Onderzoek onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog Indonesië

14 juni 2023, debat - De Kamer debatteert met premier Rutte en de ministers Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en Ollongren (Defensie) over de resultaten van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950.

Na jarenlang onderzoek onder leiding van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies werden op 17 februari 2022 de resultaten van het onderzoeksprogramma gepresenteerd. Het kabinet kwam die dag met een eerste reactie. Op 14 december 2022 volgde een tweede reactie.

De conclusies zijn genuanceerd, maar ook duidelijk, zegt Rutte. Hij denkt dat de uitkomsten het maatschappelijke debat verder brengen. Na vele decennia is het nog steeds een gevoelig onderwerp, benadrukt Hoekstra, waarbij de emotie dicht onder de oppervlakte ligt. Iedere samenleving moet zijn eigen geschiedenis begrijpen, verwerken en ervan leren, zegt Ollongren.

Excuses

In de reacties op het onderzoek heeft het kabinet diepe excuses gemaakt aan de bevolking van Indonesië vanwege stelselmatig en wijdverbreid extreem geweld door de Nederlandse strijdkrachten. Dit betekent dat er afstand wordt genomen van de Excessennota uit 1969. Daarin werd geconcludeerd dat het niet ging om structureel geweld maar om uitzonderingen.

Als Nederland wereldwijd voor mensenrechten wil staan, betoogt Sjoerdsma (D66), kan dat alleen geloofwaardig als het de eigen mensenrechtenschendingen een plek geeft. Hij is dan ook blij met de excuses. Het is goed dat de politiek nu het onrecht van toen rechtzet, benadrukt Dassen (Volt): een incompleet en te rooskleurig beeld van het verleden belemmert ons om te kijken naar de toekomst.

Oorlogsmisdrijven

Heeft Nederland oorlogsmisdaden gepleegd in Indonesië? De geschiedenis wordt geweld aangedaan als de regering dit niet erkent, betoogt Ellemeet (GroenLinks). Ook naar de normen van toen hebben Nederlandse militairen zich daar volgens haar schuldig aan gemaakt.

Het collectief falen van de krijgsmacht moet benoemd worden, zegt Futselaar (SP): marteling, standrecht, roof, verbranding en verkrachting waren toen ook al onacceptabel. Ook Ceder (ChristenUnie) vindt dat het oorlogsrecht van toepassing was: "oorlogsmisdrijf" was geen wettelijke maar wel degelijk een juridische term.

Het onderzoek beschrijft gruwelijk geweld en leed, zegt Rutte. Sommige vormen van dat extreme geweld, zoals martelingen en buitengerechtelijke executies, zouden volgens hem nu als oorlogsmisdrijf worden beschouwd, maar waren dat in de juridische context van toen niet. Het niet gebruiken van die term doet volgens de premier echter niets af aan de ernst van wat er is gebeurd.

Er waren excessen, zegt Eppink (JA21). Hij vindt echter dat we niet alleen met de bril van nu naar de gebeurtenissen moeten kijken, maar ook in het licht van de context, de criteria en de intenties van toen. Nederland was er volgens hem niet op uit om systematisch Indonesiërs te vermoorden.

Mensen die toen een held waren, worden nu betiteld als oorlogsmisdadiger, stelt Van Haga (Groep Van Haga) vast. Het verleden langs de meetlat van nu leggen, komt volgens hem neer op geschiedvervalsing. Het was volgens hem logisch dat Nederland orde op zaken wilde stellen in de gewelddadige bersiapperiode.

Veteranen

Er is onvoldoende begrip voor de veteranen die in Indonesië hebben gevochten, betogen verschillende woordvoerders. Boswijk (CDA) zegt dat de meesten van hen zich niet schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden. KNIL-militairen, veteranen en hun nabestaanden voelen zich diep gekwetst als zij over één kam worden geschoren met oorlogsmisdagers, benadrukt Van der Plas (BBB).

Ook Brekelmans (VVD) vindt dat veteranen vaak onterecht als dader worden gezien. Het beeld is dat iedereen die toen in krijgsdienst gediend heeft, medeschuldig zou zijn. Maar vooral de militaire, politieke en bestuurlijke top was verantwoordelijk, benadrukt hij. De eenzijdige beeldvorming doet veel veteranen pijn, zo sluit Bisschop (SGP) zich daarbij aan.

Onze Indiëveteranen zijn helden, vindt De Roon (PVV), en hun valt in de context van toen niets te verwijten. Het onderzoek naar de oorlog is volgens hem politiek gekleurd doordat de onderzoekers zijn uitgezocht op hun antikoloniale standpunten.

De excuses van het kabinet zijn ook bedoeld voor de Indische en Molukse gemeenschap en de veteranen die zich goed hebben gedragen, verzekert Rutte. Veel veteranen voelden zich in de steek gelaten, erkent Ollongren. Ook hun verhaal moet worden belicht. In persoonlijke contacten spreekt ze haar waardering uit.

Rehabilitatie

Moeten mensen die destijds dienstweigerden of weigerden bevelen uit te voeren, gerehabiliteerd worden? Een aantal woordvoerders vindt van wel en vraagt de regering om hier werk van te maken. Waarom kiest de regering niet voor collectief eerherstel, vraagt Piri (PvdA). Kuzu (DENK) sluit zich daarbij aan en vraagt ook om rehabilitatie van Poncke Princen, die in 1948 deserteerde en zich aansloot bij de republikeinse troepen.

Ollongren wil dat de zaken uit het verleden snel opnieuw worden beoordeeld als mensen daarom vragen. De regering kiest niet voor collectief eerherstel omdat er verschillende redenen waren voor dienstweigering. Eerherstel vindt plaats bij dienstweigering vanwege het extreme geweld. Bij deserteren of in vijandige krijgsdienst treden kan volgens de minister geen sprake zijn van rehabilitatie.

Onafhankelijkheid Indonesië

Indonesië verklaarde zich op 17 augustus 1945 zelfstandig maar Nederland erkende die zelfstandigheid pas per 27 december 1949. Moeten we tegemoetkomen aan de Indonesische wens om alsnog de onafhankelijkheid van 1945 te erkennen? Nederland beschouwt de proclamatie van17 augustus zonder voorbehoud als hét historische feit, verzekert Rutte. Hij wil dit bespreken met de Indonesische president.

Baudet (FVD) betreurt het dat Indonesië zelfstandig is geworden en dat de eeuwenlange band met Nederland is verbroken. Het was in zijn ogen beter geweest als destijds harder was opgetreden, zodat de kolonie behouden was en er een commonwealth was gevormd tussen Nederland en de verschillende volkeren in Indië.

De Kamer stemt op 20 juni over de tijdens het debat ingediende moties.

Zie ook: