antwoord 6
De ambitie van het Ministerie van BZK is om zoveel mogelijk overheidsorganisaties
te laten voldoen aan het Besluit Digitale Toegankelijkheid Overheid. Dat betekent
een focus op de A t/m C statussen. Zie ook het antwoord onder vraag 2, aanbeveling
3.
Vraag 7
Bent u van mening dat ook uitvoeringsorganisaties, zorgorganisaties en onderwijsinstellingen
aan deze eisen voor toegankelijkheid moeten voldoen?
Antwoord 7
Zorgorganisaties en onderwijsinstellingen hoeven momenteel niet te voldoen aan de
eisen voor toegankelijkheid, omdat zij niet vallen onder het Besluit digitale toegankelijkheid
overheid of de Europese toegankelijkheidsrichtlijn. Het besluit geldt voor overheidsinstanties
en de Europese toegankelijkheidsrichtlijn voornamelijk voor bedrijven en ondernemers.
Momenteel verkennen wij (het Ministerie van VWS, OCW en BZK) de mogelijke opties om
de toegankelijkheidsvoorschriften te laten gelden voor de sectoren zorg en onderwijs.
We streven ernaar hierover een concrete maatregel op te nemen in de werkagenda voor
de Nationale Strategie VN-Verdrag.
Vraag 8
Bent u bereid de implementatie van het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten
van personen met een handicap (VN-verdrag handicap) uit te breiden naar zorg en onderwijs,
zoals in andere landen het geval is? Kunt u hierover met deze sectoren afspraken maken?
Antwoord 8
In 2016 heeft Nederland het VN-Verdrag Handicap geratificeerd. Sindsdien werkt het
kabinet aan de verdere implementatie van het Verdrag, ook waar het gaat om zorg en
onderwijs. De artikelen 24 en 25 van het VN-Verdrag Handicap gaan immers over zorg
en onderwijs.
Zie ook beantwoording onder vraag 7.
Vraag 9
Welke minimumvereisten over toegankelijkheid zijn er voor hulpdiensten zoals de politie,
brandweer en medische hulpdiensten?
Antwoord 9
De wettelijke verplichting is om minimaal te voldoen aan de Europese standaard voor
digitale toegankelijkheid, EN301549. De standaard beschrijft voor een breed scala
van ICT-toepassingen aan welke eisen deze moeten voldoen voor mensen met een functiebeperking.
Zowel de website van de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS), als de twee belangrijke
websites van de politie, waaronder politie.nl en kombijdepolitie.nl, hebben een B-score.
Hiermee voldoen zij aan de wettelijke eisen van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid
overheid. Voor de overige websites wordt gewerkt aan een verbetering of koppeling
aan de site politie.nl en kombijdepolitie.nl
Daarnaast ligt de verantwoordelijkheid voor de bereikbaarheid van alarmnummer 112
bij de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Minister van Economische Zaken
(EZ). Er zijn verschillende manieren waarop 112 te bereiken is voor mensen met een
beperking:
– De bemiddelingsdienst KPN Teletolk via Tolkcontact, via gebarentolk binnen de openingstijden
van de beeldbemiddelingsdienst. Tekstbemiddeling via Tolkcontact is iedere dag 24
uur per dag beschikbaar.
– De 112 NL-app, met Real Time Tekst (waarbij de letters verschijnen bij de ontvanger
op het moment dat je ze intypt).
– Emergency-SMS, waarbij er gebruik wordt gemaakt van SMS om contact te leggen met een
meldkamercentralist.
Vraag 10
Bent u het eens met de stelling dat het van het grootste belang is dat alle mensen
met een beperking altijd gebruik moeten kunnen maken van overheidsdiensten als hulpdiensten
en dit ook is afgesproken in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid
en het VN-verdrag handicap?
Antwoord 10
Alle mensen, dus ook alle mensen met een beperking, dienen toegang te hebben tot overheidsdiensten
als hulpdiensten. Dit geldt dus ook voor het alarmnummer 112, ongeacht het tijdstip
van de dag. Zie verder het antwoord onder vraag 9.
Vraag 11
Op welke manier is toegankelijkheid nu een vast onderdeel van de ontwikkeling van
nieuwe websites, applicaties en formulieren bij alle overheidslagen? Worden eindgebruikers
nu standaard meegenomen bij het ontwerpen? Zo ja, welke standaarden gelden hiervoor?
Antwoord 11
Digitale toegankelijkheid is nog geen vast onderdeel bij de ontwikkeling van nieuwe
websites, mobiele applicaties (apps) en formulieren bij alle overheidslagen. Het plan
is om eindgebruikers via de aanpak van het NLDS een vast onderdeel te laten uitmaken
van de standaard aanpak voor eindgebruikers bij het ontwikkelen van overheidswebsites
en apps. Zie ook de beantwoording onder vraag 2, aanbeveling 2 en 3.
Vraag 12
Waar kunnen mensen aankloppen en een melding doen op het moment dat een overheidsdienst
of hulpdienst niet toegankelijk is? Kan dit op een toegankelijke manier en wat wordt
er vervolgens mee gedaan?
Antwoord 12
Momenteel kunnen meldingen van ontoegankelijke websites en apps op de website van
DigiToegankelijk.nl ingediend worden.
In de hernieuwde aanpak van BZK wordt er nieuw beleid ontwikkelt en trekken we de
geleerde lessen uit andere voorbeelden die hebben gewerkt. Hierbij willen we bijvoorbeeld
kijken naar de geleerde lessen bij de invoering van de Coordinated Vulnerability Disclosure
(CVD). Met de invoering hiervan is het op een verantwoorde wijze en in gezamenlijkheid
tussen melder en organisatie openbaar maken van ICT-kwetsbaarheden op de kaart gezet
en kan iedereen een melding doen bij een bedrijf, overheidsinstantie of andere organisatie.
De organisatie heeft dan de kans om de kwetsbaarheid op te lossen.
Vanuit digitale toegankelijkheid wordt er gekeken naar een soortgelijke aanpak, op
websites van overheden en hulpdiensten, waar mensen een melding rechtstreeks bij de
organisatie kunnen doen zodat de digitale toegankelijkheid daar waar dat nodig is,
verder bevorderd kan worden.
Vraag 13
Op welke manier worden bestaande diensten verbeterd op basis van input door eindgebruikers?
Is de overheid in staat om diensten die zij heeft ingekocht van derden zelf aan te
passen om ze toegankelijk te maken?
Antwoord 13
Het Ministerie van BZK biedt overheidsorganisaties de mogelijkheid om gebruik te maken
van generieke hulpmiddelen om hun diensten te verbeteren. Deze hulpmiddelen worden
ontwikkeld aan de hand van gebruikersonderzoeken, waarbij overheidsorganisaties zelf
de keuze hebben of en hoe zij deze hulpmiddelen inzetten. Overheidsorganisaties zijn
hierbij zelf verantwoordelijk voor de inkoop van hun diensten. Er zijn algemene inkoopvoorwaarden
waar gebruik van wordt gemaakt, maar het kan per situatie verschillen in of de overheidsorganisatie
zelf of de leverancier toegankelijkheidsproblemen oplost.
Vraag 14
Kunt u concreet maken welke toekomst u ziet voor de Informatiepunten Digitale Overheid
(IDO’s)?
Antwoord 14
In 2026 verandert de financiering van de IDO’s. De huidige Specifieke Uitkering (SPUK),
die de uitvoering belegt bij bibliotheken, komt te vervallen. In plaats daarvan worden
de middelen voor de IDO-dienstverlening aan het Gemeentefonds toegevoegd. Dit is een
kabinetsbesluit. Gemeenten kunnen dan, met hun kennis van de lokale context, zelf
beslissen welke organisatie de laagdrempelige ondersteuning kan bieden. Dat kan nog
steeds de bibliotheek zijn, maar ook een andere organisatie als dat in de lokale context
beter past, het niveau van de dienstverlening gegarandeerd blijft en mensen zo beter
worden bereikt, omdat ze daar vaker komen.
Samen met partners brengen we in 2025 in kaart wat de consequenties, kansen en risico’s
van de nieuwe wijze van financiering zijn voor de IDO’s. Uitgangspunt is dat de laagdrempelige,
empathische ondersteuning en informatievoorziening in de gemeente behouden blijft.
Vraag 15
Bent u bekend met het onderzoek van KPMG, gedaan op verzoek van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waaruit blijkt dat de financiering voor
IDO’s al structureel te laag is?10
Antwoord 15
Ja, de Staatssecretaris van BZK is bekend met het exploitatieonderzoek van KPMG. Uit
het onderzoek blijkt dat er geen gemiddelde exploitatiekosten van het Informatiepunt
Digitale Overheid te bepalen zijn, omdat ze sterk uiteenlopen en een reflectie zijn
van de lokale inrichting van het IDO en de keuzes in de uitvoering. Bibliotheekorganisaties
lijken, aldus het onderzoek, de IDO-middelen voornamelijk in te zetten voor de financiering
van de directe uitvoeringskosten van de IDO’s. Indirecte kosten als overhead, huisvesting
en automatisering worden door de bibliotheek vaak uit andere middelen dan de specifieke
uitkering (SPUK) gefinancierd. Uit het onderzoek blijkt ook dat de toevoeging van
de IDO’s aan de dienstverlening van de bibliotheken niet altijd heeft geleid tot een
toename van deze overheadkosten. KPMG doet vervolgens de aanbeveling aan gemeenten
om de opdracht aan bibliotheken te concretiseren, zodat meer gestuurd kan worden op
hetgeen mogelijk is met het beschikbare budget.
Vraag 16
Hoe verenigt u de ambitie om de dienstverlening van IDO’s op peil te houden met de
huidige ontoereikende financiering en de voorgenomen bezuiniging op deze voorziening?
Bent u het met ons eens dat de middelen voor IDO’s jaarlijks geïndexeerd moeten worden?
Antwoord 16
De overheveling naar het gemeentefonds gaat gepaard met een korting van 10%. De overheveling
verlaagt de administratieve en financiële kosten voor gemeenten door een vermindering
van controle- en verantwoordingslasten. Het standpunt van het kabinet is dat dit niet
moet leiden tot een inhoudelijke korting op de dienstverlening vanuit de IDO’s.
De middelen voor de SPUK IDO worden op dit moment niet geïndexeerd. Als in de toekomst
de middelen worden overgeheveld naar het gemeentefonds, dan geldt dat de ontwikkeling
van de omvang van het gemeentefonds (algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen)
de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (accres) volgt. Dit accres is, evenals
alle middelen uit het gemeentefonds, vrij besteedbaar en wordt daarom niet toegerekend
aan specifieke onderdelen van de algemene uitkering en/of aan decentralisatie-uitkeringen.
Het is dan ook aan gemeenten hoeveel van dit accres ze vervolgens willen toewijzen
aan de IDO.
Vraag 17
Welke gevolgen heeft het wegvallen van de specifieke uitkeringen aan gemeenten (SPUK-gelden)
voor de toekomst van de IDO’s? Bent u het eens met de stelling dat dit middel er juist
voor zorgt dat bibliotheken de loketten goed aan kunnen sluiten op de lokale gemeenschap?
Antwoord 17
Gemeenten kunnen dan, met hun kennis van de lokale context, zelf beslissen welke organisatie
de ingang tot publieke dienstverlening en de laagdrempelige ondersteuning kan bieden
zoals bibliotheken dat nu doen. Dat kan de bibliotheek zijn, maar ook een andere organisatie
als dat in de lokale context beter past en het niveau van dienstverlening gegarandeerd
blijft. Begin 2025 presenteert de Staatssecretaris van BZK een beleidsvisie op fysieke
en lokale ondersteuning bij regelzaken met de overheid, waarin een belangrijke rol
is weggelegd voor gemeenten om lokaal vorm te geven aan passende ondersteuning en
publieke dienstverlening. In 2025 verkent de Staatssecretaris van BZK, met partners,
hoe het Ministerie van BZK gemeenten hierbij kan blijven ondersteunen.
Vraag 18
Kunt u verzekeren dat, als de subsidie voor IDO’s met een korting over wordt gemaakt
naar het gemeentefonds, deze nog altijd ten goede zal komen van deze loketten? Waaruit
zal dat blijken?
Antwoord 18
De inzet van de Staatssecretaris van BZK is om de laagdrempelige dienstverlening,
zoals geboden vanuit het IDO, in stand te houden en daarover gaat het Ministerie van
BZK graag met gemeenten verder in gesprek. Door de nieuwe financieringsvorm krijgen
gemeenten de beleidsvrijheid om lokaal te bepalen waar welke dienstverlening nodig
is en hoe ze dit het meest effectief kunnen inrichten.
Het kabinet zet in op het vergroten van bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsorganisaties
(hfst 7.2 Goed Bestuur uit regeerakkoord). Dat gebeurt zoveel mogelijk bij bestaande
loketten en logische plaatsen waar mensen op zoek gaan naar hulp, zoals bijvoorbeeld
wijkcentra, de IDO’s en buurthuizen. De Staatssecretaris van BZK presenteert zijn
visie hierop aan de Kamer in Q1 2025.
Vraag 19
Bent u bereid om in gesprek te gaan met IDO-beheerders, bibliotheken en de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) en om verschillende financieringsmodellen uit te werken
die de regierol van bibliotheken behoudt?
Antwoord 19
Met de SPUK IDO werd beoogd om gemeenten regie te geven over het netwerk van organisaties
rond de IDO. Het kabinetsbesluit om alle SPUKs af te schaffen en de financiële middelen
over te hevelen naar het gemeentefonds is in lijn met de visie van de Staatssecretaris
van BZK. De visie biedt namelijk meer beleidsvrijheid voor gemeenten om te bepalen
waar lokaal welke dienstverlening nodig is en wie deze uitvoert. Er worden daarom
geen verschillende financieringsmodellen uitgewerkt die de uitvoering van het IDO
exclusief bij de bibliotheek beleggen.
Vraag 20
Waar kunnen mensen (met een beperking) aankloppen als zij vragen hebben omtrent de
digitale dienstverlening van private partijen? Hoe kan de samenwerking met IDO’s op
dit vlak versterkt worden?
Antwoord 20
Private partijen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor goede toegankelijke
dienstverlening. De Staatssecretaris van BZK ziet mogelijkheden in samenwerking met
(semi-)private partijen die essentiële dienstverlening bieden, zoals woningbouwcorporaties
en zorgverzekeraars. Uitgangspunt hierbij is dat in die samenwerking een wederkerigheid
moet zitten, omdat de inzet van publieke middelen private partijen niet ontslaat van
het bieden van goede en voor iedereen toegankelijke dienstverlening.
Vraag 21
Bent u het eens met de mening dat het zeer zorgwekkend is dat in de zorgsector veel
websites niet of niet volledig toegankelijk zijn? Bent u bereid om afspraken te maken
met de sector over de toegankelijkheid van lokale en landelijke zorgportalen?
Antwoord 21
Zorgorganisaties en onderwijsinstellingen hoeven momenteel niet te voldoen aan de
eisen voor toegankelijkheid, omdat zij niet vallen onder het Besluit digitale toegankelijkheid
overheid of de Europese toegankelijkheidsrichtlijn. Het besluit geldt voor overheidsinstanties
en de Europese toegankelijkheidsrichtlijn voornamelijk voor bedrijven en ondernemers.
Momenteel verkennen wij (het Ministerie van VWS, OCW en BZK) de mogelijke opties om
de toegankelijkheidsvoorschriften te laten gelden voor de sectoren zorg en onderwijs.
We streven ernaar hierover een concrete maatregel op te nemen in de werkagenda voor
de Nationale Strategie VN-Verdrag.
Vraag 22
Op welke wijze worden mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties
betrokken bij wetgeving en beleid over digitale toegankelijkheid en dienstverlening
en de uitvoering daarvan?
Antwoord 22
Mensen met een beperking worden betrokken bij het maken van beleid en wetgeving over
digitale toegankelijkheid en dienstverlening. Mensen met een beperking worden bijvoorbeeld
betrokken bij de herziening van de internationale standaard voor digitale toegankelijkheid.
Deze standaard wordt beheerd door het World Wide Web Consortium. Als een website voldoet
aan deze wettelijk verplichte standaard, wordt er dus aan de behoeften van mensen
met een beperking voldaan.
Vraag 23
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en in ieder geval vóór het commissiedebat
over digitale inclusie beantwoorden?
Antwoord 23
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.