Plenair verslag Tweede Kamer, 80e vergadering
Dinsdag 4 juni 2024

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    23:02 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, Agema, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bruyning, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Keijzer, Van Kent, Kisteman, Koekkoek, Kops, De Kort, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Maatoug, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paul, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Rajkowski, Ram, Rooderkerk, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Teunissen, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van der Wal, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten en Zeedijk,

en de heer Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de heer Van Rij, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en de heer Van Weyenberg, minister van Financiën.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van dinsdag 4 juni.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Vedder

Vragen van het lid Vedder aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht "Langdurig onderzoek geeft pulsvissers alsnog gelijk: door Brussel verboden methode is juist milieuvriendelijker".

De voorzitter:
Aan de orde is het vragenuurtje. Daartoe heet ik de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Misschien is het wel de laatste keer dat hij hier zit. We weten het niet. Hij wordt aan de tand gevoeld door mevrouw Vedder van het CDA. Het woord is aan haar.

Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. "Na vijftien jaar onderzoek blijkt dat Noordzeevissers al die tijd gelijk hadden", schrijven wetenschappers van drie universiteiten. Elektrisch pulsvissen is veel milieuvriendelijker dan de traditionele sleepnetten. We hebben vijftien jaar moeten wachten om deze woorden eindelijk zwart op wit te zien staan, en ondertussen ligt de vloot er zwaargehavend bij, met de pulskor op de schroothoop. Hoe wrang en pijnlijk is dat? Toen ik het krantenbericht las, voelde ik dus ook geen opluchting, maar eigenlijk vooral boosheid en frustratie. En ik ben niet eens visser. Ik citeer wetenschapper Schram: "Toen dit hele debat begon ben ik wel de naïviteit kwijtgeraakt dat het in de politiek over feiten gaat, maar dat doet er gewoon niet toe." Na vijftien jaar onderzoek staan de feiten eindelijk zwart op wit: de pulskor zorgt voor minder bodemberoering, minder brandstofuitstoot en minder bijvangst van andere vissen. Toch ging er een streep doorheen. We weten allemaal waarom, maar dat maakt het nog niet rechtvaardig, zeker niet als we ondertussen in dit huis zeggen dat we naar een duurzame en toekomstbestendige visserij willen.

Voorzitter. De minister reageert in een krantenartikel op dit rapport dat dit onderzoek enorm gaat helpen om met een onderbouwde visie naar Brussel te komen. Maar we weten ook dat de feiten niet altijd even belangrijk zijn geweest in dit dossier. Wat gaat de minister in Brussel met dit onderzoek doen? Een goed onderbouwde visie en heldere feiten zijn belangrijk, maar hoe gaan we bijvoorbeeld onze lieve collega's in Frankrijk meekrijgen? Ik vraag de minister ook: hoe gaan we richting het Europees Hof hiermee om?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Adema:
Dank u wel, voorzitter. De Nederlandse vissers hebben laten zien dat ze innovatief zijn en dat ze in staat zijn om nieuwe technieken te ontwikkelen, die ervoor zorgen dat er op een ecologisch en economisch meer verantwoorde manier kan worden gevist. De pulstechniek was daar echt een exponent van. Een prachtige techniek, met 40% brandstofbesparing en met inderdaad veel meer selectiviteit als het gaat om de vissen die gevangen werden. Last but not least, zou ik willen zeggen: veel minder bodemberoering. Een prachtige techniek, waarmee onze vissers echt een toekomstperspectief hadden en wat mij betreft ook moeten hebben.

Het is eigenlijk wel schandalig dat de pulstechniek de vissers is afgenomen. Om politieke redenen, niet gebaseerd op wetenschappelijke adviezen, is de pulskor verboden. Dat is gebeurd in 2019. Mijn voorganger, mevrouw Schouten, heeft daarop direct bezwaar aangetekend bij het Europees Hof. In 2021 heeft het Europees Hof geoordeeld dat het besluit dat genomen is op basis van die gronden genomen kon worden en dat daarmee het pulsvissen definitief verboden was.

Dit heeft tot een trauma geleid in de visserij. Nog steeds wordt soms met emotie gesproken over dat moment. Het heeft er diep ingehakt bij de visserij, juist omdat het hier gaat om een nieuwe techniek, die op diverse fronten veel beter is. Een duurzame techniek, waarmee de visserij laat zien dat men doorontwikkelt en verduurzaamt. Het is echt doodzonde dat we die techniek kwijt zijn.

Nu ligt er een rapport. Dat rapport is voor een deel nieuwe informatie, maar voor een deel ook het verzamelen van informatie die er was. Het bevestigt onomstotelijk wat wij al vonden met elkaar, namelijk dat het bijdraagt aan de Europese doelen van ecologische duurzaamheid, van minder fossiele brandstoffen en van een economisch perspectief voor de visserijsector. Het past geweldig goed in het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is een ferme streep onder datgene wat we vonden. We hebben in de afgelopen jaren dan ook niet anders gedaan dan op elk moment dat het ging om visserij en op elk moment dat ik met de Commissaris sprak, pulsvisserij onder de aandacht brengen als het alternatief, zeker in een jaar als vorig jaar, waarin er hoge brandstofprijzen waren. Het was verschrikkelijk dat er met die hoge brandstofprijzen vistuig op de kant lag bij de vissers dat 40% brandstof kon besparen. Het was er. Het kon niet ingezet worden. Dat was een buitengewoon pijnlijke situatie. Ik heb daar dus ook bij elke Landbouw- en Visserijraad waar het ging over visserij aandacht voor gevraagd.

Ik heb daar ook met de Commissaris over gesproken. Ik heb natuurlijk weleens vaker discussies met deze Commissaris — dat loopt niet altijd even goed af — maar de Commissaris bevestigt de duurzaamheid van het pulstuig. Hij zegt ook: eigenlijk zou dat in de toekomst moeten worden toegepast, want het is wel een vernieuwing die echt goed past bij de duurzaamheidsdoelstellingen die we als Europa hebben. Hij steunt mij dus in de strijd om het terug te krijgen, alleen moet die strijd op drie fronten gevoerd worden. Die moet gevoerd worden in de Commissie en bij de lidstaten in de Landbouw- en Visserijraad. Die strijd moet ook gevoerd worden in het Europees Parlement, en daar knelt het enorm. Elke keer als ik de puls aan de orde stel bij de lidstaten, dan krijg ik een vriendelijke blik, maar een antwoord krijg ik niet eens, omdat men daar geen behoefte heeft om erover te praten. Zo plat is het eigenlijk. Het is dus buitengewoon frustrerend om als minister van Landbouw naar Europa te gaan om met puls aan de slag te gaan.

Dit rapport helpt daar natuurlijk wel enorm bij. We hebben steeds gezegd: juist op die wetenschappelijke gronden willen we graag dat die puls terugkomt en dat die puls blijft. Het Europees Hof heeft uitspraak gedaan en gezegd dat de beoordelingsbevoegdheid van Europa veel breder is dan alleen maar wetenschappelijke adviezen. En daar knelt het. Als je met dit rapport naar het Europees Hof wilt gaan, dan zal het Europees Hof zeggen: we hebben toen gezegd dat de beoordelingscriteria veel breder zijn dan de wetenschappelijke adviezen. Je zou erin kunnen lezen dat een politiek orgaan een politiek besluit mag nemen. Dat betekent dat dit rapport ons natuurlijk helpt, maar het zal juist moeten helpen om onze collega-lidstaten en de Europese parlementariërs te overtuigen van nut en noodzaak van de pulskor. Daarmee kan het enorm helpen.

Eerlijk gezegd moet ik u wel zeggen dat ik me zorgen maak over de hele boomkorvisserij, laat staan de puls. Denemarken heeft nu net besloten om in hun gebieden de boomkor voor hun vissers te sluiten. Het land stelt voor om dat ook voor onze vissers te gaan doen, althans die signalen zijn er. Denemarken vraagt aan Europa om te stoppen met de boomkorvisserij. Ik maak me dus hele grote zorgen voor de Nederlandse vissers in de komende jaren. De opgave voor mijn opvolger is wat dat betreft bijzonder groot.

Mevrouw Vedder (CDA):
Ik hoor nog geen heel helder antwoord op mijn vraag: hoe gaan we hiermee terug naar het Europees Hof? Ik hoor wel dat de minister zegt dat dat een lastige route wordt. Mijn vervolgvraag zou dan zijn: is de minister bereid om hier de landsadvocaat in te laten vliegen? Ik wilde nog even verdergaan op de zorgen van de minister over de pulskor in het algemeen en op het trauma, zoals hij dat noemde, in de visserij. Ik zie aan de ene kant een bedreiging voor de bodemberoerende visserij en de noodzaak tot verduurzaming, en aan de andere kant zie ik een sector die daarin getraumatiseerd is geraakt, ernstige klappen heeft opgelopen en de kracht en misschien wel de moed heeft om die innovatie door te zetten. Die is natuurlijk gewoon hartstikke beschadigd geraakt, terwijl Nederland in onze ogen juist met die mooie techniek als de pulskor en met de verdere innovatietechnieken die daaromheen zitten, een hele belangrijke rol zou kunnen spelen als het gaat om de wereldwijde verduurzaming van visserij. Is de minister het met het CDA eens dat dit soort technologie niet alleen toegelaten zou moeten worden, maar ook breed beschikbaar zou moeten worden gesteld, niet alleen voor ons land maar voor alle Europese visserijlanden en misschien zelfs wel voor landen buiten Europa? Welke bijdrage kan het ministerie op dit moment leveren om zo'n proces in gang te zetten en over dat trauma heen te komen?

Minister Adema:
Twee hele belangrijke vragen. Ik ben best bereid om met de landsadvocaat te gaan praten over de mogelijkheden die dit rapport biedt voor de inzet bij het Europese Hof. Als wij daar een procedure zouden starten, moeten wij ons wel realiseren dat de politieke lijn dan lastiger wordt. Een politieke discussie wordt lastiger als er een procedure loopt. Dat wordt dus wel lastig, maar ik ben er best toe bereid. Nogmaals, het wil niet zeggen dat je automatisch naar het Hof moet gaan. Op het moment dat je naar het Hof gaat en je in de Landbouw- en Visserijraad, bij de Commissie of in het Europees Parlement wilt praten over de pulstechniek, dan zal het eerste antwoord zijn: jullie hebben een procedure aangespannen bij het Hof; wacht dat eerst maar af! Als je dan aan de voorkant ook nog inschat dat de kansen daarvan vrij laag zijn, dan moet je dat op een goede manier wegen. Ik zeg niet dat we het niet moeten gaan doen, maar het moet wel zorgvuldig gewogen worden.

Dan de verduurzaming. De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen dat we bezig waren met experimenten rondom de pulskor. Uit mijn hoofd ging het om vijftien kotters die zouden worden uitgerust met pulskor. Dat zou dan wetenschappelijk onderzocht worden. Er zijn in die periode door de toenmalige minister heel veel vrijstellingen gegeven voor de pulskor. Daardoor voeren op een gegeven moment 85 schepen met de pulskor. Dat was niet in overeenstemming met datgene wat was afgesproken met de Europese Commissie. Dat maakt dat er met argusogen gekeken wordt naar de manier waarop Nederland omgaat met de pulskor. Toen ik kwam, heb ik al gezegd: als het gaat om verduurzaming, als het gaat om innovatie, hebben we al die landen nodig om met elkaar die innovatie tot stand te brengen. Dan moeten we bijvoorbeeld ook de Franse vissers en onze Deense collega's een stukje van die innovatie gunnen. Die samenwerking moet echt veel meer vorm krijgen de komende periode. Het gaat dus om internationale samenwerking op het gebied van innovatie, zodat we ook kunnen kijken of we de technieken die al aan de basis liggen van de pulskor enzovoort, kunnen doorontwikkelen naar nieuwe technieken waar meer landen gebruik van kunnen maken en waar meer landen profijt van kunnen hebben. Die samenwerking moet dus echt aangejaagd worden.

Mevrouw Vedder (CDA):
Van mijn kant nog één vraag, nadat ik heb gezegd dat ik het daar in ieder geval van harte mee eens ben; ik ben heel benieuwd hoe dat vorm gaat krijgen. De wetenschappers hebben in hun onderzoek ook de uiting gedaan dat zij zien dat het verbod op de pulskor eigenlijk "in strijd is met de EU-doelstelling om de ecologische en economische duurzaamheid van de visserij te verbeteren". Dat vind ik een interessante opmerking. Ik ben benieuwd of de minister dat ook zo ziet, of dat een besef is dat in Brussel breder wordt gezien en of de minister denkt dat dit een opening kan bieden voor een doorstart of pulskor 2.0.

Minister Adema:
Wij hebben een gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gaat bij het visserijbeleid heel vaak om het vaststellen van de visquota — hoeveel mag er gevist worden? — zonder dat daarbij heel erg wordt nagedacht over de sociaal-economische effecten op de sector. We hebben inmiddels met een aantal landen in Europa een samenwerkingsverband opgetuigd waarbij we hebben gezegd dat de ecologische belangen en de economische belangen veel beter in balans moeten worden gebracht. Het visserijbeleid zegt het ook; dat zegt dat de sociaal-economische effecten van het beleid een plek moeten krijgen in het visserijbeleid. Ik vind het dus buitengewoon belangrijk dat we dat doen. Pulskor is een economisch duurzame oplossing en past wat mij betreft heel goed in het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik zal dat natuurlijk ook op de agenda zetten, zeker naar aanleiding van dit rapport. Dit rapport geeft dat namelijk heel duidelijk aan. Wat betreft de ecologische effecten is het duidelijk dat de bodemberoering bij de pulsvisserij gewoon echt veel minder effect heeft. Er is dus een fors ecologisch effect. Dat betekent dat we die discussie ook op basis van die argumenten moeten aangaan in Europa, absoluut.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Gelijk hebben is iets anders dan gelijk krijgen. Ik vind het goed dat de minister nu op dit pijnlijke dossier toegeeft dat je niet alleen moet kijken naar je eigen gelijk, maar dat je ook met de andere landen in Europa moet kijken hoe je dit gezamenlijk tot een succes gaat brengen in plaats van dat je alleen voor je eigen belang gaat. Ik vind het dus goed dat we niet de EU of de rechters de schuld geven, maar dat we zeggen dat we misschien zelf ook iets heel erg fout gedaan hebben. Ik hoorde de minister heel kort iets zeggen over de 20 vergunningen die wij hadden om pulsvissers de gelegenheid te geven om te bewijzen dat dit een goede techniek is, maar dat staatssecretaris Bleker daar 84 vergunningen van maakte. Hoe kijkt de minister nou achteraf naar zo'n besluit als je gelijk wil krijgen?

Minister Adema:
Mevrouw Bromet zegt dat we niet de EU de schuld moeten geven. Ik kan niet om het feit heen dat in het Europees Parlement het besluit is genomen om een verbod op de pulsvisserij in te stellen en dat dat debat destijds niet erg op basis van feiten en de wetenschap gevoerd is, maar dat dat een hoop politiek was; laten we het maar zo zeggen. Daarvan geef ik het Europees Parlement wél de schuld, want die heeft dat wel veroorzaakt. Ik moet ook zeggen dat wij toen wij met dat experiment en het wetenschappelijk onderzoek met die 15 kotters begonnen, misschien beter hadden moeten nadenken over de vraag of het verstandig was om die vrijstellingen door te laten gaan naar 85. Want uiteindelijk voeren langs al die kusten wel onze pulsboten. Achteraf gezien denk ik dat we daar voorzichtiger mee hadden moeten omgaan. Dan hadden we de puls nu misschien nog gehad, maar misschien ook niet. In Europa is wetenschap natuurlijk van belang, maar moet het je ook gegund worden. De gunfactor is wat dit betreft niet zo hoog bij de andere lidstaten en bij andere landen — dat moeten we ons ook heel goed realiseren — terwijl het wel een prachtige techniek is. We zien natuurlijk vaker dat Nederland bij bepaalde technieken vooroploopt, maar het moet je wel gegund worden in Europa.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Pulsvisserij is een effectievere methode om vissen te doden en om de oceanen en zeeën sneller leeg te vissen. We kunnen in deze discussie wel dodingsmethoden met elkaar vergelijken — ik doel op pulsvissen versus boomkorvissen et cetera — maar het punt is dat de vissen doodgaan. Ik wil de collega's daaraan herinneren. De zeeën zijn in een deplorabele staat. Kijk naar de Noordzee. 95% van het gebied mag bevist worden. De oplossing is niet: kunnen we een techniek bedenken om nog meer vissen te doden? De oplossing is: de zeeën beschermen, de oceanen beschermen en ervoor zorgen dat een groter gebied van de Noordzee natuurgebied wordt. Op welke manier gaat de minister zich daar hard voor maken?

Minister Adema:
Als hier wordt opgevoerd dat de pulsvisserij een manier is om de oceaan nog sneller leeg te vissen, is dat een flauwekulargument. Vraag het al die vissers maar, die nu te maken hebben met een lager tongquotum van -60. Vraag die vissers maar of dat zo is. We hebben het allemaal keurig gereguleerd. De visstanden zijn prima. Die worden prima onderhouden. Op het moment dat het niet goed is, worden er ingrijpende maatregelen genomen, hele ingrijpende maatregelen. Vraag die vissers maar wat het voor hen betekent. Vraag maar wat het betekent voor die visserijgezinnen, die misschien in september of oktober de kotter aan de ketting kunnen leggen. Dat zijn de consequenties van het beleid. We doen het op een zorgvuldige manier, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat niet ter discussie staat. Op basis daarvan worden de quota vastgesteld. Overigens heeft een benchmark uitgewezen dat het wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen twee jaren niet voldoet als het gaat om de stand van de tongvissers. De tongvissers hebben een reductie gekregen van 60% op hun quotum. Dat was niet nodig geweest. Dat ik huilende vissers aan tafel heb gehad, was niet nodig geweest. Nu zegt de wetenschap namelijk: "Het had hoger moeten zijn, want er is veel meer tong dan we verwacht hadden. Het gaat niet om 22.000 ton, maar misschien wel om 75.000 ton. Laten we maar afkappen op 55.000 ton." Dat is wat er nu speelt. Als ik visser was, zou ik mij lelijk in mijn hemd vinden staan. Maar de vissers werken mee. Zij stellen de wetenschappelijke onderzoeken van de instituten die we daarvoor hebben opgericht, ICES bijvoorbeeld, niet ter discussie. Dus vertel mij niet dat de pulsvisserij bedoeld is om de zeeën leeg te vissen. We hebben nu een deugdelijk rapport van de WUR, dat aangeeft wat de effecten zijn van de pulsvisserij: een positief ecologisch effect, een positief selectiviteitseffect en een positief brandstofeffect. Ik vind dat argument dus gewoon … En ja, vissen gaan dood. We mogen vissen gebruiken voor consumptie. Natuurlijk gaan vissen dan dood, vanzelfsprekend. Dat hoort bij het nuttigen van dierlijke eiwitten.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik begrijp dat mijn vraag nogal wat emoties losmaakt bij de minister. Dat begrijp ik, want de positie van de vissers is ook heel nijpend. Dat is mede vanwege achtereenvolgende kabinetten die altijd valse beloftes hebben gedaan aan de vissers: jullie kunnen nog meer gaan vissen; ga maar investeren in die boot. Maar we zien in welke situatie we nu zitten. Mijn vraag heeft de minister net niet beantwoord. De natuur verkeert in een ernstige staat. De biodiversiteit in de zeeën holt achteruit. We kunnen nu wel weer een extra techniek mogelijk gaan maken, maar dan zien we precies hetzelfde gebeuren wat ook bij het mestbeleid en het stikstofbeleid gebeurt, namelijk dat het kabinet al zijn energie inzet om bij de EU te bedelen om de normen en de regels te versoepelen. Wanneer zie ik een keer een kabinet dat echt zegt: we moeten de vissers helpen omschakelen, minder gaan vissen en opkomen voor de natuur; daar gaan wij ons hard voor maken? Dat zie ik niet.

Minister Adema:
Ik vind het belangrijk om ook in dit debat wel van de feiten uit te gaan. Die feiten zijn dat jaar op jaar de quota naar beneden zijn gegaan en dat vissers juist minder ruimte kregen om te vissen in plaats van meer, zoals nu beweerd wordt. Het is dus niet zo dat er meer vis wordt gevangen. Er wordt op een andere manier vis gevangen, namelijk op een ecologisch meer verantwoorde manier met minder brandstofkosten, waardoor de gezinnen een beter economisch toekomstperspectief hebben. Dat is de realiteit, dat zijn de feiten.

De heer Flach (SGP):
Het waren vooral de Fransen die de pulskorvisserij tegenhielden, dus ik zie wel kansen. Gisteren heeft een groot deel van de Kamer er blijk van gegeven miljarden te willen investeren in Franse onderzeeboten. Het lijkt mij een uiterst kleine geste van de Franse kant om de pulskorvisserij daarvoor terug te geven.

Maar even serieus. Ik hoor de minister terecht alle voordelen opnoemen van de pulskorvisserij, zowel ecologisch als qua CO2-uitstoot. Maar er zitten natuurlijk ook zorgen aan de kant van bijvoorbeeld de Franse vissers dat de pulskorvisserij gebruikt zal gaan worden op plekken waar je met een boomkorschuit niet kan komen. Zou het niet een goede tactiek zijn om die zorgen in Europa nog eens serieus te bespreken en om ook andere lidstaten aan onze kant te krijgen?

Minister Adema:
Ik ben het zeer met de heer Flach eens. Dat is in het verleden te weinig gebeurd. Met alle respect, we zijn in de afgelopen jaren wel een beetje voor de Nederlandse positie gegaan. We hebben misschien her en der wat te weinig oog gehad voor de effecten op andere landen en andere vissers. De Fransen gaan heel erg voor hun eigen visserij. Dat is ook de aanleiding geweest om dit te doen. Het is ook nogal wat als je een kleinere visserijsector hebt, met kleinere kotters. We hebben steeds de discussie over de 24 meter in Europa. Dat is ook een beetje een hopeloze discussie. Die is wel waardevol, maar het is lastig om erdoorheen te breken. Die Franse vissers zien die grote pulskorboten voorbijkomen en denken: nou, daar gaat onze vis. Terwijl dat natuurlijk niet zo is, want daar zijn afspraken over gemaakt, keurig netjes gequoteerd.

Als je kijkt naar de toekomst, naar de komende periode ... Ik heb daar ook al over gesproken met mijn Franse evenknie; het is daar belegd bij de staatssecretaris, Hervé Berville. Ik heb gezegd: hoe kunnen we nog meer samen optrekken om het voor al onze vissers een rendabele tak van sport te maken en te laten blijven? Hoe kunnen we samen optrekken om verduurzaming en innovatie een plek te geven waar jullie vissers van profiteren, waar onze vissers van profiteren en waar nog veel meer vissers van profiteren? De bodemberoering is per land weer een beetje verschillend. Daar moet je ook voor opletten. Maar daar kunnen altijd leerpunten uit gehaald worden. Innovaties kunnen ook altijd op andere plekken worden ingezet. Ik ben het dus zeer met de heer Flach eens dat we dat meer genuanceerde verhaal moeten gaan vertellen en dat we ze veel meer mee moeten nemen in dit soort ontwikkelingen.

De heer Baudet (FVD):
Ik hoor de minister zeggen dat ... Ik complimenteer hem voor zijn passie voor de visserij, die ik echt wel terug hoor in zijn verhaal. Ik hoor hem zeggen dat het niet een ecologische beslissing was om de pulsvisserij te verbieden en dat het ook niet door het strikte juridische raamwerk is ingegeven, maar door de politiek. Ik vind het winst dat duidelijk is: het verbod op de pulsvisserij heeft een politieke oorsprong; het gaat over belangen van landen. Maar wat ik niet goed begrijp is het volgende. We zijn het dus eens over deze analyse. Mooi om te zien. Het is ook belangrijk om op te komen voor de vissers. Dat zie en voel ik echt bij de minister. Maar ik begrijp niet waarom er niet veel harder onderhandeld wordt vanuit Nederland. Wij zijn een grote nettobetaler aan de Europese Unie. Wij gaan op alle mogelijke manieren altijd mee in de belangen van andere landen. Waarom niet eens een keer met de vuist op tafel slaan?

Minister Adema:
Dat met de vuist op tafel slaan, heb ik de laatste tijd vaker gehoord. Zo werkt het niet in Europa. Je moet vooral ... Ik vond de heer Veerman daar hele verstandige uitspraken over doen. Je moet vooral met de pet in de hand naar Brussel. Dat betekent: wat heb je te bieden? Als je alleen maar gaat halen, wordt het erg lastig. Dit is ook een beetje wat ik net met de heer Flach besprak. Er zou reciprociteit in moeten zitten rondom de visserij, ook naar Frankrijk en dat soort landen, waarbij je ook wat te bieden hebt aan de Franse, Deense en Spaanse vissers. We zullen echt op die manier aan de slag moeten. Als wij een innovatief land zijn, hebben we wat te bieden. Dan kun je ook wat terug halen. Dat gesprek zal moeten plaatsvinden.

Dat er niet met de vuist op tafel wordt geslagen ... Dat gebeurt inderdaad niet, maar we voeren hele stevige discussies en hebben veel contact. Ik heb al gezegd dat ik hierover met de Eurocommissaris heb gesproken en dat de Eurocommissaris ook zegt: ik steun het van harte, alleen zie ik geen meerderheid ontstaan bij de lidstaten. Ik heb u net gezegd dat ik bij elke Landbouw- en Visserijraad waarbij de visserij aan de orde komt — u kunt het nagaan — steeds de pulskor op de agenda heb gezet, maar daar wordt niet ... Men laat het over zich heen komen. Er wordt niet eens op gereageerd. Dat geldt ook voor het Europees Parlement. Daarom zegt de Eurocommissaris ook: ik zou het graag willen, maar als we het doen, moet het ook kans van slagen hebben en ik zie op dit moment totaal geen kans van slagen. Dat is de betonnen muur waar we tegenaan lopen.

De heer Baudet zegt nu "het is een politiek besluit geweest en dat is winst", maar ik heb nog nooit anders gezegd dan dat het een politiek besluit geweest is. Dat is niks nieuws. Dat zeggen we eigenlijk de hele periode al. Mijn voorganger, mevrouw Schouten, heeft dat ook steeds gezegd. Dat is ook wel een beetje het lastige. De wetenschap gaat dit niet redden. We zullen het politiek moeten redden.

De heer Baudet (FVD):
Ik bedoel ook niet te zeggen: o, flauw, nu is het wel een politiek besluit en eerder niet. Wat ik belangrijk vind om te benadrukken — ik heb dit trouwens ook steeds gezegd — is dat het zonneklaar is dat hier nationale belangen spelen en dat dus landen als Frankrijk, maar ook Portugal, Kroatië en noem het allemaal maar op, in de EU zitten vanuit hun eigen nationale belang. Onze kritiek op de inzet van Nederland in de Europese Unie is dat wij altijd denken dat anderen net zo altruïstisch zijn als wij. Wij betalen ons blauw aan het coronaherstelfonds. Wij hebben die Zuid-Europese landen een bail-out gegeven toen ze in de eurocrisis zaten. We gaan nu weer die Franse onderzeeërs ondersteunen. Nederland is überhaupt al de grootste nettobetaler. Onze boeren worden uitgeknepen vanwege de Habitatrichtlijn. Het gaat maar door. En u zegt: "We moeten met de pet rond. We moeten iets gaan aanbieden." Even een gedachte-experiment, wat zou er nou gebeuren als wij gewoon zouden zeggen: "Jongens, we betalen die boete niet. En als er wel een boete komt en als we die op een of andere manier moeten betalen, brengen we dat wel in mindering op onze bijdrage aan de EU. Dit gaan we gewoon niet doen. Punt!"

De voorzitter:
Punt, punt, punt, punt, punt, punt.

De heer Baudet (FVD):
Dat soort machtspolitiek mis ik totaal in de inzet van Nederland in de Europese Unie.

De voorzitter:
De minister.

Minister Adema:
Ik noem dat geen machtspolitiek. Ik noem dat risicopolitiek van de bovenste plank. Als onze vissers zouden uitgaan met pulstuig en wij zouden gedogen dat onze boeren gaan uitrijden, zullen er in Nederland procedures worden aangespannen. Ik kan u ...

De heer Baudet (FVD):
Nou en?

Minister Adema:
Nou en? Dat betekent dat van het ene op het andere moment de zaak stilligt. Dat betekent dat de vissers van het ene op het andere moment kunnen stoppen. Dat heeft desastreuze gevolgen. Dat is de politiek van het risico nemen, van te veel risico nemen en het risico afwentelen op de sectoren waar je voor loopt. Wij doen heel veel als het gaat om onze pulsvisserijlobby in Europa. Ik heb u net gezegd dat ik heel veel bezig ben in Europa om daar draagvlak voor te kunnen krijgen. Tot nu toe lukt dat gewoon niet. Maar om dan maar het risico aan te gaan met veel grotere gevolgen ... Ik praat dan niet alleen over infractieprocedures, want er zijn mensen die zeggen dat die toch een aantal jaren duren en dat het allemaal wel meevalt. Maar we kunnen ook andere procedures verwachten en dat heeft direct consequenties voor sectoren. Dat risico wil ik onze sectoren niet aandoen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is gewoon ongelofelijk triest hoe veel visserijfamilies en visserijgemeenschappen aan wal zijn komen te staan, alleen maar vanwege kinnesinne van de Fransen. En ja, dat hadden we in het verleden beter en gezamenlijk moeten aanpakken met gezamenlijke innovatie in plaats van die voor onszelf te houden. Mijn punt is hier wel dat de minister net in de beantwoording van de vragen richting collega Vedder zei: ja, u kunt zich hier wel enorm inspannen om de puls terug te krijgen; dat doe ik ook in Brussel. Maar ondertussen hangen er nieuwe donkere wolken boven de sector, ligt de hele bodemberoerende visserij onder aanval van veel collega-lidstaten en dreigt de boomkor zijn langste tijd gehad te hebben. Dan is mijn vraag: is het risico niet dat de operatie straks op enig moment in de jaren dertig of eind jaren twintig slaagt, maar dat de patiënt is overleden en dat we geen visserijgemeenschappen en geen bodemberoerende visserij meer hebben? Ondertussen is het tongquotum dit jaar ook nog eens veel te laag afgesteld. Dat moet omhoog.

Minister Adema:
Die bodemberoerende visserij ligt onder vuur. Ik maak me daar, zoals ik al zei, grote zorgen om, ook als ik zie hoe Denemarken opereert. Dat mag een klein beetje symbolisch zijn, maar daar gaat wel een enorm signaal van uit, zeker voor een land als Denemarken. De risico's voor onze visserijsector zijn erg groot. Er zijn natuurlijk twee kanten aan het verhaal, waar een afweging in moet worden gemaakt. Dat wil ik met mijn opvolger goed doorspreken, want ik denk dat dat van belang is. Aan de ene kant zou je kunnen zeggen: oké, als er zo veel druk op de boomkorvisserij zit, moet je dan nog wel gaan voor die puls en niet alles op alles zetten om die bodemberoerende visserij te behouden voor de sector? Of moet je juist zeggen: nee, oké, dat snappen we, maar we hebben daar een goed alternatief voor? Is dit niet juist het moment om het alternatief nog eens goed onder de aandacht te brengen? Daar moet je een afweging in maken. Ik denk dat je het een moet doen en het ander niet moet laten, dus het zal een beetje een dubbele strategie moeten worden.

Dat onze vissers zijn geconfronteerd met een veel te laag quotum ben ik zeer met de heer Grinwis eens. Ik ben bezig om daar met de Eurocommissaris in Europa, de heer Sinkevicius, het gesprek over aan te gaan om te kijken of we de afspraken voor '24 alsnog kunnen openbreken, want ik vind het dramatisch om te zien dat er jaar op jaar lagere quota zijn afgesproken in Europa gebaseerd op wetenschappelijke adviezen en dat de wetenschappers nu in principe zeggen dat ze het de laatste twee jaar fout hebben gedaan. Dan moet je ook met elkaar de bereidheid hebben om te zeggen: oké, als dat zo is, dan gaan we het aanpassen en hebben we het lef met elkaar om onze vissers te helpen, want het kan toch niet waar zijn dat onze vissers dit overkomt? Ik vind vooral de verschillen zo groot. We zijn uitgegaan van 22.000 ton, misschien wel 73.000, wat we dan afkappen op 55.000. Als het 30.000 ton was geweest, dan had je gezegd: nou ja, dat zit een beetje in de marge. Maar het verschil is zo verschrikkelijk groot dat ik het aan mijn stand verplicht ben om er alles aan te doen om te proberen de vissers te helpen. Ik ben daar vanzelfsprekend ook intensief over in gesprek met de visserijsector.

De heer Holman (NSC):
De minister heeft zonet de heer Baudet overtuigd dat iets met een been of een vuist niet echt werkt, maar dat het succes toch ligt in intelligent denken en politiek handig manoeuvreren. Tot die laatste twee acht ik de minister in staat; dat kan hij. Hoe kunt u nu samen met de Duitsers, de Denen, de Engelsen en de Fransen tot iets komen wat ook hun perspectief biedt? Hoe kunt u tot iets komen dat ervoor zorgt dat er geen overbevissing is, dat het quotum eerlijk verdeeld is en dat alle landen gelijkelijk kunnen profiteren? Mijn vraag is: zou u op korte termijn met een plan kunnen komen om, wellicht samen met de mensen uit de sector, de vissers, tot een ander plan van aanpak te komen, wel uw gelijk te krijgen in Brussel en zo de vissers iets te kunnen bieden?

