Brief regering : Beleidsbrief Ontwikkelingshulp
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2025
Dit kabinet stelt het belang van Nederland weer voorop, ook binnen de portefeuille
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.1 Dit past ook bij de veranderende machtsverhoudingen in de wereld. Wij gaan de zaken
anders aanpakken.
Ten eerste voeren we forse bezuinigingen door op ontwikkelingshulp: vanaf 2027 2,4 miljard euro
structureel. Zonder deze bezuinigingen zou het budget voor ontwikkelingshulp op de
BHO-begroting in 2029 zijn doorgegroeid naar 6,1 miljard euro. Door de afspraken uit
het Hoofdlijnenakkoord blijft er in 2029 een budget over van 3,8 miljard.2 Onderaan de streep daalt het percentage dat Nederland uitgeeft aan ontwikkelingshulp
van 0,62% van het bruto nationaal inkomen in 2024 tot 0,44% in 2029.3
Daarnaast maken we het beleid relevanter voor Nederlandse belastingbetalers: we koppelen
ontwikkelingshulp uitdrukkelijk aan de belangen van Nederland.
Daarbij is het belangrijk om realistisch te blijven. Nederland is een land met sterke
schouders en een uitstekende internationale reputatie, maar we kunnen niet alle problemen
van de wereld met ontwikkelingshulp oplossen. Bovendien mist ontwikkelingshulp in
zijn huidige vorm focus; het is te versnipperd om maximaal effectief te zijn.4
Dit kabinet maakt daarom duidelijke keuzes. Onze inzet gaat zich richten op drie Nederlandse
belangen: handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. Deze belangen
behartigen we met programma’s en diplomatieke inzet op gebieden waar Nederland in
uitblinkt: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid.
We gebruiken dus onze sterke punten om te bereiken wat wij belangrijk vinden. Dit
doen we in een beperkt aantal landen, veelal in de nabijheid van Europa. In die landen
doen we ertoe en maken we verschil.
We stoppen op termijn met projecten gericht op gendergelijkheid, beroeps- en hoger
onderwijs, en sport en cultuur. Daarnaast verminderen we onze inzet op klimaat, maatschappelijk
middenveld en multilaterale samenwerking. Dit doen we met respect voor lopende contracten.
Uiteraard blijven we humanitaire hulp bieden aan mensen in nood. Humanitaire hulp
blijft een belangrijk onderdeel van het Nederlands buitenlandbeleid, met een substantieel
budget dat daarvoor beschikbaar is.5
In het kort: we gaan ons meer richten op onze belangen, en op de thema’s die deze
belangen ondersteunen. Daarbij zoeken we nadrukkelijk samenwerking waar zowel Nederland
als ontvangende landen van profiteren. Hiermee willen we bijdragen aan meer welvaart,
meer stabiliteit en minder migratie in de regio’s waar Nederland actief is. Want daar
kunnen we met ontwikkelingshulp een waardevolle bijdrage aan leveren.
Zo steunen we niet alleen de landen en mensen die dat het meest nodig hebben, maar
investeren we ook in onszelf.
Leeswijzer
Voor deze beleidsbrief hebben we gericht overlegd met het bedrijfsleven, kennisinstellingen,
experts, jongeren en maatschappelijke organisaties in Nederland en enkele partnerlanden.
De tekst is ook afgestemd met betrokken departementen.
De brief is als volgt opgebouwd:
– Hoofdstuk 1 gaat over de inzet op de Nederlandse belangen: doen wat goed is voor Nederland.
– Hoofdstuk 2 gaat over de inzet op kernthema’s: doen waar Nederland goed in is.
– Hoofdstuk 3 gaat over onze inzet op humanitaire hulp: doen wat nodig blijft.
– Hoofdstuk 4 beschrijft hoe Nederland te werk gaat.
– Hoofdstuk 5 laat zien hoe de bezuinigingen zijn opgebouwd en welke keuzes zijn gemaakt.
Bijlage:
– De bezuinigingsopgave BHO 2026–2030.
1. Doen wat goed is voor Nederland
Nederland blijft zich inzetten voor de sociaal-economische ontwikkeling van lage-
en middeninkomenslanden. Ook helpen we mensen in nood. Deze inzet is in lijn met de
duurzame ontwikkelingsdoelen.6 Maar de manier waarop we dit doen verandert. We gaan doelgerichter te werk: we focussen op wat aansluit
bij de Nederlandse belangen én de behoeften van de landen waarmee we samenwerken.
Onze eigen belangen zijn daarbij het uitgangspunt: handel en economie, veiligheid
en stabiliteit, en migratie.
1.1 Handel en economie
Nederland is een handelsland bij uitstek. Onze welvaart is voor ruim een derde afkomstig
van wat Nederlandse ondernemers in het buitenland verdienen. Dat willen we vooral
zo houden, en het liefst nog uitbreiden. Daarvoor moeten we ook in groeimarkten investeren,
zoals die in Afrika. Dat continent heeft een jonge en steeds beter opgeleide beroepsbevolking
en beschikt over een rijkdom aan waardevolle grondstoffen.7
Door hulp, handel en investeringen sterker aan elkaar te verbinden, kan ontwikkelingshulp
bijdragen aan ons verdienvermogen. Zo snijdt het mes aan twee kanten: we creëren kansen
voor onze bedrijven, en in lage- en middeninkomenslanden groeien de economie en werkgelegenheid.
Ook hier kiest het kabinet voor meer focus: we willen eraan bijdragen dat landen waarmee
we samenwerken uitgroeien tot handelspartners. Daarom investeren we – waar mogelijk
met het Nederlandse bedrijfsleven – in verbetering van regelgeving, versterking van
lokale bedrijven, betere infrastructuur, het wegnemen van handelsblokkades en training
van werknemers.
