Brief regering : Publicatie Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2024
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
33 576 Natuurbeleid
Nr. 317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2024
Op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur rapporteert
een onafhankelijk consortium bestaande uit het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Wageningen University
& Research (WUR) periodiek over de voortgang van de stikstofreductie en natuurverbetering.
Op 1 oktober 2024 publiceert het RIVM namens dit consortium de jaarlijkse «Monitor
stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2024». Dit rapport, dat is toegevoegd als
bijlage, beschrijft de ontwikkeling van stikstofemissies en -deposities op de stikstofgevoelige
natuur in Natura 2000-gebieden.
Uit de Monitor stikstofdepositie 2022, waarin de te realiseren stikstofopgave van
voor de start van het Psn is gerapporteerd, bleek dat met de ingezette maatregelen
de omgevingswaarde voor 2025 in beeld was. In 2023 zijn de KDW’s aangepast als gevolg
van de meest recente wetenschappelijke inzichten in de stikstofgevoeligheid van natuur,
en het feit dat de berekende stikstofneerslag door recentere metingen voor de prognosejaren
hoger uitkomt. Bij de monitor 2023 bleek dat door de herziening de KDW’s hoger uitkomen
en werd duidelijk dat om de omgevingswaarden te halen, de stikstofuitstoot méér verlaagd
moet worden dan toen het Psn werd vastgesteld.
De monitoring hangt samen met de kritische depositiewaarde (KDW) die nu nog als stikstofdoel
in de Omgevingswet staat. Zoals bekend, is het kabinet voornemens om bij de sturing
op omgevingwaarden in het kader van de Wet Stikstofreductie en natuurverbetering over
te gaan van depositiesturing naar sturing op emissie van stikstofoxiden en ammoniak.
Het voornemen is de KDW in dit kader te vervangen door een juridisch houdbaar alternatief,
waarbij de gemeten staat van de natuur centraal staat. Wanneer dit het geval is zal
de monitoring daarop worden aangepast. Tot die tijd zal het kabinet de huidige stikstofdoelstellingen
monitoren.
Uitkomsten Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden
In de monitor staan historische gegevens en ramingen van emissies (ammoniak en stikstofoxiden)
en stikstofdepositie voor toekomstige jaren. De ramingen worden afgezet tegen de stikstofdoelen
voor 2025, 2030 en 2035 die nu nog in de Omgevingswet zijn opgenomen. De ramingen
in het rapport zijn gebaseerd op de geraamde emissiecijfers van de Klimaat- en Energieverkenning
(KEV) 2022 en het vastgestelde, voldoende geconcretiseerde beleid tot en met 1 mei
2022. De emissieramingen worden eind dit jaar geactualiseerd, waarna in de stikstofmonitor
van volgend jaar de nieuwe cijfers voor stikstofdepositie opgenomen worden.
Omdat de ramingen dit jaar niet zijn geactualiseerd, is de conclusie van de rapportage
gelijk aan wat eerder aan uw Kamer is gemeld: naar verwachting dalen de emissies van
ammoniak en stikstofoxiden, waardoor de gemiddelde overschrijding van de KDW afneemt
van 510 (2021) naar 385 mol/ha/jr (2030). Het percentage van het areaal dat onder
de KDW ligt, neemt naar verwachting echter nog maar zeer beperkt toe (29% in 2025
en 30% in 2030 en 2035) en blijft achter bij de doelen uit de wet (40% in 2025, 50%
in 2030, 74% in 2035).
In de rapportage is daarnaast ook het effect van de landelijke beëindigingsregeling
veehouderijlocaties (Lbv), de aanpak piekbelasting (Lbv-Plus) en het het vervallen
van de derogatie-uitzonderingspositie zichtbaar. Deze maatregelen zorgen ervoor dat
de gemiddelde mate van overschrijding van de KDW in 2030 op ongeveer 340 mol/ha/jaar
uitkomt, dit is een daling van ca 4%.
Inzet van het kabinet
Uit de huidige, maar ook uit vorige rapportages, is duidelijk dat het stikstofdoel
van 2025 in de tijd niet haalbaar is. Daarvoor zouden te ingrijpende maatregelen genomen
moeten worden, die ook nog eens een forse uitvoeringslast met zich mee zouden brengen.
Ook de doelen voor de volgende jaren vergen aanvullende inspanningen. Dit heeft het
vorige kabinet in juni van dit jaar al geconstateerd en aan de Kamer gemeld (Kamerstukken
33 576 en 35 334, nr. 377). De aanleiding was het RIVM-rapport «Effect van nieuwe inzichten op het bereiken
van NPLG stikstofdoelen», waarin is doorgerekend welke consequenties de herziene KDW’s
hebben voor de eerder vastgestelde doelen voor emissiereductie.
In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat stikstofreductie zal plaatsvinden daar
waar dat aantoonbaar nodig is voor de instandhouding van de natuur en dat andere drukfactoren
ook worden aangepakt. In het Regeerprogramma is de nieuwe koers uitgezet om op een
andere manier te gaan werken aan de internationale doelstellingen voor onder meer
de natuur. Het kabinet is voornemens om in te zetten op doelsturing met realistische
emissiedoelen, door doelsturing ontstaan concrete handvatten voor agrariers om in
hun bedrijf emissiereductie te realiseren. Ondernemers zullen bij hun inspanningen
worden ondersteund met innovatiemiddelen en er zullen meer middelen voor agrarisch
natuurbeheer langjarig beschikbaar zijn. Het kabinet is van plan die middelen daar
in te zetten waar ze het meeste effect zullen hebben. Ondernemers die willen stoppen,
krijgen de mogelijkheid dat te doen.
De koerswijziging is niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Omdat duidelijk is dat
een teveel aan stikstof, evenals andere factoren, van invloed kan zijn op de kwaliteit
van stikstofgevoelige natuur, wordt de uitvoering van de eerder getroffen maatregelen
voortgezet. Dat geldt ook voor de provincies die de komende jaren 2 miljard euro beschikbaar
hebben om gebiedsgericht maatregelen te nemen, die naast natuurdoelen, ook bijdragen
aan water- en klimaatdoelen.
Eind 2024 ontvangt uw Kamer als verdere uitwerking van het Regeerprogramma zowel een
agenda voor de implementatie van doelsturing op emissies, als de belangrijkste uitgangspunten
voor de beëindigingsregeling en de eerste richting van de uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke
aanpak.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.