Brief regering : Schriftelijke beantwoording van vragen, gesteld tijdens de eerste termijn van het CD Consulaire Zaken van 3 oktober 2024, over de Afghaanse bewakers
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 972 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2024
Conform het verzoek van de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken, gedaan tijdens
de eerste termijn van het CD Consulaire Zaken op 3 oktober jl., doen wij u hierbij
de schriftelijke beantwoording van de door uw Kamer gestelde vragen toekomen.
Bij de beantwoording is ervoor gekozen de vragen die hetzelfde onderwerp betreffen
te clusteren, met als doel het voor de lezer overzichtelijker te maken, en de Kamer
goed en volledig te informeren. De antwoorden zijn geclusterd langs de volgende onderwerpen:
1. Afwegingen van het kabinet
2. Gevaar
3. Schrijnende gevallen
4. Toekomstige inzet lokale medewerkers
5. Aantallen
6. Kosten
7. Nationale veiligheid & screening
8. Relatie Afghaanse bewakers en asiel
9. Aansprakelijkstelling Afghanistan
10. Juridische overwegingen
11. Overige vragen
In annex treft u tevens een volledig overzicht van de vragen aan, met daarbij aangegeven
waar het antwoord op deze vraag te vinden is.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
De Minister van Defensie, R.J. Brekelmans
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Schriftelijke beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van
Defensie, en de Minister van Asiel en Migratie van vragen aangaande de Afghaanse bewakers,
gesteld tijdens de eerste termijn van het CD Consulaire Zaken, d.d. 3 oktober 2024.
1. Afwegingen van het kabinet
Diverse Kamerleden (Mw. Piri (GroenLinks/PvdA), Dhr. Boswijk (CDA), Dhr. Paternotte
(D66), Dhr. Ceder (ChristenUnie), Mw. Dobbe (SP), Mw. Koekoek (Volt)) hebben vragen
gesteld over de afwegingen van het huidige kabinet bij het nemen van het besluit,
zoals gecommuniceerd in de Kamerbrief van 27 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 970).
Antwoord
Het kabinet realiseert zich terdege dat het kabinetsbesluit om Afghaanse bewakers
niet over te brengen veel heeft losmaakt bij een deel van uw Kamer en onder diverse
Nederlandse militairen en Afghanistan veteranen. Het dossier kent een lange historie,
waarbij uw Kamer zich zeer betrokken heeft getoond. Vorige kabinetten hebben tijdens
en na de val van Kaboel op 15 augustus 2021 omvangrijke inspanningen voor overbrengingen
uit Afghanistan gedaan. Er wordt nog altijd onder moeilijke omstandigheden geprobeerd
om de 64 Afghanen die onder de afspraken uit 20211 hiervoor in aanmerking komen over te brengen naar Nederland.
Vanwege deze inspanningen en bijzondere betrokkenheid is het kabinet bij de besluitvorming
die heeft geleid tot de brief van 27 september jl. niet over één nacht ijs gegaan.
Zoals bekend heeft het vorige kabinet in zijn allerlaatste week in de Staat van het
Consulaire het voornemen uitgesproken om een afgebakende groep bewakers over te brengen
waarvan de modaliteiten nog nader moesten worden uitgewerkt. In de nota’s die op 3 oktober
jl. aan Uw Kamer zijn verstrekt (Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 164) is te lezen hoe de verschillende bewindspersonen onafhankelijk en vervolgens in
gezamenlijkheid de situatie in kaart hebben gebracht en afgewogen.
Omdat het vorige kabinet de uitvoering had open gelaten was overleg hierover noodzakelijk,
waardoor het huidige kabinet kort na aantreden ook opnieuw naar de afweging gekeken
heeft. Daarbij is ook de onderbouwing van het voornemen dat het vorige kabinet middels
de Staat van het Consulaire aan de Kamer gecommuniceerd heeft alsmede de modaliteiten
en de praktische uitdagingen bestudeerd.
Zo heeft dit kabinet onder andere gekeken of nieuwe feiten aanleiding waren om de
afspraken met de Kamer uit 2021 anders in te vullen, zoals indicaties dat bepaalde
groepen nu meer gevaar zouden lopen. Het kabinet concludeert dat dit niet het geval
was.
Zo constateert het kabinet dat ambassadebewakers na de val van Kaboel tot 31 december
2021 hebben doorgewerkt bij de ambassadecompound. Deze compound was overigens niet
als zodanig gemarkeerd vanaf de straatzijde. Een kleinere groep bewakers heeft bewakingstaken
tot 19 december 2022 uitgevoerd bij een tweede ambassadecompound. Ook bevinden zich
ook nu nog diverse internationale vertegenwoordigingen in Kaboel (zoals de EU delegatie),
die zonder incidenten door vergelijkbare bewakers worden beveiligd. Voor zowel ambassade-
als ASG-bewakers gold dat zij geen Nederlandse herkenningstekens droegen op hun uniform.
Als onderdeel van het onderzoek naar signalen over het mogelijke gevaar dat (voormalige)
ASG-bewakers zouden lopen als gevolg van het werken voor Nederland is door Defensie
vertrouwelijk onderzoek gedaan naar het dreigingsbeeld ten aanzien van de doelgroep
(Kamerstuk 27 925, nr. 949).
Hieruit blijkt dat de Taliban de veiligheidssituatie in Afghanistan stevig onder controle
hebben. Het aantal geweldsincidenten is de afgelopen jaren sterk afgenomen en vergeleken
met de situatie voor de machtsovername door de Taliban is de algemene veiligheidssituatie
verbeterd.
Na de machtsovername hebben de Taliban een algemene amnestie afgekondigd. Dit houdt
in dat Afghanen die in het verleden voor de overheid of de internationale coalitie
hebben gewerkt, daarvoor niet gestraft worden. De Taliban hebben tevens aangegeven
dat mensen die voor ambassades werkten niet vervolgd zullen worden. Er is geen informatie
waaruit blijkt dat het Talibanleiderschap de amnestie systematisch schendt. Dat neemt
niet weg dat er wraakacties en mensenrechtenschendingen plaatsvinden, bijvoorbeeld
gerapporteerd door UNAMA in augustus 2023.
Het is gezien de beperkte informatie en de complexe Afghaanse werkelijkheid (waarin
enerzijds de amnestie soms niet gehandhaafd wordt en anderzijds criminele, clan- en
stamconflicten een rol spelen) onmogelijk om gefundeerde uitspraken te doen over de
(onderliggende) reden van dreigementen en wraakacties jegens specifieke individuen.
Ook is er de afgelopen 14 jaar geen zicht geweest op de activiteiten van (voormalige)
ASG-bewakers in Afghanistan. Gezien de beperkte screeningsmogelijkheden van de IND
kunnen risico’s voor de nationale veiligheid daarom niet zonder meer worden uitgesloten.
Daarnaast brengt het voor overbrenging in aanmerking laten komen van nieuwe groepen
wederom een complexe uitvoeringspraktijk met zich mee. Een nieuwe regeling met voorwaarden,
zoals aanmeldtermijn, leidt mogelijk tot nieuwe grensgevallen en gerechtelijke procedures.
Alles overwegende maakt het huidige kabinet dus een andere afweging op basis van dezelfde
feiten en kiest ervoor terug te keren naar de eerdere afspraken uit 2021 die in overleg
met de Tweede Kamer tot stand zijn gekomen, en die sindsdien door de vorige Ministers
zijn uitgevoerd. Het kabinet heeft daarbij ook de overweging betrokken dat, zoals
Minister Knapen ook tijdens het debat op 13 oktober 2021 uitlegde, ergens een lijn
getrokken moet worden. Daar is destijds zorgvuldig over nagedacht, om te komen tot
iets wat aan de ene kant uitdrukking gaf aan de verantwoordelijkheid voor bepaalde
groepen waarmee Nederland gewerkt heeft, en aan de andere kant op een zodanige wijze
die ook realistisch en uitvoerbaar was. Dat heeft het kabinet destijds gedaan in het
volle besef dat waar je die lijn trekt, er zich altijd mensen aan de andere kant van
de lijn bevinden. Dat was destijds geen makkelijk besluit voor het kabinet en dat
geldt ook voor dit kabinet.
We beseffen dat dit zeer teleurstellend is voor de Afghanen die gehoopt hadden alsnog
een kans te maken op overbrenging naar Nederland. Dit kabinet is er tegelijkertijd
van overtuigd dat Nederland, met het uit Afghanistan overbrengen van meer dan 4600
personen, op ruimhartige wijze invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheid en de
afspraken die in oktober 2021 met de Kamer zijn gemaakt over de groepen die in aanmerking
kwamen voor overbrenging. In dit verband hecht het kabinet er ook aan dat het zeker
oog blijft houden voor schrijnende gevallen, conform het staande beleid.
2. Gevaar
De leden Piri (GroenLinks/PvdA), Van Baarle (DENK) en Teunissen (Partij voor de Dieren)
hebben vragen gesteld over de aanwezigheid van gevaar voor voormalige ASG-bewakers.
Antwoord
Er wordt met overtuiging gesteld dat voormalige bewakers in gevaar zouden zijn als
gevolg van het werken voor Nederland. Er wordt zelfs gezegd dat er sprake is van moord
op 15 ASG-bewakers door de Taliban en dat het overlijden van deze mensen verband zou
houden met het werk dat zij deden voor Nederlandse militairen. Een bijzonder zware
claim.
Het lastige aan deze claim is dat deze niet verder wordt onderbouwd. Alvorens zinvolle
uitspraken te kunnen doen over een mogelijk causaal verband tussen het werken voor
Nederland en het overlijden van betrokkenen zal duidelijkheid moeten bestaan over
de feiten en omstandigheden omtrent het overlijden van deze mensen. Tot op heden is
er, voor zover bekend, geen feitelijke informatie beschikbaar gekomen waaruit de identiteit
van deze mensen en de feiten en omstandigheden omtrent hun overlijden valt af te leiden.
Als onderdeel van het onderzoek naar signalen over het mogelijke gevaar dat (voormalige)
ASG-bewakers zouden lopen als gevolg van het werken voor Nederland is door Defensie
vertrouwelijk onderzoek gedaan naar het dreigingsbeeld ten aanzien van de doelgroep
(Kamerstuk 27 925, nr. 949).
Hieruit blijkt dat de Taliban de veiligheidssituatie in Afghanistan stevig onder controle
hebben. Het aantal geweldsincidenten is de afgelopen jaren sterk afgenomen en vergeleken
met de situatie voor de machtsovername door de Taliban is de algemene veiligheidssituatie
verbeterd. Na de machtsovername hebben de Taliban een algemene amnestie afgekondigd.
Die houdt in dat Afghanen die in het verleden voor de overheid of de internationale
coalitie hebben gewerkt, daarvoor niet gestraft worden. Er is geen informatie waaruit
blijkt dat het Talibanleiderschap de amnestie systematisch schendt. Dat neemt niet
weg dat er wraakacties en mensenrechtenschendingen plaatsvinden, bijvoorbeeld gerapporteerd
door UNAMA in augustus 2023.
Het is gezien de beperkte informatie en de complexe Afghaanse werkelijkheid (waarin
enerzijds de amnestie soms niet gehandhaafd wordt en anderzijds criminele, clan- en
stamconflicten een rol spelen) onmogelijk om gefundeerde uitspraken te doen over de
(onderliggende) reden van dreigementen en wraakacties jegens specifieke individuen.
Daarbij speelt mee dat er de afgelopen ruim 14 jaar geen zicht is geweest op de activiteiten
van (voormalige) ASG-bewakers. In het geval er sprake zou zijn van (vrees voor) gevaar
is het dus goed mogelijk dat daar geheel andere redenen dan het werken voor Nederland
aan ten grondslag liggen.
3. Schrijnende gevallen
Een aantal Kamerleden (dhr. Boswijk (CDA), mw. Dobbe (SP), mw. Van der Wal (VVD))
heeft vragen gesteld over schrijnende gevallen.
Antwoord
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 970), blijft het kabinet oog houden voor schrijnende gevallen. U kunt er op rekenen dat
het kabinet daar serieus mee om gaat en daar goed naar zal blijven kijken.
Schrijnende gevallen zijn uitzonderlijke gevallen die niet binnen de reikwijdte van
de bestaande kaders vallen, maar waarbij specifieke omstandigheden reden vormen om
een uitzondering te maken. Op voorhand kan niet gedefinieerd worden wanneer er sprake
is van een schrijnend geval aangezien dit afhankelijk is van de individuele omstandigheden.
Als je dat zou proberen vast te leggen, of een hele groep bewakers als schrijnend
geval aanmerkt, is er, zoals oud-Minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen hierover
in het Kamerdebat van 13 oktober 2021 aangaf, sprake van een regeling en heb je nieuwe
schrijnende gevallen die daar weer buiten vallen.
Door vorige kabinetten zijn tot op heden 43 personen aangemerkt als schrijnend geval,
waarvan 40 door voormalige Ministers van Buitenlandse Zaken en 3 door voormalige Ministers
van Defensie. De meeste van deze personen bevinden zich nu in Nederland. Over de overwegingen
die ten grondslag lagen aan de besluitvorming van deze individuele gevallen kunnen
geen algemene uitspraken worden gedaan.
Deze uitzonderlijke gevallen zijn via verschillende kanalen onder de aandacht gebracht.
Vervolgens is hier goed naar gekeken en is de betrokken Minister daarvan op de hoogte
gebracht en geadviseerd om deze uitzonderlijke gevallen aan te merken als schrijnend.
Daarna zijn deze personen ook naar Nederland overgebracht.
Overigens blijft het voor voormalige lokale medewerkers, die voor Nederland hebben
gewerkt in het kader van een internationale militaire missie in Afghanistan, mogelijk
om een overbrengingsverzoek in te dienen op grond van de «Werkafspraken 2014». Een
verzoek is kansrijk indien aangetoond wordt dat er gedurende een substantiële periode
is gewerkt voor Nederland en als gevolg daarvan nu persoonlijk gevaar wordt gelopen.
Die kans wordt in beginsel hoger geacht bij «hoog profiel-werkzaamheden».
4. Toekomstige inzet lokale medewerkers
Een aantal kamerleden (Dhr. Boswijk (CDA), Dhr. Van Dijk (SGP), Dhr. Paternotte (D66),
Mw. Koekoek (VOLT), Mw. Teunissen (Partij voor de Dieren)) heeft vragen gesteld over
de reputatie van Nederland wat betreft de toekomstige inzet van lokale medewerkers.
Antwoord
Voor wat betreft het huidige beleid, verwijst het kabinet naar de Kamerbrieven die
het vorige kabinet uw Kamer stuurde op 15 mei 2023 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 85) en 22 december 2023 (Kamerstuk 36 410 X, nr. 22), naar aanleiding van de motie Belhaj (Kamerstuk 35 925 X, nr. 29) die de Kamer op 17 november 2021 aannam over kaders voor de toekomstige inzet van
lokaal personeel bij militaire missies en op Nederlandse ambassades en consulaten.
Deze kaders bieden duidelijkheid over de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Staat
jegens lokaal personeel. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn de werkgeversverantwoordelijkheid
van de Nederlandse Staat voor lokale medewerkers in dienst van de Nederlandse Staat
en het bestaande beleid op het gebied van asiel en veiligheid. Ter voorkoming van
situaties waarin een lokale medewerker persoonlijk gevaar loopt, wordt op basis van
een risico-inschatting per land of missie bezien, welke taken door een lokale medewerker
kunnen worden gedaan.
Bij dreiging die verband houdt met het werken voor Nederland zijn er verschillende
mogelijkheden om bescherming te bieden aan lokale medewerkers. Naast preventieve overwegingen
ten aanzien van de keuze voor de inzet van lokaal personeel kan tijdelijke verplaatsing
in het land of de regio worden overwogen. Ultimo kan overwogen worden om op te schalen
naar tijdelijke verplaatsing naar Nederland.
Daarnaast hebben de «Werkafspraken 2014» (ook wel «de tolkenregeling» genoemd) een
open einde en blijven ze van toepassing voor Afghanistan.
Lokale medewerkers weten derhalve op voorhand wat zij wel en niet kunnen verwachten
van de Nederlandse Staat in geval van dreiging die verband houdt met het werken voor
Nederland. De verwachting is dan ook niet dat de inzet van lokale medewerkers in de
toekomst problemen op zal leveren. Daarbij speelt mee dat motieven om te werken voor
een buitenlandse organisatie, ambassade of militaire missie doorgaans sterk financieel
gedreven zijn.
5. Aantallen
De leden Piri (GroenLinks/PvdA), Ceder (ChristenUnie), Van Baarle (DENK) en Teunissen
(Partij voor de Dieren) hadden daarnaast vragen over de aantallen die genoemd worden,
en vroegen daarbij onder andere om de reële schattingen van de ministeries.
Antwoord
De Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken hebben voor de besluitvorming een
reële inschatting gemaakt van de te verwachten aantallen. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken gaat uit van 48 ambassadebewakers, die inclusief hun kerngezin naar verwachting
ongeveer 240 personen betreffen. Deze cijfers zijn gebaseerd op de administratie die
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorhanden is van de bewakers die ten tijde
van de val van Kaboel bij een ambassadecompound werkten en dat al meer dan tien jaar
aaneengesloten deden.
Het Ministerie van Defensie gaat uit van 145 ASG-bewakers, die inclusief hun kerngezin
naar schatting uitkomen op 725 personen. Deze getallen zijn gebaseerd op het aantal
ASG bewakers dat zich gemeld heeft met een verzoek tot overbrenging. Het is echter
mogelijk dat er zich nog meer bewakers melden.
Als onderdeel van het onderzoek naar signalen over het mogelijke gevaar dat (voormalige)
ASG-bewakers zouden lopen als gevolg van het werken voor de Nederlandse militaire
missie in Uruzgan tussen 2006 en 2010 zijn, naast het grondig doorzoeken van de missiearchieven
van Defensie, meerdere informatiebronnen geraadpleegd.
Er is gesproken met twee voormalige ASG-commandanten en de databases waarover zij
beschikken zijn ingezien door Defensie. Verder is ook de namenlijst die door Vluchtelingenwerk
Nederland is opgesteld, betrokken bij het onderzoek.
De informatie uit deze aanvullende bronnen is vergeleken met de informatie die bij
Defensie bekend was. In de missiearchieven van Defensie zijn 914 namen van voormalige
ASG-bewakers aangetroffen. Het valt echter niet volledig uit te sluiten dat er enkele
namen tussen zitten van mensen die niet als bewaker hebben gewerkt.
Van deze 914 personen die bekend zijn in de missiearchieven van Defensie is van 735
personen onbekend waar ze zich momenteel bevinden. Inclusief kerngezin bestaat deze
groep mogelijk uit ongeveer 3675 personen. De mogelijkheid bestaat dat personen uit
deze groep zich alsnog melden, waardoor de groep ASG-bewakers in omvang kan toenemen.
Alles bij elkaar is de reële inschatting dus dat het om 193 personen (48 + 145) gaat,
hetgeen inclusief hun kerngezin naar verwachting 965 personen (240 + 725) betreft.
Er wordt zo zorgvuldig mogelijk omgegaan met cijfers. Als er eerder andere cijfers
bekend zijn gemaakt, en later is gebleken dat er meer of minder verzoeken zijn ingediend,
zijn de cijfers gecorrigeerd om een zo correct mogelijk beeld van de situatie op dat
moment weer te geven. Daarom wordt altijd aangegeven wat de peildatum is bij de cijfers.
Tenslotte, blijft het, ondanks deze inschatting, mogelijk dat personen zich melden
die niet voorkomen op de lijst van 914 (bij Defensie) bekende personen. Een dergelijke
situatie brengt potentieel uitvoeringslast met zich mee vanwege de beoordeling van
dossiers.
6. Kosten
De leden Ceder (ChristenUnie), Van Baarle (DENK) en Teunissen (Partij voor de Dieren)
vroegen om de mate waarin de kosten een rol hebben gespeeld in de afwegingen van het
kabinet.
Antwoord:
De kosten zijn voor de afweging van het kabinet slechts van secundair belang geweest.
Primair gelden de overwegingen die staan beschreven onder «1. Afwegingen van het kabinet».
De ambtelijke advisering geeft deze kosten weer. Dit is niet ongebruikelijk, aangezien
bij beleidsvorming doorgaans de financiële consequenties worden weergegeven. Het huidige
kabinet constateert tegelijkertijd ook dat het vorige kabinet nog geen overeenstemming
had bereikt over de financiering van het door hen aan de Kamer gecommuniceerde voornemen.
Maar de kosten zijn zeker niet van doorslaggevende betekenis geweest bij het besluit
van het huidige kabinet.
7. Nationale veiligheid & screening
De leden Piri (GroenLinks/PvdA) en Van der Wal (VVD) hebben vragen gesteld over de
screening van de Afghaanse bewakers, het proces en de capaciteit daarvoor bij de IND.
Antwoord
Bij de besluitvorming over overbrenging van de Afghaanse bewakers is het belang van
de nationale veiligheid en het screenen van deze personen aan de orde geweest. Zoals
staat beschreven in de Staat van het Consulaire 2024 is toegezegd dat er geen concessies
zouden worden gedaan aan de nationale veiligheid bij het uitwerken van de betreffende
modaliteiten.
Bij een eventuele overbrenging van Afghaanse bewakers zouden de Ministers van Defensie
en Buitenlandse Zaken de primaire verantwoordelijkheid dragen voor de overbrenging
van personen. Zij zouden daarbij dan worden ondersteund door de Minister van Asiel
en Migratie. Om waar mogelijk te voorkomen dat personen na overbrenging alsnog geweigerd
worden vanwege 1F-indicaties of gevaar voor de nationale veiligheid, is door IND,
voor de Afghanen die eerder zijn overgebracht in het kader van de overbrengingen sinds
augustus 2021, (op verzoek) een beperkte screening uitgevoerd. Deze screening bestaat
voornamelijk uit het bezien van openbare bronnen en sociale media. Tevens worden de
IND-systemen geraadpleegd en EUVIS (het Europese visa informatiesysteem). De IND is
geen opsporingsdienst en de mogelijkheden om onderzoek te doen zijn, mede vanwege
het niet beschikken over een eigen netwerk in Afghanistan, beperkt.
Daarnaast kijkt de IND of bij het asielgehoor of bijvoorbeeld tijdens de screening
– die deel uitmaakt van elke asielprocedure – omstandigheden naar voren komen op grond
waarvan artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag toepasselijk is of een gevaar voor
de nationale veiligheid moet worden aangenomen, dan betrekt de IND dit bij de beoordeling
en kan op die grond verblijf in Nederland worden geweigerd. De IND heeft in een beperkt
aantal zaken verblijf geweigerd omdat bijvoorbeeld aan een gezinslid van iemand die
vanwege zijn werkzaamheden werd geëvacueerd of overgebracht artikel 1F kon worden
tegengeworpen of er ernstige twijfels bestonden omtrent de gestelde identiteit. Er
zijn geen zaken afgewezen op grond van gevaar voor de nationale veiligheid.
8. Relatie Afghaanse bewakers en asiel
De leden Piri (GroenLinks/PvdA), Paternotte (D66) en Van Baarle (DENK) zijn ingegaan
op de relatie met asiel en opvang. In hoeverre hebben de capaciteit van de opvang
en bij de IND een rol gespeeld in het besluit om de bewakers niet over te brengen?
Antwoord
Onder het besluit om de bewakers niet over te brengen hebben verschillende argumenten
gelegen. Primair gelden de overwegingen die staan beschreven onder «1. Afwegingen
van het kabinet». Ook de druk op de asielketen is aan de orde geweest.
Om asiel te kunnen aanvragen dient betrokkene in Nederland te zijn. Voor deze personen
geldt dat zij nog in het buitenland verblijven. Zij zijn derhalve geen asielzoekers
in de zin van de Vreemdelingenwet 2000.
Van de zijde van het Ministerie van Asiel en Migratie is ten aanzien van de overbrenging
van de Afghaanse bewakers regelmatig aandacht gevraagd voor de extra druk op de asielketen,
zowel ten aanzien van de opvang als de capaciteit bij de IND. Dit was enerzijds ingegeven
door de nog altijd voortdurende grote uitdaging die Nederland heeft bij de opvang
van asielzoekers. Een eventuele overbrenging van de bewakers en hun gezinsleden zou
uiteraard een beslag leggen op de capaciteit van de IND en de toch al hoge druk op
het COA en de IND verder verhogen. Anderzijds is door het Ministerie van Asiel en
Migratie aangegeven dat omdat het gaat om personen die (via externe dienstverleners)
zijn ingezet door Defensie en Buitenlandse Zaken, voor de opvang van deze groep ook
in belangrijke mate naar deze ministeries wordt gekeken.
9. Aansprakelijkstelling Afghanistan
De leden Boswijk (CDA), Paternotte (D66), Ceder (ChristenUnie) en Teunissen (Partij
voor de Dieren) stelden vragen over de relatie met de bekendmaking dat Nederland,
samen Duitsland, Canada en Australië, Afghanistan aansprakelijk stelt voor schending
van het Vrouwenverdrag.
Antwoord
De situatie in Afghanistan is voor heel veel mensen moeilijk, in het bijzonder voor
vrouwen en meisjes die steeds meer beperkingen opgelegd krijgen. Nederland spreekt
zich daar regelmatig over uit. Samen met Duitsland, Canada en Australië heeft Nederland
op 25 september jl. aangekondigd Afghanistan aansprakelijk te stellen vanwege schending
van het Vrouwenverdrag. Deze aansprakelijkstelling ziet op de algemene positie van
vrouwen en meisjes in het land. Dit initiatief staat los van het vraagstuk of bepaalde
groepen Afghanen in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland. Mensenrechten
in Afghanistan zullen op de agenda van het kabinet blijven staan.
10. Juridische overwegingen
Een aantal Kamerleden (Dhr. Ceder (ChristenUnie) en mw. Teunissen (Partij voor de
Dieren)) heeft vragen gesteld over de juridische overwegingen die zijn meegenomen
in de advisering voor het kabinet.
Antwoord:
Voor de afweging die heeft geleid tot het besluit zoals opgenomen in de Kamerbrief
verwijs ik naar hetgeen staat beschreven onder «1. Afwegingen van het kabinet». In
de advisering voor de verschillende betrokken bewindspersonen is het juridische scenario
opgenomen dat in een eventuele juridische procedure hier op verschillende manieren
naar gekeken zou kunnen worden. Bij ieder niet ingewilligd individueel verzoek staat
in Nederland de gang naar de rechter open. Daarop kan niet worden vooruit gelopen.
11. Overige vragen
Mw. Piri (GroenLinks/PvdA) vroeg naar de relatie van het besluit met een Kamermeerderheid
van 126 zetels die om overbrenging vroeg.
Antwoord
Het kabinet hecht er aan te benadrukken dat de motie-Piri, aangenomen met 124 zetels,
het kabinet verzoekt om «de EUPOL bewakers en -tolken die werkzaamheden hebben verricht
voor een Nederlandse EUPOL functionaris te betrekken bij het traject voor de ambassadebewakers
zonder dat dit vertraging oploopt». Tevens verzoekt de motie het kabinet «uiterlijk
einde 2023 te informeren over de voortgang met betrekking tot ASG-bewakers, en eind
februari 2024 met betrekking tot ambassadebewakers en EUPOL tolken en -bewakers».
Het traject van de ambassadebewakers waar de motie naar verwijst, is de toezegging
van het kabinet in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Ruys om nader
onderzoek te doen naar de groep ambassadebewakers. De aangenomen motie loopt niet
vooruit op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek, en is geen motie waarin de Tweede
Kamer het kabinet heeft opgeroepen tot overbrenging van deze groep.
Dhr. Boswijk (CDA) vroeg naar de groep Afghanen die zich sinds het vorige kabinetsbesluit
heeft gemeld. Wat gaat er met hen gebeuren? Worden zij nog wel toegelaten?
Dhr. Paternotte (D66) vroeg naar het contact met de 168 aanvragers – zijn deze gebeld
om te vertellen dat ze toch niet naar Nederland mogen komen? En welke verklaring heeft
u gegeven?
Antwoord
De passage in Staat van het Consulaire gaf uiting aan een voornemen, zonder specificatie
of criteria om te duiden wie het kabinet precies in aanmerking wilde laten komen,
of informatie over de uitvoeringsmodaliteiten (zoals een aanmeldingsprocedure). Dit
betreft geen regeling of voorziening waarop mensen een beroep kunnen doen. Aan verzoeken
tot overbrenging op basis van het voornemen van het vorige kabinet kan daarom geen
uitvoering worden gegeven. Personen die een verzoek tot overbrenging op basis van
voornemen van het vorige kabinet hebben gedaan, zullen een reactie ontvangen waarin
wordt toegelicht dat ze niet in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland.
Dhr. Boswijk (CDA) vroeg of het evacuatie team nu ophoudt met bestaan
Antwoord
In de Kamerbrief van 4 juli 2023 (Kamerstuk 27 925, nr. 942) over Stand van zaken overbrengingen uit Afghanistan is aan uw Kamer gecommuniceerd dat de projectorganisatie van Buitenlandse Zaken per
1 augustus 2023 is beëindigd, omdat het aantal nog over te brengen mensen beperkt
is en de snelheid waarmee het overbrengingsproces verloopt vrij laag. De werkzaamheden
zijn bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij bestaande directies belegd. Voor
het Ministerie van Defensie geldt dat de werkzaamheden die verband houden met de overbrenging
van personen zijn belegd binnen het reguliere bedrijfsvoeringsproces.
Beide ministeries blijven zich onverminderd inzetten voor de overbrenging van de 64
personen in Afghanistan die daarvoor in aanmerking komen. Het is voor deze mensen
lastig om Afghanistan te verlaten omdat de meeste personen geen paspoort hebben. Eerder
is met uw Kamer gedeeld dat iedereen die in aanmerking komt voor overbrenging (onder
de bestaande afspraken) een concrete kans zal krijgen om overgebracht te worden. Hier
blijft het kabinet zich voor inzetten.
Mw. Dobbe (SP) vroeg naar de situatie van andere landen en gaf aan dat uit bijvoorbeeld
het rapport van Sara de Jong blijkt dat in vergelijking met andere landen Nederland
het het slechtst heeft gedaan.
Antwoord
Volgens de informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft, zijn er verschillen
tussen wat landen voor bewakers uit Afghanistan hebben gedaan. Het klopt dat sommige
landen wel een aantal ambassadebewakers die in dienst waren van een externe dienstverlener
geëvacueerd hebben. Een enkel land heeft alle bewakers die in augustus 2021 werkzaam
waren overgebracht. Er zijn ook landen die er net als Nederland voor hebben gekozen
ambassadebewakers in dienst van een externe dienstverlener niet over te brengen. De
situatie verschilt dus per land en elk land heeft hier, net als Nederland, een eigen
afweging in gemaakt.
Het rapport van Sara de Jong geeft een overzicht van wat verschillende landen hebben
gedaan met betrekking tot de evacuatie van Afghanen die voor een internationale militaire
missie, internationale organisaties of overheden hebben gewerkt. Ze doet dat in drie
fasen: voor de val van Kaboel, tijdens de acute evacuatie, en daarna. Het beeld van
Nederland is hierbij wisselend. Nederland scoort op diverse punten positief (ook positiever
dan andere landen), en diverse punten als «tekortkoming». De Jong verbindt hieraan
geen vergelijkende conclusies en trekt ook niet de algemene conclusie dat Nederland
het slechter doet dan andere landen. Wel op bepaalde punten, maar Nederland scoort
ook beter dan andere landen op weer andere punten.
Dhr. Kahraman (NSC) vroeg of de huidige Minister de resultaten van de toegezegde onderzoeken
kan delen met de Kamer, waarop beide besluiten zijn genomen? Kan de Minister aangeven
op welke grond de vorige Minister haar besluit heeft genomen?
Antwoord
Deze stukken zullen worden verstrekt middels een aparte brief aan uw Kamer.
Mw. Van der Wal (VVD) vroeg naar de werkafspraken, op basis waarvan het besluit is
genomen. En ik wil daarom ook van de Minister weten waarom deze werkafspraken zijn
vormgegeven. En hoe gaan zij daar bij andere missies mee om? En wat kunnen we daar
dan van leren?
Antwoord
Een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse asielbeleid is dat het niet mogelijk
is om een asielaanvraag op afstand te doen. Dit betekent dat iemand in beginsel pas
een verzoek om asiel kan doen bij aankomst in Nederland. Voor tolken en hoog-profiel
medewerkers in Afghanistan die destijds gevaar liepen als gevolg van hun inzet ten
behoeve van de militaire missie in Afghanistan leverde dit problemen op. Dit vormde
aanleiding voor het maken van de interdepartementale afspraken («Werkafspraken 2014»
of de zogenaamde Tolkenregeling) tussen de Ministeries van BZ, Defensie en JenV (Aanhangsel
Handelingen II 2024/25, nr. 60). Hiermee werd beoogd om bescherming te kunnen bieden aan deze bijzondere doelgroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie