Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Verzamelbrief moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31293/31289-777)
2025D08950 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 december 2024 inzake de verzamelbrief
moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 777).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
•
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
•
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II
Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Knelpunten Samen naar School in het Voortgezet Onderwijs
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen op welke manier het kabinet
de aangenomen motie van het lid Westerveld c.s.1 uitvoert die oproept om Samen naar Schoolklassen in het vo2 verder te stimuleren. De motie vraagt om een analyse te maken van de knelpunten en
een plan te maken om deze weg te nemen, waaronder de benodigde aanpassingen in wet-
en regelgeving, en dit plan voor het eind van het jaar naar de Kamer te sturen. De
Staatssecretaris schrijft na de analyse dat er wettelijke belemmeringen zijn en belemmeringen
in de praktijk en dat er nog veel ruimte is voor verbetering om leerlingen met een
beperking regulier vo te laten volgen. De Staatssecretaris gaat komende periode hierover
in gesprek met het veld om te kijken wat nodig is en informeert de Kamer in 2025.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn teleurgesteld over deze uitvoering. Het
dictum van de motie vraagt heel duidelijk om een analyse te maken van de knelpunten,
waaronder de benodigde aanpassingen in wet- en regelgeving, en voor het einde van
het jaar een plan hiervoor naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris heeft echter
alleen de analyse gemaakt en géén plan naar de Kamer gestuurd voor het einde van het
jaar om de knelpunten (waaronder in wet- en regelgeving) aan te pakken. Kan de Staatssecretaris
uitleggen waarom zij dit gedeelte van de motie niet heeft uitgevoerd? Wanneer zal
dit plan wél komen? Nader informeren in 2025 is een breed begrip, kan de Staatssecretaris
toezeggen met dit plan met concrete stappen te komen vóór het volgende commissiedebat
Passend onderwijs?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ontvangen daarnaast zorgwekkende signalen
over Samen naar Schoolklassen die dreigen te verdwijnen vanwege ontoereikende financiering
vanuit het samenwerkingsverband. Het gaat dan onder meer om Stichting Kanz. Kent de
Staatssecretaris deze signalen en is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat
dit zeer onwenselijk is, helemaal als het gaat om kwalitatief goede projecten waarbij
het dreigt te gebeuren dat leerlingen weer thuis komen te zitten? Zijn er meer scholen
of projecten die juist bijdragen aan inclusief onderwijs en die dreigen te verdwijnen
die bekend zijn bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Zo ja, op
welke manier grijpt de Staatssecretaris in? Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen
dat dergelijke vormen van onderwijs, waarvan ook de Kamer al verschillende keren expliciet
heeft aangegeven dit te willen bevorderen, verdwijnen vanwege financieringstekorten
of samenwerkingsverbanden die onvoldoende medewerking verlenen?
Toegankelijkheid van digitale leermiddelen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erkennen de waarde van een nulmeting voor
toegankelijke digitale leermiddelen. Elke leerling moet gebruik kunnen maken van digitale
diensten in het onderwijs. De manier waarop dergelijke technologie is ontworpen, mag
nooit een drempel zijn voor welke leerling dan ook. Deze leden dringen bij het kabinet
erop aan dat de toegankelijkheid van dienstverlening, zorg en onderwijs een publieke
taak is. Zij zien het als een kabinetsverantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat
de technologie die in het onderwijs wordt gebruikt geen leerlingen uitsluit. Hoe ziet
de Staatssecretaris zelf haar rol voor zich? Op welke manier is het kabinet betrokken
bij het bepalen van de standaarden, normen en richtlijnen voor de toegankelijkheid
van digitale leermiddelen? Is het kabinet in positie om van leveranciers af te dwingen
dat zij toegankelijke digitale leermiddelen maken? Is de Staatssecretaris voornemens
om de VN-Toegankelijkheidsakte ook toe te passen op het onderwijs, en zou dit ook
digitale leermiddelen betreffen? Als leerlingen, docenten of ouders/ verzorgers merken
dat digitale leermiddelen niet toegankelijk zijn, waar kunnen zij dan terecht om dit
te melden? Welke onafhankelijke organisatie(s) zien toe op de toegankelijkheid van
digitale leermiddelen en kunnen mensen daar terecht om een klacht in te dienen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erkennen het nut van een nulmeting voor de
toegankelijkheid van digitale leermiddelen maar hebben zorgen over de breedte van
het onderzoek. Zij verwachten dat zo’n brede onderzoeksvraag kan leiden tot onduidelijke
resultaten. Als de uitkomst is dat nader onderzoek nodig is, zijn deze leden van mening
dat de Staatssecretaris geen stap verder is in het nemen van de nodige acties. Wat
is precies het doel van de nulmeting? Op welke manier gaan de uitkomsten haar helpen
om actie te ondernemen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien de vrije keuze tussen fysieke en digitale
leermiddelen als een onderdeel van toegankelijkheid. Het is aan leerlingen, leraren
en schoolbesturen om zelf te bepalen wat voor soort leermiddelen het best bij hun
onderwijs past. Niet elke leerling zal makkelijk gebruik kunnen maken van digitale
leermiddelen en vice versa. Uit de praktijk blijkt echter dat in sommige gevallen
fysieke leermiddelen alleen aangeboden worden als verlengstuk van een digitale versie.
Door dit soort verplichte combipakketten beperken uitgevers de keuzevrijheid van scholen
en worden er onnodige kosten gemaakt. Wat kan de Staatssecretaris doen om te garanderen
dat uitgevers een vrije keuze bieden aan scholen? Hebben uitgevers een financieel
belang in het voornamelijk aanbieden van digitale leermiddelen, omdat drukkosten en
leverkosten worden vermeden? Welk inzicht kan de Staatssecretaris geven in de winstmarges
van uitgevers van leermiddelen? Zijn de winstmarges op digitale leermiddelen aanzienlijk
hoger dan de marges op fysieke leermiddelen? Welke inzichten verwacht de Staatssecretaris
van het aangekondigde ACM3 onderzoek naar de (digitale) leermiddelenmarkt?4 De leden zijn van mening dat meer transparantie over de (digitale) leermiddelenmarkt
goed is voor de concurrentie en keuzevrijheid van scholen en kwaliteitsverbeteringen
aanjaagt. Welke rol kan de Staatssecretaris spelen om deze transparantie te vergroten?
Is het mogelijk om een openbaar platform te ontwikkelen waarop onafhankelijke informatie
over de kwaliteit en toegankelijkheid van digitale leermiddelen te vinden is?
Reactie Kamermotie over tracking en Big Tech in het onderwijs
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie uiten hun grote zorgen over de totale afhankelijkheid
die dreigt te ontstaan van Amerikaanse techbedrijven in alle sectoren, met in het
bijzonder overheid, zorg en onderwijs. In dit onvoorspelbare geopolitieke klimaat
moeten we voorbereid zijn op het ergste; in dit geval zou het betrekken van digitale
diensten in een handelsoorlog geïnstigeerd door de regering-Trump kunnen leiden tot
onbeheersbare kostenstijgingen in het onderwijs. Bovendien achten deze leden de afhankelijkheid
van Big Tech een risico voor de privacy en (data)veiligheid van leerlingen, met de
kennis dat Amerikaanse wetgeving geforceerde toegang tot data toestaat en de privacy-afspraken
tussen de EU en de VS (EU-VS Data Privacy Framework) juridisch wankel zijn. De leden
van de GroenLinks-PvdA fractie hebben de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties gevraagd dit risico te onderzoeken in het kader van de overheids-ICT.
