Brief regering : Voortgang waterstofbeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1395
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR KLIMAAT EN ENERGIE EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2024
Met deze brief informeren wij, de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister
van Economische Zaken en Klimaat (EZK), uw Kamer over de voortgang van het waterstofbeleid.
Waterstof is een essentiële bouwsteen voor de energietransitie. Het kabinet heeft
zich de afgelopen jaren ingezet om deze markt te ontwikkelen. De inzet van het kabinet
is gericht op de tijdige realisatie van wettelijke en fysieke randvoorwaarden, en
de opschaling van hernieuwbare waterstof door steun voor productie, import en gebruik.
Het kabinet ziet daarnaast een belangrijke rol voor koolstofarme waterstof in de transitiefase
naar een volwassen hernieuwbare waterstofmarkt en voor het realiseren van kosteneffectieve
CO2-reductie. Daarom bestaat hier ook ondersteuning voor (bijvoorbeeld de SDE++ voor
toepassing van CO2-afvang) en werkt Nederland nauw samen met andere landen om voldoende aanbod van koolstofarme
waterstof te realiseren.
Deze brief gaat in op de voortgang van: i) het instrumentarium voor hernieuwbare waterstof,
ii) de regulering, iii) de waterstofkwaliteit, iv) de waterstofopslag en v) de regionale
infrastructuur en -initiatieven. Met deze brief komen wij tevens tegemoet aan een
aantal toezeggingen en moties.1 Verder informeren wij uw Kamer nog voor de zomer over de ordening van waterstoftransport
op zee, de Delta Rhine Corridor en de uitrol van het landelijke transportnetwerk.
I. Instrumentarium voor hernieuwbare waterstof
De overheid heeft een belangrijke rol om voldoende productie en import van hernieuwbare
waterstof te realiseren, vooral voor gebruik in de industrie vanwege de groeiende
uitdagingen daar.2 We herkennen de signalen uit rapporten en de markt dat het vooral gaat om het dekken
van de onrendabele top en het oplossen van coördinatieproblemen tussen aanbieders
en afnemers. Door gestegen kosten (rente, energie, grondstoffen en nettarieven) is
de onrendabele top van projecten de afgelopen jaren toegenomen. Als deze trends doorzetten,
kan dat een rem zetten op de opschaling van hernieuwbare waterstof. Het is aan een
volgend kabinet om te bepalen of aanvullende overheidsinterventies en -middelen nodig
zijn.
De inzet van het reeds beoogde instrumentarium is no regret; dit is minimaal nodig
om de waterstofdoelen in 20303 te halen. Het kabinet ontwikkelt zowel subsidies als verplichtingen om de juiste
balans tussen flexibiliteit en zekerheid te creëren. Deze instrumenten (hieronder
nader toegelicht) moeten een oplossing bieden voor zowel de toegenomen onrendabele
top als coördinatieproblemen. We verkennen daarbij of voor de benodigde import aanvullende
overheidsinterventies nodig zijn, gericht op importinfrastructuur en het omzetten
van waterstofdragers naar waterstofgas. Ook zoeken we naar oplossingen om de netkosten
in de industrie te verlagen.4 Tot slot zetten we ons samen met andere EU-lidstaten in om zo snel mogelijk de laatste
details van het REDIII-waterstofdoel voor de industrie5 vast te laten leggen, zodat er duidelijkheid komt voor de markt. Dit is ook nodig
om te beoordelen of het beoogde instrumentarium en het budget toereikend zijn.
De afgelopen maanden heeft het kabinet belangrijke stappen gezet die realisatie van
de eerste grote elektrolyseprojecten mogelijk maken:
− We hebben aan 7 aanvragers uit de OWE-regeling6 € 245 miljoen subsidie verleend, goed voor 101 megawatt aan capaciteit uiterlijk
in 2028. De tender was met € 600 miljoen aan aanvragen zwaar overtekend.
− Voorbereidingen voor een tweede ronde van de OWE-regeling zijn bijna afgerond. De
openstelling staat direct na de zomer gepland met een budget van bijna € 1 miljard;
de uitkomsten staan gepland voor voorjaar 2025.
− We hebben met de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
overeenstemming bereikt over de vormgeving van de raffinageroute, als onderdeel van
de systematiek energie voor vervoer, waarmee een afzetmarkt voor hernieuwbare waterstof
wordt gecreëerd, goed voor ten minste een halve gigawatt elektrolyse.7 Hiermee komen we tegemoet aan de eerder gemaakte afspraken en de motie Bontenbal
en Grinwis.8 In de brief over de voortgang van de implementatie van RED-III vervoer is beschreven
hoe de raffinageroute bijdraagt aan het behalen van de RFNBO-subverplichtingen in
de mobiliteit en de opschaling van de elektrolysecapaciteit.9 U ontvangt uiterlijk na de zomer meer informatie van de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de verdere vormgeving van de raffinageroute.
De komende periode zal het kabinet ook de laatste onderdelen van het beoogde instrumentarium
uitwerken, zoals toegezegd in de brief van 30 oktober 2023.10 Het betreft onderstaande instrumenten die bedrijven helpen om de investeringen te
doen in de benodigde productie- en importcapaciteit voor de waterstofdoelen. De definitieve
vormgeving van de instrumenten is aan een volgend kabinet.
− Het kabinet stelt in het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds onder voorwaarden
middelen beschikbaar voor de verdere opschaling van hernieuwbare waterstof.11 We beogen een derde ronde van de OWE-regeling in het voorjaar van 2025 te publiceren.
De openstelling stemmen we qua timing af op de procedures voor de windparken op zee
die in de tweede helft van 2025 zullen plaatsvinden.
− Uw Kamer ontvangt deze zomer nog een brief over de twee demonstratieprojecten voor
waterstofproductie op zee, waar het kabinet ook middelen uit het Klimaatfonds voor
beschikbaar heeft gesteld.12 Ter voorbereiding is recent een publieke interessepeiling georganiseerd.13 De uitkomsten van de interessepeiling zullen in de aanstaande Kamerbrief over de
voortgang van de demonstratieprojecten worden toegelicht.
− Samen met Duitsland heeft het kabinet inmiddels een voorstel voor een gezamenlijke
tender onder H2-Global uitgewerkt ter ondersteuning van import.14 Duitsland en Nederland hebben voor deze tender elk € 300 miljoen beschikbaar gesteld
(in totaal dus € 600 miljoen). Dit voorstel ligt nu ter goedkeuring bij de Europese
Commissie als onderdeel van de staatssteunprocedure.
− Tot slot bereiden we momenteel de internetconsultatie van de voorstellen voor de eerder
aangekondigde vraagsubsidies en de beoogde jaarverplichting RFNBO’s15 in de industrie voor (voorheen: RFNBO afnameverplichting). Met deze consultatie willen
wij marktpartijen (in het bijzonder de bedrijven die onder de jaarverplichting zouden
gaan vallen) de ruimte geven om duidelijk te maken wat de impact van deze voorstellen
is en wat in hun ogen nodig is voor een succesvolle ontwikkeling van de waterstofmarkt.
De voorbereidingen om de consultatie te starten zijn eind juni gereed, waarna het
aan een nieuw kabinet is om deze te starten. Na de consultatie zal het volgende kabinet
een besluit moeten nemen over de definitieve vormgeving van het instrumentarium.
Invoering van deze vraagsubsidies en van de jaarverplichting RFNBO’s in de industrie
moet hand in hand gaan: een verplichting zonder subsidies lijkt met beperkt aanbod
van hernieuwbare waterstof onvoldoende effectief en lijkt alleen mogelijk met een
laag ingroeipad (zie het rapport van CE Delft in de bijlage16). CE Delft concludeert dat de zekerheid in de eerste periode (tot minimaal 2030)
nog niet van de beoogde jaarverplichting komt, maar vooral van het flankerend beleid
in de vorm van vraagsubsidies. Het kabinet vindt verplichtingen wel wenselijk, omdat
ze meer zekerheid geven over de vraag naar waterstof. Bij de vormgeving van deze instrumenten
houden we het speelveld tussen binnenlandse productie en import én het beleid in buurlanden
scherp in de gaten.
II. Regulering
Private partijen bereiden momenteel investeringen voor waterstofterminals voor. Onder
het Europese waterstof- en gasdecarbonisatiepakket (hierna: decarbonisatiepakket)
moet dit type infrastructuur voldoen aan het principe van onderhandelde derdentoegang.