Verder blijven we inzetten op betere toegang tot financiële dienstverlening, onder
meer via de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO en via Invest International, dat zich
vooral richt op het Nederlandse bedrijfsleven. Met het oog op het belang van leveringszekerheid,
investeren we ook in duurzame energie. Waar dat onze slagkracht of invloed vergroot,
werken we samen met internationale (financiële) instellingen, zoals de Verenigde Naties,
de Wereldbank en de EU.
Voortbouwen op bestaande relaties
We bouwen voort op bestaande relaties die we met landen hebben, maar richten ons daarbij
steeds meer op wat zij ons te bieden hebben. Dit kan ervoor zorgen dat de focus van
ons werk binnen die landen verschuift.
Bedrijfsleven ondersteunen
In overleg met het Nederlandse bedrijfsleven stellen we een strategie op om de samenwerking
te versterken, onze instrumenten effectiever en efficiënter te maken en onnodige administratieve
lasten te voorkomen.8
We gaan intensiever samenwerken met het Nederlandse bedrijfsleven om bij te dragen
aan innovaties en het oplossen van lokale problemen. Op die manier helpen we bedrijven
hun marktpositie in opkomende markten verder te versterken. Deze combinatie van hulp
en handel creëert extra kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven (vooral het mkb)
in de zogeheten combinatielanden.9Hierbij werken we samen met andere ministeries, zoals met het Ministerie van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) op voedselzekerheid en landbouw.
Meer binding van hulp en handel
Om Nederlandse bedrijven beter te positioneren voor internationale opdrachten, onderzoeken
we de mogelijkheid om innovatieve opties toe te voegen aan het DRIVE instrumentarium
voor infrastructuur.10 Er zijn landen die deze grenzen ook verkennen. Nederland moet hierin niet naïef zijn.
Denk aan de introductie van elementen van binding: een vorm van hulp waarbij Nederlandse
bedrijven worden betrokken bij de totstandkoming van projecten. Of infrastructuur
die ook ten goede komt aan Nederlandse handel. De OESO11 biedt hier ook ruimte voor; in het belang van onze eigen economie gaan we die beter
benutten.
Een andere mogelijkheid is het aanbieden van concessionele leningen12 waarmee transacties met Nederlandse bedrijven in zijn geheel kunnen worden gefinancierd.
Door meer maatwerk mogelijk te maken, kunnen we beter en sneller inspelen op lokale
kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Handelsketens versterken
We versterken handelsketens die lokale en Nederlandse bedrijven met elkaar verbinden.
Daarbij bevorderen we ook schone en eerlijke handel.13 In lage- en middeninkomenslanden helpen wij bedrijven en overheden om te voldoen
aan de standaarden die voortkomen uit de Europese regels voor verantwoord ondernemen
(denk aan wetgeving op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(IMVO), regels voor ontbossingsvrije productie en arbeidsrechten). Ook blijven we
via de Nationale Grondstoffenstrategie inzetten op de verduurzaming van ketens van
kritieke grondstoffen. Op deze manier helpen we Nederlandse bedrijven aan stabiele
toeleveranciers in de handelsketen. Dit beleid sluit aan op de steun in Nederland
aan bedrijven om te voldoen aan IMVO.14
Extra geld mobiliseren
We willen extra geld mobiliseren om onze agenda van hulp, handel en investeringen
uit te voeren. Dat doen we door ons beter te organiseren om geld van de Europese Commissie
te krijgen voor de opschaling van Nederlandse initiatieven (EU-Delegated Cooperation).15 Daarnaast betrekken we het bedrijfsleven beter bij EU Global Gateway-initiatieven.16 Ook bevorderen we het ontsluiten van meer private financiering.
Voorbeeld: kansen creëren in de Oost-Afrikaanse tuinbouw
Met Nederlandse investeerders, producenten, toeleveranciers en logistieke bedrijven
zetten we ons in voor de productie van landbouwgewassen uit Oost-Afrika. Dit doen
we samen met lokale organisaties. Het doel is om de productie goedkoper, sneller en
toekomstbestendiger te maken. Dit biedt kansen voor onze bedrijven én zorgt voor banen
en inkomsten in landen in de regio, bijvoorbeeld in Kenia. Onze uitvoeringspartners
en kennisinstellingen dragen hieraan bij. Ook werken we samen met de Europese Unie,
als onderdeel van de Global Gateway-strategie. Zo versterken we met financiële en
diplomatieke slagkracht de handelsketens tussen Afrika en Europa.
1.2 Veiligheid en stabiliteit
Spanningen, conflicten en oorlogen leiden tot instabiliteit. Daar hebben wij ook in
Nederland last van. Bijvoorbeeld omdat handel wordt verstoord, gevaarlijke radicale
groepen of criminelen meer ruimte krijgen, of omdat mensen bij ons asiel aanvragen.
Ontwikkelingshulp kan een effectieve manier zijn om hier iets aan te doen. Landen
waar mensen in hun levensonderhoud kunnen voorzien, waar jongeren kansen hebben, waar
de economie draait en het bestuur functioneert, zijn vaak stabiele landen. En dat
is ook goed voor Nederland.17
Dit kabinet investeert met ontwikkelingshulp gericht in onze eigen veiligheid. Daarbij
volgen we de adviezen van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
(IOB), de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
IOB constateert dat politieke, diplomatieke en programmatische inzet moeten samenhangen
om effectief te zijn. Ook is het belangrijk dat we rekening houden met de gevoeligheden
en de dynamiek van een conflict (conflictsensitief werken).18
We concentreren onze bijdrage op drie nabuurregio’s van Europa. Deze regio’s zijn
belangrijk, omdat 80% van alle conflicten hier plaatsvinden. Bovendien lopen er meerdere
drugs- en migratieroutes naar Europa doorheen:
• West-Afrika
• de Hoorn van Afrika
• het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio)
In deze regio’s werkt Nederland aan het bestrijden van mensensmokkel, illegale handel
en rekrutering voor terrorisme.
Ook zetten we ons in de nabuurregio’s actief in om mensen eerlijker toegang te geven
tot basisvoorzieningen zoals voedsel en water. Dit ondersteunt sociaal-economische
ontwikkeling, helpt conflicten voorkomen en verlicht menselijke noden.
