Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 571 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen)
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 8 november 2024
ALGEMEEN
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
1
2.
Aanleiding en beoogd effect
1
3.
Ronselen in huiselijke kring
3
4.
Opzet als bestanddeel
5
5.
Bemiddeling door politieke partijen
6
6.
Volmachten
6
7.
Proportionaliteit
7
8.
Overig
8
1. Inleiding
Graag dank ik de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
voor de schriftelijke inbreng inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet
in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen
(Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen). Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen
van de door de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, SP, SGP en
ChristenUnie gestelde vragen en gemaakte opmerkingen over dit wetsvoorstel. In het
navolgende reageer ik daarop, hierbij beantwoord ik de vragen langs een aantal hoofdthema’s
zoals weergeven in de inhoudsopgave. Deze nota naar aanleiding van het verslag bied
ik u gelijktijdig aan met een nota van wijziging op dit wetsvoorstel.
2. Aanleiding en beoogd effect
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af in hoeverre het wetsvoorstel
een normatieve werking heeft en in hoeverre de regering meent dat de aanscherping
van de wet tot meer vervolgingen zal leiden. Ook vragen de leden zich af of het feit
dat de huidige delictsomschrijving van ronselen een effectieve handhaving belemmert,
ervoor zorgt dat ronselpraktijken nu nog buiten beeld blijven. Daarnaast vragen de
leden of de nieuwe delictsomschrijving in meer gevallen zal leiden tot een strafrechtelijk
onderzoek. De leden van de SP-fractie vragen zich af waaruit blijkt dat een forse
verzwaring van de strafmaat van ronselen effect zal hebben.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering in kaart heeft gebracht welke mensen
het meest kwetsbaar zijn voor ronselpraktijken en hoe de regering van plan is om deze
groep te bereiken.
Graag beantwoord ik deze vragen als volgt. Zoals ook door verschillende aan het woord
zijnde fracties is aangegeven, ondermijnt het ronselen van volmachtstemmen de integriteit
van ons verkiezingsproces en schaadt het vertrouwen in de democratie. Deze gedraging
moet dan ook worden beschouwd als een ernstig delict. Het huidige strafmaximum van
één maand hechtenis doet onvoldoende recht aan deze ernst. Daarom wordt voorgesteld
dit strafmaximum te verhogen naar een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Daarmee wordt het strafmaximum dat op dit delict is gesteld ook meer in evenwicht
gebracht met de strafbedreigingen die gelden voor andere kiesdelicten met een vergelijkbare
ernst, zoals het iemand dwingen tot het afleggen van een verklaring ter ondersteuning
van een kandidatenlijst. Hoewel gesteld kan worden dat bij een maand hechtenis de
afschrikwekkende werking van de strafbepaling waarschijnlijk beperkter is dan bij
een vooruitzicht op zes maanden gevangenisstraf, is op voorhand niet aan te geven
in welke mate dit personen ook daadwerkelijk ervan zal weerhouden stemmen te ronselen.
De effectiviteit van de strafbaarstelling hangt echter niet alleen af van het daarop
gestelde strafmaximum, maar moet worden bezien in samenhang met de gewijzigde delictsomschrijving.
Met het schrappen van de bestanddelen «stelselmatig» en «persoonlijk», wordt het mogelijk
gemaakt om ook ronselpraktijken die bijvoorbeeld via sociale media plaatsvinden of
slechts eenmalig gebeuren in voorkomende gevallen strafrechtelijk aan te pakken. Met
de voorgestelde delictsomschrijving worden die drempels weggenomen zodat de strafbaarstelling
ook in het digitale tijdperk effectief kan zijn. De regering verwacht dat hiermee
de slagingskans voor het vervolgen van personen die bijvoorbeeld een oproep op sociale
media plaatsen om volmachten af te geven, wordt vergroot. Het is niet ondenkbaar dat
ronselpraktijken dankzij de huidige, beperkende delictsomschrijving buiten beeld blijven
van de autoriteiten, hoewel dit niet met zekerheid is te zeggen. De verwachting is
echter niet dat het aantal aangiftes van ronselen en de vervolging daarvan significant
zal toenemen wanneer de delictsomschrijving wordt gewijzigd. Uit onderzoek van de
Kiesraad blijkt dat er tussen 1998 en 2015 dertien keer aangifte is gedaan van ronselen,
gevolgd door onderzoek van het OM.1 Dit heeft slechts in een enkel geval geleid tot een vervolging en veroordeling. Met
het wijzigen van de delictsomschrijving is de verwachting dat het aantal aangiftes
wellicht enigszins zal stijgen omdat ook het eenmalig of digitaal ronselen van volmachtstemmen
daarmee strafbaar wordt, maar de stijging blijft waarschijnlijk beperkt.
Het ronselen van volmachtstemmen komt voor onder alle lagen van de bevolking. Het
is niet mogelijk om één groep aan te wijzen die het meest kwetsbaar is voor ronselpraktijken,
mede omdat het in de praktijk niet zeer regelmatig voorkomt. Deze wet voorziet erin
dat de strafbaarstelling voor iedereen wordt aangescherpt, ongeacht de doelgroep.
In aanvulling op deze wetswijziging valt eveneens veel winst te behalen met goede
communicatie. Het is dan ook belangrijk om voorlichting over de omstandigheden waaronder
het verkrijgen van volmachten strafbaar wordt, op alle lagen in de samenleving te
richten. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van ronselen.
3. Ronselen in huiselijke kring
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af waar de grens ligt tussen ronselen
en goedbedoelde hulp, met name in huiselijke kring. Hoe gaat dit in de praktijk van
opsporing en vervolging werken, vragen de leden zich af. De leden van de SGP-fractie
ontvangen graag een nadere toelichting op de mogelijke strafbaarheid van gedragingen
binnen gezinnen en families op grond van het wetsvoorstel. Ook vragen de leden van
de SGP-fractie wat de regering vindt van het voorstel van de NOvA om een expliciete
uitzondering voor naaste familieleden op te nemen. Zij menen dat bijvoorbeeld een
indringende uitnodiging om een volmacht te verstrekken om te vermijden dat een gezinslid
in barre weersomstandigheden naar het stembureau moet anders beoordeeld zou kunnen
worden dan dezelfde gedraging in de context van een studentenwoning. Hoe weegt de
regering zulke situaties, zo vragen de leden. De leden van de NSC-fractie vragen hoe
de regering kijkt naar situaties waarbij er sprake is van aandringen tot het afgeven
van een volmachtstem met een goede reden, bijvoorbeeld een dochter die het onwenselijk
vindt dat haar vader die slecht ter been is de weg naar het stemlokaal moet afleggen.
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het feit dat het ronselen in huiselijke
sfeer lastig is aan te pakken. Zij geven aan dat een punt van zorg bij het ronselen
van stemmen drang dan wel dwang is, uitgeoefend in de familiesfeer en dat dit niet
of nauwelijks is aan te pakken, terwijl er ook in die relaties sprake kan zijn van
een kiezer die niet zelf bepaalt hoe hij zijn stemrecht gebruikt. De leden vragen
of goede algemene voorlichting hier wellicht enige soelaas kan bieden of zijn er nog
andere mogelijkheden? Zo ja, welke? In dit kader vragen deze leden ook aandacht voor
het bieden van hulp aan een kiezer in het stemhokje. Ook als er bijstand aan iemand
in het stemhokje wordt gegeven, kan een kiezer onder druk worden gezet om te stemmen
op een bepaalde partij dan wel kandidaat. Zij vragen de regering dit laatste punt
in de reactie te betrekken.
De regering merkt allereerst op dat het verlenen van een volmacht binnen gezinnen
voorziet in een behoefte: Volgens onderzoek is bij de Tweede Kamerverkiezing in 2023
circa tien procent van het totaal aantal stemmen per volmacht uitgebracht, waarbij
circa negentig procent van de volmachtgevers iemand in de huiselijke kring had gemachtigd.2 Het doel van de wet is niet om deze gevallen aan te pakken of om goedbedoelde hulp
in de huiselijke kring strafbaar te stellen. Deze wet heeft als doel om gevallen van
ronselen van volmachtstemmen – en dat kan ook binnen gezinnen en families voorkomen
– beter te kunnen aanpakken door het wijzigen van de delictsomschrijving, zodat ook
het eenmalig of via digitale kanalen opzettelijk benaderen van een kiezer met als
doel die ertoe te bewegen een volmacht af te geven, kan worden aangepakt.
Diverse leden vragen zich af waar de grens ligt tussen het bieden van hulp in huiselijke
kring en ronselen. Benadrukt wordt in dit verband dat aan de volmachtregeling in de
Kieswet de gedachte ten grondslag ligt dat het initiatief om te stemmen, alsmede het
verzoek om bij volmacht te stemmen en de keuze van de gemachtigde, bij de kiezer behoort
te liggen en niet bij een andere persoon of instantie. De volmachtregeling is niet
bedoeld om mensen de gelegenheid te bieden de stembevoegdheid van kiesgerechtigden
die, om wat voor reden dan ook, niet aan de verkiezing wensen deel te nemen, over
te nemen en door zichzelf of een ander te laten uitoefenen.3
Ligt het initiatief niet bij de eigen persoon, maar wordt hij of zij door een ander
benaderd over zijn volmachtstem, dan is voor strafbaarheid vereist dat bij die ander
op zijn minst voorwaardelijk opzet aanwezig is. Dit betekent dat degene die een persoon
benadert, mede gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij die gedraging
verricht, bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat die persoon bewogen wordt tot
het afgeven van zijn volmachtstem. Het gegeven voorbeeld van de dochter die het onwenselijk
vindt dat haar vader, die slecht ter been is, de weg naar het stemlokaal moet afleggen
en daarom bij hem aandringt om haar een volmacht te geven, valt dus niet onder de
strafbaarstelling. Hier is duidelijk dat de dochter louter dienstig/faciliterend wil
zijn aan haar vader waardoor dus sprake is van goedbedoelde hulp. Van geval tot geval
zal moeten worden bekeken of er sprake is van ronselen. Dit kan alleen als er aan
alle elementen van de delictsomschrijving is voldaan, daarvan zal in het geval van
het bieden van hulp in huiselijke kring niet snel sprake zijn.
De regering merkt daarnaast op dat het op voorhand uitsluiten van naaste familieleden
uit het wetsvoorstel ongewenst is. Een familieband betekent niet dat er per definitie
geen sprake kan zijn van ronselen. Het komt ook voor dat iemand een familielid benadert
en overtuigt om een volmacht af te geven, zodat deze naar eigen inzicht kan worden
ingezet. De regering wijst in dit verband ook op het omstreden fenomeen «family voting»,
waar het gaat om situaties waarin (vaak vrouwelijke) familieleden hun volmachtstemmen
moeten geven aan een (vaak mannelijk) familielid dat namens hen gaat stemmen. Hier
kan ook sprake zijn van ronselen, ondanks het feit dat de betrokkenen familie van
elkaar zijn. Sterker nog, een familierelatie kan soms juist een beweegreden zijn om
te proberen een volmacht te ronselen. Als er sprake is van een zekere machtsverhouding
binnen de familie kan iemand om die reden sneller overtuigd worden om zijn of haar
volmachtstem af te geven dan wanneer er geen familierelatie zou bestaan.
Het kan worden overwogen om alleen nog schriftelijke volmachten toe te laten bij een
verkiezing en onderhandse volmachten volledig af te schaffen, maar deze maatregel
wordt niet proportioneel geacht. Allereerst levert dit veel administratieve lasten
op en werpt het bovendien teveel drempels voor kiezers op om hun stem uit te brengen.
Een schriftelijke volmacht moet namelijk uiterlijk vijf dagen voor de verkiezingsdag
zijn aangevraagd. Dit betekent dat alle kiezers die niet voor die tijd een schriftelijke
volmacht hebben aangevraagd, alleen zelf kunnen gaan stemmen. Dus als een kiezer onverwachts
zo ziek wordt dat hij niet zelf naar het stembureau kan gaan, gaat deze stem verloren.
Tot slot wil de regering meegeven dat ook in andere wetgeving waarborgen voor stemvrijheid
in het kader van stemmen in huiselijke kring zijn opgenomen. In de Kamerbrief over
bijstand in het stemhokje is mijn ambtsvoorganger ingegaan hoe het stemgeheim en de
stemvrijheid worden gewaarborgd, ook bij hulp in het stemhokje.4 In het wetsvoorstel Bijstand in het stemhokje is er bewust voor gekozen dat niet
iedereen bijstand naar keuze mee kan nemen in het stemhokje. Wanneer iedere kiezer
namelijk iemand naar keuze zou mogen meenemen, zou dit het risico aanzienlijk vergroten
op situaties waarbij de mogelijkheid van bijstand oneigenlijk wordt aangewend om een
andere kiezer te dwingen tot een bepaalde stemkeuze, bijvoorbeeld door een familielid
dat bijstand verleent (family voting). Wanneer hulp wordt verleend door een stembureaulid
is er geen sprake van beïnvloeding, omdat het stembureaulid een neutrale rol heeft
in het verkiezingsproces en daarnaast een training heeft gevolgd voorafgaand aan het
vervullen van de rol als stembureaulid.
4. Opzet als bestanddeel
De leden van de NSC-fractie verwijzen naar de memorie van toelichting waarin staat
dat van «opzettelijk benaderen» sprake zal zijn als een persoon het doel heeft om
de volmachtstem «tot zijn eigen beschikking» te maken. Deze leden constateren echter
dat het criterium «tot eigen beschikking maken» niet duidelijk is of niet duidelijk
vast te stellen zal zijn. Kan de regering een nadere onderbouwing geven van dit criterium
en voorbeelden geven waarin er wel/niet aan dit criterium wordt voldaan, zo vragen
de leden. De leden van de VVD-fractie vragen of er al sprake is van het ronselen van
volmachtstemmen wanneer voorwaardelijk opzet aan de orde is, of dat er in dat geval
nog andere aspecten een rol spelen wil er sprake zijn van ronselen. De leden van de
SGP-fractie vragen of de regering van mening is dat het verstrekken van argumenten
voor het verlenen van een volmacht als zodanig al strafbaar zou moeten zijn. In hoeverre
speelt de hoedanigheid van een persoon of organisatie hierbij een rol en hoe wordt
voor verschillende personen en organisaties het recht op vrije meningsuiting gewogen?
In de memorie van toelichting is een voorbeeld gegeven van een persoon die tegen zijn
huisgenoot zegt: «gaat het jou vandaag lukken om te stemmen? Zo niet, dan kun je mij
als je wilt een volmacht geven, zodat ik het voor je kan doen». Dit is een voorbeeld
waarbij geen sprake is van ronselen aangezien uit de beschreven gedraging niet zonder
meer volgt dat de persoon voor ogen heeft de volmachtstem van de huisgenoot tot zijn
eigen beschikking te krijgen. De persoon stelt zich hoofdzakelijk dienstig/faciliterend
op richting zijn huisgenoot. Met het gegeven voorbeeld is niet bedoeld «het tot zijn
eigen beschikking krijgen» van een volmachtstem als een criterium te formuleren waaraan
moet zijn voldaan, wil er sprake zijn van «opzettelijk benaderen om ertoe te bewegen»
een volmachtstem af te geven. Er is uiteraard wel onmiskenbaar sprake van ronselen
wanneer de feiten en omstandigheden van het concrete geval geen andere conclusie toelaten
dan dat de verdachte een ander heeft benaderd om van diegene een volmachtstem te verkrijgen
waarmee hij naar eigen inzicht een stem kan (doen) uitbrengen (en in die zin dus tot
zijn eigen beschikking te krijgen). Deze gedraging valt te allen tijde onder de reikwijdte
van de strafbaarstelling. Te denken valt aan een situatie waarin uit de inhoud van
een «appgesprek» volgt dat de verdachte zijn gesprekspartner probeert over te halen
hem een volmacht af te geven die alleen door de volmachtgever is ondertekend. Door
het verkrijgen van een «blanco» volmacht die door de volmachtgever is ondertekend,
kan de verdachte deze volmacht zelf meenemen naar het stemlokaal of door een ander
laten meenemen en zo naar eigen inzicht de volmacht gebruiken.
Door het toevoegen van het bestanddeel «opzettelijk», valt ook voorwaardelijke opzet
onder de delictsomschrijving. Voldoende is dus dat degene die een persoon benadert,
mede gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij die gedraging verricht,
bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat die persoon bewogen wordt tot het afgeven
van zijn volmachtstem.
Zoals eerder benoemd hangt het af van de individuele omstandigheden van het geval
of er sprake is van het ronselen van een volmachtstem. Daarbij kunnen de argumenten
die zijn verstrekt om de ander te bewegen tot afgifte van een volmachtstem een rol
spelen, maar of sprake is van ronselen zal ook afhangen van de situatie, van hoe dwingend
de argumenten zijn en van hoe ze overgebracht worden. De hoedanigheid van de persoon
of organisatie die een kiezer benadert kan eveneens een rol spelen bij de vraag of
er sprake is van ronselen. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een zekere machtsverhouding,
kan iemand sneller overtuigd worden om zijn volmachtstem af te geven. Er moet per
geval worden beoordeeld wat de omstandigheden zijn en of er sprake is van ronselen,
net zoals dat voor andere delictsomschrijvingen geldt.
5. Bemiddeling door politieke partijen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen over de grens van strafbaarheid bij
het plaatsen van berichten door politieke partijen of het argument dat een stem niet
verloren moet gaan gebruikt mag worden. Of het argument dat volmachten kunnen helpen
om mensen met een beperking te laten stemmen die dat anders niet zouden doen, zo vragen
de leden. Verder vragen zij in hoeverre bij dergelijke argumenten als die door een
politieke partij worden gebruikt sprake is van een vorm van drang of het naar een
politieke partij toe leiden van volmachten? En maakt het daarbij verschil of die argumenten
door een politieke partij worden gebruikt of door een neutrale organisatie, bijvoorbeeld
een gemeente of de Kiesraad? De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre het volgens
de regering überhaupt gewenst is dat politieke partijen als bemiddelaar optreden,
nu zij als deelnemers aan de verkiezingen een direct belang hebben bij de wijze waarop
er gestemd wordt. Heeft de regering gekeken of dergelijke bemiddelingsactiviteiten
door politieke partijen verboden kunnen worden, zo vragen de leden.
De regering vindt het onwenselijk om politieke partijen te verbieden als bemiddelaar
op te treden. Politieke partijen dienen zich wel bewust te zijn van hun rol in het
verkiezingsproces, net als iedereen die een rol daarin heeft. Maar juist politieke
partijen hebben contact met hun achterban en bieden op deze manier voor een aantal
kiezers een veilige optie om zeker te weten dat met hun volmacht op de partij van
hun keuze wordt gestemd. Dit kan bijvoorbeeld prettig zijn voor kiezers die een andere
politieke mening hebben dan de rest van de familie en daarom geen volmacht aan een
familielid willen geven. Voor politieke partijen geldt hetzelfde uitgangspunt als
voor alle betrokkenen in het verkiezingsproces, namelijk dat een kiezer zonder drang
of dwang moet kunnen bepalen of en hoe hij zijn stemrecht gebruikt (stemvrijheid).
Een eventueel initiatief tot het stemmen per volmacht moet daarom altijd van de kiezer
zelf uitgaan. Een kiezer wijst zelf de gemachtigde aan. Het is niet de bedoeling dat
de kiezer door een ander wordt overgehaald om bij volmacht te stemmen. Een aanbod
tot bemiddeling van een politieke partij om een kiezer contact op te laten nemen als
hij zelf niet kan stemmen en geen (geschikte) potentiële gemachtigde kent valt niet
onder de delictsomschrijving van ronselen, zolang de kiezer zelf contact zoekt met
de partij en meldt dat hij een gemachtigde wil aanwijzen. Hiermee blijft het initiatief
tot het stemmen per volmacht namelijk bij de kiezer liggen. De kiezer is niet opzettelijk
benaderd om hem of haar ertoe te bewegen een volmachtstem af te geven.
6. Volmachten
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor kiest om het
aantal te verkrijgen volmachten terug te brengen van twee naar één. Wat zijn de redenen
om het aantal volmachten vast te stellen op twee, zo vragen zij tevens. Ten slotte
vragen de leden om inzicht te verschaffen in hoe vaak een gemachtigde één, twee of
tot voor kort meerdere volmachten ontving. De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre
het überhaupt wenselijk is om stemmen per volmacht te faciliteren? Zij vragen of dit
nog steeds wenselijk zal zijn in het geval het mogelijk wordt in Nederland om per
brief te stemmen.
Het stemmen per volmacht voorziet in een behoefte zoals eerder in de beantwoording
al aangegeven. Volgens de Kiesraad zijn bij de Europees Parlementsverkiezing 2024
716.963 stemmen per volmacht uitgebracht. Dit is 11,5% van het totaal aantal stemmen
die zijn uitgebracht. Bij de Tweede Kamerverkiezing in 2023 zijn 996.512 stemmen per
volmacht uitgebracht. Dit is 9.5% van het totaal aantal stemmen. Uit de kiezersevaluatie
van Ipsos/I&O dat het Ministerie van BZK heeft laten uitvoeren bij de Tweede Kamerverkiezing
in 2023 blijkt dat de meeste stemmers die een volmacht meekregen stemden voor één
ander (rond de 90%). Tien procent van de volmachtstemmers stemde voor twee andere
personen. De meeste volmachtstemmen werden uitgebracht voor een partner, kind of ouder
(circa 90%).5Het verlagen van het aantal volmachten kan tot gevolg hebben dat een deel van de kiezers
dat gebruik wil maken van een volmacht, hier geen mogelijkheden toe heeft. Een voorbeeld
is als beide ouders aan een dochter vragen om voor hen te stemmen.
Bij de Tweede Kamerverkiezing 2021 was het voor kiezers van 70 jaar en ouder mogelijk
om per brief te stemmen. Onderzocht is of het wenselijk is om briefstemmen op aanvraag
in te voeren. Het kabinet heeft hierover een discussienota opgesteld.6 De regering heeft daarna in memorie van antwoord7 kenbaar gemaakt niet langer het voornemen te hebben voor de wettelijke introductie
van briefstemmen in Nederland.
7. Proportionaliteit
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering van mening is dat het vervalsen
en namaken van stembescheiden, evenals als het ronselen van stemmen, niet tot ontzetting
uit het kiesrecht zou moeten leiden. De leden van de SP-fractie merken op dat het
ook mogelijk is dat iemand niet goed doorheeft wat de regels omtrent ronselen zijn
en zich van geen kwaad bewust is als hij een iemand overtuigt om een volmachtstem
af te geven. De leden vragen of de regering zich kan voorstellen dat het categoriseren
van ronselen als een misdrijf in sommige gevallen kan worden gezien als buitenproportioneel.
Ook vragen de leden of de regering zich kan voorstellen dat iemand een buitenproportionele
straf opgelegd kan krijgen.
Hoewel het ronselen van volmachten een inbreuk vormt op het vertrouwen in onze democratie
en onmiskenbaar kwalijk is, wordt deze strafbare gedraging toch als minder ernstig
gezien dan bijvoorbeeld het vervalsen van verkiezingsbescheiden, omdat de reikwijdte
van ronselen in kwantitatief opzicht beperkt is. Men kan namelijk niet meer dan twee
volmachtstemmen per persoon uitbrengen. Het vervalsen van verkiezingsbescheiden daarentegen
leidt tot grootschalige manipulatie van het verkiezingsproces. Het zou dan ook te
ver gaan om de maximumstraf voor ronselen nog verder te verhogen naar één jaar, de
minimumstraf voor delicten waarbij tevens ontzetting uit het kiesrecht kan worden
opgelegd, en op te nemen in het rijtje van zeer ernstige strafbare feiten waarbij
ontzetting uit het kiesrecht mogelijk is.
De strafbaarstelling biedt een instrumentarium om strafrechtelijk te kunnen optreden
in de daartoe aangewezen gevallen. Het is aan het openbaar ministerie om te bepalen
of in een individueel geval het instellen van vervolging opportuun is en of deze moet
worden voortgezet. Wordt de zaak door het openbaar ministerie aan de rechter voorgelegd,
dan is het aan de rechter om te beslissen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan het verweten strafbare feit, vervolgens of aan de verdachte al dan niet een straf
moet worden opgelegd en zo ja, welke straf passend en proportioneel is in het concrete
geval. Het enkele feit dat ronselen voortaan kwalificeert als een misdrijf in plaats
van een overtreding, heeft niet tot gevolg dat in bepaalde gevallen een buitenproportionele
straf zal worden opgelegd. Of een straf al dan niet proportioneel is hangt af van
de omstandigheden van het geval en wordt bepaald door de strafrechter.
8. Overig
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ervoor gekozen heeft om ten
aanzien van de schriftelijke volmacht te verwijzen naar het specifieke wetsartikel
(L8), terwijl dat bij de onderhandse volmacht niet gebeurt (L14) en gekozen wordt
voor een omschrijving. Het ligt volgens deze leden in de rede om een eenduidige lijn
te hanteren.
De regering is het met de leden eens dat een eenduidige lijn wenselijk is in het wetsartikel,
daarom heb ik een nota van wijziging opgesteld waarin dit punt is aangepast.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.