Schriftelijke vragen : Het artikel ‘Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig’
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig» (ingezonden 4 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Een nieuw kiesstelsel, ongelijk en onevenredig»?1
Vraag 2
Deelt u de constatering dat de artikelen 4 en 53 van de Grondwet de ruimte die de
wetgever heeft om een (al dan niet gematigd) districtenstelsel in te voeren sterk
beperkt?
Vraag 3
Deelt u de constatering dat de uitgangspunten van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging
de belangrijkste constitutionele eisen zijn die aan het kiesstelsel worden gesteld?
Vraag 4
Hoe ziet u de verhouding tussen deze uitgangspunten? Wegen zij beide even sterk of
heeft een van beide uitgangspunten de overhand?
Vraag 5
Ziet u overschotzetels, evenals uw ambtsvoorgangers, als onwenselijk?
Vraag 6
Bent u het eens met de auteur van het artikel dat de uitzonderingsclausule van artikel 4
Grondwet geen ruimte biedt beperkingen aan te brengen op de gelijkelijkheid van stemmen
(par. 4.2)? Zo ja, geldt dat dan ook voor de conclusie dat een kiesstelsel dat afbreuk
doet aan het gelijke kiesrecht ongrondwettig is?
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat er grote moeilijkheden kleven aan het verzekeren dat districten
zich qua inwonertal evenredig verhouden en blijven verhouden tot het aantal zetels
dat aan districten wordt toegewezen?
Vraag 8
Gegeven dat het bij een districtenstelsel niet mogelijk is elke stem volledig gelijk
te laten wegen, welke percentuele marge acht u acceptabel als het gaat om ongelijke
weging van stemming? Kunt u de Code of Good Practice in Electoral Matters van de Commissie
van Venetië bij uw antwoord betrekken?
Vraag 9
Hoe kijkt u naar het effect dat een districtenstelsel de evenredigheid op ongelijke
wijze aan kan tasten? Meer precies: het verschijnsel dat zetels in kleinere districten
minder evenredig verdeeld kunnen worden en zij dus minder lokale vertegenwoordiging
zullen krijgen dan grotere kiesdistricten (zie par. 5.2, laatste alinea)?
Vraag 10
Ziet u de in het regeerakkoord opgenomen ambitie om nog voor de volgende verkiezingen
een nieuw kiesstelsel te introduceren nog als haalbaar?
Vraag 11
Bent u bereid om, voordat het wetsvoorstel naar de Raad van State wordt gezonden een
empirisch onderbouwde probleemanalyse aan de Kamer te zenden? En kunt u daarbij betrekken
of en in hoeverre het probleem voor burgers gelegen is in het gebrek aan lokale vertegenwoordiging
of in de relatieve oververtegenwoordiging van de (grote steden in de) Randstad?
Vraag 12
Welke alternatieve mogelijkheden ziet u om de band tussen kiezer en gekozene te verstevigen?
Vraag 13
Hoe staat u tegenover het voorstel van een kiesstelsel waarbij kiezers zowel op een
lijst als een kandidaat kunnen stemmen, en hoe verhoudt dit voorstel zich in uw ogen
tot de principes van gelijk kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging?
Indieners
-
Gericht aan
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
Joost Sneller, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.