Plenair verslag
Tweede Kamer, 76e vergadering
Dinsdag 15 april 2025
-
Begin14:00 uur
-
Sluiting22:05 uur
-
StatusOngecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:
Aardema, Aartsen, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bevers, Bikker, Bikkers, Blaauw, Bontenbal, Boomsma, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Bromet, Bruyning, Buijsse, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Dral, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Haage, Van Haasen, Heite, Heutink, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Koops, Kops, De Kort, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Oostenbrink, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, Rooderkerk, De Roon, Saris, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thiadens, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Valize, Vedder, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wijen-Nass, Wilders, Wingelaar en Yeşilgöz-Zegerius,
en de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, en de heer Struycken, staatssecretaris Rechtsbescherming.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van 15 april.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Jetten
Vragen van het lid Jetten aan de minister van Economische Zaken over het bericht "Overheidsbank voor investeringen nodig".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Economische Zaken. Fijn dat u bij ons bent. Ik geef graag het woord aan de heer Jetten voor het stellen van een mondelinge vraag. Het woord is aan hem.
De heer Jetten (D66):
Voorzitter. Nederland zit vol veerkracht, vol goede ideeën en vol energie. Bij D66 geloven we dat morgen mooier kan worden als we ook de handen uit de mouwen steken. Dat is precies wat Nederland nu ook van ons verwacht: dat we problemen niet voor ons uitschuiven, maar met beide handen aanpakken. Want heel veel mensen kijken naar de politiek voor doorbraken: doorbraken voor nieuwe woningen, doorbraken voor het klimaat en schone lucht, doorbraken voor een Europees leger en ook voor een sterke economie, zodat we onze ambities kunnen betalen en mensen een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen.
Er ligt nu een kraakheldere oproep van economen en bedrijven. Zij vragen om een nationale investeringsbank, een investeringsbank die kan zorgen voor investeringen in de defensie-industrie, voor het ondersteunen van innovatieve scale-ups en de energietransitie, zodat mensen thuis stroom hebben en een lagere energierekening. Dat zijn de doorbraken die ook D66 wil zien voor een welvarend Nederland.
Mijn vraag aan de minister is: ziet hij deze noodzaak ook? Is het kabinet bereid om veel meer te doen om de weg vrij te maken voor de economie van de toekomst?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Beljaarts:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de vraag van het lid Jetten. De concurrentiepositie van onze economie staat inderdaad onder druk. We zien al langere tijd met name de grotere investeringen teruglopen en al dan niet soms ook uitblijven. Dat baart mij natuurlijk zorgen. Tegelijkertijd staat onze economie ook voor grote uitdagingen en de uitdagingen van morgen. Het kabinet is dan ook blij met de initiatieven om investeringen in ons land aan te jagen en los te weken. Het kabinet is hier zelf ook actief mee aan de slag. Zo lopen er onderzoeken naar het samengaan van Invest-NL en Invest International en de integratie van de investeringsinstrumenten in één organisatie om die versnippering tegen te gaan. Dat zijn de aspecten van het initiatief, ook van de ondertekenaars.
Ik besef terdege dat met de grote uitdagingen waarvoor we staan, de tijd niet aan onze kant staat en dat uw Kamer ook om snelheid vraagt. Echter, we hebben het hier wel over enorme bedragen en belangen. Daarbij vind ik ook zorgvuldigheid en het juiste proces van belang. Het doel van de initiatiefnemers, namelijk het aanjagen en het losweken van de investeringen in Nederland, ondersteun ik uiteraard van harte, en zo ook het kabinet. Maar zoals ik ook heb toegelicht, leiden er meerdere wegen naar Rome. Ook ik ben ongeduldig. Daarom zet ik waar dat kan versneld hierop in, zodat we ook uw Kamer voor de zomer verder informeren over de lopende onderzoeken.
Om concreter op de vraag in te gaan: uiteraard zie ik ook de noodzaak, want de heer Jetten geeft terecht aan dat we voor grote uitdagingen staan op alle punten die hij heeft benoemd. Ik gaf net aan dat we daarop geen tijd te verliezen hebben. Er lopen initiatieven, we kijken naar het samengaan van Invest International en Invest-NL, de Nederlandse poot, en kijken hoe we daar mogelijk stap voor stap naar een volwaardige investeringsbank kunnen toewerken. Dat is ook waarvoor ik me namens het kabinet inzet.
De heer Jetten (D66):
We hebben de afgelopen jaren gezien dat bedrijven vertrekken uit Nederland, dat Nederland investeringen misloopt vanwege onder andere de stikstofcrisis. We zien dat steeds meer bedrijven kiezen voor investeringen op andere plekken dan in Nederland. Ondertussen is het kabinet economisch aan het spookrijden met de 6,8 miljard die verdwenen is uit het Nationaal Groeifonds, met 1,3 miljard aan bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap, met 1,2 miljard aan bezuinigingen op innovatie in het Klimaatfonds. De Rabobank heeft ons voorgerekend dat de keuzes van dit kabinet onze economie 27 tot 50 miljard euro kosten. En dat allemaal door de keuzes van dit kabinet. Daarbovenop is er nu de handelsoorlog van Trump, waardoor een wereldwijde recessie dreigt en onze economie nog meer in de gevarenzone komt. Als ik dan de minister hoor zeggen "ja, ik heb die zorgen", "ik zie die uitdagingen", "we zijn het aan het onderzoeken", "de tijd is niet aan onze kant", vraag ik me af hoeveel wake-upcalls het kabinet nog nodig heeft om door te pakken. Dus mijn concrete vraag is: kunnen we nog dit voorjaar, voor de zomer, een concreet voorstel voor die nationale investeringsbank verwachten?
Minister Beljaarts:
Ik onderschrijf de zorgen. Als de heer Jetten een tegenstelling probeerde te creëren, dan wil ik die wegnemen, want we delen dezelfde zorgen. Vanochtend heb ik met de premier en met minister Hermans nog een bijeenkomst gehad met CEO's over de industrie en over de zorgen die daar leven. De signalen zijn ons dus bekend. Mede daarom zijn we nu dus ook dat pad ingeslagen met de bestaande instellingen, zoals Invest International en Invest-NL, om te kijken wat de stappen zijn die er mogelijk voor kunnen zorgen dat we daar wellicht nog sneller komen dan wanneer we het initiatief voor de investeringsbank benutten, dat we ook voorbij hebben zien komen. Juist omdat we geen tijd te verliezen hebben, is dit het pad dat we als kabinet hebben gekozen om als eerste te verkennen. Daarna zetten we daar verder op in. Dit gaat sneller dan wanneer we nu beginnen met een hele nieuwe investeringsbank, waar het initiatief toe oproept. Overigens is het een fijn initiatief, want het onderstreept de noodzaak ervan.
De heer Jetten (D66):
Ik twijfel niet aan de intenties, maar het gaat natuurlijk om de daden en de resultaten die je met elkaar weet te boeken. Volgens mij zijn er heel veel partijen in deze Kamer die ook al eerder hebben gezegd: voeg Invest-NL en Invest International samen en kijk hoe je daarmee een win-win kunt creëren met het Nationaal Groeifonds; benut ook het private kapitaal dat we kunnen aantrekken om veel meer investeringen in Nederlandse innovatieve scale-ups voor elkaar te krijgen en om investeringen in de Nederlandse defensie-industrie voor elkaar te krijgen. Dan is de concrete vraag aan de minister toch echt: heeft hij bij de Voorjaarsnota een claim ingediend om die investeringsbank voor elkaar te krijgen; heeft hij een claim ingediend voor extra miljarden om de innovatietekorten die door het kabinet zijn ontstaan nu weer te gaan repareren?
Minister Beljaarts:
Dank voor de vragen. Zoals u weet, geven we en plein public geen inzicht in wat we wel of niet voor de Voorjaarsnota hebben ingediend. Ik kan wel mededelen dat dit project, dit proces, om deze twee organisaties bij elkaar te brengen al in gang gezet is, met name door motivatie vanuit de Kamer, maar ook doordat we daar als kabinet zelf in geloven. Daarmee is overigens nog geen nieuwe investeringsbank ontstaan zoals men die voor ogen heeft. Er zijn nog een aantal andere stappen te zetten, bijvoorbeeld in de vorm van een staatsgarantie, om daarmee ook privaat geld aan te kunnen trekken en dergelijke. Er zijn dus nog wat stappen te nemen. Die zijn we nu allemaal aan het verkennen. Voor de zomer gaan we uw Kamer daar verder over informeren. Omdat het zo belangrijk is, zijn dit stappen die al maanden geleden in gang gezet zijn. Daarvoor loopt er een prachtig proces.
De heer Jetten (D66):
De minister van Economische Zaken komt van buiten de politiek, maar hij geeft me nu wel een heel Haags antwoord, met heel veel processtappen en heel veel onderzoek. De vraag is: wanneer wordt u wakker? We hebben een wake-upcall van Trump, die een handelsoorlog is gestart. We hebben een wake-upcall van het Draghi-rapport, dat zegt dat Europa nu moet investeren in die innovatieve economie als we de welvaart hier willen behouden. Dan kunnen we niet gebruiken dat de minister van Economische Zaken nog een keer de snoozeknop indrukt en de procesgang nog een keer aan mij uitlegt. We hebben een minister van Economische Zaken nodig die zegt: ja, dat is een goed plan van die economen en die bedrijven; ik ga nu tempo maken om die investeringsbank voor elkaar te krijgen en ervoor te zorgen dat de Nederlandse economie sterk blijft. Dank u wel.
Minister Beljaarts:
Een kleine reflectie daarop: ik denk dat we het eens zijn. Ik heb het initiatief ook omarmd. Het is nu tijd om te handelen. Daarvoor is dit al maanden geleden in gang gezet. Ik denk dus dat we het eens zijn.
De heer Jetten (D66):
In mijn laatste tien seconden is mijn vraag aan de minister van Economische Zaken of hij dan bereid is om nog dit voorjaar het concrete voorstel aan de Kamer te doen toekomen.
Minister Beljaarts:
Ik heb aangegeven dat ik dat voorstel voor de zomer met plezier naar de Kamer stuur.
De voorzitter:
Heel goed. Dan druk ik ook even de snoozeknop in en geef ik het woord aan de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
De heer Jetten heeft helemaal gelijk: de Nederlandse economie strijdt een langzame doodstrijd, net als de Europese economie, zoals ons door de heer Draghi in zijn rapport is voorgehouden. Dit kabinet bezuinigt op onderzoek en onderwijs in plaats van hierin te investeren. Dat is slecht voor ons verdienvermogen en onze banen; dat is simpelweg slecht voor onze economie. Tegelijkertijd verdienen we meer geld dan ooit. Mijn vraag aan de minister zou zijn: is hij bereid om zeer winstgevende bedrijven in Nederland, die profiteren van het uitstekende investeringsklimaat hier, wat meer belasting te laten betalen en dat geld te gebruiken om de investeringsbank de middelen te geven om te investeren in onze economie en in de banen van de toekomst?
Minister Beljaarts:
Dank voor de vraag. We hebben het hier vaker over gehad. Het is niet nodig om op die manier de investeringen aan de gang te krijgen. We hebben de bedrijven die de winsten maken hard nodig, want die investeren het risico dat ze lopen en de winsten die ze daarmee maken terug in de bedrijven, in verduurzaming en in het goed zorgen voor personeel. Ik zie deze tegenstelling dus niet. Wat nodig is, is wat ik net heb geschetst. Het samengaan van deze twee organisaties zou een belangrijke stap kunnen zijn. Maar de tegenstelling die gecreëerd wordt, alsof een investeringsbank alleen maar gefinancierd zou kunnen worden met de winsten van de bedrijven, zie ik niet.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Noem het een investeringsbank of een investeringsmaatschappij; voor de VVD is de naam net iets minder relevant. Wat ons betreft wordt er een vliegwiel gecreëerd om financiering op te halen en borgstellingen en garanties te gaan regelen. We hebben in Nederland ontzettend veel verschillende voorstellen met allemaal eigen regels en eigen voorwaarden. We hebben het over Invest-NL. We hebben het over Invest International. Kan de minister misschien met ons delen naar welke organisaties hij nog meer kijkt en of hij bereid is om nu de gesprekken aan te gaan met de losse bedrijven en organisaties achter al deze losse voorstellen om te kijken of we op z'n minst de voorwaarden zo snel mogelijk op elkaar zouden kunnen afstemmen?
Minister Beljaarts:
Dank voor de vraag. Dat is precies wat we aan het doen zijn. Als we alle investeringsfondsen, dus Invest-NL en Invest International, maar ook de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, bij elkaar optellen, hebben we het over een vermogen van 8,5 miljard. Dat komt aardig in de buurt van de 10 miljard waar de initiatiefnemers toe oproepen, maar het is heel versnipperd. Dat maakt ook dat bedrijven in Nederland soms wat terughoudend zijn in hun investeringsbereidheid, omdat men soms niet weet waar men moet zijn voor welk potje. Als je bij het stroomlijnen van een integratie tussen beide bedrijven een staatsgarantie zou toevoegen — nogmaals, dat is heel voorbarig, want zover zijn we nog niet — is er zekerheid en kan men ook privaat kapitaal ophalen op de kapitaalmarkt. Als je daar ook nog een exportkredietverzekering aan toevoegt en de regelingen die daar via de RVO al onder vallen, dan heb je de facto een investeringsbank. Daarom dank ik u ook extra voor de vraag, want dit illustreert heel goed dat we deze lijn al ingezet hebben. Nogmaals, dat zeg ik met alle mitsen en maren, want het betreft ook de portefeuille van de minister van Financiën en we zijn hierover in gesprek. Ik wil dus geen te hoge verwachtingen wekken. Vandaar dat ik heb aangegeven dat we voor de zomer met een gedegen plan hierop terugkomen. Maar wat mevrouw Martens-America schetste, klopt inderdaad: die versnippering maakt het nu niet fijn en niet zeker genoeg voor sommige grote bedrijven om te investeren. Als we het voor elkaar krijgen om daarin meer eenheid te creëren, gaat dat de investeringsbereidheid absoluut ten goede komen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wij waren ook blij met het initiatief van de initiatiefnemers. De Kamer vraagt er ook al een tijdje om; ik noem de motie van de heer Dassen en mijzelf. We hebben vandaag ook een initiatiefvoorstel georganiseerd, waarin we dit nadrukkelijk pitchen. Maar ik vraag me toch het volgende af. Aan de ene kant hoor ik de minister zeggen: er is geen tijd te verliezen en we zijn al een paar maanden bezig. Dan zou ik denken dat we ongeveer klaar zijn. Aan de andere kant hoor ik dat er voor de zomer een voorstel, een brief of iets naar de Kamer komt. Ik heb het nog steeds niet scherp: komt er dan een voorstel naar de Kamer waar we ja tegen kunnen zeggen en waarmee we dus echt een stap kunnen zetten of komt er een procesbrief naar de Kamer over hoe ver we zijn met praten met elkaar en waar de volgende gesprekken over zullen gaan?
Minister Beljaarts:
De waarheid ligt daar in het midden. Ik zeg dit niet om mevrouw Van Dijk tekort te doen, maar dit kun je één keer goed doen. Dan moet je zorgen dat met alle partijen op de juiste manier in gesprek gegaan wordt. Dat betreft niet alleen de twee partijen waar we het over hebben, Invest-NL en Invest International, maar natuurlijk ook nog vier of vijf departementen. Die afstemming maakt dat het wat langer duurt dan mevrouw Van Dijk en ik prettig vinden. Voor de zomer komen we dus met een door het kabinet gedragen brief over de mogelijkheid van die samenvoeging en het minder versnipperd raken van dat landschap.
De heer Dassen (Volt):
Ik was heel blij met de oproep die gisteren gedaan werd om de investeringen in energie, klimaat en innovatie aan te jagen. We hebben een jaar geleden in de Kamer deze minister namelijk gevraagd om met een voorstel te komen voor een investeringsbank. Een halfjaar geleden hebben we inderdaad met mevrouw Van Dijk een nieuw voorstel gedaan, namelijk om te zorgen dat die versnippering stopt. Ik snap dus het ongeduld dat hier door de Kamer nu naar voren wordt gebracht. Wat zijn nu de concrete stappen waarvoor volgens deze minister nog een ei gelegd moet worden en waar echt nog belangrijke keuzes voor worden gemaakt? Of is het traject inmiddels al zover dat we dat concrete voorstel voor een investeringsbank inderdaad voor de zomer hebben?
Minister Beljaarts:
Dank voor de vragen. Wij delen dat ongeduld. Dank ook voor de motie. Ik ben benieuwd hoe die tijdens de stemmingen gewaardeerd gaat worden. Dit is een belangrijke stap. Ook met uw motie zou dit een belangrijke stap kunnen zijn in het samensmelten en het vereenvoudigen van dat landschap. Alles heeft wel met elkaar te maken, want de fusie van beide organisaties is een belangrijke eerste stap voordat je naar een vorm van staatsgarantie kan kijken en voordat je die exportkredietverzekering en eventuele RVO-financieringsmogelijkheden eronder kan scharen. Dat zit dus allemaal in die volgorde. Daar worden echt stappen gezet, maar ze zijn wel afhankelijk van elkaar. Je kunt dus niet parallel meerdere paden laten lopen. Dat maakt dat we voor de zomer met de brief komen waaraan ik net refereerde. Daarin zetten we namens het kabinet uiteen hoe we die fusie voor ons zien en wat daarna de stappen zijn die gevolgd moeten worden. Het is niet zo dat we in de zomer al de stip op de horizon in de tijd hebben, omdat dat nog meer overleg vergt.
De heer Dassen (Volt):
Hiervoor kijken we natuurlijk ook naar Europese voorbeelden: KfW in Duitsland, Bpi in Frankrijk. Het grote verschil met Invest-NL is op dit moment natuurlijk dat zij zelf in staat zijn om kapitaal op te halen uit de markt. Dat is precies ook het pleidooi van de economen, namelijk dat grote investeringen nodig zijn die je los moet trekken van de zorg van onderwijs, zodat je daar niet in de klem komt maar echt kunt investeren in de toekomst. Vanmiddag ligt er weer een motie van Volt en het CDA voor over die staatsgaranties, maar ik ben benieuwd of de minister bij deze investeringsbanken in Frankrijk en Duitsland op bezoek is geweest om te kijken hoe zij dat op dit moment doen en of hij dat mee kan nemen in die brief, zodat we ook daar meteen het concrete voorstel hebben: kunnen we dit inderdaad ook doen met staatsgaranties, zoals onze motie vanmiddag vraagt?
Minister Beljaarts:
Uiteraard ben ik in gesprek met veel stakeholders en de EIB. De route die ik net uiteen heb gezet, is wel de route naar een investeringsbank. Er zullen wat accentverschillen zijn met het initiatief dat we hebben gezien, maar dat is de route die we beogen. Daarvoor is de staatsgarantie, waartoe de heer Dassen in zijn motie oproept, essentieel. Anders kun je niet of nauwelijks geld op de kapitaalmarkt aantrekken. Het is dus een essentieel onderdeel daarvan.
Mevrouw Postma (NSC):
Het is ontzettend mooi dat deze groep mensen, deze groep krachtige ondernemers, met dit voorstel is gekomen. Ik denk altijd: wat is het mooi dat deze mensen ondernemen. Als wij dit als politiek zouden doen, dan zouden wij verzanden in oeverloos overleg en vraag ik me af of er überhaupt iets geproduceerd zou worden. Als ik dit kleine debatje even samenvat, zie ik dat we al een jaar bezig zijn. Ik hoor allemaal redenen waarom het niet kan: we moeten er eerst even over nadenken, in het voorjaar komt er een brief en we gaan dingen samenvoegen. Er zijn allemaal van dat soort redenen. Maar als ik nou de minister eens aankijk en aanspreek op zijn ondernemershart — ik weet dat hij dat heeft en dat hij kan aanpakken wat erin zit — kan hij dan drie redenen noemen om het gewoon wél te doen?
Minister Beljaarts:
Ik kan in ieder geval één reden noemen waarom het niet met de voortvarendheid kan die mevrouw Postma en ik zeker nastreven, namelijk dat er een wetswijziging nodig is. Daarvan is bekend dat die een doorlooptijd van in ieder geval twee jaar heeft. Dat is waar ik me aan te houden heb. Dat is een van de redenen waarom dit proces niet sneller kan. Maar uiteraard, ook in deze Haagse werkelijkheid zou ik niets liever willen dan dat sommige zaken wat sneller zouden kunnen. Die ambitie delen we absoluut, denk ik.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan zou ik zeggen: kom naar door met die wet. Dat is een inhoudelijke stap. Want hoewel het klimaat opwarmt, koelt het vestigingsklimaat al jaren af in Nederland. Dat heeft te maken met allerlei vastgelopen problemen. Denk aan stikstof en bereikbaarheid. We doen veel te weinig investeringen in spoorlijnen. Komt die Nedersaksenlijn nog? Denk aan het lostrekken van investeringsprojecten bij Infrastructuur en Waterstaat en het aanleggen van wegen. Dat loopt allemaal vast. Denk ook aan de netten. Kortom, als overheid hebben we de neiging te veel consumptief uit te geven en te weinig te investeren. Is de minister dat met mij eens? Als hij het met mij eens is dat we te weinig investeren in wat belangrijk is en te veel uitgeven aan dingen die misschien net een onsje minder kunnen, dan is mijn vraag of hij zich daarvoor gaat inzetten, ook bij de Voorjaarsnota, zodat we meer gaan investeren en minder gaan verjubelen.
Minister Beljaarts:
Ik vrees dat de vraag enorm aan interpretatie onderhevig is. Het is maar aan wie je het vraagt. Met de opdracht die we vanuit het kabinet hebben, hebben we denk ik een goede modus gevonden tussen consumptieve besteding en investeren. Dat neemt niet weg dat het sentiment rond investeringen in het bedrijfsleven, ook vandaag, overall is dat een ander type investeringsvehikel absoluut noodzakelijk is. Ik denk dat wij dat dus delen met elkaar.
De heer Dijk (SP):
Tot 1999 had ons land een nationale investeringsbank. Tijdens de kredietcrisis van 2008 en vlak daarna lukte het bedrijven, met name het mkb, niet meer om leningen te krijgen, om krediet te krijgen. Het heette niet voor niets een kredietcrisis. Nu hoor ik hier al een aantal jaren achter elkaar dat steeds meer partijen zich aansluiten bij het idee dat er weer een nationale investeringsbank moet komen. Dat is een goed teken. Maar dat is dan wel een publieke bank, die publieke kosten maakt, waarbij grote ondernemingen of misschien middenbedrijven ook private winsten kunnen gaan maken. Dat rijst toch wel de vraag op welke manier deze bedrijven, als dat nodig is, gaan bijdragen aan een nieuwe nationale investeringsbank, zodat we niet publieke kosten en private winsten hebben.
Minister Beljaarts:
Dank voor de vraag van de heer Dijk. Ik denk dat dit een terechte vraag is. Een vehikel als een investeringsbank wordt natuurlijk gefinancierd met publiek geld. Als bedrijven het goed doen, kunnen zij via de vennootschapsbelasting indirect weer een bijdrage leveren om een dergelijke investeringsbank te financieren of het risico af te dekken.
De heer Jetten (D66):
De minister heeft in het vragenuur heel uitgebreid uitgelegd hoe de Haagse werkelijkheid in elkaar zit, maar bedrijven en ondernemers zitten echt op een andere aanpak te wachten. In het Verenigd Koninkrijk, in Duitsland en in Frankrijk hebben regeringen de handen uit de mouwen gestoken vanwege de handelsoorlog met Trump en vanwege het rapport-Draghi. Daar zijn de overheden nú aan het investeren in innovatie en in de economie van de toekomst. Ik hoor de minister nu eigenlijk in antwoord op de vraag van collega Dijk zeggen: ik ben ook afhankelijk van de minister van Financiën. Het kan toch niet zo zijn dat een boekhouder gaat bepalen hoe de toekomst van de Nederlandse economie eruitziet? Dat is aan de minister van Economische Zaken. Kunnen we van hem de toezegging krijgen dat het voor hem in de komende weken prioriteit één, twee en drie is om een doorbraak op deze investeringen voor elkaar te krijgen?
Minister Beljaarts:
Dat is eenvoudig te doen, want dat is het al. Ik refereerde net richting de heer Jetten eraan dat ik vanochtend in een bijeenkomst was, onder anderen met de premier en minister Hermans, waar we juist de zorgen van de industrie, de chemische industrie en de maakindustrie, hebben gehoord. De alarmbellen klinken dus aan alle kanten. En inderdaad, een vehikel als hetgeen we voor ogen hebben, is een absolute prioriteit. Ik heb de heer Jetten ook aangegeven dat je, alleen al vanwege het feit dat er een wetswijziging nodig is, aan een termijn van twee jaar zit. Dat betekent niet dat je andere initiatieven niet kunt doen, maar dit is wel de werkelijkheid waar we het mee te doen hebben.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de minister. Fijn dat hij bij ons was vandaag.
Vragen Gabriëls
Vragen van het lid Gabriëls aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu over het bericht "Beruchte Tata-fabriek is zo lek als een mandje: problemen bij 9 op de 10 ovens".
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris Infrastructuur en Milieu. Er is een vragensteller, namelijk de heer Gabriëls van de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Omwonenden van Tata Steel hebben al jarenlang gelijk. Zij maken zich al jarenlang zorgen om hun gezondheid. Nu is weer naar voren gekomen dat 99 van de 108 ovens van de Kooks- en Gasfabriek 2 zeer zorgwekkende stoffen lekken. Voor iedereen op de tribune zeg ik erbij: dat is gif. Door dit gif leven de mensen daar korter. Dat is door het RIVM uitgezocht. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is wat hij gaat doen om de Kooks- en Gasfabriek 2 bij Tata Steel te sluiten.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Voorzitter. Dank aan de heer Gabriëls voor deze vraag. Ik denk dat het heel duidelijk is dat wij allemaal met zeer veel aandacht kijken naar wat er gebeurt bij Tata Steel. We zijn natuurlijk bezig met de maatwerkafspraak. Tegelijkertijd zien we nu ook berichten naar buiten komen over de Kooks- en Gasfabriek 2. Volgens mij is er sprake van uitstekend optreden door het bevoegd gezag. De omgevingsdienst heeft hier heel duidelijk stappen ondernomen die bij het gezag van die omgevingsdienst horen. De dienst heeft een zogenaamde ... Ik pak het er even bij, want dat lijkt me handiger.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Een intrekkingsprocedure.
Staatssecretaris Jansen:
De omgevingsdienst heeft in december vorig jaar een aanzeggingsbesluit doen uitgaan, waarin de dienst bij Tata Steel heeft aangegeven dat wat er bij Kooks- en Gasfabriek 2 gebeurt, niet kan. Ik denk dat dat een heel goede stap is.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kan ik uit de woorden van de staatssecretaris afleiden dat hij de aanzeggingsprocedure van de Omgevingsdienst Noord-Holland steunt?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij hebben we in dit land een afspraak met elkaar gemaakt. De provincie en de omgevingsdienst zijn in dezen het bevoegd gezag. Wij kijken hier vanuit IenW naar op basis van onze stelselverantwoordelijkheid. Ik kijk ook als staatssecretaris mee. Volgens mij is dit een typisch voorbeeld van waar het bevoegd gezag op de juiste manier heeft opgetreden. Dat is daarin ook volledig onafhankelijk. Als het bevoegd gezag deze stap noodzakelijk achtte, dan lijkt mij dat ik daar gewoon achter kan staan, want volgens mij gebeuren hier inderdaad dingen die door het bevoegd gezag moeten worden aangepakt.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dit lijkt nu natuurlijk een heel interessant antwoord, maar de hele procedure heeft vier jaar geduurd. Het bevoegd gezag heeft alle mogelijke middelen moeten gebruiken om deze procedure überhaupt aan te gaan en om onderzoeken te doen, terwijl gewoon bekend was dat daar gif gelekt wordt en mensen daar korter leven. Wat gaat de staatssecretaris doen om het proces te versnellen en om de omgevingsdienst te ondersteunen om de Kooks- en Gasfabriek 2 zo snel mogelijk te sluiten?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij zijn wij juist bezig met de maatwerkafspraak die is bedoeld om te zorgen dat er toekomst is voor een bedrijf voor staalproductie in Nederland, maar dan wel op een groene manier, zodat de omgeving daar minimaal of geen last van heeft. Dat is precies de insteek van de maatwerkafspraak. De Kooks- en Gasfabriek 2 valt niet onder de maatwerkafspraak. Daar worden namelijk alleen bovenwettelijke taken in vastgelegd. Dit is iets wat op een andere manier geregeld kan worden. Deze zal daar niet onder vallen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De omgevingsdienst en de provincie noemen Tata een opportunistisch bedrijf, dat onbetrouwbaar is. Dat is ook gebleken, want willens en wetens zijn die ovens al die jaren gewoon gebruikt, terwijl ze wisten dat ze lekten en dat mensen er ziek van werden. Hoe betrouwbaar vindt de staatssecretaris het bedrijf, om daar vervolgens miljarden subsidie aan te verlenen, gezien dit gegeven?
Staatssecretaris Jansen:
Ik denk dat dat twee gescheiden zaken zijn. Ik kijk naar de toekomst. Ik kijk of er ruimte is voor een groene staalproducent in Nederland, in de IJmond. Dat is ook de reden waarom wij met de maatwerkafspraken aan de gang zijn gegaan. Het bedrijf heeft in het verleden een aantal zaken niet goed opgepakt. Daar wordt het nu op geattendeerd door de omgevingsdienst. Dat is heel goed, want dat betekent inderdaad dat zij ook de noodzakelijke stappen zetten. Uiteindelijk gaan wij allemaal toewerken naar een situatie dat wij een staalproducent hebben in Nederland die op een groene en verantwoorde manier zijn bedrijfsvoering hanteert en waar de omgeving op dat moment minimaal of geen last meer van heeft.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit toch wel schrijnend. Er is echt geen enkele informatie waaruit blijkt dat na al die jaren van willens en wetens ovens gebruiken die gif lekken, en nog 1.600 mensen ontslaan, het bedrijf voornemens is om de milieueffectrapportage te delen en gezondheid op één te zetten. Bent u dat met mij eens?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij is het bedrijf juist ook bezig met de toekomst. De reden dat zij helaas hebben moeten besluiten om 1.600 voltijdbanen te moeten beëindigen, heeft juist te maken met hun stap naar de toekomst toe, om op een verantwoorde, kostenefficiënte wijze door te kunnen gaan, maar wel met de groene doelstellingen voor ogen die wij met z'n allen nastreven. Ik denk dat het bedrijf daar wel degelijk mee bezig is. Dat dat in de afgelopen periode lastig is geweest, moge duidelijk zijn. Dat zie je ook aan de metingen die door het RIVM zijn gedaan. Dat zie je ook aan andere metingen. Die geven heel duidelijk aan dat er zaken verbeterd moeten worden, en dat moet ook gebeuren, laten we daar heel duidelijk over zijn.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mooie woorden, maar de Kamer heeft gevraagd om een gezondheidseffectrapportage. Die gezondheidseffectrapportage zou direct gestart moeten worden, om in ieder geval de gezondheidseffecten van een nieuwe fabriek in kaart te brengen; een fabriek waarmee wij onderhandelingen aangaan over miljardensubsidies. Uit alles is gebleken dat het bedrijf op dit moment onbetrouwbaar is en gezondheid niet op één zet. Hoe gaat de staatssecretaris de adviezen van de gezondheidsexpertgroep verankeren in die maatwerkafspraken?
Staatssecretaris Jansen:
Deze vraag heb ik volgens mij al eerder van de heer Gabriëls gehad; in de commissie. Dat is nou precies hetgeen waar wij tegen aanlopen. Er is sprake van de milieueffectrapportage die moet worden opgesteld, en tegelijkertijd hebben we de gezondheidseffectrapportage; de MER en de GER. Volgens mij is de MER uiteindelijk de bouwsteen voor de GER, om het maar even heel plat te zeggen. Ik heb begrepen dat het bedrijf bereid is om hun concept-MER ook al te delen met de opstellers van de GER. Ik denk dat dat een hele mooie stap is. Dat geeft aan dat het bedrijf wel degelijk bereid is om ook stappen te zetten richting de verduurzaming die wij volgens mij met z'n allen nastreven.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Wanneer komt de GER, is dan de vraag die ik de staatssecretaris stel.
Staatssecretaris Jansen:
Ik pak het er heel even bij. Even zien hoor. Morgen hebben we ook een rondetafelgesprek. Dat is georganiseerd door de Kamer. Daar kunt u vragen stellen over de inhoud en de methodiek. Ik ga ervan uit dat de GER zo snel mogelijk naar ons toe komt. U kunt die vraag ook volgende week in het commissiedebat stellen, want dan heb ik daar een duidelijk antwoord op.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kan de staatssecretaris garanderen dat er geen maatwerkafspraken gemaakt worden voordat de gezondheidseffectrapportage er is en de gezondheidsadviezen van de expertgroep bekend zijn?
Staatssecretaris Jansen:
Wij zijn juist bezig om snel en op een goede manier een gedegen maatwerkafspraak met elkaar te maken.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kan de … Excuus.
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik ook in de commissie aangegeven dat het een zonder het ander kan. De adviesgroep en de expertgroep kunnen beide uiteindelijk kijken naar de maatwerkafspraak, voordat wij die aan de Kamer gaan verstrekken, inclusief het advies.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Kan de staatssecretaris garanderen dat de gezondheidsadviezen van de expertgroep en de GER verankerd worden in de maatwerkafspraken voordat er überhaupt maatwerkafspraken gemaakt worden? Dat kan elkaar niet kruisen. Dat moet in die volgorde: eerst de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond verankeren en daarna de maatwerkafspraken. Ze moeten in de maatwerkafspraken komen te staan. Kan de staatssecretaris daar gewoon ja of nee op zeggen?
Staatssecretaris Jansen:
Dan is het antwoord nee, want volgens mij kunnen beide trajecten tegelijkertijd plaatsvinden.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Daar zijn wij het als GroenLinks-Partij van de Arbeid in ieder geval absoluut niet mee eens. De Kamer heeft Kamerbreed een motie aangenomen waarin staat dat de gezondheidsadviezen als randvoorwaarde verankerd moeten worden en dat die nu bekend moeten worden. Wij wachten daar met smart op. De adviesgroep heeft aangegeven klaar te staan. Waarom deelt Tata telkens niet de gegevens waarmee we verder kunnen en waarmee we de omwonenden echt het vertrouwen kunnen bieden dat zij echt, echt, echt kunnen rekenen op hun gezondheid, waar ze in het verleden niet op hebben kunnen rekenen?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik duidelijk aangegeven dat Tata bereid om de concept-MER al te delen met de opstellers van de GER. Dus er is vanuit het bedrijf wel degelijk bereidwilligheid om hierin mee te gaan. Dat is het antwoord dat ik de heer Gabriëls kan geven.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog tien seconden, voorzitter. Daarin wil ik aangeven dat er geen enkele informatie is die erop wijst dat het bedrijf nu wel betrouwbaar zal zijn wat betreft gezondheid en hoe het met de werknemers omgaat, na 1.600 ontslagen. Ik roep de staatssecretaris op om gewoon keihard werk te maken van gezondheid.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik werk al jaren op het Tata Steeldossier. Dit is precies wat er gebeurt: Tata beweegt alleen maar onder zware druk van dit parlement en van de burgers. Keer op keer zegt Tata het een en doet het vervolgens het ander. Ze hebben altijd gezegd: we houden ons aan alle wetten en regelgeving. Wat blijkt nu? Ze schenden alle regels. Ze maken mensen ziek. De omgevingsdienst zegt: hier worden voor mens en dier zeer schadelijke stoffen uitgestoten, illegaal. Dan gaat het over de Kooks- en Gasfabriek 2, een van de meest schadelijke onderdelen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het aan de omgevingsdienst is om daarop te handelen. De omgevingsdienst heeft gezegd: we hebben geen enkel vertrouwen dat Tata zich hieraan gaat houden, maar we geven het toch nog een jaar de tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, dank u wel.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vraag de staatssecretaris om vanuit zijn medebewind — want die macht heeft hij — in te grijpen en of hij ervoor wil zorgen dat de Kooks- en Gasfabriek 2 vandaag nog dichtgaat.
De voorzitter:
U heeft 30 seconden, hè.
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan daar nu niet ingrijpen, omdat juist het bevoegd gezag, de omgevingsdienst, heeft aangegeven aan Tata Steel dat het een jaar de tijd heeft om deze misstanden te corrigeren. Daar kan ik op dit moment niet in ingrijpen.
De voorzitter:
U heeft 30 seconden.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De staatssecretaris kan wel ingrijpen. Een ander onderdeel, een ander zwaar verouderde fabriek, is de Kooks- en Gasfabriek 1. Daar zijn ook grote misstanden. Die maakt mensen ook ziek en is nu ook onderdeel van het plan van Tata om te vergroenen. Ik vraag aan de staatssecretaris of hij bereid is om de provincie te vragen om ook onderzoek te doen naar de staat van die fabriek. Want het lijkt erop dat daar ook heel veel regels worden overschreden.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij wordt er constant gemonitord. Er wordt constant gekeken naar de bedrijfsvoering bij Tata Steel als het gaat om Kooks- en Gasfabriek 2 en Kooks- en Gasfabriek 1, dus ja, dat wordt gemonitord.
De heer Bamenga (D66):
Wet- en regelgeving worden hiermee flink overtreden. Het duurt jaren voordat er daadwerkelijk ingegrepen kan worden. Ik vraag aan de staatssecretaris of hij het met D66 eens is dat het herzien van de vergunning veel sneller zou moeten kunnen, op het moment dat er gezien wordt dat er zakengedaan worden die tegen mens en natuur ingaan en waarmee wet- en regelgeving overtreden worden.
Staatssecretaris Jansen:
Wij hebben een stelsel in het leven geroepen waarin wij bevoegdheden hebben toebedeeld, in dit geval aan de provincie en aan de omgevingsdienst. Die treden handelend op. Dat doen ze ook, en dat doen ze zeer adequaat. Uiteindelijk moet het bedrijf iedere keer opnieuw acteren op de handelingen die verricht worden. Er zijn bijvoorbeeld ook lasten onder dwangsom opgelegd. Wat dat betreft zal het bedrijf moeten acteren, want uiteindelijk is niemand gebaat bij dit soort situaties. Dat geldt voor zowel de omwonenden als voor ons als voor het bedrijf. Dat is precies de reden waarom wij juist met maatwerkafspraken aan de gang zijn gegaan: om te zorgen dat we hier in de toekomst absoluut geen last meer van hebben.
De heer Boutkan (PVV):
De berichtgeving over de in slechte staat verkerende ovens is natuurlijk heel erg zorgelijk. Deze lekkages uit de ovens brengen natuurlijk allemaal gezondheidsrisico's met zich mee, zowel voor het personeel als voor de omgeving. De vraag die de PVV aan de staatssecretaris heeft, is: kan de staatssecretaris onderzoek doen naar de lekkages, met het oog op de gezondheid van zowel personeel als omwonenden?
Staatssecretaris Jansen:
Het RIVM doet al onderzoeken, maar ik ben zeker bereid om te kijken of we dit daarin kunnen meenemen. Maar het RIVM is continu bezig met onderzoek, dus wat dat betreft is dit eigenlijk ter ondersteuning van het beleid waar we al mee bezig zijn. Ik wil de heer Boutkan dus best wel toezeggen dat we dat gaan doen.
De heer Boutkan (PVV):
Heel kort. Uitstekend dat het RIVM dat al doet, maar die enorme aantallen lekkages zijn natuurlijk nu pas naar buiten gekomen. Ik hoop dan ook dat het RIVM hier adequaat op acteert, middels de interventie van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben op werkbezoek geweest en ik weet dat zij daar continu actief mee bezig zijn — dag in, dag uit, 365 dagen per jaar. Dus ja, daar ben ik van overtuigd. Ik kan dat nog een keer bij hen onder de aandacht brengen.
De heer Buijsse (VVD):
Ook namens mijn fractie wil ik mijn zorgen uitspreken over de berichten die in het nieuws komen. Het is niet nieuw, maar toch schrik je er elke keer weer van wat voor schade dit kan geven voor de omgeving. Tegelijkertijd horen we iedereens inzet. Tata Steel doet zijn best. Wij maken zelf onze maatwerkafspraken. De vraag die ik aan de staatssecretaris heb, is: wat is voor u de meest zwaarwegende inzet die u pleegt om deze situatie naar een goede toekomst te brengen?
Staatssecretaris Jansen:
De meest zwaarwegende inzet is voor mij, denk ik, vooral om continu in contact te blijven staan met in dit geval het bevoegd gezag en het bedrijf. Eerder vandaag heb ik met een aantal andere bewindspersonen overleg gehad met een aantal bedrijven in de Nederlandse industrie. Daar was Tata Steel ook bij betrokken; de heer Van den Berg was daarbij aanwezig. Op die manier proberen we hier iedere keer aandacht aan te blijven geven. De lijnen zijn kort. Ik heb ook af en toe rechtstreeks contact met Tata Steel als daar de noodzaak toe is.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik vind de staatssecretaris wat lauwtjes. In de commissie Milieu zijn we het niet altijd met elkaar eens, maar over dit thema zijn we het wel met elkaar eens. Van links tot rechts; iedereen is het met elkaar eens. Ik wil toch even terugkomen op die maatwerkafspraken. De omgevingsdienst noemt Tata Steel "calculerend en opportunistisch". U heeft er blijkbaar alle vertrouwen in dat die afspraken nagekomen gaan worden. Maar als de omgevingsdienst op die manier met een bedrijf moet werken, dan moet er bij de staatssecretaris toch een lampje gaan branden? Dan moet hij er toch echt op gaan sturen dat dit gebeurt? Want wij maken ons hier ook, terecht, heel veel zorgen over.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vragen die mevrouw Wingelaar namens NSC stelt absoluut. Laat ik heel duidelijk zijn. Voor ons staat het vast dat, wanneer wij tot overeenstemming komen over een maatwerkafspraak, het bedrijf ook moet leveren. Wij investeren daar middelen in, maar ook het bedrijf zal daarin heel veel middelen moeten investeren. Dat geeft mij de zekerheid dat ze hier serieus mee omgaan.
De heer Dijk (SP):
Ik was gisteren bij Tata, bij de werknemers die in onzekerheid zitten. Zij hebben zelf een groenstaalplan gemaakt. Zíj hebben dat plan gemaakt. Niet de directie of de aandeelhouders, maar zíj hebben dat plan gemaakt, omdat zij de omgeving zijn. Zij werken daar en zij zijn de eersten die last hebben van hun gezondheid als het bedrijf vervuilend produceert. Eigenlijk rest gewoon één vraag: als een bedrijf dat vervuilt constant de kantjes ervan af loopt en als dat bedrijf vraagt om geld en hulp, dan is er toch maar één optie mogelijk? Als dit kabinet dat bedrijf ook maar €1 aan steun verleent, moet er zeggenschap voor terugkomen, zodat er de garantie is voor de mensen die er werken en voor de mensen in de omgeving dat zij schoon werk en een schone omgeving hebben. Ik wil graag ...
De voorzitter:
Ja, ja.
De heer Dijk (SP):
… van de staatssecretaris horen dat hij het met de SP eens is dat, als er ook maar €1 wordt overgedragen aan Tata Steel, daar zeggenschap voor terugkomt.
