Behandeling Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg afgerond

26 maart 2025, wetsvoorstel - De Kamer debatteert met staatssecretarissen Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) en Struycken (Rechtsbescherming) over een wet die de jeugdzorg beter beschikbaar moet maken.

Het wetsvoorstel is onderdeel van een brede hervorming van de jeugdhulp en jeugdbescherming in Nederland. Het kabinet wil de jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen verbeteren. Zij moeten het vaakst en het langst wachten op passende specialistische hulp, terwijl zij er het meest baat bij hebben en de overheid er juist voor hen moet zijn, benadrukt Karremans. 

Verplichte regionale samenwerking

Op dit moment wordt specialistische jeugdzorg voornamelijk ingekocht door individuele gemeenten of groepen van gemeenten die samenwerken. In de toekomst moeten zij in zogeheten jeugdregio's, regionale samenwerkingsverbanden, gezamenlijke inkoopafspraken maken.

Westerveld (GroenLinks-PvdA) vraagt zich af meer eenduidigheid en harmonisatie niet beter was geweest. Ze vreest dat in de tientallen regio's onderwijs en zorg niet goed op elkaar aansluiten en verantwoordelijkheden versnipperd raken. Ook Dobbe (SP) vindt het stelsel te ingewikkeld geworden. Zij pleit voor landelijke inkoop in samenwerking met de gemeentes. Bruyning (NSC) wil een structurele verandering van de jeugdzorg met een gezinsgerichte aanpak, die de druk op de specialistische jeugdhulp moet verminderen.

Karremans wil niet ingrijpen in regio's waar het al goed loopt. Waar het minder goed gaat, zal het wetsvoorstel gemeenten dwingen zich anders te organiseren. Bij landelijke inkoop zijn kinderen en ouders slechter af, stelt de staatssecretaris. Een landelijk loket weet niet wat er in een gezin, op school of in de wijk speelt. Het zal ook leiden tot afschuifgedrag, denkt Karremans.

Stoffer (SGP) wil weten wie ingrijpt in regio's waar de inkoop niet goed functioneert. De gemeenteraad controleert het beleid van de wethouder, antwoordt Karremans. Maar als de samenwerking tussen gemeentes niet goed verloopt, houdt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) toezicht. Bij problemen kan het kabinet extra toezicht instellen.

Gemeenten en aanbieders

El Abassi (DENK) ziet de nieuwe wet als een poging om de marktwerking beter te laten functioneren, maar hij wil garanties dat de kwaliteit van de jeugdzorg erop vooruitgaat. Het nieuwe stelsel moet volgens Karremans meer stabiliteit en rust opleveren voor aanbieders en gemeenten, en minder administratieve lasten. Staatssecretaris Struycken verwacht dat hulp daardoor sneller beschikbaar komt voor ouders en kinderen, zeker wanneer er een jeugdbeschermingsmaatregel is opgelegd.

Waarom hebben gemeenten geen goedkeuringsrecht bij fusies tussen jeugdzorgaanbieders, vraagt Crijns (PVV) zich af. Hij kent voorbeelden waarin fusies ervoor zorgden dat bepaalde zorg niet meer geleverd werd. Organisaties zijn verantwoordelijk voor de zorg, dus zij moeten de vrijheid hebben om zich te kunnen organiseren, zegt staatssecretaris Karremans. Maar gemeenten kunnen met hun inkoopmacht wel afspraken over fusies afdwingen. Hij wil met de NZa bespreken of er meer controlemogelijkheden zijn op een zorgvuldig fusieproces.

Van den Hil (VVD) wijst op langlopende contracten tussen aanbieders en gemeenten. Worden die gerespecteerd met de nieuwe wetgeving? Er is een overgangsperiode voorzien, bevestigt Karremans.

Geld voor jeugdzorg

Gemeenten kampen met financiële tekorten in de jeugdzorg. De Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd adviseert dat het Rijk en de gemeenten allebei de helft betalen om die tekorten op te lossen. De Kamer kan met haar budgetrecht helpen om meer geld vrij te maken als de staatssecretaris dat nodig heeft, suggereert Ceder (ChristenUnie). Krul (CDA) vraagt zich af waarom de staatssecretaris zo voorzichtig is en niet op voorhand aangeeft hoeveel geld hij nodig heeft.

Karremans benadrukt dat de middelen schaars zijn en dat hij er met de Vereniging Nederlandse Gemeenten uit probeert te komen. De eisen van de gemeenten liggen duidelijk op tafel, maar de staatssecretaris wil zijn eigen onderhandelingsinzet bij de Voorjaarsnota nog niet prijsgeven.

Het debat over het wetsvoorstel begon op 13 maart met de eerste termijn van de woordvoerders. De Kamer stemt op 1 april over de moties en amendementen, en op 8 april over het wetsvoorstel.

Zie ook:

  • Het overzicht van de laatste debatten in het kort.
  • De geredigeerde woordelijke verslagen van Kamervergaderingen (het stenogram). Deze zijn maximaal vier uur na het uitspreken beschikbaar.
  • Kijk debatten terug via Debat Direct.