Welke gevolgen heeft het voor het onderwijs als het EU-VS Data Privacy Framework onrechtmatig
wordt verklaard? Ziet de Staatssecretaris dit als een reden om de onderwijssector
met vaart minder afhankelijk te maken van Amerikaanse techgiganten? Vindt de Staatssecretaris
het nodig dat onderwijsinstellingen een exitstrategie paraat hebben als zij diensten
afnemen van Big Tech? Kan de Staatssecretaris een tijdlijn geven van de acties en
onderzoeken die nog volgen voor de uitvoering van de motie van het lid Kathmann5? Voelt de Staatssecretaris de urgentie om deze acties te versnellen? Kan de Staatssecretaris
op korte termijn geschikte Nederlandse en Europese alternatieven in kaart brengen
voor de diensten die in het onderwijs nu het meeste worden afgenomen van Big Tech
en hierbij het recente rapport over de EuroStack6 betrekken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook zorgen over de data protection
impact assessments (DPIA’s) en verwerkersovereenkomsten die scholen met dataverwerkers
moeten afsluiten. Dit is volgens deze leden een grote verantwoordelijkheid om neer
te leggen bij scholen die krap bezet zijn en scherp moeten prioriteren. Desondanks
is het noodzakelijk voor het beschermen van de gegevens van (oud-)leerlingen. Hoe
wordt erop toegezien dat DPIA’s worden nageleefd? Hoe helpt de Staatssecretaris scholen
die nog geen DPIA hebben uitgevoerd of moeite hebben om deze na te leven? Is bij u
bekend of alle scholen conform het beleid een verwerkersovereenkomst hebben afgesloten?
Heeft de Staatssecretaris inzicht in de dekkingsgraad van deze overeenkomsten met
derden? Hoe wordt erop toegezien dat verwerkersovereenkomsten worden nageleefd? Welke
rol heeft de Staatssecretaris om scholen hierin te ondersteunen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook nog enkele vragen en zorgen over
volgsystemen van leerlingen. Niet alleen Big Tech doet aan tracking van leerlingen,
maar in het digitale onderwijs is er ook sprake van surveillance, zoals in de COVID-periode
pijnlijk duidelijk werd. Welke vormen van leerling-tracking worden gebruikt in Nederland,
los van Big Tech-platforms? Wordt naast de gevolgen voor de privacy van leerlingen,
ook de pedagogische impact van dit soort tracking onderzocht? Zo ja, hoe? Denk met
name aan de gevolgen voor de mentale gezondheid en prestatiedruk ervaren door leerlingen.
Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat scholen zich bewust zijn van de brede gevolgen
voor leerlingen en kritisch omgaan met de inzet van volgsystemen? Vindt de Staatssecretaris
het nodig om over de inzet van leerlingvolgsystemen (scherpere) afspraken te maken
met het onderwijs?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat het informele onderwijs ook
een cruciale rol speelt in het bevorderen van digitale vaardigheden voor volwassenen.
Er zijn Nederlandse non-profit organisaties die digitaal cursusmateriaal maken over
hoe overheidsdiensten werken. Dergelijke diensten worden door vrijwel alle gemeenten
gebruikt in het lokale cursusaanbod van openbare bibliotheken, gefinancierd via landelijke
inkoop door de bibliotheeksector. Deze middelen zijn onzeker, niet structureel en
ontoereikend, waardoor de continuïteit en opschaling van het aanbod onder druk staan.
Het is een uitgesproken ambitie van dit kabinet om de digitale overheid toegankelijk
te maken voor iedereen. Deze leden benadrukken dat het aanbod van non-profit organisaties
als de Stichting Digisterker en Oefenen.nl bijdragen aan deze ambitie. Op 13 november
2024, in het debat over laaggeletterdheid7, merkte de Staatssecretaris op dat organisaties zoals Oefenen.nl in één jaar 65.000 mensen
heeft bereikt. Deze organisatie ontvangt echter geen middelen van het ministerie.
Is dit bij de Staatssecretaris bekend? Volgens de leden van de GroenLinks-PvdA fractie
moeten deze non-profit organisaties kunnen rekenen op publieke financiering, omdat
zij een onmisbare rol spelen in het verbeteren van digitaal burgerschap. Met een kleine
financiële bijdrage kan de Staatssecretaris de continuïteit, kwaliteit en toegankelijkheid
van deze diensten verzekeren. Is de Staatssecretaris bereid om ketenpartijen zoals
Stichting Digisterker, Oefenen.nl en soortgelijke organisaties te voorzien van een
financiële bijdrage? Erkent de Staatssecretaris dat structurele publieke financiering
deze partijen helpt om nu en in de toekomst goed lesmateriaal te ontwikkelen dat breed
wordt afgenomen en bijdraagt aan kabinetsdoelen? Welke beschikbare middelen kan de
Staatssecretaris hiervoor inzetten, zoals middelen vanuit de Wet educatie en beroepsonderwijs
(WEB) of de middelen voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO)? Is de Staatssecretaris bereid
om een deel van deze middelen beschikbaar te maken voor het non-formele onderwijs
dat digitale vaardigheden bevordert? Welke organisaties ontvangen reeds landelijke
financiering voor het bevorderen van digitale vaardigheden?
Deze leden zijn bezorgd over het gebrek aan digitale vaardigheden onder jongeren.
Het onderwijs slaagt er vaak niet in om leerlingen voor te bereiden op het zakendoen
met de digitale overheid, waardoor zij na hun 18e niet op de hoogte zijn van hun plichten en rechten (onder andere het doen van inkomstenbelasting,
het aanvragen van studiefinanciering, het ontvangen van zorgtoeslag). Dit raakt vooral
jongeren die geen sociaal vangnet hebben om op terug te vallen. Hierdoor dreigt digitalisering
de kloof tussen jongeren mét en zónder vangnet te vergroten, met negatieve gevolgen
voor de kansengelijkheid in Nederland. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het
aanleren van praktische digitale vaardigheden, gericht op zogenaamde «life skills»,
thuishoort in het formele onderwijs? Vindt de Staatssecretaris dat dit nu voldoende
is geborgd in het curriculum? Kan de Staatssecretaris dit belang benadrukken in de
opdracht aan bijvoorbeeld de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) voor het ontwikkelen
van het curriculum? Kan dit ook gedaan worden in gesprekken met het mbo8?
De leden wijzen erop dat de versnippering van beleid over de Ministeries van OCW,
BZK, SZW en EZ tot gevolg heeft dat er geen centrale regie is op het verbeteren van
digitale vaardigheden. In een steeds meer digitale samenleving is het van groot belang
dat mensen de weg naar de digitale overheid weten te vinden. Kan de Staatssecretaris
uitleggen met welke collega-bewindspersonen zij verantwoordelijk is voor het verbeteren
van digitale vaardigheden? Welke bewindslieden stellen hier middelen voor beschikbaar?
Welke organisaties ontvangen nu subsidie?
Tot slot op dit punt vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aandacht voor
de onmisbare rol van de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s) in het toegankelijk
maken van de overheid en het aanbieden van cursussen voor digitale vaardigheden. Deze
leden vragen de Staatssecretaris en haar collega’s om spoedig met een plan te komen
om de dienstverlening van deze loketten volwaardig door te zetten, ook na de bezuiniging
van tien procent en het verdwijnen van de SPUK9-middelen. Vindt de Staatssecretaris het op peil houden van het cursusaanbod waar
IDO’s naar verwijzen een onderdeel van het op peil houden van de IDO-dienstverlening,
wat haar collega van BZK heeft toegezegd? Is de Staatssecretaris bereid om de financiële
situatie van cursusaanbieders ook te betrekken in de lopende gesprekken over het op
peil houden van IDO’s?
Leerlingenvervoer
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de resultaten van de twee peilingen
en monitor van het leerlingenvervoer gelezen. Deze leden zijn niet verbaasd over de
resultaten, aangezien zij nog steeds veel signalen krijgen van ouders en leerlingen
dat het leerlingenvervoer niet op orde is. Ook de grote verschillen tussen gemeenten
is niet nieuw. Deze leden zien in deze brief echter vooral constateringen van de Staatssecretaris,
maar weinig uitleg over vervolgacties naar aanleiding van deze peilingen en monitor.
Hoe verhouden die zich tot de constatering van de Staatssecretaris in het vragenuur
van 17 oktober 2023 (alweer anderhalf jaar geleden) dat «Het tempo (van de verbeteringen)
te laag ligt»?10 Wat zijn de acties die volgen uit deze peilingen en monitor? De Staatssecretaris
gaat in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), wanneer zal dat
gesprek plaatsvinden? Kan zij de Kamer vóór het commissiedebat over passend onderwijs
een stand van zakenbrief sturen over deze gesprekken met de VNG over het leerlingenvervoer?
Hoe staat het met de verbeteragenda doelgroepenvervoer, die getrokken wordt door de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Wat is de rol en de betrokkenheid
van de VNG bij deze aanpak? Deze leden lezen ook dat 81 procent van de gemeenten geen
onderscheid kan maken naar de reden van vervoer en dat 50 procent van de gemeenten
niet weet hoe lang kinderen onderweg zijn. Hoe kunnen gemeenten deze monitoring verbeteren?
En hoe kunnen gemeenteraden beter in positie worden gebracht om de controle uit te
voeren op doelgroepenvervoer en specifiek leerlingenvervoer? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
wijzen hierbij uitdrukkelijk op internationale verdragen, zoals het Internationaal
Verdrag voor de Rechten van het Kind en het VN-Verdrag Handicap en vragen het kabinet
of zij met deze leden delen dat uit beide verdragen de verplichting voor het kabinet
volgt om maatregelen te nemen zodat kinderen met een beperking naar school kunnen
en belemmeringen worden weggenomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er ook beter gebruik gemaakt
kan worden van alternatieven, zoals het reguliere openbaar vervoer en (aangepaste)
fietsen, mits passend bij de leeftijd en zelfstandigheid van leerlingen. Ook zijn
er trainingen voorhanden om leerlingen te leren zelfstandig te reizen. In hoeverre
wordt dit aangeboden? Zijn er belemmeringen zoals bijvoorbeeld kosten voor ouders?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het kabinet bekend is met regio’s
die hebben besloten om een eigen vervoersdienst te starten zoals de regio Gooi- en
Vechtstreek.11 Klopt het dat deze manier van organiseren in deze regio heeft gezorgd voor kwalitatief
goed doelgroepenvervoer en zo ja, is dit iets om als voorbeeld te delen met andere
regio’s?
Daarnaast ontvangen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgwekkende signalen
over leerlingenvervoer dat bij een (spoed)uithuisplaatsing vaak niet goed is geregeld.
Deelt het kabinet de mening van deze leden dat het voor kinderen die uit huis worden
geplaatst belangrijk is om (tenzij hier goede redenen voor zijn) naar de eigen school
te blijven gaan om zo contact met de eigen leraren en klasgenoten te blijven houden
en te voorkomen dat er onderwijsachterstanden worden opgelopen? Bij wie ligt de verantwoordelijkheid
om in het geval van een spoeduithuisplaatsing te zorgen voor passend leerlingenvervoer?
Kan het kabinet al deze vragen en de stand van zaken met de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer
meenemen in de brief vóór het commissiedebat Passend onderwijs?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Verzamelbrief
moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs en hebben daarover nog enkele
vragen.
Voortgang subsidie Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs
Voor de leden van de VVD-fractie is een stevig fundament voor voldoende en goed bewegingsonderwijs
belangrijk. Zij hebben met interesse kennisgenomen van de uitwerking van de motie
van het lid Rudmer Heerema12 en kijken uit naar de evaluatie van de subsidieregeling. Zij vragen of de Staatssecretaris
vooruitlopend op de evaluatie kan aangeven of het po13-scholen lukt om te voldoen aan de urennorm bewegingsonderwijs. Heeft de Staatssecretaris
het idee dat scholen zich voldoende hebben kunnen aanpassen aan de nieuwe urennorm?
Wordt er op alle po-scholen voldaan aan de 90 minuten bewegingsonderwijs?
Identiteitsverklaringen in het onderwijs
De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat de Staatssecretaris deelt dat identiteitsverklaringen
die de sociale veiligheid van onder andere lhbtiq+-leerlingen onder druk zetten, onacceptabel
zijn. Voor deze leden is essentieel dat iedereen welkom is op school. Zij vragen verder
in te gaan op welke instrumenten de Wet vrij en veilig onderwijs biedt om de eventuele
discriminatie die voortvloeit uit het ondertekenen van identiteitsverklaringen aan
te pakken. Blijft het voor scholen mogelijk om van leerlingen te eisen om een identiteitsverklaring
te ondertekenen? Blijft het op basis daarvan mogelijk voor scholen om leerlingen te
weigeren? Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Deze leden vragen welke verdere maatregelen
de Staatssecretaris voor zich ziet om discriminatie op scholen te tackelen.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelbrief moties en toezeggingen
primair en voortgezet onderwijs en hebben op dit moment geen vragen of opmerkingen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verzamelbrief.
Zij hebben enkele vragen met betrekking tot de bezuinigingen op gymlessen, de veiligheid
van data van scholieren en de zorgelijke ontwikkelingen op het gebied van leerlingenvervoer.
De leden van de D66-fractie willen graag weten wat de impact is van het bezuinigen
op de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs. Deze leden willen graag
weten van de Staatssecretaris hoeveel banen hierdoor verdwijnen en of het kabinet
inzichtelijk kan maken welk en hoeveel extra werk hierdoor bij leraren komt te liggen.
Deze leden merken op dat scholen wettelijk verplicht zijn om minimaal 1,5 uur per
week bewegingsonderwijs aan te bieden. In dat kader vinden zij het bijzonder vreemd
dat het kabinet ervoor kiest om deze subsidieregeling weg te halen, zeker gezien maar
een derde van de scholen aan deze verplichting voldoet. Vindt de Staatssecretaris
dit niet ook tegenstrijdig? Deze leden vragen hoe scholen geacht worden om deze wettelijke
doelen te behalen zonder de middelen daarvoor. Moeten zij dit vanuit de lumpsum gaan
financieren, zo vragen deze leden. In algemene zin vragen de leden van de D66-fractie
wat het kabinet gaat doen om de wettelijke verplichting te behalen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris haar constatering herhaalt
dat de huidige EU-regelgeving al een voldoende effectief instrument is om publieke
waarden te borgen. Deze leden zijn het niet eens met deze constatering en stellen
dat er meer nodig is, zeker gezien de vijandigheid van Elon Musk en Mark Zuckerberg
richting de Europese digitale dienstenverordening. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
Bovendien vragen deze leden hoe veilig de data van Nederlandse kinderen is in Amerikaanse
handen. Veel scholen gebruiken de werkomgevingen van Google, Microsoft of Apple. Maar
de VS lijkt de afspraak met de EU te schenden, onder andere doordat president Trump
het Privacy and Civil Liberties Oversight Board (PCLOB) effectief buiten werking heeft
gesteld. Vindt de Staatssecretaris dat de data van kinderen nog steeds veilig is opgeslagen?
Welke gevolgen heeft het buiten werking stellen van het PCLOB voor het gebruik van
Amerikaanse digitale diensten in het onderwijs? Is de Staatssecretaris van mening
dat er opnieuw een DPIA uitgevoerd moet worden voor Amerikaanse digitale diensten
die gebruikt worden in het onderwijs?
De leden van de D66-fractie vragen wat de Staatssecretaris concreet gaat doen ten
aanzien van het leerlingenvervoer. Uit het onderzoek blijken zorgelijk grote verschillen
tussen gemeenten. Een kwart van de leerlingen kan regelmatig niet goed meedoen in
de les door het vervoer. Deze leden vinden het zeer zorgelijk dat het recht op onderwijs
van leerlingen geschonden wordt. De Staatssecretaris verzoekt de gemeenten hun verantwoordelijkheid
te nemen en spreekt allerlei verwachtingen uit, maar verbindt daar geen concrete acties
aan naast «gesprekken». Welke acties neemt de Staatssecretaris als systeemverantwoordelijke
voor het stelsel van leerlingenvervoer concreet? Hoe gaat het kabinet het recht op
onderwijs van deze kinderen beschermen? Bovendien merken deze leden op dat dit kabinet
gemeenten kort met 2,4 miljard euro structureel. Zij vragen hoe gemeenten geacht kunnen
worden om hun vervoer op orde te brengen als gemeenten fors moeten bezuinigen op hun
dienstverlening.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Verzamelbrief moties en toezeggingen
primair en voortgezet onderwijs. De leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen
over.
In de paragraaf Knelpunten Samen naar School in het Voortgezet Onderwijs lezen de
leden van de BBB-fractie dat sommige scholen ervan uitgaan dat binnen een onderwijsniveau
hooguit één keer gedoubleerd zou mogen worden, maar dat dit niet zo in de wet staat.
Deze leden vragen hoe dit misverstand ontstaan is en wat kan worden gedaan om dit
duidelijker te maken voor de scholen. Bij de paragraaf Leerlingenvervoer constateren
de leden van de BBB-fractie dat zowel de brief als de monitor niet ingaat op de oorzaken
van klachten terwijl de brief wel spreekt over de oplossingsrichtingen voor problematiek.
Deze leden hebben hierbij de vraag of personeelstekorten met betrekking tot het leerlingenvervoer
hier ook in meegenomen worden.
De leden van de BBB-fractie lezen dat een gemeente het vervoer van de leerlingen meestal
uitbesteedt aan een vervoersbedrijf en dat vanwege de omvang van het leerlingenvervoer
de meeste gemeenten verplicht zijn om een Europese aanbestedingsprocedure te doorlopen.
Deze vervoerder verzorgt op grond van de gestelde eisen in het contract het vervoer.
Deze leden willen dat er strengere eisen komen aan de uitbesteding van leerlingenvervoer,
om malafide vervoerders tegen te gaan. Het verontrust deze leden dat een kwart van
de gemeenten aangeeft niet te weten of er eisen rondom kwaliteit zijn gesteld bij
de aanbesteding. Deze leden vragen dan ook hoe dit beter onder de aandacht van gemeenten
kan worden gebracht. Het valt deze leden op dat aan de vervoerder gestelde kwaliteitseisen
uiteenlopend zijn. Zo heeft slechts de helft van de gemeenten eisen rondom het aantal
wisselende chauffeurs en het aantal leerlingen in het busje. Deze leden vragen hierbij
of meer uniforme aanbestedingen mogelijk kunnen bijdragen in de strijd tegen malafide
vervoerders.
Bij de paragraaf Publicatie evaluatie van het Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens
constateren de leden van de BBB-fractie dat ongeveer een derde van de basisscholen
naar eigen zeggen niet weet welke gegevens er wettelijk gezien wel en niet mogen worden
overgedragen aan de middelbare school. Het gaat hierbij om gegevens over verzuimhistorie,
sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag of extra begeleiding of ondersteuning. Deze
leden vragen op welke wijze er gewerkt gaat worden aan de verdere bewustwording van
deze basisscholen. Ook lezen deze leden dat het voor scholen op onderdelen onduidelijk
is hoe zij ouders dienen te betrekken bij overdrachtsdossiers. Zo wordt het correctierecht
van ouders ruim geïnterpreteerd. De leden van de BBB-fractie vragen hoe ook hierover
de kennis binnen scholen kan worden verbeterd. Daarnaast vragen deze leden hoe kan
worden voorkomen dat gegevens over nationaliteit en herkomst in het dossier worden
opgenomen, aangezien dit niet mag. Tot slot over dit punt lezen zij dat een deel van
de scholen zich niet houdt aan de wettelijke bewaartermijn van de dossiers. Deze leden
vragen of mogelijkheden om dossiers automatisch te verwijderen meer kunnen worden
benut.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.