Staatssecretaris Jansen:
Wij maken hele duidelijke afspraken in de maatwerkafspraken, dus op het moment dat wij als overheid belastinggeld ter beschikking stellen aan Tata Steel voor verduurzaming — want daar hebben we het over: groenstaalproductie — moeten daar hele duidelijke voorwaarden tegenover staan. U kunt daar als Kamer zelf een oordeel over vellen op het moment dat wij met de maatwerkafspraken naar de Kamer komen.
De voorzitter:
Tot zover dit onderwerp. Dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.
Vragen Kisteman
Vragen van het lid Kisteman aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij afwezigheid van de staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, over het bericht "Onrust op scholen in Helmond na zelfdoding leerling (14) vanwege pesten".
De voorzitter:
We heten de minister van OCW van harte welkom. Fijn u weer te zien. U krijgt een vraag van de heer Kisteman van de fractie van de VVD.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Begin april kwam het treurige bericht naar buiten dat een 14-jarig meisje uit Helmond zich van het leven heeft beroofd. Verschrikkelijk nieuws. Mijn fractie wenst de familie, vrienden en nabestaanden enorm veel sterkte toe met dit verlies. De indrukwekkende stille tocht waarin meer dan 1.000 mensen meeliepen, laat zien dat dit incident de samenleving niet onbewogen heeft gelaten. Hopelijk biedt dat de nabestaanden kracht.
Voorzitter. Dit is tragisch genoeg niet de eerste keer dat pestgedrag leidt tot zelfdoding van een kind. Dit incident laat zien dat extra regelgeving nodig is om ons onderwijs veiliger te maken. Kan de minister zeggen wat de stand van zaken van de Wet vrij en veilig onderwijs is? Wanneer kan de Kamer de wet ontvangen? Maakt het onderling voeren van gesprekken over normaal met elkaar omgaan onderdeel uit van het pestbeleid van scholen? Welke concrete maatregelen zijn er op dit moment nog meer voor scholen om pesten te signaleren en aan te pakken? Zijn dat alleen pestprotocollen of kan en moet er meer? Ook op deze school was er een protocol tegen pesten. Kan de minister aangeven welk protocol dat was? Is hij ervan op de hoogte waarom dit protocol in deze situatie niet toereikend was? Wie ziet toe op naleving van pestprotocollen? Welke consequenties heeft het nalatig zijn met zo'n protocol? Is de minister bereid deze protocollen tegen het licht te houden en met verbetervoorstellen te komen, zodat deze protocollen beter aansluiten op de praktijk?
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Het is vreselijk wat er gebeurd is. Laat ook ik de nabestaanden heel veel sterkte wensen met dit enorme verlies. Vreselijk wat er gebeurd is. Ik kan me nauwelijks voorstellen welke impact het heeft op de omgeving, de school, de gemeenschap. Er heerst grote verslagenheid. Het moet gezegd worden: pesten is vreselijk en pesten is onacceptabel. Dat pesten kun je nog heel lang blijven voelen, ook als je ouder bent. Of pesten nou gebeurt in de klas, op sociale media, op het schoolplein of waar dan ook, het is onacceptabel.
De heer Kisteman vraagt mij specifiek naar het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs. Daarmee willen we de zorgplicht verdiepen voor de basis- en middelbare scholen. Scholen moeten straks verplicht een interne en een externe vertrouwenspersoon hebben. Ook moeten scholen alle leerlingen in staat stellen om deel te nemen aan een monitor voor veilig onderwijs. Scholen moeten specifieker bevragen. Kortom, het wetsvoorstel zit vol met allerlei maatregelen. De heer Kisteman vraagt mij wanneer hij dit wetsvoorstel kan verwachten. Ik kan hem melden dat het wetsvoorstel voor de zomer naar de Kamer zal gaan.
Hij vraagt me ook welke maatregelen op dit moment al plaatsvinden. Ten eerste hebben scholen vanuit de overheid sinds 2015 de plicht om te zorgen voor een veilige school. Dit is destijds ook ingevoerd naar aanleiding van een suïcide-incident. Scholen moeten beleid hiervoor opstellen en uitvoeren. Ook moeten scholen jaarlijks de veiligheid van leerlingen monitoren. Er moet een coördinator en aanspreekpunt pesten zijn, waar leerlingen en ouders terechtkunnen. Bij ernstige incidenten stimuleren we ook het doen van aangifte. Het kabinet heeft ook allerlei andere maatregelen aangekondigd. Daarvan is het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs de meest in het oog springende. Met dat wetsvoorstel hopen we beter zicht te krijgen op veiligheid en hopen we dat ondersteuning en ingrijpen waar nodig beter wordt geregeld.
Mij werd ook gevraagd of het protocol toereikend was. Dat gaat over het anti-pestprotocol, dat iedere school verplicht moet hebben. De inspectie ziet toe op het socialeveiligheidsbeleid op scholen. In deze specifieke casus kan ik dat op dit moment niet vaststellen. Daar moet de inspectie op toezien. Met het wetsvoorstel waar ik net over sprak, wordt het veiligheidsbeleid ook verder aangescherpt. Juist voor dit soort gevallen verplichten we de interne en de externe vertrouwenspersoon. Dat doen we met dat nieuwe wetsvoorstel. Uiteindelijk is het natuurlijk de inspectie die toezicht moet houden op het veiligheidsbeleid op scholen. Dat is uiteindelijk, na het interne toezicht, ook het externe toezicht waar dat moet plaatsvinden.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Ook de impact op de school is heftig. Ze verliezen een klasgenoot en leerling. De onrust is enorm. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de online heksenjacht die als reactie hierop is ontstaan. Mijn fractie vindt dat er bij dit soort heftige incidenten aangifte moet worden gedaan. Scholen moeten dat aanmoedigen. Zit dat ook in de Wet vrij en veilig onderwijs? Na het incident ontstond er een digitale heksenjacht, waarbij namen van vermeende pesters werden gedeeld op sociale media. Hoe ondersteunt het ministerie scholen en leerlingen in het omgaan met de gevolgen van online haatcampagnes? Hoe vindt dat aansluiting bij de digitale geletterdheid in de kerndoelen? Wordt er bij het onderdeel mediawijsheid stilgestaan bij online pesten, maar ook bij dit soort online klopjachten?
Minister Bruins:
Aangifte doen moedigen we aan. Dat doen we zeker; dat moedigen we sterk aan. Aangifte is ook verplicht bij een vermoeden van een zedenmisdrijf bij een minderjarige door een met taken belast persoon, zoals een leerkracht. We moedigen aangifte doen dus aan, maar het is niet verplicht. Dat is altijd een afweging tussen school en slachtoffer. We willen het ook niet verplichten en we kunnen het niet verplichten, omdat het doen van aangifte uiteindelijk altijd een afweging is die het slachtoffer zelf moet maken of die de ouders zelf moeten maken als het gaat om minderjarigen. Met het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs komt er wel extra een meldplicht bij de inspectie voor ernstige veiligheidsincidenten.
Als het gaat om de haatcampagne waar de heer Kisteman over spreekt, kan ik zeggen dat doxing recentelijk strafbaar is gesteld. We konden in de krant lezen dat op sociale media namen en adressen van mogelijke daders zijn genoemd. Het is natuurlijk verwerpelijk dat er online gegevens van mensen worden gedeeld. Ik moedig dan ook aan dat betrokkenen hier aangifte van doen. Meer in het algemeen zien we dat er veel misinformatie de ronde doet en dat er zelfs een bedreiging naar de school is geuit. Het is natuurlijk begrijpelijk dat er enorm veel emoties spelen. Dit heeft de gemeenschap echt getroffen. De mensen op de school zijn ook verslagen en de familie natuurlijk des te meer. Maar het is onacceptabel dat de veiligheid op school verder wordt geschaad. Ik kan ook alleen maar hopen dat de rust en de veiligheid snel zullen terugkeren.
De heer Kisteman vraagt mij naar mediawijsheid en digitale geletterdheid. Het is belangrijk dat heel Nederland mediawijs is: niet alleen onze kinderen, maar ook de volwassenen. Ik ondersteun dus het belangrijke werk van Netwerk Mediawijsheid. Meer dan 1.200 partners zijn verbonden aan de missie "Iedereen mediawijs". Elk jaar doen zij een bewustwordingscampagne, bijvoorbeeld over de gevolgen van online pesten, maar ook over doxing — daar sprak ik net over — het belang van een publiek dat online gezond is en de weerbaarheid tegen desinformatie. Het is belangrijk om hier met kinderen en jongeren het gesprek over te voeren. Dat gebeurt op school, bijvoorbeeld via digitale geletterdheid. Maar het is ook belangrijk om te zeggen dat ouders hier natuurlijk ook een rol hebben. Ouders en docenten hebben allebei de rol om normen te stellen en te laten zien hoe we met elkaar willen omgaan. Ouders moeten dus ook meer betrokken zijn bij de mediaopvoeding van hun kinderen. Dus ouders: weet wat je kinderen doen.
De heer Kisteman (VVD):
Tot slot, voorzitter. Leerlingen moeten zich veilig voelen op school. Ze moeten dagelijks vrolijk en onbezorgd naar school kunnen gaan. Helaas is dit dus niet voor alle leerlingen het geval. In hoeverre sluiten de protocollen aan bij de praktijk voor leerlingen die gepest worden? Voelen zij de ruimte om het op school te melden als zij gepest worden? Worden zij gehoord? Is er in de protocollen rekening gehouden met de praktijk?
Minister Bruins:
Zoals ik zei, is een antipestprotocol verplicht. De heer Kisteman vraagt mij of die protocollen voldoende aansluiten bij de praktijk. Het is niet aan mij om dat te beoordelen, maar de inspectie ziet toe op het socialeveiligheidsbeleid op scholen. De inspectie heeft ook aandacht voor de school waar dit nu gebeurd is. Er is ook een vertrouwensinspectie, waar deze school ondersteuning aan heeft gevraagd. Ook die vertrouwensinspectie heeft nu aandacht voor deze zaak. Juist met het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs wil ik dit ook nog verder aanscherpen, maar uiteindelijk ligt het toezicht hiervoor bij de inspectie. Die houdt daar op allerlei mogelijke manieren toezicht op en zorgt ervoor dat daar waar de situatie niet op orde is, vaker en scherper toezicht wordt gehouden op basis van een risicogebaseerde toezichtsmethodiek.
De voorzitter:
Tot zover. Ik kan u niet het woord geven, meneer Van der Hoeff, want de PVV is al twee keer geweest. De heer Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Mijn vraag is eigenlijk meer aan de minister gericht, om te kijken wat voor mogelijkheden de minister ziet als het gaat om het eventueel opleggen van bestuurlijke boetes aan ouders of verzorgers van kinderen waarbij structureel pestgedrag te zien is.
Minister Bruins:
Uiteindelijk ligt het toezicht bij de inspectie. Die heeft maatregelen die als sanctie kunnen dienen, maar in eerste instantie vindt er natuurlijk regulier toezicht plaats. Wanneer er signalen zijn die tot zorg nopen, wordt ook op risico gebaseerd, vaker en scherper toezicht gehouden. Zo is er een escalatieladder. Dat kan uiteindelijk ook tot sanctiemaatregelen leiden, maar dat ligt echt bij de onafhankelijke inspectie van het onderwijs.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik trek mijn vraag ook even iets breder, buiten deze specifieke casus. Alle betrokkenen natuurlijk enorm veel sterkte gewenst. Ik had recent een gesprek met ouders van transgender kinderen. Dat gesprek bleef me heel erg bij, omdat deze ouders zich enorme zorgen maken over hun kinderen. Ze maken zich geen zorgen over wie deze kinderen zijn, maar wel over hoe ze worden aangekeken, ook door de politiek. Uit onderzoek blijkt ook dat transgender personen vijf tot tien keer vaker aan suïcide denken of zelfs een poging doen. Mijn specifieke vraag aan de minister is dan of voor dit kabinet ook alle groepen even belangrijk zijn. Wil hij de bezuinigingen heroverwegen die gepland zijn op organisaties die juist scholen helpen om het gesprek te voeren over jezelf kunnen zijn in de klas en over wie je bent, en om te zorgen voor dat veilige schoolklimaat? Is hij bereid om die bezuinigingen in te trekken?
Minister Bruins:
Een volmondig ja: iedereen is waardevol en iedereen verdient het om een veilige plek te hebben op school of waar dan ook in de samenleving. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan, dus een volmondig ja. Even los van budgetten en bezuinigingen, ik sta hier namens de staatssecretaris van OCW, mevrouw Paul, die ook staatssecretaris van Emancipatie is. Dat doet zij vol overgave en verve. Ik leg ook graag bij haar neer dat emancipatie in de volle breedte nodig is. Dat geldt ook voor transgender kinderen. Die verdienen een volwaardige plek op school of waar dan ook in de samenleving. Dat heeft ook de speciale aandacht van de staatssecretaris.
De heer Van Meijeren (FVD):
Het is buitengewoon tragisch dat een jong meisje van 14 jaar oud zo ernstig werd gepest en zich zo enorm in de steek gelaten en alleen voelde dat ze geen andere uitweg meer zag dan haar leven te beëindigen. Mij valt wel op dat in de Nederlandse media veel wordt gesproken over de Poolse achtergrond van het meisje, terwijl er met geen woord wordt gerept over de achtergrond van de vermeende daders. Poolse media die in nauw contact staan met de nabestaanden merken op dat de groep daders zou bestaan uit meisjes met een niet-westerse, allochtone achtergrond. Mijn vraag is of de minister deze signalen ook heeft opgevangen. Ziet hij dit ook als onderdeel van een bredere trend? Hoe wordt dit meegenomen in de aanpak van dit probleem?
Minister Bruins:
Ik heb geen informatie over de achtergronden of kenmerken van mogelijke daders. Ik denk ook dat we de school, de autoriteiten en de gemeenschap op dit moment de ruimte moeten geven om rust te hervinden en goed uit te zoeken wat er precies gebeurd is. Ik heb daar geen verdere informatie over.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dan mis ik toch een bepaald gevoel van urgentie bij deze minister. Die signalen worden namelijk wel breed gedeeld, ook in internationale media. We zien heel veel video's van allochtone jongeren die het gemunt hebben op een vaak autochtoon slachtoffer. Het is natuurlijk buitengewoon relevant als dat zo is, want dan is er geen sprake van zomaar normaal pestgedrag, maar van etnisch gemotiveerd geweld. Dat moet benoemd worden. Als we dat niet benoemen, kunnen we deze kwestie namelijk ook niet op een effectieve manier aanpakken. Daarom zou ik de minister willen vragen om hier vooral wél serieus mee aan de slag te gaan. Als we dit niet benoemen, helpen we de slachtoffers niet, maar beschermen we de daders. Dat mag nooit het geval zijn.
Minister Bruins:
Zoals het in een parlementaire democratie gaat, heeft de heer Van Meijeren inderdaad het recht om zaken te benoemen, ook op de manier die hij wil. De aanpak van geweldsincidenten ligt bij de collega van Justitie. Ik denk ook dat ik daar als minister van Onderwijs verder geen zaken aan toe te voegen heb.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit vragenuurtje. Ik schors enkele minuten, uiteraard onder dankzegging aan de minister. Daarna gaan wij stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering.
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Ouwehand en Van Zanten, voor de gehele week;
Six Dijkstra, voor vandaag.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Van Waveren (28362, nr. 80) en de aangehouden motie-Ceder (36446, nr. 68).
Het is bijna Pasen. Daarom begin ik met een gedicht van Constantijn Huygens uit het jaar onzes Heren 1645.
Paeschen
Den Engel is voorby: de grouwelicke nacht
Der eerst-geborenen is bloedeloos verstreken:
Ons' deuren sijn verschoont; soo warense bestreken
Met heyligh Paeschen-bloed, dat d'uytgelaten macht,
Die Pharâos kinderen en Pharâo t'onderbracht;
Doorgaens verschrickelijck, verschrickt heeft voor het teeken.
Wy zijn door 't Roode-Meer de slaverny ontweken,
Aegypten buytens reicks. Is alle dingh volbracht?
Is 't Schip ter haven in? Oh! midden in de baren,
De baeren van ons bloed, veel holler dan dat Meer.
Den Engel komt weerom, en 't vlammige geweer
Dreight niewen ondergang. Heer, heet hem overvaren.
Merckt onser herten deur, O Leew van Iudas Stamm,
En leert ons tijdelijk verschricken voor een Lamm.
Van Constantijn Huygens, uit 1645. En wij lezen het gewoon vandaag.
Ik geef graag het woord aan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie voor een huishoudelijke mededeling.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil graag bij punt 13, de stemmingen over moties ingediend bij het tweeminutendebat China, mijn motie op stuk nr. 85 aanhouden, wegens consternatie rondom TikTok. Ik houd hem dus een weekje aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ceder stel ik voor zijn motie (35207, nr. 85) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen
Stemmingen
Stemming motie Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 april 2025
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 april 2025,
te weten:
- de motie-Van Baarle over het standpunt uitdragen dat het EU-Palestine Action Plan ook na 2025 wordt verlengd (21501-02, nr. 3110).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Baarle stel ik voor zijn motie (21501-02, nr. 3110) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemming motie Gevangeniswezen
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Gevangeniswezen,
te weten:
- de gewijzigde motie-Sneller c.s. over structurele oplossingen bieden en slimmer straffen faciliteren (24587, nr. 1046).
(Zie vergadering van 25 maart 2025.)
De voorzitter:
We gaan er hoofdelijk over stemmen, let op. Het woord is aan de griffier, de heer Honsbeek. Graag stilte in de zaal.
In stemming komt de gewijzigde motie-Sneller c.s. (24587, nr. 1046).
Vóór stemmen de leden: Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai en Vedder.
Tegen stemmen de leden: Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Aartsen, Baudet, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen en Valize.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 73 stemmen voor en 72 stemmen tegen is aangenomen.
Stemmingen Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken) (36668).
(Zie wetgevingsoverleg van 7 april 2025.)
In stemming komt het amendement-Haage/Six Dijkstra (stuk nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Six Dijkstra/Haage (stuk nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Haage/Six Dijkstra (stuk nr. 12) en het gewijzigde amendement-Six Dijkstra/Haage (stuk nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) (36546).
(Zie vergadering van 26 maart 2025.)
De voorzitter:
Er zijn twee stemverklaringen. De eerste is van de heer Stoffer van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel plaatst de SGP-fractie voor een dilemma. Wij steunen namelijk het doel van dit wetsvoorstel. Meer regionale samenwerking ten aanzien van specialistische jeugdhulp is noodzakelijk en de SGP is voor regionale inkoop en regiovisies. Maar tegelijkertijd hebben wij sterke aarzelingen bij het voorgestelde middel. Regionale samenwerking wordt van bovenaf opgelegd en vergaand gereguleerd, specifiek als het gaat om vormen van zorg. Het gaat om een wezenlijke stelselaanpassing, die het tekort aan specialistische jeugdhulp slechts gedeeltelijk oplost. Het wetsvoorstel schuurt op z'n minst met de uitgangspunten van de decentralisatie. Daarbij vinden wij dat, als je het stelsel wilt wijzigen, dit op wetsniveau moet gebeuren en niet via delegatiebepalingen. Onze amendementen zijn op één na allemaal verworpen. Daartegenover zijn amendementen aangenomen die de wet verder aanscherpen, zoals de verplichte inhoud van de regiovisie.
Voorzitter. Dit alles afwegende zullen wij tegen dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bruyning, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. We stemmen vandaag voor, maar niet vanuit de overtuiging dat dit de hele oplossing is. We stemmen voor omdat dit is hoe politiek werkt, en precies dat is waarom mensen het vertrouwen in de politiek verliezen. Wat we vandaag doen, is uitstel van moed en lef. We nemen een kleine stap omdat we het grote werk niet aan durven. Een tussenmaatregel, geen doorbraak, geen koerswijziging. En dus is dit, met alle respect, een klassiek Stellaardje: een beetje bewegen maar niet werkelijk veranderen. Waar is de urgentie? Die urgentie voel ik niet omdat er iets kleins moet worden gerepareerd. We hadden de afspraak in het hoofdlijnenakkoord om de kritiek van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer serieus te nemen. Dat gebeurt volstrekt onvoldoende. We bouwen op drijfzand en doen alsof het beton is. Wij vechten door, voor een jeugdzorg die niet in systemen denkt maar in mensen, die gezinnen ziet in plaats van regels, die kinderen echt helpt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Op 1 april heeft de Kamer reeds over de amendementen en de artikelen gestemd.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Stoffer/Van den Hil (stuk nrs. 42, I en II), het gewijzigde amendement-Ceder (stuk nr. 25), het nader gewijzigde amendement-Westerveld (stuk nr. 72), het amendement-Westerveld/Ceder (stuk nr. 43), het amendement-Krul (stuk nr. 39), het amendement-Westerveld (stuk nr. 24), het nader gewijzigde amendement-Bruyning (stuk nr. 40), het amendement-Westerveld/Van den Hil (stuk nr. 44), het amendement-Ceder (stuk nr. 18), het amendement-Ceder (stuk nr. 21), het amendement-Westerveld (stuk nr. 14), het amendement-Westerveld (stuk nr. 46), het amendement-Westerveld (stuk nr. 45), het nader gewijzigde amendement-Bruyning (stuk nr. 38) en het amendement-Van den Hil (stuk nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten) (36446).
(Zie vergadering van 1 april 2025.)
De voorzitter:
Op 8 april heeft de Kamer reeds over de amendementen en de artikelen gestemd.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de nader gewijzigde amendementen-Ergin (stuk nrs. 65, I en II), de nader gewijzigde amendementen-Ceder/Flach (stuk nrs. 60, I en II), het gewijzigde amendement-Saris c.s. (stuk nr. 81), het amendement-Aartsen (stuk nr. 80), het amendement-Ergin (stuk nr. 40), de gewijzigde amendementen-Patijn/Omtzigt (stuk nrs. 54, I en II), het amendement-Aartsen (stuk nr. 42), het gewijzigde amendement-Aartsen (stuk nr. 83), het amendement-Aartsen (stuk nr. 46), het amendement-Aartsen (stuk nr. 44) en het amendement-Flach (stuk nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Kansspelen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Kansspelen,
te weten:
- de motie-Dral c.s. over een taskforce "aanpak illegaliteit" instellen (24557, nr. 246);
- de motie-Dral/Tseggai over zorgen dat het aanmelden van gokverslaafden door anderen goed mogelijk is (24557, nr. 247);
- de motie-Dral/Wijen-Nass over een vlucht naar illegaliteit door het verhogen van de leeftijdsgrens bij risicovolle kansspelen (24557, nr. 248);
- de motie-Dral c.s. over het verruimen van de mogelijkheid voor het organiseren van kleinschalige bingo's (24557, nr. 249);
- de motie-Van Nispen c.s. over een aangescherpte zorgplicht voor kansspelaanbieders (24557, nr. 250);
- de motie-Van Nispen c.s. over de Kansspelautoriteit instrumenten geven om partijen af te laten zien van het faciliteren van illegaal kansspelaanbod (24557, nr. 251);
- de motie-Van Nispen c.s. over gokken met geleend geld verbieden (24557, nr. 252);
- de motie-Van Nispen c.s. over het naleven van regels nadrukkelijk meewegen bij het verlengen van vergunningen van kansspelaanbieders (24557, nr. 253);
- de motie-Wijen-Nass over een bevoegdheid om illegale websites offline te kunnen halen (24557, nr. 254);
- de motie-Wijen-Nass/Dral over evenredige aanwezigheid van fysieke speelcasino's waarborgen (24557, nr. 255);
- de motie-Krul c.s. over de Ksa effectievere handvatten bieden voor het verwijderen van illegale gokapps (24557, nr. 256);
- de motie-Bikker c.s. over de benodigde capaciteit bij de Kansspelautoriteit om het illegale aanbod van kansspelen te kunnen handhaven (24557, nr. 257);
- de motie-Bikker c.s. over de opbrengst van de kansspelbelasting nooit doorslaggevend laten zijn bij regulering (24557, nr. 258);
- de motie-Bikker c.s. over verplichten dat vergunninghouders in Nederland gevestigd zijn (24557, nr. 259);
- de motie-Smitskam over afzien van de verhoging van de minimumleeftijd voor kansspelen naar 21 jaar (24557, nr. 260);
- de motie-Tseggai/Koops over een verbod op het adverteren en in zoekmachines vindbaar maken van gokwebsites (24557, nr. 261);
- de motie-Koops/Tseggai over maximale samenwerking van de Kansspelautoriteit met andere toezichthouders (24557, nr. 262);
- de motie-Koops/Tseggai over een breed onderzoek naar het functioneren van het online kansspelaanbod (24557, nr. 263);
- de motie-Diederik van Dijk c.s. over de staatssecretaris laten ingrijpen als de zelfregulering van de online kansspelmarkt tekortschiet (24557, nr. 264).
(Zie vergadering van 8 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Dral/Wijen-Nass (24557, nr. 248) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris bij online risicovolle kansspelen een verhoging van de leeftijdsgrens voorstelt van 18 naar 21 jaar;
constaterende dat de staatssecretaris aangeeft dat er geen onderzoek is gedaan naar of hierdoor geen verdere vlucht naar de illegaliteit zal ontstaan;
overwegende dat deze maatregel schijnveiligheid creëert als van dit laatste sprake is;
verzoekt de staatssecretaris om die reden dit onderzoek wél te doen en de resultaten tijdig voor de plenaire behandeling van de gewijzigde Wet koa met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 248 (24557).
De motie-Van Nispen c.s. (24557, nr. 250) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vooruitlopend op de aanstaande wetswijziging een eenduidige en aangescherpte zorgplicht voor kansspelaanbieders met duidelijke kaders van belang is om problematisch gokgedrag zo veel mogelijk te voorkomen;
verzoekt de regering zo snel mogelijk te zorgen voor een aangescherpte zorgplicht en hierbij de voorstellen van de Kansspelautoriteit en verslavingsdeskundigen zwaarwegend te laten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 250 (24557).
De motie-Wijen-Nass/Dral (24557, nr. 255) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voor fysieke kansspelaanbieders steeds lastiger wordt om kansspelen aan te blijven bieden door toenemende wet- en regelgeving;
overwegende dat bij het wegvallen van fysieke kansspelaanbieders het risico bestaat dat spelers zich richting de illegale online kansspelaanbieders begeven, waar minder controle is op problematisch speelgedrag;
overwegende dat daarom fysieke kansspelaanbieders over heel Nederland moeten kunnen blijven bestaan;
verzoekt de regering om zich ervoor in te spannen dat fysieke speelcasino’s in heel Nederland evenredig aanwezig blijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 255 (24557).
De motie-Bikker c.s. (24557, nr. 259) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat diverse aanbieders van online kansspelen voor 2021 illegaal actief waren in Nederland;
overwegende dat verbintenissen die zijn ontstaan als gevolg van deze illegale activiteiten veelal nietig zijn en dat slachtoffers recht hebben op gegevensinzage en mogelijk een schadevergoeding;
overwegende dat bedrijven als Unibet deze verantwoordelijkheid op alle mogelijke wijzen ontduiken, wat het voor slachtoffers vrijwel onmogelijk maakt om hun recht te halen;
overwegende dat sommige EU-lidstaten, zoals Malta met Bill 55, dergelijk gedrag van aanbieders faciliteren;
verzoekt de regering te verplichten en waar nodig binnen de EU mogelijk te maken dat vergunninghouders in Nederland gevestigd zijn, zodat slachtoffers hun recht kunnen halen;
verzoekt de regering tevens alles in het werk te stellen om bilateraal en in Europees verband, en desnoods met unilaterale sancties, EU-lidstaten die aanbieders faciliteren in het ontduiken van hun juridische aansprakelijkheid aan te pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 259 (24557).
De motie-Diederik van Dijk c.s. (24557, nr. 264) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kansspelautoriteit en de Nationaal Rapporteur Verslavingen concluderen dat gokbedrijven hun zorgplicht voor de spelers ernstig verzaken en dat vergunninghouders onvoldoende ingrijpen;
overwegende dat de huidige inzet op zelfregulering door de sector in de praktijk vaak onvoldoende effectief is en grotendeels vrijblijvend blijft;
overwegende dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om burgers te beschermen tegen de risico's van kansspelverslaving;
verzoekt de regering de mogelijkheden maximaal te benutten om in te grijpen wanneer zelfregulering in de online kansspelmarkt tekortschiet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 264 (24557).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Dral c.s. (24557, nr. 246).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dral/Tseggai (24557, nr. 247).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Dral/Wijen-Nass (24557, nr. ??, was nr. 248).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, NSC, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dral c.s. (24557, nr. 249).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Bingo!
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (24557, nr. ??, was nr. 250).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (24557, nr. 251).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (24557, nr. 252).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (24557, nr. 253).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Wijen-Nass (24557, nr. 254).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Wijen-Nass/Dral (24557, nr. ??, was nr. 255).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Krul c.s. (24557, nr. 256).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (24557, nr. 257).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (24557, nr. 258).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Bikker c.s. (24557, nr. ??, was nr. 259).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Smitskam (24557, nr. 260).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tseggai/Koops (24557, nr. 261).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Koops/Tseggai (24557, nr. 262).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Koops/Tseggai (24557, nr. 263).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. (24557, nr. ??, was nr. 264).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Afhandeling zesjaarsfeiten via een OM-strafbeschikking
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat het OM strafbare feiten waarop maximaal zes jaar cel staat voortaan zelf gaat afhandelen via strafbeschikkingen,
te weten:
- de motie-Six Dijkstra/Wijen-Nass over strafbeschikkingen slechts opleggen bij feiten waarvoor een maximumgevangenisstraf van vier jaar geldt (29279, nr. 932);
- de motie-Six Dijkstra/Van Nispen over geanonimiseerde openbare publicatie van definitieve strafbeschikkingen de standaard laten zijn (29279, nr. 933);
- de motie-Lahlah c.s. over structureel investeren in de rechtspraak om de strafrechtketen duurzaam te ontlasten (29279, nr. 934);
- de motie-Lahlah over geen verdere uitbreiding van de toepassing van strafbeschikkingen voordat de onderzoeken zijn besproken met de Kamer (29279, nr. 935);
- de motie-Lahlah c.s. over het beter borgen van de positie van slachtoffers bij strafbeschikkingen (29279, nr. 936);
- de motie-Lahlah c.s. over de procedurele rechtswaarborgen bij strafbeschikkingen wettelijk verankeren (29279, nr. 937);
- de motie-Wijen-Nass/Michon-Derkzen over in overleg met het OM en de rechtspraak het planningsproces efficiënter inrichten (29279, nr. 938);
- de motie-Van Nispen c.s. over de tijdige beschikbaarheid van informatie en processtukken aan de verdediging verbeteren (29279, nr. 939);
- de motie-Van Nispen/Sneller over meer maatwerk mogelijk maken bij de OM-strafbeschikking (29279, nr. 940);
- de motie-Michon-Derkzen over per 2026 meer prestatieafspraken in de strafrechtketen (29279, nr. 941);
- de motie-Michon-Derkzen over bevorderen dat het WODC-onderzoek naar de inzet van strafbeschikkingen zo snel mogelijk wordt afgerond (29279, nr. 942);
- de motie-Eerdmans/Diederik van Dijk over garanderen dat geweldsdelicten met letsel uitgezonderd zijn en blijven van de richtlijn van het OM (29279, nr. 943);
- de motie-Eerdmans/Michon-Derkzen over een pilot met een wasstraat voor grote groepen wetsovertredende demonstranten bij een van de eerstvolgende blokkades van de A12 (29279, nr. 944);
- de motie-El Abassi/Van Nispen over het OM verplichten te informeren over de gevolgen van een strafbeschikking vóór het opleggen ervan (29279, nr. 945);
- de motie-El Abassi over geen verdere uitbreiding van de OM-strafbeschikking toestaan voordat de lopende onderzoeken zijn afgerond (29279, nr. 946);
- de motie-El Abassi over uitspreken dat niet politie of OM maar de PVV inefficiënt handelt in haar parlementaire werk (29279, nr. 947);
- de motie-Emiel van Dijk over de inzet van een strafbeschikking uitsluiten voor de titels XIV, XVIII en XX van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht (29279, nr. 948);
- de motie-Diederik van Dijk c.s. over illegale vreemdelingen en asielzoekers nooit onder de reikwijdte van OM-strafbeschikkingen laten vallen (29279, nr. 949).
(Zie vergadering van 8 april 2025.)
De voorzitter:
Aangezien de motie-El Abassi (29279, nr. 947) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
De motie-Lahlah c.s. (29279, nr. 936) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Lahlah, Van Nispen, Krul, Bikker, Michon-Derkzen, Sneller, Six Dijkstra, Diederik van Dijk, Eerdmans, Wijen-Nass, El Abassi en Teunissen, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij strafbeschikkingen slachtoffers vaak geen spreekrecht hebben en de zaak buiten hun zicht om wordt afgedaan;
overwegende dat openbaarheid, hoor en wederhoor en erkenning essentieel zijn voor de rechtspositie van slachtoffers;
verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de positie van slachtoffers — inclusief spreekrecht, informatievoorziening en erkenning — beter kan worden geborgd bij strafbeschikkingen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 936 (29279).
De motie-Diederik van Dijk c.s. (29279, nr. 949) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een onherroepelijke veroordeling consequenties heeft voor het rechtmatig verblijf in Nederland voor vreemdelingen waarbij het instrument van de glijdende schaal gehanteerd wordt;
overwegende dat illegale vreemdelingen en asielzoekers niet onder de werking van de tijdelijke instructie vallen, maar dat niet uitgesloten is dat dit bij nieuwe tijdelijke instructies wel gebeurt;
overwegende dat de glijdende schaal enkel vrijheidsbenemende straffen meeweegt en dat strafbeschikkingen niet worden meegenomen in een besluit tot het voortzetten van verblijf;
verzoekt de regering illegale vreemdelingen en asielzoekers die onder het bereik van de glijdende schaal vallen, nooit onder de reikwijdte van OM-strafbeschikkingen te laten vallen;
verzoekt de regering tevens de mogelijkheid te onderzoeken om naast vrijheidsbenemende straffen ook taakstraffen en geldboetes mee te wegen bij de glijdende schaal,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 949 (29279).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
Een stemverklaring van mevrouw Michon-Derkzen van de fractie van de VVD. Het woord is aan haar.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Nooit meer strafbeschikkingen voor een specifieke dadergroep, zoals criminele vreemdelingen. Nooit meer strafbeschikkingen voor een specifiek delict, zoals ernstige gewelddelicten. Het zijn stoere praatjes, maar er komt niks van terecht. De kwestie is namelijk niet "cel of een strafbeschikking", maar "een strafbeschikking of straffeloosheid". Met de strafbeschikking wordt er juist meer criminaliteit aangepakt en wordt er sneller en adequater opgetreden tegen strafbare feiten. Dit is hard nodig voor het vertrouwen van onze burgers in de rechtsstaat. Het instrument van de strafbeschikking staat voor de VVD niet ter discussie. Het is aan het Openbaar Ministerie om deze op een juiste wijze toe te passen binnen de kaders van de wet. Om deze reden stemmen wij tegen de moties op stukken nrs. 932, 943 en 949.
Dank u wel.
In stemming komt de motie-Six Dijkstra/Wijen-Nass (29279, nr. 932).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Six Dijkstra/Van Nispen (29279, nr. 933).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Lahlah c.s. (29279, nr. 934).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Lahlah (29279, nr. 935).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Lahlah c.s. (29279, nr. ??, was nr. 936).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Lahlah c.s. (29279, nr. 937).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Wijen-Nass/Michon-Derkzen (29279, nr. 938).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (29279, nr. 939).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen/Sneller (29279, nr. 940).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (29279, nr. 941).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Michon-Derkzen (29279, nr. 942).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Diederik van Dijk (29279, nr. 943).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Michon-Derkzen (29279, nr. 944).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi/Van Nispen (29279, nr. 945).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29279, nr. 946).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Emiel van Dijk (29279, nr. 948).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. (29279, nr. ??, was nr. 949).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Gevangeniswezen
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Gevangeniswezen,
te weten:
- de motie-Eerdmans over het OM-besluit om strafbeschikkingen op te leggen voor delicten met een celstraf van maximaal zes jaar terugdraaien (24587, nr. 1039).
(Zie vergadering van 20 maart 2025.)
In stemming komt de motie-Eerdmans (24587, nr. 1039).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Openbaar vervoer en taxi
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Openbaar vervoer en taxi,
te weten:
- de motie-De Hoop c.s. over maximaal inzetten op het voorkomen van de voorgenomen bezuiniging op de BDU-middelen (23645, nr. 839);
- de motie-De Hoop over inventariseren welke knelpunten ontstaan door onvoldoende middelen voor openbaar vervoer (23645, nr. 840);
- de motie-Olger van Dijk c.s. over het vrijwillig dragen van een bodycam door NS-conducteurs (23645, nr. 841);
- de motie-El Abassi over afzien van de voorgenomen bezuiniging van 335 miljoen op openbaar vervoer (23645, nr. 842);
- de motie-El Abassi over middelen voor een sterk gereduceerd ov-tarief voor lage-inkomensgroepen (23645, nr. 843);
- de motie-El Abassi over zonder privacywaarborgen geen centrale database voor taxichauffeurs (23645, nr. 844);
- de motie-Grinwis c.s. over de gevolgen van de herijking van het studentenreisproduct voor de regionale bereikbaarheid (23645, nr. 845);
- de motie-Heutink over landelijke en permanente reisverboden (23645, nr. 846);
- de motie-Heutink/Vondeling over diensthonden inzetten op routes waar asielzoekers zich structureel misdragen (23645, nr. 847);
- de motie-Pierik over duidelijke afspraken in de Waddenveerconcessie over de afstemming met het busvervoer (23645, nr. 848);
- de motie-Veltman over veiligheid meer prioriteit geven in de uitvoering van de Stationsagenda (23645, nr. 849).
(Zie vergadering van 9 april 2025.)
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (23645, nr. 839).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Hoop (23645, nr. 840).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (23645, nr. 841).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (23645, nr. 842).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (23645, nr. 843).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (23645, nr. 844).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (23645, nr. 845).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Heutink (23645, nr. 846).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Heutink/Vondeling (23645, nr. 847).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Pierik (23645, nr. 848).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Veltman (23645, nr. 849).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Externe veiligheid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Externe veiligheid,
te weten:
- de motie-Gabriëls c.s. over een meldplicht voor de toepassing van staalslakken (28684, nr. 774);
- de motie-Kostić/Bamenga over er bij Tata Steel op aandringen om nog in april de concept-MER te delen (28684, nr. 775);
- de motie-Kostić over de risico's van een mogelijk eerdere sluiting van Kooks- en Gasfabriek 1 (28684, nr. 776);
- de motie-Buijsse c.s. over in de Milieuraad de leiding nemen voor een Europees verbod op F4-vuurwerk (28684, nr. 777).
(Zie vergadering van 9 april 2025.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gabriëls stel ik voor zijn motie (28684, nr. 774) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Kostić/Bamenga (28684, nr. 775).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kostić (28684, nr. 776).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Buijsse c.s. (28684, nr. 777).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Burgerinitiatief "Publiek, Toegankelijk en Gratis OV"
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het Burgerinitiatief "Publiek, Toegankelijk en Gratis OV",
te weten:
- de motie-Van Kent/De Hoop over verkennen wat nodig is om het ov in vijf jaar gratis te maken (36683, nr. 3);
- de motie-Van Kent over geen btw op ov (36683, nr. 4);
- de motie-Van Kent over het ov weer in eigen handen nemen (36683, nr. 5);
- de motie-Olger van Dijk c.s. over bij ov-concessies de inspraak borgen van mensen met een beperking (36683, nr. 6);
- de motie-De Hoop c.s. over het Bestuursakkoord Toegankelijkheid Openbaar Vervoer 2022-2032 spoedig evalueren (36683, nr. 7);
- de motie-El Abassi over een landelijke pilot waarbij minima gratis met het ov kunnen reizen (36683, nr. 8);
- de motie-El Abassi over verkennen hoe gratis ov voor kinderen tot en met 11 jaar kan worden ingevoerd (36683, nr. 9);
- de motie-Bamenga c.s. over de Nederlandticket financieren via het Social Climate Fund (36683, nr. 10);
- de motie-Van Houwelingen/Baudet over het structureel verlagen van de ticketprijzen in het openbaar vervoer (36683, nr. 11);
- de motie-Van Houwelingen/Baudet over de terugkeer van restauratiewagons (36683, nr. 12);
- de motie-Stoffer c.s. over gratis ov voor kinderen tot 12 jaar (36683, nr. 13).
(Zie vergadering van 9 april 2025.)
In stemming komt de motie-Van Kent/De Hoop (36683, nr. 3).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Kent (36683, nr. 4).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Kent (36683, nr. 5).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (36683, nr. 6).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36683, nr. 7).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-El Abassi (36683, nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (36683, nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (36683, nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen/Baudet (36683, nr. 11).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen/Baudet (36683, nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (36683, nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Een mededeling van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Wij hebben een foutje gemaakt bij de stemmingen onder dit punt 12. Wij willen worden geacht tegen de motie op stuk nr. 11 te hebben gestemd.
De voorzitter:
Ja, ik zag slechts twee mensen bij jullie, dus ik dacht al. Het is bij dezen genoteerd voor de eeuwigheid.
Dan stel ik voor het burgerinitiatief met de stemmingen over de moties als behandeld te beschouwen en de initiatiefnemers hierover schriftelijk te informeren onder dankzegging voor het initiatief.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties China
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat China,
te weten:
- de motie-Paternotte c.s. over zich altijd uitspreken tegen Chinese escalatie (35207, nr. 83);
- de motie-Paternotte/Boswijk over een speciale EU-vertegenwoordiger en een gezamenlijke EU-Tibetstrategie (35207, nr. 84);
- de motie-Ceder/Boswijk over de gevolgen van bezuinigingen op de invloed van China (35207, nr. 86);
- de motie-Van der Lee c.s. over de handelsrelatie met Taiwan verstevigen (35207, nr. 87);
- de motie-Van der Lee c.s. over een delegatiebezoek aan Taiwan op regeringsniveau (35207, nr. 88);
- de motie-Van Baarle/Paternotte over meer sancties voor de plegers van mensenrechtenschendingen tegen Oeigoeren (35207, nr. 89);
- de motie-Van Baarle over in EU-verband producten weren die voortkomen uit Oeigoerse dwangarbeid (35207, nr. 90);
- de motie-Van Baarle over de naam Oost-Turkestan hanteren in plaats van Xinjiang (35207, nr. 91);
- de motie-Kahraman c.s. over mensenrechtenschendingen steeds weer ter sprake brengen tegenover China (35207, nr. 92);
- de motie-Kahraman c.s. over uitspreken dat de Chinese Communistische Partij geen stem mag hebben in de opvolging van de dalai lama (35207, nr. 93);
- de motie-Van der Burg/Paternotte over betekenisvolle deelname van Taiwan aan de WHO (35207, nr. 94);
- de motie-Boswijk c.s. over het vervolgonderzoek naar de beveiliging van vitale infrastructuur met spoed uitvoeren (35207, nr. 95);
- de motie-Boswijk/Paternotte over wetenschappelijk onderzoek naar de vraag of de Chinese aanpak in de Oeigoerse regio als genocide kan worden gedefinieerd (35207, nr. 96).
(Zie vergadering van 9 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Van der Lee c.s. (35207, nr. 88) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland 401 jaar bilaterale contacten kent met Taiwan, en het eiland een bloeiende democratie is en bovendien de tweede handelspartner van Nederland in Azië;
constaterende dat onder andere Duitsland op regeringsniveau een delegatie naar Taiwan heeft afgevaardigd onder leiding van de federale minister van Onderwijs en Wetenschap;
overwegende dat het belangrijk is duidelijk te maken dat Nederland hecht aan het zelfbestuur van de Taiwanezen en aan de handelsbetrekkingen;
verzoekt de regering naar Duits voorbeeld een delegatiebezoek aan Taiwan op regeringsniveau te overwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 88 (35207).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (35207, nr. 83).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paternotte/Boswijk (35207, nr. 84).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ceder/Boswijk (35207, nr. 86).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (35207, nr. 87).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Lee c.s. (35207, nr. ??, was nr. 88).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle/Paternotte (35207, nr. 89).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (35207, nr. 90).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (35207, nr. 91).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kahraman c.s. (35207, nr. 92).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kahraman c.s. (35207, nr. 93).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Burg/Paternotte (35207, nr. 94).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (35207, nr. 95).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Boswijk/Paternotte (35207, nr. 96).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Situatie in Syrië
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de situatie in Syrië,
te weten:
- de motie-Ceder c.s. over voorwaardelijke normalisatie van de betrekkingen met het Syrische regime (32623, nr. 334);
- de motie-Ceder c.s. over ondersteuning voor de Syrische overgangsregering om chemische wapens te vernietigen (32623, nr. 335);
- de motie-Van Baarle over sancties opschorten die de wederopbouw van Syrië bemoeilijken (32623, nr. 336);
- de motie-Van Baarle over een lobby voor het opschorten van Amerikaanse sancties tegen Syrië (32623, nr. 337);
- de motie-Van Baarle over keiharde sancties tegen Israël (32623, nr. 338);
- de motie-Piri c.s. over de wederopbouw effectief ondersteunen (32623, nr. 339);
- de motie-Boswijk c.s. over onderzoek naar het confisqueren van bezittingen van het voormalige Assad-regime (32623, nr. 340);
- de motie-Paternotte/Piri over zich uitspreken tegen de bezettingen van en aanvallen op Syrië (32623, nr. 341);
- de motie-Kahraman over humanitaire hulp voor specifieke minderheden (32623, nr. 342);
- de motie-Kahraman c.s. over steun voor het OHCHR-veldkantoor of bewijzenbank IIIM (32623, nr. 343);
- de motie-Van der Burg c.s. over voorwaarden voor het Syrische regime om sancties in stappen te verlichten (32623, nr. 344);
- de motie-Dobbe c.s. over een extra inspanning voor het versterken van het maatschappelijk middenveld in Syrië (32623, nr. 345);
- de motie-Dobbe c.s. over een veilige multi-entry toegang van mensenrechtenactivisten en journalisten (32623, nr. 346);
- de motie-Dassen over de invoering van een instrument vergelijkbaar met INSTEX (32623, nr. 347);
- de motie-Dassen over de sectorale sancties opheffen die de wederopbouw van Syrië belemmeren (32623, nr. 348).
(Zie vergadering van 9 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Van Baarle (32623, nr. 337) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sanctieverlichting vanuit de EU maar deels effectief zal zijn zolang het VS-sanctieregime tegen Syrië niet wordt versoepeld;
overwegende dat er geen betekenisvolle sanctieverlichting vanuit de VS heeft plaatsgevonden buiten de door president Biden goedgekeurde General License 24, die in juli verloopt;
verzoekt de regering om met gelijkgestemde landen in te zetten op een gesprek met de VS waarin opschorting of verlichting van de Amerikaanse sancties tegen Syrië wordt bepleit om het belang te dienen van de humanitaire wederopbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 337 (32623).
De motie-Boswijk c.s. (32623, nr. 340) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Boswijk, Dobbe, Paternotte, Dassen, Stoffer en Kahraman.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 340 (32623).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Ceder c.s. (32623, nr. 334).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ceder c.s. (32623, nr. 335).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (32623, nr. 336).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We doen 'm even overnieuw.
In stemming komt de motie-Van Baarle (32623, nr. 336).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We gaan hier hoofdelijk over stemmen. Maar, meneer Van Baarle?
De heer Van Baarle (DENK):
Ik loop automatisch naar voren, maar ik heb geen leuke boodschap: wat mij betreft gaan we gewoon stemmen.
De voorzitter:
Nou, dank u wel. Dan gaan we dat zeker doen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (32623, nr. 336).
Vóór stemmen de leden: Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk en Saris.
Tegen stemmen de leden: Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Aartsen, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp en De Roon.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 73 stemmen voor en 71 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Baarle (32623, nr. ??, was nr. 337).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Dan gaan we het hoofdelijk doen. Het woord is aan de griffier. Graag stilte.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Baarle (32623, nr. ??, was nr. 337).
Vóór stemmen de leden: Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis en Mutluer.
Tegen stemmen de leden: Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Aartsen, Baudet, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman en Edgar Mulder.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 73 stemmen voor en 72 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle (32623, nr. 338).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Piri c.s. (32623, nr. 339).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Boswijk c.s. (32623, nr. ??, was nr. 340).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paternotte/Piri (32623, nr. 341).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kahraman (32623, nr. 342).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kahraman c.s. (32623, nr. 343).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Burg c.s. (32623, nr. 344).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (32623, nr. 345).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe c.s. (32623, nr. 346).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dassen (32623, nr. 348).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Telecommunicatie
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Telecommunicatie,
te weten:
- de motie-Postma/Idsinga over volledige DAB-dekking voor regionale publieke omroepen (24095, nr. 590).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Postma stel ik voor haar motie (24095, nr. 590) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Verdienvermogen van Nederland
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland,
te weten:
- de motie-Thijssen over oneerlijke handelspraktijken op korte termijn effectief aanpakken (36600-L, nr. 9);
- de motie-Thijssen over ambitieus klimaatbeleid voor onze leiderschapspositie in schone technologie (36600-L, nr. 10);
- de motie-Thijssen over onnodige regels die verduurzaming in de weg staan schrappen (36600-L, nr. 11);
- de motie-Van Zanten/Vermeer over het ondersteunen van Nederlandse producenten van generieke en innovatieve geneesmiddelen (36600-L, nr. 12);
- de motie-Van Zanten/Vermeer over de realisatie van het IAMM in Almere (36600-L, nr. 13);
- de motie-Sneller over een gestandaardiseerde methodiek voor het berekenen van externe effecten van bedrijven (36600-L, nr. 14);
- de motie-Sneller over het wegnemen van lasten die weinig negatieve externe effecten veroorzaken (36600-L, nr. 15);
- de motie-Sneller over het beslag van sectoren op schaarse arbeidskrachten, middelen en ruimte (36600-L, nr. 16);
- de motie-Postma over landelijke afstemming van onderwijsaanbod voor de maatschappelijke en economische opgaven (36600-L, nr. 17);
- de motie-Postma over een analyse over de juridisering tussen bedrijfsleven, ngo's en overheid (36600-L, nr. 18);
- de motie-Inge van Dijk over eerder besluiten over cofinanciering van ChipNL (36600-L, nr. 19).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Zanten stel ik voor haar motie (36600-L, nr. 13) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Thijssen (36600-L, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Thijssen en Sneller.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 9 (36600-L).
De voorzitter:
De motie-Sneller (36600-L, nr. 16) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sneller en Thijssen.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 16 (36600-L).
In stemming komt de gewijzigde motie-Thijssen/Sneller (36600-L, nr. ??, was nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thijssen (36600-L, nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thijssen (36600-L, nr. 11).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Zanten/Vermeer (36600-L, nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Sneller (36600-L, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Sneller (36600-L, nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Sneller/Thijssen (36600-L, nr. ??, was nr. 16).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Postma (36600-L, nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Postma (36600-L, nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Inge van Dijk (36600-L, nr. 19).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Midden- en kleinbedrijf
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Midden- en kleinbedrijf,
te weten:
- de motie-Van Zanten/Vermeer over sectorale regeldrukreductieprogramma's per mkb-indicatorbedrijf (32637, nr. 672);
- de motie-Van Zanten/Vermeer over uitspreken dat de CO2-rapportages voor het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer moeten worden afgeschaft voor bedrijven tot 250 medewerkers (32637, nr. 673);
- de motie-Flach over de Groeifaciliteit continueren en de bekendheid ervan bij het mkb vergroten (32637, nr. 674);
- de motie-Grinwis c.s. over de Kamer binnen een maand informeren over de uitvoering van ATR-adviezen (32637, nr. 675);
- de motie-White over knelpunten rond inclusieve financiering adresseren bij de ontwikkeling van de FinancieringsGids en aanverwante instrumenten (32637, nr. 676);
- de motie-White over bij beleid over ondernemerschap onderscheid maken tussen het micro-, klein-, midden-, en grootbedrijf (32637, nr. 677);
- de motie-White over voortzetting van de Impulsaanpak winkelgebieden (32637, nr. 678);
- de motie-Eerdmans/Kisteman over de transitievergoeding na twee jaar loondoorbetaling bij ziekte afschaffen (32637, nr. 679);
- de motie-Eerdmans over de verplichte loondoorbetaling bij ziekte van werknemers verkorten naar één jaar (32637, nr. 680);
- de motie-Eerdmans over de geschrapte functie-eisen voor specialiteitenkoks in Aziatische horeca herintroduceren (32637, nr. 681);
- de motie-Dassen over een bankvergunning voor Invest-NL (32637, nr. 682);
- de motie-Van Meetelen over strengere criteria en controlemechanismen voor keurmerken voor non-bancaire kredietverstrekkers (32637, nr. 683);
- de motie-Inge van Dijk over een inventarisatie van de verschillende grenzen gerelateerd aan bedrijfsomvang in EZ-beleid (32637, nr. 684);
- de motie-Postma/Idsinga over een gestructureerde en toegankelijke aanpak voor productiviteitsverhoging (32637, nr. 685).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Dassen (32637, nr. 682) is in die zin gewijzigd (32637, nr. ??) en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Dassen en Inge van Dijk, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Invest-NL een sleutelrol speelt in het financieren van duurzame en innovatieve projecten voor een toekomstbestendige economie;
overwegende dat een volwaardige nationale investeringsbank, inclusief de mogelijkheid voor zelfstandig aantrekken van privaat kapitaal, de slagkracht van Invest-NL vergroot;
verzoekt de regering te verkennen hoe staatsgaranties kunnen worden verleend aan Invest-NL zodat zij toegang tot de kapitaalmarkt krijgt in opmaat naar een volwaardige investeringsbank,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. ?? (32637).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
Een stemverklaring van de heer Kisteman van de fractie van de VVD. Het woord is aan hem.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Een stemverklaring over motie op stuk nr. 680. Ondernemers zijn de motor van onze economie. Ondernemers investeren in hun werknemers en zorgen voor werkgelegenheid. Als de werknemer ziek wordt, heeft de ondernemer een groot probleem. Hij moet twee jaar het loon doorbetalen en in de tussentijd ook nog een vervangende medewerker bekostigen, en als deze financiële middelen er niet zijn, het met een werknemer minder doen. Het afschaffen van het tweede jaar doorbetalen bij ziekte zou daarom een eerste goede stap zijn. Dit zorgt ervoor dat ondernemers sneller mensen aannemen en vaste contracten gaan aanbieden. Maar hoe belangrijk wij dit ook vinden, er is nu geen financiële dekking voor dit voorstel. Daarom stemmen wij tegen deze motie.
In stemming komt de motie-Van Zanten/Vermeer (32637, nr. 672).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Zanten/Vermeer (32637, nr. 673).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Flach (32637, nr. 674).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (32637, nr. 675).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-White (32637, nr. 676).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Dat doen we nog een keer over. We hebben het over de motie-White op stuk nr. 676 over knelpunten rond inclusieve financiering.
In stemming komt de motie-White (32637, nr. 676).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We doen het daarom graag even hoofdelijk. Graag stilte in de zaal, zodat we goed kunnen vaststellen wat iedereen stemt. Het woord is aan de griffier.
In stemming komt de motie-White (32637, nr. 676).
Vóór stemmen de leden: Ergin, Gabriëls, Grinwis, Haage, Heite, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Klaver, Koekkoek, Koops, De Korte, Kostić, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Saris, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Vedder, Vijlbrief, Van Vroonhoven, Van Waveren, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wingelaar, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boomsma, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe en El Abassi.
Tegen stemmen de leden: Ellian, Erkens, Esser, Faddegon, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heutink, Van den Hil, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kamminga, Kisteman, Kops, De Kort, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Oostenbrink, Pierik, Van der Plas, Pool, Ram, Rep, Rikkers-Oosterkamp, De Roon, Smitskam, Stoffer, Thiadens, Tielen, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Wijen-Nass, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Aardema, Aartsen, Baudet, Becker, Bevers, Bikkers, Blaauw, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boutkan, Buijsse, Van der Burg, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Dral, Eerdmans en Van Eijk.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 73 stemmen voor en 72 stemmen tegen is aangenomen.
In stemming komt de motie-White (32637, nr. 677).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-White (32637, nr. 678).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Kisteman (32637, nr. 679).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (32637, nr. 680).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Eerdmans (32637, nr. 681).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Dassen/Inge van Dijk (32637, nr. ??, was nr. 682).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66 en het CDA voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Meetelen (32637, nr. 683).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Inge van Dijk (32637, nr. 684).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Postma/Idsinga (32637, nr. 685).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Hersteloperatie kinderopvangtoeslag
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag,
te weten:
- de motie-Haage/Inge van Dijk over de opdracht van de Regeringscommissaris herstel toeslagen verbreden met de taken van het bestuurlijk kopstuk (31066, nr. 1474);
- de motie-Dijk/Ergin over in gesprek gaan met het onafhankelijk jongerenpanel toeslagen (31066, nr. 1475);
- de motie-Dijk/Ergin over volledige kwijtschelding van DUO-schulden van gedupeerde kinderen (31066, nr. 1476);
- de motie-Dijk c.s. over ouders de mogelijkheid geven een multidisciplinaire analyse van hun dossier te laten maken (31066, nr. 1477);
- de motie-Dijk over ouders op verzoek binnen één maand hun persoonlijke dossier verstrekken (31066, nr. 1478);
- de motie-Ergin over bij harmonisatie van brede ondersteuning maatwerk waarborgen (31066, nr. 1479);
- de motie-Ergin over uiterlijk 1 juni 2025 de gegevenskoppeling mogelijk maken (31066, nr. 1480);
- de motie-Ergin over de gegevensuitwisseling tussen UHT en gemeenten snel mogelijk maken (31066, nr. 1481);
- de motie-Ergin over het begrip "ruimhartigheid" vaststellen en opnemen in de herstelpraktijk (31066, nr. 1482);
- de motie-Wingelaar c.s. over niet in een notariële akte vastgelegde schulden in aanmerking laten komen voor schuldovername (31066, nr. 1483);
- de motie-Wingelaar/Inge van Dijk over een herzieningsmogelijkheid voor ouders die eerder een vso hebben ondertekend (31066, nr. 1484);
- de motie-Inge van Dijk c.s. over onderzoeken wat kinderen aanvullend nodig hebben voor hun ontwikkeling (31066, nr. 1485);
- de motie-Van Eijk/Vijlbrief over het schetsen van het overgangspad (31066, nr. 1486).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Wingelaar stel ik voor haar moties (31066, nrs. 1483 en 1484) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Dijk c.s. (31066, nr. 1477) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel kinderen nog steeds niet herenigd zijn met hun ouders die gedupeerd zijn in het toeslagenschandaal;
overwegende dat de commissie-Hamer concludeert dat het toeslagenschandaal een grote rol speelt bij deze uithuisplaatsingen;
overwegende dat de Tweede Kamer via de motie-Omtzigt (36275, nr. 17) eerder al heeft verzocht om onafhankelijk onderzoek te doen naar de uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal;
verzoekt het kabinet om ouders, via de Rijksuniversiteit Groningen, de mogelijkheid te geven om een multidisciplinaire analyse van hun dossier te laten maken die kan leiden tot een herbeoordeling en hereniging van hun gezin, en daarnaast in het verlengde van de aanbevelingen uit "erfenis van onrecht" van de commissie-Hamer een aanvullend diepgaand en verbredend wetenschappelijk onderzoek te laten doen door de Universiteit Groningen naar de totstandkoming van de uithuisplaatsingen om de hele kwestie af te kunnen sluiten en lessen te trekken voor de toekomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 1477 (31066).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Haage/Inge van Dijk (31066, nr. 1474).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijk/Ergin (31066, nr. 1475).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dijk/Ergin (31066, nr. 1476).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Dijk c.s. (31066, nr. ??, was nr. 1477).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dijk (31066, nr. 1478).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt, D66, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1479).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1480).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1481).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin (31066, nr. 1482).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Inge van Dijk c.s. (31066, nr. 1485).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Eijk/Vijlbrief (31066, nr. 1486).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen moties Nationale fiscaliteit
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Nationale fiscaliteit,
te weten:
- de motie-Grinwis c.s. over onderzoek naar willekeur bij het niet toekennen of intrekken van een anbistatus (31066, nr. 1487);
- de motie-Stultiens/Dijk over beleidsopties overnemen uit het rapport over structureel verlieslatende bedrijven om ongewenste fiscale constructies aan te pakken (31066, nr. 1488);
- de motie-Stultiens c.s. over het voorbereiden van een digitaledienstenbelasting (31066, nr. 1489);
- de motie-Stultiens/Dijk over beleidsopties voor het tegengaan van onwenselijke belastingconstructies via miljardenstichtingen (31066, nr. 1490);
- de motie-Inge van Dijk c.s. over de doelen van fiscale regelingen voor ondernemers beter bereiken (31066, nr. 1491);
- de motie-Stoffer/Grinwis over verlaging van de energiebelasting (31066, nr. 1492);
- de motie-Stoffer/Grinwis over voorkeur geven aan het verlagen van de tarieven boven het verhogen van heffingskortingen (31066, nr. 1493);
- de motie-Vijlbrief/Podt over budgetneutrale alternatieve regelingen voor landbouwvrijstelling uitwerken die jonge boeren ondersteunen bij verduurzaming (31066, nr. 1494).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Vijlbrief/Podt (31066, nr. 1494) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jonge boeren het financieel gezien relatief vaak lastig hebben;
constaterende dat deze jonge boeren tegelijkertijd met grote opgaven geconfronteerd worden, bijvoorbeeld op het gebied van verduurzaming en het toekomstbestendig maken van hun boerderij;
van mening dat deze jonge boeren cruciaal zijn voor een sterke en toekomstbestendige landbouw in Nederland;
constaterende dat uit de evaluatie van de landbouwvrijstelling blijkt dat er zeer waarschijnlijk andere vormgevingen van een regeling voor boeren mogelijk zijn, die hen beter helpen;
verzoekt de regering om budgetneutrale alternatieve regelingen voor landbouwvrijstelling uit te werken die jonge boeren op een doeltreffende en efficiënte manier ondersteunen bij het verduurzamen en toekomstbestendig maken van hun boerderij, en daarbij rekening te houden met de adviezen van de Algemene Rekenkamer en SEO ten aanzien van de wenselijkheid van een overgangsregeling;
verzoekt de regering om de Kamer hierover voor het Belastingplan 2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 1494 (31066).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (31066, nr. 1487).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Stultiens/Dijk (31066, nr. 1488).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stultiens c.s. (31066, nr. 1489).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stultiens/Dijk (31066, nr. 1490).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Inge van Dijk c.s. (31066, nr. 1491).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Stoffer/Grinwis (31066, nr. 1492).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stoffer/Grinwis (31066, nr. 1493).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Vijlbrief/Podt (31066, nr. ??, was nr. 1494).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt,
te weten:
- de motie-Tseggai c.s. over een recht op stagevergoeding bij verplichte meewerkstages (31524, nr. 640);
- de motie-Tseggai c.s. over een norm voor een evenwichtige verhouding tussen stagiairs en werkgevers (31524, nr. 641);
- de motie-Tseggai/Beckerman over een wettelijk verplichte stagevergoeding in de zorg (31524, nr. 642);
- de motie-Tseggai/Beckerman over direct een verplichte minimumstagevergoeding invoeren (31524, nr. 643);
- de motie-Paternotte/Tseggai over een stageovereenkomst verplichten bij formele stages (31524, nr. 644);
- de motie-Paternotte c.s. over een verkenning naar een publiek-privaat stagefonds (31524, nr. 645);
- de motie-Krul/Paternotte over werkgevers een prikkel bieden om een stagevergoeding aan te bieden (31524, nr. 646);
- de motie-Beckerman over het uitbreiden van het Stagefonds Zorg (31524, nr. 647);
- de motie-Beckerman over het aantal stageplekken in de zorg waarborgen (31524, nr. 648);
- de motie-Oostenbrink over de Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom toegankelijker maken (31524, nr. 650);
- de motie-Ergin/Tseggai over publicatie van het aantal ingetrokken SBB-certificaten (31524, nr. 651);
- de motie-Ergin/Tseggai over actief beleid van universiteiten tegen stagediscriminatie (31524, nr. 652);
- de motie-Ergin c.s. over het recht op een passende stagevergoeding wettelijk verankeren (31524, nr. 653).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Tseggai c.s. (31524, nr. 641) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat stagiairs soms als goedkope arbeidskrachten worden ingezet en er op dit moment geen wettelijke kaders zijn voor een evenwichtige verhouding tussen stagiairs en werknemers;
overwegende dat stages bedoeld zijn om te leren onder goede begeleiding;
verzoekt de regering in haar verkenning naar een verplichte minimum stagevergoeding ook onderzoek te doen naar een wettelijke norm voor een evenwichtige verhouding tussen stagiairs en werknemers, handhaafbaar door de Arbeidsinspectie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 641 (31524).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Tseggai c.s. (31524, nr. 640).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Tseggai c.s. (31524, nr. ??, was nr. 641).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tseggai/Beckerman (31524, nr. 642).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tseggai/Beckerman (31524, nr. 643).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Paternotte/Tseggai (31524, nr. 644).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Paternotte c.s. (31524, nr. 645).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Krul/Paternotte (31524, nr. 646).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beckerman (31524, nr. 647).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beckerman (31524, nr. 648).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Oostenbrink (31524, nr. 650).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin/Tseggai (31524, nr. 651).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ergin/Tseggai (31524, nr. 652).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ergin c.s. (31524, nr. 653).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Had ik al een keer gezegd dat er te veel moties worden ingediend? O jawel, dat had ik al een keer gezegd.
Stemmingen moties Het bericht dat de Onderwijsinspectie al jaren veel minder basisscholen bezoekt dan aan de Kamer is beloofd
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat de Onderwijsinspectie al jaren veel minder basisscholen bezoekt dan aan de Kamer is beloofd,
te weten:
- de motie-Rooderkerk c.s. over de inspectie alle scholen periodiek laten bezoeken (31293, nr. 791);
- de motie-Kisteman/Rooderkerk over minder tijdsintensieve inspectiebezoeken (31293, nr. 792);
- de motie-Van Houwelingen over een 360 gradenbeoordeling van al het schoolpersoneel (31293, nr. 793);
- de motie-Van Houwelingen over afzonderlijke signaalwaarden voor taal en rekenen (31293, nr. 794);
- de motie-Van Houwelingen over in het wettelijk kader opnemen dat basisscholen minimaal één keer per vier jaar worden bezocht en geïnspecteerd (31293, nr. 795).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Rooderkerk c.s. (31293, nr. 791) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Rooderkerk, Soepboer, Krul, Beckerman, Westerveld en Oostenbrink.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 791 (31293).
In stemming komt de gewijzigde motie-Rooderkerk c.s. (31293, nr. ??, was nr. 791).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Kisteman/Rooderkerk (31293, nr. 792).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, het CDA, de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31293, nr. 793).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31293, nr. 794).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (31293, nr. 795).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, D66 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, houdende regels over taken van de Kiesraad met het oog op de bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces) (36552).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, houdende regels over taken van de Kiesraad met het oog op de bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces),
te weten:
- de motie-Van Waveren over de toegang tot de Kiesraad voor klachten verduidelijken (36552, nr. 8);
- de motie-Kathmann over waarborgen dat tussentijdse verkiezingen adequaat kunnen worden georganiseerd (36552, nr. 10).
(Zie vergadering van 10 april 2025.)
De voorzitter:
De motie-Kathmann (36552, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Kathmann en Chakor, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is om te borgen dat de termijnen die in de Kieswet zijn opgenomen voor tussentijdse verkiezingen kunnen worden uitgevoerd;
overwegende dat er bij gemeenten zorgen zijn over het adequaat kunnen voorbereiden op tussentijdse verkiezingen;
verzoekt de regering om in overleg met gemeenten te waarborgen dat er geen belemmeringen zijn om tussentijdse verkiezingen op een uitvoerbare, zorgvuldige en zo spoedig mogelijke wijze te kunnen organiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 10 (36552).
Op verzoek van mevrouw Kathmann stel ik voor haar gewijzigde motie (36552, nr. ??, was nr. 10) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Van Waveren (36552, nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemming motie Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet,
te weten:
- de motie-Van Waveren over aanwijzing 6 zodanig wijzigen dat contact opnemen met Kamerleden gestimuleerd wordt (28362, nr. 80).
(Zie vergadering van 19 maart 2025.)
De motie-Van Waveren (28362, nr. 80) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de huidige tekst van aanwijzing 6 in de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren belemmerend kan werken bij het informeren van de Kamer;
overwegende dat de werkgroep Grip op informatie aanbeveelt dat hier meer ruimte in komt, maar dat het kabinet de regeling niet wil aanpassen;
verzoekt de regering aanwijzing 6 zodanig te wijzigen dat contact opnemen met Kamerleden over de uitvoering van moties, toezeggingen of de beantwoording van schriftelijke vragen gestimuleerd wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 80 (28362).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Waveren (28362, nr. ??, was nr. 80).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de VVD, BBB en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten),
te weten:
- de motie-Ceder over prioritaire handhaving in sectoren met misstanden met arbeidsmigranten (36446, nr. 68).
(Zie vergadering van 1 april 2025.)
In stemming komt de motie-Ceder (36446, nr. 68).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Ik schors enkele minuten en dan gaan we over tot de regeling van werkzaamheden. Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hartelijk dank dat u de hele stemming heeft meegemaakt.
De vergadering wordt van 16.22 uur tot 16.26 uur geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering.
Voorzitter: Van der Lee
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Aan de orde is de regeling van werkzaamheden.
Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:
- het dertigledendebat over de hoge tandartskosten;
- het debat over het rapport “Het Rijk in de cloud” van de Algemene Rekenkamer.
Op verzoek van de fractie van GroenLinks-PvdA benoem ik in de Kunstcommissie het lid Mohandis tot lid.
Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 32852-332; 21501-02-3028.
Daartoe wordt besloten.
Ik verzoek de leden bij een verzoek in de regeling een korte toelichting te geven en niet al een debatinbreng te houden.
Ik geef als eerste het woord aan het lid Ceder. Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De Arbeidsinspectie heeft het zorgelijke bericht uitgebracht dat steeds meer ongedocumenteerden, mensen zonder papieren, gevonden worden bij werkgevers. Dit vraagt om een debat, ten eerste omdat het onwenselijk is. Ten tweede raakt het ook een aantal beleidsthema's: de rol van werkgevers en de vraag hoe het kan dat mensen zonder papieren aan het werk gaan. Er zijn ook signalen dat in die groep vaak mensen zitten die als minderjarigen in Nederland zijn geweest en die meerderjarig zijn geworden. Kortom, het raakt verschillende thema's. Daarom heb ik gevraagd om zowel de minister van van SZW als de minister van AenM te vragen om te komen, maar het is uiteindelijk aan het kabinet om de afvaardiging te bepalen. Dit verzoek doe ik ook namens mevrouw Saris en de heer Aartsen.
De heer Van Nispen (SP):
Van harte steun, zeker ook met deze bewindspersonen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De voorzitter:
Volgens mij is iedereen voor, dus er is een ruime meerderheid.
Dan gaan we luisteren naar het lid Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Het zijn geen makkelijke tijden voor de rechtsstaat. In 2021 heeft de Kamer uitgesproken elk jaar een debat over de staat van de rechtsstaat te willen voeren. Dit najaar, van 9 tot 13 september, is de derde Week van de rechtsstaat. Het lijkt mij een goede gelegenheid om dat debat weer in te plannen en dat te voeren aan de hand van de kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat, aangezien het debat daarover inmiddels is vervallen omdat het kabinet er nogal lang over heeft gedaan.
De heer Van Nispen (SP):
Heel lang, dus van harte steun van de SP.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Eerst een kabinetsreactie, dan een debat.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Daar sluit ik mij bij aan.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Geen steun.
De heer Van Waveren (NSC):
Voorzitter. Eerst een kabinetsreactie en dan kunnen we een debat inplannen. Daar is tijd genoeg voor.
De voorzitter:
Volgens mij is er geen meerderheid voor uw vraag.
De heer Sneller (D66):
Die kabinetsreactie krijgen we pas in de zomer. Het zou volgens mij heel mooi zijn om dat debat juist in de Week van de rechtsstaat te voeren. De motie die erom vroeg om dat debat jaarlijks te voeren, is door deze Kamer aangenomen.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Wij hebben van de minister van LVVN gehoord dat zij nog voor het meireces komt met een verslag uit de commissie die ingesteld is om het stikstofprobleem op te lossen. Het lijkt mij een goed idee om daarover direct na binnenkomst van die brief van de ministeriële commissie een debat te voeren, temeer daar er nu al allerlei informatie naar buiten komt over die stikstofcommissie, bijvoorbeeld dat er nog meer wegen komen waar we 130 kilometer per uur gaan rijden en dat er bufferzones komen waarin de natuur hersteld gaat worden.
Ik zou daarover graag een debat willen hebben met de minister-president, de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de minister van Economische Zaken, de minister van Klimaat en Groene Groei, de minister van Defensie, de staatssecretaris van Defensie, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën.
Voorzitter. Ik heb dit niet bedacht, maar ik hoop dat er steun voor is.
De voorzitter:
Dat zijn alle leden van de ministeriële commissie, geloof ik. De heer Vijlbrief als eerste.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun. Ik ben benieuwd of Hans Klok ook aanwezig is als lid van deze commissie.
De heer Van Campen (VVD):
Zoals mevrouw Bromet zelf aangeeft: steun voor zo'n debat, na ommekomst van de stukken vanuit het kabinet. Ik kan me voorstellen dat het kabinet daarbij breder vertegenwoordigd is dan alleen door de minister van LVVN. Laten we de afvaardiging aan het kabinet overlaten, maar wel graag wat breder dan alleen de minister van LVVN.
De heer Holman (NSC):
Steun, en op z'n minst de premier en de minister van LVVN.
De heer Pierik (BBB):
Ook steun. Eerst de presentatie van de plannen uiteraard en dan dit debat voeren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun voor het volledige verzoek.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het volledige verzoek.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Van harte steun, en graag naast de minister van LVVN ten minste de premier aanwezig bij dit belangrijke debat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Geen steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun, met alle leden van de commissie.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De voorzitter:
Het is een hele ruime meerderheid. Volgens mij is het door bijna iedereen gesteund. We gaan dit inplannen, nadat het stuk er ligt.
Dan gaan we luisteren naar de heer Timmermans.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Volgende week hebben we een debat over de handelsmaatregelen die door de Verenigde Staten wel, niet, dan weer wel, dan weer niet worden genomen. Het kabinet persisteert in het afvaardigen van minister Klever. Inmiddels is duidelijk dat dit onderwerp over veel meer gaat dan alleen maar handelsmaatregelen. Door het zigzagbeleid van de Amerikaanse regering weten we niet waar we aan toe zijn. Vandaag staat in het Algemeen Dagblad ook weer dat er een geheim stuk gelekt zou zijn over maatregelen die gericht zijn tegen Europa, om ons te dwingen te kiezen tussen de Verenigde Staten en China. Het gaat dus over veel meer dan alleen maar deze handelsmaatregelen. U heeft ook gezien dat op de financiële markten onrust ontstond, met name als het gaat om staatsobligaties.
Voorzitter. Vandaar dat ik mijn verzoek van vorige week wil herhalen. Ik hoop steun te krijgen van uw Kamer om niet alleen de minister voor Buitenlandse Handel erbij aanwezig te laten zijn, maar ook de minister-president en de minister van Financiën. Het gaat om veel meer dan alleen maar deze handelsmaatregelen.
De heer Ram (PVV):
Geen steun, voorzitter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun, mede namens de fracties van CDA en SGP.
Mevrouw Kamminga (VVD):
We hebben altijd dit debat gesteund, maar vooral omdat dit primair op handel zag. Ik snap dat dit in een bredere context is, maar ik heb alle vertrouwen in de minister voor Buitenlandse Handel dat zij dit ook kan oppakken. Het kabinet gaat wat ons betreft over zijn eigen afvaardiging.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer Oostenbrink (BBB):
Geen steun.
Mevrouw De Korte (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun, voorzitter.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, maar we zullen het verzoek wel doorgeleiden. Het is een verzoek; het is verder aan het kabinet om over de afvaardiging te besluiten.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Er staat nogal wat op het spel.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan gaan we door met de regeling en geef ik het woord aan mevrouw Rooderkerk. Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. De afgelopen jaren is het aantal kinderen dat thuis wordt gehouden wegens de levensovertuiging van de ouders verdriedubbeld. Dat vind ik heel zorgelijk. Zij krijgen geen volwaardig onderwijs en raken daarbij uit beeld. Vorige week kwam het bericht dat het OM stopt met het vervolgen van ouders die hun kinderen tegen de regels in thuishouden. Dat is een vrijbrief aan ouders om kinderen thuis te houden, want er is geen alternatief voor deze handhaving. Het recht op onderwijs van kinderen moet vooropstaan, en daar moeten we het debat over voeren.
De heer Kisteman (VVD):
Voorzitter. Ik heb hier al schriftelijke vragen over ingediend. Laten we dat eerst afwachten. Dus geen steun.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Oostenbrink (BBB):
Geen steun.
De heer Van der Hoeff (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan graag op de dertigledenlijst.
De voorzitter:
We zullen het toevoegen.
U heeft ook nog een tweede verzoek, mevrouw Rooderkerk. Of heeft u dat ingetrokken? Oké, u heeft dat ingetrokken.
Het woord is aan de heer Van Baarle. Gaat uw gang.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Nog steeds wordt Gaza geblokkeerd door Israël, waardoor er geen voedselhulp en elektriciteit Gaza in kan. Nog steeds gaat de genocide door en worden Palestijnen vermoord. In de nacht van zondag bombardeerde Israël het laatste functionerende ziekenhuis in Gaza, het Al-Ahli-ziekenhuis. Er overleed een kind bij de ontruiming. Ziekenhuizen en gewonden zijn beschermd onder het internationaal recht. Ik wil dan ook een brief van de regering waarin zij ingaat op dit bombardement van dit ziekenhuis en op de vraag of zij bereid is om te onderkennen dat dit een schending is van het internationaal recht, en of zij bereid is dit te veroordelen. Ik wil weten of de regering aandringt op internationaal onderzoek en of zij bereid is om sancties in te stellen tegen Israël. Ik wil ook weten of zij bereid is de Israëlische ambassadeur opnieuw op het matje te roepen vanwege dit bombardement van dit ziekenhuis. Ik zou over al deze zaken deze week nog een debat met de minister van Buitenlandse Zaken wensen en wens de brief graag nog deze week te ontvangen.
De voorzitter:
Het verzoek om de brief wordt doorgeleid.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun, voorzitter.
De heer De Roon (PVV):
Geen steun.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Dobbe (SP):
Steun.
De heer Oostenbrink (BBB):
Geen steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mede namens ChristenUnie en CDA: geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Van harte steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Volgens mij hebben we inmiddels 30 tot 40 dertigledendebatten over dit onderwerp staan. Gelukkig is er eindelijk een meerderheid voor in ieder geval een Midden-Oostendebat. Ik hoop vooral dat dat debat zo snel mogelijk wordt ingepland in plaats van dat we het 41ste dertigledendebat hebben. Dus geen steun hiervoor. Wel steun natuurlijk voor het onderwerp en om het zo snel mogelijk in te plannen.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor het verzoek.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb het gezien, voorzitter. Helaas.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Ergin. Gaat uw gang.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank je wel. Jarenlang hield het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het geheim dossiers bij over Nederlandse moslims. De minister moest daarvoor diep door het stof, maar kennelijk is dat niet genoeg om te stoppen met het onrechtmatig verzamelen, opslaan en delen van gegevens. Want ook na bekendmaking werd het sleepnet ingezet. Tegelijkertijd hebben heel veel mensen die in het geniep zijn gevolgd geen volledige toegang tot hun dossiers. De AP kwam afgelopen week met een advies om die gegevens te vernietigen. Transparantie blijft uit, mensen krijgen geen volledige inzage in hun dossier …
De voorzitter:
En uw verzoek?
De heer Ergin (DENK):
… en het belangrijkste is dat de vraag waarom mensen structureel worden gewantrouwd, open blijft staan. Daarom vraag ik een debat aan met de staatssecretaris van Sociale Zaken over de afhandeling van dit schandaal.
De heer Koops (NSC):
Ik ga zeggen: geen steun. Ik ga hier wel nadrukkelijk bij zeggen dat er een debat over discriminatie komt; daar is binnenkort vier uur voor ingepland. Moslimdiscriminatie valt daar ook onder. Daar moet dit nadrukkelijk wel bij betrokken worden, as far as I am concerned.
De voorzitter:
Geen steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wij zouden graag eerst een brief over dit onderwerp willen. Daarna kunnen we kijken waar dit het beste bij past, of het bij een commissiedebat betrokken kan worden of dat het anderszins moet. Voor nu dus geen steun; eerst een brief.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Steun voor de brief en steun voor een debat.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Steun voor de brief, maar nu nog geen debat.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun voor alles.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun, voorzitter.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
De heer Ergin (DENK):
Er is wel genoeg steun voor een dertigledendebat.
De voorzitter:
We zetten het op de lijst. Het verzoek om een brief wordt doorgeleid naar het kabinet.
De heer Ergin (DENK):
Ja.
De voorzitter:
Dan mevrouw Van Eijk. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Voorzitter. Berichten vanuit de extra beveiligde inrichting komen nog steeds via advocaten naar buiten, zo bleek ook afgelopen week weer. Het is onbestaanbaar dat dit nu voor de derde keer heeft kunnen gebeuren. Het moet onmogelijk worden om criminele activiteiten vanuit detentie voort te zetten. We willen hier een debat over voeren met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De heer Koops (NSC):
Ik wil helemaal niet vooruitlopen op wiens schuld dit nu is en waar de verdenkingen vandaan komen, maar ik zeg wel heel erg nadrukkelijk: steun, ook voor een breder debat. We kunnen niet wachten op de afloop van die strafzaken. Dat duurt namelijk jaren. We moeten hier wel iets mee. Het is nog nooit eerder gebeurd dat er in één zaak drie keer op een rij een advocaat werd gearresteerd.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun. Dit kan wat mij betreft in een commissiedebat.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Koops, dus steun voor het debat.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Geen steun, voorzitter.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Natuurlijk moeten we het hierover hebben, maar als er vanuit de regering geen informatie hierover komt — die is er tot nu toe niet — dan heeft zo'n debat ook weinig zin. Dan zijn we meteen klaar en wordt er geen enkele vraag beantwoord. Ik vraag me dus wel een beetje af hoe mevrouw Van Eijk dat op denkt te lossen, maar die vraag kan ik haar hier niet stellen. Ik wil het verzoek steunen, maar alleen onder de voorwaarde dat er meer informatie vanuit het kabinet komt in een uitgebreidere brief.
De voorzitter:
De heer El Abassi? Nee, niet op dit punt. Er is een meerderheid en er is behoefte aan een brief. We gaan dus sowieso het verzoek om een brief doorgeleiden naar het kabinet. Dan wordt het debat ingepland.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Misschien nog een aanvulling: er liggen een aantal aangenomen moties die binnen nu en een aantal weken ook beantwoord moeten zijn. Daar zou uitvoering aan gegeven moeten worden. Ik zou die heel graag bij het debat willen betrekken.
De voorzitter:
Dan geleiden we het verzoek om de brief door met expliciet de vraag om ook te reageren op de uitvoering van de aangenomen moties. Dan plannen we het apart in.
De heer El Abassi. Gaat uw gang.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming structureel onderscheid maakt op basis van afkomst. Bij kinderen zonder migratieachtergrond wordt vaker geadviseerd hen niet te vervolgen. Dit betekent dat Nederlanders met een migratieachtergrond vaker worden gestraft, niet om wat ze doen, maar om wie ze zijn. Dit mag niet. Daarom wil ik graag een debat met de minister van Justitie en Veiligheid aanvragen.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun voor het debat, voorzitter.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ook wij steunen dit voorstel.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Geen steun, voorzitter.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Geen steun. Volgens mij kunnen we dit het snelst bij een commissiedebat betrekken.
De heer Koops (NSC):
Daar sluit ik me bij aan: geen steun.
De heer Van Nispen (SP):
Steun, maar ik heb ook wel behoefte aan een brief.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid. Het verzoek om een brief zullen we doorgeleiden.
De heer El Abassi (DENK):
Graag een dertigledendebat.
De voorzitter:
Ja, we voegen 'm ook toe aan de lijst. U heeft nog een tweede verzoek.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Een pasgeboren baby in Ommen is zwaar mishandeld en verkracht. Er waren luiers vol bloed en ze had gebroken ribben, hersenletsel en ernstig letsel rond de schaamstreek. Haar vader kreeg in eerste aanleg twaalf jaar cel. In hoger beroep werd dat verlaagd naar tien jaar. Tien jaar voor het verwoesten van een mensenleven. Dit roept grote vragen op over de strafmaat in dit soort afschuwelijke zaken. Ik wil dan ook in debat met de minister van Justitie en Veiligheid over hoe ons rechtssysteem omgaat met de bescherming van de allerkwetsbaarsten, onze baby's en onze kinderen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Van harte steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter. Het is natuurlijk een verschrikkelijke kwestie, maar ik zou er toch wel terughoudend mee zijn om hier plenaire debatten te voeren over dit soort casuïstiek. Volgens mij kan de bredere vraag die aangekaart wordt prima in een commissiedebat worden behandeld. Die debatten staan ook regulier gepland, dus laten we het daar voeren.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik sluit me aan bij de vorige spreker.
De heer Koops (NSC):
Geen steun, meneer de voorzitter.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Kamminga.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, meneer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik heb er geen woorden voor, voorzitter.
Mijn volgende en laatste verzoek. Het kabinet zegt op te komen voor huurders, maar draait hen nu de rug toe. Terwijl honderdduizenden mensen worstelen om hun huur te betalen, wil dit kabinet particuliere verhuurders opnieuw meer ruimte geven om de huren te verhogen. Dit is niet alleen onrechtvaardig; het is sociaal onverantwoord. Wij moeten opkomen voor de mensen. Daarom vraag ik een plenair debat aan met de minister van Volkshuisvesting over deze koerswijziging.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Geen steun, voorzitter, want ik heb hier al een debat over aangevraagd en dat gaat ook ingepland worden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik steun het, maar er staat wel al een debat van mevrouw Welzijn.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Welzijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Onder verwijzing naar de woorden van mevrouw Welzijn: geen steun voor dit debat, ook namens CDA en SGP.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik verwijs ook naar de woorden van mevrouw Welzijn. Geen steun.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik deel wat de heer El Abassi zegt, maar het kan heel goed bij het debat dat mevrouw Welzijn heeft aangevraagd.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ik sluit me aan bij de heer De Hoop.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, meneer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Ik dacht gezien te hebben dat het om een ander debat ging, maar ik vind het prima als het debat van mevrouw Welzijn hierover gaat. Dan kunnen we het wat mij betreft ook prima daar behandelen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank.
Dan is het woord aan de heer Eerdmans, maar die zie ik niet. Staat hij daar? Ah, kijk, hij had zich even op de wandelgang begeven.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Afgelopen zaterdag gebruikten activisten van XR boterzuur in de Zara in Nijmegen. Het wordt steeds idioter en waanzinniger met Extinction Rebellion. Politie en OM kijken naar elkaar, maar bij de rest van Nederland groeit de ergernis per week. JA21 wil graag een breder debat voeren over Extinction Rebellion.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Vanuit de BBB van harte steun voor dit verzoek.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de ChristenUnie en de SGP: steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Extinction Rebellion, dat zijn gewoon moeders, vaders en leraren. Daar gaat het om. Het zijn mensen die een betere wereld willen. Hier wordt gewoon aan ophitspolitiek gedaan en dat vind ik schandalig. Daarom geen steun.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Gestoorde linksextremisten zijn het, dus we kunnen dit het beste in een commissiedebat extremisme en terrorisme bespreken.
Mevrouw Kamminga (VVD):
We hebben een debat als dit volgens mij eerder ook gesteund; tenminste, mijn collega Michon-Derkzen deed dat. Bij dezen dus ook weer steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, geen steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Geen steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun namens FVD.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, een punt van orde. Gewone burgers worden hier zonder enig bewijs terroristen genoemd. Ik vraag de voorzitter om in te grijpen.
De voorzitter:
Dat was niet het woord. Er werd gesproken over linksextremisten. Dat verstond ik tenminste. Maar als het zo is, dan … Nou ja, goed. Dat gaan we gewoon bij het commissiedebat bespreken.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Geen steun, voorzitter.
De heer Van Waveren (NSC):
Volgens mij is er genoeg ruimte om bij andere debatten over het demonstratierecht en misbruik daarvan te spreken. Daar hoeft geen apart debat over te worden ingepland.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek. De heer El Abassi nog?
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Het is schandalig dat als volksvertegenwoordigers bij andere demonstraties aangevallen worden, bepaalde partijen gewoon stil zijn. Geen steun voor dit debat.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
De heer Eerdmans (JA21):
Oké.
Voorzitter. Dan mijn tweede verzoek. Zal ik verdergaan?
De voorzitter:
Ja, ga door met uw tweede verzoek.
De heer Eerdmans (JA21):
Dat gaat over de Spreidingswet. De verkiezingsbelofte was dat de Spreidingswet zo snel mogelijk van tafel zou gaan. Het hoofdlijnenakkoord zegt precies hetzelfde. De verwachting van minister Faber is nu dat de Spreidingswet van tafel gaat in februari 2026. Maar als die wet niet voor 1 juli van dit jaar wordt ingetrokken, wordt elke gemeente in Nederland dus gedwongen om plek te maken voor een azc. De minister weigerde vragen van de pers te beantwoorden en dat vond ik heel opmerkelijk. Ik mag hopen dat ze dat in de Tweede Kamer wel gaat doen, vandaar het verzoek van JA21 om voor na het meireces een plenair debat in te boeken over de Spreidingswet.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het opmerkelijk dat deze minister tot nu toe ook geen vragen van de Kamer beantwoordt. Dat is althans mijn ervaring in de debatten. Maar volgende week gaan we nog een poging doen, want dan hebben we een commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Ik denk dat dat de snelste route is.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Voor het eerst is dit een verstandig besluit van minister Faber. Ja, dat komt uit mijn mond. Geen steun dus.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is inderdaad voor het eerst een verstandig besluit. Daarom steun voor dit debat.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun. Eerst de stukken.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, steun voor het debat.
De heer Boomsma (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het lijkt inderdaad logisch dat we eerst de stukken ontvangen en dan kijken hoe we verdergaan. Voor nu dus geen steun.
De heer Van Meijeren (FVD):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
Dan gaan we door naar mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goeiemiddag. Voorzitter. Er zijn 1,6 miljoen woningen met schimmel; dat is 30% van de huurwoningen. Gemiddeld gaat een derde van het inkomen van huurders naar wonen. Dat is bijna €900 per maand. Jongeren zitten knel. Krapte, krapte, krapte. Om de drie jaar houdt het ministerie een groot woononderzoek. Dat komt dus vanuit het ministerie zelf. Het is een belangrijk onderzoek en het lijkt me heel logisch om daar plenair een debat over te houden met de minister van VRO.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dit is inderdaad een belangrijk rapport, dat driejaarlijks uitkomt. Het past in het commissiedebat over de Staat van de volkshuisvesting.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun. Dit kan bij een commissiedebat, bijvoorbeeld over leefbaarheid en veiligheid of over volkshuisvesting. Dat lijkt me een stuk sneller.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het kan inderdaad in een commissiedebat. En als het over bouwen gaat, kan het ook betrokken worden bij het nog in te plannen plenaire debat Woningbouwopgave, dat ik heb aangevraagd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mede namens het CDA steun.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik zou het graag willen steunen. Tegelijkertijd heb ik ook gezien dat het debat van de heer De Groot heel erg hoog op de lijst staat, dus als we het daarbij kunnen betrekken, waardoor we het sneller kunnen doen, is dat voor mij ook oké.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun, maar ook prima om het samen te voegen met het debat van de heer De Groot.
De heer Heutink (PVV):
Dat kan bij het commissiedebat Staat van de volkshuisvesting. Geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De voorzitter:
Geen meerderheid voor het verzoek.
Mevrouw Beckerman (SP):
Helaas.
De voorzitter:
Mevrouw Podt; zij komt uit onverwachte hoek.
Mevrouw Podt (D66):
Kijk eens aan.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. De fabeltjesbegroting bleek inderdaad een fabeltje. Het is niet echt een verrassing, maar minister Faber is hard op weg om de minister van het duurste asielbeleid ooit te worden. De minister zelf heeft altijd volgehouden dat het kon, terwijl eigenlijk iedereen aangaf dat het effect van haar beleid duurdere locaties en duurdere inhuur zouden zijn. Ik wil dus graag een debat met de minister.
De voorzitter:
De heer Grinwis loopt naar voren, maar hij wordt ingehaald. De heer Mulder is sneller.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wel steun, mede namens het CDA. Ik zou ook graag een brief willen met een nadere duiding van het gat van al dan niet 3,5 miljard. Ik denk dat het groter is.
Mevrouw Podt (D66):
Dat zou zomaar kunnen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Geen steun.
De heer Boomsma (NSC):
Geen steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Het lijkt me goed om de volstrekt incompetente minister Faber naar de Kamer te roepen. Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Steun, ook voor de brief die door de heer Grinwis wordt aangevraagd.
De heer Van Nispen (SP):
Duur, duurder, duurst. Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek. Het verzoek om de brief zal worden doorgeleid naar het kabinet.
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij heb ik er wel 30, toch?
De voorzitter:
30 heeft u er zeker.
Mevrouw Podt (D66):
Laten we dat maar eens even doen dan.
De voorzitter:
Dan zetten we het debat op de lijst. U heeft nog een tweede verzoek.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, voorzitter. Gisteren hadden wij een rondetafelgesprek, waarbij burgemeester Van Rooij van Meierijstad mede namens de VNG zei dat gemeenten meer steun verdienen van minister Faber en dat kabinet en coalitie signalen geven die dit erger maken. Dat "dit" gaat over rellen en bedreigingen rond de komst van asielzoekerscentra. Inmiddels hebben de gemeenteraad en het college van Best, een van de zwaarst getroffen gemeenten, een brief aan minister Faber geschreven. Daarin staat: "Wij doen een dringend beroep op u om expliciete steun uit te spreken voor lokale overheden die hun best doen een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de Spreidingswet. Wij doen wat moet. Dat verwachten we ook van u." "U" is dus de minister. Ik wil daarover in debat met de minister van Asiel en Migratie en de minister van Binnenlandse Zaken, want we kunnen onze burgemeesters en raadsleden niet in de steek laten.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van harte steun.
De heer Krul (CDA):
Mede namens de ChristenUnie steun.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, steun. Eigenlijk is het te triest voor woorden dat we hier überhaupt een debataanvraag over moeten doen. Dit hoort gewoon vanzelfsprekend te zijn. Steun voor het debatverzoek.
De heer Van Baarle (DENK):
Het lijkt mij goed om hier met de minister van Asiel en Migratie, die volstrekt incompetent is, over te spreken, en ook met de minister van Binnenlandse Zaken.
De heer Boomsma (NSC):
Geen steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Piri, dus steun.
De heer Van Nispen (SP):
Het is echt onacceptabel dat raadsleden, bestuurders en gemeenten zich zo ontzettend in de steek gelaten voelen. Dus van harte steun voor dit debat.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij is het het snelst om het gewoon volgende week in het commissiedebat dat al gepland staat, te bespreken. Geen steun dus voor een plenair debat.
De heer Deen (PVV):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor een debat.
Mevrouw Podt (D66):
Ook deze laat ik graag als dertigledendebat staan.
De voorzitter:
We zullen 'm aan de lange lijst toevoegen.
Dan geef ik het woord aan de heer Stultiens. Gaat uw gang.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Vorig jaar zagen we al de hoogste huurstijging in 30 jaar tijd en ook dit jaar komen er weer gigantische huurexplosies aan. Maar er is nog hoop. Er is een kans voor ons als Kamer om dit tegen te houden met de initiatiefwet van GroenLinks-PvdA. Die kan ervoor zorgen dat de huren worden bevroren per 1 juli. Maar dan moeten we als Kamer deze wet wel voor het reces behandelen en er ook voor het reces over stemmen. Daarom verzoek ik u, voorzitter, het debat nog deze week in te plannen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Daarom geen steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Steun. Het is een belangrijk punt. Ik ben het niet eens met het voorstel, maar ik vind wel dat dit behandeld moet kunnen worden, zodat het op de goede datum gebeurt.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik ben het er ook inhoudelijk niet mee eens, maar ik ben het zeker eens met het voorstel om het snel te behandelen, maar dan niet deze week, maar volgende week.
De voorzitter:
Volgende week.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dezelfde argumentatie als de heer Vijlbrief: geen steun voor het voorstel, maar wel steun voor dit debat, het liefst deze week. In ieder geval willen wij de stemmingen graag voor het reces. Ik denk dat dat echt wel nodig is, gezien de urgentie van het voorstel. Als het onverhoopt volgende week wordt, dan moeten er ook stemmingen plaatsvinden.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Welzijn: wel steun voor het debat, maar niet deze week maar volgende week, ook in verband met de voorbereiding.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Peter de Groot (VVD):
Geen steun voor deze week, maar wel voor volgende week.
De heer Krul (CDA):
Steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Allereerst steun. Het is even belangrijk om te zeggen dat 1 mei de wettelijke datum is waarop huurders een brief moeten hebben ontvangen. Als dit verplaatst wordt naar volgende week, ook als we nog stemmen voor het meireces, dan is toch het volgende aan de hand. Op 23 april gaat de Eerste Kamer met meireces tot en met 12 mei. Als je deze wet serieus wilt nemen, dan betekent dit dat het debat gewoon deze week moet zijn. We moeten rekening houden met de Eerste Kamer, die gewoon op 23 april met reces gaat. Iedereen zegt nu: uitstel, maar volgende week kan nog. Daarmee brengen we die wet wel echt in grote, grote problemen. Ik zou de collega's nogmaals willen vragen om hier even goed over na te denken, want als de Eerste Kamer eenmaal met meireces is, dan is die wet gewoon kansloos.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
De voorzitter:
Er is een meerderheid om het debat te houden. Wij zullen inderdaad even bekijken wanneer dit kan. Daar krijgt u nader bericht over. Het is evident dat er een debat komt voor het reces, inclusief stemmingen, maar we moeten even kijken naar de planning. Er is een verschil van inzicht over de datum, dus de Griffie gaat hier even goed naar kijken.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Mag ik dan wel vragen: bij voorkeur zo vroeg mogelijk begin volgende week, zodat we tijd hebben voor de stemmingen en mensen en fracties kunnen nadenken? Ik ben het met mevrouw Beckerman eens dat deze week beter was geweest. Maar laten we in elk geval stemmen voor het reces, want dat is echt broodnodig.
De voorzitter:
We gaan ermee aan de slag. U had nog een tweede verzoek.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De laatste tien jaar hebben we veel verschillende krantenkoppen voorbij zien komen over multinationals die hun belasting ontwijken, van Uber tot aan Shell en Ikea. Deze week zagen we dit nieuws ook over Tesla. Daarom wil ik een debat met de staatssecretaris van Financiën over multinationals in brede zin die via Nederland belasting ontwijken.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Geen steun. Dat kan in een commissiedebat. Als de heer Stultiens bij de regeling van donderdag een verzoek daartoe doet, zal ik hem van harte steunen.
De heer Pierik (BBB):
Geen steun. Dit kan prima in een commissiedebat.
De heer De Vree (PVV):
Geen steun.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Geen steun.
De heer Dijk (SP):
Een van de grootste subsidieslurpende bedrijven wereldwijd die we kennen, ontduikt de belastingen en wil ook nog de overheid afbreken, dus vol steun voor dit verzoek.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Van harte steun.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Opnieuw een bericht waar je een schok van krijgt. Steun.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik zet het graag op de lijst met dertigledendebatten. Ik ga kijken hoe we het commissiedebat misschien eerder kunnen plannen.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar mevrouw Saris.
Mevrouw Saris (NSC):
Voorzitter. Morgen staat een debat gepland over de problemen bij het UWV, een debat dat erg belangrijk is met het oog op duidelijkheid van mogelijk gedupeerden. Vanwege het grote aantal problemen dat in één debat wordt besproken, verzoek ik hierbij om de spreektijd met één minuut uit te breiden naar vijf minuten.
De voorzitter:
We zijn daar nooit heel blij mee, omdat dit ten koste kan gaan van andere debatten dan wel van de interrupties in het debat, maar het is even aan de leden om hierop te reageren. Ik zag de heer Vijlbrief als eerste.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik begrijp dit gezien het belang, qua steun, maar ik begrijp ook de verzuchting van de voorzitter over de agenda. Ik steun het, als mevrouw Saris dat wil, maar ik begrijp de voorzichtigheid van de voorzitter.
De heer Van Nispen (SP):
Steun. Dan zijn we eigenlijk nog heel bescheiden, want eigenlijk had onze woordvoerder wel drie minuten extra gewild.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Steun, voorzitter.
De heer Heutink (PVV):
In die ene extra minuut kunnen we niet alle problemen bij het UWV duiden — zo'n puinhoop is het — maar wel steun voor het verzoek.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Steun voor het verzoek.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mede namens het CDA: steun.
De heer De Kort (VVD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de voorzitter. Ik ben er normaal ook terughoudend in. Ik heb vooral veel vragen aan het kabinet. Als het maar niet ten koste gaat van de interrupties … Maar voor nu: steun.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Van harte steun.
De voorzitter:
Er is een duidelijke meerderheid, dus één minuut. Wat betreft de interrupties zal ik kijken wat ik morgen doe, want ik zit het debat voor.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Niet te veel onderling. Daar ga ik nog even over nadenken.
Het woord is aan de heer Van Nispen, als vervanger van de heer Van Kent.
De heer Van Nispen (SP):
Namens de heer Van Kent. Het gaat over hetzelfde debat. Wij zouden bij dit debat ook de staatssecretaris van Financiën willen uitnodigen, in verband met vraagstukken die kunnen gaan over nabetaling en de gevolgen voor de toeslagen et cetera. Dus graag ook de staatssecretaris van Financiën bij dit debat wat ons betreft.
De voorzitter:
Wat is de reactie van de collega's daarop? De heer Heutink.
De heer Heutink (PVV):
Ik zal maar aftrappen: geen steun.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Wij geven wel steun.
Mevrouw Saris (NSC):
Geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer De Kort (VVD):
Ook geen steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid, maar we zullen het wel doorgeleiden naar het kabinet. Ze gaan over hun eigen agenda.
De heer Van Nispen (SP):
Dan gaan we het morgen gewoon zien.
De voorzitter:
Dank.
Dan het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Gisteren bleek weer dat staalfabriek Tata Steel zich niet aan regels houdt, al jaren het onderhoud niet op orde heeft en hierover gewoon liegt. Er ligt net een rapport van het RIVM, waaruit blijkt dat Tata nog steeds te veel kankerverwekkende stoffen uitstoot, ondanks de jarenlange beloftes. De toezichthouder heeft geen vertrouwen dat dit gaat veranderen en noemt het bedrijf zelfs opportunistisch en calculerend. We hebben zojuist bij het vragenuur kunnen zien dat de staatssecretaris van IenW niets doet, behalve verwijzen naar de maatwerkafspraken. We kunnen toch echt niet, nu we alles weten, gewoon doorgaan op dezelfde weg, zonder een fatsoenlijk debat? Daarom wil ik heel graag voor het zomerreces een breed debat met de minister van Klimaat en Groene Groei en de staatssecretaris van IenW over Tata Steel. En ik wil graag een brief van KGG en IenW met daarin een reactie op het nieuws over dat gebrek aan een onderhoudsplan, over dat teveel aan uitstoot, over het RIVM-rapport dat nu is verschenen, en een onderbouwing van het businessmodel van Tata en over het risico dat de Kooks- en Gasfabrieken eerder dan gepland, dan het Groen Staal-plan aanwijst, moeten sluiten door de handhaving. Heel graag uw steun.
De voorzitter:
Het verzoek om de brief zal worden doorgeleid. De heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun.
De heer Peter de Groot (VVD):
Geen steun.
De voorzitter:
Ik zie nog geen meerderheid voor uw verzoek.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik wil graag een dertigledendebat.
De voorzitter:
Dat zullen we aan de lijst toevoegen.
Dan gaan we naar mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De klimaatcrisis grijpt steeds heftiger om zich heen. Vandaag was het nieuws in alle media dat het in Europa nog veel harder gaat, twee keer zo hard als in andere delen van deze wereld. Het is een crisis die zo ingrijpend is en op zo veel verschillende vlakken van onze maatschappij en onze economie impact heeft, maar waarop we niet goed voorbereid zijn, niet in hoe we het voorkomen en niet in hoe we met de effecten omgaan. Daarom wil ik heel graag een debat met de minister van Klimaat en Groene Groei, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, over klimaatadaptatie, en de minister-president, als coördinerend bewindspersoon, omdat we echt moeten zorgen dat we voorbereid zijn op deze crisis.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Van harte steun.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Geen steun. Het kan bij het debat over de klimaatmaatregelen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Geen steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. De klimaatcrisis gaat gewoon over onze veiligheid, dus steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij wel dertig leden, dus ik voeg 'm graag toe. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, we zetten 'm op de lijst.
Dan gaan we luisteren naar de heer Dijk. Gaat uw gang.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter. Er staat nog geen debat gepland over de toekomst van Tata. Wel staan er 1.600 banen op de tocht. Het gaat om 1.800 gezinnen. Een strategische sector staat op de tocht. Er is vervuiling waarover we geen zeggenschap hebben. We wachten al jaren op maatwerkafspraken. De wereld vraagt dat we ingrijpen en actieve industriepolitiek gaan voeren, voor groene en democratische bedrijven, voor groen staal, waar werknemers zelf een plan voor hebben gemaakt, niet de aandeelhouders, niet de directie. De werknemers hebben dat zelf gedaan ...
De voorzitter:
En uw verzoek?
De heer Dijk (SP):
Zij verdienen steun. Zij verdienen zekerheid. Zij verdienen ook een apart debat over de toekomst van dit bedrijf en over hoe we schone, groene staalproductie in ons land mogelijk gaan maken. Daarom wil de SP graag een debat met de minister van Economische Zaken.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
De werknemers en de omwonenden verdienen steun, en de heer Dijk ook, voor dit debat.
De voorzitter:
Steun, dus. Dan de heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, we steunen het debat.
De heer Krul (CDA):
Een debat over de toekomst van de industriepolitiek is ongelofelijk belangrijk. Daarom mede namens de ChristenUnie: steun.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Steun.
Mevrouw Saris (NSC):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Fijn als het via deze weg lukt, want we moeten het ook hebben over de toekomst van de omwonenden en hun gezondheid, en die van de werknemers. Dus steun voor dit debat.
De heer Dijk (SP):
Absoluut.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De voorzitter:
U heeft een ruime meerderheid. We gaan het inplannen.
Dan geef ik het woord aan de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Een kort verzoek om het debat over het faillissement van Co-Med en over private equity in de zorg, dat al twee keer eerder stond ingepland maar helaas om verschillende redenen van de agenda is gevallen, alsnog in te plannen, het liefst voor het meireces. Als dat niet lukt, dan in ieder geval in de week na het meireces, want dat is ook de week dat het debat anders zou vervallen.
De voorzitter:
Het is al een meerderheidsdebat.
De heer Krul (CDA):
Precies, het is al een meerderheidsdebat. Het is een beetje in de bermudadriehoek verdwenen, terwijl het wel een prioriteit is van dit kabinet en deze minister. We moeten private equity in de zorg aan banden leggen. Daar is een ruime Kamermeerderheid voor. Dit debat moet dus echt spoedig gehouden worden. Van harte steun.
De heer Dijk (SP):
Helemaal mee eens. Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Steun, maar graag na het meireces.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun. Het zal na het meireces worden, denk ik.
De heer Claassen (PVV):
Uit betrouwbare bron weet ik dat het na het meireces wordt.
De voorzitter:
Ah, maar wat vindt u? Wat wilt u zelf? Steunt u dit verzoek?
De heer Claassen (PVV):
Dan steun ik het debat voor het meireces niet.
De voorzitter:
Nee, maar wel daarna dus.
Mevrouw Tielen (VVD):
Het gaat vooral om de timing. Geen steun voor de superurgentie die meneer Bushoff ... We gaan het debat volgens mij sowieso voeren, dus prima.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De voorzitter:
Er is een meerderheid om het debat in te plannen ...
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
In de week na het meireces.
De voorzitter:
Ja, waarschijnlijk dus in de week na het reces. Dan hebben we dat ook opgelost.
Als laatste vandaag in een hele reeks aan verzoeken is het woord aan mevrouw Tseggai. Gaat uw gang.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank. Het gaat nu zelfs de buitenwereld opvallen. Trouw kopte gisteren: ruim tien jaar rapporten over moslimdiscriminatie, maar de politiek blijft ze negeren. Het lijkt mij hoog tijd dat we als Kamer nu eindelijk eens met dit kabinet gaan spreken over moslimdiscriminatie. Ik hoop daarom op steun voor een debat met de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Sociale Zaken, met voorafgaand een brief van het kabinet over dit onderwerp. Ik hoop dat we er vandaag voor kiezen om als politiek niet weer tien jaar weg te kijken en dat we de tijd nemen om dit onderwerp wel te bespreken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Dit is de zoveelste poging. We hebben het heel vaak gehad over discriminatie tegen Joden, en terecht. Het is nu echt tijd dat we het ook over de moslims gaan hebben, dus van harte steun.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.
De heer Vijlbrief (D66):
Steun.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Geen steun.
De heer Van Waveren (NSC):
Voorzitter. We hebben op 22 mei een rondetafelgesprek over moslimdiscriminatie en op 5 juni een commissiedebat over discriminatie. Ik denk dat het goed is om dit daarbij te betrekken, dus steun voor een brief, maar volgens mij hebben we genoeg ruimte om hierover te spreken en hoeft er geen apart debat over te komen.
De heer Deen (PVV):
Geen steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik vind het echt erg hoe heel veel politieke partijen, zelfs zonder toelichting, keer op keer een debat over moslimdiscriminatie afwimpelen. Over de brief die mevrouw Tseggai heeft verzocht: ik zou de regering graag willen vragen om daarbij in te gaan op de volgende vraag. Wat is nou het concrete punt dat de regering, in reactie op al die onderzoeken die genoemd zijn, heeft doorgevoerd om dit probleem aan te pakken? Steun voor het verzoek, vanzelfsprekend.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor het verzoek. Het verzoek om de brief wordt natuurlijk doorgeleid.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik zou dit graag op de lijst willen zetten voor een dertigledendebat.
De voorzitter:
We voegen het toe. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden van vandaag. Ik schors een ogenblik, en daarna zal er een tweeminutendebat plaatsvinden over gesubsidieerde rechtsbijstand. We zijn even geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Gesubsidieerde rechtsbijstand
Voorzitter: Kamminga
Gesubsidieerde rechtsbijstand
Aan de orde is het tweeminutendebat Gesubsidieerde rechtsbijstand (CD d.d. 01/04).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is het tweeminutendebat Gesubsidieerde rechtsbijstand, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 1 april jongstleden. We hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Van Nispen van de SP. Terwijl hij naar voren loopt, heet ik iedereen uiteraard van harte welkom, inclusief de staatssecretaris.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik heb vier moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het geheel aan aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II een noodzakelijke basis vormt voor een duurzaam stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en dus voor het waarborgen van de toegang tot het recht voor minder draagkrachtigen;
constaterende dat duidelijk is geworden dat de benodigde kantoortoeslag nadere uitwerking verdient, maar dat de rest van de aanbevelingen, zoals de aanpassing van de puntenaantallen, het punttarief, de toeslagen en samenhangregeling, sneller kunnen en moeten worden ingevoerd;
verzoekt de regering spoedig uitvoering te geven aan de rest van de aanbevelingen en de Raad voor Rechtsbijstand hiertoe opdracht te geven, zodat deze uiterlijk 1 januari 2026 zijn geïmplementeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.
Zij krijgt nr. 295 (31753).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Van der Meer II een aanbeveling doet over een toekomstbestendige financieringssystematiek van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand;
verzoekt de regering te zorgen voor een periodieke herijking van de puntenaantallen en het tarief per punt in de rechtsbijstand, en te voorzien in een jaarlijkse indexering van het punttarief conform de gebruikelijke systematiek binnen de rijksoverheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Lahlah.
Zij krijgt nr. 296 (31753).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland voorstellen heeft gedaan om op de korte termijn het tekort in de sociale advocatuur aan te pakken;
overwegende dat deze voorstellen een oplossing kunnen bieden voor bepaalde regio's en rechtsgebieden;
constaterende dat de commissie-Van der Meer II een aanbeveling doet om indien nodig effectieve maatregelen te treffen bij tekorten per regio of rechtsgebied;
verzoekt de regering de Raad voor Rechtsbijstand opdracht te geven het aanbod aan sociale advocatuur per regio en rechtsgebied te monitoren en de mogelijkheid te geven om bij gesignaleerde tekorten in overleg met de NOvA de noodzakelijke maatregelen te treffen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Lahlah, Wijen-Nass en Sneller.
Zij krijgt nr. 297 (31753).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een redelijk inkomen voor sociaal advocaten van groot belang is om de sociale advocatuur overeind te houden en de commissie-Van der Meer II de kantoortoeslag als een belangrijke impuls ziet om samenwerking tussen kantoren te stimuleren en daarmee nieuwe sociaal advocaten op te leiden, een randvoorwaarde voor het waarborgen van de toegang tot het recht;
overwegende dat schaal 12, trede 10 cao Rijk door diverse achtereenvolgende regeringen als redelijk inkomen van een sociaal advocaat is vastgesteld en is opgenomen in de opdracht aan de commissie-Van der Meer II;
constaterende dat de commissie heeft vastgesteld dat de kantoortoeslag van €14,82 naast de verhoging van het punttarief met €1,46 voor advocaten werkzaam in kantoren noodzakelijk is om op genoemd referentie-inkomen uit te komen;
verzoekt de regering opdracht te geven aan de Raad voor Rechtsbijstand om de randvoorwaarden voor een kantoortoeslag in samenwerking met de advocatuur voor de zomer nader uit te werken en de Kamer te informeren welke opvolging hieraan gegeven gaat worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Lahlah en Sneller.
Zij krijgt nr. 298 (31753).
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Koops van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Koops (NSC):
Straks krijgen we de uitslag van de onderhandelingen over de Voorjaarsnota, de Voorjaarsnota zelf en het debat daarover. Mocht de inhoud van de Voorjaarsnota dan wel het debat daarover niet iets opleveren wat in overeenstemming is met de strekking van de vier voorgestelde moties, is de Socialistische Partij dan bereid om samen met mij een moment te zoeken om alsnog een soortgelijk voorstel te doen in verhouding tot hetgeen wél uit de Voorjaarsnota blijkt?
De heer Van Nispen (SP):
Als NSC hier voorstelt aan de SP dat als er geen investeringen in de sociale advocatuur in de Voorjaarsnota staan … Dat kan ik me nauwelijks voorstellen, nu we zo'n duidelijk rapport hebben van de commissie-Van der Meer II en na het schandaal dat we het rapport van de commissie-Van der Meer I op de plank hebben laten liggen en niet hebben geïnvesteerd, waardoor we nu met de gebakken peren zitten en een ernstig tekort aan sociaal advocaten hebben. Mocht het toch zo zijn, natuurlijk vragen wij dan opnieuw een debat aan en gaan wij deze voorstellen opnieuw indienen. Maar ik kan het me haast niet voorstellen. Ik kan me eigenlijk ook niet voorstellen dat NSC de voorstellen nu niet zou steunen en dat coalitiepartijen deze belangrijke kwestie, toegang tot het recht voor iedereen, afhankelijk maken van de huidige onderhandelingen over de Voorjaarsnota. Ik kan me dat niet voorstellen, want dan laat je een heleboel mensen zonder advocaat zitten en dan laat je een heleboel mensen gewoon zakken. De sociale advocatuur zit nu met de gebakken peren, met ernstige tekorten, dus dat belangrijke grondrecht wordt nu al geschonden. Ik hoop dus niet dat deze vraag, hoewel zeer gewaardeerd, omdat we hierin dan samen optrekken, een voorbode is voor hoe er gestemd zal worden omdat er onderhandeld wordt over iets wat zo evident is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Tot slot, heel kort, want we doen eigenlijk niet aan vragen aan elkaar; eigenlijk gaat het maar één kant op.
De heer Koops (NSC):
Ik destilleer hier een "ja" uit, mevrouw de voorzitter. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de heer Van Nispen …
De heer Van Nispen (SP):
Laat ik het hier maar bij laten, ja.
De voorzitter:
... voor zijn inbreng. Ik nodig mevrouw Lahlah uit om naar voren te komen voor haar inbreng namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik begin maar meteen met het voorlezen van mijn moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jaarlijks 20 à 30 miljoen euro in het rechtsbijstandsbudget onbenut blijft;
overwegende dat de sociale advocatuur direct verlichting nodig heeft om nog meer uitval van kantoren en sociaal advocaten te voorkomen;
verzoekt de regering om nog dit jaar een tijdelijke regeling in te stellen waarmee ongebruikte middelen uit het rechtsbijstandsbudget worden ingezet ten behoeve van sociaal advocaten die werkzaam zijn binnen het toevoegstelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Van Nispen en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 299 (31753).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het tekort aan sociaal advocaten nijpend is en de toegang tot het recht voor kwetsbare burgers hierdoor ernstig onder druk staat;
overwegende dat de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) een plan heeft gepresenteerd om op korte termijn 200 sociaal advocaten per jaar aan het werk te krijgen via onder andere een begeleidingsvergoeding, een kredietvoorziening en een terugkeer van de voorschotregeling;
verzoekt de regering om de voorstellen van de VSAN samen met de Raad voor Rechtsbijstand, de NOvA en de beroepsorganisaties nader uit te werken in een plan dat per 1 januari 2026 kan worden ingevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Van Nispen en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 300 (31753).
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dan mijn derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat jonge advocaten nauwelijks kiezen voor de sociale advocatuur vanwege het gebrek aan stageplaatsen, begeleiding en financieel perspectief;
overwegende dat de commissie-Van der Meer II heldere aanbevelingen doet voor een regeling om het starten van een sociaal advocatenkantoor financieel mogelijk te maken;
verzoekt de regering om een specifiek fonds of specifieke subsidieregeling op te richten om starters in de sociale advocatuur te ondersteunen bij de opbouw van een praktijk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Van Nispen en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 301 (31753).
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
En als laatste de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de commissie-Van der Meer II een breed gedragen en onderbouwd pakket aan maatregelen heeft gepresenteerd ter verbetering van de sociale advocatuur;
constaterende dat deze aanbevelingen op brede steun in het veld kunnen rekenen en als noodzakelijk worden geacht om de problemen in de sociale advocatuur het hoofd te kunnen bieden;
verzoekt de regering om de aanbevelingen uit het rapport Veranderde tijden van de commissie-Van der Meer II te hanteren als uitgangspunt bij de verdere stelselvernieuwing en beleidsvorming rond de gesubsidieerde rechtsbijstand,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Van Nispen en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 302 (31753).
Dank u wel, mevrouw Lahlah. Het is inderdaad gelukt binnen twee minuten. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer El Abassi, die uiteraard het woord gaat voeren namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Dank, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de beschikbaarheid van sociaal advocaten onder druk staat door structureel lage vergoedingen en hoge werkdruk;
overwegende dat het recht op rechtsbijstand een fundamenteel onderdeel is van de rechtsstaat;
verzoekt de regering om in gevallen waarin een rechtzoekende geen toegang heeft tot een sociaal advocaat, te waarborgen dat deze recht heeft op rechtsbijstand door een advocaat uit de commerciële sector, waarbij de noodzakelijke kosten door de overheid worden vergoed,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 303 (31753).
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit het onderzoek van Cebeon binnen de sociale advocatuur blijkt dat voor circa 70%-75% van de gerapporteerde zaakcodes de gemiddelde tijdsbesteding hoger ligt dan het toegekende puntenaantal;
overwegende dat sociaal advocaten recht hebben op een salaris dat recht doet aan hun belangrijke maatschappelijke rol;
verzoekt de staatssecretaris om het salaris van sociaal advocaten minimaal gelijk te schakelen aan ambtenaren in schaal 12, trede 10 van het cao Rijk, en hiertoe uiterlijk per 1 januari 2026 uitvoering te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 304 (31753).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat toegang tot rechtsbijstand een fundamenteel recht is en niet afhankelijk zou moeten zijn van iemands financiële middelen;
overwegende dat Nederlanders die leven van een sociaal minimum financieel vaak niet in staat zijn om de eigen bijdrage te betalen, waardoor rechtsbijstand voor hen nauwelijks of niet toegankelijk is;
verzoekt de regering om mensen die leven van een inkomen op of onder het sociaal minimum vrij te stellen van de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 305 (31753).
De heer El Abassi (DENK):
Dan de laatste, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat recht op een eerlijk proces een van de meest fundamentele grondrechten is die ons rechtssysteem kent;
constaterende dat het aantal advocaten dat werkzaam is in de sociale advocatuur de afgelopen jaren terugloopt;
verzoekt de regering alle aanbevelingen uit het rapport Veranderde tijden te zullen overnemen om de positie van de sociale advocatuur te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 306 (31753).
De heer El Abassi (DENK):
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat u, net als ik, even aan het kijken was naar de heer Sneller. Ik denk dat hij naar voren komt voor zijn eigen inbreng, en niet voor een interruptie. Dat klopt. Dan nodig ik de heer Sneller uit om zijn inbreng te komen doen namens D66.
De heer Sneller (D66):
Voorzitter. Tijd is punten en punten zijn geld. Naast het opvolgen van de moties die ik heb medeondertekend, denk ik dat de overheid nog meer kan doen, namelijk minder procederen tegen eigen inwoners. In zo'n 60% van de zaken waarin gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend, is de overheid wederpartij. Dat kan anders, dat kan minder. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemiddeld 26% van de zaken binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand een bestuursrechtelijk geschil tussen overheid en burger betreft;
van mening dat de overheid terughoudend moet zijn in het voeren van procedures tegen haar eigen burgers en de overheid ook op andere manieren geschillen met burgers kan oplossen dan wel voorkomen;
overwegende dat de Kamer al eerder dẹ wens heeft uitgesproken het aantal procedures tegen burgers terug te dringen;
overwegende dat een concreet doel voor de afname van het aantal toevoegingen als gevolg van het procedeergedrag van de overheid een verlaging van de druk op de gesubsidieerde rechtsbijstand kan bevorderen;
verzoekt de regering het aantal bestuursrechtelijke rechtszaken dat de overheid tegen burgers voert en waarin een toevoeging wordt afgegeven per 2027 met 15% te verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.
Zij krijgt nr. 307 (31753).
Dank u wel, meneer Sneller, voor uw inbreng namens D66. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Aardema namens de PVV.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken om de rechtsbijstand bij asielaanvragen zo veel mogelijk te beperken en bij herhaalde asielaanvragen maximaal te versoberen;
constaterende dat er tot op heden nog geen uitvoering heeft plaatsgevonden van deze afspraken;
verzoekt de regering zo snel mogelijk over te gaan tot uitvoering van deze afspraken uit het hoofdlijnenakkoord;
verzoekt de regering de Kamer op de hoogte te houden van deze uitvoering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aardema.
Zij krijgt nr. 308 (31753).
Dank u wel, meneer Aardema, voor uw inbreng namens de PVV. We gaan door naar de heer Koops namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Koops (NSC):
Voorzitter. In februari 2024 is een basislijn afgesproken tussen de partijen die op dit moment het kabinet vormen. Daarbij is het naleven en inrichten van en het vormgeven aan de grondrechten en de Grondwet essentieel. Ik ga door naar het regeerprogramma. Daarin staat met zoveel woorden dat de sociale advocatuur beschikbaar moet blijven. Ik wijs op de empirisch vaststaande gegevens dat er op dit moment te weinig geld is voor diezelfde sociale advocatuur. Onder verwijzing naar de debatten die we hierover hebben gevoerd, het rondetafelgesprek dat we hierover hebben gehad, de glasheldere boodschap van de commissie-Van der Meer II en de mededeling van de staatssecretaris dat ook hij van mening is dat de voorstellen zowel rechtvaardig als billijk als redelijk zijn, kom ik tot niks anders dan dit. We gaan meemaken wat dualisme is op het moment dat het kabinet geen invulling kan geven aan de aanbeveling van de commissie-Van de Meer II.
Verder acht ik mij gewoon gebonden aan de afspraken tussen de vier coalitiepartijen. Ik ga de onderhandelingen niet in de weg zitten en daar niet met een claim op vooruitlopen. Ik kan niet wachten om kennis te nemen van die onderhandelingen. Ik vind dat de staatssecretaris daarbij een buitengewoon belangrijke taak heeft. Ik zal hem houden aan de woorden die hij eerder heeft uitgesproken.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor u vertrekt heeft u een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik had het heel erg dualistisch gevonden als NSC had gezegd: "Dit is wat we vinden. Er ligt een glashelder rapport. De staatssecretaris erkent de problematiek, dus wij geven nu richting mee." Dat hoor ik de heer Koops niet zeggen. Ik ga er verder geen woorden meer aan vuil maken. Mijn vraag is als volgt. De heer Koops lijkt te zeggen: "Al die voorstellen van de SP, maar ook van andere partijen, steun ik nu niet. Maar die steun ik wel zodra die worden ingediend en de regering hier geen extra geld voor uittrekt in de Voorjaarsnota." Begrijp ik dat goed? Graag een heel duidelijk antwoord hierop.
De heer Koops (NSC):
Ik begrijp de vraag. Ik stel daarbij vast dat de heer Van Nispen inderdaad deel uitmaakt van de oppositie en dat de NSC op dit moment gewoon de regering steunt. Ik moet simpelweg verwijzen naar de mening dat besturen invulling geven is aan al hetgeen we zojuist hebben besproken. We kijken met elkaar verder op het moment dat dat bestuur niet goed van de grond komt en er geen goede invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen van vooral de commissie-Van der Meer II, maar ook de VSAN. Daar ga ik niet op vooruitlopen, maar ik moet wel zeggen dat ik het buitengewoon lastig vind om op dit moment niet meer te kunnen zeggen. Ik weet namelijk heel zeker dat de heer Van Nispen buitengewoon goed weet hoe ik persoonlijk in deze wedstrijd sta.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
De heer Van Nispen (SP):
Juist daarom wil ik toch iets meer duidelijkheid. Steunt de heer Koops de voorstellen van de commissie-Van der Meer II en de Vereniging Sociaal Advocatuur Nederland als deze staatssecretaris het niet voor elkaar krijgt om bij Voorjaarsnota dit belangrijke grondrecht te waarborgen en het tekort in de sociale advocatuur tegen te gaan?
De heer Koops (NSC):
Hierbij moeten we wel een verschil maken tussen de exacte strekking van de moties die zojuist door alle partijen zijn ingediend enerzijds en het steunen van de inhoud van het rapport anderzijds. De steun voor dit laatste heb ik al lang en breed uitgesproken; daar neem ik geen woord van terug. Het gaat mij erom dat er nu eerst moet worden geregeerd. Op het moment dat het regeringsbeleid niet in overeenstemming is met wat wij willen, zal ik daadwerkelijk actie ondernemen, voor zover dat binnen de macht van een Tweede Kamerlid ligt.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we door naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Wijen-Nass namens de BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel. Eén motie van mijn kant.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de sociale advocatuur onder druk staat, mede door grote tekorten aan sociaal advocaten;
constaterende dat specifieke rechtsgebieden in verschillende delen van Nederland hierdoor onevenredig benadeeld worden ten opzichte van andere regio's;
verzoekt de regering om regionale spreiding als prioriteit mee te nemen bij enige maatregelen of stelselveranderingen binnen de sociale advocatuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wijen-Nass.
Zij krijgt nr. 309 (31753).
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wijen-Nass, voor uw inbreng namens de BBB. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben. Ik rond eventjes af en schors voor twaalf minuten.
De vergadering wordt van 17.28 uur tot 17.37 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Gesubsidieerde Rechtsbijstand naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 1 april jongstleden. We hebben net de inbreng gehad van de zijde van de Kamer en zijn nu aanbeland bij de appreciatie van de moties door de staatssecretaris. Ik wil u uiteraard niet opjagen, want we moeten natuurlijk zorgvuldig antwoord hebben, maar ik heb me wel laten vertellen dat een aantal van de aanwezigen in de zaal ook nog een andere verplichting hebben. Dus als het zonder lange inleidingen kan, wordt dat op prijs gesteld. De staatssecretaris.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Mijn volgende verplichting is ook in deze Kamer, dus ook ik maak graag spoed. Ik verwijs wel in algemene zin naar de brief van 27 maart en het debat dat wij hebben gevoerd op 1 april. Ik heb daarin getracht in verschillende toonaarden aan te geven dat ik welwillend kijk naar een groot deel van de aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Van der Meer II.
Ik heb ook aangegeven dat ik nog geen dekking heb voor de daarvoor benodigde middelen en dat we in een proces zitten dat mij pas in de loop van dit voorjaar duidelijkheid zal geven over de vraag in hoeverre ik de benodigde dekking kan geven. Ik realiseer me dat dit onbevredigend is voor uw Kamer en voor mij. Dat is voor mij onbevredigend omdat ik duidelijk de ambitie heb om snel stappen te zetten, zowel op korte termijn om de basis op orde te krijgen als op lange termijn, om de continuïteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland te borgen.
Dit betekent dat ik de meeste moties zal moeten ontraden, ofwel omdat ze vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming, ofwel omdat ze vooruitlopen op de bredere afweging die wij in de komende maanden gaan maken ten aanzien van de verschillende instrumenten.
In dit licht de eerste motie, de motie-Van Nispen op stuk nr. 295: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 295 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 296.
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Van Nispen/Lahlah op stuk nr. 296. Deze motie is overbodig. De motie vraagt om een systematiek voor periodieke herijking, die al in ontwikkeling is. En de motie vraagt om een jaarlijkse indexering van het punttarief, wat al het geval is. Op die basis krijgt de motie op stuk nr. 296 de appreciatie overbodig.
De voorzitter:
We noteren "overbodig".
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 297: oordeel Kamer.
De voorzitter:
"Oordeel Kamer" voor de motie op stuk nr. 297.
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 298: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 298: ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
Dan de motie op stuk nr. 299.
De voorzitter:
Voordat u naar de motie op stuk nr. 299 gaat, heeft de heer Van Nispen een interruptie over een van zijn moties.
De heer Van Nispen (SP):
Dit gaat over de motie op stuk nr. 295 en over de motie op stuk nr. 298. De staatssecretaris zegt: dit loopt allemaal vooruit op de onderhandelingen en op de Voorjaarsnota. Mijn punt is en blijft: als deze staatssecretaris Rechtsbescherming toestaat dat er een beetje wordt gekwartet en onderhandeld over zoiets belangrijks als een grondrecht en de toegang tot het recht, wat toch het fundament is van onze rechtsstaat, dan vind ik dit eigenlijk niet een staatssecretaris Rechtsbescherming.
Staatssecretaris Struycken:
Dit noopt mij niet tot aanpassing van de appreciatie.
De voorzitter:
Dan laten we die zoals die was en gaan we door met de motie op stuk nr. 299.
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Lahlah c.s. op stuk nr. 299 moet ik ook het oordeel ontraden geven.
De voorzitter:
Ontraden.
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Lahlah c.s. op stuk nr. 300: ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. De motie-Lahlah c.s. op stuk nr. 301.
Staatssecretaris Struycken:
Ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. De motie-Lahlah c.s. op stuk nr. 302.
Staatssecretaris Struycken:
De motie-Lahlah c.s. op stuk nr. 302 geef ik de appreciatie ontijdig, omdat nadere informatie is toegezegd aan de Kamer omtrent de in te zetten instrumenten in verband met de commissie-Van der Meer.
De voorzitter:
Dan hoort daar altijd bij dat ik even naar de indiener kijk of, in dit geval zij, bereid is om de motie aan te houden. Vooralsnog niet. Dan komt de motie in stemming en noteren we "ontijdig".
Staatssecretaris Struycken:
De motie-El Abassi op stuk nr. 303 rept van de noodzakelijke kosten. Dat is ambigu, want het is niet duidelijk of dat dan de kosten zijn die de advocaat in de commerciële sector pleegt te rekenen, of het sociale tarief uit de Wet op de rechtsbijstand. In het eerste geval moet ik de motie ontraden en in het tweede geval is de motie overbodig, dus ik houd het op ontraden.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden" voor de motie op stuk nr. 303. Dan de motie op stuk nr. 304.
Staatssecretaris Struycken:
Ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. De motie op stuk nr. 305.
Staatssecretaris Struycken:
Ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. Dan de motie-El Abassi op stuk nr. 306.
Staatssecretaris Struycken:
Ontraden.
De voorzitter:
Daarvoor noteren we ook ontraden. Dan zijn we bij de motie-Sneller op stuk nr. 307.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 307 van de heer Sneller betreft de procedures die door of tegen de overheid worden gevoerd. Dat betreft dus het procedeergedrag van de overheid en het instellen van hoger beroep. Dat is een belangrijk aandachtspunt, ook van dit kabinet. Ik streef ernaar nog voor de zomer een brief te sturen met een reflectie op de Staat als procespartij, dit ook in reactie op een eerdere motie van de leden Leijten en Ellian. Daarin zal ik ingaan op een afwegingskader en de gronden waarop hoger beroep al dan niet gerechtvaardigd kan zijn.
Het kan zijn dat het wel gerechtvaardigd is om als overheid in hoger beroep te gaan. Ik ben geen voorstander van het formuleren van concrete doelstellingen in de vorm van een percentage, maar vind uiteraard wel dat de overheid alleen op goede gronden in hoger beroep moet gaan. Hoewel ik de strekking steun, ontraad ik de motie omdat er een doelstelling van 15% in staat.
De voorzitter:
Dan noteren wij "ontraden" bij de motie op stuk nr. 307 en gaan we door naar de motie op stuk nr. 308.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 308 is ontijdig.
De motie op stuk nr. 309 van mevrouw Wijen-Nass krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan noteren we bij de laatste motie "oordeel Kamer".
Ik dank de staatssecretaris voor zijn zorgvuldige doch voortvarende appreciatie van de moties. Ik dank ook de deelnemers van dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors tot 17.50 uur. Dan gaan wij verder met het volgende debat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Verzamelwet gegevensbescherming
Verzamelwet gegevensbescherming
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht (Verzamelwet gegevensbescherming) (36264).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering.Aan de orde is het wetsvoorstel Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht, ook wel Verzamelwet gegevensbescherming genoemd, Kamerstuk 36264.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik heet de leden van harte welkom. We hebben vandaag zes sprekers bij dit debat. Ik heet uiteraard de staatssecretaris wederom van harte welkom en de mensen die dit debat op de publieke tribune of elders volgen.
Het gaat vandaag over wetgeving, dus is er geen maximum aan interrupties. We hebben zes sprekers, maar een aantal van hen heeft lange spreektijden aangemeld. Ik attendeer de leden er alvast op dat we gaan schorsen voor de dinerpauze nadat de hele eerste termijn is geweest. Het is dus aan u hoe laat dat wordt.
Dat gezegd hebbende, nodig ik de eerste spreker van de zijde van de Kamer uit, en dat is de heer Valize namens de PVV.
De heer Valize (PVV):
Voorzitter, dank voor het woord. Regelmatig spreken wij in onze mooie commissie over de AVG, de Algemene verordening gegevensbescherming, in Europa breed bekend als de GDPR, languit General Data Protection Regulation. Vandaag staat op de agenda de wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht, aan de Kamer toegekomen in december 2022; in het kort de Verzamelwet gegevensbescherming geheten.
Voorzitter. Een verzamelwet dus. Meerdere doorgaans apolitieke inhoudelijke wijzigingen die ook verschillende wetten kunnen bestrijken, waarvoor geldt dat de opgenomen onderwerpen een zekere samenhang moeten hebben, alsook dat ze in beginsel niet een dusdanig complex karakter hebben dat ze een zelfstandig wetstraject rechtvaardigen. Uitgezonderd daarvan zijn verzamelwetten die een technisch karakter hebben, zoals het herstellen van fouten en het doorvoeren van technische aanpassingen. Meestal is zo'n verzamelwet niet spannend. Het gaat om de spreekwoordelijke puntjes op de i. Zo ook dit voorstel, lijkt het.
Voorzitter. Ik neem u toch even mee, want er zijn een aantal significante voorgestelde wijzigingen. De voorliggende verzamelwet bevat 23 wijzigingsvoorstellen voor de UAVG en daarnaast een wijziging voor 11 andere wetten, ten dele technisch of verhelderend van aard, maar toch springen er een aantal punten in het oog. Ik noem de toestemming van minderjarigen, de verwerking van bijzondere persoonsgegevens door accountants, het gebruik van biometrische gegevens, de samenstelling van de Autoriteit Persoonsgegevens en de overdracht van medische dossiers.
Voorzitter. Ik zoom in op de verwerking van bijzondere persoonsgegevens door accountants. Dat is toch wel ingrijpend maar ook urgent. Deze had een zelfstandig wetstraject kunnen doorlopen. In 2019 werd al een versoepeling aangekondigd. Er is dus heel erg veel tijd overheen gegaan. Een vraag aan de staatssecretaris: waarom was er geen zelfstandig wetstraject te rechtvaardigen?
Voorzitter. We hebben het best vaak over de AVG. Deze wet had als doel om te voorkomen dat persoonsgegevens eenvoudigweg verspreid konden worden. Immers, bij persoonsgegevens gaat het om personen. Die zijn herleidbaar. Dit raakt eenieder. Echter, het betreft een Europese verordening. Die is dus meteen van toepassing op ons mooie kikkerlandje. Een aantal punten onder de AVG moesten de EU-landen zelf in de nationale wetgeving verankeren, de Uitvoeringswet AVG, de UAVG, in ons geval. Deze regelt onder andere de instelling en inrichting van de Autoriteit Persoonsgegevens als nationaal toezichthouder alsook hun bevoegdheden voor bestuurlijke boetes.
Voorzitter. Nog even terug in de tijd. De UAVG werd op 13 maart 2018 aangenomen door de Tweede Kamer. De PVV stemde als enige fractie tegen de voorgestelde uitvoeringswet. De PVV heeft zich altijd uitgesproken tegen Europese regeldrift en de invloed die de EU uitoefent op nationale wetgeving en op bedrijven. De GDPR is een voorbeeld van die steeds verdergaande bemoeienis van de EU in nationale particuliere aangelegenheden.
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over big data en de bescherming van persoonsgegevens, informatie- en communicatietechnologie, gehouden op 30 mei 2018, waarschuwde de PVV reeds voor de drukte waarmee de AP te maken zou krijgen. Een vooruitziende blik, zo blijkt. Want momenteel is de Autoriteit Persoonsgegevens niet in staat om haar taken adequaat uit te voeren. Dat blijkt uit haar jaarverslag alsook uit haar eigen evaluatie door Berenschot. De verbreding van haar missie en de verschuiving van de focus maken het lastig om de juiste prioriteiten te stellen. Een vraag aan de staatssecretaris: hoe draagt de Verzamelwet gegevensbescherming bij aan de oplossing?
Voorzitter. De wet is er nu eenmaal, en in het hoofdlijnenakkoord heeft de PVV zich gecommitteerd aan de Europese wet- en regelgeving. We houden ons aan onze afspraken. We zijn immers goed voor onze handtekening. Soms doet dat pijn. Maar nu krijgen we bijval uit onverwachte hoek. Ineens was er namelijk het Draghi-rapport. Laat dat rapport nu exact het probleem aanstippen. Het rapport benadrukt dat Europese regelgeving, waaronder de GDPR, de AVG en de UAVG, innovatie belemmert. Meer exact schreef Draghi in zijn rapport over de ambities van de AVG en de AI Act. Hun complexiteit en het risico op overlappingen en inconsistenties kunnen de ontwikkelingen op het gebied van AI, door actoren uit de EU-industrie, ondermijnen. Hij concludeert verder in zijn rapport dat de regels moeten worden versoepeld. Mooi; beter laat dan nooit.
Voorzitter. Ook de Europese Commissie erkent dit. Op 13 maart jongstleden kondigde de EU-Commissaris Michael McGrath aan dat de Europese Commissie overweegt de AVG te simplificeren. Dit is inmiddels bevestigd. Dit vloeit rechtstreeks voort uit datzelfde Draghi-rapport.
Maar er is meer goed nieuws. De staatssecretaris wilde tijdens het commissiedebat van 18 maart jongstleden over het onderwerp bescherming persoonsgegevens en digitale grondrechten wel de toezegging doen dat op het moment dat er een bredere visie van de UAVG ter hand wordt genomen, er samen met de Kamer opnieuw zal worden gekeken naar de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport "The influence of (technical) developments on the concept of personal data in relation to the GDPR" en overigens ook naar de analyse van de sectorale wetgeving, ook op basis van buitenlandse wetgeving die gebruikt is om van alle uitzonderingen in de AVG gebruik te kunnen maken. Dat laatste was overigens ook een adviespunt van de Raad van State, dat hiermee wel opvolging krijgt.
Ook stelde de staatssecretaris voor om, nadat we de verzamelwet zo snel mogelijk en zo beperkt mogelijk hebben behandeld, te beginnen met een traject voor de aanpassing van de UAVG en om in dat kader ook aandacht te besteden aan uitzonderingen die er zijn, waarbij met name de Duitse uitvoeringswet nog inspiratie zou kunnen bieden om meer gebruik te maken van de uitzonderingen die de AVG toelaat. Dat zou daar dus onderdeel van kunnen uitmaken, evenals de aanbevelingen die zijn gedaan in het voornoemde rapport, in de zin dat we ermee aan de slag gaan als onderdeel van de bredere revisie van de UAVG. Er komt dus een revisie, zowel vanuit de EU alsook vanuit het kabinet. Mooi.
Voorzitter. Tot slot nog een tweetal laatste punten waar ik graag wat aandacht voor wil vragen. We hebben onlangs bij de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Archiefwet behandeld zien worden. We zijn geconfronteerd met weer een voorbeeld waar het niet helemaal ging zoals het moest wat betreft de UAVG, namelijk het debacle rondom het CABR, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. Kan de staatssecretaris garanderen dat dergelijke misvattingen niet voorkomen bij partijen die niet vallen onder de Archiefwet? Denk bijvoorbeeld aan heemkundekringen, genealogische genootschappen, geschied- en oudheidkundige genootschappen et cetera. Zij beschikken ook vaak over dossiers dewelke zij hebben opgebouwd en publiceren. We willen niet zien dat diezelfde incidenten zich voordoen bij deze stichtingen, die een duidelijk maatschappelijk belang dienen. Hiervoor zal ik in de tweede termijn een motie indienen, maar ik hoor gaarne de reflectie van de staatssecretaris hierop.
Dan het tweede en laatste puntje, voorzitter. Dat betreft de vraag hoe de staatssecretaris ertegenover staat om in de UAVG te verankeren dat bij totstandkoming van de normuitleg door een toezichthouder een traject wordt doorlopen waarbij het concept eerst ter consultatie wordt aangeboden, waarna de normuitleg met adequate onderbouwing definitief kan worden vormgegeven. Dit kwam in december al naar voren bij het rondetafelgesprek. De AP gaf daar al aan: iedere beslissing is normuitleg voor ons, voor een rechter; dat is allemaal normuitleg. Maar er werd wel aangegeven dat ze, als het meer bedrijven raakt — wel een kleine kring, omdat het anders te massaal is — er wel aandacht aan willen geven indien het versterkt wordt. Met andere woorden, de AP nodigt de overheid uit om eisen te stellen aan de normuitleg. Je wilt natuurlijk wel zo'n gang naar de rechter voorkomen. Zo ook met de consultatieplicht bij de totstandkoming van de normuitleg, zoals ook door de partijen geopperd werd bij dat rondetafelgesprek. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Past dit dadelijk bij de revisie van de UAVG? Want de normuitleg treft in veel gevallen de belangenafweging. Dat kan mooi aangepakt worden. Immers, wanneer is er sprake van een aanmerkelijk belang?
Ik zie dat er een interruptie aankomt, maar ik heb nog één klein paragraafje. Ik begrijp dat het goed is als ik dat even afmaak. Kan de staatssecretaris toezeggen te zullen onderzoeken welke kaders gesteld moeten worden aan de consultatieplicht ten behoeve van een normuitleg door een toezichthouder die meerdere marktpartijen kan raken en dat hij met een voorstel tot implementatie terug zal komen bij de Kamer?
Daarmee ben ik aan het eind van mijn betoog, voorzitter. Waarvoor dank.
De voorzitter:
Kijk eens aan. U had de heer Krul al zien staan, die een interruptie voor u heeft namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Een uiterst interessant betoog; laat me dat meteen vooropstellen. Het is natuurlijk zo dat de AVG verantwoordelijk is voor heel veel opennormendefinieerkwesties. Daar is altijd heel veel onduidelijkheid over. Natuurlijk worden er wel stappen gezet. Tegelijkertijd — dat zegt de heer Valize ook terecht — wordt de wetgever uitgenodigd om daarvoor kaders te stellen. Zou het goed zijn om als wetgever ook in deze wet het kader mee te geven richting in dit geval de Autoriteit Persoonsgegevens, die de uitvoerder is voor ons: wees transparant in het beleid dat je voert als het gaat om het definiëren van die open normen?
De heer Valize (PVV):
Dat is een goede vraag van de heer Krul. Als u mij goed heeft gehoord, ging de laatste vraag over de toezegging om te onderzoeken of er kaders gesteld moeten worden. De vraag is of hij dat wil doen. Daar komt hij dan mee terug naar de Kamer. Dan kunnen we daar nog verder over debatteren om te kijken in hoeverre de Kamer daar nog kaders aan toe moet voegen.
De voorzitter:
Ik zie dat er een vervolgvraag is.
De heer Krul (CDA):
Dat is het mooie aan het zijn van Kamerlid. Dat is namelijk precies iets wat in ons instrumentarium zit. De wet ligt nu voor, dus als we iets willen, dan hebben we nu de kans om de wet te amenderen. Wij hebben daar ook een voorstel voor gedaan. Ik zeg ook meteen volledig schuldbewust richting de collega's dat we ietwat laat waren. Maar net op dit punt kunnen we bij deze verzamelwet best een heel mooi punt toevoegen dat de AP ook uitnodigt om duidelijk te zijn over de omgang met de open normen. Als wetgever hebben wij er ook een verantwoordelijkheid in om dat goed te regelen in onze wet. Ik zou de heer Valize willen uitnodigen om er straks in de schorsing eens goed naar te kijken, want ik denk dat we exact hetzelfde zeggen. Maar wij denken dat het nu kan.
De heer Valize (PVV):
Dank voor de uitnodiging, zeg ik via de voorzitter. Ik zal er uitgebreid naar kijken.
De voorzitter:
Als het goed is, is het amendement rondgedeeld en heeft iedereen dit gekregen. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Kathmann namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Het feit dat de grootste regeringspartij van Nederland staat te springen om de revisie van de UAVG en het idee dat er misschien maar wat regels weg moeten, gaan wat mij betreft een beetje kort door de bocht. We zitten inderdaad een beetje in een AVG-slot. Dat klopt. Maar gaat het aanpassen van de regelgeving wat de PVV betreft om het verminderen van bureaucratie en om de duidelijkheid van de regels of gaat het erom dat we regels, die wel degelijk heel veel mensen in Nederland beschermen, gaan schrappen?
De heer Valize (PVV):
Het gaat met name om de bureaucratische regels die eraan gekoppeld zijn. De regeldruk moet gewoon zo ver mogelijk omlaag. De herijking of de packagedeal waar de Europese Unie mee wil komen gaat daar als het goed is ook op aanslaan, exact volgens dat rapport van Draghi.
De voorzitter:
Dank u wel. U was zo volledig dat mevrouw Kathmann haar vervolgvraag laat zitten, dus dank daarvoor. Ik dank u ook voor uw inbreng namens de PVV. Ik kijk of de heer Van Waveren naar voren kan komen om het woord te voeren namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Van Waveren (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik vervang vanavond mijn collega Six Dijkstra, die helaas afwezig is. Hij heeft ook al een amendement ingediend. Ik zal dat straks toelichten. Maar ik begin met wat nadere vragen over de duiding van twee thema's, twee artikelen die in de wet voorgesteld worden. Dan licht ik een amendement toe en dan licht ik een amendement toe dat we niet ingediend hebben. Ik vraag me wel af of dat in de toekomst misschien verstandig is. Dat zal straks vanzelf blijken.
Ik begin met de eerste vraag. In de verzamelwet is opgenomen dat bij ministeriële regeling regels worden opgesteld over de kwalificaties en procedures voor benoemingen van leden van de Autoriteit Persoonsgegevens. Kan de staatssecretaris nader ingaan op wat de noodzaak was om deze delegatiegrondslag toe te voegen en kan hij ingaan op de vraag waarom het vorige artikel 7 van de UAVG niet volstond? Dat kunnen we namelijk niet rechtstreeks opmaken uit de memorie van toelichting. Welke op te stellen regels voor de kwalificaties en procedures ziet hij voor zich? Wie stelde deze voorheen op en tegen welke wettelijke beperkingen werd daarbij aangelopen?
Voorzitter. Dan het tweede blokje. Dat gaat over de wettelijke bepaling onder artikel 29 van de UAVG, die wordt aangescherpt. Daarbij geldt dat het verbod op het verwerken van biometrische gegevens van een persoon niet van toepassing is indien de verwerking noodzakelijk is voor beveiligingsdoeleinden. Dit is slechts toegestaan voor zover dit noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang; daar staat dan nog een nadere detaillering bij. Het is goed dat die lat hoog ligt en gelegd wordt. De impact van het lekken van een vingerafdruk of een irisscan is vele malen groter dan de impact van het lekken van een wachtwoord of een pincode. Een wachtwoord kun je eenvoudig wijzigen, maar een vingerafdruk niet. Hoe wordt dit zwaarwegend algemeen belang bepaald, vraag ik de staatssecretaris. Welke norm geldt hier in het algemeen voor? De Autoriteit Persoonsgegevens spreekt illustratief over de beveiliging van een kerncentrale of van staatsgeheime informatie. Sluit de regering zich bij die norm aan of wil ze die misschien verbreden? Behouden betrokkenen bijvoorbeeld het recht om te weigeren hun biometrische gegevens als authenticatiemiddel te gebruiken voor locaties waarbij geen sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, als ze bijvoorbeeld een vingerafdruk moeten afgeven om door de poortjes van de sportschool te gaan? In het licht van de discussie over AI-surveillance in supermarkten: gaat de staatssecretaris actief voorkomen dat er een situatie gecreëerd wordt waarin mensen niet meer worden toegelaten tot winkels zonder biometrische identificatie, zoals gezichtsherkenning vooraf? Stel dat een persoon geen uitdrukkelijke toestemming wil geven voor het verwerken van biometrische gegevens voor toegang, zoals in het voorbeeld van de sportschool van zonet. Heeft de beheerder van een locatie dan het recht om die persoon de toegang te ontzeggen? Of moet hij diegene een minder invasief alternatief aanbieden, zoals een menselijke controle? Zouden onder "bepaalde plaatsen" volgens de staatssecretaris ook openbare plaatsen kunnen vallen? Kan hij toelichten wanneer dit het geval zou kunnen zijn? En blijft hij waarborgen dat het mensen is toegestaan om zich vrijelijk en anoniem te bewegen in de openbare ruimte zonder biometrische surveillance?
Voorzitter. Dat waren mijn vragen over artikel 29. Dan ga ik door met het amendement. Dat regelt een wettelijke plicht voor de Autoriteit Persoonsgegevens om onherroepelijk opgelegde bestuurlijke boetes te openbaren. Dit draagt wat ons betreft bij aan een transparanter bestuur en duidelijke communicatie over de normen die de AP hanteert. Ik hoop daarom ook dat andere partijen dit amendement zullen steunen. Ik ben benieuwd naar de appreciatie vanuit het kabinet. Ik zeg erbij: het gaat hier expliciet om sancties die onherroepelijk zijn opgelegd en daarmee dus niet in hoger beroep tenietgedaan kunnen worden. Uitzonderingsgronden voor openbaarmaking zijn gelijk aan de gronden die zijn opgenomen in de Wet op het financieel toezicht. Hoewel veel boetes nu al openbaar zijn, geeft de AP ook aan behoefte te hebben aan een wettelijke verankering. Nu worden ze namelijk bij herhaling geconfronteerd met langdurige juridische procedures gericht tegen de voorgenomen openbaarmaking van sanctiebesluiten. Het helpt als er een duidelijke grondslag is voor openbaring. Nieuw Sociaal Contract beoogt deze te creëren middels het amendement op stuk nr. 9.
Voorzitter, tot slot. We hebben overwogen — ik kondigde het al aan — om nog een ander amendement in te dienen om het niet aanstellen van een wettelijke vertegenwoordiger in de EU-zone conform artikel 27 van de AVG strafbaar te stellen onder de Wet op de economische delicten, in lijn met het voorstel van de Autoriteit Persoonsgegevens. We hebben dit uiteindelijk niet gedaan, omdat de nieuwe strafbaarstelling een vrij fors middel is waarbij het niet passend zou zijn om die op dit moment in een verzamelwet op te nemen. Maar we zouden wel graag zien dat het op termijn bewerkstelligd wordt. De noodzaak komt voort uit een casus als die van Clearview, waarin een AI-bedrijf de wet overtrad door privacygevoelige informatie van het internet te halen en deze te gebruiken om zijn model voor gezichtsherkenning te trainen. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft dit bedrijf een boete van 30,5 miljoen euro opgelegd. Maar Clearview AI is niet van plan deze te betalen. Omdat het geen wettelijke vertegenwoordiging in de EU-zone heeft, komt het straffeloos weg met het schenden van de privacywetgeving. Dat kost Nederlandse burgers, los van het schenden van de privacy en de moeite en inzet die het de AP gekost heeft, nu dus ook nog de boete van 30,5 miljoen euro die we als overheid mislopen. Een strafrechtelijk instrumentarium zou helpen om bedrijven als Clearview AI in de toekomst alsnog verantwoordelijk te houden. Daarom zou ik graag van de staatssecretaris horen hoe hij aankijkt tegen het opnemen van een aparte strafbaarstelling voor het niet aanstellen van een wettelijk vertegenwoordiger. Hoe zou dit het meest effectief wettelijk gerealiseerd kunnen worden, misschien ook wel op welke termijn?
Daarmee ben ik aan het einde van mijn bijdrage, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Waveren. Ik zie geen interrupties, dus u was kennelijk heel erg helder. Dank daarvoor. Het amendement waarnaar u verwees, is al eerder rondgezonden, dus ik ga ervan uit dat alle leden daar kennis van hebben kunnen nemen. Dan gaan we door naar mevrouw Kathmann van de fractie van GroenLinks-PvdA, die ons maar liefst 25 minuten lang gaat vermaken. We zijn benieuwd, mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb het proberen in te korten. Laat ik maar gelijk beginnen. We spreken helaas veel te weinig over privacywetgeving. Dat hebben we ook gemerkt aan de rondetafel die we hebben georganiseerd. Daardoor dacht heel Nederland: dit is hét moment waarop alles moet gebeuren. Die 25 minuten zijn dus eigenlijk heel kort. Ik zal ook nog eens snel praten.
Data is het nieuwe goud. Data is de motor van onze moderne samenleving. Al die data is niet iets abstracts. Het zijn kleine stukjes informatie over wie we zijn, wat we doen en wat we willen. Het zijn puzzelstukjes die, als je ze samenbrengt, je hele leven in beeld brengen: je thuisadres, je gezinssamenstelling en je huishoudboekje. Een voor een dingen die de overheid, maar ook het bedrijfsleven van je weten. Dat is een enorme kans, maar ook een groot gevaar. Het kan je helpen omdat hierdoor betere dienstverlening op gang kan komen. Ideaal gezien valt er een administratieve last van je schouders. Maar vaak is het niet behulpzaam. Integendeel, als de privacy van mensen niet beschermd wordt, zijn de gevolgen groot. Het leed van het toeslagenschandaal heeft dat bewezen. Daarom zijn er goede regels nodig.
Dat brengt mij meteen bij de wet. GroenLinks-PvdA organiseerde samen met Nieuw Sociaal Contract een rondetafelgesprek over deze wet. Uit de hoeveelheid reacties en de scherpte van de deelnemers werd wel duidelijk dat er iets groots gaande is. De Autoriteit Persoonsgegevens, privacyjuristen, bedrijven, uitvoerders en overheden: ze zaten allemaal aan tafel. Hun waslijst aan verbeterpunten was enorm. GroenLinks-PvdA kreeg er ook onrustige handen van, moet ik bekennen. Een verzamelwet die alles bundelt: dat moest wel hét moment zijn om al die problemen meteen op te lossen. Maar de gedachte "dat gaan we eens effe lekker fiksen" bleek veel te simpel. Niks gaat simpel in Den Haag. En dat is maar goed ook, zeker als het over privacywetgeving gaat.
Eerst moet gezegd dat deze wet al veel te lang op de plank ligt. Daar is de Kamer zelf ook schuldig aan; dat geef ik meteen toe. Hierdoor toont de politiek zich te vaak een vertragende factor en niet de betrouwbare partner die de snelheid van de digitaliserende wereld bij kan houden. GroenLinks-PvdA wil daarom vaart maken en kan instemmen met de technische wijzigingen in de wet. Wel heb ik nog een hoop vragen en die ga ik punt voor punt even af.
Ik begin met een van de grote dilemma's in privacywetgeving, namelijk hoe specifiek we het willen en kunnen maken. Je hebt in eerste instantie de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, de UAVG, die alle andere wetten overstijgt. Dan heb je nog sectorale wetgeving die specifiek regels oplegt voor bepaalde sectoren. In de verzamelwet is besloten om accountants die worden gevraagd om een wettelijke taak uit te voeren, uit te zonderen van het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens. Dit was ook het advies van de Raad van State. In dit specifieke geval kom ik best een eind mee in de uitleg van het kabinet. Er wordt duidelijk uitgelegd waarom de uitzondering wordt gemaakt in de UAVG en niet in de sectorale wetgeving. Maar GroenLinks-PvdA waakt ervoor om te veel uitzonderingen in de UAVG op te nemen. Mijn fractie wil meer weten over hoe u tot dit besluit bent gekomen. Hoe bepaalt het kabinet of een nieuwe grondslag moet worden vastgelegd in de UAVG, in sectorale wetgeving of in een hele nieuwe wet? Hoe komt het kabinet tot de conclusie dat er niks anders op zit dan een uitzondering in de UAVG aan te brengen en niet in sectorspecifieke wetten?
Net als alle wetten is de verzamelwet in consultatie geweest. Dat betekent dat iedereen feedback mag geven op de wet. Dat heeft men gretig gedaan. Net zoals we in het rondetafelgesprek zagen, is de verzamelwet al snel het kapstokje geworden om veel meer privacyproblemen aan de kaak te stellen. In de reactie op die kritiek zegt het kabinet steeds dat voor zulke grondige aanpassingen nieuwe wetgeving nodig is en dat sommige dingen te verstrekkend zijn om zomaar in een verzamelwet te vatten. Daar heb ik wel wat vragen over. Wanneer is een uitzondering of nieuwe grondslag verstrekkend genoeg om een nieuwe wet te rechtvaardigen? Welke punten kunnen dan wel in de verzamelwet worden gezet?
Wat betreft de kwaliteit van deze wet heeft GroenLinks-Partij van de Arbeid ook bezwaren tegen het almaar toevoegen van nieuwe regels die worden uitgewerkt met algemene maatregelen van bestuur. Dat betekent dat sommige regels pas achteraf worden toegevoegd door de minister, zonder dat de Kamer daar iets over zegt. In de verzamelwet zien we er daar nog een paar van terug. Daarover heb ik de volgende vragen. Kan de staatssecretaris mij uitleggen welke nieuwe grondslagen er voor algemene maatregelen van bestuur zijn toegevoegd in de verzamelwet? Welk doel dienen ze en hoe gaat het kabinet deze maatregelen uitwerken? Waarom kiest het kabinet ervoor om deze punten achteraf te verduidelijken en niet meteen in de wet of in de memorie van toelichting van de wet op te nemen? Hoe maakt het kabinet de afweging tussen de noodzaak om achteraf nieuwe regels toe te kunnen voegen en het belang van de Kamer om wetgeving te controleren? De uitwerking van wetten verdient een Tweede Kamer die op kracht is en kritisch kan meekijken. Het verstoppen van belangrijke delen van wetten in algemene maatregelen van bestuur maakt dat best moeilijk. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het lastig is om wetgeving te controleren, als veel daarvan met algemene maatregelen van bestuur wordt uitgewerkt? Is de staatssecretaris het dan ook met mij eens dat juist de uitwerking op het gebied van privacy essentieel is voor een goed functionerende wet? Hoe gaat de staatssecretaris de Kamer in staat stellen om het vervolg op de verzamelwet alsnog goed te controleren?
Een tijd geleden ging ik op bezoek bij bedrijven die onder andere controles doen op witwassen bij andere bedrijven en bestuurders. Eigenlijk helpen ze ons hele mkb door te onderzoeken of zakendoen met bepaalde bedrijven oké is of niet. Met hele slimme technologie doen zij belangrijke checks om te zien of klanten en partners wel te vertrouwen zijn en hoe zij hun bedrijf hebben ingericht. Dit is niet alleen van groot belang bij investeren, maar bijvoorbeeld ook bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Regels die voor deze bedrijven belangrijk zijn, zoals de algemene maatregelen van bestuur die zouden volgen op de Opendatarichtlijn en die beloofd zijn bij de Wet beperking toegang UBO-registers, blijven echter heel lang liggen. Wat gaat de staatssecretaris doen om sneller duidelijkheid te geven over algemene maatregelen van bestuur op het gebied van privacy? Is hij het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat het uitblijven van die maatregelen zorgt voor rechtsonzekerheid? Hoe kunnen organisaties de wet volgen, als niet duidelijk is hoe die wet moet worden geïnterpreteerd? Moet de waakhond dat grijze gebied maar invullen of wat anders? Ik zeg dit, maar tegelijkertijd wil ik ook even duidelijk maken dat ik niet overal een voorhangprocedure aan wil plakken. Ik zag de staatssecretaris even kijken, maar nee, want dan krijgen we weer hetzelfde. Dan gaan we weer vertragend werken. We moeten daar dus toch een andere list op verzinnen.
Over wetgeving controleren gesproken: ik kom op mijn volgende technische punt, namelijk de rechten van jongeren. Juriste Frederike van der Jagt noemde dit in het rondetafelgesprek en haar punt is mij bijgebleven. Het gaat om de wijziging van artikel 5 van UAVG. Tot je 16de moeten volwassenen namens jou toestemming geven voor verwerking van je persoonsgegevens. Meestal is dat een ouder of een andere vertegenwoordiger, maar door de wijziging van de wet mogen tieners tussen 12 jaar en 16 jaar zelf kiezen voor het intrekken van die toestemming, los van hun vertegenwoordiger. Hartstikke mooi, want ook jongeren zijn de baas over hun eigen data! Maar het schuurt ook. In de Algemene wet bestuursrecht staat dat je pas vanaf je 18e naar de civiele rechter kunt stappen. Daarmee dreigt er een rare situatie te ontstaan. Je kunt als tiener zelf de toestemming voor de gegevensverwerking intrekken, maar consequenties daaraan verbinden, moet echt samen met de ouders. GroenLinks-Partij voor de Arbeid wil dat jongeren die steeds meer te maken krijgen met de online leefwereld, op de hoogte zijn van het beroep dat zij kunnen doen op hun rechten. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe hij het voor zich ziet dat tieners tussen de 12 jaar en 16 jaar straks toestemming kunnen intrekken? Voor wat voor diensten geldt dit? Wat verandert er in de praktijk? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat jongeren op de hoogte zijn van dit recht, zodat ze weten dat ze zelf de baas zijn over hun eigen data? Vallen 17-jarigen straks niet buiten de boot met deze wijziging? Waar kunnen zij zich op beroepen? Kan de staatssecretaris reageren op het punt van mevrouw Van der Jagt? Waarom sluit de bevoegdheid om naar de civiele rechter te kunnen stappen niet aan op de wijziging van de Verzamelwet?
In het rondetafelgesprek kwam ook artikel 29 van de UAVG ter sprake. Dat was een punt van jurist Gerrit-Jan Zwenne. Dat artikel gaat over het verbod op het verwerken van biometrische gegevens. Dit is symbolisch voor hoe vaag privacywetgeving soms kan zijn, want het is nu niet duidelijk of dit alleen geldt voor identificatie, dus de opsporing van iemand, of ook voor verificatie, dus kijken of iemand wel is wie hij zegt dat hij is; een grijs gebied dus. Dit verdient opheldering. Hoewel de AVG niet helemaal ingekleurd hoort te worden door de wetgever, is dit wel zo'n punt waar we wat mee moeten. Kan de staatssecretaris duidelijk maken of het gewijzigde artikel 29 van de UAVG, het verwerkingsverbod voor biometrische gegevens, betrekking heeft op verificatie en identificatie van personen, of slechts op een van beide? Als de staatssecretaris dat niet duidelijk kan maken, kan hij dan uitleggen hoe hij van plan is om dit grijze gebied wel in te kleuren? Wie is daarvoor verantwoordelijk?
Een ander punt dat wel overwogen is, maar uiteindelijk niet in de verzamelwet is gekomen, is het regelen van je digitale nalatenschap. Bij onze geboorte staat helaas één ding vast: we gaan een keertje dood. Dan blijft er een dataspoor van ons achter. Net als volgens de Alliantie Digitaal Samenleven, de Consumentenbond en het Netwerk Mediawijsheid is het volgens GroenLinks-Partij van de Arbeid hoog tijd om hier te spreken over digitale nalatenschap. Iedereen die een dierbare verliest, moet de tijd hebben om te rouwen, zonder stress over het verwijderen van Facebookaccounts of het verwijderen van andere gegevens online. Het kabinet vindt het te vroeg om daar als overheid wat van te vinden en laat dit nu aan marktpartijen over. Ik heb een paar vragen hierover. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom Nederland geen regels maakt over wat er moet gebeuren met data van een overleden persoon? Kan de staatssecretaris meer vertellen over wat andere landen op dit gebied doen? Wat zou hij Europees willen regelen en hoe gaat de staatssecretaris dat bereiken?
GroenLinks-Partij van de Arbeid heeft nog één laatste oproep over deze wet, maar dat is meteen ook wel de belangrijkste. Er is nog altijd sprake van fundamentele rechtsongelijkheid in ons Koninkrijk. Terwijl we hier zitten te debatteren over punten en komma's zijn de CAS-landen en de BES-eilanden compleet uitgezonderd van sterke privacywetgeving. Dat vind ik eerlijk gezegd gewoon niet kunnen. Privacy is een grondrecht, maar eentje die blijkbaar niet verder strekt dan onze Europese grens. GroenLinks-Partij van de Arbeid wil rechtsbescherming zo veel mogelijk gelijktrekken. We wachten al te lang op een consensusrijkswet die het privacyrecht beschermt.
GroenLinks-Partij van de Arbeid pleit voor een boetebevoegdheid en een hoger budget voor de CBP BES, de commissie die toezicht houdt op de bescherming van persoonsgegevens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ook moet er zo snel mogelijk een duurzaam en gelijkwaardig gesprek gevoerd worden met vertegenwoordigers van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten om te bepalen of en hoe Europees Nederland van dienst kan zijn en een bijdrage kan leveren aan een effectief privacybeleid en goed toezicht. Kan de staatssecretaris uitleggen wat de tijdlijn is voor de effectieve bescherming van persoonsgegevens van Caribische Nederlanders? Wanneer is die volgens het kabinet voldoende? Hoe vaak heeft de staatssecretaris contact met de CAS-landen en de BES-eilanden over de bescherming van persoonsgegevens? Wat is de rol van deze staatssecretaris of zijn collega's om daarin te ondersteunen? Binnen welke tijd wordt de Wet bescherming persoonsgegevens BES in lijn gebracht met de AVG? Is dit ook de wens van de vertegenwoordigers van de BES-eilanden?
Het mag duidelijk zijn dat privacywetgeving voor GroenLinks-Partij van de Arbeid geen achterafje is, maar iets waar de politiek zich tegenaan moet bemoeien. Dat gebeurt veel te weinig. Dat komt gewoon doordat het technisch en ingewikkeld is. Als we dan één keer in de zoveel tijd een debat hebben, dan hebben organisaties en bedrijven het idee dat alles afhangt van dat ene moment. Dat zei ik net al. Want die denken: als het dan niet gebeurt, dan zitten we nog altijd vast in dat AVG-slot, dat vele organisaties en bedrijven in Nederland ervaren. Ik snap wel dat je dan een keiharde lobby start richting de Kamer, want je wil met de beste bedoelingen dingen voor elkaar krijgen en anders zit je weer jarenlang vast.
In die terechte lobby wordt er vaak naar de Autoriteit Persoonsgegevens gewezen als boeman, soms terecht, maar vaak ook onterecht. In de eerste plaats wil ik dat wij hier allemaal een hand in eigen boezem steken, ook ik. Ik vraag iedereen in de Kamer, maar in het bijzonder ook aan het kabinet, om dat te doen. Nederland is handelingsverlegen. Alle hakken gaan in het zand als de AVG om de hoek komt kijken. Nederland zit dus wel degelijk op een AVG-slot. Als we daarvan af willen, dan zijn in de eerste plaats de wetgever en de medewetgever aan zet. Dan snap ik dat in deze spannende geopolitieke tijden iedereen gaat roepen om deregulering, en ik roep mee, maar wel met een kanttekening. Regeldruk neem je niet weg door wetten te slopen, maar door duidelijkheid te scheppen en bureaucratie weg te nemen. Zeker bij privacywetgeving moeten we zorgvuldig zijn, want iedereen die ons belobbyt, heeft een belang bij stevige privacywetgeving. Het gaat ook om hun rechten, hun data en de cyberveiligheid van hun bedrijf.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Ik vind het bijna jammer om in te breken, want het was een mooi stukje van het betoog, waar ik wel op aansla. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Kathmann dat we af moeten van dat AVG-slot. Een van de dingen die we zien, is dat heel veel organisaties aan de voorzichtige kant gaan zitten uit angst dat ze in overtreding zijn, vanwege het feit dat er vanuit de Autoriteit Persoonsgegevens onduidelijkheid geschept wordt over het handhavingsbeleid en over het definiëren van open normen. Zouden wij daar als wetgever niet wat aan moeten doen, bijvoorbeeld door kaders te scheppen voor hoe de AP moet omgaan met die opennormendiscussies en het definiëren van ingewikkelde begrippen als "gerechtvaardigd belang" en "zwaarwegend belang"? Op die manier kunnen we misschien ook wat doen richting de organisaties die nu handelingsverlegen zijn, zoals mevrouw Kathmann het zo mooi omschrijft.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik wil in de eerste plaats wel gezegd hebben dat die handelingsverlegenheid dus niet alleen maar komt door de rol die de AP speelt. Die komt daar voor een deel zeker ook door, maar uit de evaluatie van de AP komen een aantal aanbevelingen die allemaal worden overgenomen. De aanbeveling van de heer Krul is daar onderdeel van. De staatssecretaris heeft in het debat dat we eerder hebben gehad ook toegezegd dat er zwaar gemonitord gaat worden hoe de aanbevelingen geïmplementeerd worden door de AP en of dat succesvol is. Dan kunnen we bijsturen. Ik ben het er dus mee eens, maar volgens mij gaat dat dus ook al gebeuren.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Krul (CDA):
Maar het gebeurt nu niet. Uit die evaluatie blijkt gewoon dat heel veel organisaties in onduidelijkheid zitten vanwege het feit dat de AP niet duidelijk genoeg communiceert. Dat geeft de AP trouwens zelf ook aan; ze belooft wel beterschap, maar tegelijkertijd zijn daar geen kaders voor, omdat we die niet hebben meegegeven. Begrijp ik nu goed dat mevrouw Kathmann zegt: wij moeten daar als wetgever van afblijven en dat vooral bij de AP zelf laten, en dan kunnen we over een tijdje zien of het hen gelukt is opvolging te geven aan al die aanbevelingen uit het evaluatierapport?
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het helemaal eens met de heer Krul dat de normuitleg beter moet en dat de AP daar transparanter over moet zijn. Maar ik heb het idee dat we dat nu geborgd hebben met die evaluatie en het traject dat het kabinet daar nu op zet. Dat het nu nog niet gebeurt — dat is namelijk waar; dat heeft de AP zelf ook toegegeven — komt ook doordat die evaluatie net uit is en doordat al die aanbevelingen recentelijk pas zijn overgenomen. Ik ben heel benieuwd naar de inbreng van de heer Krul straks, en of hij dat misschien nog wettelijk wil borgen. Dan ga ik daar zeker naar kijken.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan rest nog de vraag: hoe komen we uit dat moeras? Kunnen we vol kiezen voor innovatie, datadeling in de zorg en goede dienstverlening van de overheid, zonder de AVG te slopen? Hoe doen we iets aan die regeldruk? Ik zei het al: het kan eigenlijk allemaal wel, maar dan moeten we, als wetgever en medewetgever, wel eerst naar onszelf kijken. In de commissie Digitale Zaken doen we dat al, en daarvoor kijk ik in het bijzonder even naar mijn collega's Valize en Dral van de PVV en de VVD. Samen met GroenLinks-Partij van de Arbeid denken zij na over een betere behandeling van privacywetgeving. Als GroenLinks-Partij van de Arbeid zien wij het traject als volgt voor ons. Het is nog niet in beton gegoten, want we zijn er nog mee bezig, maar ik vind het belangrijk om transparant te zijn over wat we voor ogen hebben.
Het gesprek met politieke dienstverleners, waarin het ministerie van Justitie en Veiligheid 40 knelpunten in de gegevensdeling heeft opgehaald, vind ik een prachtvoorbeeld van hoe we zo'n traject zouden kunnen voltrekken. GroenLinks-Partij van de Arbeid stelt voor dat het ministerie elk jaar een aantal van die gesprekken voert met verschillende sectoren. Het doel is om daarmee een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de knelpunten in de uitvoering van privacywetgeving. Het uitgangspunt is dan altijd het verduidelijken van wetgeving of het maken van specifiekere grondslagen, en niet het afzwakken van de broodnodige bescherming. Werk die gesprekken uit tot sectorale knelpuntenbrieven — of bedenk een leukere naam.
We vragen daarna aan de Autoriteit Persoonsgegevens en een gebalanceerde delegatie van privacyjuristen om de knelpunten te beoordelen en de juiste vorm te bedenken voor hoe we de wensen in wetgeving kunnen omzetten. Deze brief leggen we ter consultatie voor, zodat alle organisaties de kans hebben om zich uit te spreken. De knelpuntenbrief inclusief juridische analyse wordt vervolgens besproken in een notaoverleg in de Kamer. Dat lijkt me iets voor de commissie Digitale Zaken en Grondrechten. Hier maken we het dan politiek. We kunnen ons dan punt voor punt uitspreken over de aanbevelingen, en geven het kabinet het politieke mandaat om bepaalde punten uit te werken.
Zo'n notaoverleg is ook een goed moment om de algemene maatregelen van bestuur te bespreken. Leg ons maar uit in een brief hoe de wetgeving verder is uitgewerkt, zodat we daar een debat over kunnen voeren. Zo houdt de Kamer grip op privacywetgeving. Ook kunnen we cybersecurityexperts en privacywaakhonden vragen om te signaleren welke nieuwe beschermingen er nodig zijn en om de zere plekken aan te wijzen waar de actualiteit onze wetgeving inhaalt. Op basis van het notaoverleg, of misschien pas na een paar van die overleggen, verwerkt het kabinet de gedragen voorstellen tot een wetswijziging, die netjes behandeld wordt.
Het voordeel hiervan is dat de Kamer en de samenleving aan het roer staan. We hoeven dan niet af te wachten tot het kabinet het nodig vindt om een nieuwe privacywet voor te leggen waar we vervolgens allemaal op gaan schieten. GroenLinks-Partij van de Arbeid wil dit land heel snel van het AVG-slot halen zonder privacy geweld aan te doen. Ik wil dat Nederland de privacy een keertje proactief beschermt, in plaats van achteraf. Ik wil ook dat de AVG gaat werken zoals die eigenlijk bedoeld is: als een "kan"-wet en niet als een "nee, dat kan niet"-wet. Ik geloof oprecht dat zo'n nieuwe werkwijze dat mogelijk maakt, door onze mouwen op te stropen, regie te nemen en tegelijkertijd zorgvuldig te zijn. Zie dit voorstel maar eerst gewoon als een oprechte poging. Het is een eerste poging, want we moeten het natuurlijk nog verder uitwerken.
Ik heb toch een paar vragen aan de staatssecretaris. Is hij bereid om samen met ons die nieuwe werkwijze vorm te geven? Wat is zijn plan om Nederland van het AVG-slot te halen? Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kathmann. Nog even bevlogen als altijd op dit onderwerp! Ik herinner me nog veel debatten in de commissie voor Digitale Zaken. Het is heel goed dat u zo volhoudt. Tegen de staatssecretaris zeg ik: u heeft de ambtenaren niet voor niets meegenomen, met al deze vragen. We wensen ze succes.
De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Dral, die haar inbreng komt doen namens de VVD.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De VVD vindt het belangrijk dat de privacy binnen onze samenleving effectief wordt beschermd. De VVD vindt het echter ook belangrijk dat er daarbij een goede balans is tussen bescherming van gegevens aan de ene kant en het delen van noodzakelijke gegevens aan de andere kant. Die balans is in de visie van de VVD inmiddels een beetje zoek. Daardoor worden er minder gegevens gedeeld dan zou kunnen. Dat heeft regelmatig negatieve gevolgen. Om een goede balans aan te brengen of te herstellen, spelen in ieder geval de Kamer, het kabinet en de Autoriteit Persoonsgegevens een rol.
De Autoriteit Persoonsgegevens, de AP, is toezichthouder. Het blijkt dat de AP er bij dit toezicht regelmatig minder goed navolgbare beleidsopvattingen op nahoudt. Dit brengt handelingsverlegenheid in de samenleving teweeg. Of men durft gegevens niet meer te delen, of men gebruikt het als excuus om gegevens niet te delen. Dit heeft nadelige gevolgen, bijvoorbeeld bij relevant onderzoek voor de samenleving of voor het ontwikkelen van een noodzakelijk integraal beeld. Dit speelt bijvoorbeeld bij de politie, het OM, de jeugdzorg, het bankwezen en ondernemers. Voor de VVD is de conclusie dat meer balans nodig is tussen de bescherming van privacy aan de ene kant en het mogelijk blijven van gegevensdeling in het kader van het maatschappelijk belang aan de andere kant. Met name de handelingsverlegenheid moet worden teruggedrongen.
De VVD vindt allereerst dat de AP het toezicht anders moet vormgeven. De onlangs uitgevoerde evaluatie van de AP heeft geresulteerd in een aantal behoorlijk kritische aanbevelingen, onder andere dat de AP zich opener moet opstellen in het contact. Omdat er inmiddels onzekerheid wordt geconstateerd in de samenleving over wat wel en niet mag van de AP, is het wenselijk dat de AP prioriteit geeft aan de vaststelling van een duidelijk handhavings- en normenoverdragingsbeleid en ook aan een vorm van communicatie en informatie die sterker rekening houdt met het eigen karakter van de eigen identiteit van partijen waar de communicatie zich op richt. Er moet bij de AP naar Brits voorbeeld veel meer een houding van "zo kan het wel" gaan ontstaan. De VVD is van mening dat de AP de aanbevelingen uit de evaluatie met voortvarendheid moet opvolgen om de handelingsverlegenheid terug te dringen. De AP heeft naar aanleiding van de evaluatie een verbeterplan aangekondigd. De VVD vindt het belangrijk dat de Kamer periodiek wordt geïnformeerd over de voortgang en de effectiviteit van dat verbeterplan. Ik overweeg een motie van deze strekking in te dienen.
De VVD constateert verder dat er steeds vaker sprake is van een ernstige online inbreuk op de privacy. Het is belangrijk dat daartegen voortvarend kan worden opgetreden. Bij kinderpornografisch en terroristisch materiaal is dit inmiddels geregeld. Voor het overige moet op dit moment worden teruggevallen op een algemene bevoegdheid in boek 5, artikel 31, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij is het echter altijd de vraag of een situatie voldoende spoedeisend was om de inzet te rechtvaardigen. Mocht de rechter dat achteraf anders zien, dan kan dat leiden tot een verplichting tot schadevergoeding aan de kant van de toezichthouder. Om bij ernstige online inbreuken snel te kunnen optreden is volgens de VVD een wettelijke grondslag nodig die buiten twijfel stelt dat ernstige kennelijke inbreuken op de bescherming van de persoonsgegevens in beginsel zodanig spoedeisend kunnen worden geacht dat zij ook onmiddellijke beëindiging door optreden rechtvaardigen, zonder dat dit een risico op schadeclaims achteraf creëert bij de toezichthouder. De VVD wil in dit verband dan ook graag breed verkennen of een dergelijke wettelijke grondslag mogelijk is en hoe die zou moeten worden geformuleerd. Daarbij moet ook worden betrokken bij welke toezichthouder de handhaving kan worden belegd en hoe dit in het bestaand bestel moet worden ingepast. Ook hierover overweeg ik een motie in te dienen.
Bij de vermindering van de handelingsverlegenheid is het ook belangrijk dat we volgens de vereiste wettelijke grondslagen in artikel 6, onder c van de AVG duidelijk zijn over welke gegevens er gedeeld mogen worden en met wie. Dit blijkt in de praktijk vaak nog niet het geval. Deze lacune moet verholpen worden. Gezien het aantal al bestaande wettelijke grondslagen, is het nogal een operatie. Het helpt al als hiermee rekening wordt houden bij het maken van nieuwe wettelijke grondslagen en de meest prangende gevallen van onduidelijke huidige wettelijke grondslagen worden aangepast. De AP heeft in november 2024 een brief aan de Kamer verzonden met daarin het overzicht van 30 wettelijke grondslagen die aanpassing behoeven.
De VVD vindt het allereerst belangrijk om uit te zoeken op welke terreinen handelingsverlegenheid zich voordoet en welke risico's dat met zich meebrengt. De VVD vindt het vervolgens wenselijk dat het kabinet naar aanleiding van een dergelijke inventarisatie, maar ook uit zichzelf, jaarlijks een wetsvoorstel voorlegt waarin staat welke wettelijke grondslagen dienen te worden aangepast, en daarbij een overzicht van de AP betrekt. De VVD vindt het verder belangrijk dat de staatssecretaris hierbij een voortrekkersrol op zich neemt. De AVG speelt een rol op alle terreinen binnen onze samenleving. Dat werkt fragmentatie in de hand, die kan worden tegengegaan door overzicht te houden via een voortrekkersrol. De Kamer kan dan vervolgens, op voorstel van de staatssecretaris, prioriteren welke grondslagen als eerste moeten worden aangepast. Ook in dit verband overweeg ik een motie in te dienen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan heeft u voor u vertrekt nog een interruptie van de heer Krul. Ja, u doet dat keurig, meneer Krul. U probeert iedere keer aan het eind van een betoog te zitten, en toch verrast u nog de collega's.
De heer Krul (CDA):
Zeker. We proberen het debat ook een beetje levend te houden met elkaar, voorzitter.
De voorzitter:
Desalniettemin, de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik ben even benieuwd. Ik vind het interessant, maar ik denk dat ik het net niet helemaal begreep. De VVD stelt voor om elk jaar een wetsvoorstel naar de Kamer te doen komen met over welke onderwerpen al dan niet … Zou mevrouw Dral dat iets kunnen verduidelijken?
Mevrouw Dral (VVD):
Ik denk dat ik moet beginnen met het overzicht. Ik geef ook aan dat het een enorme operatie is, omdat het over heel veel departementen gaat. Maar ik denk dat het, gezien we hier al zo lang over praten, wel belangrijk is dat we eerst gewoon een heel goed overzicht hebben van al die knelpunten. Het is namelijk gewoon te veel werk en het is niet realistisch om te denken dat we dat allemaal in één keer kunnen doen. Ik denk dus dat we iedere keer moeten kijken en dat we dan een tijdstip moeten nemen om te zeggen: oké, dit is nu belangrijk; dit gaan we prioriteren. Dan zit daar natuurlijk tijd tussen. Zoals ik net zei, kunnen we niet alles tegelijkertijd. Ik denk dus dat je dat iedere keer stapsgewijs moet doen en dat we daar dan als Kamer, doordat er een goed overzicht van die knelpunten is, elke keer goed in kunnen prioriteren.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de VVD. De heer Krul gaat snel zijn papieren halen, want hij is de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Hij heeft natuurlijk al een aankondiging gedaan over zijn amendement, dus we zijn benieuwd. Dan kijk ik of de collega's het met u levendig gaan maken, meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Laat ik positief beginnen. Het ATR heeft geen extra regeldruk in dit wetsvoorstel gezien. Dat is mooi, want meestal zijn dit soort wetsbehandelingen een beetje paradoxaal: we stoppen er allemaal inbrengen in van fracties die pleiten voor minder regeldruk, en we lopen met een paar extra regels de deur uit. Laten we hopen dat dat vandaag niet per se het geval is. Ik heb een aantal vragen over onderdelen van de wet. Dat gaat dan specifiek over de leeftijd, de verlaging van 16 naar 12, en het biometrische. Vervolgens heb ik een blokje over cookies en de AP.
Voorzitter. Ik begin maar gelijk met de wet, het voorstel om de leeftijd voor het intrekken van de toestemming voor verwerking van persoonsgegevens te verlagen van 16 naar 12 jaar. Deze wijziging komt voort uit de principiële keuze om meer invloed en zeggenschap te geven aan minderjarigen ouder dan 12 jaar. Deze keuze kan het CDA volgen. Ik heb wel nog enkele praktische vragen. Met deze wijziging ontstaat namelijk de situatie dat zowel het kind als de wettelijke vertegenwoordiger, meestal de ouder, de toestemming kan intrekken. Mevrouw Kathmann had het daar ook al over. Dat kan tot conflicten leiden. Wie heeft dan de beslissende stem? De wetgever kiest ervoor om dat niet te regelen, omdat de gezinsverhoudingen dan te veel zouden worden gejuridificeerd. Maar stel dat een ouder en kind er niet uit komen. Ligt de beslissing dan bij de verwerker, zoals de school of zorginstelling? Ik ben benieuwd of de staatssecretaris iets meer kan vertellen over hoe dit in de praktijk gaat werken, misschien met een voorbeeld of twee erbij. Waarom 12 en niet 11 of 13? Volgens mij is het belangrijk om deze grens zo uniform mogelijk te maken, zowel in vergelijking met andere Nederlandse wetgeving als in vergelijking met wat andere Europese landen doen. Kan de staatssecretaris iets zeggen over welke leeftijdsgrenzen andere lidstaten hanteren? Hoe zet hij zich in om dit in Europese verband zo uniform mogelijk te maken?
Voorzitter. Dan de aanpassingen met betrekking tot de verwerking van biometrische gegevens. Er geldt een uitzondering waarbij biometrische gegevens wel verwerkt mogen worden als de betrokkenen daarvoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven of als er sprake is van een zwaarwegend algemeen belang. Er bleek op dit punt behoefte te zijn aan verduidelijking. Maar het CDA mist de verduidelijking over de inzet van gezichtsherkenning bij ordeverstorende acties, zoals bij het tegengaan van voetbalgeweld en de handhaving van stadionverboden. Biedt dit wetsvoorstel ruimte om gezichtsherkenning in zulke situaties in te zetten of juist niet? Ik verwijs ook naar de aangenomen motie-Boswijk, waarin gevraagd is om onderzoek te doen naar dit punt. Hoe staat het met de uitvoering van die motie, vraag ik de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris garanderen dat deze wetswijziging de inzet van gezichtsherkenning in zulke situaties in ieder geval niet uitsluit? De Kamer heeft namelijk specifiek gevraagd heeft om daar onderzoek naar te doen.
Voorzitter. In de Uitvoeringswet AVG zijn ook de taken en bevoegdheden van de toezichthouder, de AP, vastgelegd. Dit is anders dan bijvoorbeeld bij de ACM en het ATR, die een aparte instellingswet hebben waarin hun taken en bevoegdheden zijn beschreven. Daarom is het goed om bij deze wetsbehandeling ook stil te staan bij de taakuitoefening door de AP. Daar valt namelijk gewoon heel veel over te zeggen.
Voorzitter. Er is een brede evaluatie naar het functioneren van de AP afgerond en er is een aantal stappen in gang gezet. Een van de allerbelangrijkste punten is dat het beleid van de Autoriteit Persoonsgegevens op het gebied van handhaving en normuitleg, veel onduidelijkheid met zich meebrengt. Met andere woorden: het is voor burgers, verenigingen en bedrijven vaak niet helder wat nou wel en niet mag. Daarbij verloopt het contact met de AP stroef, worden de contacturen steeds verder ingeperkt en is er geen open dialoog of consultatie met de samenleving. Dat moet anders. Dat erkent de AP zelf ook. Onafhankelijk toezicht moet altijd samengaan met publieke verantwoording. Bij de AP speelt juist ook mee dat het gaat om vergaande Europese regelgeving. De daaruit voortvloeiende institutionele inbedding dreigt de uitoefening van deze bevoegdheden uit de nationale staatsrechtelijke structuur te onttrekken. De Raad van State wijst nadrukkelijk op dit risico. Dat kan ertoe leiden dat de ministeriële verantwoordelijkheid in het geding komt. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat de minister geen beleidsregels kan opleggen aan de AP, maar wel aan de ACM.
De AP ziet toe op de naleving van vaak algemeen geformuleerde regels die gelden voor de hele samenleving, van de publieke sector tot private bedrijven, burgers en het maatschappelijk middenveld. De AP heeft enorm veel taken: uitvoering, toezicht, sanctionering, geschilbeslechting en pseudoregelgeving. De AP heeft ook zeer ruime bevoegdheden ten aanzien van de invulling van wettelijke open normen. Het afleggen van verantwoording over de uitvoering van deze taken en de daarbij komende bevoegdheden, is van groot maatschappelijk belang. Burgers, bedrijven en het maatschappelijk middenveld moeten kunnen zien wie van de overheid waarop aanspreekbaar is. Dat geldt ook voor toezichthouders zoals de AP.
Als we willen dat de AP meer en betere publieke verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken, dan moet zij dat zelf doen of moet dat worden vastgelegd in de UAVG. Op het eerste punt zien we inderdaad goede voornemens. Wij stellen voor om dat ook in de UAVG vast te leggen, zodat wij hierin onze verantwoordelijkheid als wetgever nemen. Het gaat dan niet alleen om consultatie, maar ook om beleid rondom handhaving en normuitleg. Dat moet gewoon openbaar.
Wij hebben daarvoor een amendement ingediend. Ik citeer maar even: "Onafhankelijk toezicht en publieke verantwoording kunnen heel goed samengaan, mits de toezichthouder bereid is om zich open te stellen voor opbouwende kritiek en andere inbreng vanuit de samenleving. Daaraan kan de wetgever bijdragen door het scheppen van de juiste voorwaarden in de wettelijke regelgeving die aan het toezicht ten grondslag ligt." Dat zijn niet mijn woorden, maar dat zijn de woorden van Peter Hustinx, voormalig voorzitter van de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming, die dat schreef in het Nederlands Juristenblad, in 2023 al. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris misschien in een andere rol dat blad nog weleens gelezen heeft. We leggen in het amendement vast dat het beleid geconsulteerd moet worden. De AP heeft een zeer brede rol in de samenleving, omdat de bescherming van privacy door alle sectoren en lagen van de samenleving heen gaat. Het is belangrijk dat de AP zich openstelt voor opbouwende kritiek en geluiden vanuit de samenleving. Dan wordt de taakuitoefening van de AP beter, maar wordt er ook steviger draagvlak vanuit de samenleving gecreëerd. Dat is in ieders belang.
Tot slot heb ik een vraag over het toezicht op cookies. Daar moeten veel en veel meer acties op ondernomen worden, net als op het digitale toezicht in brede zin. De AP heeft in een recente brief gevraagd om ervoor te zorgen dat het toezicht op cookies ook bij de Autoriteit Persoonsgegevens komt te liggen, in plaats van bij de ACM, omdat het toezicht hierop bij de ACM geen prioriteit zou hebben. De AP geeft aan dat dit afgestemd is met de ACM, maar dat er wel een wetswijziging nodig is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: klopt het dat deze afstemming ertoe geleid heeft dat dat toezicht op cookies bij de AP zou moeten komen te liggen? Zo ja, is de staatssecretaris bereid om de benodigde wetswijziging hiervoor in gang te zetten? Voor het CDA is belangrijker dan de vraag bij wie het ligt dat het toezicht hierop echt wordt opgepakt. Het moet gewoon gebeuren. Als het bij de AP komt te liggen, hebben we dan ook de garantie dat de AP het kan oppakken? Er komen nu al veel signalen over capaciteitsproblemen.
Tot slot. Dit wetsvoorstel ligt er al een tijdje, maar de ontwikkelingen gaan ook heel snel. Ook hierover heeft de AP een brief gestuurd, met de vraag om enkele extra bepalingen in de UAVG te regelen. Volgens mij ziet het amendement van NSC op een van deze punten. Specifiek gaat mijn vraag over de vraag van de AP om haar de mogelijkheid te geven een toezeggingsbesluit te kunnen nemen. De gedachte is dat je daarmee van tevoren meer preventief kunt ingrijpen en organisaties nog voor ze de overtreding begaan kunt bijsturen. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Heeft hij overwogen om dit nog mee te nemen in deze wet?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Krul, voor uw inbreng namens het CDA. Ik zie de laatste spreker van de zijde van de Kamer in dit debat al opveren en naar voren komen lopen. Dat is de heer El Abassi namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. We gaan weer door met de marathon.
Nederland kampt met data-obesitas. De honger naar onze gegevens is onverzadigbaar. Van de politie tot gezondheidsorganisaties, van Chinezen tot Amerikaanse bedrijven: iedereen jaagt op onze data. Net zoals we obesitas als een ernstig signaal zien, moeten we deze datahonger ook serieus nemen. De drang naar steeds meer toegang tot steeds meer van onze gegevens door steeds meer partijen mag niet normaal worden. Het schuurt met onze grondrechten, zoals vastgelegd in de Grondwet, het EVRM en het EU-Handvest. De AVG is een cruciale mijlpaal in de bescherming van onze persoonsgegevens. Dat moet benoemd en erkend worden.
Maar de huidige verzamelwet roept juist twijfels op. Onze privacy staat namelijk onder barstende druk. Deze wet lijkt eerder te verklaren waarom die druk noodzakelijk is, dan aan te geven hoe we die druk kunnen verminderen met z'n allen.
Neem bijvoorbeeld de uitzondering op het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens wegens een zwaarwegend algemeen belang. Ik hoorde die net al langskomen. De Raad van State wijst er niet alleen op dat deze uitzondering te vaak wordt aangehaald in de verzamelwet, maar ook dat dit wordt gedaan zonder dat het zwaarwegend algemeen belang altijd evident is. Is de minister het ermee eens dat dit dit te vaag en onwenselijk is? Ik zie namelijk niet dat de regering er zelf veel aan hecht om deze normen en uitzonderingen af te bakenen en te concretiseren. De regering doet deze ernstige kwestie veeleer simpelweg af door te zeggen dat het niet mogelijk is gebleken om een algemeen geldend wegingskader op te stellen voor wat een zwaarwegend belang voor een uitzondering zou kunnen zijn.
De regering kiest er met andere woorden voor om "zwaarwegend belang" vaag te houden, omdat het concreet maken ook nog eens lastig zou zijn. Dat is verbijsterend. De regering schuift deze verantwoordelijkheid dus als een hete aardappel door naar de rechtspraak en de rechtspraktijk, om op termijn een concretere definitie eraan te verbinden. Niet omdat het onmogelijk is voor de regering, maar omdat het lastig is. Waarom voert de staatssecretaris deze taak niet zelf uit, zou ik hem willen vragen. Waarom delegeert hij zijn taak zowel in tijd als in functie, terwijl hij de aangewezen persoon is om deze normen concreter in dit stadium in te vullen?
Erkent de staatssecretaris bovendien dat hij met zo'n houding bij voorbaat uitgaat van onvermijdelijk misbruik van deze norm en dat hij misbruik eigenlijk op de koop toeneemt, totdat de rechtspraak het rechttrekt? Is dat goed en verantwoord bestuur volgens hem, wanneer het op onze fundamentele rechten aankomt? Is dat hoe je met burgers omgaat? We zien ook dat veel van deze besluiten over onze gegevens in bulk worden genomen. De verleiding is daarbij helaas vaak groot om het te delegeren aan algoritmes.
Dat is enerzijds aanlokkelijk vanwege de grote efficiëntie van algoritmes. Anderzijds weten we ook hoe faliekant fout dit kan gaan. Daarom maak ik me ook zorgen, zeker als fundamentele rechten in het geding zijn. Ik hoef het woord "toeslagenmisdaad" maar te noemen en iedereen hier weet waar ik het over heb. Kan de staatssecretaris garanderen dat bij een zwaarwegend belang, waar fundamentele rechten in het geding kunnen komen, besluiten door mensen worden genomen, onderbouwd en onafhankelijk getoetst? Wordt met andere woorden de menselijke maat volgens de staatssecretaris gewaarborgd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Ik kan het niet teruglezen.
Voorzitter. Dan transactiemonitoring. Onder deze wet kunnen financiële instellingen geautomatiseerd transacties blokkeren. Dit draagt wederom bij aan de efficiency, maar de praktijk heeft inmiddels ook al duidelijk de schaduwkant aangetoond. Het wordt eens tijd dat we daar wat tegen gaan doen. Mensen en organisaties met een islamitisch klinkende naam worden buitenproportioneel vaak gediscrimineerd door financiële instellingen. Dit is geen hypothetische situatie meer. Er hebben al meerdere zaken voor het College voor de Rechten van de Mens plaatsgevonden en de conclusie is helaas snoeihard: financiële discriminatie van moslims is helaas aan de orde van de dag hier in Nederland.
Voorzitter. En toch zie ik niets, maar dan ook niets in het wetsvoorstel dat dit probleem adresseert. Waarom? Het lijkt wel alsof we onze ogen hiervoor willen sluiten. Dit is het minste wat ik in deze wet terug had willen lezen. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe hij voorkomt dat deze wet de financiële discriminatie van moslims verder in de hand werkt, door gegevensdeling juist te vergemakkelijken? Hoe voorziet deze wet in waarborgen om de mogelijk geautomatiseerde discriminatie van personen op basis van nationaliteit, etniciteit, religie en andere gronden tegen te gaan, zoals we die nu veelvuldig zien bij financiële instellingen? Gaat deze verzamelwet het bestaande probleem bij financiële instellingen niet alleen maar vergroten? Dat is namelijk wat ik hierin zie.
Voorzitter. DENK hamert op deze punten omdat de digitalisering van de samenleving veel sneller gaat dan de doorsneeburger kan bijbenen. Mensen hebben namelijk doorgaans het gevoel dat ze geen keuze hebben. Ze moeten hun gegevens afstaan en hebben geen flauw benul wat ermee gebeurt, wie ze opslaat en waarom het zo noodzakelijk is dat iedereen maar bij hun persoonsgegevens kan blijven komen. Het ergste is dat veel van de instanties en organisaties die aan het hunkeren zijn naar onze gegevens, dat zelf ook niet altijd goed kunnen verklaren. Toch lijkt alles, ook deze verzamelwet, onverkort in dienst te staan van hoe grote organisaties en bedrijven steeds makkelijker en vrijer gegevens van burgers met elkaar kunnen delen, op basis van een wettelijke grondslag.
Voorzitter. Wat DENK betreft gaan we hier echt te lichtvoetig mee om. Daarom heb ik een aantal vragen en ben ik benieuwd of de staatssecretaris hier ook op kan reageren. Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens meer tanden krijgt? Gaat hij ervoor zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens schadevergoedingen kan opleggen bij schendingen van fundamentele rechten? En wanneer rechten van burgers worden geschonden, moet de Autoriteit Persoonsgegevens slagkracht hebben om zowel het respect van de schender als het vertrouwen van de slachtoffers van dataschennis te winnen. Dit zou de getroffenen direct recht doen en organisaties scherper houden.
In het verlengde daarvan wil ik de staatssecretaris ook vragen, hoeveel extra budget hij bereid is om de Autoriteit Persoonsgegevens te geven om de capaciteitsproblemen aan te pakken. Het kost uiteindelijk toch altijd geld. Is hij het ermee eens dat de Autoriteit Persoonsgegevens haar onderzoeken sneller en effectiever kan uitvoeren met meer budget? Extra financiering is namelijk essentieel, niet alleen voor betere handhaving voor de Autoriteit Persoonsgegevens zelf, maar op de lange termijn ook om bedrijven sneller duidelijkheid te geven over hun verplichtingen. Daar wachten ze nu altijd te lang op. Is de minister het eens dat de versterking van de Autoriteit Persoonsgegevens daarom een cruciale voorwaarde is? En kan de positie van de functionaris gegevensbescherming worden versterkt door bijvoorbeeld een verplichte interne toezichthouder te eisen bij bedrijven en organisaties die veelvuldig met persoonsgegevens willen werken?
Voorzitter. Organisaties moeten wat DENK betreft intern beter gecontroleerd worden op hun omgang met persoonsgegevens. Zij moeten daar beter mee omgaan als ze aangeven hier noodzakelijkerwijs gebruik van te moeten maken. Een verplichte functionaris gegevensbescherming kan zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, zodat burgers niet aan het kortste eind trekken. Dat willen we hier in dit huis hopelijk allemaal niet. Welke waarborgen uit de verzamelwet moeten bedrijven bovendien verplichten om gegevens anoniem op te slaan en de privacy van burgers te beschermen bij datalekken? Datalekken blijven een risico, zoals ook, neem ik aan, de staatssecretaris heel goed weet. Bedrijven moeten daarom verplicht worden om gegevens effectief te anonimiseren, zodat bij een lek de impact minimaal is. Ten slotte mijn laatste vraag: kan de staatssecretaris hierop reageren en vertellen hoe hij dit in de wet heeft geregeld of wil gaan regelen?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer El Abassi, voor uw inbreng namens DENK. Ik zie geen verdere interrupties. Dat betekent dus dat we aan het einde zijn gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer.
Ik kijk heel even naar de klok. Er zijn best wat vragen gesteld en ik wil de schorsing combineren met de dinerpauze. Ik zou willen voorstellen om tot 20.00 uur te schorsen. Ik kijk heel even naar de staatssecretaris: die zie ik knikken. Dan schors ik tot 20.00 uur.
Daarbij wil ik de staatssecretaris nog wel vragen om ook de appreciatie van de drie amendementen mee te nemen. Dat helpt namelijk altijd wel om te beoordelen of er nog aanvullende moties nodig zijn in de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Ik schors tot 20.00 uur. Eet smakelijk, allemaal.
De vergadering wordt van 18.54 uur tot 20.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht, oftewel de Verzamelwet gegevensbescherming (36264).
We hebben voor de dinerpauze de eerste termijn gehad van de zijde van de Kamer. Er zijn inmiddels drie amendementen ingediend. Er zijn ook behoorlijk wat vragen op de staatssecretaris afgevuurd. Hij staat al klaar om die vragen allemaal te gaan beantwoorden. Daartoe geef ik hem het woord.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Struycken:
Dank u wel, voorzitter. Het verheugt mij dat wij nu, na een technische briefing in maart van het jaar 2023 en een rondetafelgesprek in december 2024, dit voorstel plenair kunnen behandelen. Toepassing van de AVG en de bijbehorende wet- en regelgeving wordt vaak complex gevonden. Het gevoel bestaat dat er weinig kan. Er werd door uw Kamer vandaag gerefereerd aan "het AVG-slot", terwijl de AVG een kan-wet zou moeten zijn in de beleving. "Handelingsverlegenheid" is hier een kernwoord. Als oplossing wordt vaak gesuggereerd om zo veel mogelijk te regelen en vast te leggen in de Uitroeringswet AVG of in sectorale wetgeving. Als wetgeving nodig is, dan moet en zal die uiteraard tot stand komen. Ik weet dat veel collega-bewindspersonen drukdoende zijn met wet- en regelgeving, ieder op hun eigen terrein. In vrijwel ieder wetsvoorstel bevindt zich tegenwoordig wel een passage over het verwerken en het delen van persoonsgegevens. Dat is onvermijdelijk en goed.
Toch moet ik ook waarschuwen voor wat ik in het commissiedebat van 18 maart al noemde: de regelreflex. Wetgeving zal namelijk niet altijd de gewenste oplossing bieden en leidt in ieder geval tot meer regeldruk. Regeldruk is iets wat we nou juist een halt willen toeroepen. De ervaring leert dat bij het creëren van grondslagen ook discussies ontstaan over de waarborgen. Meer gedetailleerde regels kunnen dan ook juist weer tot verlamming leiden. Wel zal iets gedaan moeten worden aan de genoemde handelingsverlegenheid door betere voorlichting vanuit de overheid, vanuit de Autoriteit Persoonsgegevens, maar ook vanuit de functionarissen gegevensbescherming. Daarom zetten wij in, zoals ik in het commissiedebat ook toelichtte, op het versterken van de functionaris gegevensbescherming, zodat ook meer kennis beschikbaar komt binnen de organisaties en daarmee nauwe kennis van de primaire processen in die organisaties. Terughoudendheid wordt lang niet altijd veroorzaakt, en dus ook lang niet altijd opgelost, door wetgeving. Het is vaak een kwestie van onzekerheid, onervarenheid of onduidelijkheid over de eigen taakuitvoering en heel soms ook van gemakzucht.
Een ander belangrijk punt van aandacht dat ik beluisterde in uw bijdragen zijn de rol van en de taakvervulling door de Autoriteit Persoonsgegevens. U zult begrijpen dat mij daar, gelet op de onafhankelijkheid van de Autoriteit Persoonsgegevens, terughoudendheid past. Ik heb echter goed gehoord wat de heer Krul naar voren bracht. Dat is een duidelijke uiteenzetting van de situatie. Hij gaf weer wat de samenleving van de autoriteit verwacht en mag verwachten. Maar het is ook van belang te constateren dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft toegezegd dat zij regelmatig zal gaan communiceren over de verbeteracties die zij inzet en de voortgang daarvan. Ook zal zij periodiek verantwoording afleggen. Als het gaat over de taken en de bevoegdheden van de Autoriteit Persoonsgegevens, over de positie van de Autoriteit Persoonsgegevens in ons staatsrechtelijk bestel en ook over het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens, zijn dat allemaal onderwerpen waarop ik terugkom in de aangekondigde Kamerbrief, die reageert op de evaluatie die in opdracht van de AP is uitgevoerd en het reflectierapport dat de AP daarbij heeft gevoegd. Ik heb aangekondigd die Kamerbrief nog voor het meireces te sturen. Maar ik vind het van belang om ook met de Autoriteit Persoonsgegevens zelf daarover te kunnen spreken, dus ik verwacht een aantal weken meer daarvoor nodig te hebben. Maar dat zal nog voor het zomerreces zijn.
Ik gaf het al aan: als het nodig is, moet wetgeving tot stand worden gebracht. Ook door uw Kamer wordt voortdurend aandacht gevraagd voor nieuwe inzichten, uitspraken en ontwikkelingen die zich zullen blijven voordoen in het dynamische rechtsgebied van het gegevensbeschermingsrecht in een steeds veranderende samenleving met steeds nieuwe technologieën. De verzamelwet die we vandaag behandelen zal zeker niet het laatste voorstel tot wijziging van de Uitvoeringswet AVG zijn.
Een brede verzamelwet, zoals we vandaag behandelen, is echter niet de vorm die ik nogmaals zou willen voorstellen. De verzamelwet zoals we die nu op tafel hebben, is niet een verzamelwet in de zin van een wet die enkele technische correcties aanbrengt. Het is een beleidsinhoudelijke verzamelwet die raakt aan de beleidsverantwoordelijkheid van veel andere bewindspersonen. Zo'n wet is complex, vraagt veel afstemming en ziet ook op sectoren waar ik als verantwoordelijk bewindspersoon voor dit wetsvoorstel onvoldoende zicht op heb. Daarom denk ik dat we niet opnieuw zouden moeten kiezen voor een brede verzamelwet, zoals we thans behandelen, maar zouden we moeten kiezen voor een regelmatige actualisering van de Uitvoeringswet AVG, met de focus daarop. Het gaat dan dus om de algemene wet en niet ook over andere wetgeving die in essentie sectorale wetgeving is. Ik kom daar straks nog even op terug.
Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes. Ik begin met wat ik de wetgevingssystematiek heb genoemd, dus de algemene vragen die naar voren zijn gebracht over de keuzes die we hebben als het gaat om wetgevingssystematiek. Dan ga ik in op twee specifieke thema's. Ten eerste is dat het gebruik van biometrische gegevens in verband met de problematiek van het zwaarwegende belang. Beide zijn gekoppeld aan artikel 29 van de uitvoeringswet. Dan de problematiek van jongeren en leeftijd — één kernelement van de verzamelwet. Dan komen er nog een aantal andere inhoudelijke privacyonderwerpen die verband houden met deze wet en die ik nog niet genoemd heb. Dan heb ik nog een aantal overige vragen en sluit ik af met een appreciatie van de drie amendementen.
Wat de wetgevingssystematiek betreft: de problematiek van het AVG-slot. Mevrouw Kathmann heeft daar uitvoerig aandacht voor gevraagd. Ik maakte in mijn inleiding al duidelijk dat ik de mening deel dat handelingsverlegenheid nu een groot probleem is. De handelingsverlegenheid is schadelijk en onwenselijk. Deze zet de AVG in een verkeerd daglicht en creëert maatschappelijke problemen. Deze werkt verlammend en dat is een slechte zaak. Maar zo is de AVG nooit bedoeld. Laten we elke keer weer vooropstellen dat de AVG is bedoeld als een regeling die het vrije verkeer van persoonsgegevens bevordert en consumenten in verband daarmee beschermt. Overweging 4 van de AVG benadrukt niet voor niets dat de verwerking van persoonsgegevens in dienst moet staan van de mens. Deze stelt duidelijk dat hoewel de bescherming van persoonsgegevens essentieel is, het geen absoluut recht is en dat het recht in balans moet zijn met de andere grondrechten. Dit moet allemaal in lijn met het evenredigheidsbeginsel zijn.
In zekere zin zou je kunnen zeggen dat we beter moeten leren roeien met de riemen die we hebben. Dat klinkt negatief, maar dat is een andere manier om te zeggen dat er vaak meer mogelijk is dan gedacht wordt. Met de riemen die we hebben komen we een heel end, alleen moeten we daar meer ruimte aan geven. Grondslagen voor gegevensverwerking worden soms onnodig restrictief geïnterpreteerd. Met de verwerkingsgrondslag toestemming lijkt ook meer te kunnen dan lange tijd verondersteld werd. We moeten dan ook blijven kijken naar de beste oplossingen. Nadenken over nieuwe wetgeving en het herzien van wetgeving zijn daar een onderdeel van, maar dat is niet de enige manier.
Wat betreft de aanpak van de knelpunten die het Netwerk van Publieke Dienstverleners ervaart, is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de coördinerend minister voor het project Werk aan Uitvoering. Ik noem die knelpunten omdat het een belangrijk voorbeeld is van een document waarin die knelpunten zijn gesignaleerd. Die moeten sectoraal worden opgepakt.
Mevrouw Kathmann had een algemene vraag. Zij vroeg wanneer een grondslag of uitzondering verstrekkend genoeg is om een nieuwe wet te rechtvaardigen. Hoe bepalen we nou of een grondslag of uitzondering in de UAVG of in een sectorwet thuishoort? Wat hoort wel en niet thuis in een verzamelwet? Of een uitzondering of een grondslag in een sectorwet of in de UAVG moet worden opgenomen, hangt af van het onderwerp. Als dit hoort bij een bepaalde sector, dan past deze het beste in sectorwetgeving, want dan kunnen bepalingen ook het beste worden toegesneden op het betreffende rechtsgebied of het maatschappelijk veld. Er zijn ook thema's die de sectorwet overstijgen, zoals het gebruik van bijzondere persoonsgegevens ten behoeve van statistiek of van wetenschappelijk of historisch onderzoek. Dat zijn dus onderwerpen die typisch aan de UAVG behoren. Ook kan er voor een UAVG gekozen worden als er nog geen sectorwet bestaat, zoals bij het gebruik van bijzondere persoonsgegevens door de reclassering. Maar het blijft een keuze, een afweging. Het antwoord op de vraag waar dit het beste bij past, is niet altijd evident.
De heer Valize vroeg hoe ik verder wil. Tijdens het debat op 18 maart heb ik al begrip gevraagd voor de beperking in de reikwijdte van het voorstel dat we vandaag bespreken. Dat betekent eigenlijk dat we de verleiding moeten weerstaan om hier extra onderwerpen in op te nemen, om vertraging te vermijden. Maar ik heb u toen toegezegd dat we gaan werken aan een brede revisie van de UAVG. De onderwerpen die toen en vandaag aan de orde zijn gekomen en de onderwerpen die ook besloten liggen in de eerdere adviezen van de Raad van State en van de Autoriteit Persoonsgegevens en anderen zijn voor zover niet opgenomen in deze verzamelwet, en ook de onderwerpen die bij de rondetafel aan de orde zijn gekomen zijn allemaal onderwerpen die we met elkaar moeten agenderen voor een nadere revisie — ik noem het nu een actualisering — van de UAVG. Daarbij moeten we, conform de suggestie van de heer Valize, uiteraard goed kijken wat er in andere Europese lidstaten gebeurt met de AVG om daar inspiratie aan te ontlenen, ook als het gaat om grondslagen en uitzonderingen.
Mevrouw Kathmann doet een voorstel voor hoe verder te gaan. Dat is een voorstel aan uw Kamer. Het is in eerste instantie dus aan uw Kamer om te bepalen hoe u hiermee verder wilt, maar ik spreek gaarne mijn bereidheid uit om mij daar ook op te richten. Een aandachtspunt is de vraag wat waar thuishoort. Ik gaf al aan dat dit typisch wetgeving betreft waarvoor iedere bewindspersoon in zijn domein een eigen verantwoordelijkheid draagt. Het is een onderwerp dat inmiddels in vrijwel elke wet een plaats hoort te krijgen en daarmee ook een sectorspecifieke toepassing moet krijgen.
Ik ben gaarne bereid om over de Uitvoeringswet AVG en ook over andere wetten die tot mijn portefeuille behoren in gesprek te gaan met de relevante sectoren om knelpunten in kaart te brengen en indien nodig uit te werken en ze dan voor te leggen aan uw Kamer. Dat kan onderdeel zijn van een cyclisch proces van actualisering. Het lijkt me een goede zaak dat we streven naar het periodiek inventariseren van knelpunten en van tijd tot tijd kiezen voor actualisering. Ik noem dat nu niet een verzamelwet, om de redenen die ik heb genoemd, maar een actualisering van de UAVG, de algemene wet die tot mijn portefeuille behoort. Daartoe span ik mij gaarne in. Daarmee doe ik eigenlijk ook impliciet de suggestie dat de Kamer een vergelijkbare afspraak moet maken met de andere bewindspersonen van de betreffende departementen om de knelpunten in de sector te inventariseren. Het is niet realistisch voor mij om daar een coördinerende rol in te vervullen door de knelpunten van al die andere ministeries te inventariseren en die allemaal tezamen hier neer te leggen.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik was aan het begin heel blij met het antwoord, want toen dacht ik: hé, hoor ik daar nu toch iets over een coördinerende functie? Want we hebben wel een probleem: het feit dat ieder departement eigenlijk aan de lat staat om dit goed te regelen, maakt dat we het niet regelen. Als we van dat AVG-slot af willen, zal er een bepaalde mate van coördinatie moeten zijn om van dat AVG-slot af te komen. Dus is er nog een stap te maken of kan er in ieder geval een soort coördinatie zijn, zodat we het hier bij elkaar brengen? We kunnen ook meerdere bewindspersonen uitnodigen. Misschien kunnen dat niet alle bewindspersonen zijn, maar met vier komen we misschien al heel ver. Zijn dat wel stappen die we zouden kunnen zetten?
Staatssecretaris Struycken:
Ik kan me voorstellen dat het van belang is dat we een breed beeld houden op alle knelpunten die worden gesignaleerd, maar het op gang houden van het proces om die knelpunten te inventariseren … Er is nog een andere reden waarom ik het van belang vind dat iedere bewindspersoon daar zelf verantwoordelijkheid voor neemt en ook op aangesproken wordt, ook vanuit uw Kamer, want het moet een onderdeel worden: gegevensbescherming is een onvermijdelijk onderdeel van alles wat er gebeurt op het vlak van wetgeving. De vraag moet op tafel liggen bij elke bewindspersoon. Ik denk dat het, zeker waar het sectorgebonden is en waar het dus sectorale wetgeving betreft, ook het beste behandeld kan worden in de betreffende Kamercommissie, waar de affiniteit met de sector het grootst is. Ik denk dus dat er ook een belang mee gemoeid is dat vanuit uw Kamer maar dus ook vanuit de andere commissies binnen uw Kamer die actualisering van relevante wetgeving op basis van een inventarisatie van knelpunten plaatsvindt in een dialoog tussen uw Kamer en elke bewindspersoon afzonderlijk.
Dan blijft nog een beetje de vraag over ten aanzien van de helikopterfunctie, het zien wat er overal gebeurt en kijken of daar lijnen in zitten en of er misschien ook een overkoepelend instrument nodig is. Ik kan me voorstellen dat wij de vinger wel aan de pols houden, maar ik aarzel erover of ik die coördinerende taak vanuit mijn departement waar kan maken, ook omdat de eigen verantwoordelijkheid van de bewindspersoon om die verantwoording rechtstreeks in relatie tot uw Kamer te nemen, dan verloren gaat.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Dral, VVD.
Mevrouw Dral (VVD):
U zegt dat iedere bewindspersonen zelf verantwoordelijk is, maar deze discussie wordt al jaren gevoerd en niemand neemt die verantwoordelijkheid. Ik denk dat het, als we dit echt goed willen kunnen oplossen, juist heel belangrijk is dat er een overzicht van al die knelpunten komt, want dit is in de hele samenleving een probleem. Op het moment dat we een goed overzicht hebben, kunnen we ook goed prioriteren. Ik gaf al aan dat we het niet allemaal tegelijkertijd kunnen doen, maar ik denk dat het wel heel belangrijk is dat iemand een voortrekkersrol neemt. Volgens mij is het goed dat de Kamer in ieder geval één groot overzicht krijgt van al deze problematiek en dat het daarna weer naar andere departementen gaat, maar ik denk dat we ergens moeten beginnen om een goed overzicht te krijgen.
Staatssecretaris Struycken:
Mijn vrees is dat het een veel grotere klus is dan het lijkt om die knelpunten te inventariseren. Dat moeten de verschillende bewindspersonen en ministeries echt zelf doen, want het betekent ook dat er gepraat moet gaan worden met de organisaties die in het veld op dat vlak actief zijn. Als die rol neergelegd wordt bij één bewindspersoon — dat zou misschien de staatssecretaris Rechtsbescherming kunnen zijn — en als je die knelpunten echt goed wil inventariseren, moet ik gaan praten met al die verschillende organisaties in het veld bij Onderwijs of bij Sociale Zaken. Dat is niet realistisch; dat kan ik met mijn mensen niet waarmaken. Het is bovendien van belang dat de minister van Onderwijs of de minister van Sociale Zaken zelf met die organisaties gaat praten in het licht van de vraag wat de knelpunten zijn. Daar moeten ze zelf over rapporteren aan uw Kamer. Dan moeten ze mij een kopie sturen, zodat ik het wel op een rij kan leggen. Dat ben ik gaarne met u eens, maar ik kan niet de verantwoordelijkheid dragen om per ministerie in het veld de knelpunten te gaan analyseren. Dat moeten ze zelf doen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Dral (VVD):
Ik snap dat de staatssecretaris dat niet allemaal zelf gaat doen, maar jullie zitten regelmatig bij elkaar en volgens mij kan er toch besproken worden dat iedereen daar zijn verantwoordelijkheid neemt en dat u dat dan verzamelt en met ons deelt. Het gaat er echt om dat we dit doen na al die jaren, want dat is echt het probleem. Dat merk je ook in de samenleving. Volgens mij willen we dit allemaal oplossen. Maar volgens mij kun je alleen maar iets oplossen op het moment dat de verantwoordelijkheid wordt gepakt en er eerst wordt gekeken waar de problemen zitten. Dan kunnen we goed prioriteren. Volgens mij is dat de volgorde. Ik begrijp dat u dat niet allemaal alleen kunt doen, maar volgens mij kunt u wel uw collega's vragen om dat voor een bepaalde datum te doen en te inventariseren, om dat daarna in één groot overzicht aan de Kamer te geven.
Staatssecretaris Struycken:
Mij is verzekerd dat dat een hele grote klus is. Maar ik zie het belang er wel van. Ik onderschrijf ook dat we op een punt zijn gekomen dat er iets moet gebeuren. De tijden zijn veranderd. Ik hoorde mevrouw Dral zeggen: we praten hier al jaren over. We zijn nu een paar jaar verder. Ik denk dat de actualiteit en de urgentie van het onderwerp duidelijker is geworden, mede dankzij de Autoriteit Persoonsgegevens. Het staat meer op de radar, ook doordat het in sommige sectoren in toenemende mate wordt ervaren als een belasting; dat is de regeldrukproblematiek. Het onderwerp heeft een veel grotere urgentie gekregen in het veld en de maatschappij, maar daarmee ook op de verschillende departementen. Ik denk dus dat er wel wat veranderd is en dat de tijd rijp is om op een nieuwe manier invulling te geven aan die taak. Daar wil ik graag over meedenken. Misschien moet dat onderdeel zijn van het vervolgtraject waarin wij met elkaar nadenken over de manier waarop we dit het beste kunnen aanvliegen. Ik kan me voorstellen dat ik, zoals ik zei, een vinger aan de pols houd. Maar als ik de motor en gangmaker moet zijn om er binnen al die departementen vóór een bepaalde datum voor te zorgen dat er met al die uitvoeringsorganisaties is gepraat … Laat ik het anders zeggen, voorzitter. De tucht van de Kamer werkt beter dan de tucht van de staatssecretaris Rechtsbescherming. Misschien is dat een andere manier om het te zeggen. Nu kijk ik naar mevrouw Kathmann, maar dat is toeval.
De voorzitter:
Ik zie in ieder geval een glimlach op de gezichten.
Staatssecretaris Struycken:
Het is evident dat het van belang is. Ik houd niet op met nadenken hierna. We moeten hierover doordenken, want het is duidelijk dat de knelpunten, en met name het inventariseren van de knelpunten in het veld, cruciaal zijn om het AVG-slot los te krijgen.
Voorzitter. De heer Valize vroeg terecht aandacht voor het Draghi-rapport. Het Draghi-rapport heeft op dit moment een grote invloed op ons denken binnen de Europese Unie. Bij elke reis die ik naar Brussel maak, staat het Draghi-rapport en de inhoud en boodschap daarvan, heel centraal. Dat raakt ook in heel belangrijke mate aan de wind die in Europa waait waarbij heel kritisch wordt gekeken naar regeldruk. Dat gaat over onnodige regeldruk aanpakken en over dereguleren in sommige opzichten. Tegelijkertijd is het ook onderdeel van het regeerprogramma, waarmee de heer Valize bekend is. De minister van Economische Zaken heeft in december jongstleden het Actieprogramma Minder Druk Met Regels gepresenteerd. We zien zowel in Nederland als in Brussel, in de Europese Unie, een inzet op verminderde regeldruk. Dan ligt de AVG boven op het bureau, met name ook bij het mkb, als wetgeving die grootschalig, complex en ingewikkeld is.
De Europese Commissie wil inderdaad de administratieve lasten op allerlei manieren aanpakken. De benadering die in Europa wordt gekozen zijn de Omnibuspakketten. De Europese Commissie heeft inderdaad aangekondigd in dat kader te gaan beoordelen in hoeverre de Europese digitale wetgeving nog aansluit bij de behoefte. Dan volgt een Omnibus voor digitale regelgeving. Ik denk dat het erg van belang is dat wij vanuit Den Haag, mede met de kritische blik van de Kamer, goed gaan volgen wat die Omnibus behelst. Het moet wel een evenwichtig pakket blijven waarin de balans tussen bescherming en gegevensverwerking blijft bestaan.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Krul, CDA.
De heer Krul (CDA):
Pleit de staatssecretaris, als hij in Brussel bij zijn collega's is, dan ook expliciet voor een herziening van de GDPR, van de UAVG? Proeft de staatssecretaris bij zijn collega's dat die GDPR, los van de Omnibus, inderdaad expliciet rijp is voor revisie?
Staatssecretaris Struycken:
Ja, ik proef dat zeker. Dit is een thema dat op allerlei punten terugkomt en ook in verschillende contexten, bijvoorbeeld als het gaat om de regeldruk voor het bedrijfsleven in Europa of als het gaat om gegevensuitwisseling in de strafrechtketen. Het thema van het faciliteren van gegevensuitwisseling in de zin van eenvoudiger maken, staat eigenlijk bij elk onderdeel op de agenda.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Struycken:
De heer Valize vroeg nog naar een consultatieplicht, dus naar de verankering van de komst van een consultatieplicht voor normuitleg die meerdere partijen raakt. Ik vind deze suggestie het onderzoeken waard. Ik ben bereid om hierover in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens. Consultatie over normuitleg is al gangbaar en verplicht in bijvoorbeeld het Europees Comité voor gegevensbescherming, ook wel EDPB, waarin de Europese gegevensbeschermingstoezichthouders samenwerken. Ik verwijs naar artikel 70, lid 4 van de AVG. Ook hebben gegevensbeschermingstoezichthouders, een lang woord, in diverse Europese lidstaten hiermee al positieve ervaringen. Ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomst van het onderzoek, maar het opnemen van een consultatieplicht in de UAVG komt mij op voorhand niet onmogelijk voor. Ik vind het dus een goed idee. Het voorgaande laat onverlet dat de normuitleg aan de Autoriteit Persoonsgegevens is, maar die rolverdeling hoeft niet te worden aangetast door een verplichting voor de Autoriteit Persoonsgegevens om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten door middel van consultaties en die consultaties mee te nemen in de belangenafweging.
De heer Valize stelde ook een andere vraag met betrekking tot wetgevingssystematiek, namelijk waarom we de bijzondere persoonsgegevensverwerking door accountants nou in deze verzamelwet hebben opgenomen. Laten we vaststellen dat het van belang is dat deze belangrijke kwestie goed geregeld wordt. De inschatting was destijds, een paar jaar geleden dus, dat het opnemen van deze grondslag in dit wetsvoorstel het snelst tot resultaat zou leiden, maar het had evenzeer in een zelfstandig wetstraject geregeld kunnen worden. Op dit moment heeft het geen meerwaarde om dit nu nog uit de verzamelwet te lichten, want het gaat er natuurlijk vooral om dat het nu snel geregeld wordt. Op dit moment is aanvaarding van de verzamelwet de snelste route. Achteraf bezien was een andere keuze een aantal jaren geleden echter goed denkbaar geweest en misschien ook beter.
Mevrouw Kathmann vroeg mij uit te leggen welke nieuwe bepalingen zijn toegevoegd, waarin een regeling wordt gedelegeerd naar een algemene maatregel van bestuur. Het wetsvoorstel kent twee nieuwe delegatiebepalingen. Ten eerste worden in de Wet op het financieel toezicht bij AMvB nadere regels gesteld over passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en de gerechtvaardigde belangen van cliënten in geval van het blokkeren of opschorten van betalingstransacties. Dat is het artikel met letter X van het wetsvoorstel strekkende tot wijziging van artikel 3:17 van de Wft. De tweede nieuwe delegatiebepaling is de ministeriële regeling ten aanzien van de benoeming van de leden van de Autoriteit Persoonsgegevens. Er is ook één delegatiebepaling geschrapt. Dat is de delegatiebepaling van artikel 46, die ziet op de verwerking van het nationaal identificatienummer. De achterliggende vraag is natuurlijk of het nodig is om dit bij AMvB te doen. In deze gevallen wordt dat wenselijk geacht om voldoende flexibiliteit te houden, zodat er later sneller en makkelijker invulling kan worden gegeven aan de uitwerking van deze regeling. Het kader wordt nu in de wet geregeld, maar voor de uitwerking die misschien wat meer technisch en wat minder principieel is, kiezen we voor een AMvB.
Mevrouw Kathmann vroeg ook nog waarom we dit niet gewoon op dit moment uitwerken in de wet of in de memorie van toelichting. Doorgaans gaat het om een technische uitwerking of nadere waarborgen, maar het kan ook gaan om zaken die wat sneller moeten kunnen worden aangepast, zoals dat persoonsgegevens moeten kunnen worden gedeeld met nieuwe organisaties. Niet alles is te voorzien op het moment van het opstellen van de wet en de memorie van toelichting, zeg ik nu in algemene zin. Maar uiteraard verdient het de voorkeur dat wat wel duidelijk is in ieder geval meteen wordt meegenomen in de memorie van toelichting. Maar ik heb in dit wetsvoorstel geen concrete voorbeelden waarin dat achterwege is gebleven.
Mevrouw Kathmann stelde ook nog een andere vraag, over de controle. Eigenlijk is dat een vraag over de controle op regelingen die in een AMvB zijn opgenomen. Ik volsta nu met de opmerking dat AMvB's altijd in internetconsultatie worden gebracht en worden voorgelegd aan de Raad van State. Als ze over gegevensverwerking gaan, worden ze ook voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Ze zijn dus vroegtijdig openbaar, ook voor de Kamer. Er zijn natuurlijk voorbeelden van situaties waarin de Kamer naar aanleiding daarvan de bewindspersoon naar de Kamer heeft geroepen.
Dit waren mijn opmerkingen over wat ik maar even "de algemene wetgevingssystematiek" genoemd heb.
De voorzitter:
Ik kijk heel even rond of er nog antwoorden op vragen gemist worden. Dat is niet zo. Dan gaan we door naar het tweede blokje.
Staatssecretaris Struycken:
Ja. Dat betreft een specifiek maar wel belangrijk onderwerp: het gebruik van biometrische gegevens en de problematiek van het zwaarwegend belang.
De vraag van de heer Van Waveren, mede namens de heer Six Dijkstra, was of betrokkenen het recht behouden om te weigeren dat hun biometrische gegevens als authentificatiemiddel gebruikt worden voor locaties, zonder dat er sprake is van een zwaarwegend belang. Het voorbeeld van de sportschool is aansprekend. Ja, betrokkenen behouden het recht dat te weigeren. Artikel 29 UAVG geldt, zoals u weet, alleen indien het verwerken van biometrische gegevens noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang voor beveiligings- of authentificatiedoeleinden. Wanneer van zo'n zwaarwegend algemeen belang geen sprake is, zoals in een sportschool, dan blijft toestemming van de betrokkene vereist. Die toestemming moet duidelijk, actief en in vrijheid zijn gegeven. Dat betekent dus ook dat iemand niet voor het blok mag worden gezet. Als er, zoals in het voorbeeld, alleen via toegangspoortjes met gebruikmaking van biometrische gegevens toegang kan worden verkregen tot de sportschool, dan is er dus niet voldaan aan de vereisten die wij stellen ter invulling van het begrip "toestemming". Degenen die niet door de poortjes willen omdat er dan gebruik wordt gemaakt van biometrische gegevens moet dus een alternatief worden geboden om toch toegang te krijgen.
Een variant op die vraag werd ook gesteld door de heer Van Waveren. Die ziet op biomedische gegevens om toegang te krijgen tot winkels. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in haar brief van 5 juni 2020 de supermarkten gewezen op de regels voor gezichtsherkenning in winkels. Het wettelijk kader staat niet toe dat zonder uitdrukkelijke toestemming gezichtsherkenning wordt gebruikt voor toelating van mensen tot supermarkten. Het is niet aan mij om dat actief te voorkomen. Elke verwerkingsverantwoordelijke, zo ook de supermarkten, moet zelf de regels naleven. Zo nodig houdt de Autoriteit Persoonsgegevens daarop toezicht.
De heer Krul vroeg in dit verband naar gezichtsherkenning in voetbalstadions. Hij stelde die vraag in verband met de verzamelwet. Het wetsvoorstel, de verzamelwet, kent geen specifieke regels over gezichtsherkenning bij voetbalstadions. Hiervoor gelden dus de algemene regels. In de voortgangsbrief veilig en gastvrij betaald voetbal van 15 januari 2025 is de minister van Justitie en Veiligheid ingegaan op de motie-Boswijk over een plan om met meer en slimmere camera's rond de stadions relschoppers op de radar te krijgen. Graag verwijs ik u daarnaar.
Mevrouw Kathmann stelde een vraag in verband met de term "verificatie". Artikel 9 van de AVG verbiedt de verwerking van biometrische persoonsgegevens wanneer die worden gebruikt met het doel een natuurlijke persoon op unieke wijze te identificeren. De normuitleg van de Autoriteit Persoonsgegevens houdt in dat dit ziet op zowel identificatie als verificatie van één persoon. Dat sluit aan bij overweging 51 van de AVG, die stelt dat biometrische gegevens niet mogen worden verwerkt wanneer zij unieke identificatie of authentificatie van een natuurlijke persoon mogelijk maken. Het betreft hier dus een Europeesrechtelijke definitie die in de verordening is vastgelegd. Dan is het aan de toezichthouders en aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om deze begrippen uit te leggen en eventuele onduidelijkheid daarover weg te nemen. Dus: het kabinet volgt de lijn van de Autoriteit Persoonsgegevens totdat een rechter anders heeft beslist.
De heer Van Waveren vroeg hoe het zwaarwegend algemeen belang wordt bepaald. De Autoriteit Persoonsgegevens spreekt van de beveiliging van een kerncentrale of van staatsgeheime informatie. De vraag was of de regering hierbij aansluit of dat de regering die norm wil verbreden. De norm zelf wordt niet verbreed, maar wel verduidelijkt. De kritiek bij het oude artikel 29 UAVG luidde dat er, behalve het voorbeeld van een kerncentrale, meer voorbeelden zouden moeten worden gegeven. Daaraan is tegemoetgekomen in de memorie van toelichting bij deze verzamelwet die we vandaag bespreken. Als voorbeelden zijn nu ook genoemd de bedrijven of diensten uit de vitale infrastructuur, zoals telecommunicatie of energievoorziening, en bedrijven met veel risico's door de aanwezigheid van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Een uitputtend totaaloverzicht valt niet te geven, maar met de nieuwe voorbeelden krijgt de praktijk wel nadere duidelijkheid, duiding en rechtszekerheid over de situaties waarin de uitzondering kan worden toegepast, uiteraard onder voorbehoud van het oordeel van de rechter hierover.
De heer El Abassi vroeg naar het verschil tussen algemeen belang en zwaarwegend algemeen belang. Daartussen is geen scherp onderscheid. Bij zwaarwegend algemeen belang is er sprake van een algemeen belang dat zwaarder weegt dan het belang van de bescherming tegen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door het gebruik van bijzondere categorieën van persoonsgegevens. In de verzamelwet hebben we dit nader gewogen door dit waar nodig te koppelen aan de uitvoering van een bij wettelijk voorschrift voorgeschreven verplichting of een bij wet gemarkeerde uitvoering van een taak van algemeen belang.
Ik geef twee voorbeelden. Bij accountantsopdrachten gelden de bij wettelijk voorschrift verplicht gestelde accountantsopdrachten als zwaarwegend algemeen belang. De vrijwillig gegeven accountantsopdrachten vallen hier echter buiten. Het tweede voorbeeld betreft faillissementssituaties. De faillissementscurator beheert en vereffent de boedel in het algemeen belang, om daarmee te komen tot een ordelijke afweging en betaling van de schuldeisers. Daarvoor zal soms ook de verwerking van bijzondere gegevens nodig zijn. Denk aan het ontvangen van een strafrechtelijke boete die is gericht aan de failliet, maar wordt geopend door de curator krachtens de last tot het openen van de post, artikel 14 van de Faillissementswet.
De heer El Abassi vroeg ook nog of ik mij niet te makkelijk van mijn taak afmaak en of ik deze doorschuif naar de rechtspraak. Eigenlijk raakt zijn vraag fundamenteel aan de verhouding van de wetgever tot de rechter als het gaat om het interpreteren, en misschien ook het vormen, van het recht. Het gegevensbeschermingsrecht bestaat voor een deel uit open normen die zich in de praktijk moeten zetten. Dat geldt voor het gegevensbeschermingsrecht, maar niet alleen daar; dat geldt voor het hele recht, en zeker voor het privaatrecht. Zo is er in de loop van de jaren meer helderheid gekomen over de toepassing van een aantal bepalingen, door de jurisprudentie en in dit geval ook door de toezichthouders — dat geldt niet voor het gewone privaatrecht, maar wel hier — al dan niet op Europees niveau. "Zwaarwegend belang" is een begrip dat afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval. Het is dus niet mogelijk gebleken daartoe een algemeen geldend wegingskader op te stellen. Maar uiteraard moeten bij de toepassing ervan altijd de beginselen in acht worden genomen: de beginselen van behoorlijk bestuur en het beginsel van non-discriminatie. Ook zal altijd moeten worden aangetoond dat het belang inderdaad een algemeen zwaarwegend belang is.
Voorzitter. Dan kom ik nu op een punt inzake jongeren.
De voorzitter:
Voor u dat doet, heeft u nog een interruptie van de heer Van Waveren.
De heer Van Waveren (NSC):
Ik wil dat algemeen zwaarwegend belang toch wat verder inkaderen. Ik had ook de vraag gesteld of het openbare plaatsen zouden kunnen zijn die daartoe behoren. Ik kan me voorstellen dat er op het ministerie van de staatssecretaris zelf spullen liggen … Die worden wel afgescheiden; er is natuurlijk een toegangscontrole. Zou dat een plaats zijn die hier op een gegeven moment onder zou kunnen vallen? Ik zoek eigenlijk toch naar iets meer houvast: hoe definiëren we dit? Ik kan me dus voorstellen dat erover nagedacht is om hier bijvoorbeeld ook het regime van de veiligheidsscreeningen op toe te passen. Want wanneer dat van toepassing is, heb je ook een zwaarwegend algemeen belang. En dan laat je er dus ook een ander regime op los om te bepalen waar dat speelt.
Staatssecretaris Struycken:
Ik blijf dicht bij de voorbeelden die ik heb genoemd, die in de memorie van toelichting zijn genoemd. Ik wil daarbij niet een nieuw perspectief schetsen door ook andersoortige voorbeelden te hanteren. Ik markeer dat het dan gaat, zoals ik heb genoemd, om bedrijven of diensten uit de vitale infrastructuur. Dat is het ministerie van Justitie en Veiligheid in beginsel niet. Telecommunicatie en energievoorziening zijn dat wel. Het gaat ook om bedrijven met veel risico's door de aanwezigheid van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, maar dat geldt gelukkig ook niet voor het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ik onderken wel dat er afdelingen zijn waar extra veiligheidsmaatregelen van belang zijn, maar ik denk dat dat nou juist weer interessante voorbeelden zijn die daar wat verder vanaf zitten. Dit is natuurlijk casuïstiek. Casuïstiek is belangrijk, is de basis van rechtspraak, maar ik wil me houden bij de analogieën en de voorbeelden die zijn genoemd. Maar ik nam wel de vrijheid om te zeggen dat ik vermoed dat het voorbeeld dat de heer Van Waveren naar voren brengt, daar wat te ver vanaf zit.
De heer Van Waveren (NSC):
Maar met voorbeelden gaat het wel leven. Daardoor gaan we elkaar begrijpen: wat wordt er met de wet bedoeld? Laat ik dan naar die vitale infrastructuur gaan kijken. Je kunt je voorstellen dat het meterkastje in de straat of het verdeelstation niet vitale infrastructuur wordt, maar een centraal verdeelstation waarvan een hele provincie afhankelijk is misschien wel. Dus bij welk tussenverdeelstation komt de knip dan te liggen? Ik kan me voorstellen — dat scheelt de staatssecretaris en mij een interruptie, voorzitter — dat je dan zegt: het is uiteindelijk aan de werkgever of de eigenaar van de infrastructuur om dat op een gegeven moment af te gaan wegen. Maar ik denk het van belang is om hier met elkaar een beeld van te hebben: hoe ver reikt dat zwaarwegend belang?
Staatssecretaris Struycken:
Dat is natuurlijk altijd aardig. Hoe groot moet het meterkastje zijn? Hoeveel mensen worden erdoor bediend? Misschien kan dat een factor zijn. Ik denk dat je het altijd in verhouding moet blijven zien. Het is een weging, een afweging, met een bepaalde proportionaliteit en dergelijke. Ik denk dat het bij vitale infrastructuur niet om elk meterkastje gaat. Ik ga even terug naar waar het om gaat. Het gaat om het gebruik van biometrische gegevens in het kader van toegang tot een meterkast die meer doet dan alleen maar de wijk, denk ik. Ik denk dus dat die term "vitale infrastructuur" — het woord "vitaliteit" zit daarin — ons op het spoor zet dat uitval daarvan een grootschalige impact heeft op een groot deel van de samenleving. De afbakening zoek ik dan dus in de impact die die infrastructuur heeft. Vandaar de toevoeging "vitaal".
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Van Waveren (NSC):
Hiermee komen we volgens mij een stap verder in met elkaar begrijpen waarvoor het bedoeld is. Ik laat dit even op me inwerken. Dan kom ik er in de tweede termijn misschien nog op terug of we dat nader met elkaar moeten vastleggen.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Dan kom ik bij de jongeren.
De voorzitter:
Oké, u vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Struycken:
Dat betreft de leeftijdsgrens.
De voorzitter:
Ja.
Staatssecretaris Struycken:
Dat was een vraag van mevrouw Kathmann en de heer Krul. Op grond van artikel 5 van de uitvoeringswet, de UAVG, moet de wettelijk vertegenwoordiger van een kind tot 16 jaar toestemming geven. Dat blijft ongewijzigd. In het nieuwe artikel 5, dus het artikel 5 dat we door middel van de verzamelwet die we vandaag bespreken, willen wijzigen, worden jongeren van 12 tot en met 15 jaar, dus tot 16 jaar, als zelfstandig genoeg gezien om een eventueel door de wettelijk vertegenwoordiger gegeven toestemming in te kunnen trekken. Dat ziet dus op de mogelijkheid van intrekking, als die jongeren van 12 tot 16 jaar echt niet willen dat hun persoonsgegevens worden gebruikt. Het gaat hier dus alleen om de grondslag "toestemming". Het kan zijn dat er andere grondslagen zijn voor gegevensverwerking, zoals een wettelijke plicht, een overeenkomst, een algemeen belang, een vitaal belang of een gerechtvaardigd belang. Dan geldt artikel 5 niet.
Er is voor gekozen, zoals uiteengezet in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag, om de gezinsverhoudingen niet verder te juridificeren. Uiteindelijk moet de verwerkingsverantwoordelijke, net als bij het medisch beroepsgeheim, samen met de wettelijke vertegenwoordiger en de minderjarige bepalen om wel of geen persoonsgegevens te verwerken ingeval de minderjarige de toestemming intrekt maar de ouders vervolgens die toestemming weer wel geven. Het belang van het kind moet hier centraal staan. Een concreet voorbeeld is een school die foto's wil plaatsen op de website. Vanaf 16 jaar is de jongere zelf verantwoordelijk voor zowel het geven als het intrekken van toestemming.
Wat nu als men er niet met elkaar uit komt? Zoals gezegd is het primair een probleem dat moet worden opgelost binnen de gezinsverhoudingen, maar het is natuurlijk denkbaar dat men er niet goed uit komt. Uiteindelijk is het ook de beslissing van de gegevensverwerker. Op het moment dat deze achtereenvolgens toestemming krijgt van een vertegenwoordiger, de toestemming wordt ingetrokken en de toestemming opnieuw wordt verleend, moet de verwerker zich de vraag stellen of er eigenlijk wel toestemming is. Uiteindelijk lost het zich dus op in de verwerker, die tot de conclusie moet komen dat er kennelijk geen toestemming is. Maar hopelijk komt het niet zover en wordt het binnen het gezin opgelost.
Ik merk ten slotte nog op, in antwoord op een vraag van mevrouw Kathmann, dat de nota van wijziging op dit punt een aanpassing brengt. In het nieuwe artikel 5 wordt een regeling opgenomen over zelfstandig bij de civiele rechter procederen door 16- en 17-jarigen. Dat is uitzonderlijk, maar daar hebben we door middel van de nota van wijziging in willen voorzien. 16- en 17-jarigen worden dus op basis van deze bijzondere regel bevoegd en in staat gesteld om zelfstandig bij de civiele rechter te procederen over deze kwestie.
De voorzitter:
Mevrouw Kathmann, ik dacht al dat ik u moeilijk zag kijken.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een verduidelijkende vraag. We zeggen steeds dat het zo technisch en complex is. Bij de rondetafel die we hebben georganiseerd zei een jurist eigenlijk ook dat het zo onduidelijk is. Ik heb niet het idee dat we nu meer duidelijkheid hebben verschaft, want ik begrijp het eigenlijk niet zo goed. De 12- tot 16-jarigen hebben zo dus de kans om de toestemming in te trekken, maar als hun ouders of anderen zeggen "nee, dat is niet waar", dan hebben ze dat eigenlijk helemaal niet.
Staatssecretaris Struycken:
Als ik het nu even uit mijn hoofd samenvat, is de vernieuwing van de verzamelwet dat de categorie van 12- tot 16-jarigen de toestemming kan intrekken, dus de toestemming die door de wettelijk vertegenwoordiger is gegeven. Dan rijst de vraag: wat nou als die wettelijk vertegenwoordiger opnieuw toestemming geeft? Dan is er dus een conflict tussen de vertegenwoordiger en de minderjarige. Hoe lost zich dat dan op? Daar zijn twee antwoorden op. Het eerste antwoord is: idealiter komen ze er met elkaar uit. We wilden geen regeling waarin de intrekking door de minderjarige enerzijds dan wel de toestemming van de vertegenwoordiger anderzijds zwaarder weegt. Dat hebben we niet willen regelen, want dat zou betekenen dat we juridificeren wat er in de gezinsverhouding plaatsvindt. Dat heeft niet de voorkeur. Maar ik heb eraan toegevoegd dat als we in een situatie terechtkomen waarin de vertegenwoordiger en de minderjarige in de groep van 12 tot 16 er niet met elkaar uit komen en er dus een cascade van toestemmingsverlening en -intrekking is, de verwerker zich de vraag moet stellen of er wel toestemming is, want kennelijk is men het er dan niet over eens. Dat lost het probleem op een andere manier op in situaties waarin men er binnen het gezin niet uit komt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Maar is het dan niet gewoon zo dat als de gegevensverwerker er baat bij heeft om die toestemming te hebben, die het dan zo interpreteert dat die die heeft?
Staatssecretaris Struycken:
Kijk, ze moeten vaststellen of er toestemming is, want anders doen ze iets wat niet mag. Er zijn omstandigheden, zoals deze, waarbij die toestemming kennelijk dubieus en controversieel is. Er komt een moment dat ze zich daar niet meer op kunnen beroepen. Ik begrijp natuurlijk dat het kan voorkomen dat er situaties zijn waarin die verwerker graag door wil gaan met wat die doet, op basis van een verleende toestemming. Maar goed, dan gaat het over het te goeder trouw uitvoering geven aan de regelgeving daar waar een grondslag wordt gekozen, terwijl er redenen zijn om aan te nemen dat die grondslag er in dit geval niet is. Dat voorkom je dus niet echt. De minderjarige die die toestemming dus heeft willen intrekken en dat heeft kunnen doen op basis van de nieuwe verzamelwet, heeft op zo'n moment een verhaal. Die heeft een standpunt ten opzichte van de verwerker. Als die minderjarige 16 of 17 jaar is, heeft die ook nog de mogelijkheid om daar zelf over te gaan procederen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. We waren bij …
Staatssecretaris Struycken:
Tot zover de jongeren.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar privacy.
Staatssecretaris Struycken:
Dat zijn een aantal andere inhoudelijke onderwerpen die opgebracht zijn en in meer of mindere mate verband houden met de verzamelwet.
Eerst de vraag van de heer Valize die betrekking had op de Archiefwet en in het bijzonder op het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. De Archiefwet ziet inderdaad alleen op archieven van de overheid. Mijn collega, de minister van OCW, heeft net een wetsvoorstel over het oorlogsarchief ter consultatie gebracht, omdat er een omissie in het archief bleek te zijn voor publicatie op internet van deze dossiers. Partijen die niet onder de Archiefwet vallen, zijn gehouden aan de algemene regels van de AVG ten aanzien van archieven. Er zal dan moeten worden bezien of de publicatie van persoonsgegevens op internet noodzakelijk is voor de taken van een dergelijk archief en of er een gerechtvaardigd belang is voor zo'n particulier archief. De overheid kan dan geen beroep doen op zo'n gerechtvaardigd belang, dus daarom is daarvoor expliciet bij overheidsarchieven wetgeving noodzakelijk.
De voorzitter:
Voor u vervolgt: u heeft een interruptie van de heer El Abassi namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ga het toch proberen. Als we het hebben over het begrip "zwaarwegend algemeen belang", dan hoor ik de staatssecretaris twee voorbeelden noemen. Die twee voorbeelden komen uit de memorie van toelichting. Volgens mij is dat juist precies het probleem. Het probleem is dat er maar twee voorbeelden in de memorie van toelichting te vinden zijn. De vereisten voor uitzonderingen zijn volgens de AVG dat die duidelijk, specifiek en wettelijk geregeld moeten zijn. Dan is het slechts benoemen van voorbeelden in een toelichting klaarblijkelijk niet voldoende. Ik zou de staatssecretaris dus willen vragen waarom hij het niet gewoon, zoals aanbevolen wordt, concreet wil opnemen in de wet.
Staatssecretaris Struycken:
Dit raakt aan de vragen waarmee we begonnen zijn, de algemene wetgevingssystematiek, de vraag in hoeverre je open normen moet hanteren of niet, en de vraag in hoeverre je alles dicht moet regelen. Het is onvermijdelijk dat je een norm stelt en daarbij voorbeelden, casuïstiek hanteert om invulling te geven aan die norm. De voorbeelden moeten richting geven, en dat doen ze. Ik denk dat het geen realistisch uitgangspunt is om alles dicht te regelen, om alles specifiek te hebben geregeld.
De voorzitter:
Is er een vervolgvraag? Nee. Dan gaan we door met de beantwoording.
Staatssecretaris Struycken:
Een ander onderwerpje betreft de benoeming van de leden van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Een vraag van de heer Van Waveren was: was het nou noodzakelijk om een delegatiegrondslag toe te voegen aan artikel 7 van de uitvoeringswet? Voor de voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens is reeds in de uitvoeringswet geregeld dat deze moet voldoen aan de eisen waaraan ook rechters moeten voldoen. Er was nog niet in de wet geregeld dat er ook eisen kunnen worden gesteld aan de overige leden. Op grond van de AVG, de verordening zelf dus, zijn lidstaten wel gehouden om vereiste kwalificaties voor alle leden op te stellen. Dat blijkt uit artikel 54, eerste lid, sub b. Deze vereisten voor de andere leden zijn op dit moment in beleidsregels vastgelegd, maar deze zullen in de toekomst in een ministeriële regeling worden vastgelegd, want dat sluit beter aan bij de eis in de AVG dat dit bij wet dient te geschieden. Omdat de AVG een materieel wetgevingsbegrip kent, omvat dit wetgevingsbegrip in de AVG ook lagere regelgeving, zoals een ministeriële regelgeving. Een beleidsregel, zoals we die nu kennen, volstaat echter niet.
De heer Van Waveren vroeg ook waar we aan moeten denken. Gedacht kan worden aan benoemingseisen ten aanzien van relevante ervaring, opleiding of achtergrond. Voor zover het de benoeming van een lid betreft dat mede belast wordt met de portefeuille bedrijfsvoering, is relevante ervaring op dat gebied vereist.
De voorzitter:
Voor u vervolgt heeft u een interruptie van de heer Van Waveren.
De heer Van Waveren (NSC):
Die beschrijving stond inderdaad ook in de memorie van toelichting. Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris niet voornemens is om het materieel wat te veranderen en met name de beleidsregels wil omzetten naar een AMvB? Of wil hij dit moment ook aangrijpen om andere eisen te stellen aan de leden?
Staatssecretaris Struycken:
Dit gaat echt alleen om het creëren van een wettelijke basis, zoals in de AVG wordt vereist. Het uitgangspunt is dus niet dat de beleidsregels ook inhoudelijk gewijzigd worden, in ieder geval niet in het kader van de verzamelwet.
Tijd voor cookies. De heer Krul vroeg naar toezicht op cookies. Het klopt dat de Autoriteit Persoonsgegevens en de Autoriteit Consument en Markt hebben aangegeven dat het goed zou zijn om het toezicht op cookies uitsluitend bij de Autoriteit Persoonsgegevens te beleggen. De minister van Economische Zaken heeft hierover een brief ontvangen. Aanpassing van de Telecommunicatiewet is noodzakelijk om de Autoriteit Persoonsgegevens tot enig toezichthouder te kunnen maken. Deze wet valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken. De minister heeft laten weten welwillend te staan tegenover de wens van de ACM, maar er is nog wel enig overleg nodig alvorens een definitief besluit tot wijziging van de wet kan worden genomen. Dat overleg moet natuurlijk ook zien op wat ervoor nodig is om deze additionele taken uit te kunnen voeren. Ik vertrouw erop dat de AP invulling gaat geven wat betreft de garantie dat het toezicht ook echt wordt opgepakt, zeker ook nu in goed overleg is vastgesteld dat de Autoriteit Persoonsgegevens deze taak goed op zich zou kunnen nemen.
De heer Krul (CDA):
Heel kort. Kan de staatssecretaris een beetje schetsen hoe dat proces eruitziet? Er wordt nu gekeken welke wijziging van de Telecommunicatiewet er nodig is. Wanneer gaan we dat ongeveer merken?
Staatssecretaris Struycken:
Dat ligt dus bij de minister van Economische Zaken. Ik weet niet welk tijdspad hij in gedachten heeft. Ik noemde niet voor niks dat dit een extra taak voor de Autoriteit Persoonsgegevens is. Aangezien ik in de komende tijd in gesprek zal zijn met de autoriteit over de taken van de autoriteit en de benodigde middelen, zal dit daarbij ook aan de orde komen. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zal ik u berichten of de minister van Economische Zaken verzoeken uw Kamer op de hoogte te brengen. Aan de vraag ligt natuurlijk een gevoel van urgentie ten grondslag; dat onderken ik.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. De heer El Abassi vroeg of de Autoriteit Persoonsgegevens schadevergoedingen kan opleggen bij schending van fundamentele rechten. Er bestaan al ruime schadevergoedingsmogelijkheden, zowel voor de burger jegens overheden alsook voor consumenten jegens private partijen. Er lijkt daarom geen lacune in de mogelijkheden voor schadevergoedingen onder de AVG. De heer El Abassi refereert met het voorstel kennelijk aan een schadevergoedingsmaatregel. Dat is een maatregel in het strafrecht. Het zou nieuw zijn in het bestuursrecht dat een dergelijke maatregel uit het strafrecht wordt overgenomen. Dat vergt wel veel meer overdenking. Voor een schadevergoedingsmaatregel in het strafrecht zijn specifieke redenen, bijvoorbeeld dat van het slachtoffer van een misdrijf niet kan worden gevergd dat zij achter de schadevergoeding van de dader aan gaan. Maar een van de vragen in dit kader zal zijn of dit ook opgaat bij bestuursrechtelijke handhaving door de Autoriteit Persoonsgegevens.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Excuses, maar ik kom toch nog even terug op het vorige punt, ook om een beetje leven in de brouwerij te brengen. Het CDA is gewoon uiterst kritisch op het uitbreiden van het takenpakket van de AP op het moment dat we van tevoren niet weten wat daarvoor nodig is. We zien dat andere wettelijke taken, zoals het afhandelen van klachten, ontzettend achterlopen. In 2020 was de AP nog zes uur per dag beschikbaar. Inmiddels is dat acht uur per week. Ik wil daar echt voor waken. Ik vind het best opvallend dat er, zonder dat we weten wat ervoor nodig is, een brief komt waarin staat: deze grote taak gaat naar de AP. Mijn zorg is een beetje de volgende. Als we van tevoren zeggen dat we dat een goed idee vinden en dat we dat gaan doen, maar als we dan achteraf gaan kijken wat ervoor nodig is, zal het uiteindelijk betekenen dat weer andere taken minder pregnant opgepakt kunnen worden. Als de staatssecretaris toch in gesprek gaat met de AP, zou ik hem die voorzichtigheid dus graag willen meegeven.
Staatssecretaris Struycken:
De aarzeling, de bedenking, ligt in lijn met de algemene interventie in eerste termijn van de heer Krul. Die onderschrijf ik volledig. Dat was een belangrijke interventie. Die zag weliswaar niet op de verzamelwet die vandaag voorligt, maar wel op een cruciaal element van de gegevensbescherming in Nederland. Het is voor u allen evident dat er een discussie is met de Autoriteit Persoonsgegevens over de taken, de invulling ervan, de doeltreffendheid van de wijze waarop zij haar taken uitvoert en, in verband daarmee, de benodigde middelen. Die discussie gaan we de komende weken en maanden met de autoriteit voeren en ook met uw Kamer. In dat licht is het inderdaad cruciaal dat we het niet zomaar, zonder goede overdenking, laten gebeuren dat de autoriteit een nieuwe taak op zich neemt. Er moet hier helderheid over bestaan om misverstanden te voorkomen, zowel in mijn relatie tot de Autoriteit Persoonsgegevens alsook in mijn relatie tot uw Kamer en misschien ook wel in uw relatie tot de autoriteit. Ik dank de heer Krul dat hij hier de aandacht voor vraagt.
De heer El Abassi vroeg ook nog naar transactiemonitoring en naar de problematiek van discriminatie. De verzamelwet waarover wij vandaag spreken behelst mede een wijziging van de Wet financieel toezicht, maar dat is slechts een kleine wijziging ten aanzien van transactiemonitoring. Een account wordt geblokkeerd als er bijvoorbeeld situaties zijn waarin met de bankpas van een cliënt in het buitenland een bedrag wordt gepind, terwijl met diezelfde bankpas enkele minuten eerder nog is gepind bij de pinautomaat in de woonplaats van de cliënt van de bank. Dan is er een sterke aanwijzing voor fraude ten nadele van de bankpashouder. Op grond van deze wijziging is geen discriminatie mogelijk. Dit voorstel ziet niet op het tegengaan van discriminatie. Het is ook niet beoogd om met deze wijziging bestaande problemen van financiële discriminatie tegen te gaan. Verder verwijs ik voor wat de Wft betreft naar mijn collega van Financiën.
Voordat ik de amendementen ga appreciëren, kom ik nog tot enige andere onderwerpen.
Terecht vroeg mevrouw Kathmann, als ik me niet vergis, aandacht voor de Caribische landen en de BES. In verband met de AVG zijn de Caribische landen en Caribisch Nederland, BES, te beschouwen als derde landen. Voor de verwerking van persoonsgegevens bestaan uiteenlopende beschermingsniveaus. Dit levert in de praktijk belemmeringen op bij het delen van gegevens tussen de landen, zowel binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk, alsook tussen het Caribisch deel enerzijds en het Europese deel van het Koninkrijk anderzijds. Het Justitieel Vierpartijen Overleg, dat bekend staat onder de afkorting JVO, is een halfjaarlijks overleg tussen de vier ministers van Justitie, namelijk van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Nederland. Daarin is in 2021 afgesproken om gezamenlijk te komen tot een consensusrijkswet, die voor het Caribisch deel van het Koninkrijk zal gaan gelden. Dat omvat dan mede de BES. De consensusrijkswet zal een geharmoniseerd beschermingsniveau voor de uitwisseling van persoonsgegevens binnen het Koninkrijk realiseren, om zo structureel gegevens uit te kunnen wisselen. In Caribisch Nederland geldt nu de Wet bescherming persoonsgegevens BES, die dan zal worden vervangen door de beoogde consensusrijkswet. Een interlandelijke projectgroep waarin alle landen zijn vertegenwoordigd, buigt zich over deze wettekst en de bijbehorende memorie van toelichting. Er worden ook tussentijdse uitvoeringstoetsen gehouden.
Uit de uitwisseling binnen de projectgroep blijkt dat de BES graag een geharmoniseerd beschermingsniveau wil bereiken. Mijn collega, minister Van Weel van Justitie, neemt vanuit zijn portefeuille twee keer per jaar deel aan het JVO, waarin deze wet wordt besproken. Als staatssecretaris Rechtsbescherming ben ik inhoudelijk bij de consensusrijkswet betrokken. De ambitie is om de hele consensusrijkswet, inclusief de memorie van toelichting, in het JVO van januari 2026 voor te kunnen leggen. Daarna kan de wet in consultatie gaan. Gelet op de omvang van de beoogde consensusrijkswet maar ook de complexiteit van de materie en de beleidsmatige en inhoudelijke keuzes die daarbij gezamenlijk door die vier landen worden gemaakt, in het licht van de omstandigheden in de verschillende landen, moet ik zeggen dat deze planning nog wel met enige onzekerheden is omgeven. Maar het heeft de aandacht.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Kathmann met betrekking tot overleden personen waarvoor wij nog geen regeling hebben. Want inderdaad, blijkens overweging 27 is de AVG niet van toepassing op gegevens van overleden personen. Lidstaten mogen wel regels vaststellen over de verwerking van persoonsgegevens, maar daar hebben de meeste EU-lidstaten geen gebruik van gemaakt en Nederland ook niet. Over het onderwerp is uw Kamer eerder geïnformeerd naar aanleiding van een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Dat onderzoek was uitgevraagd door het ministerie van Justitie en Veiligheid en het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De signalering van dit onderwerp door uw Kamer vormt voor mij een duidelijke aansporing om het werk op dit terrein voort te zetten. De vraag in hoeverre de AVG zou moeten gelden voor overleden personen is echter een complex vraagstuk met vele kanten, zoals blijkt uit die eerdere onderzoeken. Er is vooralsnog geen consensus over een probleemdefinitie en ook niet over de richting waarin een wettelijke regeling zou moeten gaan.
Het blijkt dat de regelingen die in verschillende Europese landen bestaan en daarin voorzien, nogal uiteenlopen. In sommige landen ligt de regie bij de nabestaanden, in andere landen bij de overledenen. Dat klinkt gek maar het kan doordat de overledenen bij leven richtlijnen kunnen opstellen die dan bepalend zijn. Er zijn echter ook tussenvormen en dat maakt dat zich er nog weinig eenvormigheid aandient. Een volgende stap zou kunnen zijn om bij andere landen te peilen wat hun ervaringen zijn met deze regels, alvorens in Nederland nadere invulling te geven aan deze materie. Hoe hoog we dit onderwerp op de agenda willen zetten, in overleg met uw Kamer, is natuurlijk ook een kwestie van prioritering.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Niet de minste partijen, zoals de Alliantie Digitaal Samenleven, de Consumentenbond en ook Mediawijsheid, signaleren wel degelijk dat nabestaanden problemen ervaren. Dat betreft gewoon concrete dingen, zoals dat je bijvoorbeeld een digitale nalatenschap niet kan erven, of dat je van je eigen account vaak gebruiker bent en niet eigenaar. Soms is het fijn als je wel eigenaar bent, want dan kan je het ook aan iemand anders overdoen bijvoorbeeld. Daarmee is niet gezegd dat dat per se moet, maar de partijen die ik net noemde weten heel concreet waar de zorgen van mensen liggen. Het zou fijn zijn als de staatssecretaris in ieder geval met deze partijen in gesprek zou willen gaan en dat we dan als Kamer bijvoorbeeld een brief krijgen over hun inventarisatie van de problemen omtrent de digitale nalatenschap.
De voorzitter:
Kunt u dat mevrouw Kathmann toezeggen?
Staatssecretaris Struycken:
De problemen zijn denk ik wel duidelijk, alleen de oplossingsroutes zijn nogal divers. Er dient zich nog geen consensus aan en we hebben ook geen duidelijk precedent in een ander land. Het is een onderwerp dat aandacht verdient, dat is wel zeker. En het staat dus ook op de lijst van onderwerpen die aandacht verdienen binnen het ministerie. Ik merk wel op dat onze capaciteit niet onbeperkt is. Ik refereer niet voor niets aan prioriteit. Misschien moeten we in een volgend overleg dat we met elkaar zullen hebben en waarin we knelpunten inventariseren, ook met elkaar vaststellen welke onderwerpen zich het eerste aandienen voor een nadere regeling. Ik kan echter wel toezeggen dat we het onderwerp op de agenda houden en dat we kijken in hoeverre we met betrekkelijk beperkte capaciteit toch snel een inventarisatie van het probleem kunnen maken. Ik denk dat we ook ons licht moeten opsteken in andere landen. Maar ik wil geen toezeggingen doen die mij nopen op korte termijn aan andere onderwerpen niet de aandacht te geven die ze verdienen.
De voorzitter:
Dat is helder. Dan heeft u nog een interruptie van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ga het nog een keer proberen. Ik dacht de minister te horen zeggen dat deze wet niet voorziet in het tegengaan van discriminatie. Volgens mij raakt het aanbrengen van wijzigingen in de AVG per definitie de bescherming tegen discriminatie. Sterker nog, artikel 9 van de AVG verbiedt in beginsel de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, waaronder ras, etniciteit en religie. Dat is juist om discriminatie te voorkomen. Nou besluit deze wet een aantal elementen mee te nemen die een uitzondering op artikel 9 vormen. Als je artikel 9 buiten beschouwing laat, dan zou je toch verwachten dat je gewoon wel voldoende waarborgen creëert om discriminatie tegen te gaan, zou ik de staatssecretaris willen vragen.
Staatssecretaris Struycken:
Ik heb de heer El Abassi goed gehoord. Hij heeft heel veel belangrijke onderwerpen genoemd en daarbij steeds de vraag gesteld: waar in de verzamelwet wordt dit geregeld? Het antwoord is natuurlijk: dit wordt niet in de verzamelwet geregeld. Dat wordt geregeld in de AVG en in de UAVG. Deze verzamelwet brengt een klein aantal, niet slechts technische wijzigingen aan. Het is een 23-tal wijzigingen, waarvan een deel enige beleidsinhoud heeft, maar die steeds beperkt van omvang zijn. Dus de verzamelwet betreft op dit specifieke punt dat de heer El Abassi naar voren brengt, de transactiemonitoring, slechts een kleine wijziging. Het bredere kader van artikel 9 en van alle andere regelgeving, ook van de grondrechten, blijft uiteraard onverkort van toepassing. Vandaag gaat het om de verzamelwet. Die doet heel erg weinig in deze context, noch in negatieve, noch in positieve zin. Dat geldt ook voor heel veel andere onderwerpen die de heer El Abassi in zijn eerste termijn heeft genoemd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer El Abassi (DENK):
Dan kunnen we dit toch gewoon in de verzamelwet opnemen? Zelfs al zou de staatssecretaris besluiten om dat niet te doen, dan nog: we nemen maatregelen, we maken uitzonderingen op artikel 9, en we hebben nergens waarborgen gecreëerd. Dat moet maar ergens gebeuren. Dat is toch heel onzorgvuldig, zou ik de staatssecretaris nog een keer willen vragen.
Staatssecretaris Struycken:
Zo zou ik het niet willen zeggen. De waarborgen zijn er. Deze verzamelwet verandert daarin niets, ook niet in de waarborgen die er al wel zijn.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Ik denk dat ik hiermee op het punt ben gekomen dat alle vragen zijn beantwoord. Dan kom ik nu op de appreciatie van de drie amendementen.
De voorzitter:
Ja. Het amendement op stuk nr. 8, van GroenLinks-PvdA.
Staatssecretaris Struycken:
Van de heer Bushoff, inderdaad, op nr. 8. Dat betreft een bijzondere situatie, namelijk in de context van faillissement, als de faillissementscurator patiëntendossiers overdraagt. De essentie is dat de overdracht van dossiers kosteloos geschiedt.
Voorzitter. Ik deel het uitgangspunt dat een patiënt zelf recht moet hebben op kosteloze afgifte van het patiëntdossier, al dan niet met tussenkomst van een nieuwe zorgverlener, naar wie het dossier moet overgaan. Kosteloze overdracht van medische dossiers is reeds gewaarborgd via de professionele standaarden voor zorgverleners, waar zij zich aan moeten houden, op grond van de WGBO en de Wkkgz. Ook de faillissementscurator moet zich hieraan houden. In dat opzicht is het amendement overbodig.
Ik zie nog twee andere bezwaren, met name in de context van faillissement. De curator is op grond van de Faillissementswet belast met het beheer en de vereffening van de boedel. Een curator moet een vergoeding kunnen blijven vragen voor door de curator gemaakte kosten tijdens het faillissement van een zorginstelling of een zorgpraktijk. Ik heb het dan over een vergoeding voor de kosten in verband met het beheer gedurende het faillissement. Daar komt bij dat het in het belang van de schuldeisers is dat er door de curator ook een goodwillvergoeding gevraagd kan worden van de koper. Als dat niet zo is, dan zal de kans op een doorstart van ondernemingen in de zorgsector kleiner worden. Dat is ongunstig, want een doorstart door een nieuwe investeerder kan in het belang zijn van de schuldeisers en ook van de patiënten.
In dit licht, omdat het deels overbodig is en deels misschien misverstanden wekt ten aanzien van redelijke vergoedingen die de curator moet kunnen vorderen, wil ik dit amendement dus ontraden.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden" bij het amendement op stuk nr. 8.
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch weer een verduidelijkende vraag. Het kan ook echt zijn dat het aan mij ligt bij AVG-wetgeving. Het amendement is overbodig, maar er kan ook een misverstand bestaan, zegt de staatssecretaris, als een vergoeding gevraagd kan worden. Dat begrijp ik eigenlijk niet. Volgens mij biedt de wet nu gewoon de mogelijkheid om kosten te vragen, alleen gebeurt dat vaak niet. Dit amendement vraagt om dat te schrappen, omdat patiëntendossiers, hoe dan ook, gratis overgedragen moeten kunnen worden. Als er nog ergens een wetsbepaling is waarin staat dat het wel kan, dan moeten we die gewoon niet meer doen. Dan is dat ook maar duidelijk.
Staatssecretaris Struycken:
De overdracht aan de patiënt die er zelf om vraagt, is kosteloos. Dus als dat bedoeld is met het amendement … "Het overdragen van dossiers geschiedt kosteloos", dat is de tekst die het amendement beoogt toe te voegen. Als het de overdracht aan de patiënt zelf is, is die kosteloos op basis van allerlei redenen. Daarmee is het amendement overbodig. Dan over de situatie waarin er sprake is van overdracht aan een andere partij; ik zal maar zeggen de investeerder, de zorginstelling of de praktijk die een andere praktijk die in faillissement verkeert wil overnemen. Dat is immers ook een vorm van overdracht, door de faillissementscurator aan de koper. Ik wil dan wel heel duidelijk hebben dat de kosten die de curator heeft gemaakt voor het beheer van die dossiers vergoed worden en dat dit amendement niet in de weg staat aan een eventuele goodwillbetaling door de koper. Dat is in het belang van de schuldeisers. Op beide punten kan dit amendement een misverstand in het leven roepen. Daarom denk ik per saldo dat ik het moet ontraden.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden", al was het maar omdat de appreciatie "overbodig" alleen voor moties is en niet voor amendementen gebruikt kan worden.
Staatssecretaris Struycken:
Dat klopt, dus het is "ontraden".
De voorzitter:
Ja. Dan het amendement op stuk nr. 9.
Staatssecretaris Struycken:
Dat is het amendement van de heer Six Dijkstra. Ook hiervoor geldt dat ik het eens ben met de strekking van het amendement. Handhavingsbesluiten van de Autoriteit Persoonsgegevens moeten zo veel mogelijk openbaar zijn. Dat is omdat daar precedentwerking van uitgaat. Dat helpt om de uitleg van de norm duidelijker te maken. De Autoriteit Persoonsgegevens zelf suggereert ook om deze verplichting op te nemen in de wet. Ik heb wel een aantal zorgen van wetstechnische aard. Er moeten uitzonderingen op deze verplichtingen mogelijk zijn, ook op basis van de privacy van de betrokkenen of de bescherming van bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Ook kunnen er mogelijk belangen van de Staat of van de opsporing in het geding zijn. Verder moet de rechtsbescherming van betrokkenen goed zijn geregeld. Nu dit niet in het amendement is meegenomen, moet ik het in z'n huidige vorm wegens technische onvolkomenheden ontraden. Gezien de strekking, die ik onderschrijf, zou ik na aanpassingen — daarvoor bied ik ambtelijke bijstand aan — tot "oordeel Kamer" kunnen komen. Maar zoals het amendement nu luidt, is de appreciatie "ontraden".
De voorzitter:
Dan noteren we voor nu "ontraden", maar ik zie de heer Van Waveren naar voren komen, waarschijnlijk om te kijken of er wat ruimte zit in het aanbod. Toch?
De heer Van Waveren (NSC):
Zeker. Van het aanbod van bijstand maken we graag gebruik. Die bijstand benutten we graag. Misschien voor de volledigheid vraag ik of de staatssecretaris kan toezeggen dat hij de appreciatie over het definitieve amendement ook nog even naar de Kamer wil sturen, want dan kan ook de rest van de Kamer daar kennis van nemen op dat moment.
Staatssecretaris Struycken:
Ik ben voornemens — dat geldt ook voor het amendement op stuk nr. 10, dat ik nu ga behandelen — om … Voor zowel het amendement op stuk nr. 9 als dat op stuk nr. 10 geldt op vergelijkbare wijze dat ik het ontraad op technische gronden, maar de strekking onderschrijf. Voor beide amendementen geldt — ik zal dat voor het amendement op stuk nr. 10 nu gaan toelichten — dat als het aangepast wordt, ik schriftelijk uw Kamer zal berichten dat ik de appreciatie van "ontraden" naar "oordeel Kamer" wijzig. Vooralsnog is dat voor de administratie, ook voor het amendement op stuk nr. 10, ontraden, waarbij ik opmerk dat ik het uitgangspunt onderschrijf. Het handhavingsbeleid moet duidelijk en kenbaar zijn en publicatie daarvan is wenselijk. Dat gebeurt al. De AP, de Autoriteit Persoonsgegevens, kent boetebeleidsregels. Onlangs zijn die gepubliceerd, namelijk op 14 januari 2025, in de Staatscourant. Een wettelijke verplichting heeft daarom beperkte meerwaarde, maar het is goed gebruik ook de organisatie te consulteren. Ik wil dus kijken of ik nog overleg met de AP kan hebben voordat ik dit amendement omarm. Dat wil ik op korte termijn doen. Na overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens zal ik het amendement, als het rekent op enthousiasme, ook bij mij, willen wijzigen. Maar daarover bericht ik uw Kamer schriftelijk.
De heer Krul (CDA):
Dat aanbod ga ik natuurlijk sowieso niet afslaan. Maar dan vraag ik toch even het volgende. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt: dit is ingrijpend voor de organisatie of dit kan ingrijpend zijn voor de Autoriteit Persoonsgegevens, dus ik vind het niet meer dan netjes dat ik de autoriteit daar ook over consulteer. Maar ik denk dat dat wel losstaat van de principiële vraag of wij als wetgever in de relatie tussen onafhankelijk toezicht en het afleggen van publieke verantwoording dit soort kaders niet ook gewoon wettelijk zouden moeten kunnen borgen, los van de vraag of de AP dat wel of niet zelf al zou gaan doen, want deze heeft aangekondigd meer met consultaties te gaan werken. Maar er zit natuurlijk ook een soort principiële laag onder, zou ik willen zeggen.
Staatssecretaris Struycken:
Die principiële laag onderken ik en die onderschrijf ik ook, dus ik denk dat we die kant op moeten.
De voorzitter:
Dan heb ik als voorzitter nog een vraag in aanloop naar de stemmingen. Ik hoorde u volgens mij zeggen — wellicht heb ik dat verkeerd begrepen — dat u nog overlegt met de AP. Het is natuurlijk wel belangrijk dat we over de amendementen hebben kunnen stemmen voordat we over de wet stemmen. Misschien kunt u daar nog een termijn bij benoemen, want dat maakt wel uit voor de Kamerleden in hun weging van de wet.
De heer Krul (CDA):
Als het niet zou lukken voor de stemmingen, dan kan ik alvast aankondigen dat het CDA zal gaan vragen om de stemmingen met een weekje of tot na het reces uit te stellen, zodat we daar de tijd voor hebben. Ik wil namelijk wel graag dat dit zorgvuldig gebeurt.
Staatssecretaris Struycken:
Dit raakt aan dingen waar ik niet over ga, namelijk de orde van uw Kamer en de vraag wanneer er gestemd gaat worden, mede in het licht van het reces. Mijn verwachting was dat de stemming over het amendement na het reces zou plaatsvinden. Daarom deed ik de suggestie dat ik eerst …
De voorzitter:
Dat is goed om te weten. Maar dan is het ook goed dat de Kamer dat weet. Dan kan zij ook beoordelen of dat met deze wet wel of niet wenselijk is. Dat laat ik aan de collega's. Maar dan weten we in ieder geval dat dat gesprek niet voor het reces zal plaatsvinden. Heeft meneer Van Waveren hier nog een vraag over?
De heer Van Waveren (NSC):
Volgens mij gaat de staatssecretaris afronden, maar ik had nog een vraag openstaan over de mogelijkheid van de strafbaarstelling van het niet hebben van een wettelijke vertegenwoordiger in de EU. Ik weet niet of die vraag ergens op een briefje is blijven liggen, maar het is zonde als we daar pas in de tweede termijn aan toekomen.
De voorzitter:
Ik ga even kijken of de staatssecretaris daar nu op kan antwoorden. Anders vrees ik wel dat het in de tweede termijn moet.
Staatssecretaris Struycken:
Ik zou daar graag straks op terugkomen.
De voorzitter:
Dan noteren we die voor de tweede termijn. Over de tweede termijn gesproken: ik constateer dat de staatssecretaris klaar is met zijn termijn. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Ik zie iedereen knikken. Dan zou ik willen voorstellen om meteen door te gaan. We starten in dezelfde volgorde als in de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We beginnen met de heer Valize namens de PVV.
Termijn inbreng
De heer Valize (PVV):
Voorzitter, dank voor het woord. Dank ook aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Dank aan alle Kamerleden voor hun inbreng. Het was weer een zeer mooie, enerverende ervaring.
Ik heb maar één motie, maar niet een onbelangrijke.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat partijen als heemkundekringen, geschied- en oudheidkundige genootschappen, genealogische genootschappen en dergelijke, die een groot maatschappelijk belang dienen, niet per definitie onder de Archiefwet vallen;
constaterende dat de in de Archiefwet opgenomen overwegingen uit de GDPR niet gelden voor partijen die niet onder de Archiefwet vallen;
overwegende dat de Autoriteit Persoonsgegevens strikte handhaving toepast op deze wetgeving;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met partijen als heemkundekringen, geschied- en oudheidkundige genootschappen, genealogische genootschappen en dergelijke over de risico's/problemen die worden ervaren betreffende het mogelijk in strijd handelen met de AVG;
verzoekt de regering om een analyse van deze gesprekken te maken met een voorstel om de uit de analyse voortgekomen knelpunten die raken aan mogelijke overtreding van de AVG op te lossen, en hierover te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Valize.
Zij krijgt nr. 11 (36264).
Dank u wel voor uw inbreng en uw motie. Dan gaan we door naar de heer Van Waveren. Hij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Van Waveren (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Op mijn laatste vraag zie ik het antwoord straks graag nog tegemoet. Voor het overgrote deel was het duidelijk, maar ik wil toch nog even verder doorgaan over die biometrische gegevens, om ook in de casuïstiek te snappen wat er gaat gebeuren. We formuleren beveiligingsdoeleinden en een zwaarwegend algemeen belang. In de toelichting zien we bijvoorbeeld ook luchthavens en zeehavens staan. Stel dat we dat ook op het spoor toepassen, en stel dat er daar een dreiging gezien wordt of dat er sprake is van onveiligheid op het spoor. Dan hebben we beveiligingsdoeleinden en kritische infrastructuur. Zouden we dan in een situatie kunnen belanden waarbij het ov alleen op die manier toegankelijk wordt, in plaats van met de toegangspoortjes en de ov-chipkaart, waarbij geen sprake is van persoonsidentificatie? Of denk bijvoorbeeld aan de vertrekhal van Schiphol. Luchthavens worden niet voor niets specifiek benoemd in de memorie van toelichting. Dat zou voor mijn fractie toch wel een grote zorg opleveren, omdat dat openbare plekken zijn waar je niet dat regime van biometrische gegevens zou willen hebben. Zoals wij het nu lezen, is dat misschien niet de bedoeling, maar is dat ook niet uitgesloten. Als de staatssecretaris zegt "we houden dat open; dat kan per keer afgewogen worden en moet in de rechtspraktijk gaan blijken", dan kan ik me voorstellen dat wij er toch behoefte aan hebben om aan de voorkant iets scherpere kaders op te stellen. Graag nog een nadere duiding en reflectie op dat punt.
Daarmee ben ik aan het einde van mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan gaan we door naar mevrouw Kathmann van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil vooral de staatssecretaris hartelijk bedanken voor de beantwoording. Zoals ik eigenlijk aan het begin al zei, kan GroenLinks-Partij van de Arbeid zich prima vinden in de technische wijzigingen die in deze wet staan. Ik kon me ook vinden in wat de staatssecretaris in een eerder debat aan de Kamer vroeg, namelijk: "Zullen we nou alsjeblieft niet al te veel wijzigingen doorvoeren in deze verzamelwet? Want hierin gaan we ook gewoon een boel grondslagen borgen en noem maar op." Dat heb ik gehoord en daar wil ik me ook heel graag aan houden. Daarom dienen we samen met de VVD één motie in — die zal mevrouw Dral zo meteen indienen — om een proces op te tuigen. Als we deze wet aannemen, zijn we er namelijk nog niet. Dat is wel een beetje de afdronk van dit debat. We moeten echt heel hard aan de bak om Nederland van het AVG-slot te halen. Ik snap dat de staatssecretaris zegt: we moeten prioriteiten aanbrengen en we zijn een beetje onderbezet, bijvoorbeeld als het gaat over digitale nalatenschap of een tijdlijn voor het in lijn brengen van de privacywetgeving in de CAS en de BES. Maar GroenLinks-Partij van de Arbeid heeft echt haast met het van het slot halen van Nederland. Niet alleen bedrijven die innoveren hebben last. Overheden hebben last en mensen hebben last als we dit niet gewoon beter en versneld gaan doen. Daarom ben ik in ieder geval blij met de motie die straks zal worden ingediend. Ik hoop dat we gewoon een goed wetgevingsproces kunnen inzetten om Nederland van het AVG-slot te halen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kathmann, voor uw inbreng. Dan gaan we door naar mevrouw Dral. We zijn nu natuurlijk allemaal nieuwsgierig naar de motie.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb drie moties; ik zal ze voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Begeleidingscommissie Evaluatie Autoriteit Persoonsgegevens aanbeveelt dat de AP een verbeterplan opstelt over het functioneren van de AP in relatie tot de partijen waarop toezicht gehouden wordt of waarmee wordt samengewerkt;
verzoekt de regering om de AP te verzoeken de Kamer tweemaal per jaar te informeren over de voortgang van het verbeterplan en de effecten van de verbeterstappen op de partijen waarop toezicht gehouden wordt of waarmee wordt samengewerkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dral.
Zij krijgt nr. 12 (36264).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zich online ernstige inbreuken in de bescherming van persoonsgegevens voordoen met deepfake;
overwegende dat de ernst van de inbreuken zodanig is dat sneller handhaven en een daartoe adequate wettelijke grondslag dringend nodig zijn bij de aanpak van deepfakewebsites;
overwegende dat tevens belangrijk is te bepalen hoe snellere handhaving in het bestaande bestel moet worden ingepast, gelet op de bestaande taken en bevoegdheden van het OM, politie en AP;
verzoekt de staatssecretaris onderzoek te doen naar hoe een snellere notice- and-take-downprocedure zo snel mogelijk en waar technisch mogelijk binnen een uur kan worden ingericht bij zeer ernstige inbreuken op privacy door deepfakes;
verzoekt de staatssecretaris hierbij tevens in kaart te brengen of voor ernstige inbreuken op de privacy een aanvullende wettelijke grondslag vereist is die het mogelijk maakt sneller tot handhaving over te gaan en tevens te bepalen bij wie dit het beste kan worden belegd: bij OM/politie, de AP of de ACM als handhaver van de DSA,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dral en Michon-Derkzen.
Zij krijgt nr. 13 (36264).
Voordat u naar de volgende motie gaat, heeft u een interruptie van de heer Krul, naar ik aanneem over de vorige motie.
De heer Krul (CDA):
Nee, voorzitter, behalve dat ik het indienen van deze motie niet netjes vind en zeker niet vind passen bij deze wetsbehandeling, maar ik heb een vraag over de eerste motie. Ik kan me voorstellen dat mevrouw Dral ook niet wil dat de AP met andere dingen bezig is dan de kerntaken, want dat is volgens mij in ieders bijdrage een beetje teruggekomen. Ik wil even checken of het inderdaad zo is dat er straks niet allerlei administratieve rompslomp bij moet komen omdat de AP minimaal twee keer per jaar aan de Kamer moet rapporteren. Hoe ziet zij dat voor zich? Kan dat schriftelijk of is dat echt in een gesprek? Ik wil gewoon die checkvraag stellen.
Mevrouw Dral (VVD):
Wat mij betreft kan dat gewoon schriftelijk en het gaat dus echt over het verbeterplan naar aanleiding van de aanbevelingen die uit het evaluatierapport zijn voortgekomen.
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie van mevrouw Kathmann.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag aan mevrouw Dral willen vragen of zij ook vindt dat de motie om zo'n proces in gang te zetten en ook de rol die de AP daarin speelt, een beetje in lijn zijn met het amendement van de heer Krul zelf om meer inzicht te krijgen in de werkwijze van de AP en dat de AP zich daardoor ook veel meer van die proactieve kant kan laten zien in de zin van: als we het nou op deze manier doen, kan het wél.
Mevrouw Dral (VVD):
Zeker. Dat heb ik ook in mijn eerste termijn gezegd: het moet veel meer gaan over wat wél kan in plaats van wat er niet kan.
De voorzitter:
Uw derde motie.
Mevrouw Dral (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in veel gevallen de volgens de AVG vereiste wettelijke grondslagen niet voldoende duidelijk zijn over welke gegevens er gedeeld mogen worden en met wie;
constaterende dat zich dit voordoet binnen alle sectoren van de samenleving en leidt tot handelingsverlegenheid, waardoor gegevens niet of niet tijdig worden gedeeld;
constaterende dat dit ook zeer nadelige gevolgen heeft bij relevant onderzoek voor de samenleving of voor het ontwikkelen van een noodzakelijk integraal beeld;
overwegende dat het aanpassen en creëren van de sectorale grondslagen een omvangrijke operatie is, die bij uitstek expertise van vakdepartementen vergt;
verzoekt de staatssecretaris Rechtsbescherming als stelselverantwoordelijke voor bescherming van persoonsgegevens, in samenspraak met de AP en onafhankelijke privacyjuristen, te onderzoeken wanneer gegevensdeling noodzakelijk is, maar nu niet kan plaatsvinden omdat (sectorale) wettelijke grondslagen onvoldoende zijn toegesneden op de mogelijkheden die de AVG biedt, en vervolgens de Kamer hierover te informeren en een voorstel te doen hoe het adresseren van deze leemten kan worden geprioriteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dral en Kathmann.
Zij krijgt nr. 14 (36264).
Dank u wel, mevrouw Dral, voor uw inbreng namens de VVD. Dan gaan we door naar de heer Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor een uitermate inhoudelijk debat. Het is complexe wetgeving met grote implicaties voor een evident belangrijk onderwerp, namelijk de bescherming van persoonsgegevens. We hadden vier onderwerpen in de eerste termijn: biometrie, leeftijdsverlaging, cookies en de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens. En het gebeurt niet vaak, maar de staatssecretaris heeft vier op een rij gescoord. Eigenlijk konden al zijn antwoorden ons namelijk wel bekoren.
Maar toch even over de AP. Het is de rol van de wetgever om de relatie tussen onafhankelijk toezicht en publieke verantwoording met kaders vorm te geven. Dat doen we met kaders die recht doen aan het grote maatschappelijke belang van publieke verantwoording. Het zijn immers taken met vergaande bevoegdheden. Een van die kaders is bijvoorbeeld geregeld in artikel 59 van de GDPR, dat erin voorziet dat de Autoriteit Persoonsgegevens een jaarverslag publiceert. Dat dit wettelijk geborgd is vanuit de Europese regelgeving betekent natuurlijk niet dat de autoriteit dat zonder die bepaling niet zou doen. Het is immers nuttig om een jaarverslag te publiceren. Evenmin deponeer ik de stelling dat de AP niet bereidwillig zou zijn om consultaties te houden of haar handhavingsbeleid openbaar te maken. Dat staat los van de discussie. Het gaat om de rol die wij als wetgever spelen. Ik denk dat wij in overleg met de staatssecretaris en met de ondersteuning die geboden is, wel tot een mooie oplossing kunnen komen.
Tot slot één vraag. Die had ik ook in een motie kunnen gieten, maar ik denk dat dat gewoon niet nodig is. Het ging al kort over de GDPR. De heer Valize had het er al over vanwege Draghi. Er is een Europese wind die voor deregulering pleit. De staatssecretaris gaf ook aan dat hij dat proeft in de overleggen met zijn collega's daar. Maar ik vraag het toch even heel concreet. Is de staatssecretaris bereid om het gesprek specifiek over de revisie van de GDPR te voeren, dus los van de algemene wind die waait rondom deregulering, en daarin eens te proeven bij zijn collega's of die revisie nou ook echt wenselijk en mogelijk is? Ik kan nu een motie indienen die de staatssecretaris de opdracht geeft om een kopgroep of een coalition of the willing te vormen. Dat hoeft allemaal niet, maar dit stamt uit 2018 en de wereld gaat zo ontzettend snel. We zien het ook bij de DSA. Die is hier pas net in werking getreden en we hebben het al over de DSA 2.0. Ik denk dat we op tijd moeten zijn, ook met zo'n GDPR. Zou de staatssecretaris dus eens bij zijn Europese collega's kunnen bepleiten dat dat stukje wet- en regelgeving wordt herzien?
De voorzitter:
We gaan zo luisteren naar de staatssecretaris, maar niet dan nadat ik de heer El Abassi het woord heb gegeven voor zijn inbreng namens DENK.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Het gaat regelmatig fout bij de overheid, met alle gevolgen van dien. We hebben dat gezien met de datalekken bij de GGD, waarbij persoonsgegevens verkocht werden. We hebben het ook gezien bij de FSV, waar ze werkten met zwarte lijsten. We hebben het gezien bij Siri. We hebben het gezien bij de toeslagenmisdaad. En zo kunnen we wel even doorgaan. We moeten dat bij onze persoonsgegevens, en met name bij deze wet, echt voorkomen z'n allen. Vandaar mijn eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Autoriteit Persoonsgegevens bij schendingen van de AVG wel sancties kan opleggen, maar geen schadevergoeding kan toekennen aan benadeelde burgers;
overwegende dat het voor veel slachtoffers van privacyovertredingen juridisch en financieel moeilijk is om zelf naar de rechter te stappen;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de AP in passende gevallen ook een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 15 (36264).
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. We hebben het even gehad over artikel 22 en artikel 23 en de uitzondering die gemaakt wordt ten opzichte van artikel 40. Artikel 40 en 41 zijn in strijd met artikel 22 en 23. Ze zijn niet voldoende concreet. Vandaar dat ik kom met de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gegevensdeling discriminatoire uitwerkingen kan hebben indien er niet vooraf duidelijke waarborgen daartegen zijn;
constaterende dat er voor de AVG geen sterke waarborgen tegen discriminerend gebruik van gegevensdeling bestaan, maar dat het probleem van discriminatie middels persoonsgegevens zich al meerdere keren heeft voorgedaan;
verzoekt de regering regels te stellen die helpen bij het tegengaan van verboden onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, burgerlijke staat, handicap, chronische ziekte of leeftijd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 16 (36264).
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. Mijn korte inleiding van zonet hoort bij de volgende motie. Mijn excuses daarvoor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat artikel 40, tweede lid, en artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG) uitzonderingen formuleren op de bescherming tegen geautomatiseerde besluitvorming en de beperking van privacyrechten;
overwegende dat deze bepalingen volgens dẹ Autoriteit Persoonsgegevens onvoldoende concreet en voorzienbaar zijn en daardoor niet voldoen aan de eisen van artikel 22 en 23 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG);
verzoekt de regering deze bepalingen te herzien en zodanig aan te passen dat zij volledig in overeenstemming zijn met de AVG en passende waarborgen bieden voor de bescherming van fundamentele rechten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 17 (36264).
De heer El Abassi (DENK):
Dan mijn laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat na de Raad van State de nationale waakhond over de persoonsgegevens ook forse kritiek heeft gehad op de Verzamelwet gegevensbescherming;
constaterende dat de Autoriteit Persoonsgegevens daar een viertal aanbevelingen toe heeft verstrekt die bijdragen aan het beter inrichten van het systeem, namelijk:
- het verplicht openbaar maken van sanctiebesluiten;
- het verplicht aanstellen van functionarissen gegevensbescherming in grote bedrijven;
- de Autoriteit Persoonsgegevens de mogelijkheid geven om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen;
- de Autoriteit Persoonsgegevens de mogelijkheid geven om bij alle overtredingen van de Richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving op dezelfde manier te handhaven als bij overtredingen van de AVG;
verzoekt de regering om deze aanbevelingen over te nemen, en de Kamer te informeren over de uitvoering ervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 18 (36264).
De heer El Abassi (DENK):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer El Abassi, voor uw inbreng namens DENK. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven tien minuutjes nodig te hebben. Ik rond het even af, dus dan schors ik tot 21.50 uur.
De vergadering wordt van 21.39 uur tot 21.57 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is nog steeds — ik moet het er even bij pakken, want het is een lange zin — de Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht oftewel de Verzamelwet gegevensbescherming (36264). We hebben net de tweede termijn van de zijde van de Kamer gehad. Daarin zijn acht moties ingediend en een aantal vragen gesteld. Er was ook nog een vraag overgebleven van de eerste termijn. De staatssecretaris staat klaar om die vragen te beantwoorden en de moties te appreciëren. De staatssecretaris.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Struycken:
Voorzitter. Ik beantwoord eerst de vraag van de heer Van Waveren met betrekking tot de strafbaarstelling van de verplichting uit artikel 27. In het algemeen geldt dat we terughoudend moeten zijn met het introduceren van wettelijke strafbepalingen. Daar komt hier meer in het bijzonder bij dat het de enige AVG-overtreding zou worden die naast bestuurlijk beboetbaar ook strafbaar zou worden. Op dit moment staat voor mij onvoldoende vast of een dergelijke strafbaarstelling ook toegevoegde waarde zou hebben. Een strafbaarstelling als zodanig doet nog niet zo veel. Dat veronderstelt ook de handhaving daarvan, vervolging dus, en het veronderstelt bovendien dat het in de casus die de heer Van Waveren schetste, ook wat doet. Een strafveroordeling in Nederland zou namelijk nog niet betekenen dat, in het voorbeeld dat de heer Van Waveren schetste, er ook buiten Europa daarmee verhaal zou kunnen worden genomen. Uit een ander dossier, namelijk dat van de illegale aanbieders van online kansspelen, weet ik hoe complex deze problematiek is. Op dit moment is dus onvoldoende duidelijk of strafbaarstelling voldoende toegevoegde waarde zou hebben. Tot zover de eerste vraag van de heer Van Waveren.
De tweede vraag van de heer Van Waveren betrof de nadere duiding in verband met biometrische gegevens en de openbare ruimte. Het antwoord is dat deze toepassing niet aan de orde is en niet is toegestaan. Het gaat om rechtmatige toegang tot bepaalde gebouwen, diensten en informatie- of werkprocessen. Het gaat niet om de openbare ruimte, dat wil zeggen de voor publiek toegankelijke ruimte. Het is dus niet toegestaan in de openbare ruimte. Ik zie de heer Van Waveren knikken en dat lucht mij op, want dat betekent dat hij niet verder duikt in de casuïstiek die altijd buitengewoon interessant, maar vanuit deze positie bezien ook een beetje gevaarlijk is.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11 van het lid Valize. Deze krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Motie 11: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Struycken:
Motie 12: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Motie 12: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Struycken:
Motie 13: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Motie 13: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Struycken:
Met de motie op stuk nr. 14 heb ik even zitten worstelen, mede in het licht van het debat dat we hierover in mijn eerste termijn hebben gevoerd. Ik heb daarin benadrukt dat ik weliswaar verantwoordelijk ben voor het stelsel van de AVG en de UAVG, maar ook dat het van belang is dat de verantwoordelijkheid voor sectorale gegevensverwerkingswetgeving blijft bij de betrokken onderscheiden bewindspersonen. Als ik de motie zo kan lezen dat ik voor het terrein waar ik verantwoordelijk voor ben, namelijk de AVG en de UAVG, op grond van een jaarlijkse inventarisatie bij partijen in het veld, zoals genoemd in de motie, in samenspraak met uw commissie kan bezien of en, zo ja, in een actualiseringsvoorstel een wijziging moet worden opgenomen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Maar dat is dan met deze interpretatie.
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de indieners.
Mevrouw Dral (VVD):
Ik denk dat dit een goed begin is. We gaan nog met elkaar in gesprek daarover, dus ik denk dat dit voor een aftrap heel goed is.
Staatssecretaris Struycken:
Gaarne. Op die basis: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan noteren we dat en wijzen we mensen er wel op om de Handelingen goed te lezen.
Staatssecretaris Struycken:
Dan kom ik op de vier moties van de heer El Abassi. De eerste is de motie op stuk nr. 15. Die betreft een schadevergoedingsmaatregel. Zoals ik toelichtte is dit ongebruikelijk, is het slecht in te passen en zijn er voldoende alternatieven. Op die basis ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Ontraden onder verwijzing naar het debat.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 16 is overbodig, want dat is beleid binnen de bestaande kaders.
De motie op stuk nr. 17 verzoekt mij bepalingen te herzien en aan te passen. Deze bepalingen zullen worden bezien in het kader van de actualisering van de UAVG, maar ik kan niet onderschrijven dat ze ook zullen worden herzien en aangepast. Dat is onderdeel van de analyse die we gaan maken bij de eerstvolgende actualisering van de UAVG. Dus gezien dit dictum wil ik 'm ontraden.
De strekking van beide moties ondersteun ik wel.
De voorzitter:
We noteren "ontraden" bij de motie op stuk nr. 17. Dan zijn we bij de laatste motie, de motie op stuk nr. 18.
Staatssecretaris Struycken:
De motie op stuk nr. 18 noemt een viertal aanbevelingen die zouden moeten worden overgenomen. Een daarvan is de schadevergoedingsmaatregel; de motie daarover heb ik ontraden. De vierde aanbeveling is erg complex. Van de eerste heb ik in het licht van de discussie over het amendement gezegd dat ik daar gevolg aan kan geven, maar de combinatie van de vier maakt dat ik ook deze motie moet ontraden.
De voorzitter:
We noteren bij de motie op stuk nr. 18 ook "ontraden".
Ik kijk nog heel even rond bij de leden. Ik zie de heer Krul naar voren komen lopen. Ik dacht ook dat hij nog een vraag gesteld had in zijn inbreng. Ik had het CDA namelijk ook genoteerd.
De heer Krul (CDA):
Ik was benieuwd in hoeverre de staatsecretaris de missionaire opdracht op zich wil nemen om … Het gaat over de GDPR. Ik zie hem al knikken.
Staatssecretaris Struycken:
Ik herinner me nu de vraag. Het spijt me dat ik daar niet op gereflecteerd heb. Inderdaad, ik zal specifiek in verband met de GDPR navraag doen. In Brussel is het altijd de vraag op welke deur je moet kloppen. Meestal betekent dat dat je op heel veel verschillende deuren moet kloppen, maar het aardige is dat je vroeg of laat iemand tegenkomt bij wie je aan het goede adres bent. Ik zal dus specifiek in het licht hiervan en van de ervaringen die we in Nederland hebben, specifiek aandacht vragen voor revisie van de AVG.
De voorzitter:
Dank u wel daarvoor.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik wil de leden erop attenderen — ik kijk in het bijzonder naar de heer Krul, want hij heeft al aangeboden het voortouw hierin te nemen — dat deze moties, de amendementen en de wet wel op de stemmingslijst komen, dus dat er een separaat verzoek moet worden gedaan om dat uit te stellen. Ik zeg het maar even voor de volledigheid, want dat kan kennelijk niet rechtstreeks in dit debat; dat moet daarna nog. Wilt u dat nog doen?
Ik dank u allen voor uw betrokkenheid, uw aanwezigheid en de inbrengen. Uiteraard dank ik ook de staatssecretaris en de mensen die dit debat gevolgd hebben. Ik sluit de vergadering voor vandaag.
Sluiting
Sluiting 22.05 uur.