Daarnaast dragen we in de drie nabuurregio’s bij aan het versterken van lokale politie
en justitie. Ook willen we hier de toegang tot recht voor burgers vergroten.
Op die manier dragen we bij aan het doorbreken van de neerwaartse spiraal van wetteloosheid,
criminaliteit en geweld tegen burgers. Dit helpt ook voorkomen dat mensen gedwongen
een land moeten verlaten. Bovendien draagt onze inzet bij aan een veilige terugkeer
van vluchtelingen naar hun eigen land. Dit doen we samen met onze partners in Europa
en betrokken Nederlandse Ministeries (Defensie, Justitie en Veiligheid19).
In lijn met het Regeerprogramma blijft Nederland Oekraïne onverminderd politiek, militair,
financieel en moreel steunen. Dit doet het kabinet bijvoorbeeld via het Nederlandse
bedrijfsleven, in aanvulling op wat internationale financiële instellingen doen. Nederland
draagt bij aan herstel van kritieke infrastructuur, zoals de gezondheidszorg en de
energie- en watervoorziening. Ook dragen we bij aan humanitaire hulp.
Activiteiten buiten nabuurregio’s afbouwen
Om onze schaarse middelen doelgericht in te zetten, bouwen we onze activiteiten buiten
de nabuurregio’s van Europa af. Zo beëindigen we ons regionaal programma in de Grote
Meren in Afrika. Ook kijken we kritisch naar wat we binnen de nabuurregio’s doen;
we blijven alleen actief op plekken waar we duidelijk meerwaarde hebben en waar we
kunnen bijdragen aan Nederlandse belangen.
Voorbeeld: gemeenschappen in de Sahel versterken
Nederland heeft belang bij een stabiel en veilig West-Afrika, met name de Sahel. Een
instabiele Sahel is namelijk ook voor Nederland een risico: denk aan een mogelijke
terroristische dreiging en irreguliere migratiestromen. Daarnaast hebben we er economische
belangen, met name in de West-Afrikaanse kuststaten. Daarom blijft Nederland op verschillende
niveaus actief in de Sahel. We werken hierbij nauw samen met de landen in de regio,
waaronder de West-Afrikaanse kuststaten, en met internationale partners zoals EU-landen,
de VS en de VN.
We proberen gemeenschappen in de Sahel een steun in de rug te geven: we nemen het
initiatief om de bevolking te voorzien van voedsel en schoon drinkwater. We zetten
in op basisgezondheidszorg voor meisjes en vrouwen. Dit doen we om mensen weer vertrouwen
te geven in hun lokale overheid. Ook dragen we zo bij aan het oplossen van lokale
conflicten. We voeren een kritische dialoog met de centrale overheid om te verzekeren
dat onze programma’s op het grensvlak van noodhulp, vredesopbouw en ontwikkeling ruimte
krijgen. Dit doen we met Nederlandse kennis en kunde, aangevuld met financiering van
de EU en andere internationale organisaties. Lessen uit het verleden nemen we ter
harte.20
1.3 Migratie
Conflict, instabiliteit, armoede en massale jeugdwerkloosheid zorgen wereldwijd voor
een toename van migratiebewegingen. Ook Nederland merkt hier de gevolgen van, in de
vorm van asiel- en migratiedruk. Het kabinet kiest daarom voor een versterkte inzet
op opvang in de regio en migratiesamenwerking met betrokken landen.
Opvang in de regio
In opvanglanden helpen we vluchtelingen en gastgemeenschappen een bestaan op te bouwen.
Hierbij bouwen we onder andere voort op het succesvolle PROSPECTS-programma: een door
Nederland opgezet internationaal partnerschap dat vluchtelingen en gastgemeenschappen
in opvanglanden perspectief geeft.21 Via PROSPECTS krijgen zij toegang tot basisvoorzieningen, bescherming, onderwijs,
en werk.
Daarnaast zetten we Nederlandse expertise in op het gebied van voedselzekerheid en
watermanagement. Denk aan projecten die boeren helpen meer voedsel te verbouwen of
die de drinkwatervoorziening verbeteren. Zo willen we mensen niet alleen weer toekomstperspectief
geven, maar ook de kans verkleinen dat ze de gevaarlijke reis naar Europa moeten maken.
De afweging van vluchtelingen om door te migreren is afhankelijk van veel factoren.
Toch is de kans groter dat vluchtelingen ervoor kiezen om in een opvangland te blijven
als zij daar mogelijkheden zien om iets op te bouwen. Bovendien draagt deze aanpak
bij aan veiligheid en stabiliteit – wat er ook voor zorgt dat minder mensen migreren.
De focus van opvang in de regio ligt op de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten, Moldavië
(vanwege de oorlog in Oekraïne) en de regio Afghanistan.
Migratiesamenwerking
Nederland zoekt actief de samenwerking met herkomst- en doorreislanden in met name
de nabuurregio’s van Europa:
• West-Afrika (vooral de Sahel-regio)
• de Hoorn van Afrika
• het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio)
Op die manier willen we terugkeer stimuleren, irreguliere migratie voorkomen en migranten
bescherming bieden. We bouwen hierbij voort op ons COMPASS-partnerschap22 met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).
Flexibiliteit is hierbij een sleutelwoord. De focus op bepaalde landen kan door de
jaren heen verschuiven, bijvoorbeeld omdat migratieroutes veranderen.
Het kabinet gaat ontwikkelingshulp duidelijker koppelen aan afspraken met landen op
andere terreinen. Dat doen we in gelijkwaardige partnerschappen met herkomst- en doorreislanden.23
Het wederzijds belang staat voorop: binnen de partnerschappen willen we naast afspraken
over migratie ook afspraken maken over bijvoorbeeld handel, hulp, politieke steun
en inzet van Nederlandse expertise op voedselzekerheid, watermanagement en gezondheid.
Ook zetten we in op afspraken over het tegengaan van irreguliere migratie, mensenhandel-
en smokkel, terugkeer en re-integratie van migranten. In de brede dialoog die Nederland
bijvoorbeeld met Marokko voert, zijn dit belangrijke onderwerpen. Met deze aanpak
bouwen we aan de langetermijnrelatie met herkomst- en doorreislanden.
We dragen ook actief bij aan de brede partnerschappen van de EU met landen als Tunesië
en Turkije. Migratie is hier ook een onderdeel van.
De Nederlandse inzet wordt gecoördineerd in de interdepartementale Taskforce Internationale
Migratie, onder leiding van de Ministeries van Asiel en Migratie en Buitenlandse Zaken.
Voorbeeld: vrijwillige terugkeer ondersteunen
Nederland neemt zowel bilateraal als binnen de EU het voortouw bij het ontwikkelen
van innovatieve oplossingen om migratie tegen te gaan. Binnen deze ambitie past ook
een onderzoek naar intensievere samenwerking met Oeganda.
Nederland wil gehoor geven aan de wens van overheden in opvanglanden om, naast opvang
in de regio, ook andere duurzame oplossingen voor ontheemding te stimuleren. Daarom
brengen we de komende jaren de mogelijkheden voor vrijwillige terugkeer in kaart.
Waar mogelijk ondersteunen we deze vrijwillige terugkeer ook financieel. Syrië is
hier een voorbeeld van. Met deze aanpak bieden we mensen perspectief in hun land van
herkomst en vergroten we het draagvlak in opvanglanden om mensen te blijven opvangen.
2. Doen waar Nederland goed in is
Nederland is een wereldspeler op gebieden als voedselzekerheid, watermanagement en
gezondheid. Deze thema’s zijn niet alleen van groot belang voor lage- en middeninkomenslanden,
maar ook voor Nederland zelf. Veel landen willen op deze gebieden met ons samenwerken.
Hier liggen ook grote kansen voor ons bedrijfsleven.
Dit kabinet maakt daarom een bewuste keuze: we zetten Nederlandse belangen op handel
en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie centraal. En we richten ons op
de thema’s die bijdragen aan die belangen: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid.24
2.1 Watermanagement
Nederland is een wereldleider in watermanagement en -technologie. Denk aan drinkwater,
kustbescherming en waterzuivering. Nu wereldwijd steeds meer gebieden kampen met toenemende
droogte of juist overstromingen, ligt hier een unieke kans én verantwoordelijkheid
voor Nederland.
Voldoende, veilig en betrouwbaar water is een voorwaarde voor stabiele samenlevingen,
veerkrachtige gemeenschappen en economische groei. Ook draagt het bij aan wereldwijde
voedselzekerheid en gezondheid. Goed waterbeleid, slim watermanagement en toegang
tot water en sanitaire voorzieningen kunnen bovendien helpen om conflicten te voorkomen
en migratie te verminderen.
Dit kabinet zet daarom sterker in op watermanagement.
Inzet Nederlandse expertise
We zetten de brede Nederlandse watersector in bij projecten en aanbestedingen. Door
samenwerking en innovatie te stimuleren, vergroten we ons verdienvermogen én dragen
we bij aan stabiliteit en perspectief voor lage- en middeninkomenslanden.25 We ondersteunen landen met hun nationale waterstrategieën en het toekomstbestendig
maken van hun watermanagement.26
Actiever waterdiplomatie
We gaan de Nederlandse waterexpertise actiever uitdragen via waterdiplomatie, handelsmissies
en ons postennet. We werken hierbij nauw samen met andere departementen. Ook hier
maken we maximaal gebruik van de kennis en kunde van Nederlandse bedrijven en (kennis-)organisaties,
en van lokale kennis in landen waarmee we samenwerken.
Private financiering aantrekken
We zetten extra in op het aantrekken van private financiering. Om meer impact te realiseren
en opschaling mogelijk te maken, sluiten we onze programmering aan op investeringen
van Nederlandse en internationale financiële instellingen.
Rampenparaatheid vergroten
Nederland spant zich sterker in om internationale rampenparaatheid te vergroten, onder
meer door landen te helpen met preventieve maatregelen tegen overstromingen of droogte.
Op dit terrein heeft Nederland veel expertise. Dit kan ook helpen om migratie en instabiliteit
te voorkomen.
2.2 Voedselzekerheid
Voedselzekerheid wordt een steeds groter probleem. Door droogtes, overstromingen,
conflicten en een groeiende wereldbevolking stijgen de (lokale) voedselprijzen. In
bepaalde regio’s wordt voldoende gezond en voedzaam eten voor steeds meer mensen onbereikbaar.
Nederland beschikt bij uitstek over de expertise om voedselproductie te vergroten
en ondervoeding tegen te gaan. Onze agrofood-sector staat internationaal bekend om
zijn Dutch Diamond-benadering: de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke
organisaties en overheid. Onze bedrijven hebben kennis en innovaties die in lage-
en middeninkomenslanden vaak ontbreken. Denk aan precisielandbouw, beter zaaizaad
of bodemvruchtbaarheid.27
Lokale voedselproductie versterken
Nederland helpt landen de lokale voedselproductie te versterken, en vergroot de toegang
van producenten en consumenten tot lokale voedselmarkten. Ook zet Nederland zich in
om ondervoeding te verminderen door gezond en betaalbaar voedsel beschikbaar te maken
voor arme consumenten. We doen dit onder meer via UNICEF en GAIN (een internationale
voedingsorganisatie die samenwerkt met bedrijven en andere organisaties). Zo dragen
we bij aan economische ontwikkeling en stabiliteit.
Investeringen koppelen aan grotere programma’s
Om zichtbaar aan Nederlandse belangen bij te dragen, moeten investeringen brede impact
hebben en een hefboom zijn voor opschaling. We gaan daarom geen eigen, losstaande
projecten meer doen: we koppelen onze investeringen aan grotere regionale programma’s,
zoals die van de Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, het International Fund
for Agricultural Development (IFAD) en andere EU-lidstaten via Team Europe.28 We schalen publiek-private programma’s op waarin Nederlandse bedrijven bijdragen
aan de lokale ontwikkeling van een duurzame voedseleconomie.29
Landrechten beter regelen
Tot slot zet Nederland zich via actieve voedseldiplomatie in voor beter landbouw-
en voedselbeleid in lage- en middeninkomenslanden. Denk aan het verduidelijken van
landrechten, een beter zaaizaadbeleid en het uitvoeren van nationale voedselstrategieën.
Dit doen we in samenwerking met het Ministerie van LVVN.
Door Nederlandse kennis en expertise op deze manieren in te zetten, bevorderen we
onze handelskansen, gaan we migratie tegen en dragen we bij aan mondiale stabiliteit,
zowel op korte als lange termijn.
2.3 Gezondheid
Gezonde mensen kunnen volwaardiger meedoen aan de maatschappij. Wanneer goede zorg
beschikbaar is, hebben mensen ook minder reden om hun land te verlaten. Daarnaast
helpt toegang tot gezondheidszorg om de ongelijkheid voor vrouwen en meisjes te verkleinen.
Hun keuzevrijheid neemt toe en ze kunnen zelfstandiger meedoen aan de maatschappij.
Dit kan conflicten voorkomen en zorgen voor veerkrachtiger samenlevingen.
Daarnaast is het zaak de verspreiding van infectieziekten tegen te gaan; de coronapandemie
heeft laten zien hoe schadelijk die kunnen zijn. Tropische ziektes zoals malaria en
dengue komen op steeds meer plekken voor. Uiteindelijk kunnen ze ook voor Nederland
een bedreiging vormen.
Daarom blijft Nederland bijdragen aan de verbetering van de volksgezondheid wereldwijd.
Dit doen we langs de lijnen van de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie, in samenwerking
met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.30
Betere zorg voor vrouwen en meisjes
Betere gezondheidszorg betekent meer stabiliteit, meer handel, en meer toekomstperspectief.
Vooral goede gezondheidsdiensten voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen zijn hiervoor
belangrijk. We gaan dus meer inzetten op innovaties om de toegang tot zorg te vergroten
en barrières weg te nemen. Nederland heeft veel kennis en ervaring op dit gebied.31
Nederland spant zich ook in om moeder- en kindersterfte terug te dringen. Bijvoorbeeld
via vaccinatieprogramma’s en informatiecampagnes. Daarnaast zetten we in op Nederlandse
innovaties om mensen in afgelegen gebieden te helpen met zorg. Denk aan het opsporen
van ziektes of risico’s tijdens de zwangerschap.
Bovendien voert Nederland samen met maatschappelijke organisaties en internationale
partners programma’s uit op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten. Via deze programma’s helpen we vrouwen veilig te bevallen; ook geven we hen
toegang tot voorbehoedsmiddelen en veilige abortus. Op deze manier dragen we bij aan
het voorkomen van grotere gezondheidsproblemen. Door deze programma’s gaan zij naar
gezondheidsklinieken, ontvangen zorg en worden ziektes vroegtijdig ontdekt. Dit verkleint
de kans op pandemieën.32
Basiszorg zuidelijke landen verbeteren
Met publiek-private samenwerking via bijvoorbeeld de Dutch Global Health Hub koppelt
Nederland zijn expertise op het gebied van zorg gerichter aan de vraag van zuidelijke
landen. Daarnaast willen we dat Nederlandse zorgbedrijven betere toegang hebben tot
het bestaande instrumentarium voor investeringen en export. Dit doen we door in overleg
met de sector knelpunten weg te nemen en als het nodig is extra financiering te bieden.
3. Doen wat nodig blijft: humanitaire hulp
In 2024 waren er wereldwijd honderden miljoenen slachtoffer van natuurrampen, geweld
en oorlog. In het oog springen het grote leed in het Midden-Oosten, Soedan en Oekraïne.
Maar er zijn tal van andere landen waar mensen zich ook in nood bevinden. Nederland
laat deze mensen niet in de steek. Ook in een tijd van bezuinigingen blijven we actief
bijdragen aan het internationale hulpsysteem.
Steun aan humanitaire organisaties
Om mensen in nood te kunnen helpen, blijft Nederland humanitaire hulporganisaties
steunen. Dat gebeurt financieel met meerjarige flexibele bijdragen aan de Verenigde
Naties, de Rode Kruisbeweging en de Dutch Relief Alliance. Daarnaast is het versterken
van lokale hulporganisaties een Nederlandse prioriteit, omdat zij snel en effectief
kunnen reageren bij crises.
Veiligheid van hulpverleners
Nederland blijft zich onverminderd inzetten voor de veiligheid van hulpverleners.
In 2024 overleden 378 hulpverleners tijdens hun werk; een verdubbeling van het tienjarig
gemiddelde. Dit moet stoppen. Daarom bevordert het kabinet onder meer de door Nederland
gesponsorde VN-resolutie 2730, over de bescherming van humanitaire hulpverleners.
Ook investeert Nederland in training om hen voor te bereiden op risico’s.
Binnenkort ontvangt u de jaarlijkse brief Humanitaire Hulp en Diplomatie, met een
overzicht van de financiële en diplomatieke inzet voor 2025.
4. Hoe Nederland te werk gaat
Op het internationale toneel is en blijft Nederland een betrouwbare partner. Wij staan
voor onze handtekening. Ook nu we moeten bezuinigen, komen we onze afspraken na. Dit
kabinet kiest wel voor meer focus: we zijn op minder thema’s actief en werken met
de organisaties die hierbij het meest effectief zijn.
1. Nakomen internationale verplichtingen
We houden ons in onze programma’s aan juridische verplichtingen en komen bindende
internationaalrechtelijke en verdragsmatige verplichtingen te goeder trouw na.