Dit principe is van belang voor: i) de diversificatie van herkomstlanden van waterstof,
ii) de borging van strategische autonomie en iii) het ontstaan van een gelijk speelveld
tussen marktpartijen die als leverancier actief willen worden op de Europese markt
voor gasvormige waterstof en afhankelijk zijn van deze toegang.
Vooruitlopend op de nationale implementatie van het decarbonisatiepakket, is het van
belang duiding te geven aan wat het principe van onderhandelde derdentoegang tot waterstofterminals
inhoudt. Het uitgangspunt bij onderhandelde derdentoegang is dat de onderhandelende
partijen zelf een grote mate van vrijheid hebben om het proces van de onderhandelingen
te bepalen. Het betreft onder meer de onderwerpen waarover afspraken gemaakt moeten
worden en met name de toegangsvoorwaarden, zoals de tarieven die noodzakelijk zijn
om de investering terug te verdienen. Er dient bij het verlenen van toegang zowel
op inhoud als op proces sprake te zijn van objectiviteit, transparantie en non-discriminatie.
Objectiviteit en non-discriminatie betekenen dat gelijksoortige toegangsverzoeken,
bijvoorbeeld in de vorm van capaciteit en contractduur, gelijk behandeld moeten worden.
Transparantie betekent dat iedere partij die actief wil zijn op de markt voor gasvormige
waterstof in de gelegenheid moet worden gesteld om bekend te zijn met de toegangsvoorwaarden
en allocatieregels die uitbaters van terminals zullen hanteren. Onderhandelde derdentoegang
betekent niet dat tarieven gereguleerd zijn en er worden ook geen beperkingen gesteld
aan de duur van contracten. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) zal na de zomer
een verdere toelichting publiceren over uitgangspunten bij derdentoegang.
Naar aanleiding van mijn toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over de Energiewet
van 15 april jl. ga ik hierbij in op de rol van netwerkbedrijven in waterstofterminals17. Waar concurrentie tussen private partijen in de ontwikkeling van waterstofterminals
kan plaatsvinden, wil ik die ruimte ook bieden. Indien de markt initiatieven voor
waterstofterminals echter onvoldoende oppakt, kan sturing via een staatsdeelneming
mogelijk zijn. Daarom is een voorstel in de Energiewet opgenomen om Gasunie de mogelijkheid
te geven om deel te kunnen nemen aan initiatieven voor de ontwikkeling en exploitatie
van waterstofterminals. Er zal echter geen verplichting zijn voor private initiatiefnemers
van waterstofterminals om Gasunie te betrekken bij de bouw en exploitatie. Het wetsvoorstel
beoogt nadrukkelijk niet om Gasunie een rol te geven op een andere markt dan de markt
voor gasvormige waterstof.
III. Waterstofkwaliteit
Op 9 oktober 2023 ontving uw Kamer een onderzoeksrapport over de waterstofkwaliteit.18 Uit contacten met onze omringende landen blijkt dat er in toenemende mate steun is
voor harmonisatie van een minimale zuiverheidseis van 99,5%. De Europese Commissie
verwacht dit jaar, na inwerkingtreding van het decarbonisatiepakket, een normalisatieverzoek
bij CEN-CENELEC (Europees Comité voor Elektrotechnische Standaardisatie) neer te leggen
voor een Europese norm over de specificaties van waterstof. Een dergelijk traject
duurt circa drie jaar. In Nederland, België en Duitsland komen waterstofstromen in
het netwerk echter eerder op gang. Daarom is een aantal transportbedrijven, waaronder
Gasunie, gestart met het uitwerken van een gezamenlijke specificatie op basis van
een zuiverheid van 99,5%. Zo’n specificatie kan worden gebruikt in contracten, interconnectie-overeenkomsten
en kan als input dienen voor het Europese normalisatieproces. Wij zullen de resultaten
van deze gezamenlijke kwaliteitsspecificatie afwachten voordat we een besluit nemen
over de waterstofspecificaties van het Nederlandse waterstoftransportnetwerk.
IV. Waterstofopslag
Waterstof moet kunnen worden opgeslagen voor gebruik in de periodes dat er onvoldoende
wind- of zonne-energie is of wanneer er een discrepantie is tussen vraag en aanbod.
De opslag van waterstof vormt hiermee een essentiële schakel in de energietransitie
en het realiseren van een fossielvrij energiesysteem. De ontwikkeling van de eerste
vier zoutcavernes voor waterstofopslag is voorzien bij Zuidwending (project Hystock).
Er worden middelen uit het Klimaatsfonds ingezet om die realisatie mogelijk te maken.
Daarnaast is in de voorjaarsnota aangegeven dat extra middelen uit het Klimaatsfonds
zijn gereserveerd voor de realisatie van verdere waterstofopslag na project Hystock.
De ontwikkeling van opslaglocaties op land vergt een zorgvuldig participatieproces
en betrokkenheid vanuit de omgeving. Er is daarom een gezant ondergrondse energieopslag
aangesteld. De gezant is bezig met het voeren van eerste verkennende gesprekken met
stakeholders in de regio. In lijn met de routekaart energieopslag19 wordt ook een visie ontwikkeld op het algehele belang van duurzame energieopslag
in Nederland, de benodigde hoeveelheid waterstofopslag en hoe dit ruimtelijk en sociaal-maatschappelijk
inpasbaar is.
V. Regionale waterstofinfrastructuur en -initiatieven
Rapport naar mogelijke uitrol van regionale waterstofinfrastructuur – HyRegions
Hynetwork Services (hierna: HNS) werkt momenteel aan de realisatie van de eerste delen
van het landelijke transportnetwerk. Het landelijke transportnet bereikt echter niet
alle bedrijven (waaronder cluster-6 bedrijven) die hun processen met waterstof willen
of moeten verduurzamen en evenmin alle bedrijven die waterstof willen produceren.
Het is belangrijk dat er duidelijkheid ontstaat over de toekomstige aansluitmogelijkheden
van deze bedrijven. Zoals in eerdere brieven aangekondigd, heeft EZK daarom samen
met het interprovinciaal overleg (IPO), Netbeheer Nederland en Gasunie een extern
onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke uitrol van een regionale waterstofinfrastructuur
en bijbehorende ordeningsaspecten. Eind april is het HyRegions rapport afgerond, welke
als bijlage is toegevoegd aan deze Kamerbrief.20
Het rapport beschrijft allereerst dat het onzeker is in welke mate en op welke termijn
voldoende waterstof tegen een concurrerende prijs beschikbaar zal zijn. Deze schaarste
en de bijbehorende hoge prijs kunnen volgens de onderzoekers een dempend effect hebben
op de waterstofvraag in de regio. Verwacht wordt wel dat op de middellange termijn,
ten opzichte van het huidige uitrolplan van het landelijke transportnet, uitbreiding
van de waterstofinfrastructuur noodzakelijk wordt. Deze veelal nieuwe aanleg zal ook
met (financiële) risico’s omgeven zijn, waaronder het risico op onderbenutting (vollooprisico’s).
Het rapport concludeert dat steun van de overheid gerechtvaardigd kan zijn voor het
faciliteren van de opstartfase. Om realisatie mogelijk te maken, is commitment van
netgebruikers en een netbeheerder nodig. Tot slot benadrukt het rapport dat het van
groot belang is dat de overheid tijdig duidelijkheid verschaft over het toekomstige
wetgevingskader en marktordeningsmodel en geeft daarbij een aantal aanbevelingen en
mogelijke tijdlijnen.
Het HyRegions onderzoek is de eerste stap in de verkenning naar de uitrol van regionale
waterstofinfrastructuur en de bijbehorende marktordeningsaspecten. Er moet een marktordeningsmodel
ontworpen worden waarbij netbeheerders de transportdiensten leveren tegen de juiste
voorwaarden voor de netgebruikers. Het rapport geeft een aantal opties voor een marktordeningsmodel.
EZK zal de komende maanden deze opties verder uitwerken en bij de markt toetsen. Verder
geeft het rapport een eerste beeld van de regionale gebieden waar zich geconcentreerde
waterstofvraag kan ontwikkelen. De gebieden die volgen uit het rapport zijn gebaseerd
op modelmatig onderzoek. Daarom is het noodzakelijk om verdiepend onderzoek te doen
naar de vanuit de markt verwachte waterstofvraag. In dat kader wordt momenteel gewerkt
aan de provinciale Cluster Energie Strategieën (pCES’en)21, die rond de zomer worden opgeleverd. EZK wil op basis van het HyRegions rapport
en de pCES’en na de zomer samen met netbeheerders, provincies en vertegenwoordigende
organisaties van netgebruikers (producenten, importeurs en afnemers) mogelijk kansrijke
gebieden en de bijbehorende aansluitopties verder uitwerken. Dit proces zal worden
afgestemd met de provinciaal Meerjarenprogramma’s Infrastructuur Energie en Klimaat
(pMIEK’s)22 die in februari 2025 worden opgeleverd. De Kamer zal naar verwachting begin 2025
verder geïnformeerd worden. Met de gemaakte analyse in het HyRegions rapport en de
aangekondigde stappen met betrekking tot onderzoek naar aansluitbeleid geven we gedeeltelijk
invulling aan de motie van het lid Grinwis c.s.23. Het resterende deel van deze motie zal worden afgedaan in de Kamerbrief over de
Delta Rhine Corridor die na de zomer naar de Kamer zal worden verstuurd.
In het verlengde hiervan is, naar aanleiding van een toezegging aan Kamerleden Postma
en Vermeer, uw Kamer op 28 maart jl. geïnformeerd over lokale waterstofinitiatieven24. Momenteel verkennen we de mogelijkheden voor waterstofhubs in de regio (buiten de
vijf industriële clusters). Daarbij kijken we ook naar de mogelijke rol die dergelijke
waterstofhubs kunnen spelen in het flexibiliseren van ons energiesysteem (bijv. het
ontlasten van het net) en het toekomstbestendig houden van de regio. Ook verkennen
we hoe waterstofhubs in de regio kunnen bijdragen aan onze nationale en Europese doelen
en het opschalen van de waterstofmarkt met inbegrip van de opschaling van de Nederlandse
waterstofmaakindustrie. Hiervoor hebben we actief contact met lopende initiatieven
op diverse plekken in het land om ervaringen op te halen25.
Maximacentrale
Het vraagstuk over de mogelijke uitbreiding van de geplande waterstofinfrastructuur,
waar in het HyRegions rapport onderzoek naar is gedaan, is al actueel in de provincie
Flevoland. In het Commissiedebat Gasmarkt en Leveringszekerheid van 3 april jl. heb
ik, de Minister voor Klimaat en Energie, aan het lid Flach toegezegd om in deze brief
op de Maximacentrale in te gaan. Engie, de eigenaar van deze centrale, wil waterstof
bijmengen in de centrale. Het uitrolplan van het landelijke transportnet voor waterstof
voorziet echter niet in de realisatie van een transportnet in Flevoland en hier is
momenteel ook geen financiële dekking voor. De afgelopen periode hebben gesprekken
plaatsgevonden tussen de verschillende stakeholders, waaronder HNS, over eventuele
aansluiting van de Maximacentrale aan het landelijke transportnet. Een individuele
aansluiting van de Maximacentrale bedraagt naar inschatting van HNS circa € 112 miljoen.
Aansluitkosten dienen door de aangeslotene betaald te worden. Naast een individuele
aansluiting bestaat de optie dat HNS het transportnet uitbreidt met een verbinding
naar Flevoland, indien meerdere partijen gebruik willen maken van het transportnet
en bereid zijn de transportcapaciteit te contracteren. De kosten van uitbreiding van
het transportnet worden zo onderdeel van de totale kosten van het transportnet en
worden in de toekomst betrokken bij het vaststellen van de transporttarieven. Om uitbreiding
van het transportnet mogelijk te maken moet onderzocht worden of er andere bedrijven
zijn in de regio die gebruik willen maken van het transportnet en bereid zijn de capaciteit
te contracteren.
De provincie Flevoland heeft aangegeven de waterstofvraag en koppelkansen te gaan
inventariseren. Ik waardeer het zeer dat de provincie hierin het voortouw neemt. Deze
inventarisatie past binnen de (verdere) ontwikkeling van de energievisie van de provincie
Flevoland. Daarnaast bestaat het FLHY (Flevoland Hydrogen Valley) initiatief waar
veel bedrijven bij zijn aangesloten en waar tevens een inventarisatie naar waterstofvraag
wordt gedaan. Deze trajecten kunnen een betere inschatting geven van de waterstofvraag
en het concrete commitment dat bedrijven willen geven op gebruik van het transportnet.
Op basis van deze inschatting kan ik samen met HNS en andere stakeholders, zoals representatieve
organisaties van bedrijven die het net gaan gebruiken, bezien of uitbreiding van het
transportnetwerk mogelijk is.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Medeindiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat