Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief omtrent onterechte incheckplicht voor OV- abonnementhouders
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 831
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2024
De vaste commissie Infrastructuur en Waterstaat heeft een brief van een burger ontvangen
waarin wordt gesteld dat:
• De incheckplicht in het openbaar vervoer niet geldt voor abonnementhouders. Artikel
47 van het Besluit personenvervoer 2000 (verder: Bp2000) richt zich volgens de briefschrijver
enkel op reizigers die nog moeten betalen voor hun reis. Volgens de briefschrijver
blijkt dit uit de tekst zelf waarin de woorden «voor ontwaarding bestemd apparaat»
(lid 1 onder b) en «te betalen ritprijs» (lid 2 onder d) staan. Artikel 47 en de incheckplicht
zouden daarom niet van toepassing zijn op abonnementhouders.
• Omdat artikel 47 niet van toepassing is, is artikel 48, het zogenaamde boeteartikel,
dit ook niet. Artikel 48 richt zich volgens de briefschrijver bovendien exclusief
op reizigers die hun reiskosten niet hebben betaald. Een abonnementhouder, die vooraf
heeft betaald voor de reis, valt volgens deze redenering buiten de werking van dit
artikel. Gelet hierop zouden vervoerders onterecht opgelegde boetes aan abonnementhouders
moeten terugbetalen, aldus de briefschrijver.
In de regelgeving (artikel 70 Wet personenvervoer 2000) is vastgelegd dat een reiziger
in het bezit moet zijn van een geldig vervoerbewijs. Artikel 47 Bp2000 geeft aan dat
een reiziger, die gebruik maakt van een OV-chipkaart, in het bezit dient te zijn van
een geldig elektronisch vervoerbewijs. Een elektronisch vervoerbewijs is geldig indien,
onder meer, de reismogelijkheden van het elektronisch vervoerbewijs toereikend zijn
voor de te maken reis en het vertrekpunt elektronisch is geregistreerd, artikel 47
tweede lid onder b. Door het in- en uitchecken wordt gecontroleerd of de reismogelijkheden
op de OV-chipkaart, in de vorm van afboeking van een bedrag of een vooraf betaald
reisrecht, voldoende zijn voor het maken van een reis. Dit bepaalt mede of het vervoerbewijs
op een geldige wijze wordt gebruikt. Elektronische registratie van
het vertrekpunt kan niet anders dan door inchecken, ongeacht of dit door afboeking
van een bedrag is of in de vorm van een abonnement. Beiden zijn vormgegeven als elektronisch
vervoerbewijs.
Dit is eveneens toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op artikel 47 Bp20001.
De tekst «voor afgifte of ontwaarding bestemd apparaat» uit het eerste lid van artikel
47 doelt op de incheckapparatuur. De apparatuur registreert bij OV-chipkaarten met
een financieel saldo ook de betaling voor het reizen, maar deze apparatuur registreert
ook het vertrekpunt.2
De tekst «de te betalen vervoerprijs voor de rest ten minste gelijk is aan het tarief
dat de gebruiker van het elektronisch vervoerbewijs daarvoor verschuldigd is» uit
het tweede lid onder d is toegevoegd om het onterecht gebruiken van reducties te voorkomen.3 Dit kan tevens om de vervoerprijs van een abonnementhouder gaan.
In 2015 is in opdracht van reizigersvereniging Rover en de Consumentenbond juridisch
onderzoek4 gedaan waarin werd gesteld dat de incheckplicht voor sommige abonnementen onnodig
is. Wanneer echter bij het ene reisrecht wel ingecheckt moet worden en bij het andere
niet vergroot dit de onduidelijkheid en het risico op fouten. Een eenduidig handelingsperspectief
is duidelijk voor alle reizigers en vervoerders kunnen de incheckdata gebruiken om
extra voertuigen in te zetten wanneer blijkt dat de voertuigen op bepaalde trajecten
vol zijn. Om (onder andere) deze redenen geldt de wettelijke incheckplicht ook voor
abonnementhouders. De incheckplicht is eveneens geregeld in de vervoervoorwaarden
van de vervoerders.5
Als niet is ingecheckt, is er geen sprake van een geldig vervoerbewijs op grond van
artikel 47, tweede lid Bp2000. Gelet op artikel 48, tweede lid, Bp2000 is de reiziger
op vordering van de vervoerder een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag
verschuldigd indien hij: a. niet voldoet aan de in artikel 47, eerste lid, bedoelde
verplichting. Omdat artikel 47 van toepassing is, is artikel 48 ook van toepassing.
Artikel 48 richt zich dan ook niet exclusief op reizigers die hun reiskosten niet
hebben betaald.
Er is derhalve geen aanleiding voor de conclusie dat abonnementhouders niet onder
deze artikelen zouden vallen.
Volledigheidshalve valt te vermelden dat er een coulanceregeling bestaat waarmee reizigers
met bepaalde landelijke abonnementen maximaal drie keer per jaar een verzoek in kunnen
dienen om de boete kwijt te schelden wanneer ze per ongeluk zijn vergeten in te checken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
C.A. Jansen
Indieners
-
Indiener
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.