2. Goede overdracht
Als we stoppen met een bepaalde activiteit, doen we dit op een verantwoorde manier,
waarbij we gebruik maken van geleerde lessen. We zorgen voor een duidelijke exitstrategie
voor elke nieuwe activiteit.
3. Landensamenwerking
Als handelsland hebben we baat bij een sterke internationale positie. Daarom houden
we onze relaties in landen waar we aan ontwikkelingshulp doen, zoveel mogelijk in
stand. Wel gaan we de samenwerking op punten anders inrichten. Dat kan gevolgen hebben
voor onze ambassades en consulaten.
Op het gebied van veiligheid en stabiliteit concentreren we ons vooral op landen die
belangrijk zijn voor Nederland. In plaats van programma’s in 22 landen gaan we werken
in drie nabuurregio’s:
• West-Afrika (met name de Sahel)
• de Hoorn van Afrika
• het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio)
In deze regio’s richten we ons vooral op het vergroten van de veiligheid en stabiliteit,
het tegengaan van migratie en op basisvoorzieningen.
In stabiele lage- en middeninkomenslanden (inclusief de zogenoemde combinatielanden)
werken we, via de Nederlandse vertegenwoordigingen, aan handels- en investeringskansen
die ten goede komen aan het Nederlandse verdienvermogen. Zo dragen we ook bij aan
de lokale economie.
We streven naar relaties waarvan iedereen profiteert, zowel Nederland als de landen
waarmee we samenwerken. Daarbij werken we zoveel mogelijk met organisaties uit het
land zelf (de lokaal-geleide aanpak).33 We zetten meer in op een gelijkwaardige dialoog met de lokale autoriteiten en andere
betrokkenen. Dit is in lijn met de Nederlandse Afrikastrategie. Het in deze brief
voorgestelde beleid versterkt deze strategie vanwege de nadruk op wederzijdse belangen.
Daardoor sluiten we meer aan bij de vraag uit het land zelf en bij wat er al wordt
ondernomen. Dat is effectiever dan vanuit het buitenland te bepalen wat relevant is
voor een land.34 De uitvoering van de actie-agenda van de Afrika-strategie brengen we in lijn met
deze beleidsbrief Ontwikkelingshulp.35
4. Samenwerking met lokale en Nederlandse organisaties
Het kabinet kiest ervoor om meer samen te werken met lokale (hulp)organisaties, in
plaats van met internationaal opererende ngo’s. Onderzoeken van de OESO en het Britse
Overseas Development Institute tonen aan dat lokaal geleide projecten beter werken
en beter aansluiten bij de behoeften van mensen in die landen.36
De huidige werkwijze binnen het beleidskader Versterking Maatschappelijke Middenveld,
waarbij overheidsgeld voor ontwikkelingswerk via grote en complexe samenwerkingsverbanden
van ngo’s wordt uitgegeven, is bureaucratisch en niet altijd efficiënt. Daar gaan
we zo niet mee door.
Maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij effectieve ontwikkelingshulp.
We blijven daarom samenwerken met deze organisaties als dit de belangen van Nederland
ondersteunt, of als samenwerking bijdraagt aan de kernthema’s van ons beleid. Daarnaast
komt er een doelmatiger samenwerkingskader met maatschappelijke organisaties. De uitgangspunten
daarvoor staan in de Kamerbrief van 11 november 2024.37 De terreinen waarop we samenwerken zijn:
• Bestrijden hiv/aids epidemie
• Tegengaan schadelijke praktijken (zoals meisjesbesnijdenis)
• Stimuleren vrouwelijk ondernemerschap
• Bevorderen schone en eerlijke handel
• Tegengaan geweld tegen vrouwen en steun aan vrouwenrechtenverdedigers
• Vrouwen, vrede en veiligheid38
• Beschermen en promoten van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen
• Stimuleren Nederlandse particuliere initiatieven
Dit samenwerkingskader wordt in de loop van 2025 uitgewerkt. In het voorjaar van 2025
wordt de Kamer hierover geïnformeerd. In januari 2025 is de Kamer geïnformeerd over
de opvolging van aangenomen moties en toezeggingen over de toekomstige samenwerking
met het maatschappelijk middenveld en mondiale gezondheidszorg.39
5. Ondersteuning van Nederlandse kleine particuliere initiatieven
Nederlanders zijn betrokken bij ontwikkelingslanden. Het kabinet gaat na waar de overheid
deze betrokkenheid zou kunnen ondersteunen. We willen ervoor zorgen dat de visie van
Nederlanders waar mogelijk wordt meegenomen in de ontwikkeling en uitvoering van het
beleid – vooral als het gaat om water, voedsel en gezondheid.40
6. Beleidscoherentie
Het kabinet blijft inzetten op beleidscoherentie voor ontwikkeling; dat betekent dat
we ervoor zorgen dat ons nationale en ontwikkelingsbeleid op elkaar is afgestemd en
geen onbedoelde negatieve effecten heeft op andere landen. Mogelijke negatieve effecten
proberen we zo klein mogelijk te houden.
7. Samenwerking met internationale organisaties
Grensoverschrijdende problemen vragen om internationale samenwerking. Denk aan afspraken
over handel, migratie of het mobiliseren van internationaal kapitaal voor lage- en
middeninkomenslanden.
Samenwerken met internationale organisaties is een middel om bij te dragen aan onze
belangen en thema’s. We kijken daarbij in de eerste plaats naar wat we willen bereiken.
Daarna bepalen we met welke organisatie dat het beste kan.
We blijven betalen aan ontwikkelingsbanken en VN-organisaties, als deze vanwege hun
schaal en expertise meer impact kunnen hebben dan afzonderlijke landen. Daarbij kijken
we wel kritischer naar vrijwillige extra bijdragen aan de VN. De invloed die Nederland
via bijdragen kan uitoefenen op internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties
en de Wereldbank, speelt daarbij een rol. Internationale organisaties die snel moeten
handelen bij rampen of crises, blijven we steunen.
Op dit moment winnen Nederlandse bedrijven jaarlijks voor ongeveer 550 miljoen euro
aan aanbestedingen van de VN, en voor ongeveer 150 miljoen euro bij de ontwikkelingsbanken.
Het kabinet wil dit verder stimuleren.
Ook in Europees verband werken we samen om meer invloed uit te oefenen en de effectiviteit
van onze ontwikkelingshulp te vergroten. Dit is aanvullend op wat de Europese Commissie
doet: die werkt ook mede namens Nederland aan ontwikkelingshulp.
8. Hulp als hefboom
Waar we meerwaarde hebben, zetten we ons geld in als hefboom om zo ook een Nederlands
stempel te kunnen drukken op de programma’s van de EU, internationale organisaties
en ontwikkelingsbanken. Dit doen we onder meer met ambitieuze inzet op EU-Delegated
Cooperation.41 Als Global Gateway-projecten kansen bieden voor Nederlandse bedrijven, spelen we daar zo goed mogelijk
op in.
Op de kernthema’s voedselzekerheid, watermanagement en gezondheid bundelt Nederland
krachten met multilaterale organisaties – in het bijzonder met internationale financiële
instellingen. We zetten onze expertise en financiële middelen in om grotere fondsen
te mobiliseren.
We werken samen met pensioenfondsen en andere financiers die in lage- en middeninkomenslanden
mogelijkheden zien om te investeren in infrastructuur, banen en energievoorziening.
Zo ontsluiten we private financiering voor ontwikkeling en creëren we kansen voor
het bedrijfsleven. Het Nederlandse ILX-fonds is hier een goed voorbeeld van: dankzij
een kleine overheidsbijdrage investeren pensioenfondsen miljarden in landen waar we
ontwikkelingshulp uitvoeren. Zo kunnen we ook met een kleiner budget ontwikkelingsrendement
halen.
9. Sturen op effectiviteit
We houden vanaf het begin rekening met evalueerbaarheid en meetbaarheid van onze programma’s.
Heldere doelstellingen maken het mogelijk om te kunnen evalueren of het beleid relevant,
doelmatig en effectief is geweest. Ook kunnen we zo tussentijds bijsturen.
Realisme is belangrijk; ontwikkelingsresultaten vergen een lange adem. Ook zijn er
risico’s, zeker in fragiele landen. We wegen die zorgvuldig af. We gaan nog meer datagedreven
werken, en leggen de nadruk op wat bewezen effectief is. Aandacht voor vrouwen, meisjes
en kwetsbare groepen is belangrijk voor effectiviteit van onze programma’s.
We leren van evaluaties en gebruiken de lessen voor de aanpassing of verantwoorde
uitfasering van programma’s. We werken momenteel aan een nieuwe verantwoordingssystematiek,
waarin we verbetervoorstellen van de vaste Kamercommissie BHO meenemen.42 Dit leidt naar verwachting tot een nieuwe aanpak die resultaten inzichtelijk maakt,
voor een goede verantwoording zorgt en onnodige bureaucratie vermindert – zowel in
beleid als uitvoering.
5. Bezuinigingen en keuzes
In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma is afgesproken om fors te bezuinigen
op het budget voor ontwikkelingshulp (Official Development Assistance, ODA): structureel
2,4 miljard euro vanaf 2027, bijna een derde van het totaal. Tegelijkertijd is afgesproken
dat maximaal 10% van het budget voor ontwikkelingshulp wordt uitgegeven aan de eerstejaars
opvang van asielzoekers.
Het kabinet vult deze bezuiniging zorgvuldig in, en maakt met beperkte middelen scherpe
keuzes. Zoals vastgelegd in het regeerprogramma richt ons beleid zich explicieter
op wat echt belangrijk is voor Nederland: onze belangen op handel en economie, veiligheid
en stabiliteit, en migratie. In landen concentreren we ons op de thema’s die de Nederlandse
belangen ondersteunen: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Een belangrijk
onderdeel blijft het bieden van humanitaire hulp waar dit nodig is.
Het kabinet wil dit doen op de volgende manier:
• Binnen het beschikbare budget wordt extra geld vrijgemaakt voor veiligheid en stabiliteit,
migratie, voedselzekerheid, en watermanagement.
• De reeds aanzienlijke budgetten voor handel, gezondheid en humanitaire hulp worden
zoveel mogelijk ontzien in de definitieve invulling van de bezuinigingsopgave.
De volgende onderwerpen zijn niet langer een doel op zich. We bouwen de budgetten
hiervoor af na afloop van de lopende contractuele verplichtingen. Voorbeelden van
wat Nederland niet meer gaat doen:
• Vrouwenrechten en Gendergelijkheid. Afbouw financiële steun voor de politieke participatie van vrouwen, UN Women en het
programma Leading from the South (gericht op lokale vrouwenorganisaties).
• Beroeps- en hoger onderwijs. Geen start van het langjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma in Afrika, inclusief
beurzenprogramma.
• Sport, cultuur en ontwikkeling. Geen steun meer aan initiatieven om met sport, kunst en cultuur ontwikkeling en samenwerking
te bevorderen.
De budgetten voor de volgende onderwerpen worden verminderd. Voor deze onderwerpen
zijn maar beperkt mogelijkheden voor nieuwe contractuele verplichtingen. Voorbeelden
van waar we onze inzet gaan verminderen:
• Klimaat. Geen geld meer voor kleinschalige hernieuwbare energie. We stoppen met regionale
klimaatfondsen.
• Maatschappelijk middenveld. Vanuit het beleidskader geen geld meer voor klimaat, voedselzekerheid en water. Geen
lobby meer in Nederland of op internationaal niveau, zoals bij de Verenigde Naties.
• Multilaterale samenwerking. Een aanzienlijke vermindering (rond de 50 procent) op de jaarlijkse kernbijdragen
voor UNICEF en UNDP. Ook wordt het programma voor plaatsing van Junior Professional
Officers bij de VN gehalveerd naar ongeveer 20 personen.
Nederland blijft zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren. Dit
doen we in eerste instantie door onze financiële inzet op watermanagement en voedselzekerheid
ook te richten op het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering.
Waar mogelijk versterken we dit met private investeringen en via samenwerking met
Nederlandse bedrijven. Voorwaarde is wel dat Nederland geen kansen op hulp en handel
moet missen door de focus op klimaatrelevante activiteiten. Voor het overige dragen
we bij aan de belangrijkste internationale klimaatfondsen die vallen onder het subartikel
klimaat (2.3).
Er blijft geld beschikbaar voor het nieuwe kader maatschappelijk middenveld, al is
dit een stuk minder dan onder vorige kabinetten.
Binnen het begrotingsartikel multilaterale samenwerking worden de kernbijdragen (voorheen
algemene vrijwillige bijdragen genoemd) aan programma’s van de VN verlaagd. Wel blijft
financiering voor VN-organisaties mogelijk vanuit de belangen en thema’s, als dit
nodig is om ons beleid effectiever te maken – bijvoorbeeld omdat VN-organisaties ons
beleid kracht kunnen bijzetten (hefboomwerking).
Via de EU blijft Nederland nog wel bijdragen aan de onderwerpen waarvoor de budgetten
worden afgebouwd.
De voorgenomen bezuinigingen gaan dus niet alleen over minder, maar ook over beter.
Nederlandse belangen worden leidend, en Nederlandse expertise komt centraal te staan.
Door deze focus aan te brengen, verwacht het kabinet Nederlandse ontwikkelingshulp
relevanter en effectiever te maken.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Bijlage: bezuinigingsopgave BHO 2026-2030
Effect bezuinigingen Hoofdlijnenakkoord
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er vanaf 2027 jaarlijks 2,4 miljard euro
wordt bezuinigd op ontwikkelingshulp. Het grootste deel hiervan wordt bezuinigd op
de BHO-begroting, omdat het grootste deel van het ODA-budget op deze begroting staat.
Het overige deel van deze 2,4 miljard euro wordt bezuinigd op ODA-budgetten op andere
begrotingen (waaronder de BZ-begroting).
Deze figuur geeft het effect weer van de bezuiniging op het budget voor ontwikkelingshulp
dat op de BHO-begroting staat. Zonder deze bezuinigingen zou het budget voor ontwikkelingshulp
op de BHO-begroting in 2029 (het einde van de begrotingshorizon ten tijde van het
Hoofdlijnenakkoord) zijn doorgegroeid naar ca. 6,1 miljard euro. Door de afspraken
uit het Hoofdlijnenakkoord blijft er in 2029 een budget over van ca. 3,8 miljard euro.
Aanpassing budgetten conform nieuwe beleidsprioriteiten
De bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingshulp voor 2026 en verder zijn voorlopig
naar rato van omvang verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, zoals beschreven
in de Ontwerpbegroting BHO 2025 (pro rata bezuiniging). In de budgetten zal worden
geschoven om deze in lijn te brengen met de nieuwe beleidsprioriteiten voor ontwikkelingshulp.
Dit betekent dat er vergeleken met de Ontwerpbegroting (pro rata bezuiniging) meer
geld gaat naar de belangen handel en economie, veiligheid en stabiliteit en migratie
en naar de thema’s voedselzekerheid, water, gezondheid en humanitaire hulp. De budgetten
op de overige beleidsartikelen worden afgebouwd of verminderd. De nieuwe structurele
budgetten per beleidsartikel aan het einde van de meerjarenperiode van de begroting
(de begrotingshorizon) zijn weergegeven in deze figuur. De nieuwe budgetten worden
middels de 1e suppletoire begroting BHO 2025 voorgelegd aan de Kamer.
Ontwikkeling van de BHO-begroting
De tabel hieronder geeft het meerjarig budget op de BHO-begroting. Voor elk jaar geeft
de eerste kolom de stand in de 1e suppletoire begroting 2024 (Kamerstuk 36 550 XVII). Bij de ontwerpbegroting 2025 (Kamerstuk 36 600 XVII) zijn de bezuinigingen op ontwikkelingshulp uit het Hoofdlijnenakkoord voor 2026
en verder voorlopig naar rato van omvang verdeeld over de verschillende budgetten
op de begroting. Dit is de huidige stand van de budgetten op de BHO-begroting. In
2027 en de jaren daarna stond op verdeelartikel 5.4 een buffer gereserveerd om fluctuaties
gedurende het jaar op te kunnen vangen, zoals de toerekening van uitgaven van de eerstejaarsopvang
van asielzoekers. Deze buffer is bij de ontwerpbegroting 2025 vrijwel volledig ingezet
om de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord deels op te vangen. De toerekening
van uitgaven van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen is in het Hoofdlijnenakkoord
gemaximeerd op 10% van het ODA-budget vanaf 2027. Het verschil tussen de huidige toerekening
en de maximale toerekening blijft zekerheidshalve op de buffer staan.
De derde kolom laat zien wat per jaar de nieuwe budgetten zijn na definitieve invulling
van de bezuinigingen. De bezuinigingen worden herverdeeld conform de nieuwe beleidsprioriteiten,
wat betekent dat de budgetten voor de belangen handel en economie, veiligheid en stabiliteit
en migratie en de thema’s voedselzekerheid, water, gezondheid en humanitaire hulp
zullen stijgen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2025 (pro rata bezuiniging). Voor
de nieuwe budgetten geldt dat deze onder voorbehoud zijn van de voorjaarsbesluitvorming
en goedkeuring door het parlement. De tabel geeft de volgende standen weer:
• Budget was: de stand voor de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord (stand 1e suppletoire begroting 2024).
• Huidige stand: de huidige pro rata verdeling van de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord
(stand Ontwerpbegroting 2025).
• Budget wordt: de nieuwe budgetten na aanpassing o.b.v. de nieuwe beleidsprioriteiten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp