Grondbeginselen rechtstaat geschonden
Bij de fraudeaanpak van de kinderopvangtoeslag zijn grondbeginselen van de rechtsstaat geschonden. Een vergissing bij een aanvraag werd al gauw als fraude gezien, waardoor ouders in de uitvoering ten onrechte gebrandmerkt zijn als opzettelijke fraudeurs. Dit verwijt treft niet alleen de uitvoering - specifiek de Belastingdienst/Toeslagen - maar ook de wetgever en de rechtspraak.
Dat constateert de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag in haar onderzoeksverslag getiteld ‘Ongekend onrecht’. Kabinet en parlement (de wetgevende macht) mogen het zich aanrekenen dat zij wetgeving hebben vastgesteld die spijkerhard was en die daardoor onvoldoende de mogelijkheid in zich had om recht te doen aan individuele situaties. Zo ontbrak een hardheidsbepaling en kregen noodzakelijke beginselen van behoorlijk bestuur, met name het evenredigheidsbeginsel, veel te weinig aandacht van de wetgever.
Grove inbreuk
De wetgeving had door het opdracht gevende ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op elk moment kunnen worden aangepast, als daarvoor de noodzaak was gevoeld. Dit is echter niet gebeurd. De uitvoerder – het ministerie van Financiën - heeft de kinderopvangtoeslag uitgevoerd als een massaproces. De groepsgewijze aanpak, de ‘alles-of-niets’ benadering en de wijze waarop ‘opzet/grove schuld’ werd gehanteerd, hebben grove inbreuk gemaakt op het rechtsstatelijke principe dat recht gedaan moet worden aan individuele situaties van mensen.
Rechtspraak
Zonder zich te willen uitlaten over individuele rechterlijke uitspraken, constateert de commissie dat ook de bestuursrechtspraak jarenlang een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van de - niet dwingend uit de wet volgende - spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag.
Herhaling voorkomen
De commissie is gedurende haar werkzaamheden eerst met verbazing en uiteindelijk met diepe verontwaardiging tot het besef gekomen dat ouders jarenlang geen schijn van kans hebben gehad. Zij doet een dringend beroep op alle betrokken partijen om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen.
Antwoord op onderzoeksvragen
De opdracht van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag was na te gaan wat bewindspersonen wisten van de harde fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslag, welke sturing zij daaraan hebben gegeven en waarom het zo lang heeft kunnen doorgaan. De harde aanpak van fraude is mede door bewindspersonen geïnitieerd. De politieke en ambtelijke top van de betrokken ministeries hadden echter lange tijd geen volledig beeld van de harde aanpak die werd gevolgd. In de loop der jaren hebben bewindslieden weliswaar verschillende signalen gekregen over de gevolgen van de fraudeaanpak en het toezicht bij de kinderopvangtoeslag, maar ernst en urgentie werden niet ingezien en oplossingen bleven lang uit.
Slechte informatievoorziening
De commissie constateert ook dat de informatievoorziening vanuit de rijksoverheid onvoldoende is. Op het hoogste niveau is de Tweede Kamer bij herhaling niet op tijd, onvolledig of onjuist geïnformeerd over de kinderopvangtoeslag. Achter de gebrekkige informatievoorziening gaat een tekortschietende informatiehuishouding schuil. Bij alle ministeries waar de commissie onderzoek van enige omvang heeft verricht, bleek de informatiehuishouding onvoldoende op orde. De commissie is van mening dat het op orde brengen van de informatiehuishouding een prioriteit moet zijn. Dat is nodig voor het goed functioneren van de ministeries, van de parlementaire democratie en van de controlerende functie van de media.
Ongekend onrecht
Wat veel ouders is overkomen, ziet de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag als ongekend onrecht. Het oplossen van de problemen waarin ouders door toedoen van de overheid terecht zijn gekomen, werd lang niet gezien als noodzakelijk en is keer op keer vooruitgeschoven. Daarvoor zijn allerlei verklaringen te geven, zoals een al langer bestaande praktijk in de uitvoering die voor de rechter standhield, verantwoordelijkheden die zijn verspreid over meerdere ministeries, de oriëntatie op beleid en politiek in plaats van op de uitvoering en de vrees voor financiële, juridische of publicitaire consequenties. Deze verklaringen mogen volgens de commissie echter nooit een excuus zijn. Het heeft binnen de ambtelijke en politieke top te lang ontbroken aan personen die de ernst van de problemen inzagen en verantwoordelijkheid namen voor het geheel.
Diegenen die de moed hebben gehad om, tegen de stroom in, de vinger op de zere plek te leggen, verdienen groot respect, aldus de commissie.
Achtergrond
De Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag is op donderdag 2 juli 2020 ingesteld om onderzoek te doen naar problemen rond de fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslag. De commissie bestaat uit de leden: Jeroen van Wijngaarden (VVD), Roy van Aalst (PVV), Chris van Dam (CDA, voorzitter), Salima Belhaj (D66), Tom van der Lee (GroenLinks), Renske Leijten (SP), Attje Kuiken (PvdA, ondervoorzitter) en Femke Merel van Kooten-Arissen (vKA).
De commissie deed onderzoek naar het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag in een bepaalde periode. De commissie verhoorde 19 getuigen en deskundigen onder ede en deed onderzoek op basis van openbare documenten en door de commissie gevorderde informatie. Er is een reconstructie gemaakt van gebeurtenissen die van belang zijn geweest voor het fraudebeleid bij de kinderopvangtoeslag. Meer informatie over het werk van de commissie vindt u op de commissiepagina.