Minister Adema:
Ik wil daar even een paar dingen over zeggen. Die quota worden eerlijk verdeeld. Er is ook geen discussie over de verdeling van de quota op zich. We hebben daar een goed systeem voor in Europa. Natuurlijk, de wetenschappelijke onderzoeken wijzen nu uit dat het tongquotum veel hoger had moeten zijn. Daar moeten we op acteren, vind ik. Ik vind het wel van belang om samen op te trekken. Dat gaat langs een aantal lijnen. Dat is langs de lijn om innovaties die we hebben niet voor onszelf te houden, maar juist breed in te zetten. Want het moet juist van die innovatiekracht komen. Kijk naar de druk die er op de bodemberoerende visserij ontstaat. Ik vind dat we alles op alles moeten zetten om daarin zo mogelijk te innoveren. Dat kunnen we in Nederland ook heel goed. We hebben ook een visserij-innovatienetwerk. Dat is een heel netwerk van bedrijven, vissers, enzovoorts die met elkaar werken aan innovaties om te komen tot verduurzaming van de vistechnieken, maar eigenlijk van de hele visserij.

Dat moeten we niet voor onszelf houden. Ik heb dus ook eigenlijk het voornemen om een soort kwartiermaker innovaties … Mevrouw Vedder vroeg ook: hoe gaat u die innovatie vormgeven? Nou, ik denk dus aan een soort kwartiermaker die we nou eens op pad gaan sturen langs al die landen in Europa om te kijken wat we kunnen doen als we die innovatie gaan samenvoegen en meer gaan samenwerken. Dan kunnen we ook naar een centrale innovatie … Het zijn relatief kleine sectoren, dus laten we vooral de handen ineenslaan en laten we de anderen ook wat gunnen. Dat vind ik een hele belangrijk lijn.

Daarnaast heb je natuurlijk de politieke lijn bij de lidstaten. Ik heb daar net al over gezegd dat er op dit moment weinig animo is om in te zetten op de pulskorven, maar misschien dat juist langs die twee lijnen werken kan helpen. De Fransen krijgen dan namelijk ook perspectief op innovaties die wij ze dan ook gunnen, waardoor bij hen het roer misschien ook een beetje omgaat, al heb ik daar wel … Kijk, in Frankrijk denkt men toch ook heel erg aan de eigen vissers. Ik heb net ook al gezegd dat het je ook een beetje gegund moet worden, en dat blijft lastig. Je kunt de gunfactor alleen verbeteren op het moment dat je ook wat te bieden hebt. We moeten heel goed met elkaar nadenken over wat we allemaal te bieden hebben, want anders gaat het helemaal niet lukken, is mijn inschatting.

De heer Pierik (BBB):
Ik ben blij dat de minister de innovaties in de visserij prijst en dat hij ziet dat de pulsvisserij voor een duidelijke verduurzaming van de sector zorgt. Tegelijkertijd moeten we concluderen dat heel wat vissersgezinnen het verbod op die pulsvisserij hebben moeten betalen met enorme investeringen om weer om te schakelen naar de boomkorren. Heeft de minister een idee hoe het met de schadevergoedingen zit? Wordt daar al aan gewerkt? Wat kunnen vissers verwachten?

Minister Adema:
We zijn nu niet met een regeling bezig om het verlies aan boomkorren te compenseren. Dat is niet aan de orde. Wat wel aan de orde is, is dat op dit moment de quota laag zijn, zeker van de tong. Met andere quota gaat het prima of veel beter in ieder geval. Maar bij de tongquota is dat echt een probleem. Ik kan u wel zeggen dat ik door de benchmark voor volgend jaar wel veel meer perspectief zie voor de visserij. Dit is dus een spannend jaar voor de visserij, maar volgend jaar zal die echt veel meer kunnen vissen. Overigens heb ik in overleg met de sector natuurlijk een aantal maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat we zo veel mogelijk quota terecht laten komen bij de actieve vissers. We hadden zelf ook nog een quotum voor bijvangst. Dat hebben we voor een deel ook aan de visserij teruggegeven. Ik heb daar ook een brief over gestuurd. In die brief kunt u ook zien dat er niet zo'n heel groot verschil zit tussen wat er vorig jaar is binnengevist en wat we nu aan quota geven, maar het kan zomaar zijn dat er volgend jaar een enorme ophoging van dat quotum komt. Dat is voor onze vissers een fantastisch perspectief. Ik verwacht ook dat dat de komende jaren zal doorzetten. Als we kijken naar de paaibestanden, zien we dat het gewoon goed gaat met de tong. Dat betekent dus dat ik verwacht dat dat ook de komende jaren gaat doorzetten. Dit jaar is dus nog even spannend. Zoals ik al zei, hebben we er alles aan gedaan om zo veel mogelijk quota … Ik moet er ook bij zeggen dat de visserijsector daar op een hele actieve manier aan heeft bijgedragen. Er zijn ook vissers die misschien nog wel quota hadden liggen maar die niet meer gebruikten of die verhuurden. Er is alles op alles gezet om zo veel mogelijk quotum bij de actieve vissers terecht te laten komen. Daar hebben wij ons quotum nog bij gelegd voor de bijvangsten, om ervoor te zorgen dat we zo dicht mogelijk bij de vangstrealisatie van 2023 terechtkomen. Dat is zo, dus ik verwacht dat de visserij het de komende jaren echt weer goed gaat doen en dat er echt een perspectief is voor de visserij, behalve dan voor de boomkor. Mijn grote zorg ligt bij wat ik net allemaal heb uiteengezet. Het is echt alle hens aan dek om ervoor te zorgen dat er perspectief blijft voor de boomkor.

De heer Meulenkamp (VVD):
Ik wil vooral een praktische vraag stellen. U gaf net al aan dat dit wellicht de laatste vergadering van de minister is hier. U heeft een aantal keer opgeroepen tot samenwerking binnen Europa. U heeft heel veel gesprekken gevoerd binnen Europa. Met welke landen zouden wij nu concreet in gesprek kunnen gaan om een soort "viscoalitie" te vormen waarin we dat gesprek gaan voeren? En, om even bij de woorden van mijn collega Bromet te blijven, hoe kunnen we dan ook in plaats van alleen gelijk hebben ook gelijk krijgen? Met welke landen zouden wij kunnen gaan optrekken?

Minister Adema:
Dat is een vraag die we natuurlijk vaker tegenkomen als het gaat om Europa: kun je een soort coalition of the willing samenstellen? Ik kan u zeggen dat, als het in z'n algemeenheid gaat over bijvoorbeeld de balans tussen quota en sociaal-economische impact, we een coalitie hebben met een aantal landen. U moet dan denken aan bijvoorbeeld Denemarken, Italië, Frankrijk en België. We spreken elkaar regelmatig, juist hierover. We hebben ook gezegd: wij willen als coalitie een white paper aanbieden aan de nieuwe Europese Commissie, met een aantal voorstellen waarvan wij vinden dat die belangrijk zijn voor het toekomstperspectief, ook het sociaal-economische toekomstperspectief, van de visserij. Dat is de ene kant, in z'n algemeenheid. Daarnaast heb je juist weer met andere landen te doen als het specifiek gaat om pulsvisserij. Je moet dus af en toe ook wel per onderwerp je coalitie zoeken. Als het gaat om innovatie heb ik met andere landen te doen dan als het bijvoorbeeld gaat om de sociaal-economische impact. Dat is verschillend. Maar reken maar dat wij die samenwerking zoeken. Zoals ik al zei, denk ik er sterk aan om een soort kwartiermaker op pad te sturen naar die landen, waaronder de kustlanden aan de oceaan. Hierbij moet u denken aan Spanje, Frankrijk, Denemarken, Nederland enzovoorts. De bedoeling is om te kijken hoe we die innovatie, die daar echt vandaan moet komen, een forse impuls kunnen geven en hoe we daarbij met elkaar de krachten kunnen bundelen. Nu zie ik namelijk dat het versnipperd is.

Daarnaast vind ik het volgende belangrijk. Dat is ook een oproep en iets wat ik weleens tegen de visserij heb gezegd. De visserijsector is in de basis redelijk verdeeld. In de afgelopen anderhalf, twee jaar dat ik hier zit, heb ik zien gebeuren dat men elkaar veel meer heeft opgezocht in de visserijsector, mede door alle bedreigingen die op de sector afkomen. Daar ben ik ongelofelijk dankbaar voor, want het is buitengewoon belangrijk dat al die kleinere sectoren, die kleine PO's, elkaar vinden, overigens samen met de visserijgemeenschappen op de wal. Daarbij gaat het erom dat wordt gekeken hoe we de visserij toekomstperspectief kunnen bieden. Wel mis ik een beetje de inzet in Europa. In het verleden waren mensen daar voortdurend mee aan de slag in Europa. Ik zie dat de laatste tijd minder. Ik heb dat ook al een keer opgemerkt. Ik zei: "Waar kom ik de visserijsector in Europa tegen? Ik kan het namelijk niet alleen en wij kunnen dat niet alleen. Daar zal ook de visserijsector zelf een bijdrage aan moeten leveren."

De voorzitter:
U pakt nog effe het momentje, hè, voor de laatste keer!

Minister Adema:
Ja, tuurlijk! Ik ben nog lang niet klaar, meneer de voorzitter.

De voorzitter:
Het was u gegund, hoor. Hartelijk dank.

Minister Adema:
Dank u wel.


Vragen Soepboer

Vragen van het lid Soepboer aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht "Prostitutie, drugs en vechtpartijen: meer heftige incidenten op middelbare scholen".

De voorzitter:
Dan verwelkom ik graag de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Zij ontvangt een vraag van de heer Soepboer van de fractie van NSC. Het woord is aan de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):
Dank, voorzitter. Prostitutie op het toilet, drugshandel, rivaliserende bendes die met elkaar vechten in de gangen en steekpartijen achter het fietsenhok. Het is niet het script van een slechte budgetfilm, maar het lijkt de dagelijkse praktijk te zijn op onze middelbare scholen. We zijn op het schrikbarende punt gekomen dat dit soort zaken in het onderwijs normaal zijn geworden. Twee weken geleden debatteerde onze Kamer nog over veiligheid op scholen. Dat debat ging over mentale veiligheid, pesten en dat soort dingen, maar het had dus eigenlijk ook moeten gaan over wat we nu in de krant lezen, over prostitutie, wapens, drugs en geweld. Het aantal signalen van sociale en fysieke onveiligheid is in twee jaar tijd verdriedubbeld. Ik laat u met deze grafiek even zien hoe dat eruitziet. Dat zijn schrikbarende getallen. Hoe heeft het in vredesnaam zover kunnen komen?

Onderwijsexperts zeggen zelfs: de straatcultuur is de schoolmuren binnengekomen. Ze spreken van verharde omgangsvormen en van criminaliteit. Op bijna elke school is drugsverkoop een probleem. Sommige scholen moeten zelfs overdag hun deuren sluiten om drugsdealers buiten de school te houden. Jongens van rivaliserende bendes vechten met elkaar in de gangen en krijgen een gebiedsverbod, terwijl ze samen op dezelfde school zitten. We horen verhalen van nepwapens die worden meegenomen naar school.

Voorzitter. De leraren lopen de scholen uit en de penoze loopt naar binnen. Ik schaam mij diep dat dit soort malafide praktijken het Nederlandse onderwijs zijn binnengedrongen en dat wij niet in staat zijn om de veiligheid te garanderen op die plaats waar die veiligheid bij uitstek gegarandeerd zou moeten zijn. Ik schaam me niet alleen; als vader van een jong kind maak ik mij, samen met vele andere ouders van kinderen, denk ik, ook ongelofelijk veel zorgen. Ik wil de minister dan ook met klem vragen om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de grafiekjes die ik u net liet zien omgekeerd worden, dat ze er het jaar hierop, het jaar daarna en het jaar daarna beter uit gaan zien.

Voor nu heb ik een aantal concrete vragen. Ik begin met de eerste. Heeft de minister scherp waar deze criminele activiteiten plaats hebben gevonden, en is daar een patroon in te herkennen of een zwaartepunt in aan te wijzen? Dat is mijn eerste vraag aan de minister.

De voorzitter:
De minister.

Minister Paul:
Voorzitter, dank u wel. Ik moet zeggen: ik deel de zorgen van de heer Soepboer. Ik vind het ook verschrikkelijk dat al deze ellende onze scholen binnenkomt, want net zoals de heer Soepboer zei: onveiligheid is overal, maar juist ook op school, volstrekt onacceptabel. Ieder kind moet zich veilig voelen, omdat veiligheid een basisvoorwaarde is om überhaupt tot leren en verdere ontwikkeling te kunnen komen. Maar ik zeg er ook bij: helaas zien we die verhuftering en verharding breder in de samenleving. Zoals de onderzoekers ook al aanstipten, dringt die verhufting en verharding ... Ik zeg het verkeerd. Die verhuftering en verharding dringt helaas ook onze scholen binnen. Ik moedig scholen dan ook aan om bij ernstige veiligheidsincidenten contact te zoeken met de politie en bij strafbare feiten direct aangifte te doen. Scholen kunnen bij het calamiteitenteam van Stichting School & Veiligheid terecht voor ondersteuning bij acute crisissituaties en veiligheidsincidenten. Zij helpen de schoolleider en de leraren in dat hele proces.

Tegelijkertijd — dat maakt het ook ingewikkeld — speelt het volgende. Afgelopen vrijdag sprak ik tijdens een bijeenkomst met een zijinstromer; Désirée heet ze. Zij gaf bij mij aan dat ze bij veel kinderen moet beginnen met opvoeden voordat ze überhaupt aan leren toekomen. Ik zou hier dus ook heel nadrukkelijk willen zeggen dat wij scholen moeten helpen en leraren en schoolleiders moeten bijstaan, maar dat het een breder probleem is. Ik doe dus ook een breder appel aan de samenleving.

Dan ga in concreet in op de vraag van de heer Soepboer om zicht op hoe het precies zit. De plaats waar incidenten hebben plaatsgevonden verschilt. Ik heb er op dit moment geen volledig zicht op of deze incidenten op school, op het schoolplein of daarbuiten plaatsvinden. Ik vind het een heel terechte en belangrijke vraag, want dit wil ik zelf ook weten. Uiteindelijk is het belangrijk om dat scherpe zicht te hebben. Die informatie over de incidenten heb je nodig om tot een meer gerichte aanpak te komen. Het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs is in voorbereiding. Daarin regel ik onder andere incidentenregistratie voor veiligheidsincidenten en een meldplicht voor ernstige veiligheidsincidenten. Daarmee komt dit beeld er wél. Zo krijgen scholen en inspectie beter zicht en kunnen ze gerichte stappen zetten om herhaling te voorkomen.

De heer Soepboer (NSC):
Dan eerst maar even een andere vraag. U heeft het namelijk over de oorzaken. U zegt dat die breder zijn. Ik wil u toch vragen wat volgens u de concrete oorzaken zijn van wat we in het onderwijs zien, van deze cijfers, dus van de toename in getale en in ernst. Ik wil niet alleen horen dat het breder in de maatschappij leeft. Ik wil graag een aantal concrete oorzaken van u horen, waarvan u zegt dat ze in het onderwijs spelen.

De voorzitter:
"... waarvan de minister zegt dat ze in het onderwijs spelen."

Minister Paul:
Dan herhaal ik het toch. Op dit moment zien we dat de bredere tendens die je in de samenleving ziet, ook de scholen binnenkomt. Daarnaast zien we dat leerlingen sinds de coronapandemie minder gesocialiseerd zijn en dat er vaker sprake is van grensoverschrijdend gedrag. Ik vind het zelf heel belangrijk dat we meer duiding krijgen van de cijfers die we in het RTL-artikel hebben gezien. Daarover ga ik in gesprek met de inspectie. Ik zal de Kamer daar ook over informeren. We hadden onlangs, op 15 mei, een debat. Toen hebben we gesproken over veiligheid op scholen en meer specifiek over geweldsincidenten op scholen. Daar zoomen we verder op in. In de Kamerbrief die voor de zomer naar de Tweede Kamer, dus naar u, toe komt, ga ik daar verder op in. Ook goed om te vermelden is dat we samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid en samen met politie, gemeenten en andere partners hard werken om de criminalisering van onze jeugd tegen te gaan, bijvoorbeeld met het programma Preventie met Gezag en het actieplan Wapens en Jongeren.

De heer Soepboer (NSC):
Ik ga er toch even op door. U zegt dat het ...

De voorzitter:
"De minister zegt". Ik probeer u iets te leren, namelijk om te spreken via de voorzitter.

De heer Soepboer (NSC):
O excuseer, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, u valt ...

De heer Soepboer (NSC):
Ik begreep u helemaal verkeerd. "De minister zegt" — inderdaad, voorzitter — dat het een breder maatschappelijk probleem is.

De voorzitter:
Geweldig. U bent een snelle leerling.

De heer Soepboer (NSC):
Dank u wel voor de terechtwijzing. Heeft de minister dan ook verder gevraagd wat de maatschappelijke oorzaken daarachter zijn? Heeft de minister dat scherp? Of is de minister bereid om dat uit te gaan zoeken?

Minister Paul:
Ik ben bereid om alles te doen om dit tegen te gaan. Het is namelijk totaal onacceptabel dat het geweld de plek die bij uitstek veilig moet zijn voor leerlingen en leraren, binnenkomt. Dus ik ben absoluut bereid om verder te duiken in dat wat wij kunnen doen om geweldsincidenten tegen te gaan, om te kijken hoe de ontwikkelingen in de samenlevingen binnensijpelen in de school en hoe we dat een halt toe kunnen roepen. De eerste stap is om meer zicht te krijgen op de incidenten die nu al plaatsvinden, door daar verder in te duiken. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat het gebeurt en dat de grafieken zijn zoals de heer Soepboer die liet zien. Tegelijkertijd is het belangrijk dat het wel terechtkomt bij de inspectie. Daar ben ik in zekere zin blij om. Dat is namelijk de enige manier waarop we er vat op kunnen krijgen en deze problemen kunnen adresseren. Dat is inderdaad de vervolgstap die we heel snel gaan zetten.

De heer Soepboer (NSC):
De minister noemt een aantal dingen die ze kan doen: ze kan brieven sturen en we krijgen een onderzoek. Daar ben ik heel erg blij mee. Ik ben u dus zeer erkentelijk, mevrouw de minister. Maar ik wil u toch vragen of u nog andere, misschien wel wat hardere gereedschappen heeft die u op dit moment, zonder alle onderzoeken, dus nu, kunt inzetten om te zorgen dat dit beeld gaat kantelen?

Minister Paul:
Ik zie dit als een aanmoediging om verder te gaan met een aantal zaken waarmee we nu al bezig zijn. Dat betreft de samenwerking met gemeenten, politie en instellingen zoals Halt. Daarmee zorgen we ervoor dat jongeren die het verkeerde pad op te dreigen te gaan ... Voorkomen is beter dan genezen, maar op het moment dat het misgaat, kunnen we dan harder ingrijpen en de juiste dingen doen om uiteindelijk alle leerlingen en leraren te beschermen. Zo zorgen we ervoor dat dit kwaad onze scholen niet in komt.

Ik zou er nog één ding aan willen toevoegen. Dat is ook wel een punt waar een zekere werking van uitgaat. Ik heb vaker scholen opgeroepen om in geval van ernstige geweldsincidenten aangifte te doen. Sommige scholen zijn daar terughoudend in. Daar kunnen redenen voor zijn, want soms wil een slachtoffer niet dat er aangifte wordt gedaan omdat er dan weer een heel traject gaat lopen. Tegelijkertijd zeg ik tegen de scholen die dat niet doen omdat ze bang zijn voor reputatieschade en omdat ze bepaalde zaken liever onder het tapijt willen schuiven: kap daarmee en doe aangifte, want daarmee geef je een signaal naar de dader, naar de slachtoffers, naar scholen en naar de samenleving als geheel. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je duidelijk maakt dat wij alles doen om op te komen voor slachtoffers en dat misdadig en slecht gedrag onacceptabel is.

De heer De Kort (VVD):
Scholen moeten een veilige en vertrouwde omgeving zijn, waar leerlingen zich kunnen ontwikkelen, maar waar leerkrachten ook een vak kunnen uitoefenen. Drugshandel, prostitutie en wapenbezit zijn allemaal werkelijk onacceptabel. Ik hoor de minister hier duidelijk aangeven dat zij scholen aanmoedigt om aangifte te doen, maar wat de VVD betreft is dat niet genoeg. Moet er in dit soort extreme gevallen geen aangifteplicht komen voor schoolleiders? Vindt de minister niet met de VVD dat het ook mogelijk moet zijn om in dit soort uitzonderlijke gevallen langer dan een week te schorsen? Tot slot: is de minister het met de VVD eens dat het ook mogelijk moet zijn om leerlingen van school te verwijderen zonder dat er een alternatief is gevonden, als het bijvoorbeeld gaat om een steekincident, drugshandel of een van de andere extreme voorbeelden die hier aan de orde zijn?

Minister Paul:
Dat waren een heleboel vragen ineen, maar ik ga m'n best doen om ze te beantwoorden, beginnend bij die aangifteplicht. Ik heb er net al even aan gerefereerd. Ik roep scholen op om aangifte te doen op het moment dat er geweldsincidenten plaatsvinden, want het is belangrijk dat slachtoffers worden beschermd en daders worden aangepakt. Tegelijkertijd zijn er gevallen bekend waarin slachtoffers aangeven dat ze liever niet willen dat er aangifte wordt gedaan omdat ze dan weer een heel ander traject ingaan. Dat heb je dus te respecteren. Maar tegelijkertijd herhaal ik wat ik net zei: imagoschade of andere oneigenlijke argumenten mogen nooit een reden zijn om geen aangifte te doen. Ik zeg tegen de heer De Kort dat ik het ook belangrijk vind — en dat wil ik ook duidelijker maken aan scholen — dat scholen namens een slachtoffer aangifte kunnen doen. Op die manier voorkomen we ook dat adresgegevens van het slachtoffer bijvoorbeeld bij de dader terechtkomen. Ik zie het als mijn taak om scholen daar nogmaals heel goed op te wijzen. Dat gaan we dus doen via de kanalen die tot onze beschikking staan. Via de OCW-nieuwsbrieven die naar het onderwijsveld gaan, via de Stichting School & Veiligheid en via de koepels, de PO-Raad en de VO-raad, zullen we dit punt nog heel nadrukkelijk onder de aandacht brengen.

Dan had de heer De Kort volgens mij ook een vraag over het langer schorsen. Klopt dat? Ja, ik zie de heer De Kort knikken. Ik werk op dit punt samen met mijn collega van Justitie en Veiligheid en met een groot aantal gemeenten en andere organisaties aan de aanpak van Wapens en Jongeren. Daarin versterken we de lokale samenwerking van scholen met bijvoorbeeld politie en Halt. Ik wil er alles aan doen om te kijken hoe we slachtoffers nog meer en nog beter kunnen helpen. Daarom werk ik onder andere aan het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs, waarin die meldplicht voor ernstige incidenten een belangrijke rol speelt. Als je het hebt over het schorsen en verwijderen van studenten is voor mij het allerbelangrijkste dat we de belangen van het slachtoffer heel goed in ogenschouw nemen, dus dat we alles doen om het slachtoffer te beschermen en ook om de andere leerlingen in de klas en het personeel een gevoel van veiligheid te geven. Dat betekent dat er geschorst moet worden als het nodig is. Tegelijkertijd zeg ik erbij dat leerlingen, ook de daders, leerplicht hebben en dat we dus zullen moeten kijken hoe we ook op een goede manier aan die zorgplicht kunnen voldoen. Maar voor mij staat het belang van het slachtoffer voorop.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
De inspectie geeft aan dat onlinepestgedrag en fysiek pestgedrag, ook met geweldsincidenten — daar hebben we ook over gelezen — de grootste factor is in de stijging van het aantal incidenten. Dat brengt mij bij een van de grootste zorgen van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid, namelijk de mentale gezondheid van jongeren. Er ligt enorm veel druk op jongeren. U noemde ook al de verruwing en de verharding in de samenleving. Ik zeg altijd: onderwijs is de samenleving. Die school is ook de samenleving en andersom. Ik heb als docent altijd geleerd dat pesters pesten om zelf niet gepest te worden. Docenten geven aan het heel lastig te vinden hoe te signaleren wat er aan de hand is.

De voorzitter:
Gaat u naar een vraag?

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):
Ouders spelen een bepaalde rol. Mijn vraag aan de minister is: erkent de minister dat de mentale gezondheid van jongeren een kritische rol speelt in dit gebeuren en hoe gaat zij docenten en ouders helpen om slachtoffers en daders te helpen in dit proces?

Minister Paul:
Een heel terechte vraag, waar niet een heel simpel antwoord op is, want er spelen verschillende dingen door elkaar heen. Mevrouw Pijpelink stipte al aan dat ook onlinepesten een belangrijke rol speelt. Dat is een van de redenen waarom ik er ook heel erg op gehamerd heb dat bijvoorbeeld digitale geletterdheid bij de basisvaardigheden wordt meegenomen, want alles wat online gebeurt, werkt heel lang door. We zien voorbeelden — met name meisjes zijn daar vaak slachtoffer van — waarin de dingen die online gebeuren, enorm doorwerken in hun levens. Daarom is het belangrijk dat daar op school aandacht aan wordt besteed. Tegelijkertijd wordt er ook voor gezorgd dat scholen handvatten krijgen, bijvoorbeeld via het expertisepunt van de Stichting School & Veiligheid, om bijvoorbeeld met de ouders het gesprek aan te gaan. Ik gaf de heer Soepboer zojuist al aan dat je als school dit probleem niet alleen kunt tackelen. We moeten scholen daarbij helpen. Sterker nog, de gemiddelde leraar of schoolleider heeft niet gekozen voor het onderwijs om politieagentje te spelen — dan was hij wel politieagent geworden — maar wil onderwijs geven en leerlingen helpen in hun ontwikkeling. Daarom bekijken we hoe we door middel van verschillende methoden die beschikbaar zijn vanuit bijvoorbeeld de Stichting School & Veiligheid, scholen kunnen helpen om het gesprek aan te gaan, om ouders te betrekken en om met leerlingen zelf in de klas thema's als online pesten en andere zaken aan te pakken.

Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik denk dat we allemaal de berichten die we voorbij hebben zien komen over de onveiligheid op scholen, verschrikkelijk vinden. Helaas zijn die niet nieuw. Ik ken de voorbeelden ook van meisjes die aan de buitenkant van het schoolplein worden opgehaald en van jongens die aan drugscriminaliteit doen. Ik heb meegemaakt dat twee leerlingen met elkaar op de vuist gingen en de leraar een klap moest opvangen. Het is heel erg dat dit gebeurt. Tegelijkertijd moet school natuurlijk ook een plek zijn waar kinderen de kans krijgen om juist uit de criminaliteit te blijven en iets van hun leven te maken. De voorstellen die hier worden gedaan om kinderen te verwijderen zonder alternatief gaan wat D66 betreft veel te ver. Mijn vraag aan de minister is of zij een voorbeeld kan nemen aan de aanpak in Amsterdam. Daar is een schoolveiligheidscoördinator die ervoor zorgt dat er schoolveiligheid is, dat de school dat zelf bepaalt en daar ook op toeziet. Wil zij dit uitrollen naar de rest van het land?

Minister Paul:
Ik ben erg te spreken over de aanpak van veiligheid op scholen die ik onder andere in Amsterdam heb gezien. Ik zag dat onlangs tijdens een werkbezoek aan het Orion College. Daar wordt samen met jongerenwerk, politie en gemeente gewerkt aan een domeinoverstijgende aanpak. Vanuit verschillende disciplines wordt gekeken hoe je problemen kunt aanpakken die in het gezin of de wijk spelen en die de school binnenkomen. Hoe kun je jongeren helpen om juist niet de criminaliteit in te gaan? Dat vind ik ongelooflijk belangrijk. Ik heb al eerder gerefereerd aan het wetsvoorstel waaraan we werken. Ik zou in reactie op de inleidende zinnen van mevrouw Rooderkerk wel willen zeggen dat ik het er helemaal mee eens ben dat we een plicht, ook een zorgplicht, hebben naar leerlingen die onverhoopt voor het verkeerde pad kiezen. Maar voor mij staat voorop dat de slachtoffers en de veiligheid op school en van alle leerlingen en leraren geborgd moet worden. Bij de incidenten die we op dit moment zien, zie je dat dit niet het geval is. Ik vind dat we er alles aan moeten doen om daaraan een halt toe te roepen.

Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank aan de minister voor de beantwoording en ook voor de toezegging om op die veiligheidscoördinator door te gaan en dat uit te breiden naar de rest van het land. Over wat zij zegt over het steunen van slachtoffers zijn wij het compleet met elkaar eens; laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Als de minister doorgaat met het wetsvoorstel voor vrij en veilig onderwijs zou ik haar wel graag de suggestie aan de had willen doen om daar geld tegenover te zetten. Scholen kunnen voor de veiligheidsaanpak nu vaak nog gebruikmaken van geld uit het verleden, onder andere de NPO-middelen. Maar als die wegvallen en het kabinet een enorme onderwijsbezuiniging gaat doorvoeren — wat het gaat doen — dan wordt het voor scholen wel heel lastig om meer aan veiligheid te doen, terwijl de VVD dat toch heel belangrijk vindt. Ik zou de minister willen vragen om dat aan zichzelf of aan haar opvolger mee te geven.

De voorzitter:
Kort graag.

Minister Paul:
Ja, ik zal het heel kort houden, voorzitter. Mevrouw Rooderkerk verwijst naar een aantal zaken uit het hoofdlijnenakkoord. Het korte antwoord is: dat is aan mijn opvolger. Dat geldt überhaupt voor een aantal zaken waaraan ik refereerde. Als ik zeg "dat ga ik doen", dan is dat voor een volgend kabinet.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
In het onlangs verschenen rapport Staat van het Onderwijs van de inspectie staat dat 93% van alle middelbare scholen het veiligheidsbeleid goed op orde heeft. Kan ik dan aannemen dat het om 7% van de scholen gaat waar het op zulke vreselijke manieren misgaat? Aan welke scholen moet ik dan denken? In het rapport staat bijvoorbeeld niks over het voortgezet speciaal onderwijs, terwijl we toch van een stichting als LBVSO horen dat het juist daar heel erg misgaat. In het rapport lezen we ook dat het vooral gaat om kinderen in gezinslocaties van azc-scholen. Kan de minister daar iets meer over vertellen?

Minister Paul:
Het klopt dat er bij de laatste twee groepen vaak specifieke dingen spelen. Ik vind het heel belangrijk dat we daar ook extra aandacht voor hebben. Ik ben eigenlijk heel blij met de vraag van mevrouw Van Zanten, want ik zeg wel vaker in debatten: we hebben het natuurlijk over situaties waarin het gruwelijk misgaat, er problemen zijn en wij moeten werken aan oplossingen, maar op het overgrote deel van onze scholen gaat het gelukkig goed, zijn de leerlingen veilig en hebben zij alle ruimte om op een vrije en veilige manier onderwijs te volgen. Het is dus heel goed om dat ook te benadrukken.

De heer Van der Hoeff (PVV):
Tuig op scholen moet gewoon kei- en keihard aangepakt worden. Dit gaat om het verval van ons onderwijs. Onze scholen blijken gewoon vrijstaten. We hebben het hier over ernstige strafbare feiten zoals drugshandel, wapenbezit en prostitutie. Waar zijn de rust en regelmatig van de jaren tachtig gebleven? Kunnen we niet gewoon weer op een andere manier naar school gaan? We lezen in de krant dat de schoolleiding meteen aangifte had moeten doen, maar dat de leidinggevende zei: ik heb meer te doen. Dat brengt me bij de volgende vraag. Onze leerlingen moeten altijd veilig kunnen zijn, zeker als we ze naar school sturen. Wat is de stand van zaken rond de in 2020 aangenomen PVV-motie waarin onderwijsinstellingen werden opgedragen om aangifte te doen bij geweld met wapens en drugs? Is de minister het met ons eens dat ambtshalve vervolging vanzelfsprekend zou moeten zijn, zodat ons onderwijspersoneel indien nodig ook buiten schot blijft?

Minister Paul:
Dank voor deze vraag. Ik loop een beetje het risico om in herhaling te vervallen, maar ik vind het wel belangrijk om het nogmaals aan te geven. Ik ken namelijk de motie van mijn zeer gewaardeerde oud-collega, de heer Beertema. Die motie ging over het verplicht stellen van het doen van aangifte. Ik vind het belangrijk — dat heb ik, ook hier, al herhaalde malen gezegd — dat er aangifte gedaan wordt door de schoolbesturen wanneer het gruwelijk misgaat. Scholen moeten pal achter hun leraren staan en instaan voor de veiligheid van hun leerlingen. Maar er kunnen ook situaties zijn waarbij het slachtoffer aangeeft dat diegene niet wil dat er aangifte wordt gedaan. Er kunnen specifieke omstandigheden zijn waardoor het inderdaad beter is voor het slachtoffer dat er geen aangifte wordt gedaan. Dat heb ik te respecteren. Op het moment dat je het verplicht stelt, neem je dus de ruimte weg die een school en het slachtoffer moeten hebben om bepaalde keuzes te maken. Ik heb zojuist ook al even aangegeven dat de gegevens van het slachtoffer op het moment dat een school namens het slachtoffer aangifte doet, niet worden prijsgegeven aan de dader. Ik denk dat het heel belangrijk is dat scholen die kans nog vaker benutten.

De heer Ergin (DENK):
Vandaag is een onderzoek aan de orde waar we allemaal van schrikken. Ik ga de voorbeelden niet herhalen, maar volgens mij staat dit ook wel in het teken van een trend. Die trend is namelijk dat het in Nederland op onze middelbare scholen steeds slechter gaat met de sociale veiligheid. Ik ben eigenlijk benieuwd wat de scholen, de leerkrachten, de docenten die dagelijks voor de klas staan, missen om de sociale veiligheid op een middelbare school te verbeteren. Met die vraag aan de minister zou ik willen aftrappen.

Minister Paul:
Ik denk dat het überhaupt in het huidige tijdsgewricht ingewikkeld is geworden om les te geven, want er liggen veel opgaven op het bordje van scholen. Heel veel van wat er in de samenleving gebeurt — ik refereerde eerder al aan de verharding en verhuftering — komt onze scholen binnen, of we dat nou leuk vinden of niet. Ik heb daar zojuist ook over gezegd dat we er alles aan moeten doen om dat te voorkomen. Daarnaast is het zo dat veel dingen die bijvoorbeeld online plaatsvinden, ook doorwerken binnen scholen. Het is heel belangrijk dat we leraren en schoolleiders handvatten bieden op de manier waar ik ook eerder in dit vragenuur aan refereerde. Het is belangrijk om hun de instrumenten te geven om daarmee om te gaan. Daarnaast is dit natuurlijk een overkoepelend probleem, dat we vandaag niet gaan oplossen. Maar dit is de reden waarom ik in de afgelopen periode ook alles op alles heb gezet om bijvoorbeeld het lerarentekort aan te pakken. Want op het moment dat er voldoende goede leraren voor de klas staan, hebben zij meer ruimte om aandacht te besteden aan leerlingen met wie iets aan de hand is. Ik denk dat het nu heel erg schipperen is.

De heer Ergin (DENK):
De minister had het over het lerarentekort en dat is natuurlijk een belangrijk onderwerp, maar ik hoorde de minister vandaag in een eerdere beantwoording refereren aan Preventie met Gezag. Ik zou aan de minister willen vragen: ziet de minister aanleiding om op basis van dit onderzoek en alle andere onderzoeken waarin het punt over sociale veiligheid wordt gemaakt, Preventie met Gezag uit te rollen over alle gemeenten in Nederland? Op dit moment hebben we dat alleen bij twintig gemeenten en we hebben veel meer gemeenten in Nederland.

Minister Paul:
Ik vind het in ieder geval de moeite waard om voor de duur dat ik er zit daarover in gesprek te gaan met mijn collega van Justitie en Veiligheid. De vraag welke concrete verdere stappen worden gezet, vind ik echt aan een volgend kabinet.

Mevrouw Beckerman (SP):
Om op dat laatste punt door te gaan: het is inderdaad schrikbarend. Dit probleem is jarenlang gegroeid in de samenleving, maar het is niet zomaar gegroeid. Het is het gevolg van jarenlang te weinig sociaal beleid. Er is te weinig geïnvesteerd in politie. Er is te weinig geïnvesteerd in wijken. Er is te weinig geïnvesteerd in jongerenwerk. Er is te weinig geïnvesteerd in onderwijs. Vandaag horen we de minister zeggen dat ze nog meer problemen van de samenleving in de klas neerlegt. Nog meer in die overvolle klassen. Nog meer bij de leraren. Is de minister niet met de SP van mening dat we, als we dit willen aanpakken, echt langjarig moeten investeren in wijken, in politie, in jongerenwerk én in onderwijs? Anders zijn we alleen maar pleisters aan het plakken.

Minister Paul:
Het staat mevrouw Beckerman vrij om een hele analyse te geven, maar die deel ik niet. Ik kan wel aangeven dat wat in de samenleving gebeurt, onherroepelijk onze scholen binnenkomt, of we dat nu leuk vinden of niet. Ik zou willen dat het niet zo was, maar er is geen oninneembare poort die alles tegenhoudt. Het komt onze scholen binnen en ik zie het als mijn taak om ervoor te zorgen dat de leraren en schoolleiders voldoende geëquipeerd zijn om hiermee om te gaan, aan de ene kant, en aan de andere kant om ervoor te zorgen dat we alles doen wat we kunnen om ervoor te zorgen dat het juist niet de scholen binnenkomt. Vandaar die programma's die we uitvoeren met Justitie en Veiligheid, in samenwerking met de politie en het jongerenwerk.

Mevrouw Beckerman (SP):
Maar we zijn het niet eens eens over het probleem. De minister zegt: ik deel de analyse niet. De leraren lopen weg. De klassen zijn overvol. De wijkagenten komen in actie komen omdat ze zeggen: er is jarenlang te weinig geïnvesteerd. Nu zeggen ze opnieuw naar aanleiding van het coalitieakkoord: er is te weinig geïnvesteerd. Het jongerenwerk kan bijna niet in actie komen, omdat het weinig beschikbaar is. Dan houdt dat toch verband met elkaar? Dan houdt dat toch verband met de problemen die zo'n school binnenkomen? De minister kan toch niet zeggen: we zien het wel gebeuren in de samenleving, maar de politiek staat daar volledig los van?

Minister Paul:
Wat ik constateer, is dat geweld en allerlei incidenten, die ook breder in de samenleving plaatsvinden, de scholen binnenkomen. We kunnen, zo herhaal ik, een analyse maken van de totale afbraak van Nederland, maar daar ga ik niet in mee. Dat is namelijk gewoon niet aan de hand. Het is mijn en onze plicht om ervoor te zorgen dat leraren en schoolleiders worden geholpen om al die problemen die ze op hun bord krijgen, te tackelen en om ervoor te zorgen dat ze de school niet binnenkomen. Dat is de inzet.

De voorzitter:
De laatste vraag is van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Verhalen van rivaliserende bendes, van prostitutie op toiletten en van vechtpartijen in fietshokken zijn natuurlijk schokkend. Dit vindt plaats op scholen, maar dit is natuurlijk wel ook een uiting van de samenleving en ik kan het niet los zien van de problemen bij jongeren die we op andere vlakken zien. Een op zeven jongeren in Nederland heeft een vorm van jeugdzorg nodig. De grootste oorzaak van overlijden bij jongeren onder de 30 is suïcide. Volgens mij is het dus wel degelijk een probleem van de samenleving, een probleem dat vervolgens de scholen intrekt. Mijn vraag is: is de minister bereid om niet alleen vanuit OCW, maar juist met de minister van JenV en met de minister dan wel staatssecretaris van VWS, een samenhangend en interdepartementaal plan te maken, niet alleen over de sociale veiligheid, maar ook met probleemanalyses omtrent jongeren?

Minister Paul:
In deze fase vind ik dat een beetje ingewikkeld, maar aan de andere kant weet de heer Ceder heel goed dat we op allerlei andere vlakken ... Vorige week zaten we nog in het debat over passend onderwijs, waarin ik gezusterlijk en gebroederlijk naast staatssecretaris Van Ooijen zat. We realiseren ons namelijk heel goed dat er allerlei problemen zijn in de zorg, de jeugdzorg en het onderwijs en dat die aan elkaar gelinkt zijn. Ook daarvoor geldt: voorkomen is beter dan genezen. Dus ik ben bereid om te kijken hoe we de punten waarbij we nu al samenwerken, verder kunnen aanscherpen om de problemen die er zijn te tackelen. Maar ik vind het te ver gaan om op dit moment vanaf deze plek een groot interdepartementaal onderzoek in te stellen.

De voorzitter:
Prima. Tot zover het vragenuurtje. Ik schors even en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Kostić, voor de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over:

  • de aangehouden motie-Podt/Grinwis (27858, nr. 666);
  • de aangehouden motie-Zeedijk (30420, nr. 400);
  • de aangehouden motie-Daniëlle Jansen (32793, nr. 752);
  • de aangehouden motie-Bamenga c.s. (36410-XII, nr. 42).

Ik heb een prachtig gedicht voor u van Jan Hanlo, wiens geboortedag vorige week was. Hij is geboren in 1905 in Bandung in Nederlands-Indië. Dat gedicht heet: Waarover zal ik zingen.

Waarover zal ik zingen
over regenjassen over het lover van geboomte
of zal ik van de liefde zingen
Waarover zal ik zingen over vliegmachines
blinkend aluminium in de zon en blauwe lucht
of zal ik zingen over de liefde

Over auto's over steden en historie
of zal ik zingen over de liefde

Over vele vreemde dingen
over de gewone
of zal ik zingen over de liefde

Over bloemen over water
over mooie dingen of wat droevig is
of zal ik zingen over de liefde

Over tabak en vriendschap
over geur en wijn
over schepen zeilen meeuwen over ellende
over de ouderdom over de jeugd
of zal ik over de liefde zingen

Aldus Jan Hanlo.

Ik geef het woord aan mevrouw Teunissen, die een verzoek heeft.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel. Bij punt 10 van de stemmingslijst, het debat over de toekomst van Tata Steel, zou ik de moties op de stukken nrs. 302, 303 en 304 (28089) willen aanhouden.

De voorzitter:
Dat doen we bij dezen.

Op verzoek van mevrouw Teunissen stel ik voor haar moties (28089, nrs. 302, 303 en 304) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen Energiewet

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (36378).

(Zie vergadering van 23 mei 2024.)

De voorzitter:
Het amendement-Bontenbal/Erkens (stuk nr. 21) is ingetrokken.

Het amendement-Bontenbal (stuk nr. 27) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kröger (stuk nr. 65, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 65 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kröger c.s. (stuk nr. 56, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 56 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de SGP en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 29) tot het invoegen van een artikel 1.7.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Beckerman (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Beckerman (stuk nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis/Flach (stuk nr. 67, I) tot het invoegen van een artikel 2.5a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP en JA21 voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 67 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kops (stuk nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de VVD, de ChristenUnie, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grinwis (stuk nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Erkens (stuk nr. 54, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 54 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Grinwis (stuk nr. 15) tot het invoegen van een artikel 2.24b.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB en JA21 voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Postma c.s. (stuk nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kröger/Grinwis (stuk nr. 60, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 60 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 50, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 50 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Erkens/Bontenbal (stuk nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach/Erkens (stuk nr. 69, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 69 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Erkens (stuk nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van JA21 ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Erkens (stuk nrs. 53, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van deze gewijzigde amendementen het andere op stuk nr. 53 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Flach/Koekkoek (stuk nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Rooderkerk (stuk nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

NB: Aangezien zowel 46 als 23 is aangenomen, wordt geen uitvoering gegeven aan onderdeel 1 van 23.

In stemming komt het amendement-Kröger (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het subamendement-Postma (stuk nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, BBB en de PVV voor dit subamendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 85) tot het invoegen van een artikel 7.7a.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Koekkoek/Flach (stuk nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Kröger c.s. (stuk nrs. 56, I tot en met VII), het amendement-Kröger (stuk nr. 29), het amendement-Kops (stuk nr. 52), het gewijzigde amendement-Grinwis (stuk nr. 66), de amendementen-Erkens (stuk nrs. 54, I tot en met III), het amendement-Postma c.s. (stuk nr. 59), de gewijzigde amendementen-Kröger/Grinwis (stuk nrs. 60, I tot en met V), de amendementen-Kröger (stuk nrs. 50, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Erkens/Bontenbal (stuk nr. 57), de gewijzigde amendementen-Flach/Erkens (stuk nrs. 69, I tot en met III), het amendement-Erkens (stuk nr. 30), de gewijzigde amendementen-Erkens (stuk nrs. 53, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 25), het nader gewijzigde amendement-Flach/Koekkoek (stuk nr. 46), het amendement-Rooderkerk (stuk nr. 23), het amendement-Kröger (stuk nr. 19), het subamendement-Postma (stuk nr. 86), het gewijzigde amendement-Flach (stuk nr. 85) en het gewijzigde amendement-Koekkoek/Flach (stuk nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Er is een mededeling van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Nu het amendement op stuk nr. 60 gelukkig is aangenomen, wil ik graag de motie op stuk nr. 74 (36378) aanhouden. Ik wil de motie op stuk nr. 74 dus aanhouden.

De voorzitter:
Die staat op de volgende bladzijde.

Op verzoek van de heer Grinwis stel ik voor zijn motie (36378, nr. 74) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we door.


Stemmingen moties Energiewet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet),

te weten:

  • de motie-Erkens over samen met de ACM uitwerken hoe tijdelijke verhandeling van transportcapaciteit mogelijk gemaakt kan worden (36378, nr. 70);
  • de motie-Erkens c.s. over na het afbouwen van de salderingsregeling direct stoppen met het in rekening brengen van terugleverkosten en andere heffingen voor zonnepanelen (36378, nr. 71);
  • de motie-Rooderkerk over het uitwerken van een meerjarig, zorgvuldig afbouwpad van de salderingsregeling, met oog voor een acceptabele terugverdientijd (36378, nr. 72);
  • de motie-Grinwis/Erkens over in overleg met ProRail en regionale netbeheerders en vervoerders tot een gezamenlijke aanpak komen die bijdraagt aan het oplossen van de congestieproblematiek (36378, nr. 73);
  • de motie-Bontenbal over bij het Belastingplan 2025 het wetsvoorstel voor aanpassing van de salderingsregeling naar de Kamer sturen (36378, nr. 75);
  • de motie-Kröger over een gedetailleerde analyse uitvoeren naar de prijsvorming, zowel voor consumenten als op de groothandelsmarkt voor zonne-energie (36378, nr. 76);
  • de motie-Kröger over het implementeren van EMD en het mogelijk maken van een vrije leverancierskeuze bij energiedelen (36378, nr. 78);
  • de motie-Beckerman over onderzoek doen naar hoe huurders met bestaande zonnepanelen beschermd kunnen worden tegen hogere prijzen dan ze zouden hebben zonder zonnepanelen (36378, nr. 79);
  • de motie-Beckerman over het verlengen van de zichttermijn van investeringsplannen naar 25 jaar (36378, nr. 80);
  • de motie-Beckerman over een onderzoek naar de middelen en de ondersteuning die gemeenten nodig hebben om het opzetten van regionale energiebedrijven te versnellen en mogelijk te maken (36378, nr. 81);
  • de motie-Kops over het zonder opzegtermijn kunnen opzeggen van een vraagresponsovereenkomst indien dat vereist is voor de leveringszekerheid van de actieve afnemer (36378, nr. 82);
  • de motie-Vermeer/Erkens over een algemene maatregel van bestuur om de uitbreiding van de bevoegdheden van publieke infrastructuurbedrijven te beperken tot invoer, uitvoer en doorvoer van waterstofgas of waterstofdragers (36378, nr. 83).

(Zie vergadering van 23 mei 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (36378, nr. 76) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Erkens (36378, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Erkens c.s. (36378, nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rooderkerk (36378, nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grinwis/Erkens (36378, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bontenbal (36378, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger (36378, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (36378, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman (36378, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman (36378, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kops (36378, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, NSC, de VVD, de ChristenUnie, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeer/Erkens (36378, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Teunissen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren wordt geacht tegen de motie op stuk nr. 82 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Heel goed. Uw opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen Wijzigingswet financiële markten 2024

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet toezicht trustkantoren 2018 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2024) (36442).

(Zie wetgevingsoverleg van 27 mei 2024.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Lee (stuk nr. 13, I) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Ik doe 'm even opnieuw.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Lee (stuk nr. 13, I) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Dan gaan we hoofdelijk stemmen. De heer Van der Lee blijft met zijn hand omhoog zitten, maar dat heeft geen enkele invloed. Ik verzoek mevrouw Paul om even plaats te nemen in de zaal, zodat zij haar stem als Kamerlid kan uitbrengen. Een pikant staatsrechtelijk moment! Maar daar draaien we onze hand niet voor om.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Lee (stuk nr. 13, I) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

Vóór stemmen de leden: Mohandis, Mutluer, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pijpelink, Piri, Podt, Postma, Rooderkerk, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Sneller, Soepboer, Teunissen, Thijssen, Timmermans, Tseggai, Uitermark, Vedder, Veldkamp, Van Vroonhoven, Welzijn, Van der Werf, Westerveld, White, Zeedijk, Van Baarle, Bamenga, Beckerman, Bikker, Bontenbal, Boswijk, Bromet, Bruyning, Bushoff, Ceder, Chakor, Dassen, Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, El Abassi, Ergin, Gabriëls, Grinwis, Hertzberger, Van Hijum, Hirsch, Holman, De Hoop, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Joseph, Kahraman, Kathmann, Van Kent, Koekkoek, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee en Maatoug.

Tegen stemmen de leden: Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mooiman, Edgar Mulder, Nijhof-Leeuw, Paul, Pierik, Van der Plas, Pool, Rajkowski, Ram, Smitskam, Stoffer, Tielen, Tuinman, Valize, Van der Velde, Veltman, Vermeer, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van der Wal, Wilders, Yeşilgöz-Zegerius, Van Zanten, Aardema, Aartsen, Agema, Baudet, Becker, Blaauw, Boon, Martin Bosma, Boutkan, Brekelmans, Van Campen, Claassen, Crijns, Deen, Tony van Dijck, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Graus, Peter de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Heutink, Van der Hoeff, Van Houwelingen, Léon de Jong, Kamminga, Keijzer, Kisteman, Kops, De Kort, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America en Van Meetelen.

Ik constateer dat 71 leden voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en 71 ertegen, zodat de stemmen staken.

Ik verzoek mevrouw Paul om alvast weer de verre reis richting vak K te ondernemen. Dan gaan wij even tellen.

Ik wil nog even horen wat mevrouw Daniëlle Jansen precies heeft gestemd.

Luister. Voor hebben gestemd 71 leden en tegen hebben gestemd 71 leden. Dat betekent dat de stemmen staken. Het wordt echt spannend voor u, meneer Van der Lee. De vergadering is niet voltallig. Dat betekent dat we op een volgend moment nogmaals gaan stemmen over uw amendement. We houden het spannend. Dat betekent ook dat we nu niet kunnen stemmen over het wetsvoorstel. Dat gaan we dus een andere keer doen, wellicht volgende week dinsdag.


Stemming motie Wijzigingswet financiële markten 2024

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet toezicht trustkantoren 2018 en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2024),

te weten:

  • de motie-Van der Lee over het in kaart brengen van de juridische implicaties van het uitkeren door de AFM van tipgeld ter voorkoming van marktmisbruik (36442, nr. 12).

(Zie wetgevingsoverleg van 27 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Van der Lee (36442, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme - de volgende stap,

te weten:

  • de motie-Diederik van Dijk c.s. over verkennen hoe in het kader van het Nationaal Plan Holocausteducatie mogelijk gemaakt kan worden dat scholen gratis het Holocaustmuseum kunnen bezoeken (36272, nr. 6);
  • de motie-Diederik van Dijk over er bij instellingen voor hoger onderwijs op aandringen niet onder druk de banden met Israëlische instellingen te verbreken (36272, nr. 7);
  • de motie-Becker/Ceder over de voorstellen en beslispunten uit de initiatiefnota overnemen en uitvoeren en de Kamer met Prinsjesdag informeren over de voortgang (36272, nr. 8);
  • de motie-Becker over in kaart brengen welke juridische mogelijkheden er zijn en verder ontwikkeld kunnen worden om tijdig in te kunnen grijpen bij organisaties die onvrij en antisemitisch gedachtegoed verspreiden (36272, nr. 9);
  • de motie-Bamenga over ervoor pleiten dat iedere gemeente een burgemeester of wethouder verantwoordelijk stelt voor het realiseren van antidiscriminatievoorzieningen (36272, nr. 10);
  • de motie-El Abassi over ruimte bieden voor hoor en wederhoor voor The Rights Forum (36272, nr. 11);
  • de motie-El Abassi over verkennen welke punten uit de initiatiefnota ook toegepast kunnen worden voor de moslimgemeenschap (36272, nr. 12);
  • de motie-El Abassi over het niet gebruiken van de IHRA-definitie van antisemitisme voor wetgeving (36272, nr. 13).

(Zie notaoverleg van 27 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Diederik van Dijk (36272, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende recente onderzoeken laten zien dat ontkenning en bagatellisering van de Holocaust in het klaslokaal geen uitzondering is;

overwegende dat een bezoek aan het Holocaustmuseum voor scholen een waardevol hulpmiddel kan zijn om, zoals verplicht in de kerndoelen, de Holocaust aan de orde te stellen;

verzoekt de regering te verkennen of en hoe in het kader van het Nationaal Plan Holocausteducatie mogelijk gemaakt kan worden dat scholen gratis het Holocaustmuseum kunnen bezoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 16, was nr. 6 (36272).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

Voor een stemverklaring geef ik graag het woord aan mevrouw Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We gaan stemmen over het voorstel van ChristenUnie en VVD om antisemitisme te bestrijden. Antisemitisme is onacceptabel en zal bij de kern moeten worden aangepakt. De Partij voor de Dieren steunt vanzelfsprekend alle aanbevelingen daartoe, zoals verwoord in de motie op stuk nr. 8. Maar we willen wel dit zeggen: je bestrijdt antisemitisme niet door minderheden tegen elkaar uit te spelen, niet door te hitsen tegen vluchtelingen in talkshows en niet door vreedzame demonstranten die opstaan tegen genocide verdacht te maken. In een democratische rechtsstaat bestrijd je antisemitisme, veroordeel je de terreurdaden van Hamas én veroordeel je de oorlogsmisdaden van Netanyahu. In een democratische rechtsstaat probeer je maatschappelijke organisaties die precies hier de vinger op leggen niet monddood te maken. Dat deden ChristenUnie en VVD in hun nota wel. Tegen hen en tegen al die anderen wil ik zeggen: houd daarmee op!

De voorzitter:
Nee, dat is niet de bedoeling van een stemverklaring. De stemverklaring is de uitleg van uw eigen stem en niet om te polemiseren tegen andere fracties. Als we dat gaan doen, gaan de stemmingen voortaan echt uren duren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, wij hebben geaarzeld over onze steun aan deze motie omdat wij antisemitisme willen bestrijden, maar in de nota zagen dat een gewone, vreedzame maatschappelijke organisatie verdacht werd gemaakt. Daarom hebben wij deze stemverklaring afgelegd.

De voorzitter:
Prima. Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel.

In stemming komt de gewijzigde motie-Diederik van Dijk c.s. (36272, nr. 16, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36272, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Becker/Ceder (36272, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Becker (36272, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bamenga (36272, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36272, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36272, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-El Abassi (36272, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Schrappen grondslag kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs (36454).

(Zie wetgevingsoverleg van 28 mei 2024.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Schrappen grondslag kwaliteitsbekostiging hoger onderwijs

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs,

te weten:

  • de motie-Paternotte/Martens-America over het actualiseren van de bestaande handreikingen over het instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting (36454, nr. 10).

(Zie wetgevingsoverleg van 28 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Paternotte/Martens-America (36454, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Toekomst van Tata Steel

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de toekomst van Tata Steel,

te weten:

  • de motie-Koekkoek/Thijssen over het verplichten van Tata Steel om een toenemend aandeel van de productie of inkoop van ruwijzer duurzaam te realiseren (28089, nr. 305);
  • de motie-Koekkoek c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar vervuiling in de bodem onder en rondom het Tata Steelterrein (28089, nr. 306);
  • de motie-Thijssen c.s. over het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond een harde voorwaarde laten zijn in de onderhandelingen (28089, nr. 307);
  • de motie-Thijssen c.s. over onderzoeken op welke termijn het importeren van halffabricaten mogelijk is (28089, nr. 308);
  • de motie-Thijssen over zeggenschap voor de Staat in de maatwerkafspraken met Tata Steel (28089, nr. 309);
  • de motie-Rooderkerk over het publiekrechtelijk borgen dat het industrieel gebruik van kolen op termijn wordt beëindigd (28089, nr. 310);
  • de motie-Dijk over een belang in de hoogovens meenemen als mogelijkheid bij de onderhandelingen (28089, nr. 311);
  • de motie-Dijk/Thijssen over als voorwaarde stellen dat Tata Steel het Sociaal Contract Groen Staal in lijn brengt met de maatwerkafspraken (28089, nr. 312);
  • de motie-Erkens c.s. over het inzetten op voorkeursscenario 3 en het voorkomen van oversubsidiëring (28089, nr. 313);
  • de motie-Zeedijk over het opnemen van de voorwaarde in de maatwerkafspraken dat de CO2-uitstoot in 2030 maximaal 6,3 megaton mag bedragen (28089, nr. 314);
  • de motie-Zeedijk over inzetten op maximale handhaving van bestaande verplichtingen en de provincie Noord-Holland daarbij ondersteunen (28089, nr. 315);
  • de motie-Eerdmans over de effecten van het Groen Staalplan op gezondheid en milieu zo spoedig mogelijk aanleveren ten behoeve van de maatwerkafspraken (28089, nr. 316).

(Zie vergadering van 28 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Thijssen (28089, nr. 309) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zekerheid moet zijn dat Tata Steel zich aan de afspraken houdt zodat de belastingbetaler niet te veel betaalt, de lokale vervuiling sterk vermindert, de CO2-uitstoot naar beneden gaat en de onzekerheid van werknemers minder wordt;

verzoekt de regering in de maatwerkafspraken zeggenschap voor de Staat af te spreken zodat de Staat en Tata Steel als partners deze transitie mogelijk gaan maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 317, was nr. 309 (28089).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Koekkoek/Thijssen (28089, nr. 305).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koekkoek c.s. (28089, nr. 306).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Thijssen c.s. (28089, nr. 307).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Thijssen c.s. (28089, nr. 308).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Thijssen (28089, nr. 317, was nr. 309).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rooderkerk (28089, nr. 310).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijk (28089, nr. 311).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijk/Thijssen (28089, nr. 312).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en Volt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Erkens c.s. (28089, nr. 313).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Zeedijk (28089, nr. 314).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Zeedijk (28089, nr. 315).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (28089, nr. 316).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Voor een stemverklaring achteraf geef ik graag het woord aan de heer Thijssen van de fractie van GroenLinks-PvdA. Hij kiest ervoor dat bij de interruptiemicrofoon te doen. Dat mag. Het woord is aan hem.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nu de Kamer mijn motie op stuk nr. 307 heeft aangenomen en gezondheid niet-onderhandelbaar maakt, zie ik af van mijn stemverklaring. Maar ik wil wel graag weten van het kabinet hoe het mijn motie gaat uitvoeren. Daarover wil ik graag binnen twee weken een brief ontvangen.

De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming motie Landbouw- en Visserijraad d.d. 29 april 2024

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 29 april 2024,

te weten:

  • de motie-Kostić/Holman over zich inzetten voor een Europees importverbod op garnalen met afgeknipte ogen (21501-32, nr. 1640).

(Zie vergadering van 25 april 2024.)

In stemming komt de motie-Kostić/Holman (21501-32, nr. 1640).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Kom er maar in, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Precies, voorzitter. Dank voor alle steun. Kappen met het afknippen van ogen van garnalen! Ik zou heel graag binnen twee weken van de minister willen weten hoe hij deze Kameruitspraak gaat omzetten in beleid.

De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming motie Eindverslag van de informateurs

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het eindverslag van de informateurs,

te weten:

  • de motie-Eerdmans over de nieuwe regering oproepen diplomatieke steun aan Palestijnse staatsvorming enkel te verlenen mits sprake is van wederzijdse legitieme, democratisch onderbouwde en diplomatieke onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse autoriteiten (36471, nr. 63).

(Zie vergadering van 22 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Eerdmans (36471, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Wijkverpleging

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Wijkverpleging,

te weten:

  • de motie-Hermans/Paulusma over verkennen of en hoe palliatieve en levenseindezorg een structurele plek kan krijgen binnen bestaande zorgopleidingen (29509, nr. 77);
  • de motie-Dobbe over een brede aanpak van de problemen met de levering van hulpmiddelen (29509, nr. 78);
  • de motie-Slagt-Tichelman over regelen dat wijkverpleegkundigen zonder tussenkomst van de huisarts medische hulpmiddelen en spoedhulpmiddelen kunnen aanvragen (29509, nr. 79);
  • de motie-Joseph/Agema over cliëntprofielen niet verplicht stellen zolang er geen bewijsvoering is voor verbetering van zorg (29509, nr. 80).

(Zie vergadering van 29 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Slagt-Tichelman (29509, nr. 79) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Slagt-Tichelman en Joseph.

Zij krijgt nr. 81, was nr. 79 (29509).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde motie kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Hermans/Paulusma (29509, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dobbe (29509, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Slagt-Tichelman/Joseph (29509, nr. 81, was nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Joseph/Agema (29509, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Ggz/Suïcidepreventie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Ggz/Suïcidepreventie,

te weten:

  • de motie-Westerveld over ervoor zorgen dat de ambitie voor een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten gehaald wordt (25424, nr. 691);
  • de motie-Dobbe over een einde maken aan budgetplafonds in de ggz zolang er lange wachttijden zijn (25424, nr. 692);
  • de motie-Joseph/Dobbe over ervoor zorgen dat de NZa de nu al verzamelde HoNOS+-data vernietigt en voortaan slechts gebruikmaakt van geaggregeerde data (25424, nr. 693);
  • de motie-Van Eijk over breder onderzoek doen naar diagnose- en voorschrijfdruk onder huisartsen en andere voorschrijvers (25424, nr. 694).

(Zie vergadering van 29 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Joseph/Dobbe (25424, nr. 693) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Joseph, Dobbe en Westerveld, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het van groot belang is om de privacy van individuen te respecteren en dat we de verzameling en verwerking van persoonlijke gegevens zorgvuldig moeten afwegen tegen potentiële voordelen;

constaterende dat de NZa op grote schaal HoNOS+-vragenlijsten met zeer privacygevoelige gezondheidsgegevens van ggz-patiënten verzamelt met als doel om tot zorgvraagtypering te komen in verband met bekostiging;

constaterende dat uit een peiling van MIND is gebleken dat bijna 75% van de ondervraagde ggz-patiënten niet op de hoogte was van de datadeling en van de opt-outmogelijkheid en dat zorgverleners hierbij verplicht hun beroepsgeheim moeten doorbreken;

overwegende dat veel wetenschappelijke studies vraagtekens zetten bij de betrouwbaarheid en validiteit van HoNOS;

overwegende dat na uitvoerige studies in het buitenland en ook na de eerste analyses van de NZa de HoNOS-data niet geschikt lijken voor kostprijsberekening en voorspelling van zorgactiviteit;

overwegende dat de grootschalige dataverzameling tot veel maatschappelijke onrust leidt onder zowel ggz-patiënten als zorgaanbieders;

overwegende dat populatiemodellen op geaggregeerd niveau betere voorspelling van zorgactiviteit leveren, zodat instellingen, in de geest van het IZA, samen kunnen sturen om te zorgen dat ze verantwoordelijkheid nemen voor de gezondheid van de mensen in de regio;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat de NZa de nu al verzamelde HoNOS+-data vernietigt en niet opnieuw overgaat tot de uitvraag van HoNOS+-vragenlijsten;

verzoekt de regering voorts ervoor te zorgen dat de NZa bij het voorspellen van zorgkosten in de ggz voortaan slechts gebruikmaakt van geaggregeerde data en geen patiëntgegevens op persoonsniveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 697, was nr. 693 (25424).

Ik stel vast dat wij nu over deze nader gewijzigde motie kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Westerveld (25424, nr. 691).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dobbe (25424, nr. 692).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Joseph c.s. (25424, nr. 697, was nr. 693).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, NSC, BBB, FVD en de PVV voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Een mededeling van mevrouw Van Vroonhoven.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract wordt geacht tegen de motie op stuk nr. 692 (25424) gestemd te hebben.

De voorzitter:
O, daar komt u nu mee! Nou, vooruit dan maar. Uw opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

Dan gaan we naar punt 15, de stemmingen over moties ingediend bij het Verantwoordingsdebat over het jaar 2023 ... Nee, herstel, we moeten nog stemmen over de motie op stuk nr. 694.

In stemming komt de motie-Van Eijk (25424, nr. 694).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

De stemmingen onder punt 15, de moties ingediend bij het Verantwoordingsdebat over het jaar 2023 ... Mevrouw Joseph eerst nog even.

Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel. De motie op stuk nr. 693 was ontraden door de minister. Ik wil graag binnen twee weken een brief waarin staat hoe zij denkt deze motie wel uit te voeren.

De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Nou, dan begin ik voor de derde keer aan de moties ingediend bij het Verantwoordingsdebat over het jaar 2023.


Stemmingen moties Verantwoordingsdebat over het jaar 2023

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het Verantwoordingsdebat over het jaar 2023,

te weten:

  • de motie-Van der Lee c.s. over uitspreken dat bij de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord de doelen van beleid worden geëxpliciteerd (36560, nr. 5);
  • de motie-Van der Lee c.s. over een plan voor uiteindelijk 100% naleving van artikel 3.1 Comptabiliteitswet in 2026 (36560, nr. 6);
  • de motie-Sneller over in het eerstvolgende constituerende beraad afspraken maken over de regierol van de minister van Binnenlandse Zaken bij het inkoopbeheer (36560, nr. 7);
  • de motie-Van Hijum c.s. over het Presidium verzoeken om onderzoek te doen naar versterking van de ondersteuning van het budgetrecht middels een bureau begroting en verantwoording (36560, nr. 9);
  • de motie-Van Hijum/Inge van Dijk over een rijksbrede en structurele oplossing voor burgers en kleine ondernemers met meerdere schulden en een beperkte betaalcapaciteit (36560, nr. 10);
  • de motie-Van Hijum over de Kamer informeren over de uitkomst van de EU-conformiteitsprocedure inzake de Nederlandse ELGF-uitgaven (36560, nr. 11);
  • de motie-Inge van Dijk over het aan de Monitor Brede Welvaart toevoegen van een indicator "vestigingsklimaat" (36560, nr. 12);
  • de motie-Vermeer over de structurele evaluatieagenda onderdeel maken van het proces rond de vaststelling van de rijksbegroting en het Financieel Jaarverslag van het Rijk (36560, nr. 13);
  • de motie-Dijk over voldoen aan de Roemernorm voor externe inhuur (36560, nr. 14);
  • de motie-Dijk over een aanpak uitwerken om het probleem van stapelfacturen voor eigen bijdragen zo snel mogelijk op te lossen (36560, nr. 15);
  • de motie-Eerdmans/Flach over in het Financieel Jaarverslag van het Rijk percentages en kleurcodes gebruiken ter duiding van resultaten (36560, nr. 16).

(Zie vergadering van 29 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Van der Lee c.s. (36560, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 3.1 Comptabiliteitswet, dat voorschrijft dat beleidsvoorstellen van de regering een toelichting bevatten op onder andere financiële gevolgen, doeltreffendheid en doelmatigheid, beperkt wordt nageleefd door departementen;

van mening dat naleving van dit artikel cruciaal is voor het controlerende werk van de Tweede Kamer;

verzoekt de regering een plan op te stellen waardoor de naleving van dit artikel wordt vergroot en volgend jaar minstens 60% bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 21, was nr. 6 (36560).

De motie-Van Hijum c.s. (36560, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rol van de Kamer bij het voorbereiden en evalueren van de rijksbegroting in vergelijking met andere landen beperkt is;

overwegende dat er voor de (mede)wetgevende taak van de Kamer een Bureau Wetgeving is, maar dat de Kamer niet beschikt over een specifiek Bureau Begroting en Verantwoording ter ondersteuning van het budgetrecht;

overwegende dat een Bureau Begroting en Verantwoording, naar voorbeeld van het Congressional Budget Officein de Verenigde Staten, het budgetrecht van de Kamer kan versterken met onafhankelijke analyses van de doeltreffendheid en doelmatigheid van uitgaven en inkomsten;

overwegende dat de minister van Financiën een onderzoek in gang heeft gezet naar de rolverdeling in het controlebestel, waarvan de uitkomsten eind dit jaar worden verwacht;

verzoekt het Presidium om te onderzoeken of en hoe de ondersteuning van het budgetrecht van de Tweede Kamer versterkt kan worden met een Bureau Begroting en Verantwoording,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 22, was nr. 9 (36560).

De motie-Van Hijum/Inge van Dijk (36560, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat burgers door een samenloop van verschillende betalingsregelingen van publieke en/of private schuldeisers onder het bestaansminimum terecht kunnen komen;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat onder meer de Belastingdienst het bestaansminimum van burgers nog onvoldoende beschermt in situaties van meerdere schulden bij publieke en/of private partijen;

verzoekt de regering om een rijksbrede en structurele oplossing in kaart te brengen voor burgers en kleine ondernemers met meerdere schulden en een beperkte betaalcapaciteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 10 (36560).

De motie-Vermeer (36560, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer een voorstel hebben uitgewerkt voor een structurele evaluatieagenda waarmee het parlement de inkomsten en uitgaven periodiek en stapsgewijs doorlicht, mede op basis van de motie-Van Vroonhoven/Vermeer;

verzoekt de regering om de voorgestelde werkwijze onderdeel te maken van het proces rond de vaststelling van de rijksbegroting en het Financieel Jaarverslag van het Rijk,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 24, was nr. 13 (36560).

De motie-Dijk (36560, nr. 15) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer aangeeft dat bij de Wmo en Wlz bijna een op de drie mensen die eigen bijdragen betalen wordt geconfronteerd met stapelfacturen;

constaterende dat de Nationale ombudsman ook in meerdere rapporten heeft aangegeven hier veel klachten over te ontvangen;

overwegende dat deze mensen vaak juist extra hulp kunnen gebruiken in plaats van verdere administratieve lasten en financiële druk vanuit instituten;

verzoekt de regering mogelijke aanpakken in kaart te brengen waardoor dit probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 25, was nr. 15 (36560).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van der Lee c.s. (36560, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Lee c.s. (36560, nr. 21, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sneller (36560, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Hijum c.s. (36560, nr. 22, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, NSC, de VVD, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Hijum/Inge van Dijk (36560, nr. 23, was nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Hijum (36560, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk (36560, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Vermeer (36560, nr. 24, was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijk (36560, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dijk (36560, nr. 25, was nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Eerdmans/Flach (36560, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Er zijn tal van mededelingen. We beginnen bij de heer Krul van het CDA.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter, het CDA wenst tegen de motie op stuk nr. 5 (36560) te hebben gestemd.

De voorzitter:
Heel goed. Ik zal uw opmerking in de Handelingen laten opnemen. De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De motie op stuk nr. 6 was ontraden en ze is toch aangenomen. Daar ben ik blij mee. Ik hoor graag van het kabinet hoe het die motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Pensioenonderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Pensioenonderwerpen,

te weten:

  • de motie-Joseph over werkgevers en pensioenfondsen genoeg tijd en ruimte geven om hun transitie- en implementatieplannen aan te leveren (32034, nr. 638);
  • de motie-Joseph/Vermeer over onafhankelijk laten onderzoeken of het hoorrecht in de praktijk voldoet aan de wensen van de deelnemers en juridisch voldoet (32034, nr. 639);
  • de motie-Stultiens/Van Kent over binnen twee weken een concreet voorstel voor het verlengen en verruimen van de zwareberoepenregeling aan de Kamer zenden (32034, nr. 640);
  • de motie-Aartsen c.s. over verkennen hoe toetsings- of toezichtkaders aangescherpt kunnen worden om het behalen van een koopkrachtig pensioen bij fondsen centraal te laten staan (32034, nr. 642);
  • de motie-Van Kent over uitspreken dat pensioenfondsen rekening moeten houden met substantiële aanpassingen van de Wtp (32034, nr. 644);
  • de motie-Van Kent over onderzoeken hoe hoog de kosten van het afschaffen van de doorsneepremie zijn en scenario's uitwerken voor compensatie (32034, nr. 645);
  • de motie-Van Kent over uitspreken dat pensioenen niet gekort mogen worden door de overgang naar de Wtp en daartoe met een voorstel komen (32034, nr. 646);
  • de motie-Van Kent over de onterechte verhoging van drie maanden van de AOW-leeftijd zo snel mogelijk terugdraaien (32034, nr. 647);
  • de motie-Van Kent over een voorstel aan de Kamer zenden teneinde de leenrestrictie niet op te heffen (32034, nr. 648);
  • de motie-Van Kent over pensioenfondsen verplichten om deelnemers het al dan niet invaren via een referendum voor te leggen (32034, nr. 649);
  • de motie-Inge van Dijk over een quickscan naar hoe het hoorrecht tot nu toe wordt ingevuld bij verschillende fondsen (32034, nr. 650).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Joseph stel ik voor haar motie (32034, nr. 638) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Joseph/Vermeer (32034, nr. 639).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, NSC, de VVD, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stultiens/Van Kent (32034, nr. 640).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aartsen c.s. (32034, nr. 642).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 644).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 645).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 646).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 647).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 648).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (32034, nr. 649).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk (32034, nr. 650).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Participatiewet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Participatiewet,

te weten:

  • de motie-Mohandis/Palmen over uitspreken dat de voorgenomen aanpassing van hardheden in de Participatiewet doorgang moet vinden (34352, nr. 316);
  • de motie-Mohandis/Palmen over onderzoeken hoe inkomensondersteunende regelingen van gemeenten ambtshalve verstrekt kunnen worden (34352, nr. 317);
  • de motie-Mohandis over samen met de sociale partners zorgen dat de cao Aan de slag vanaf 2025 rond komt (34352, nr. 318);
  • de motie-Zeedijk/Mohandis over mogelijkheden onderzoeken om niet-gebruik van inkomensvoorzieningen tegen te gaan met automatische, geautomatiseerde en vooringevulde aanvragen (34352, nr. 319).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Mohandis/Palmen (34352, nr. 316).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mohandis/Palmen (34352, nr. 317).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mohandis (34352, nr. 318).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Zeedijk/Mohandis (34352, nr. 319).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven (36241).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt het amendement-Van den Hil (stuk nr. 7) tot het invoegen van een artikel Ia.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van den Hil (stuk nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven,

te weten:

  • de motie-Podt over bezien hoe Oekraïense pedagogische medewerkers zo snel mogelijk aan het werk kunnen om de tekorten in de kinderdagopvang te verminderen (36241, nr. 10).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Podt (36241, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Een mededeling van de heer Krul.

De heer Krul (CDA):
Ja, voorzitter, van dezelfde aard. Wij wensen ook voor het amendement-Van den Hil te hebben gestemd bij het vorige agendapunt.

De voorzitter:
Heel goed. Uw opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemming motie Kinderopvang

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Kinderopvang,

te weten:

  • de motie-Rajkowski/Van Oostenbruggen over kiezen voor variant 1 uit de Kamerbrief over de eerste tranche van ingroeipadmiddelen (31322, nr. 535).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Rajkowski/Van Oostenbruggen (31322, nr. 535).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Inburgering en integratie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Inburgering en integratie,

te weten:

  • de motie-Bamenga over ongeacht de status van wel of geen tijdelijke bescherming scenario's uitwerken ter bevordering van de integratie en inburgering van Oekraïense ontheemden in Nederland (32824, nr. 417);
  • de motie-Flach c.s. over verkennen hoe meer aandacht voor de Holocaust onderdeel kan worden van de participatieverklaring (32824, nr. 418);
  • de motie-Ergin over het borgen van de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (32824, nr. 419);
  • de motie-Ergin over het realiseren van een volwaardige, geaccrediteerde, bekostigde universitaire opleiding tot islamitisch geestelijke (32824, nr. 421);
  • de motie-Koekkoek over het onderzoeken van de mogelijkheden om het concept van Plan Einstein zo snel mogelijk te implementeren op andere azc's (32824, nr. 423);
  • de motie-Koekkoek over maatregelen nemen om de voorschool te stimuleren voor kinderen van arbeidsmigranten (32824, nr. 424);
  • de motie-Becker c.s. over in alle gevallen een taaltoets eisen voor iemand mag naturaliseren, behoudens psychische of lichamelijke beperkingen (32824, nr. 425);
  • de motie-Becker over een juridische definitie uitwerken van problematisch gedrag zodat erop gehandhaafd kan worden (32824, nr. 427);
  • de motie-Ceder/Becker over met werkgeversorganisaties plannen maken ter bevordering van het beheersen van de Nederlandse taal door EU-arbeidsmigranten en niet-EU-expats (32824, nr. 428).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Koekkoek stel ik voor haar motie (32824, nr. 424) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De motie-Ergin (32824, nr. 421) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor de maatschappelijke positie van Nederlandse imams van belang is dat er een volwaardige universitaire opleiding komt tot islamitisch geestelijke;

overwegende dat de gesprekken ter realisatie van een opleiding tot islamitisch geestelijke onlangs zijn gestaakt, maar dat het van belang blijft om hierop in te blijven zetten;

verzoekt de regering om naar mogelijkheden te blijven zoeken om een volwaardige, geaccrediteerde, bekostigde opleiding tot islamitisch geestelijke te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 431, was nr. 421 (32824).

De motie-Becker (32824, nr. 427) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangenomen motie-Becker (35228, nr. 8) stelde dat de regering de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering heeft opgericht om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van problematisch gedrag, maar dat deze geen juridische definitie van problematisch gedrag kent;

constaterende dat een juridische definitie van problematisch gedrag nog steeds ontbreekt;

overwegende dat burgemeesters, openbaar ministerie en de taskforce zonder een juridische definitie niet effectief kunnen ingrijpen bij excessen als gevolg van problematisch gedrag;

overwegende dat het advies van de landsadvocaat inzake informele scholing (31293 en 31289, nr. 653, bijlage 1) ruimte biedt voor een juridische definitie van problematisch gedrag;

verzoekt de regering om een juridische definitie van problematisch gedrag uit te werken die precies genoeg is om ingrijpen te rechtvaardigen zodat erop gehandhaafd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 432, was nr. 427 (32824).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Een stemverklaring van mevrouw Becker van de VVD. Het woord is aan haar.

Mevrouw Becker (VVD):
Mijn stemverklaring gaat over de motie op stuk nr. 421 van het lid Ergin over het realiseren van een imamopleiding. Wij vinden het van groot belang dat imams die hier hun werk doen, daarbij de vrije waarden van onze rechtsstaat respecteren. Wij maken ons in dat kader al langer zorgen over de influx van imams uit onvrije landen die op dit moment plaats kan vinden zonder een arbeidsmarkttoets. In dat kader dienden wij eerder een motie in om het tot stand brengen van een imamopleiding hier te bevorderen. Daar staan wij ook nog steeds achter, maar wel in combinatie met het vervolgens strenger toetsen van imams die van buiten de EU naar Nederland willen komen. Dat is niet de agenda achter deze motie. Daarom steunen wij deze niet en zullen wij zelf met een motie komen tijdens het debat Arbeidsmigratie, die beide vraagt: én onderzoeken wat mogelijk is om een imamopleiding tot stand te brengen én de instroom van imams uit het buitenland op basis daarvan terugdringen. Deze stemverklaring leg ik mede af namens NSC en BBB.

De voorzitter:
Oké.

In stemming komt de motie-Bamenga (32824, nr. 417).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Flach c.s. (32824, nr. 418).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ergin (32824, nr. 419).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ergin (32824, nr. 431, was nr. 421).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koekkoek (32824, nr. 423).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Becker c.s. (32824, nr. 425).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Becker (32824, nr. 432, was nr. 427).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ceder/Becker (32824, nr. 428).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Uitvoering sociale zekerheid

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Uitvoering sociale zekerheid,

te weten:

  • de motie-Maatoug c.s. over de wetgeving ter ondersteuning van eenverdienersgezinnen naar de Kamer sturen zodra deze klaar is en uitspreken dat de Kamer deze stukken met voorrang behandelt (26448, nr. 757).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt de motie-Maatoug c.s. (26448, nr. 757).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Weerbaarheid van de Nederlandse samenleving tegen ondermijnende activiteiten vanuit het buitenland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving tegen ondermijnende activiteiten vanuit het buitenland,

te weten:

  • de motie-Tuinman c.s. over het total defence concept van Zweden en Finland op nationaal en Europees niveau omarmen in toekomstig weerbaarheidsbeleid (30821, nr. 222);
  • de motie-Tuinman/Ceder over met een kleinschalige pilot onderzoeken of een basisnoodpakket kan bijdragen aan de paraatheid bij een rampensituatie en het bewustzijn over weerbaarheid (30821, nr. 223);
  • de motie-Erkens c.s. over vanaf dit najaar campagnes starten om burgers beter te informeren over hoe men moet handelen in crises (30821, nr. 224);
  • de motie-Six Dijkstra/Ceder over zich in Europees verband maximaal inzetten voor snelle uitvoering, effectieve handhaving en het eventueel aanscherpen van de DMA en de DSA (30821, nr. 225);
  • de motie-Ceder over de Europese Commissie om voorstellen verzoeken over het weren van ongewenste partijen van de Europese markt (30821, nr. 226).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Tuinman stel ik voor zijn motie (30821, nr. 223) aan te houden. Op verzoek van de heer Ceder stel ik voor zijn motie (30821, nr. 226) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Tuinman c.s. (30821, nr. 222).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Erkens c.s. (30821, nr. 224).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Six Dijkstra/Ceder (30821, nr. 225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap) (36346).

(Zie vergadering van 30 mei 2024.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van FVD en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.


Stemming motie Gewasbeschermingsmiddelen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen,

te weten:

  • de motie-Podt/Grinwis over de nodige stappen zetten om Parkinson voor 2025 aan te merken als beroepsziekte en te laten vallen onder de TSB (27858, nr. 666).

(Zie vergadering van 23 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Podt/Grinwis (27858, nr. 666) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat professioneel pesticidengebruik in verband wordt gebracht met de ziekte van Parkinson maar het RIVM-onderzoek dat hiernaar loopt nog jaren duurt;

constaterende dat in Duitsland, Italië en Frankrijk, na jaren onderzoek, Parkinson als beroepsziekte is aangewezen voor boeren;

van mening dat boeren die gewerkt hebben met goedgekeurde bestrijdingsmiddelenmiddelen geholpen dienen te worden als blijkt dat zij daardoor Parkinson hebben gekregen;

overwegende dat er een onafhankelijke commissie is die ziektes kwalificeert als beroepsziekten en er reeds een tegemoetkomingsregeling is opgezet voor stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB);

overwegende dat er vanaf 2024 extra geld beschikbaar is in de TSB omdat er rekening is gehouden met een mogelijke uitbreiding van het aantal beroepsziekten;

verzoekt de regering om samen met de onafhankelijke commissie te bezien of Parkinson op korte termijn gekwalificeerd kan worden als beroepsziekte en deze te laten vallen onder de TSB,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 670, was nr. 666 (27858).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Podt/Grinwis (27858, nr. 670, was nr. 666).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Deze motie was ontraden. Ik weet niet precies hoe het op dit moment gaat, nu we een beetje in limbo zitten tussen twee kabinetten. Maar ik zou toch wel graag binnen twee weken een brief hebben.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet en dan zien we wel wie er antwoord geeft.


Stemming motie Emancipatie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Emancipatie,

te weten:

  • de motie-Zeedijk over de kennis over overgangsklachten vergroten (30420, nr. 400).

(Zie vergadering van 21 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Zeedijk (30420, nr. 400) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Zeedijk en Tielen, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit recent onderzoek van Nappi blijkt dat 80% van de vrouwen op enig moment overgangsklachten ervaart;

overwegende dat uit onderzoek van het RIVM onder werkende vrouwen blijkt dat 35% af en toe en 10% vaak beperkingen ervaart als gevolg van overgangsklachten;

overwegende dat WOMEN Inc. in haar kosten-batenanalyse heeft becijferd dat 34% van het ziekteverzuim van vrouwen tussen de 45 en 60 jaar te wijten is aan overgangsklachten;

constaterende dat op het thema "overgang en taboe" vooral wordt ingezet op bewustwording en wat minder op kennis vergroten en oplossingen bieden;

verzoekt de regering als onderdeel van het recent gestarte kennisprogramma voor vrouwspecifieke aandoeningen ook aandacht voor kennis vergroten en oplossingsrichtingen bieden voor overgangsklachten op te nemen;

verzoekt de regering het kennisprogramma onderdeel te maken van een nationale strategie voor vrouwengezondheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 408, was nr. 400 (30420).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Zeedijk/Tielen (30420, nr. 408, was nr. 400).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Rapport "Preventie op waarde schatten. Advies van de Technische Werkgroep Kosten en Baten van Preventie"

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Rapport "Preventie op waarde schatten. Advies van de Technische Werkgroep Kosten en Baten van Preventie",

te weten:

  • de motie-Daniëlle Jansen over tot een voorstel komen om naleving van de reclamecode actief te controleren (32793, nr. 752).

(Zie vergadering van 14 mei 2024.)

De voorzitter:
De motie-Daniëlle Jansen (32793, nr. 752) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het belangrijk is om vroegtijdig overgewicht aan te pakken met een brede aanpak, inclusief beperking van kindermarketing;

overwegende dat de naleving van de reclamecode nog niet optimaal werkt;

overwegende dat de minister heeft aangegeven dat het kabinet kindermarketing voor ongezonde voeding wettelijk wil beperken;

overwegende dat wetgeving een langdurig proces vergt, terwijl er nu al actie nodig is;

overwegende dat zelfregulering strakker aangepakt moet worden;

verzoekt de regering, vooruitlopend op wetgeving kindermarketing, in gesprek te gaan met voedingsmiddelenproducenten en de Stichting Reclame Code om tot een voorstel te komen om naleving van de code actief te controleren, ook op social media, door online-influencers en digitale bloggers;

verzoekt de regering overtredingen te melden bij de Reclame Code Commissie en een boeteclausule te introduceren voor niet-naleving, met een leeftijdsgrens van 18 jaar, en te onderzoeken welk aanvullend beleid van de overheid daarbij nodig is;

verzoekt de regerering dit najaar de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 755, was nr. 752 (32793).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Daniëlle Jansen (32793, nr. 755, was nr. 752).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2024

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) en van het Deltafonds (J) en het Mobiliteitsfonds (A) voor het jaar 2024,

te weten:

  • de motie-Bamenga c.s. over samen met Schiphol op de kortst mogelijke termijn een nachtsluiting realiseren (36410-XII, nr. 42).

(Zie vergadering van 25 januari 2024.)

De voorzitter:
Een stemverklaring van de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):
Voorzitter. De motie-Bamenga roept de regering op om een nachtsluiting in te voeren op Schiphol. Dat is een buitengewoon slecht idee, dat ervoor zou zorgen dat de toch al veel te dure vliegtickets nog duurder worden omdat de schaarste aan vluchten nog groter wordt. Daarnaast verzwakt een nachtsluiting op Schiphol de cruciale hubfunctie die onze nationale luchthaven zo succesvol heeft gemaakt. Nergens anders in Europa bestaat een dergelijke nachtsluiting. Een prachtige luchtvaartmaatschappij als Transavia zal mogelijk omvallen als dit doorgang vindt. Daarom roepen wij u allen op om tegen deze onzalige motie van het lid Bamenga te stemmen. Mijn fractie zal dat in elk geval doen.

De voorzitter:
Heel goed.

In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (36410-XII, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Een mededeling van mevrouw Van Vroonhoven. Let op, let op!

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Het gaat over de volgende motie. Ik wou 'm aanhouden. Ik kijk rond en kan tellen. Ik zie u op het puntje van de stoel zitten, dus ik hou 'm aan.

De voorzitter:
Heel goed, waarvoor hartelijk dank.

Op verzoek van mevrouw Van Vroonhoven stel ik voor haar gewijzigde motie (32827, nr. 320) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan is punt 29, stemming over de aangehouden motie ingediend bij het tweeminutendebat Media, bij dezen vervallen. Dat scheelt weer tien minuten. We danken mevrouw Paul voor haar aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor toestemming te geven voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op dinsdag 11 juni 2024 van 18.30 uur tot 22.30 uur over de suppletoire begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, samenhangende met de Voorjaarsnota (36550-XVI).

Op verzoek van de fractie van NSC benoem ik in de Bouwbegeleidingscommissie — dat is niet zomaar iets! — de heer Six Dijkstra tot lid in plaats van het lid Welzijn. Als u dus wilt lobbyen over hoe het er straks uit moet zien op het Binnenhof, als u een sportschool wilt of een zwembad of als u het nog mooier wilt, dan moet u lobbyen bij de heer Six Dijkstra. Hij realiseert zich dat allemaal.

Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:

  • het dertigledendebat over de explosieve groei van het aantal commerciële verpleeghuizen;
  • het debat over de hoge uitstroom van zorgmedewerkers;
  • het debat over palliatieve zorg en stervensbegeleiding.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 34843-107; 36394-19.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda het tweeminutendebat Financiële markten (CD d.d. 30/05), met als eerste spreker het lid Van der Lee van GroenLinks-PvdA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Claassen van de fractie van de PVV. Het woord is aan hem. En graag iets meer stilte in de zaal.

De heer Claassen (PVV):
Voorzitter. Vandaag dreigt Co-Med failliet te gaan. Dat is nog niet gebeurd, maar er staat een hele rij schuldeisers in de rij om hun geld te gaan opeisen. Wij denken dat het een kwestie van tijd is totdat het omvalt. Een heleboel mensen die nu voor zorg afhankelijk zijn van die huisartsenketen, blijven dat in de toekomst waarschijnlijk ook nog. Dat is precies waar wij tegen ageren: private equity. De Kamer heeft breed een motie aangenomen om daar iets mee te doen. Daarom denk ik dat het gerechtvaardigd is om hier een debat te voeren.

De voorzitter:
U wilt een debat. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Zolang er nog heel veel van dit soort overnames zijn door commerciële partijen die geld verdienen over de rug van patiënten, is het denk ik goed als wij hier als Kamer over debatteren, dus volop steun.

De heer Krul (CDA):
Wat de heer Bushoff zegt.

Mevrouw Tielen (VVD):
Ik kan me heel goed voorstellen dat meneer Claassen zich zorgen maakt over de patiënten die het betreft. Aanstaande woensdag hebben wij een debat over de eerstelijnszorg, dus wij zien dit liever bij het commissiedebat van aanstaande woensdag.

De voorzitter:
Dus geen steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

De heer Paternotte (D66):
Wat ons betreft is dit een belangrijk onderwerp bij het commissiedebat Eerstelijnszorg van volgende week, dus geen steun.

Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Daar sluit ik me helemaal bij aan; geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun, mede namens de ChristenUnie.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun. Dit kan bij het commissiedebat.

De voorzitter:
Maar toch is er een meerderheid. Gefeliciteerd, meneer Claassen, we zetten het op de lijst.

Dan geef ik graag het woord aan de heer Eerdmans van de fractie van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. In Vlaardingen is een meisje van 10 zeer ernstig mishandeld in haar pleeggezin. Ze is nu gelukkig buiten levensgevaar. Haar pleegouders zitten momenteel vast op verdenking van poging tot doodslag. Er is heel veel misgegaan, zo lijkt het, in deze kwestie. In de omgeving van het meisje werden signalen opgevangen. Er is meerdere keren om hulp gevraagd, maar daar is niet op gereageerd. Er wordt nu door drie inspecties onderzoek gedaan: de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie van het Onderwijs. Het lijkt ons goed om die inspectierapporten af te wachten, daarop een grondige reactie van het kabinet te krijgen en daarna zo spoedig mogelijk een plenair debat in te plannen met de ministers van VWS en van Justitie en Veiligheid, indien mogelijk. Wij willen namelijk weten hoe dit heeft kunnen gebeuren, wie er verantwoordelijk is en of er op dit moment meer kinderen in gevaar zijn.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Voorzitter. Het is uiteraard een ernstige zaak. Een aanvullend punt is dat de moeder beter geïnformeerd moet worden en geen dingen via de media moet vernemen, vinden wij. Daarnaast vinden we de onderzoeksvraag niet uitgebreid genoeg, dus die zou uitgebreid moeten worden. We hebben ook te maken met een kind dat in het ziekenhuis ligt. Wij vinden het op dit moment niet verstandig om een openbaar debat hierover te gaan houden.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Crijns (PVV):
Ik wil het slachtoffer vanaf deze positie heel veel sterkte wensen. En natuurlijk steun voor het debat.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Wij steunen dat debat, met één opmerking erbij. De aanvrager vroeg namelijk of er meer kinderen in gevaar zijn. Ja, er zijn meer kinderen in gevaar. Sinds september 2022 ontvangt de Kamer viermaandelijks, één keer in de vier maanden, een signaalbrief van de verschillende inspecties. Al sinds toen waarschuwen zij ervoor dat er kinderen in gevaar zijn omdat het systeem van jeugdzorg en jeugdbescherming niet op orde is. Ik vind het af en toe lastig om te merken dat als er echt iets gruwelijk misgaat — dat verwijt ik de aanvrager uiteraard niet — we met elkaar een debat willen, terwijl ik deze Kamer zou willen oproepen: laten we met elkaar die signaalbrieven lezen en het hier vaker over hebben, want er zijn meer kinderen in gevaar.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun voor het verzoek.

De heer Baudet (FVD):
Steun.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik vind het echt onverstandig om hier een openbaar debat te gaan voeren terwijl een jong meisje nog in het ziekenhuis ligt. Ondanks dat ik het begrijp en ondanks dat er ongetwijfeld veel rapporten zijn waarover we een goed debat kunnen voeren, vind ik het dus echt niet verstandig om dat nu te doen.

De heer Paternotte (D66):
Steun.

Mevrouw Tielen (VVD):
Ik sluit me aan bij de woorden van meneer Krul. Geen steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil niet op dit moment het debat, dus nu geen steun. Ik kan me het op een later moment, als de rapporten er zijn en we verder zijn, wel voorstellen, maar dan ook met de minister voor Rechtsbescherming.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ook geen steun namens BBB. Het meisje ligt inderdaad nog in het ziekenhuis. Zoals mevrouw Westerveld zegt, moet er een breder debat komen over jeugdzorg, wat daar misgaat en de inspecties. Maar ik denk niet dat we dat nu moeten doen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun, maar wel voor een breder debat later.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Eerdmans. We gaan u inboeken.

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Piri van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Vorige week kregen wij diverse mediaberichten vanuit Israëlische media en The Guardian. Onderzoeksjournalisten zijn een jaar bezig geweest met een onderzoek over intimidatie- en spionagepraktijken van de Israëlische inlichtingendiensten tegen het Internationaal Strafhof. De aanklager van het Internationaal Strafhof, het ICC, heeft de rechters die zich er nu over buigen gevraagd om arrestatiebevelen uit te vaardigen tegen onder anderen Hamaskopstukken en twee politici in Israël. Zeker daarom is het van belang dat de medewerkers, de rechters en de aanklager van het Internationaal Strafhof de komende weken hun werk onafhankelijk kunnen blijven doen. Vandaar het verzoek om een plenair debat, omdat er ook geen commissiedebat gepland staat.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, steun voor dit verzoek. Het zou goed zijn als de Kamervragen die door GroenLinks-Partij van de Arbeid en D66 zijn gesteld voor die tijd beantwoord zijn.

De heer Krul (CDA):
Volgens mij staat er vrij binnenkort weer gewoon een RBZ gepland. Dat lijkt mij een mooi moment, dus geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun namens de Partij voor de Dieren.

De heer Veldkamp (NSC):
Geen steun. Er is inderdaad een commissiedebat RBZ op de 20ste.

De heer Brekelmans (VVD):
Geen steun daarom.

De heer Baudet (FVD):
Hoewel wij tegen het Internationaal Strafhof zijn, is dit natuurlijk wel een hele interessante gebeurtenis, en biedt dit inzicht in de machtsnetwerken van Israël op de achtergrond. Daarom zullen we dit dus wel steunen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik kan me aansluiten bij de heer Veldkamp. Geen steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Buitengewoon ernstig, volop steun voor het verzoek.

De voorzitter:
U heeft desondanks geen meerderheid, mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nee, voorzitter. Ik vermoed dat dit de komende maanden heel relevant blijft, dus graag een dertigledendebat.

De voorzitter:
Bij deze.

Mevrouw Kathmann, van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank. Vorige week stond ik hier ook, maar toch is het geen herhaling van zetten, want de wereld is wel degelijk veranderd. Er zijn namelijk meerdere bronnen, meerdere experts, opgestaan. Daardoor hebben we meer informatie waaruit blijkt dat we dit debat met hoge urgentie moeten voeren. Daarnaast was er wel een meerderheid om dit in commissieverband te bespreken, maar is de commissieagenda inmiddels leeggeveegd. We moeten het dus echt in een debat met elkaar hebben over de risico's van de massale migratie naar de Microsoftcloud, want ik hoop toch echt dat iedereen hier het erover eens is dat wij met elkaar moeten kunnen blijven bespreken of we meer digitale autonomie en veiligheid willen en dat we niet aan een Microsoftinfuus willen hangen.

De voorzitter:
Duidelijk. Een verzoek.

De heer Valize (PVV):
Voorzitter. Het is een zeer belangrijk onderwerp om goed in een commissiedebat te bespreken, dus we moeten kijken of we dat in een extra commissiedebat zouden kunnen doen. Maar ik ben niet voor een plenair debat.

De heer Six Dijkstra (NSC):
Steun voor het verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):
Mevrouw Kathmann heeft mij overtuigd. Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.

De heer Krul (CDA):
Mede namens de SGP, steun.

De heer Meulenkamp (VVD):
Geen steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De heer Baudet (FVD):
Wel steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ook steun.

De voorzitter:
69. Dat is geen 75.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan toch een dertigledendebat.

De voorzitter:
Het zijn er in ieder geval 30.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan gaan we toch dat commissiedebat proberen of we proberen het ergens anders in te steken.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Zoals mevrouw Kathmann zei: vorige week stond ik hier ook. Maar dit is wel een herhaling van zetten. We hebben in de tussentijd niks gehoord. Het verzoek was om de lobbybrieven die bij de onderhandelende partijen en de informateurs binnen zijn gekomen, met de Kamer te delen, conform de motie zoals die ruim in deze Kamer is aangenomen. Dat had eigenlijk al bij het eindverslag van 16 mei moeten zitten. Dat is inmiddels drie weken geleden. Vorige week deed ik het verzoek om het dan alsnog te doen. Ik ben benieuwd wat er is teruggekomen. Ik heb niks gehoord.

De voorzitter:
Ik begin wel een beetje tabak te krijgen van het onderwerp "onderliggende stukken", want daar zijn we de afgelopen maanden elke week mee bezig, geloof ik. Dus dat moeten we beter regelen naar de toekomst toe.

De heer Sneller (D66):
Herkenbaar gevoel.

De voorzitter:
Eén. Ik ben het hartstikke met u eens. U eist dat namelijk gewoon en het blijkt ook uit de motie-Klaver/Sneller. Vorige week, toen de heer Van der Lee hier zat, heeft hij toegezegd het stenogram door te zenden. Dat is gebeurd. Vanochtend heeft de Griffier gesproken met de raadsadviseur van de formateur. Rondom een uur of één heb ik de formateur gesproken. Die heeft mij gezegd dat ze er druk mee bezig zijn en dat het op twee dingen hangt. Het komt niet door onwil. Ze willen het graag overdragen, maar het gaat om persoonsgegevens, dus daar is misschien een probleem met de AVG, omdat brieven geadresseerd zijn en er wellicht persoonlijke dingen in staan. Dus dat wordt bekeken en wellicht weggelakt. Men moet het ook digitaliseren. Ik heb aan de formateur aangeboden dat wij desnoods mensen uit ons eigen personeel kunnen afvaardigen. Hij zei daar geen behoefte aan te hebben. Ik heb hem gevraagd om een termijn. Die wilde hij niet geven. Ik zei: ik kan toch zeggen "voor het weekend"? Maar hij zegt: er wordt hard aan gewerkt. Dat is de stand van zaken tot op heden, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Allereerst mijn dank voor uw inspanningen als Voorzitter. Tijdens acht weken onderhandelen had er een hoop kunnen gebeuren, en in de afgelopen drie weken ook. Maar ik ben blij dat ze er nu mee aan de slag zijn. Ik zeg wel: als ze er volgende week niet liggen, sta ik hier weer om te horen wat de stand van zaken is, want het belooft wat hoeveel dit er dan zijn, als het zo lang moet duren. Dank u wel.

De voorzitter:
Ik meen te weten dat het drie dozen zijn.

De heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne gaat om onze veiligheid. Dat zien we aan de steeds meer toenemende Russische sabotage. Na een loodzwaar halfjaar zien we dat Oekraïne een beetje opkrabbelt, maar dat de steun vaak bijna te laat komt. Of dat keuzes over wat Oekraïne met geleverde wapens mag doen bijna te laat komen. Hoe zorgen we ervoor dat landen die Oekraïne steunen niet steeds achter de feiten aan lopen? Daarvoor heeft president Macron een duidelijke route geschetst. Daarover moeten wij in debat met het kabinet, om ervoor te zorgen dat ook Nederland een inzet heeft waardoor Oekraïne niet steeds bijna te laat geholpen wordt, maar de oorlog kan gaan winnen.

De heer Baudet (FVD):
Ik ben het oneens met de conclusies van de heer Paternotte en met de waardering die hij geeft aan dat plan van Macron. Maar ik ben het ermee eens dat het ongelofelijk relevant is en belangrijk. We worden inderdaad een oorlog ingezogen.

De voorzitter:
Steun, kortom

De heer Baudet (FVD):
Nederlandse dienstplichtigen gaan binnenkort misschien die kant op. Daar moeten we het in alle openheid over hebben, dus volop steun, ja.

De heer Brekelmans (VVD):
In principe steun voor het debat, maar ik zou het graag willen voeren op het moment dat er ook echt iets voorligt, dus dat het niet een theoretische discussie wordt en het kabinet nergens antwoord op kan geven. Mijn verzoek zou zijn om eerst een brief te vragen aan het kabinet op het moment dat er daadwerkelijk over een plan gesproken wordt en dat we dan op tijd in de Kamer hier een debat over hebben.

De voorzitter:
Maar de variant "in principe steun" kennen wij niet.

De heer Brekelmans (VVD):
Nee, dus ik steun het debat.

De voorzitter:
Steun. Heel goed.

De heer Brekelmans (VVD):
Dit was een opmerking over de timing.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. We hebben net een rapport gekregen van het Clingendael Instituut. Het kabinet heeft al toegezegd om daarop te reageren met soortgelijke plannen als waar de heer Paternotte het over heeft. Dus ik zou zeggen: zodra die brief binnen is, kunnen we ook gewoon een plenair debat houden. Dus steun.

De voorzitter:
Dat is steun.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.

De heer Veldkamp (NSC):
Eerst een brief van het kabinet.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Er komen verschillende gelegenheden aan, dus nu geen steun, mede namens CDA en SGP.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik kijk even of de heer Veldkamp — hij zei: eerst een brief — bedoelt eerst een brief en dan een debat. Want ik hoorde hem niet zeggen …

De voorzitter:
Nee, geen steun.

De heer Paternotte (D66):
Geen steun.

De voorzitter:
Het spijt me voor u.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik denk dat deze oorlog nog even doorgaat. Ik zet hem op de dertigledenlijst en hoop dat de partijen die het verzoek nu niet steunen, wel willen nadenken over hun steun.

De voorzitter:
Bij dezen.

De heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Uit ambtelijke memo's blijkt dat ambtenaren en de minister zeer grote zorgen hebben overgedragen over het besluit van de Nederlandse regering om de financiële steun aan UNRWA, de hulporganisatie voor de Palestijnen, op te schorten en over de desastreuze gevolgen die dat kan hebben voor de humanitaire situatie. Desondanks heeft de Nederlandse regering dat gedaan. Mijn verzoek zou zijn om, indien er meer van dit soort achterliggende stukken zijn, die naar de Kamer te sturen, zodat we volledig kunnen reconstrueren hoe het besluit om de financiële steun aan UNRWA op te schorten tot stand is gekomen. Ik hoor graag een kabinetsreactie op het nieuwsbericht en houd daarover graag een debat met de minister van Buitenlandse Zaken en met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Het kabinet heeft dit jaar wel flinke steun aan UNRWA overgemaakt, maar meer is nodig. Bovendien is het onacceptabel dat Israël de steunverlening voor UNRWA onmogelijk heeft gemaakt, dus daarom steun voor dit debat.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter. Voor halverwege juni staat er al een commissiedebat Humanitaire hulp gepland, dus dat lijkt me de snelste route. Geen steun voor een plenair debat.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Het informatieverzoek dat de heer Van Baarle doet, staat hem natuurlijk vrij, maar mede namens de ChristenUnie en de SGP geen steun voor het debat.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Halverwege juni is te laat, want dan stopt de steun voor UNRWA. Dus heel veel steun voor dit debat.

De heer Veldkamp (NSC):
Geen steun. Dit kan worden betrokken bij het commissiedebat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op de 19de.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Geen steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun. Dit kan betrokken worden bij het commissiedebat Humanitaire hulp.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun, voorzitter. Ik wil namelijk juist de minister van Buitenlandse Zaken hierover horen, omdat zij duidelijk een andere opvatting heeft dan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dus zeker steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik zou het desondanks op de lijst van dertigledendebatten willen plaatsen. Als het sneller kan om dit te bespreken in de commissie, dan wel graag het verzoek aan het kabinet om voor het commissiedebat te voldoen aan het informatieverzoek, zodat we het debat dan wel goed op de inhoud kunnen voeren. Dank.

De voorzitter:
Prima. Dat geleiden wij door.

Mevrouw Bromet, als voorzitter van de commissie voor Europese Zaken.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dat wilde ik net zeggen. Als voorzitter van de commissie voor Europese Zaken doe ik het verzoek om een debat te houden over de informele bijeenkomst van de EU-regeringsleiders op 17 juni 2024.

De voorzitter:
Prima. Dat gaan we inplannen.

Mevrouw Mutluer van de fractie GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van een aantal incidenten met personen met verward en onbegrepen gedrag zijn wij een parlementaire verkenning gestart. Dat doe ik als rapporteur samen met collega Michon-Derkzen. Op dit moment zijn we met de bevindingen en de eindrapportage bezig en die willen we straks aanbieden. Daarover willen wij een debat voeren met de ministers van JenV en VWS. Zij zijn nu bezig met een werkagenda, dus de inzichten en de bevindingen die wij als rapporteurs straks aanreiken, willen we nadat die zijn bediscussieerd laten meenemen in die werkagenda. Dus graag steun voor dat debat.

Mevrouw Helder (BBB):
Dit is wel verwarrend, want in de aankondiging stond iets heel anders. Daar stond namelijk dat het ging over een bericht in de NRC van 28 september 2023. Dit is een heel ander verzoek. Ik blijf eventjes bij wat ik mezelf voorgenomen had, namelijk dat ik blij ben met mijn aangenomen motie, die precies regelt dat de ggz eerst aan zet is en vervolgens de politie. De politie gaat alleen mee als er geweld dreigt. Ik wil graag de stand van zaken weten. De regering voert die motie gelukkig uit. Het wordt onderzocht. De stand van zaken wil ik graag betrekken bij het commissiedebat Politie. Als datgene wat nu gevraagd wordt en wat ik helemaal niet begrijp, doorgaat … Mevrouw Mutluer knikt nu eventjes, maar ze moet, als ze als rapporteur wil optreden, het verzoek kortsluiten. Dat doet ze immers namens ons allemaal. Ik wil er graag bij betrekken dat er een brief over komt.

De voorzitter:
Zal ik mevrouw Mutluer even vragen om nogmaals haar aanvraag toe te lichten?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
In het najaar is er een debat aangevraagd. Dat verzoek is in meerderheid aangenomen, maar vervolgens verlopen. In dezelfde procedurevergadering hebben we toen gezegd: we gaan eerst met elkaar een parlementaire verkenning uitvoeren. Daar is een akkoord op gegeven. We zijn met die parlementaire verkenning aan de slag gegaan, maar inmiddels is die debataanvraag verlopen. Dat was ook de reden om ook tijdens het rondetafelgesprek te zeggen dat er nog een debat komt. Maar dat moest dus wel opnieuw aangevraagd worden. Daarom sta ik hier mede namens mijn collega's.

De voorzitter:
Het is dus eigenlijk een oude debataanvraag die verlopen is. En zo komt u bij een bericht uit september vorig jaar. Zijn we allemaal weer bij? De heer Sneller ook?

De heer Sneller (D66):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
We komen er wel.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank aan de rapporteurs voor het verrichte werk en steun, mede namens ChristenUnie en CDA.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

Mevrouw Uitermark (NSC):
Ook steun.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Als ik het goed begrijp, was het al mede namens mijn fractie, want ook wij zijn rapporteur van de verkenning. Voor de geschiedschrijving …

De voorzitter:
Voor de eeuwigheid.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
… steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.

De heer Baudet (FVD):
Mevrouw Mutluer weet dat ik haar bijna altijd steun en ook op dit moment.

De voorzitter:
Mevrouw Helder in de herkansing.

Mevrouw Helder (BBB):
Nou, niet in de herkansing, want ik blijf bij wat ik net heb gezegd. Ik vind het een vreemde gang van zaken. Ik steunde het toen niet, maar goed, laat ik het nu dan wel doen. Het moet wel snel worden ingepland, want anders vervalt het weer en vallen we weer over elkaar heen. Ik wil het wel bij het commissiedebat Politie betrekken.

De voorzitter:
Er is een meerderheid. We plannen het in.

Inge van Dijk, CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Enkele weken geleden is er een debataanvraag gedaan door de heer Omtzigt met betrekking tot de afhandeling van de toeslagenaffaire en de berichten in de krant over de verschillende herstelroutes en de onduidelijkheid die daarover is ontstaan. Die onduidelijkheid is niet minder geworden, maar de stukken die we hebben opgevraagd, zijn inmiddels wel binnengekomen. Wij denken dat het verstandig is om hier snel een debat over in te plannen.

De voorzitter:
We hebben nog maar een paar weken voor het zomerreces.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Daarom.

De voorzitter:
Dus ik wil echt een duidelijk afgetekende meerderheid zien die dit ook wil.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De fractie GroenLinks-PvdA vindt het heel belangrijk dat dit debat voor de zomer plaatsvindt, dus van harte steun voor dit verzoek.

De heer Sneller (D66):
Alle beetjes helpen, voorzitter. Steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mede namens de SGP: steun.

Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter, ook van harte steun, want volgens mij is het voor de gedupeerde ouders van groot belang dat zij helderheid krijgen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Steun.

De heer Vermeer (BBB):
Steun.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter, natuurlijk steun voor dit debat. Ik wil ook graag een inschatting van de huidige staatssecretaris wat betreft hoelang het duurt voordat alle ouders geholpen zijn nu deze route stopgezet is.

De heer Edgar Mulder (PVV):
Steun.

De voorzitter:
U heeft een ferme meerderheid, mevrouw Van Dijk. We gaan het doen.

De laatste aanvraag is van de heer Dijk van de fractie van de SP, maar mevrouw Beckerman heeft corvee.

Mevrouw Beckerman (SP):
Zeker. Voorzitter. Vandaag bleek dat miljoenen — jazeker — Nederlanders jaarlijks te veel premie betalen voor hun zorgverzekering. Het gaat om 9 miljoen mensen. Verzekeraars belemmeren het voor mensen om over te stappen. Nou weten we natuurlijk dat er een commissiedebat Zorgverzekeringsstelsel staat, maar daar staat al heel veel op de agenda. We hebben het echt over veel geld voor mensen. Het kan anders en goedkoper. Daarom wil ik namens mijn collega Jimmy Dijk hier graag een debat over aanvragen.

De voorzitter:
Prima. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

Mevrouw Teunissen (PvdD):
Van harte steun.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij denken dat dat toch beter bij dat commissiedebat kan, want dan is het ook sneller aan de orde. Dus geen steun, mede namens CDA en SGP.

Mevrouw Tielen (VVD):
Vooral omdat het commissiedebat al op 19 juni is. Dus geen steun voor een apart debat.

De heer Claassen (PVV):
Heel belangrijk onderwerp. Het kan 19 juni.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ook steun.

De heer Paternotte (D66):
Ik sluit me aan bij mevrouw Bikker.

De heer Idsinga (NSC):
Bij het commissiedebat.

De heer El Abassi (DENK):
Van harte steun.

De heer Vermeer (BBB):
Bij het commissiedebat. Geen steun.

De voorzitter:
Geen meerderheid.

Mevrouw Beckerman (SP):
Helaas. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Tot zover de regeling van werkzaamheden. Ik schors vijf of tien minuten.

De vergadering wordt van 16.47 uur tot 16.54 uur geschorst.

Voorjaarsnota 2024

Voorjaarsnota 2024

Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2024.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2024, Kamerstuk 36550, nr. 1. Een hartelijk woord van welkom aan de beide bewindspersonen van Financiën. Fijn u te zien, zelfs in deze diepdemissionaire status, zoals we hebben geleerd van de minister. Die status doet niets af aan onze feestvreugde. We hebben dertien sprekers van de zijde van de Kamer. Ik hoop dat ik na de eerste termijn van de Kamer kan schorsen voor het diner. Ik wil dat niet te laat doen.

Ik geef graag het woord aan de heer Tony van Dijck van de fractie van de PVV, maar niet voordat ik verteld heb: zes interrupties p.p. in deze termijn. Het woord is aan de heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Yes, dank je wel, voorzitter. We bespreken vandaag de Voorjaarsnota. Het is waarschijnlijk de laatste voorjaarsnota van het kabinet-Rutte IV. Het kabinet-Rutte IV is namelijk in een paar maanden tijd verworden tot het kabinet-Van Weyenberg I. Terwijl iedereen zijn dozen aan het inpakken is en er eigenlijk geen zin meer in heeft, zit deze minister namelijk vol energie en enthousiasme een voorjaarsnota in elkaar te timmeren. Hij denkt: dit is mijn kans; het is nu of nooit. Dat zien we dan ook aan die Voorjaarsnota. Hij vertimmert nog even snel voor 20 miljard, vlak voor de finish. Mijn eerste vraag aan deze minister is dan ook: waren al deze aanpassingen aan de Voorjaarsnota echt nodig? Konden ze echt niet wachten, bijvoorbeeld totdat er een nieuwe club zit? Ik las bijvoorbeeld over een Defensie-uitgave van een half miljard die pas in 2028 ingaat. Dat had ook een nieuw kabinet kunnen besluiten.

Voorzitter. Het hele kabinet is demissionair en past op de winkel, maar deze minister heeft zich nog nooit zo missionair gevoeld. "Het kabinet-Rutte IV had een exceptioneel expansieve begroting, met historisch veel voorgenomen investeringen," aldus de Raad van State, "met als gevolg dat de budgettaire uitgangspositie voor de komende kabinetsperiode niet erg rooskleurig is om te kunnen voldoen aan de Europese begrotingsregels." Kortom, een volgend kabinet moet flink ombuigen, terwijl kabinet-Rutte IV flink kon uitgeven.

Voorzitter. Deze Voorjaarsnota helpt daar niet bij. De minister schuift namelijk maar liefst 10 miljard aan geplande uitgaven naar achteren, naar latere jaren, de zogenaamde kasschuif, omdat hij het geld simpelweg niet uitgegeven kan krijgen. Het is zo veel dat hij het niet kan uitgeven. De onderuitputting is dan ook groter dan ooit. Deze kasschuif van 10 miljard is gunstig voor het huidige tekort, maar natuurlijk heel ongunstig voor het toekomstige tekort. Wie zei ook alweer "de meevallers van nu zijn de tegenvallers van de toekomst"?

De heer Sneller (D66):
De heer Van Dijck doet een beetje alsof hij zelf niet aan de macht is en zelf niet met een meerderheid heeft onderhandeld om alles te kunnen verbouwen zoals hij zelf zou willen. Daar is gewoon een akkoord uit gekomen, met een financiële tabel. Eigenlijk zouden we het debat daarover moeten hebben, want dat zijn de plannen voor volgend jaar, die op een meerderheid in deze Kamer kunnen rekenen. Het is dus een beetje misplaatst slachtoffergedrag van de heer Van Dijck om te zeggen: er worden allemaal dingen besloten. U kunt het allemaal aanpassen. Mijn vraag gaat over die aanpassingen. De heer Van Dijck hebben we veel naar binnen en buiten zien lopen bij de onderhandelingen. Is het mogelijk om nog dingen die nu in het akkoord van de heer Van Dijck staan, aan te passen gedurende dit debat?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Volgens mij gaat de Voorjaarsnota over dit jaar en niet over volgend jaar. We bespreken nu de mutaties op de begroting, op de Miljoenennota, van dit jaar en niet van volgend jaar. Inderdaad, in het hoofdlijnenakkoord hebben we heel veel afspraken gemaakt ten aanzien van de komende kabinetsperiode. Van deze Voorjaarsnota heb ik gezegd: was het echt nodig om al deze mutaties nog in de Voorjaarsnota te doen? Was het niet netter geweest om dat te laten aan een nieuw kabinet? Dat is mijn enige vraag. Dat zegt niks over of ik het wel of niet eens ben met bepaalde uitgaven. Natuurlijk zijn wijzigingen altijd mogelijk, bij de Voorjaarsnota, bij de Miljoenennota en bij de Najaarsnota. Daarvoor hebben we de periodieke cyclus.

De heer Sneller (D66):
Volgens mij doet de heer Van Dijck zich een klein beetje minder geïnformeerd voor dan hij is. Ook naar aanleiding van de Raad van State, die de heer Van Dijck aanhaalde, zijn we de Voorjaarsnota juist eerder gaan vragen van het kabinet. Dan kunnen we die eerder bespreken en kunnen we het budgetrecht van de Kamer beter laten gelden, juist met het oog op wat in de begroting voor volgend jaar komt. Dat is precies wat in de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord staat. De heer Van Dijck begint zelf over uitgaven voor 2028, dus het gaat helemaal niet alleen maar over uitgaven van dit jaar; dat weet de heer Van Dijck ook. Ik ben blij dat er nog aanpassingen mogelijk zijn en dat niet alles wat nu in het hoofdlijnenakkoord vaststaat, op die manier zal moeten landen in de Miljoenennota later dit jaar. Ik ben blij dat we ook tijdens dit debat nog kunnen kijken of er aanpassingen mogelijk zijn en dat de heer Van Dijck bereid is om te luisteren naar wat de toekomstige oppositie vindt als het gaat om eventuele aanpassingen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Van Dijck is altijd bereid om te luisteren. Ik gaf inderdaad het voorbeeld van 2028. Dat was namelijk een uitleg van mijn vraag of het wel nodig was om het nu al vast te leggen in deze Voorjaarsnota. Had dat niet aan een volgend kabinet overgelaten kunnen worden? Het hoofdlijnenakkoord is natuurlijk een basis in hoofdlijnen. Het nieuwe kabinet dat er straks zit, gaat dat verder uitwerken in een programma. Dan wordt daarover gesproken en dan komt het terug bij de Miljoenennota. Dan zijn amendementen en moties altijd mogelijk.

De heer Sneller (D66):
Dat laatste is toch jammer, want we zijn het juist eerder gaan behandelen omdat we als Kamer vaak hebben geconstateerd: we zijn er te laat bij als we het pas amenderen op de begrotingen die we in het najaar gaan behandelen voor het jaar erna. Waar we wel op tijd bij zijn, zijn de plannen voor de zorg, onder andere van de heer Van Dijck. We zien dat er veel beloofd is over goedkopere zorg. Maar volgens mij — ik hoor graag een reactie van de heer Van Dijck — zijn de mensen die er het minst op vooruitgaan ook de mensen die het het meest nodig hebben. Volgens mij zijn de armsten uiteindelijk toch de klos van de plannen die de heer Van Dijck voor de toekomstige jaren neerlegt. Mijn vraag aan de heer Van Dijck is: wat gaat hij doen, ook gedurende dit debat, om dat toch bij te buigen?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Gedurende dit debat ga ik niks meer doen, want dat hoofdlijnenakkoord is uitgebreid besproken met vier partijen. De consensus die daar uit is gekomen, is het hoofdlijnenakkoord. Zo heeft de VVD iets meer gekregen voor de ene doelgroep en wij iets voor de andere doelgroep. Daar gaan we tijdens dit debat niet meer aan sleutelen. Laten we er nu voor zorgen dat er een kabinet op het bordes komt die aan de slag kan met die uitgangspositie. Zoals u hebt kunnen zien, zitten er nog een hoop open eindjes aan het hoofdlijnenakkoord die nog ingevuld moeten worden. Als je dus iets wil doen voor een bepaalde groep ... Voor groepen in de knel staat bijvoorbeeld 500 miljoen, maar dat is nog niet ingevuld. Daar kunnen we natuurlijk bepaalde groepen mee bedienen. Voor 2025-2026 staat er 2,5 miljard voor koopkracht voor burgers. Dat kunnen we nog invullen. We laten de nieuwe bewindspersonen dus met voorstellen komen.

De heer Dijk (SP):
Vindt de heer Van Dijck van de PVV al die snoeiharde miljoenen- en miljardenbezuinigingen op de zorg ook zo pijnlijk?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Elke bezuiniging die de mensen raakt, is pijnlijk. Maar we hebben een consensusmodel gevonden. Wat we vooral doen voor de zorg — daar is de PVV met name trots op — is voor 5 miljard het eigen risico drastisch verlagen. De droom was natuurlijk om het eigen risico af te schaffen. Dat is geloof ik ook de droom van de heer Dijk. Maar wij hebben het in ieder geval met 5 miljard verlaagd, waardoor mensen nog maar €165 hoeven te betalen. Het scheelt natuurlijk een hele grote slok op een borrel als je €220 minder betaalt. Dat is een van de dingen.

Natuurlijk zijn er andere dingen. We hebben ook voor ouderenzorg 600 miljoen extra weten te krijgen. Er zijn ook dingen die wat pijnlijker zijn. Het is een kwestie van geven en nemen. Ik geloof dat de meerderheid in Nederland uiteindelijk toch blij is met dit akkoord. Ik ben blij dat zo veel mensen blij zijn. De enige die geloof ik nog blij moet worden, is de heer Dijk.

De voorzitter:
Ik wil wel even kwijt dat het vandaag over de Voorjaarsnota gaat. Het is wel leuk om het hoofdlijnenakkoord weer uit te melken, net als vorige week en de komende weken, maar dan kunnen we deze heer ook naar huis sturen.

Oké. Gaat uw gang, meneer Dijk.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil het graag nog een keer voorlezen, hoor, voorzitter.

De heer Dijk (SP):
Daar ging mijn vraag inderdaad ook over en daar heb ik geen antwoord op gekregen. Daar staan inderdaad miljarden aan bezuinigingen in, bijvoorbeeld op de ouderenzorg. Laat ik kort iets voorlezen. "Ik doe mijn werk met mijn hart. Daardoor blijf ik nog werken. Maar er is geen tijd en aandacht voor de bewoners, geen tijd voor een gesprek, een schouder om op te huilen als ze verdrietig zijn. Er is geen tijd om iets leuks te doen. Het is onverantwoord dat er nu weer bezuinigd moet worden. Hoe dan? Waarop? Er zijn echt schrijnende voorvallen. Dat kun je op je vingers natellen. Dit is onverantwoord en bovenal onmenselijk." Dit zijn meldingen uit ons meldpunt van afgelopen zomer. Die gingen over deze bezuinigingen, die met name in deze Voorjaarsnota terugkomen.

En dan toch het bruggetje, want die bezuinigingen worden helemaal niet opgelost door de PVV en de heer Van Dijck, geenszins. Sterker nog, er komt anderhalf miljard aan extra bezuinigingen op de ouderenzorg, de wijkverpleging, de gehandicaptenzorg en de verpleeghuiszorg. Ik wil nu wel weten van de heer Van Dijck van de PVV wat voor maatregelen hij gaat nemen om deze bedragen uit de Voorjaarsnota te slopen en, in het verlengde van wat de heer Sneller van D66 zei, om toch iets te gaan doen aan dit hoofdlijnenakkoord, om te investeren in de ouderenzorg, in de wijkverpleging, in al die mensen — ik las het net voor — die u keihard in de steek laat door er miljarden op te gaan bezuinigen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Zoals gezegd hebben we in het hoofdlijnenakkoord per saldo een dikke intensivering op de zorg gedaan. Alleen al de 5 miljard aan eigen risico wordt nooit overschreden door bezuinigingen. Er komt 600 miljoen extra voor de ouderenzorg. Daarnaast zijn er allemaal efficiencymaatregelen om inderdaad die red tape, die bureaucratie, uit de zorg te krijgen. Mevrouw Agema heeft het elke week over de bureaucratie in de zorg, namelijk dat er meer genoteerd en bijgehouden moet worden dan dat men bezig is met patiënten. Daar is mevrouw Agema heel druk mee en zij heeft daar goede ideeën over. Het enige wat we hebben moeten doen, is een stukje opschaling in de digitale zorg. Dus daar waar we maatregelen konden nemen waarbij de ICT ons kon helpen om de zorg efficiënter te maken, hebben we die genomen. Voor de rest hebben we in het hoofdlijnenakkoord zaken gecontinueerd om te zorgen dat er efficiënt gewerkt wordt in de zorg. Dat is het enige wat we hebben gedaan. U trekt een hele grote broek aan alsof wij de slechteriken zijn op de zorg, maar er is nog nooit zo'n mooi akkoord geweest voor de zorg. U probeert hier een beetje een beeld te vormen alsof wij de beulen zijn van de zorg, terwijl wij juist de reparateurs zijn van de zorg.

De heer Dijk (SP):
Het is fantastisch, hè, hoe je mensen een rad voor ogen kan draaien! Ik kan hier een hele rits voorlezen uit de Voorjaarsnota van een en al bezuinigingen op de wijkverpleging en de ouderenzorg. Het waren altijd kulargumenten van minister Helder. Mevrouw Agema stond hier bij de microfoon als het ging om de digitalisering van de zorg; ik stond naast haar. Al die kulargumenten dat het geld zou besparen. Als digitale zorg iets aan besparingen zou opleveren en het zich voordoet, boek je dat later in, maar je moet niet daarop gaan voorsorteren met miljarden. U las er namelijk een paar voor, maar ik kan er nog vijf, zes of zeven bij optellen; de bezuinigingen van de PVV op de wijkverpleging en de ouderenzorg lopen op tot meer dan 1,5 miljard euro! Dat is uw verantwoordelijkheid. U laat de mensen waar ik net een quote van oplas keihard in de steek!

De heer Tony van Dijck (PVV):
Daarvoor staan we hier vandaag. De heer Dijk kan en mag natuurlijk die Voorjaarsnota amenderen op punten die hij wil. Dat hebben wij gedaan met het hoofdlijnenakkoord. Natuurlijk kunnen wij alle misère in de zorg van veertien jaar Rutte niet in één hoofdlijnenakkoord repareren; dat is te veel van het goede. Wij hebben een dikke intensivering op de zorg gedaan, met name bij de mensen in de portemonnee. Dat is niet genoeg voor de heer Dijk. Dat kan, maar kom dan met voorstellen om nog verder te gaan met een fatsoenlijke dekking. Daar wringt de schoen. Volgens mij heeft de heer Dijk een boom in de tuin staan met allemaal briefjes van €1.000 eraan. Nou, kom maar op met die boom! Dan kunnen we zakendoen op de zorg, maar ik heb hem niet.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat Nederland zo'n boom heeft. Dat is namelijk ons maatschappelijke middenveld, onze vrijwilligers, die met een klein beetje geld heel veel maatschappelijke meerwaarde leveren, ook in de zorg. Daar maak ik me dan weer zorgen over, want we hebben die mensen heel hard nodig. Maar als ik kijk naar die bezuinigingen, dan worden zij keihard geraakt, met miljarden. Hoe ziet de heer Van Dijck het voor zich om ons maatschappelijk middenveld, onze vrijwilligers, te blijven motiveren als we ze eigenlijk alles afpakken?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Volgens mij pakken we de vrijwilligers in het hoofdlijnenakkoord niks af. Volgens mij. Misschien heeft u het over de SPUK, maar in het hoofdlijnenakkoord … Het hoofdlijnenakkoord is het amendement op deze Voorjaarsnota. Dus wat er in de Voorjaarsnota gebeurt, hebben wij geamendeerd via het hoofdlijnenakkoord. Vandaaruit gaan we een kabinet starten en gaan we de toekomst in.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan zou ik u willen vragen om goed te kijken naar die 2 miljard aan bezuinigingen op subsidies. Daar worden heel veel maatschappelijke instellingen door geraakt, zoals het Leger des Heils en zo kan ik nog wel even doorgaan. Kijk er alsjeblieft goed naar. Ik snap dat u nu niet gaat zeggen dat u dat gaat repareren, maar bezint eer u begint. Wij hebben hier echt een boom met maatschappelijk kapitaal staan. Laten we die niet nu al leegschudden maar ervoor zorgen dat er appels aan kunnen blijven groeien. Ik denk dat we daar op de lange termijn echt gelukkig van worden.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Inderdaad, in de subsidies snijden we. Dat zou ook hoog tijd worden, want die boom van subsidies zit inderdaad bomvol. Er kan best 1 of 2 miljard af van die subsidies. De vraag waar wordt gesneden in die subsidies laten we over aan het nieuwe kabinet. Dat is niet ingevuld in dit hoofdlijnenakkoord.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De heer Van Dijck heeft met zijn fractie een amendement gesteund dat ik samen met het lid Grinwis en het toenmalige lid Van Weyenberg heb ingediend om het minimumloon te verhogen met 1,2%. Dat was gedekt door een aantal lastenverzwaringen. Nou heb ik begrepen dat daar heel lang over onderhandeld is. Dat amendement is ontmanteld. De Eerste Kamer had de verhoging al geschrapt, maar alle lastenverzwaringen worden als cadeaus weer weggegeven aan het bedrijfsleven. Wij zouden het minimumloon per 1 juli van dit jaar verhogen, maar nu valt op dat de dekking van 345 miljoen euro, die daarvoor stond, nog niet is uitgegeven. Ik heb een amendement gemaakt om dat alsnog te doen, namelijk door dat geld in te zetten voor het kindgebonden budget, de effectiefste maatregel om kinderarmoede te bestrijden volgens de commissie bestaanszekerheid. Mag ik ervan uitgaan dat dat nog een open kwestie is en dat de onderhandelingen in de coalitie alleen gingen over 2025 en daarna? Mag ik ervan uitgaan dat als het gaat over 2024, dus deze Voorjaarsnota, deze verstandige wijziging, misschien nog best wel in lijn met de vorige stemming, door de PVV gesteund zou kunnen worden?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Zoals gezegd, de Voorjaarsnota was het uitgangspunt. De stemming in de Eerste Kamer was inderdaad ook het uitgangspunt voor de onderhandelingen. Ik heb gevochten als een leeuw voor dat minimumloon. Het is niet gelukt. Maar ja, dat is de uitgangspositie. Voor de rest kijken we natuurlijk welwillend naar elk amendement, maar we zitten nu ook in een situatie waarin we niet te veel willen sleutelen, om zo het nieuwe kabinet een kans te geven om met dat hoofdlijnenakkoord aan de slag te gaan. Ik kan dus niks beloven, maar ik ben natuurlijk bereid om ernaar te kijken.

De voorzitter:
U continueert.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Yes, voorzitter. Ook heeft deze minister, en de staatssecretaris, begrotingen naar beneden bijgesteld. Hij noemt dat "ik heb ze geactualiseerd op CBS-cijfers". Want de uitgaven aan kindregelingen vallen lager uit vanwege minder geboortes. En de uitgaven aan onderwijs en studiefinanciering vallen lager uit vanwege minder studenten. En de AOW-uitgaven vallen mee vanwege het feit dat mensen een minder hoge levensverwachting hebben dan verwacht. Maar mijn vraag is: waarom wordt er nu in de Voorjaarsnota voor 10 miljard aan deze meevallers ingeboekt? Waarom nu pas? Weten we nu pas dat er minder geboortes zijn, dat er minder studenten zijn en dat de levensverwachting wat lager uitvalt? Of wisten we dat ook al ten tijde van de Miljoenennota? Want dan had het toen kunnen gebeuren. Het valt mij op. 10 miljard aan meevallers boeken vanwege geactualiseerde CBS-cijfers vind ik nogal gortig.

Ook toucheert deze minister een meevaller op de subsidie duurzame energie, de SDE, want door de hoge energieprijzen, waar we allemaal mee te maken hebben, is er minder subsidie nodig. Dat is een lekkere meevaller voor deze minister van 4,3 miljard. Het nadeel voor de burgers, die een hogere energierekening betalen, valt dus als voordeel bij deze minister in zijn schoot.

Naast de 20 miljard uit de Voorjaarsnota zien we ook dat de aanvullende post wordt geplunderd. Tot en met 2029 wordt er maar liefst 15 miljard overgeheveld naar de verschillende begrotingen. Het is alsof de minister haast heeft. Zo worden miljarden overgemaakt en overgeheveld uit het Klimaatfonds, het transitiefonds en het Groeifonds naar de begrotingen. Wil de minister misschien nog even snel op de valreep de D66-stokpaardjes veiligstellen, is mijn vraag.

De heer Ergin (DENK):
Ik heb ter voorbereiding van het debat het stenogram van de vorige voorjaarsnota's doorgenomen. Ik zag daar de woordvoerder van de PVV heel vurig pleiten voor maatregelen zoals de AOW-leeftijd omlaag en de sociale huren omlaag of bevriezen. Ik las over de btw op boodschappen omlaag brengen. Als ik dan kijk naar het coalitieakkoord waar de heer Van Dijck vandaag continu aan heeft gerefereerd, en waaraan hij nog steeds refereert, dan zie ik dat al die plannen eigenlijk niet meer bestaan. De heer Van Dijck strijd daar niet meer als een leeuw voor. Ik heb eigenlijk één simpele vraag aan de heer Van Dijck, uiteraard via u, voorzitter. De vraag is waarom de PVV al die beloftes heeft weggegeven.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat krijg je als je inderdaad in coalitieverband gaat onderhandelen. Dan is het geven en nemen, en water bij de wijn. Dan krijg je niet alle beloftes die je hebt, maar je probeert natuurlijk ieder voor zich zo veel mogelijk beloftes binnen te halen. Als DENK misschien ooit nog 37 zetels haalt — God verhoede het — dan maakt de heer Ergin dat ook mee. Dan zijn er ook allemaal beloftes die DENK heeft gedaan die uiteindelijk niet landen in een hoofdlijnenakkoord of in een coalitieakkoord. That's life.

De heer Ergin (DENK):
That's ook life. Hier staat iemand die in zijn eentje meer bestuurlijke ervaring heeft dan de hele PVV-fractie bij elkaar, als wethouder in Schiedam. De heer Van Dijck hoeft mij hier dus niet de les te lezen. Kijk, het wordt wel duidelijk uit het verhaal dat u die plannen heeft weggegeven, maar het gaat erom wat we daarvoor terugkrijgen. De heer Van Dijck had het net over de D66-stokpaardjes. Maar wat krijgen we ervoor terug? We krijgen een plastictaks — een taks op bakjes friet. We krijgen belasting op vliegen. Volgens mij wilde de heer Van Dijck een baan op Schiphol vernoemen naar mevrouw Kaag, maar er komt nu een verhoging van de vliegtaks aan. Er komt zelfs een belasting op sportscholen aan. Ik vraag aan de heer Van Dijck of hij trots is op al deze maatregelen, waar hij — ik weet niet hoelang hij in de Kamer zit — de afgelopen jaren, ook tijdens dit soort debatten, tegen heeft gestreden.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Nou, de heer Van Dijck zit bijna achttien jaar in de Kamer, dus ik hoop dat u alle achttien Voorjaarsnota's van hem gelezen hebt. Maar inderdaad, er zitten pijnlijke dingen in. Er zitten ook goede dingen in. Ik kan ook — maar dan gaan we het debat van de vorige keer even overdoen — andere dingen noemen. 2 miljard voor de middengroepen. 500 miljoen voor de groepen in de knel. Het kinderpotje gaat omhoog met 300 miljoen. De huurtoeslag gaat omhoog voor 500 miljoen. Het eigen risico wordt meer dan gehalveerd, voor 5 miljard. Box 3 gaat omlaag met 100 miljoen. Er is nog een envelop voor de koopkracht. De accijnzen op benzine gaan volgend jaar niet omhoog. De pechgeneratie van de studiebeurs wordt gecompenseerd. Tel het op en je komt op een megabedrag van 14 miljard aan lastenverlichting. En inderdaad, als je naar Amerika vliegt, ga je een paar tientjes meer betalen. Het is zoals het is. We kunnen niet alleen maar rozengeur en maneschijn verkopen, ook al zouden we dat graag willen. Maar wat wij beloofd hebben aan de kiezers, hebben we maximaal uitonderhandeld.

De heer Ergin (DENK):
Ik kan hier ook een envelop tevoorschijn halen met allemaal pleistertjes. De heer Van Dijck noemde het allemaal maatregelen die wel in het verkiezingsprogramma stonden. Ik begreep net dat de heer Van Dijck al achttien jaar in de Kamer zit en dat hij daar al achttien jaar vurig voor heeft gestreden. Maar ik kom uit Schiedam. Schiedam is een rauwe stad. In Schiedam hebben we eigenlijk één zin hiervoor: voor de verkiezingen mensen paaien, na de verkiezingen mensen naaien.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat is misschien wat ze u voor de voeten werpen, maar wij verlichten de lasten met 14 miljard in een kabinetsperiode. Zo'n grote lastenverlichting is nog nooit gebeurd. Ik heb inderdaad altijd geknokt voor de portemonnee van de mensen. Ik heb altijd gezegd: koopkracht, koopkracht, koopkracht. Henk en Ingrid zijn nu aan de beurt in plaats van heel veel andere uitgaven. Dat hebben we gedaan. Dat zie je bij ontwikkelingshulp, dat zie je bij de subsidies, dat zie je bij de ambtenaren. Daar hebben we op gesneden. Henk en Ingrid krijgen een eigen risico van €220 minder en nog veel meer koopkrachtpakketten. Maar goed, ik kan niet alles repareren in één onderhandelingsronde.

De voorzitter:
U continueert en u rondt af.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Alsof het nog niet erg genoeg is, wilde deze minister ook nog eens de energiebelasting verder verhogen, de CO2-heffing introduceren en de mkb-winstvrijstelling verder verlagen. Gelukkig hebben we ook daar in de coalitieonderhandelingen een stokje voor kunnen steken. Ook wist de minister nog snel op de valreep een lening te verstrekken van 25 miljard aan TenneT. Was dit nodig? Was dit geen haastklus? Waarom moest dit met stoom en kokend water door de Kamer worden geloodst? Waarom laat deze minister dit soort megabeslissingen niet aan een volgend missionair kabinet? Vanwaar die haast?

Voorzitter. Het wordt tijd dat deze minister zijn verhuisdozen gaat inpakken. Het is tijd om plaats te maken. Ik ben, tot slot, blij dat er eindelijk een nieuwe wind gaat waaien. Er gaat minder geld naar stikstof, naar ontwikkelingshulp, naar de ambtenaren en er komt meer geld voor de Nederlanders, want die zijn nu aan de beurt.

Dank je wel.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
In het laatste debat dat we hadden, over de Najaarsnota, gaf de heer Van Dijck aan dat de PVV geen begrotingsanker kent. We zien dat dit nu wel het geval is, althans voor de duur van de coalitie, denk ik. Indachtig de opvatting van de heer Van Dijck zal de PVV in de toekomst weer geen begrotingsanker hebben. Maar mijn vraag is er wat er nu precies gebeurt als die 2,8% wordt overschreden omdat de bezuinigingen die zijn opgenomen, bijvoorbeeld als het gaat om ambtenaren of de afdracht aan Europa en zelfs als het gaat om asiel, niet tot stand komen. En dat is waarschijnlijk als je naar de CPB-doorrekening kijkt. In dat geval moet er elders gesneden worden. Kan de heer Van Dijck mij nu garanderen dat er niet extra wordt gesneden in de zorg, het onderwijs en de sociale zekerheid en dat dat al helemaal niet gebeurt als het gaat om de koopkracht van Henk en Ingrid?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik kan sowieso geen garanties geven. Maar het is inderdaad zo dat we, als die doelstelling niet gehaald wordt, moeten kijken waar we eventueel kunnen bezuinigen. We hebben wel gezegd dat we eerst naar minder uitgaven, en pas in het allerlaatste stadium naar de lasten kijken. We zijn dus niet een partij die de lasten snel zal verhogen. Maar inderdaad, de ambtenaren: een paar jaar geleden hadden we er nog 111.000 en nu zijn het er 150.000. Ik weet niet waar ze vandaan zijn gekomen; volgens mij kan dat best een tandje minder. Asielopvang. Je hebt de asielparagraaf kunnen lezen. Dat is ook een van de resultaten van de onderhandelingen. Daar blijkt gewoon dat asiel gigantisch uit de hand is gelopen. We geven 9 miljard uit aan eerstejaarsopvang. Dat is gewoon €80.000 per asielzoeker. Dat is bijna een ton. Een ton per asielzoeker die Nederland binnenkomt, kost het de belastingbetaler! Dat we daar paal en perk aan stellen, lijkt me wel het minste. Dat zeg ik om aan te geven: er is nog zo veel te doen. Ik hoop dan ook dat de nieuwe club met nieuwe bewindspersonen daar de tanden in zet. Mocht het onverhoopt zo zijn dat we de ankers niet halen ... Nogmaals, we zijn niet zo van de ankers. Want Europa dicteert de PVV wat dat betreft niets. We zien daar niets in. Maar natuurlijk zijn er in coalitieverband partijen die zich daar wel aan willen conformeren. Wij hebben ons geconformeerd aan hun behoeftes en eisen. Het is zoals het is. Ik zie nu ook dat we vanuit Europa allemaal boetes krijgen als we dingen niet doen.

De heer Dassen (Volt):
Hoeveel interrupties, voorzitter? Zes, hoor ik. Twee jaar geleden is er op initiatief van D66 en Volt gestart met het programma voor schoolmaaltijden. Inmiddels maken daar 350.000 leerlingen gebruik van. Ik denk dat we zeer tevreden zijn over de resultaten. Kinderen hebben minder honger en meer energie, ze kunnen zich beter concentreren, de sfeer in de klas verbetert, het leervermogen gaat omhoog, ze zijn gemotiveerder en op cognitief gebied gaan ze er hard op vooruit. Nu vraag ik aan de PVV, want zij heeft destijds tegen dat voorstel gestemd, of ze bereid is om ervoor te zorgen dat dit initiatief door kan blijven gaan. Dat is nu namelijk wederom onzeker. Je ziet ook dat scholen daardoor twijfelen om zich erbij aan te sluiten. Er zijn op dit moment 350.000 kinderen die er gebruik van kunnen maken en we zouden dat graag willen doorzetten. Dat is ook de vraag van de scholen. Ik vraag aan de PVV of zij ervoor gaat zorgen dat al deze kinderen straks niet weer met een lege maag naar school gaan, maar dat ze zich gewoon kunnen concentreren in de klas.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat is nou typisch een voorbeeld van iets dat niet thuishoort in een hoofdlijnenakkoord, maar straks in een coalitie- of regeerakkoord. Wij laten de nieuwe club van ministers en staatssecretarissen straks uitwerken wat de Miljoenennota voor volgend jaar wordt. Voor dit jaar is het volgens mij geregeld, maar voor volgend jaar zal ernaar gekeken worden. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Maar zoals gezegd heb ik 2,5 miljard voor lastenverlichting voor burgers en 500 miljoen voor groepen in de knel. Daar zouden ze ook onder kunnen vallen. Er zit dus genoeg ruimte in de begroting. Ik weet niet wat het kost om die gratis ontbijten op school te continueren, maar er zit genoeg ruimte in de begroting voor een nieuwe bewindspersoon om het in te vullen. Het is dus niet op detailniveau, van: krijgen ze hagelslag of jam op het brood? Dat is niet ingevuld. Wat we nu presenteren, is een hoofdlijnenakkoord.

De heer Dassen (Volt):
Dat is niet helemaal mijn vraag. Mijn vraag is of ik de PVV aan mijn zijde vind, om ervoor zorgen dat het nieuwe kabinet dit ook daadwerkelijk gaat regelen. Want scholen zeggen: "Als dit programma zou stoppen, worden kinderen vaker ziek. Dan missen ze lessen op school of komen ze met hoofd- of buikpijn; dat is het gevolg van te weinig drinken of eten. Laat dit programma alsjeblieft niet stoppen." Het probleem is dat heel veel scholen nu in onzekerheid zitten. Zij weten niet of dit programma doorgaat. Als ze het pas in het najaar gaan bespreken, dan zie je dat scholen in de problemen komen. Je ziet ook dat sommige scholen — er zijn nog steeds 90.000 kinderen die er eigenlijk ook aanspraak op maken — zich niet aanmelden omdat die onzekerheid er is. Ik vraag dus aan de PVV of we die zekerheid vandaag kunnen geven. Kan de PVV vandaag aangeven dat dit programma inderdaad moet doorgaan en dat we dat met elkaar gaan regelen? Dat kunnen we als Kamer regelen. Zo zorgen we dat die scholen weten waar ze aan toe zijn, dat het programma kan doorgaan en dat we al die kinderen, die 350.000 kinderen, niet in de steek laten.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee. Nogmaals, het is duidelijk, maar mijn antwoord blijft hetzelfde. Het is een hoofdlijnenakkoord en dit is te veel een detailmaatregel. Dit is nou typisch iets wat we overlaten aan de straks nieuwe minister van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap … Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit is typisch iets wat hij moet invullen. U kunt mij niet vragen: gaan we dit doen, gaan we dat doen? Laat die minister aan de slag gaan. Laat die maar een regeerakkoord schrijven. Laat die maar met de Miljoenennota komen. Daar staan dit soort dingen in. U moet dus geduld hebben. Ik ben niet de minister van …

De heer Dassen (Volt):
Als dit de houding van de PVV is, dan vraag ik me toch af wat er in het afgelopen halfjaar is gebeurd, want als u hier vorig jaar had gestaan, was het antwoord: "We kunnen niet wachten met elkaar; er moet nu wat gebeuren." Het probleem is precies dat deze 350.000 kinderen zich zorgen maken of zij straks nog met een gevulde maag naar school kunnen. Dan hoor ik hier Van Dijck alleen maar zeggen: dat is aan het kabinet, dat dit maar moet gaan invullen. Hij zit hier toch in de Kamer? U bent toch de vertegenwoordiger van de grootste partij in dit parlement? Dan kunt u hier toch aangeven of u het van belang vindt en of u het belangrijk genoeg vindt dat deze kinderen straks gewoon met een gevulde maag in de klas kunnen zitten, dat ze zich kunnen concentreren en dat ze zich kunnen ontwikkelen?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Natuurlijk, ik zeg niet dat ik het een slecht idee vind. Ik zeg dat ik het aan de minister van Onderwijs laat. Ik ben niet de minister van Onderwijs. Sta ik hier als Kamerlid of als minister van Onderwijs? Ik wil best dáár gaan staan als minister van Onderwijs. Dan ga ik dáár staan en dan hebben we een andere discussie. Ik laat het aan de nieuwe bewindspersonen. Dat is wat ik zeg. En het gaat over 2025. Er is dus nog tijd genoeg om het in de Miljoenennota te verwerken. Maar als u met een voorstel voor 2025 wil komen met een goede dekking, kijken we daar ook naar. Voor dit jaar hoeven de kinderen zich in ieder geval nog geen zorgen te maken.

De heer Dijk (SP):
Zo'n 1,2 miljoen mensen wonen in gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Daarmee wordt geïnvesteerd in de wijken, in het onderwijs, in scholing, in het begeleiden naar werk. Al die dingen moeten heel veel wijken die de heer Van Dijck volgens mij ook bezocht heeft, uit het slop trekken, want daar heeft veel achterstelling plaatsgevonden. Ik zoek nu in dit debat — niet zoals we zojuist het debat voerden over de zorg, waar we het roerend over oneens zijn — ruimte bij de PVV om de investeringen van zo'n 250 miljoen tot 300 miljoen die worden gedaan in die 20 gebieden, waar mensen 8 jaar eerder dood gaan en 22 jaar in mindere gezondheid leven, in ieder geval structureel te maken. Want alle burgemeesters in die gebieden zeggen dat je hier een structurele financiering van 15, 20 of misschien wel 25 jaar aan moet koppelen. Dat is nu niet het geval. Ik zoek die ruimte nu bij u, bij de volksvertegenwoordiger van de PVV, de heer Van Dijck, die over de Voorjaarsnota en ook over het hoofdlijnenakkoord beslist. Dus zeg maar waar die ruimte is.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Als ik 250 miljoen op mijn bankrekening had staan, dan mocht u het zo hebben voor die gebieden, maar ik heb het niet. Als u met voorstellen met een goede dekking komt, kijken we daar dus naar, maar ik kan het niet beloven. Dit is ons hoofdlijnenakkoord. Dit is onze basis; daar staat niet alles in. We kunnen niet iedereen pleasen, want als het aan de heer Dijk ligt, zouden die uitgaven, die intensiveringen, geen 15 miljard maar 500 miljard zijn. Hij heeft kennelijk nog steeds die boom in zijn tuin staan. We komen dus met een goede dekking, zonder dat de lasten weer verhoogd worden en noem maar op, want die tijd hebben we nu onderhand wel gehad. Nu moeten we kijken naar overtollig fruit dat we aan de uitgavenkant kunnen plukken om dat goed te besteden. Het is namelijk belastinggeld en belastinggeld kun je maar één keer uitgeven. Het is heel belangrijk dat daar goed naar gekeken wordt.

De heer Dijk (SP):
Door de 0,3% rijkste Nederlanders, met een vermogen boven de 5 miljoen euro, met 5% te gaan belasten kun je 12,5 miljard euro binnenhalen. Dat is de keuze die de SP maakt. Dat is inderdaad niet de keuze die de PVV maakt. Dat is goed; dat is prima, maar ik wil het hebben over die wijken, die gebieden, waar 1,2 miljoen mensen leven die nu iedere keer een pleister geplakt krijgen op hun buurt, op hun wijk. Daar is de achterstelling, na veertien jaar Rutte, na Paars, na Balkenende en noem maar op, inderdaad gigantisch geweest; tot uw dienst! Daar heeft de PVV ook allemaal kritiek op gehad. Dat is helemaal goed; tot uw dienst! Maar ik zou wel heel graag van meneer Van Dijck willen weten waar ik met hem … Dit is een uitgestoken hand van mij naar de PVV, hè? Ik zou dat heel graag willen doen. Ik weet dat er brede steun is, eigenlijk in de hele Kamer, voor deze nationale programma's. Ze zijn er niet voor niets gekomen. Maar dan moet die financiering structureel worden. Dus ik vraag u om erover na te denken en eventueel met mij een voorstel te maken, zodat we in ieder geval de uitspraak hebben van de Kamer dat het terug moet komen in de Miljoenennota. Dat is toch het minste dat we kunnen regelen vandaag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik blijf het zeggen: we hebben het hoofdlijnenakkoord en dit is onze uitgangspositie. Wilt u daar op amenderen, dan moet ik dat overleggen met degenen met wie ik gesproken heb. Maar dit is onze uitgangspositie. Dit is ons startpunt, als je het over ankers hebt. Vanuit dat startpunt laten we de bewindspersonen het verder invullen. Het goede nieuws is: er is 500 miljoen voor groepen in de knel en er is een envelop van 2,5 miljard incidenteel voor lastenverlichting. Er zit dus heel veel goeds, heel veel fruit, heel veel lastenverlichting in deze plaat. De mensen zullen blij zijn als er straks 14 miljard terug in hun portemonnee vloeit, en dat is wat er gebeurt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik wil collega Van Dijk misschien een heel klein beetje helpen. Ik zal de vraag iets anders stellen. 500 miljoen …

De heer Tony van Dijck (PVV):
Van Dijck of Dijk?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
De heer Dijk, mevrouw Van Dijk, de heer Van Dijck: één grote familie. Laten we het debat dan ook maar op die manier voeren met elkaar. Nee, maar even serieus over dat programma. Ik weet dat de heer Van Dijck altijd heeft gepleit voor die mensen met een kleine portemonnee. Hier zitten heel veel van die mensen die echt onze hulp nodig hebben. Laat ik het dan anders vragen. Stel je voor dat de minister dadelijk komt met voorstellen voor die 500 miljoen en dit er niet in zit. Zou de heer Van Dijck dan teleurgesteld zijn en toch bij zijn minister te rade gaan: is dit nou wel zo verstandig?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat zijn als-danvragen. Dat weet ik niet. Laat de minister nu eerst eens aan de bak gaan met die 500 miljoen, met die 2,5 miljard. Er zit zo veel ruimte die nog open en in te vullen is. Dan heb ik het nog niet eens gehad over het kindgebonden budget, de huurtoeslag en het eigen risico. Nogmaals, er is heel veel geld vrijgespeeld. Het is pijnlijk, want het moet ergens vandaan komen. Maar er is heel veel vrijgespeeld om de mensen wat meer lucht te geven. Dat is inderdaad waar de heer Van Dijck met ck al zeventien, achttien jaar voor strijd.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mevrouw Van Dijk met een k gaat het dan nog één keer proberen. Dragen de heer Van Dijck en de PVV deze initiatieven een warm hart toe?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Zeker.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Heinen van de fractie van de VVD.

De heer Heinen (VVD):
Voorzitter. De Voorjaarsnota die we vandaag bespreken, is inmiddels achterhaald door de presentatie van een nieuw hoofdlijnenakkoord. In dat akkoord worden duidelijk andere keuzes gemaakt. Er moet minder worden uitgegeven en de belastingen moeten omlaag. In de Voorjaarsnota gebeurde helaas het tegenovergestelde. Hoewel het budgettaire beeld iets positiever is ten opzichte van de Miljoenennota, is de richting een verkeerde. Het begrotingstekort loopt nog steeds op en het vestigingsklimaat krijgt wederom een klap. Ook de Raad van State concludeerde dat de scheiding van inkomsten en uitgaven niet wordt gerespecteerd. Extra uitgaven worden gedekt met hogere belastingen, tegen de begrotingsregels in en tegengesteld aan wat Nederland nu nodig heeft.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik werd even getriggerd. "Belastingen moeten omlaag", ja, dat is een politieke keuze van de VVD. We hebben natuurlijk allemaal dat advies gezien van de Studiegroep Begrotingsruimte. We hebben gezien wat er is afgesproken in Brussel. Maar de keuze is: dicht je het gat met bezuinigingen of met lastenverzwaringen? Er is niemand die zegt "ze móeten omlaag"; het is een politieke keuze. De VVD kiest ervoor om weer 1,6 miljard te geven in vijf verschillende fiscale cadeaus aan vermogende aandeelhouders en eigenaren van bedrijven. Maar er is helemaal niks "moeten" aan. Het is toch gewoon een politieke keuze van de VVD, meneer Heinen?

De heer Heinen (VVD):
Dat klopt. Dat is de keuze van de VVD en dat is niet de keuze van de heer Van der Lee van GroenLinks-PvdA. Ik denk dat ze zeker omlaag moeten, zeker ook als je kijkt naar de gevolgen van die belastingverhogingen voor ons vestigingsklimaat, voor bedrijven die zich hier kunnen vestigen en de banen en de welvaart die zij dan creëren, waarmee wij dan weer al die mooie uitgaven kunnen doen.

Voorzitter. Vorig jaar noemde ik de Voorjaarsnota nog een belangrijk keerpunt. Voor het eerst sinds lange tijd werd er weer omgebogen. Er werd voor gekozen om minder uit te geven. De tijd van gratis geld leek voorbij. En hoewel de stijgende rente-uitgaven niet structureel werden gedekt, werd er wel voor gekozen om minder uit te geven in plaats van meer te belasten. Dat was een positieve eerste stap naar gezondere overheidsfinanciën. De voorganger van deze minister verdient hiervoor een compliment, want het was destijds echt roeien tegen de stroom in. Helaas wordt met deze Voorjaarsnota toch weer een stap teruggezet. Van ombuigen is geen sprake meer. Het begrotingstekort schiet volgens het CPB door de grens van -3%. En als we verder kijken, loopt het tekort zelfs op naar 4,6% in 2032. Dat is niet omdat we te weinig belasten, maar omdat we te veel uitgeven.

Voorzitter. Het ging vooral goed mis tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van vorig jaar. Met één pennenstreek en zonder goed na te denken over de gevolgen, werd het vestigingsklimaat ernstige schade toegebracht: nog meer belastingen voor ondernemers, nog meer belastingen voor financiële instellingen en nog meer belastingen voor internationale bedrijven, samengevat in het amendement-Van der Lee. Een schokgolf ging door ondernemend Nederland. En deze Voorjaarsnota zou daar nog een schep bovenop doen. Mkb'ers zouden nog hogere belastingen voor de kiezen krijgen door de mkb-winstvrijstelling verder te beperken. Het vestigingsklimaat zou nog verder beschadigd worden door nog hogere energielasten. Ondernemers luidden hierover al de noodklok. Zij zouden op deze manier gedwongen worden om Nederland te verlaten, simpelweg omdat het in andere landen goedkoper is om te produceren. Dit kost ons banen en welvaart. Dat betekent simpelweg dat er minder geld is voor de uitgaven die we allemaal zo belangrijk vinden, zoals goede zorg, goed onderwijs, veiligheid op straat.

Voorzitter. Uiteindelijk stemde de Eerste Kamer het wetsvoorstel-Van der Lee weg, maar het kabinet besloot de dekking van dit wetsvoorstel niet in te trekken. De schadelijke belastingverhogingen bleven gewoon staan, in de wetenschap dat bedrijven hierdoor niet meer in Nederland zouden investeren. De VVD-fractie heeft zich hierover zeer verbaasd, zeker in het licht van de toekomstige economische groei. Want de economie groeit nu vooral door extra bestedingen, maar investeringen die nodig zijn voor structurele economische groei zijn stilgevallen. We moeten daarom het investeringsklimaat en het vestigingsklimaat verbeteren, zodat we ook in de toekomst weer en nog steeds een welvarend land zijn. Dat betekent dat we bepaalde maatregelen moeten terugdraaien.

Voorzitter. Daarom is het goed dat er nu een hoofdlijnenakkoord ligt met stevige financiële afspraken. De begrotingsregels zullen strikt worden gehandhaafd. De scheiding van inkomsten en uitgaven zal worden gerespecteerd. Er zal minder worden uitgegeven. De belastingen gaan omlaag. Zo wordt de verhoging van de belasting op spaargeld in box 3 teruggedraaid. De verhoging van de belasting voor ondernemers in box 2 wordt teruggedraaid. De verhoging van de belasting op energie in de derde, vierde en vijfde schijf wordt teruggedraaid. De verhoging van de belasting op energie in de eerste en tweede schijf wordt teruggedraaid. Het beperken van de mkb-winstvrijstelling wordt teruggedraaid. Het afschaffen van de inkomensfaciliteit eigen aandelen, waardoor bedrijven zich hier niet meer kunnen vestigen, wordt teruggedraaid. De versobering van de renteaftrekbeperking wordt teruggedraaid, zodat er weer geïnvesteerd kan worden in deze economie. En bovendien wordt er gesneden in eigen vlees: minder subsidies en een kleinere overheid. Er wordt weer omgebogen, waaronder 1 miljard op VWS, 1 miljard op SWZ en 2,5 miljard op ontwikkelingssamenwerking, zodat er ruimte ontstaat om te investeren in middeninkomens, in veiligheid, in Defensie, in kernenergie. Dit is wat Nederland nodig heeft.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik kan het niet nalaten om toch nog even aan het woord te komen. Kijk, de premier van het zittende kabinet, inmiddels zijn vierde kabinet, de heer Rutte, laat niet na om te bejubelen hoe goed Nederland ervoor staat in vergelijking met andere landen in termen van vestigingsklimaat, in termen van concurrentiepositie. We staan na Zweden op de tweede plek qua brede welvaart. En dan al dat gejammer over het vestigingsklimaat ... Sorry hoor, maar het is echt gejammer. Dat horen we altijd van bedrijven zodra er iets van een lastenverzwaring tot stand komt.

Maar de feiten zijn dat de lastenverdeling heel ongelijk is in Nederland. De feiten zijn dat een op drie Nederlanders aangeeft niet rond te kunnen komen. Er moet herverdeeld worden. De VVD is daartoe niet bereid, maar hekelt het feit dat het kabinet de post op de begroting Sociale Zaken, die daar dankzij mijn amendement nog staat, niet heeft ingenomen. Maar wat wil de VVD dan dat er met die 345 miljoen gebeurt? Ik heb een amendement ingediend om dat bedrag te stoppen in het kindgebonden budget, de meest effectieve maatregel om kinderarmoede te bestrijden. De nieuwe coalitie in wording is niet in staat het eigen armoededoel op dit punt te realiseren; dat blijkt uit de CPB-berekening. Dan is het toch heel verstandig om dat nu in ieder geval op dit punt te regelen? U heeft daar nog geen coalitieafspraken over gemaakt, want dit gaat over dit jaar. Is de VVD nu bereid om iets te leveren voor de mensen aan de onderkant die het heel zwaar hebben?

De heer Heinen (VVD):
Staat u mij toe om eerst nog te reageren op het eerste punt van de heer Van der Lee, over het vestigingsklimaat. Nederland staat er nu ontzettend goed voor dankzij het harde werk en zeker dankzij de kabinetten-Rutte van de afgelopen tien jaar. Als je kijkt naar het vestigingsklimaat en naar alle ranglijstjes waarin we staan, dan kijk je als het ware in de achteruitkijkspiegel. Je kijkt wat in het verleden goed is gedaan. Daarmee bereik je een koppositie. Nu kijken we naar wat ons in de toekomst te wachten staat. Dan noemt de heer Van der Lee dat "gejammer". Ik vind dat een heftige uitspraak, omdat de gevolgen van het beleid zijn dat we uit al die lijstjes gaan donderen. Het gaat niet om het vestigingsklimaat als doel op zichzelf; het gaat erom dat we hier bedrijven hebben en dat hier wordt geïnvesteerd, zodat mensen een baan hebben waar ze de hypotheek en de huur van betalen. Dan hebben we ook weer belastinginkomsten en kunnen we al die uitgaven doen die we allemaal zo belangrijk vinden. Ik noemde die al: de uitgaven voor de zorg, de sociale zekerheid, het onderwijs en de veiligheid. Daar heb je banen voor nodig, daar heb je bedrijven voor nodig. Om dat weg te zetten als "gejammer" en te zeggen dat je dat eindeloos kan belasten, vind ik heftig. Ik vind dat ook zeer schadelijk voor Nederland. Ik hoop echt dat dat een retorische opmerking was, en niet de kern van het beleid van de heer Van der Lee, want dat zou Nederland heel veel schade toebrengen.

Dan de vraag van de heer Van der Lee over die 334 miljoen of 335 miljoen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
345 miljoen.

De heer Heinen (VVD):
Ik moet het amendement nog zien. Dat werd net uitgedeeld en ik heb geen kans gehad om het te lezen. Mijn eerste oordeel is dat dit het begrotingstekort in 2024 verhoogt. Een hoger begrotingstekort kan toch niet de bedoeling zijn, dus dan zou ik het niet steunen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat eerste lijkt me gek, want het is toebedeeld aan de begroting Sociale Zaken om per 1 juli het minimumloon te verhogen. Het zit al in de begroting, maar het wordt daar niet aan uitgegeven omdat dat geblokkeerd is in de Eerste Kamer. Ik ga straks in mijn termijn natuurlijk aan de minister vragen hoe hij daartegen aankijkt.

Maar nog even over het eerste punt. Het gaat om een lastenverzwaring van 1,2 miljard. Om nou te zeggen dat dat het vestigingsklimaat van bedrijven in Nederland raakt, is echt onzin. Kijk naar het meest kapitaalkrachtige bedrijf van Nederland: ASML. Wat ASML nodig heeft, is ruimte om hier te kunnen groeien, woningen in de regio Eindhoven, goed opgeleid personeel en een goede infrastructuur. Dat zijn zaken die publieke investeringen vereisen. Daar pleiten wij voor. Daar zijn wij heel erg voor. Tegelijkertijd ontvangt ASML vele miljarden uit Innovatieboxen, en 100 miljoen uit de 30%-regeling. Ik denk niet dat het vestigingsklimaat in fiscale zin in Nederland verslechterd is, zeker niet als het slechts gaat om een lastenverzwaring van 1,2 miljard. Dat moet de heer Heinen ook in perspectief zien.

De heer Heinen (VVD):
Volgens mij zit dat bedrag gewoon in het basispad en de raming. Als je dat nu zou uitgeven, zou dat daar dus bovenop komen, maar dat gaan we straks van de minister horen. Die opmerking dat het maar één maatregel is, hoor ik natuurlijk vaker. Op zich klopt dat natuurlijk; als je één maatregel neemt, gaat niet gelijk het licht uit. Maar het blijft nooit bij die ene maatregel, want én de Vpb moet omhoog én box 2 moet omhoog; dan is het weer de 30%-regeling, dan is het weer de inkoopfaciliteit, en dan is het weer de Innovatiebox. Dat laatste zag ik ook in uw verkiezingsprogramma staan. Die ene maatregel telde in het verkiezingsprogramma van GroenLinks-Partij van de Arbeid op tot zo'n 20 miljard lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. We hebben daarover uitgewisseld wat daarover uit te wisselen is. Ik denk dat dat zeer schadelijk is voor ons vestigingsklimaat, en uiteindelijk dus voor banen van hele gewone Nederlanders.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Heinen is heel trots op het terugdraaien van een paar maatregelen en doet net alsof de Voorjaarsnota een ramp was voor de bedrijvigheid in Nederland en alsof Nederland met het terugdraaien daarvan weer een soort van paradijs voor bedrijven wordt. Maar weet de heer Heinen wat slecht is voor bedrijven in Nederland? Flipperkastbeleid. Dat is dat je — dat is dan niet aan de VVD te wijten — het ene moment geleidelijke afschaffing van de zonnepanelenregeling in de Eerste Kamer wegstemt en vervolgens doodleuk in het coalitieakkoord zet: per 2027 gaat die er in één keer helemaal aan. Nou, ik zie de zonnepanelenbranche al juichen, maar niet heus. Hetzelfde geldt voor de hybride warmtepomp. Vroeg of laat gaan we naar efficiëntere waterpompen toe. Wij als Nederland waren bezig een voorsprong te nemen op rest van Europa en de rest van de wereld. We waren bezig met grote investeringen van onze grote ketelbedrijven. Vijf grote productielocaties werden uit de grond gestampt. En hup, één pennenstreek van de nieuwe coalitie en daar gaan de investeringen weer, hup, de bietenbrug op.

Over goed zijn voor de economie en het bedrijfsleven gesproken: de heer Heinen kan hier toch niet afgeven op de Voorjaarsnota van het demissionaire kabinet en "holadijee" roepen over de geweldige lastenmaatregelen uit het nieuwe hoofdlijnenakkoord, terwijl heel veel bedrijfstakken in Nederland een schop na krijgen?

De heer Heinen (VVD):
De heer Grinwis heeft natuurlijk gelijk dat rust en voorspelbaarheid het allerbelangrijkste zijn voor het verdienvermogen van Nederland en voor die bedrijven en ondernemers die daar hun planning op maken. Maar ik vind het lastig om die opmerking te rijmen met het optreden van de ChristenUnie tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Als ik terugblik op de Algemene Politieke Beschouwingen zie ik ze nog staan achter een laptopje, hier in de coulissen. Ik hoorde de één zeggen: oh, doe er maar 100 miljoen bij. De ander zei: doe er maar 200 miljoen bij. Als we het over flipperkastbeleid hebben, dan was het alsof men daar aan een gokapparaat stond waar iedereen muntjes in gooide en er geld uittrok om dat te kunnen uitdelen. Dat was in één nacht gebeurd. Het ging over de 30%-regeling en de inkoopfaciliteit. Schiphol kwam nog langs, dat moest belast worden. En ga zo maar verder. Er werd geweigerd om te kijken wat hier de gevolgen van waren. Het was echt een schokgolf door ondernemend Nederland. Bedrijven zeiden dat ze op deze manier echt uit Nederland moesten vertrekken. Banen stonden op het spel. Als ik kijk naar het handelen van de ChristenUnie bij de Politieke Beschouwingen vind ik het wel enigszins inconsistent om hier bij de interruptiemicrofoon een, op zich terecht, punt te maken over voorspelbaarheid van beleid.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het een beetje een jij-bak, want ik stelde een terechte vraag en ik doe niks af aan de lastenmaatregelen die de heer Heinen heeft afgesproken met zijn kornuiten. Daar ging mijn interruptie niet over. Mijn interruptie ging over iets anders, wat een schokgolf bij heel veel bedrijfstakken en bedrijven teweeg heeft gebracht. Maar soit. Stel dat het allemaal zo geweldig is voor de economie, dan mis ik één belangrijk woord in het betoog van de heer Heinen, een nog belangrijker woord dan het woord "economie". En dat is het woord "samenleving". Tel die maatregelen bij elkaar op: de bezuinigingen van een miljard op subsidies, waar de heer Heinen zo trots op is, 2,4 miljard op ontwikkelingssamenwerking, 638 miljoen structureel op specifieke uitkeringen voor gemeenten. De maatschappelijke diensttijd, waar jongeren leren om niet omzien naar elkaar, is met één pennenstreek weg. Oké, misschien was het met 100 miljoen of 150 miljoen structureel ook mogelijk geweest, maar nu wordt het gewoon in één keer weggestreept. Aan de andere kant van de begroting, namelijk aan de lastenkant, wordt er in de giftenaftrek gesneden, niet met 10 miljoen, niet met 20 miljoen, maar met 250 miljoen. Ik zou bijna willen zeggen: de VVD heeft misschien heel veel compassie met de economie, maar toch een beetje schijt aan de samenleving.

De heer Heinen (VVD):
De woorden laat ik even aan de heer Grinwis. Zo ken ik hem niet, met dit soort taalgebruik. Maar de emoties lopen soms hoog op bij de heer Grinwis als het gaat om fiscale regelingen, zo weet ik. Ik geef gelijk toe: als je gaat ombuigen en bezuinigen, is dat niet leuk en raakt dat een samenleving. Dat is precies de hele portee van mijn betoog: pas nou op dat je niet te veel geld uitgeeft, want dan voorkom je dat je op het punt komt dat je ineens moet gaan bezuinigen. Dat punt hebben we helaas wel bereikt. In elk debat gaat het om meer geld uitgeven en meer belasting. Dat zullen we straks ook zien bij de moties en de amendementen. Het tekort loopt op en dan kom je op een gegeven moment op een punt dat je niks anders kan dan aan de noodrem trekken. We doen dat nu heel voorzichtig, dus de bocht naar gezonde overheidsfinanciën nemen we ruim. Maar ja, die moeten we wel nemen, omdat we echt tegen de grenzen aanlopen. Dat weet de heer Grinwis natuurlijk ook.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ten slotte. Ik zette het even flink tegenover elkaar, maar ik vind dat het te denken geeft dat je niet alleen bezuinigt. Ik kan er best inkomen, in die redenering. Maar daarmee ga je onmiskenbaar de samenleving raken. Met zo'n maatschappelijke diensttijd raak je vrijwilligerswerk. Daarmee raak je de inzet van jongeren, terwijl we in een individualiserende samenleving leven. Aan de andere kant van de fiscale streep zet je ook nog het mes in de giftenaftrek; niet een beetje maar heel fors. Dat stelt mij erg teleur. Ik ben dus echt heel erg benieuwd, niet alleen naar de economische visie achter dit hoofdlijnenakkoord van bijvoorbeeld de VVD, maar ook naar de samenlevingsvisie van de VVD, als het gaat om dit soort maatregelen. Hoe kun je dit soort maatregelen en de optelsom ervan verkopen aan en verdedigen tegenover de samenleving? Ik mis een samenlevingsvisie.

De heer Heinen (VVD):
Dan had de heer Grinwis aan tafel moeten komen bij deze onderhandelingen. Dan had hij mooi zijn eieren in het akkoord kunnen leggen. Ik denk dat de heer Grinwis ook goed naar het hoofdlijnenakkoord moet kijken. De samenleving is grotendeels ontzien in de keuzes die worden gemaakt, door te snijden in eigen vlees, te kijken naar minder ambtenaren en te snijden in subsidies. Ik hoorde de heer Grinwis vorige week bij het verantwoordingsdebat zeggen: u doet te veel op het gebied van ambtenaren. Het is het een of het ander. Wat we nu proberen, is om de samenleving zo veel als mogelijk te ontzien door te snijden in eigen vlees. Ik vind ook dat je als politiek, als je grote ombuigingen van de samenleving vraagt, een verantwoordelijkheid hebt om eerst zelf de broekriem aan te halen. Dat zal de eerste stap zijn, maar ik denk dat er nog meer noodzakelijk is als we kijken waar het tekort nu staat. We proberen het natuurlijk altijd op een zo net mogelijke manier te doen, zonder dat het te veel mensen raakt, maar pijnloos is het niet. Daarvoor hebben we het tekort nu echt te ver laten ontsporen en dat hebben we allemaal hier gezamenlijk gedaan.

De heer Dassen (Volt):
De heer Heinen heeft het over het toekomstig verdienvermogen. Een van de punten die ik niet helemaal begrijp, is hoe hij dat rijmt met de bezuinigingen die gedaan worden op het Nationaal Groeifonds en op het onderzoeks- en wetenschapsfonds, waarmee juist geïnvesteerd wordt in innovaties van de toekomst. Als je kijkt naar waar dat toekomstige verdienvermogen over gaat, dan zijn dat vaak technologieën die nu nog in ontwikkeling zijn, dan zijn dat de ASML's van de toekomst. Ik vraag me dus af hoe de heer Heinen dat dan rijmt met de bezuinigingen daarop en met het niet willen investeren in dat toekomstig verdienvermogen, juist over die tien, vijftien jaar, wat ook belangrijk is voor onze concurrentiepositie met China en de Verenigde Staten. Daarvan zegt de heer Heinen: nee, dat halen we allemaal weg en daar investeren we niet in. Ik zie niet hoe hij dat met elkaar kan rijmen.

De heer Heinen (VVD):
Fijn dat de heer Dassen dat aangeeft, want dat geeft mij de gelegenheid om dat nader toe te lichten. Kijk, in de eerste plaats vind ik echt dat we een aantal maatregelen als het gaat om belasting moeten terugdraaien, omdat dat het verdienvermogen en de economie ook schaadt. Dus dat is echt stap één. In stap twee kijken we bijvoorbeeld naar het Groeifonds, waarvan 12 miljard inmiddels is uitgekeerd. Er lag nog zo'n 8 miljard op de plank en dat romen we af. Dat halen we dus niet weg en dat is geen bezuiniging. Je geeft het niet uit. Dat staat overigens in veel verkiezingsprogramma's. Het staat in het programma van de VVD, maar ook in dat van het CDA, van de ChristenUnie, van de SGP, van PvdA-GroenLinks en van JA21. Al deze partijen hebben deze maatregelen staan. We hebben bij het samenstellen van het hoofdlijnenakkoord dus gekeken: kunnen we hiervoor draagvlak vinden en zijn er al maatregelen die in meerdere verkiezingsprogramma's staan? Dit was daar één van; er is dus breed draagvlak voor in de Kamer. Daarbij hebben we gezegd dat het belangrijk is voor de innovatie en het verdienvermogen van Nederland om te kijken hoe we Invest-NL kunnen gaan hervormen, dus daar is 1 miljard extra voor vrijgemaakt. Ik denk dat we ook de club op zichzelf moeten hervormen en dat we moeten kijken of we meer met cofinanciering kunnen doen. Ik heb het er vaak met uw collega de heer Grinwis over gehad hoe we dat instituut beter kunnen vormgeven. Ik denk namelijk dat je met cofinanciering meer investeringen los kan trekken dan alleen met subsidies, zoals in dat Groeifonds. Als we daar als Kamer samen aan werken, dan denk ik dat we daar een mooier investeringsvehikel van kunnen maken dat uiteindelijk meer bijdraagt aan de toekomstige groei in Nederland.

De voorzitter:
Meneer Dassen, u wilt weten hoe ver u op het lijstje van interrupties bent? Dit wordt uw vijfde van de zes in totaal.

De heer Heinen (VVD):
Spend it well, zou ik zeggen.

De voorzitter:
Ja, denk er goed over na. Denk er góéd over na. De heer Vermeer eist ook een aantal interrupties van u op. Hij zegt: als de heer Dassen mij niet interrumpeert, dan kom ik niet.

De heer Dassen (Volt):
Ik laat het even zitten.

De voorzitter:
Heel verstandig.

De heer Heinen (VVD):
Ik vat het niet persoonlijk op.

De voorzitter:
Economie gaat over schaarste, geloof ik. Mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
De heer Heinen merkte op dat het CDA het ook in het verkiezingsprogramma heeft staan. Ja, wij hebben ook een aanpassing van het Groeifonds in het verkiezingsprogramma staan, maar niet het volledig wegstrepen ervan. Plus, wij zetten er een flink fonds tegenover van 200 miljoen voor innovatie. Dat wil ik wel even rechtgezet hebben, want nu wordt een beetje het frame gewekt alsof wij het een goed idee vinden om het Groeifonds helemaal weg te strepen. Dat hebben wij in onze doorrekening nadrukkelijk niet staan.

De heer Heinen (VVD):
Mevrouw Van Dijk heeft natuurlijk gelijk. Je moet dan het hele verhaal vertellen. Het klopt inderdaad dat het CDA 200 miljoen extra had gereserveerd voor een ander fonds. Deze coalitie doet een miljard, ruim vier keer zo veel.

Voorzitter. Ik rond af, want ik was al bij de afronding van mijn betoog. Met dit akkoord wordt een voorzichtige stap uit de vorige Voorjaarsnota voortgezet: weer een stap in de richting van gezondere overheidsfinanciën. Dat betekent niet dat we er met dit nieuwe hoofdlijnenakkoord al zijn, maar na jaren bewegen we ons wel weer de goede kant op. De VVD zal zich ervoor inzetten dat we ook in de komende jaren die goede kant op blijven bewegen voor een stabiel en welvarend Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ergin.

De heer Ergin (DENK):
Ik ken de heer Heinen als iemand die, als het gaat om financiën, heel scherp, heel deugdelijk en heel zorgvuldig te werk gaat. Mijn politieke antenne zegt dat de kans dat de heer Heinen over een paar weken in vak K zit, groter is dan de kans dat ik daar zal plaatsnemen. Dat gaat de tijd ons leren.

Als we naar de Voorjaarsnota kijken en heel scherp naar de begroting van JenV, dan zien we dat er niks wordt gezegd over de maatregel die door de huidige regering is aangekondigd om de verkeersboetes, die drastisch zijn verhoogd, te gebruiken als een sluitstuk van de begroting, als een melkkoe om een gat in de begroting te dichten. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de heer Heinen van de VVD kijkt naar deze maatregel, waarbij de automobilist wordt gebruikt als sluitstuk van de begroting.

De heer Heinen (VVD):
Het wordt niet gebruikt als sluitstuk van de begroting. Deze maatregel vloeit voort uit de Voorjaarsnota van vorig jaar, waar ik in mijn betoog ook aan refereerde. Daar zat een taakstelling over alle begrotingen in om de opgelopen kosten, onder andere van rente en asiel, op te vangen. De boeteverhoging kwam in de plaats van een bezuiniging op de politie. Een bezuiniging op politieagenten zouden we echt heel erg vinden. Dan moet je op het departement kijken waar je het vandaan haalt. Daarom is destijds gekozen voor het verhogen van de verkeersboetes. Nogmaals, dat is gebeurd ter voorkoming van een bezuiniging op de politie. Zo is het ingevuld. In antwoord op de vraag van de heer Ergin zeg ik dat deze maatregel in het basispad zit. Alles wat het hoofdlijnenakkoord niet terugdraait, nemen we dus over, inclusief het basispad. Deze maatregel blijft daarmee dus bestaan.

De heer Ergin (DENK):
De vraag ging niet over de uitdaging die bij het departement van JenV speelt. Ik kan mij goed voorstellen dat je bepaalde bezuinigingen wel en andere bezuinigingen niet wilt doorvoeren, maar het gaat eigenlijk om het model, om de werkwijze. Je zegt: eigenlijk moesten de boetes met 6% omhoog, maar wij gooien er nog 5% bovenop. Zo kun je op een administratieve manier de begroting dichten. Ik ga een voorstel indienen, maar eigenlijk is de vraag aan de heer Heinen of hij dit schaart onder zorgvuldig begrotingsbeleid, een beleid dat gebaseerd is op noodzakelijke maatregelen, of dat hij vindt dat dit eigenlijk maatregelen zijn om administratief een begrotingstekort weg te dekken.

De heer Heinen (VVD):
Dan verschillen we van mening over waardoor die was ingezet. Nogmaals, hij kwam voort uit de Voorjaarsnota van vorig jaar, om een taakstelling in te vullen die was uitgespreid over alle begrotingen als gevolg van de extra uitgaven die voortvloeiden uit de hogere rente-uitgaven en asiel. Daar heeft de VVD destijds zwaar op ingezet. We zeiden: we zien de uitgaven toenemen; we gaan niet weer de belastingen verhogen, dus we moeten minder uitgeven. Daar is die taakstelling uit voortgekomen. Ter voorkoming van de bezuiniging op de politie is deze maatregel ervoor in de plaats gekomen. Er is volgens mij wel — dan kijk ik ook even naar de minister — nog niet zo lang geleden een generaal dossier gemaakt om te voorkomen dat het een sluitpost wordt voor de JenV-begroting, maar dan gaan we echt heel erg de techniek in. Dat is al een paar jaar geleden geregeld.

De heer Dassen (Volt):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Ik heb namelijk even met de collega's gesproken over het aantal interrupties. Wij vinden zes toch eigenlijk zeer beperkt. Ik heb het ook even bij de heer Vermeer nagevraagd. Hij zou het mooi vinden als we nog iets meer interrupties hebben, zodat hij er dadelijk ook nog wat krijgt. Mijn voorstel is om het interruptieaantal toch met twee uit te breiden. We gaan snel in de tijd. Het is een belangrijk debat. Het is een waardig debat. Iedereen is redelijk puntig in de interrupties. Als we dat zo houden, kunnen we dat volgens mij prima doen.

De voorzitter:
Ik was het eigenlijk niet van plan, want dit moet ook weer niet te lang gaan duren. Het moet over de Voorjaarsnota gaan. Ik hoor daar heel weinig over. Ik vind zes eigenlijk een mooi aantal. We kennen u als iemand die zich heel puntig kan uitdrukken, dus dat lukt u zeker. Dan heeft u er nog twee te gaan. Wij kennen u: dat zullen ongetwijfeld twee interrupties van topniveau zijn. De heer Heinen.

De heer Heinen (VVD):
Ik kwam tot mijn afronding.

De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Tom van der Lee van de fractie van GroenLinks. Het woord is aan hem. Ik zei "GroenLinks", maar ik bedoelde "GroenLinks-PvdA". Excuses, ik moet er nog een beetje aan wennen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat zal nog vele jaren het geval zijn. Straks worden we de grootste partij, meneer Bosma.

Ik wil vandaag een aantal punten maken, niet in de laatste plaats, omdat de heer Heinen erover begon, over het amendement dat ik met collega Grinwis en destijds nog Kamerlid Van Weyenberg heb ingediend dat een structurele maatregel nam om in Nederland de armoede te bestrijden. Dat volgde rechtstreeks uit de aanbevelingen van de commissie die zich gebogen heeft over bestaanszekerheid in Nederland. Bestaanszekerheid was een belangrijk thema in de verkiezingsstrijd. Ik moet zeggen dat ik natuurlijk niet alleen teleurgesteld ben omdat de Eerste Kamer onder aanvoering van VVD en BBB een streep zette door de verhoging van het minimumloon, maar ook omdat de PVV niet levert op haar belofte om het minimumloon te verhogen en op haar belofte om onmiddellijk en wel zo snel mogelijk het hele eigen risico in de zorg af te schaffen. Dat waren allemaal verkiezingsbeloftes. Die zijn op een harde manier gebroken. Dat is diep teleurstellend.

Ik doe ook een beroep op de minister om in zijn huidige rol toch nog even te kijken naar de 345 miljoen euro die op de begroting Sociale Zaken gereserveerd staat voor het verhogen van het minimumloon per 1 juli, maar die in onze ogen niet is uitgegeven. Als dat bedrag is uitgegeven aan andere zaken, dan vinden wij dat in strijd met het amendement. In de geest van dat amendement, waar ook al een verhoging in zat op het punt van het kindgebonden budget, willen wij dat bedrag gebruiken om dat nu extra te verhogen.

Voordat de heer Van Dijck een interruptie plaatst, wil ik daarbij open kaart spelen. Waarom vinden wij het belangrijk om in dit jaar, dus in 2024, nog iets extra te doen voor de bestrijding van met name kinderarmoede? Dat heeft te maken met de nieuwe afspraak die de coalitie in wording heeft gemaakt om 2024 als ijkjaar te nemen. Dus hoe sterker wij de kinderarmoede dit jaar omlaag brengen ... Dat legt ook een lat voor de toekomst. Dat vinden wij cruciaal. Daarom dienen wij dit amendement in. Dat doen wij trouwens samen met de heer Sneller en de heer Grinwis.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil de heer Van der Lee er nog even aan herinneren dat wij niet ombuigen op het Klimaatfonds en op de klimaatuitgaven. In ons verkiezingsprogramma schrapten wij die namelijk helemaal voor 50 miljard. Dan hadden we bijvoorbeeld wel dat eigen risico en al die beloftes kunnen waarmaken. Dus tel uw zegeningen: we hebben ons meer dan terughoudend opgesteld rondom al die klimaatuitgaven.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij was deze coalitie in wording niet tot stand gekomen als er niet eerst afspraken waren gemaakt om zich aan de wet en verdragen te houden. Die zijn op dit terrein gewoon gesloten. U kunt in uw verkiezingsprogramma wel opschrijven "we schrappen 50 miljard", maar dan gaat u voorbij aan wettelijke verplichtingen en verdragsverplichtingen waar de Nederlandse regering aan gehouden is. In die zin tel ik mijn zegeningen niet. Ik constateer dat de doelstellingen, die voor dit kabinet binnen bereik lagen, nu weer buiten bereik komen te liggen, omdat een aantal maatregelen op dit terrein wordt teruggedraaid. Dan bedoel ik niet eens per se het verlagen van de energiebelasting, maar wel het niet invoeren van een aangescherpte CO2-belasting en het niet verplichten van een hybride warmtepomp. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Die doelstellingen komen dus zelfs weer in gevaar. Ik hoop natuurlijk een positief oordeel van de minister te krijgen op het amendement. Ik zag hem nee schudden, maar ik denk toch dat dit een heel goed idee is. Ik hoor het wel in de tweede termijn.

We hebben vorige week in het Verantwoordingsdebat ook al gesproken over het hoofdlijnenakkoord. Er zijn toch een aantal bezuinigingen die heel onwaarschijnlijk te realiseren zijn. Een ligt op het terrein van asiel. Daar heb ik een vraag over aan de minister. Ik zie in het antwoord op vraag 208 — dat zeg ik even uit mijn hoofd — dat de tegenvaller op dit terrein in 2027 en 2028 oploopt naar 2,7 miljard euro en zelfs boven de 3 miljard euro. Is dit eigenlijk allemaal meegenomen in het basispad waartegen het hoofdlijnenakkoord is afgesloten?

Wat is nou de consequentie van het schrappen van de Spreidingswet? We lazen van de week in De Telegraaf dat het opnemen van een asielzoeker in een hotel op jaarbasis €91.000 kost. Dat is meer dan drie keer de kosten voor een normale opvangplek, die we, als we daar tijd in hadden geïnvesteerd, in voldoende mate gehad zouden kunnen hebben. Wat is de consequentie van de combinatie van het schrappen van de Spreidingswet en een bezuiniging van 1 miljard? Hoe realistisch is dat?

Er werd ook gesproken over de bezuiniging op rijksambtenaren. Het CPB geeft aan: dat is niet goed onderbouwd en niet haalbaar. 600 miljoen van die bezuiniging schrappen ze gewoon in de doorrekening. Ik ben benieuwd — de heer Grinwis begon daar de vorige keer over — hoeveel beleidsambtenaren we op de kerndepartementen hebben. Is dat inderdaad 17.000 fte? Je kunt dan dus niet 25.000 fte schrappen. Dan treft het de uitvoeringsorganisaties. Hoe speelt daarin het feit dat er op dit moment 32.139 vacatures zijn bij het Rijk? Kan de minister ons daar iets meer inzicht in geven, zodat we beter kunnen oordelen over wat er nu wordt afgesproken?

Om wat specifieker te zijn: je ziet veel vacatures in de zorg. Ik hoorde vanochtend dat het ziekteverzuim in de zorg het hoogst is van alle sectoren in Nederland. Het is 50% hoger dan het Nederlandse gemiddelde, met 7,5%. Dat is het gevolg van enorme overbelasting, te weinig collega's en een te geringe beloning. Er zijn 63.000 mensen in de zorg die op het minimumloon zijn aangewezen. Die profiteren niet van de minimumloonverhoging, want die is geschrapt. Wij vinden dat het juist voor de zorg heel belangrijk is om snel een hoger wettelijk minimumuurloon in te voeren van €16 per uur. Daarover zal ik in de tweede termijn een motie indienen. Wij vinden dat dit niet langer houdbaar is.

Ik heb nog een specifieke vraag over een brief die we hebben ontvangen van minister Helder, die drie tariefwijzigingen in de Wet langdurige zorg op basis van een motie die in de Kamer is aangenomen, niet meer gaat invullen. Betekent dit nu dat het nieuwe kabinet nog een extra taakstelling heeft van 615 miljoen euro? Klopt dat? Dat is een feitelijke vraag, die ik graag beantwoord zou willen hebben.

Er is de afgelopen periode veel gesproken over een eigen bijdrage in de jeugdzorg. De feitelijke beantwoording bij de Voorjaarsnota geeft aan dat die van tafel gaat, omdat dat een van de elementen in het hoofdlijnenakkoord is. Tegelijkertijd wordt nog steeds gewerkt aan de invoering van een wet om daar een eigen bijdrage voor te introduceren. Is de minister bereid om toe te zeggen dat die voorbereidingen direct gestaakt zullen worden, zodat ook op dit terrein de uitvoering wordt ontlast van activiteiten die, in het licht van wat nu op tafel ligt, niet meer nodig zijn?

We hebben ook enorm veel klachten gekregen. Ik moet zeggen: ik ben nog nooit door zo veel VVD'ers benaderd als dit jaar. Het gaat om VVD'ers die besturen op een decentraal niveau. Ook zij, met hun collega's, geven aan dat daar waar het zittende kabinet iets heeft gedaan om het ravijnjaar enigszins te dichten, de coalitie nalaat om daar echt structureel wat aan te doen. Er staat gewoon 2,5 miljard euro aan korting op de boeken. Ik daag mijn collega's uit: wat is uw verhaal richting de lokale bestuurders? Wat moeten zij niet meer doen? Als zij zo veel minder geld krijgen voor bestaande taken, waar moeten ze dan mee ophouden? Kunt u hen duidelijkheid geven? Ik ben ook wel benieuwd naar de inschatting van het kabinet met betrekking tot de vraag wat het niet repareren van dit enorme gat betekent aan inboeten van publieke voorzieningen in Nederland.

Verder gaat collega Inge van Dijk nog een amendement indienen. Dat hoef ik verder niet toe te lichten. Dat gaat om het helpen verduurzamen van sportverenigingen.

De voorzitter:
Prima.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik wou nog een ander punt maken.

De voorzitter:
Nou.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat doen we bij de suppletoire begroting Ontwikkelingssamenwerking. We gaan toch proberen of daar nog een kasschuif mogelijk is.

De voorzitter:
Deal. De heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Het is opvallend dat de nieuwe coalitie de afgelopen tijd heel veel debatten uitstelt tot er een nieuw kabinet zit. Terwijl we hier zaten, werden in een procedurevergadering twee debatten over Economische Zaken uitgesteld. Maar dit debat, waarin we de begroting voor volgend jaar in de steigers zetten, mocht blijkbaar wel blijven staan, terwijl de schaduwboekhouding van het coalitieakkoord in de Miljoenennota voor 2025 terecht zal komen. De afgelopen dagen heb ik me steeds afgevraagd: zouden de coalitiefracties dit debat ook hebben willen voeren met het oude kabinet als ze echt vol vertrouwen zouden zijn over hun eigen plannen? De vraag stellen, is de vraag beantwoorden.

Voorzitter. De gedachte achter het vervroegen van de Voorjaarsnota was het versterken van de positie van de Kamer. De gedachte achter alle ingewikkelde bezweringsformules over de aard van het komende kabinet was het versterken van de positie van de Kamer. De gedachte achter het plan van de nieuwe coalitie voor het oprichten van een speciaal bureau begroting en verantwoording was het versterken van de positie van de Kamer. Maar we kunnen procedures en instituten optuigen tot we een ons wegen; uiteindelijk gaat het om wat we ermee doen. Dat moet vandaag en bij de stemmingen op dinsdag blijken.

Voorzitter. Het is ook de laatste Voorjaarsnota van dit kabinet. D66 beloofde bij de verkiezingen in 2017 en 2021 fors extra geld voor onderwijs; de vorige kabinetten deden dat ook. D66 beloofde een ambitieuze aanpak van de klimaatcrisis; de klimaatdoelen zijn voor het eerst in zicht. D66 beloofde zorgvuldig met de overheidsfinanciën om te gaan; de staatsschuld is het laagste sinds 2008. Het volgende kabinet erft een overheidsbegroting die heel netjes op orde is, om Klaas Knot van De Nederlandsche Bank te citeren, terwijl de coronacrisis, het begin van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis Nederland voor grote uitdagingen stelden. De nieuwe coalitie heeft besloten om financieel de komende jaren heel scherp aan de wind te zeilen. Wat de heer Heinen zei, vond ik grappig: we gaan de bocht ruim nemen. Ik zeg: met extra uitgaven van 28 miljard of meer volgend jaar is nog even gas geven voordat je de bocht gaat nemen misschien niet de meest verstandige handelswijze. En dat terwijl de bezuinigingen — die werden al genoemd door de heer Van der Lee — toch nogal vaag of ronduit zacht zijn. Ook zonder grote crises roepen zij met deze financiële afspraken instabiliteit over zichzelf af. Er staat de samenleving dan ook veel onrust te wachten. Elke keer zullen nieuwe bezuinigingen moeten worden aangekondigd, terwijl de roep om voorspelbaarheid — het ging er al even over — juist groot is.

Die onvoorspelbaarheid wordt ook groter omdat een belangrijk deel van de begrotingsregels van Zalm eigenlijk wordt losgelaten. Die afspraken zijn in de afgelopen 30 jaar een goede Nederlandse traditie geworden en hebben veel stabiliteit gebracht. Daarover heb ik toch nog twee vragen aan het kabinet, ik denk aan de minister. Wat de nieuwe coalitie namelijk volgend jaar brengt, blijft voor mij toch nogal mistig, omdat er verschillen zijn tussen wat er staat in de Voorjaarsnota, in het hoofdlijnenakkoord en in de twee CPB-doorrekeningen die we hebben. Die verschillen zijn behoorlijk. Ze hanteren ook andere financiële reeksen. Kan de minister van Financiën de Kamer een inschatting geven van het tekort voor komend jaar als hij de budgettaire gevolgen van het hoofdlijnenakkoord in de boekhouding van het Rijk zou doorvoeren? Er werd al aan gerefereerd: gisteren stuurde minister Helder ons een brief waarin stond dat nog 615 miljoen euro extra zal moeten worden bezuinigd op VWS, omdat de Kamer haar wet niet wil behandelen. Wat betekent dit voor komend jaar?

Voorzitter. Dit was ook de laatste Voorjaarsnota van een coalitie die fors investeerde in het verhogen van toekomstige groei, het in goede banen leiden van belangrijke transities en het aanpakken van maatschappelijke opgaven. Want de enige manier waarop we structureel steeds welvarender kunnen worden, is productiviteitsgroei: meer maken met minder mensen. De belangrijkste aanjagers daarvan zijn technologische voortuitgang, innovatie, onderzoek en onderwijs. Dit zijn stuk voor stuk bouwstenen voor ons verdienvermogen van morgen, waar de nieuwe coalitie het mes in zet. Ik moest een beetje denken aan die Amerikaanse generaal in Vietnam uit de termijn van de heer Heinen, die zegt: we moesten het dorpje vernietigen om het te redden. Dit gaat namelijk ten koste van de toekomst, of zoals de jonge liberalen van de VVD het treffend zeiden: "Ze snoepen lekker het bordje van de volgende generatie leeg. Bedankt alvast voor het doorschuiven van de rekening." We waren op weg naar die afspraken in internationaal verband op het gebied van R&D. Mijn vraag is: waar komen we nou ongeveer terecht met de plannen die er nu liggen?

Voorzitter. Ten slotte de aanpak van kinderarmoede, die er wordt beloofd maar die faalt. De campagne ging veel over bestaanszekerheid. Het begon na de verkiezingen al met het torpederen van de verhoging van het minimumloon, maar er kwam revanche voor NSC bij de onderhandelingen. Er staat op dat gebied één van de weinige concrete doelstellingen: het nieuwe kabinet streeft ernaar om de kinderarmoedecijfers niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Helaas bleek al bij de eerste toets door het Centraal Planbureau dat dat streven niet door de financiële bijlage wordt onderbouwd. Na jarenlange daling zal de kinderarmoede weer stijgen. Daar kwam gisteren de noodkreet bovenop van 1.200 scholen dat 350.000 kinderen — ik denk niet echt een detail, meneer Van Dijck — vooral uit de armste gezinnen volgend jaar ook willen kunnen rekenen op een schoolmaaltijd, zodat ze zonder honger te hoeven hebben in de klas kunnen zitten en ze zich goed kunnen concentreren. Het leert nou eenmaal lastig met een lege maag. Vandaag heeft de Kamer de kans om het kabinet met een duidelijke boodschap op pad te sturen. Deze kinderen hebben niks aan het afschuiven van verantwoordelijkheid, zonder geld.

De heer Vermeer (BBB):
De heer Sneller heeft het over mensen in armoede, kinderen in armoede. Inderdaad, dat verdient veel aandacht. Maar welk rapportcijfer geeft hij zichzelf en de huidige coalitie dan — ik noem het maar even "de oude coalitie" — als het gaat om de effecten op armoede ten opzichte van het basispad dat hier voorligt? Want dat ligt toch aanmerkelijk hoger dan de armoedecijfers zoals die volgens het CPB komen uit de doorrekeningen van het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie.

De heer Sneller (D66):
Een rapportcijfer geef ik voor dingen die gebeurd zijn. Toen D66 in de coalitie kwam, was de kinderarmoede 7,6%. In 2023 was dat 6,2%. Het is nog niet genoeg. We waren op koers om de doelstellingen van het vorige kabinet om het te halveren te halen, maar er moest een schepje bovenop. En er moet geen stilstand komen, zoals die nu wordt aangekondigd.

De heer Vermeer (BBB):
Dan wil ik toch aan de heer Sneller vragen of 5,4% volgens hem hoger of lager is dan 4,7%.

De heer Sneller (D66):
De heer Vermeer vraagt naar de bekende weg volgens mij, dus misschien kan hij gewoon vertellen wat hij bedoelt.

De heer Vermeer (BBB):
Ik stel een vraag. Wat ik daarmee bedoel, is wat ik net ook zei, namelijk dat de armoedecijfers in het huidige basispad hoger uitkomen dan in het voorgestelde plan uit het hoofdlijnenakkoord. De heer Sneller kan wel kritiek hebben op deze nieuwe coalitie en net doen alsof wij zorgen voor extra armoede of wat dan ook, maar de cijfers zijn duidelijk: het gaat om lagere cijfers. We zijn nog lang niet waar we wezen willen, maar dit is al best een mooie beweging wat ons betreft.

De heer Sneller (D66):
De plannen van de nieuwe coalitie gaan volgens het Centraal Planbureau een stijging van de kinderarmoede betekenen ten opzichte van 2024, terwijl de bedoeling is dat die gaat dalen. De coalitie heeft dat niet opgeschreven als streven, maar heeft gezegd dat ze die hetzelfde gaat laten, terwijl die inderdaad omlaag zou moeten. Ik zie dus niet hoe je daar heel trots op kan zijn.

De heer Heinen (VVD):
Ik wachtte even tot het einde van het betoog, omdat de heer Sneller natuurlijk ook bezig was met complimenten uitdelen aan de minister. Daarop wilde ik hem niet interrumperen. Maar ik heb toch een vraag over één opmerking die hij maakte. Want de heer Sneller gaf aan: de begroting stond er nog nooit zo mooi voor en voldoet gewoon netjes aan de regels. Maar wil hij dan reflecteren op de CPB-doorrekening van de Voorjaarsnota, waarin staat dat het begrotingstekort gewoon door de 3% gaat, dus door de Europese norm? Vindt hij dat netjes?

De heer Sneller (D66):
Die cijfers heb ik hier niet liggen, maar volgens mij zien we dat dat de afgelopen jaren nog niet één keer gebeurd is. Er wordt hier gewoon iets gepresenteerd wat daar volgens de cijfers van Financiën onder blijft. Daar moeten we dus ook onder blijven. Als er voorstellen zijn om daar volgend jaar onder te blijven in plaats van extra uit te geven, dan zie ik die vervolgens graag tegemoet.

De heer Heinen (VVD):
Daar is een hoofdlijnenakkoord voor gepresenteerd. Maar dan wil ik toch even terug naar het punt, want de heer Sneller maakt een groot punt: we laten het zo netjes achter. Hij verwacht eigenlijk bloemen van de nieuwe coalitie als dank dat het er zo goed voor staat. Maar in de CPB-doorrekening schiet het begrotingstekort gewoon door de 3% heen. Dat is dus boven de Europese normen. Het klopt dat het in de raming van Financiën precies op de 3% zit, maar in de CPB-raming schiet het erdoorheen. We hebben ook het hoofdlijnenakkoord laten doorrekenen door het CPB. Dat zegt dat we het juist ombuigen naar 2,7%. Dat is een half procentpunt van het bbp. Dat is dus zo'n 6,5 miljard euro ombuiging die deze coalitie moest doen om in ieder geval aan de Europese normen te voldoen. Daaraan voldoet deze Voorjaarsnota niet, dus ik wil wel graag dat hij daarop reflecteert.

De heer Sneller (D66):
Ik heb gezegd: de staatsschuld is nu gewoon de laagste sinds ongeveer 2008. Volgens mij laten we het daarmee dus prima achter.

De heer Heinen (VVD):
Ik heb het niet over de staatsschuld, maar over het begrotingstekort. Ik probeer het dus nog één keer. Het begrotingstekort gaat door de 3%, door de Europese normen heen. Acht de heer Sneller dat netjes?

De heer Sneller (D66):
Nee, wij zullen uiteindelijk niet instemmen met een begroting die boven die 3% komt in deze tijden.

De voorzitter:
De heer Van Hijum van NSC.

De heer Van Hijum (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Het debat vandaag gaat over de Voorjaarsnota, maar ongetwijfeld ook over het hoofdlijnenakkoord. Dat is net eigenlijk al gebleken. Dat kan worden beschouwd als een stevige politieke en financiële koerscorrectie op de meerjarenraming voor 2025 tot 2028 die in de Voorjaarsnota zit. Dat de Voorjaarsnota van het huidige, zittende, demissionaire kabinet niet beleidsarm is, is al door een aantal van de voorgaande sprekers gememoreerd. Daar kun je heel kritisch over zijn, zo van: het kabinet regeert over zijn graf heen. Maar je kunt ook zeggen: zolang er geen nieuwe regering zit, moet de bestaande verantwoordelijkheid nemen en het werk doen. Laat ik daar ook mee beginnen. Mijn fractie heeft toch zeker ook begrip voor een aantal voorstellen die het kabinet in deze Voorjaarsnota aan de Kamer heeft voorgelegd. Met een aantal daarvan kunnen wij volmondig instemmen.

Ik noem er een aantal. Meerjarige militaire en niet-militaire steun voor Oekraïne is heel belangrijk voor ons. Dat geldt ook voor extra geld voor ontheemden en asielzoekers uit Oekraïne. Ik noem ook het schrappen van de opschalingskorting bij gemeenten en provincies en de afspraken over de groei van het Gemeentefonds en Provinciefonds en over de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er was net al een interruptiedebatje over het ravijn. Dat is wel eerst gecreëerd, maar het is waar. Vervolgens is er toch ook nagedacht over en invulling gegeven aan in ieder geval een gedeeltelijke oplossing. Tot slot zijn er de extra middelen voor de hersteloperatie toeslagen en voor schadeherstel en versterking in Groningen, al hebben we in het Verantwoordingsdebat van vorige week ook zorgen geuit over de beheersing van die uitgaven.

Mijn fractie steunt daarnaast — dat is ook onderdeel van deze Voorjaarsnota — de inzet van 1,7 miljard voor het behoud van ASML en de halfgeleidersector voor Nederland. De regering stelt in de Voorjaarsnota een investering voor van 1,7 miljard voor wonen, infrastructuur en onderwijs die overwegend landt in de regio Brainport Eindhoven. Dat laatste staat wel op gespannen voet met het advies uit het rapport Elke regio telt! om niet langer alleen te versterken wat al sterk is. We roepen de regering dus ook op om bij de besteding van met name de 882 miljoen euro voor talent, voor onderwijs en onderzoek, nadrukkelijk verder te kijken dan de regio Eindhoven. Er zijn immers veel meer regio's met technische opleidingen, onderzoeksinstellingen en bedrijven die van cruciale betekenis zijn voor de halfgeleidersector en ook een wezenlijk onderdeel uitmaken van wat het ecosysteem van die halfgeleidersector wordt genoemd. Daarnaast willen wij — maar dat is echt aan de volgende regering — dat ook de nieuwe regering met andere regio's soortgelijke afspraken gaat maken om het vestigingsklimaat te versterken. Ik heb het dus over afspraken die niet alleen betrekking hebben op economie, maar ook op wonen, bereikbaarheid en onderwijs.

Voorzitter. De Voorjaarsnota bevat ook een aantal lastenverzwaringen waar we als fractie minder enthousiast van worden, zoals de verhoging van de energiebelasting. Die verhoging wordt dan ook teruggedraaid in het hoofdlijnenakkoord. In meerjarig perspectief zien we bovendien het tekort oplopen. In het debat van vorige week over het Jaarverslag 2023 hebben we al kritiek geuit op het expansieve begrotingsbeleid van de afgelopen jaren. Er is wat ons betreft echt wel een koerscorrectie nodig, zowel beleidsinhoudelijk als financieel, om dat begrotingsbeleid weer binnen de kaders te krijgen.

De heer Flach (SGP):
Ik was net niet snel genoeg, maar nog even aanhakend op wat meneer Van Hijum net zei over dat NSC graag ziet dat er over een aantal zaken afspraken worden gemaakt met meerdere regio's. Pleit de heer Van Hijum daarmee eigenlijk voor voortzetting van het instrument van de Regio Deals?

De heer Van Hijum (NSC):
Daarover zijn in het hoofdlijnenakkoord wel een aantal afspraken gemaakt. Eigenlijk is de essentie daarvan dat de gedachte van die Regio Deals wordt voortgezet, maar wel op een andere manier. De huidige Regio Deals zijn toch eigenlijk een soort subsidiepotjes voor een groot aantal projecten naast de structurele investeringsafspraken die je met regio's zou kunnen maken op het gebied van wonen en bereikbaarheid. Wij pleiten ervoor dat je meer van dat soort stevige investeringsafspraken maakt in plaats van te investeren in allerlei kleinere projectjes die aan de ontwikkeling van de regio kunnen bijdragen. Die projectjes hebben overigens op zichzelf wel positief gewerkt voor de agendavorming in die regio.

De voorzitter:
Prima. U continueert, meneer Van Hijum. Of nee, blijft u maar even bij de interruptiemicrofoon staan, meneer Grinwis. Gaat u uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, u heeft gelijk. Ik citeer even een stukje proza uit het NSC-verkiezingsprogramma. "Van de burgers verwachten wij dat zij niet alleen naar de overheid en naar elkaar wijzen, maar zelf de handen uit de mouwen steken. Bij een sociaal contract hoort wederkerigheid. We gaan uit van de verantwoordelijkheid van personen en de gemeenschappen waarin zij leven en werken. Er ligt een grote innerlijke kracht verscholen in onze gezinnen, wijken en dorpen, in onze bedrijven, verenigingen en coöperaties." En dan staat er vervolgens, een aantal pagina's verder: "Het maatschappelijk middenveld kan niet functioneren zonder vrijwilligers en ook niet zonder financiële steun van burgers en bedrijven in de vorm van donaties en giften. Daarom moet de giftenaftrek behouden blijven." Ik snap dat er bezuinigd moet worden en dat de overheidsfinanciën in het gareel moeten worden gebracht. Je kunt altijd dimdammen over hoeveel er precies bezuinigd moet worden en welke maatregelen je neemt. Maar wat ik niet snap, is de stapeling van maatregelen die de samenleving raakt en dat je aan de fiscale kant van de begroting ook nog zo'n enorme ingreep doet in de giftenaftrek, van 250 miljoen. Hoe legt de heer Van Hijum die uit, ook gelet op zijn verkiezingsprogramma?

De heer Van Hijum (NSC):
Het moge duidelijk zijn dat hier vier totaal verschillende partijen aan het onderhandelen zijn geslagen en dat de samenlevingsvisie, die ook de heer Grinwis mij nu voorhoudt, geen spat veranderd is. In dat opzicht zitten er wel een aantal pijnlijke concessies in het hoofdlijnenakkoord, ook in de richting van ons. Maar dan toch even, met de financiële opgave die we hebben, hebben we natuurlijk wel gekeken waar we minder doelmatige uitgaven zouden kunnen beperken. De giftenaftrek wordt niet geschrapt, maar versoberd. Ook uit allerlei evaluaties blijkt gewoon dat, hoe belangrijk het ook is, de fiscale voordelen toch vooral bij de gever terechtkomen en in mindere mate ook bij de financiële instelling. De bereidheid om te geven hoeft niet per se negatief beïnvloed te worden door deze versobering. Ik zag in de evaluatiestudies dat zelfs als je het aftrektarief 20% zou maken, het 131 miljoen zou opleveren terwijl het maar tot 7 miljoen minder aan giften leidt. De doelmatigheid van deze aftrek staat wel ter discussie en daar zou je ook met elkaar een goede discussie over kunnen voeren — ook met de heer Grinwis, neem ik aan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit is wat mij betreft het begin van een goede discussie, met als doel de giftenaftrek daadwerkelijk te behouden, zoals NSC in zijn programma ook stelt. Natuurlijk kun je het erover hebben of de multiplier in de giftenaftrek voor kunst en cultuur, die een budgettair beslag heeft van om en nabij 7 à 8 miljoen, doelmatig is en natuurlijk kun je het erover hebben hoe je moet omgaan met periodieke giften. Maar als je al die maatregelen neemt, tellen die bij lange na niet op tot 250 miljoen. Dat is een enorm harde ingreep in de giftenaftrek. De heer Van Hijum verwijst naar de evaluaties die zijn gedaan, bijvoorbeeld door SEO. Nou, ik durf daar de kachel wel mee aan te maken. De elasticiteit, dus de impact van een vermindering van het aftrekpercentage voor giften, is daarin veel en veel te laag ingeschat. We moeten daar misschien in een later verband nog eens over spreken. Maar ik vind de verdediging wel veelbetekenend. De heer Van Hijum wijst op doelmatigheid en giftaftrek. Maar de samenlevingsvisie van NSC begint toch in de samenleving, bij burgers en ondernemers die iets goeds doen voor een ander, waar de Belastingdienst dan nog eens overheen komt om een bijdrage te vragen? Daar kunnen we elkaar toch in vinden? Kunnen we elkaar ook blijven vinden in de strijd tegen deze maatregel?

De heer Van Hijum (NSC):
Zeker. Maar ik neem aan dat de heer Grinwis het ook met mij eens is dat het schenken van middelen aan goede doelen, het geven om je medemens, niet afhankelijk hoort te zijn van de giftaftrek. Daar begint het niet. De samenlevingsvisie begint met hoe je je tot elkaar verhoudt. Dat gaat in het fysieke contact, in de fysieke zorg, en kan ook op een financiële manier. Maar het hangt niet af van het bestaan van een fiscale aftrek. Ik neem aan dat de heer Grinwis dat met me eens is. Vervolgens kun je nog discussiëren over de vraag of dit een wenselijke maatregel is. Ik heb al aangegeven dat hij niet hoog op ons lijstje stond. Maar het verschil van een politieke samenwerking die wordt geconfronteerd met een bezuinigingsopgave van 6 miljard, met het kabinet dat er zat, dat de uitgaven met — wat was het? — 25 miljard structureel liet oplopen, is dat je op zoek moet naar middelen en pijnlijke ingrepen. Dan is doelmatigheid wel een van de dingen waarnaar je kijkt. Werkt een regeling zoals die zou moeten werken? Of stel je dan toch maar deze maatregel voor? Leuker kan ik het niet maken.

De heer Flach (SGP):
Ik werd toch wel getriggerd door de opmerking van de heer Van Hijum dat de bereidheid om te geven eigenlijk niet afhankelijk zou moeten zijn van de fiscaliteit. Nou geven we als overheid heel veel geld uit aan allerlei dingen die we belangrijk vinden. We delen de samenlevingsvisie dat het geven aan ideële organisaties iets goeds is dat we zouden moeten stimuleren. Is de heer Van Hijum het met me eens dat er wel degelijk heel veel mensen zijn die rekening houden met deze aftrek en navenant hun giften dus verhogen, gelet op de fiscale aftrek die ze daarmee creëren?

De heer Van Hijum (NSC):
Zeker. Ik denk dat daar wel rekening mee wordt gehouden. Maar ik vond het opvallend aan de evaluaties — nogmaals, ik ben bereid om het inhoudelijke gesprek daarover voort te zetten, laten we dat voorop stellen — dat blijkt dat het fiscale voordeel overwegend terechtkomt bij de mensen die daarop rekenen en niet zozeer bij de instellingen die van die giften afhankelijk zijn. Dat terwijl dat uiteindelijk natuurlijk wel het primaire doel van zo'n regeling zou moeten zijn. Bevordert die daadwerkelijk de bereidheid tot geven? Leidt die tot meer opbrengsten aan de kant van de instellingen? Het antwoord daarop, in ieder geval volgens die studie, is nee. Maar nogmaals, laten we de discussie daarover voortzetten. Want ook de uitwerking zal zeker nog hier in de Kamer naar voren komen.

De heer Flach (SGP):
Afrondend. Dan ligt er misschien meer een taak in de bewustwording dat mensen hun giften kunnen verhogen dankzij de giftenaftrek. Dan zouden we daar veel meer op moeten inzetten in plaats van de giftenaftrek te schrappen of, in dit geval, te halveren. Wellicht kunnen we elkaar daarin vinden.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik heb niks toe te voegen aan wat ik net zei. Inhoudelijk wil ik het debat daarover graag voortzetten op het moment dat de uitwerking hier aan de Kamer aan de orde is.

De voorzitter:
Heel goed.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik was beland bij de koers. Wat ons betreft bevat het hoofdlijnenakkoord — ik ga er toch een paar woorden aan wijden — wel de goede ingrediënten. Daarin wordt namelijk absolute prioriteit gegeven aan de aanpak van een aantal urgente problemen: de wooncrisis, bestaanszekerheid, grip op migratie en goed bestuur. We dringen het begrotingstekort op de langere termijn terug, met name door de oploop van de uitgaven te beperken. Ondanks dat we minder geld te besteden hebben, realiseren we een evenwichtig koopkrachtbeeld, met lagere lasten en bijzondere aandacht voor de meest kwetsbaren en voor de armoede onder kinderen. Daarnaast blijven we Oekraïne steunen, investeren we extra in defensie en blijven we internationaal georiënteerd. We houden ons aan de internationale verdragen, zoals het klimaatakkoord van Parijs.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch nog een vraag aan de heer Van Hijum. Het verkiezingsprogramma van NSC bepleitte een herijking van het minimumloon in 2024 en vond dat het op z'n minst toereikend moest zijn, ook in het licht van de richtlijn die daar in de Europese Unie over is afgesproken. Nou heeft die herijking, voor zover ik kan waarnemen, niet plaatsgevonden. De uitkomst is dat er geen minimumloonverhoging komt. Er mag ook niet meer genivelleerd worden. Daarnaast is er een norm afgesproken over kinderarmoede die minder ver gaat dan de ambitie van het huidige kabinet. Ik heb een amendement ingediend. Omdat dat niet onder "2025 en daarna" valt, was ik wel benieuwd of de heer Van Hijum bereid is om er positief naar te kijken. Het gaat erover om initieel voor het minimumloon gereserveerde middelen anders in te zetten, namelijk voor het kindgebonden budget, en daarmee kinderarmoede extra te bestrijden.

De heer Van Hijum (NSC):
Om te beginnen toch even de opmerkingen van de heer Van der Lee over het minimumloon, want we hebben daar in de campagnetijd — dat is alweer een halfjaar geleden — ook vaak over gediscussieerd. Toen hebben we ook al toegelicht dat we op dat punt geen overdreven verwachtingen willen wekken, ook omdat het minimumloon natuurlijk in 2023 zo'n 13% is verhoogd en dit jaar waarschijnlijk twee keer 3% stijgt, dus in totaal 6%. Er is dus sprake van een verhoging van het minimumloon. Er ligt hier op dit moment een wetsvoorstel ter behandeling voor over de implementatie van de Europese richtlijn. Die herijking vindt ook gewoon periodiek plaats in deze Tweede Kamer. We hebben voortdurend gezegd dat we dan ook het minimumloon moeten bekijken in relatie tot toeslagen en de fiscale aftrekposten die er zijn. Die hervorming gaat even duren, maar dat is wel een opgave waar we de komende periode echt een begin mee willen maken. Ik hoop ook dat we in de komende jaren daar de goede discussies over zullen kunnen voeren.

Voorzitter. Dan het amendement van de heer Van der Lee. Ik heb dat gezien. Een verdere verhoging van het kindgebonden budget is natuurlijk hartstikke sympathiek, maar ik wijs er toch op dat dit kabinet in de Miljoenennota een verhoging van het kindgebonden budget met 1,1 miljard heeft doorgevoerd. Dat leidt tot honderden euro's extra voor het eerste kind, voor het tweede kind en voor oudere kinderen. Het grote probleem met de toename van de armoedecijfers die de heer Van der Lee schetst, is niet dat in dit jaar dat aantal zo ver oploopt, maar dat dat bedrag de komende jaren weer wordt afgebouwd. De eerste opgave waar wij ons ook in de onderhandelingen dus voor gesteld zagen, was hoe je ervoor zorgt dat die armoede niet steeds verder oploopt. Dat hebben wij, denk ik, in het programma geprobeerd te doen. Dat is voor een belangrijk deel gelukt. Ik kom zo nog even op het puntje dat een aantal van u terecht aangeven, namelijk dat het nog niet helemaal is gelukt. Dat blijft echter voor onze fractie een heel belangrijk aandachtspunt. Het probleem zit niet zozeer in 2024; het probleem zit echt in de komende jaren.

De heer Sneller (D66):
Over dat belangrijke aandachtspunt gaat inderdaad mijn vraag, want die kinderarmoede loopt met deze plannen op ten opzichte van 2024. Nu ligt er een mooi initiatief dat inmiddels een succes is. Dat zijn die schoolmaaltijden. Die werden net door de heer Tony van Dijck wat badinerend weggezet als een detail, maar zo ken ik de heer Van Hijum niet. Mijn vraag aan hem is dus of hij bereid is om met ons te kijken hoe wij het kabinet op pad kunnen sturen om te zorgen dat die maaltijden volgend jaar nog steeds bestaan en dat die 350.000 kinderen daar ook volgend jaar gebruik van kunnen maken.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik zal daar zeker niet badinerend over doen. Ik zie dat dat programma in de praktijk een belangrijke functie vervult in kwetsbare wijken voor kwetsbare jongeren die met honger op school zitten en die, laat ik zeggen, misschien ook geholpen worden in termen van gezond eten en schoolprestaties. Ik wil daar serieus naar kijken, maar ik zeg er wel bij dat het om 166 miljoen of 169 miljoen gaat; dat heb ik gezien. Ik vind het wel opmerkelijk dat de heer Sneller hier nu met dit punt komt, want dit had natuurlijk ook in de Voorjaarsnota geregeld kunnen worden. Dit is ook niet in de Voorjaarsnota geadresseerd. Het is dus ook niet een probleem dat we nu eventjes heel snel kunnen oplossen. Ik zeg er wel het volgende van. Als een regering aan het werk gaat met de opdracht om de armoede te voorkomen en om de percentages niet te laten toenemen ten opzichte van dit jaar, waarin ze al vrij laag zijn, is ook het kijken naar zo'n programma daar wat mij betreft een heel serieus onderdeel van. Ik zeg er echter één ding bij. Het kan nooit de enige maatregel zijn, want uiteindelijk is het geven van eten aan kinderen op school natuurlijk een symptoom van een dieperliggend probleem. Daarbij zijn ook kansengelijkheid en de vraag of kinderen thuis voldoende aandacht en eten krijgen, een onderdeel van het vraagstuk. De reden waarom dat niet gebeurt, heeft vaak ook te maken met de hoge woonlasten, de hoge zorgkosten en het feit dat in huishoudens kosten misschien stapelen. Je zult dus ook die onderliggende problemen moeten adresseren. Daar zul je ook geld voor nodig hebben. Wat ik hoop en waar wij heel erg op rekenen is dat die regering daarvoor met een samenhangend pakket naar de Kamer komt. Ik hoop echt dat we dan ook zaken kunnen doen op bijvoorbeeld dit onderdeel.

De heer Sneller (D66):
Een paar verschillende dingen. Eén: ja, het moet een structurelere aanpak zijn. Daarom had D66 in zijn doorrekeningen ook veel ambitieuzere plannen dan deze coalitie. Daarin daalde de kinderarmoede, in plaats van dat die opliep. Dus ja, daar moeten we zeker wat aan doen. Dit was ooit een initiatief vanuit de Kamer. D66 en Volt hebben samen dat initiatief genomen. Zeggen dat het in de plannen van het kabinet had moeten zitten, terwijl het pleidooi van NSC steeds is dat we meer macht in de Kamer moeten hebben, miskent ook wat we hier vandaag doen. We moeten dus niet zeggen dat 166 miljoen een detail is. Dat hoofdlijnenakkoord en die budgettaire bijlage staan vol met posten die daaronder zitten. We kunnen dus niet zomaar zeggen: kijk maar wat je ermee doet, volgend kabinet. Nee, we hebben hier in de Kamer de macht om dat te regelen. En nee, dat is niet zomaar geregeld. Dan zal je daar ook serieus naar moeten kijken. Daarom was mijn vraag: is de heer Van Hijum bereid om zijn serieuze beloftes ook serieus navolging te geven?

De heer Van Hijum (NSC):
Ik hou er oprecht niet van om te zwartepieten, dus ik vind dat we dat hier ook moeten beperken. Het enige wat ik heb willen zeggen, is dat ik het opmerkelijk vind dat in de Voorjaarsnota wel aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld voor dit jaar, maar niet voor volgend jaar. Dat had natuurlijk ook in de Voorjaarsnota geregeld kunnen worden. Ik ga de discussie verder niet uit de weg. Ik zeg dat de regering in dat regeerprogramma een belangrijke opdracht krijgt om die armoede terug te dringen. Daar zullen heel veel maatregelen voor nodig zijn. Ik denk dat u terecht het punt heeft gemaakt dat armoede onder personen de komende periode weliswaar misschien ongeveer gelijk blijft, maar onder kinderen licht oploopt. Dat hebben wij ook gezien. We vinden dat dat een opgave is voor de regering en we zullen bij de presentatie van het regeerprogramma en bij de begroting er echt scherp op letten dat die doelstelling gehaald gaat worden.

De heer Sneller (D66):
Dan ten slotte. Het is toch de NSC-fractie die de hele tijd zegt dat er meer macht naar de Kamer moet? Het is de NSC-fractie die zegt: bestaanszekerheid staat bovenaan onze agenda. Dit is toch het debat om het kabinet dat er zo meteen gaat komen, de opdracht te geven tot uitwerking? De heer Van Hijum weet toch ook dat als wij niet zeggen "daar zit de dekking" die dekking niet gaat volgen vanuit dat hoofdlijnenakkoord? Die 500 miljoen is zojuist al drie keer uitgegeven door de heer Tony van Dijck. Dat de minister van Onderwijs eventjes in de lastenenvelop van 2,5 miljard moet gaan zoeken … Zo gaat het toch niet werken? Dat weet de heer Van Hijum ook. Vandaar dus toch mijn vraag aan hem. Hij kan dit niet alleen vooruitschuiven naar dat regeerprogramma. Hij moet dan toch initiatieven vanuit de Kamer willen steunen die we nu nemen, zodat dat kabinet ook weet waar het zit?

De heer Van Hijum (NSC):
Maar dat doen we. Want met alle respect voor de motie van de heer Sneller, maar ook dat voorstel is een motie. Daarbij was ik zogezegd nog niet helemaal overtuigd van de dekking, want gaten in de begroting dichten met het verhogen van boetes vind ik niet een heel sterk middel, moet ik zeggen. Maar ons hoofdlijnenakkoord zou je eigenlijk ook kunnen zien als een motie, als een opdracht in de richting van de regering die er straks komt te zitten om die armoedecijfers terug te dringen en om daar de goede maatregelen voor te kiezen. Ik heb zojuist betoogd dat dit een van de maatregelen is waarnaar je zou kunnen kijken, maar er is waarschijnlijk veel meer nodig om die armoede terug te dringen. Dat kan de heer Sneller toch ook niet ontkennen? Je kunt toch niet doen alsof als je deze middelen hiervoor beschikbaar hebt, het probleem dan weg is? Wij dagen de regering dus uit om van dit probleem, waarvan we volgens mij samen vinden dat het een probleem is, namelijk de oploop van de kinderarmoede, serieus werk te maken in de uitwerking van het regeringsprogramma. En laten we dat debat dan met elkaar vervolgen bij de begroting en bij het debat over het regeringsprogramma.

De heer Dassen (Volt):
Ik ben een beetje zoekende bij de heer Van Hijum. Is hij dan van mening dat we nu als Kamer die opdracht duidelijk neer moeten leggen, namelijk dat wij verwachten dat het volgende kabinet hiermee aan de slag gaat? Want anders is het vooruitschuiven en dan is het maar de vraag of het nieuwe kabinet er iets mee gaat doen. Maar volgens mij zijn wij nu als Tweede Kamer in staat om die opdracht al heel duidelijk mee te geven. En juist als je als partij zegt dat bestaanszekerheid er ook uit bestaat dat je meteen toegang hebt tot een eerste levensbehoefte als voedsel ... Dit is een van de programma's die daar enorm aan bijdraagt. Het gaat om 350.000 kinderen die niet alleen thuis vaak niet het eten krijgen dat ze nodig hebben, maar hiermee ook op school de sociale cohesie versterkt zien worden. Het is dus niet alleen maar een symptoom voor een onderliggend probleem. Het is iets veel breders, namelijk dat je zorgt dat de concentratie en het leervermogen omhooggaan, terwijl ook het pesten hierdoor afneemt op scholen. Er zit dus heel veel meer achter dit programma. Een van de problemen is natuurlijk dat als je het nu vooruit gaat schuiven naar het volgende kabinet, heel veel scholen niet weten of ze hierop kunnen intekenen. We zien nu al dat scholen dat daarom niet doen en dat daardoor 90.000 kinderen die tot de doelgroep behoren, hier nog niet aan kunnen deelnemen. Dus wij kunnen vandaag toch als Kamer met elkaar besluiten dat we deze opdracht aan het nieuwe kabinet geven?

De heer Van Hijum (NSC):
Maar volgens mij heb ik niks anders betoogd. Alleen, de heren Dassen en Sneller willen van mij horen dat we dat nu in de begroting gaan regelen. Ik zeg: ik zie de middelen daarvoor, 169 miljoen, niet een-twee-drie op tafel liggen. En twee. Als je die ál hebt, is de vraag hoe je de armoede in de komende jaren echt op een goede structurele manier terugdringt ook nog onderdeel van een bredere discussie over allerlei maatregelen die je moet treffen. Want nogmaals, de heer Van der Lee wees terecht op de rol die het kindgebonden budget zou kunnen vervullen. Hij doet dat voor 2024, maar ik denk dat dat ook voor de komende jaren een belangrijk instrument is om ouders met kinderen meer middelen te geven om dat bestaansminimum te halen. Dus hoe je het ook wendt of keert — het is niet leuk — we hebben beperkte middelen bij het maken van keuzes. Daarbij wil ik de regering de ruimte geven om een goeie mix van maatregelen te treffen.

De heer Dassen (Volt):
Maar we zien dat de resultaten van de twee jaar dat we dit nu doen, ontzettend goed zijn. De WUR heeft hier onderzoek gedaan. Zij zeggen dat de concentratie op scholen verbetert, dat de leerprestaties van kinderen verbetert, dat ze leren omgaan met gezonde voeding, dat de sociale cohesie in de klas verbetert. Kortom, het zijn alleen maar win-win-winsituaties. Het haalt ook heel veel stress bij ouders weg, omdat ze weten dat hun kind op school te eten krijgt. Dat is dus ook een winsituatie. En het haalt uiteindelijk ook de zorg weg in de trant van: kan ik m'n kind voldoende gezond eten meegeven om te zorgen dat hij op school vooruitkomt?

Maar ik ben dus een beetje zoekende naar of dit programma straks überhaupt wel doorgaat. Ik hoor dat eigenlijk niet van de heer Van Hijum. Ik hoor hem nu eigenlijk zeggen: ik weet het niet, ik weet niet of dit programma doorgaat en of we straks die 350.000 kinderen die hier nu gebruik van maken nog op deze manier met een gezonde maaltijd op school kunnen voeden. Dat vind ik zorgwekkend, want dan zeg je eigenlijk: "Er is heel veel onzekerheid, dus we moeten maar kijken wat het nieuwe kabinet gaat doen." In plaats daarvan kan je ook zeggen: "We hebben hier een succesvol programma. Dat loopt nu twee jaar. De resultaten daarvan zijn boven verwachting goed en iedereen die eraan deelneemt, alle scholen, zeggen: laat het alsjeblieft doorgaan." Dan zou je toch verwachten dat wij hier vandaag als Tweede Kamer de opdracht aan de nieuwe regering geven dat dit programma daar onderdeel van moet zijn?

De heer Van Hijum (NSC):
Ik heb volgens mij duidelijk aangegeven dat dit programma grote en warme sympathie heeft van mijn fractie, en dat wij zullen kijken hoe we de komende periode om kunnen gaan met de successen die de heer Dassen noemt en hoe we die een plek kunnen geven in het nieuwe beleid. Maar als hij nu aan mijn vraagt of ik 169 miljoen heb en of ik kan veiligstellen dat dat hele programma integraal doorgaat, is mijn antwoord nee. Ik vind dat ik daar eerlijk over moet zijn. Ik vind ook — de heer Van Dijck heeft daar wel terecht op gewezen — dat er in het hoofdlijnakkoord echt ruimte zit om met een goed pakket aan maatregelen te komen. Een nieuwe minister, een nieuwe regering moet ook even de ruimte krijgen om met maatschappelijke organisaties tot een goed pakket te komen. Dat is toch ook niet zo'n groot drama? We hebben het over de komende maanden.

De heer Dijk (SP):
Het is heel bijzonder om naar dit debat te kijken en luisteren. Aan de ene kant mag het minimumloon namelijk per se niet worden verhoogd omdat het allemaal heel moeilijk en ingewikkeld is, en aan de andere kant is er een soort — ik excuseer me voor mijn taalgebruik — sneue maatregel nodig om ervoor te zorgen dat kinderen die thuis geen eten krijgen, wel eten krijgen op school, waar heel moeilijk steun voor te krijgen is in deze Kamer en bij een partij die campagne heeft gevoerd op bestaanszekerheid. Daar gaat mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat wel over goed bestuur en bestaanszekerheid. Ik stelde 'm net eigenlijk ook aan de heer Van Dijck van de PVV. De vraag gaat over dat Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Als het gaat over het bestrijden van kansenongelijkheid en over goed bestuur, kan ik mij haast niet voorstellen dat de heer Van Hijum zegt: nou, laten we dat maar steeds incidenteel betalen en vooral niet structureel regelen voor de komende tien, vijftien, twintig jaar. Want dat is wat nodig is bij deze gebieden die echt achterstand hebben opgelopen. Ik vraag dus ook hier: waar is de ruimte bij Nieuw Sociaal Contract om tot plannen te komen en om vanuit de Kamer aan een mogelijk nieuw kabinet minimaal het voorstel te doen om de middelen voor de komende tien, vijftien jaar structureel te verzorgen? Dan kunnen die gemeenten daar namelijk mee verder, in plaats van dat we hetzelfde krijgen als bij de vogelaarwijken, waarbij er een tijdje wat geld heen gaat en dat vervolgens weer weg is, waarna de wijken weer dalen in alle lijstjes als het gaat om sociaal-economische status.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik denk dat ook met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid in heel veel gemeenten en wijken hele goede ervaringen zijn opgedaan. We hebben in het hoofdlijnenakkoord ook opgeschreven dat we die successen, die aanpak willen borgen en voortzetten. Ik kan de heer Dijk niet zeggen hoeveel structureel geld daarbij zit, als hij dat vraagt. Ik moet hem erop wijzen dat die financiering natuurlijk ook in de huidige aanpak een optelsom is van subsidies uit verschillende departementen, zoals Onderwijs, Cultuur, Binnenlandse Zaken en VWS. Al die verschillende potjes met verschillende termijnen en verschillende verantwoordingsmechanismes zijn overigens ook een van de grote ergernissen op lokaal niveau. Ik stel mij dus voor dat de nieuwe regering zegt: ik moet door met die aanpak; kan ik middelen op een slimme manier bundelen en die aanpak handen en voeten geven? Ik hoop oprecht dat de nieuwe regering op die manier met dit vraagstuk aan de slag gaat, maar ik kan daar op dit moment nog geen bedrag aan koppelen als de heer Dijk dat van mij vraagt.

De voorzitter:
Heel mooi. U continueert en rondt af.

De heer Van Hijum (NSC):
Voorzitter. Ik ben er eigenlijk al een beetje op ingegaan, maar ik wil toch nogmaals benadrukken dat de armoedecijfers onder personen, waaronder kinderen, bij ongewijzigd beleid, dus in het basispad, aanzienlijk zouden oplopen vanaf 2025, en dat die cijfers door het hoofdlijnenakkoord afnemen. Niettemin — een aantal collega's heeft daarop gewezen — dreigt de armoede onder kinderen op te lopen ten opzichte van het niveau in 2024. Het herstellen van de bestaanszekerheid is voor de NSC-fractie een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste reden om deze politieke samenwerking een kans te willen geven.

Te veel mensen kunnen namelijk niet rondkomen en niet fatsoenlijk in de samenleving participeren. Dat gaat om meer dan koopkracht: dat gaat om kansengelijkheid in het onderwijs, om basisvaardigheden, om het terugdringen van de enorme gezondheidsverschillen tussen groepen en wijken, waar de heer Dijk net ook op wees, om de zekerheid van een betaalbare woning, een vaste baan, een vast inkomen en enige sociale bescherming bij dat inkomen, en om de zorgkosten en de stapeling daarvan. Ons streven is om armoede te voorkomen en in elk geval niet te laten toenemen ten opzichte van 2024. Zo staat het ook in het hoofdlijnenakkoord. Mijn fractie wil de regering de ruimte geven om met een regeerprogramma een effectieve aanpak uit te werken. Wij gaan ervan uit dat hierbij de dialoog met maatschappelijke organisaties en initiatieven wordt gezocht, zoals bij het Programma Schoolmaaltijden. Wij vertrouwen erop dat deze aanpak ons dit najaar gaat overtuigen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Inge van Dijk, van het CDA. We hebben nog drie kwartier zuivere spreektijd te gaan. Dat zou betekenen dat we rond 19.30 uur aan het diner kunnen beginnen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Het voelt toch ook wel dubbel om hier te staan. We hebben het namelijk over begrotingsbijstellingen vanuit het diep, diep demissionaire kabinet over het lopende jaar, maar weten tegelijkertijd dat er van alles gaat veranderen zodra er over een paar weken een nieuw kabinet zit. Met deze minister kijken we dus vooral naar de bijstellingen voor 2024. Voor 2025 en verder gaan we, na uitwerking van het regeerakkoord, met het nieuwe kabinet in gesprek. Op hoofdlijnen weten we natuurlijk al wat ze van plan zijn. In een heel aantal punten kunnen we ons prima vinden. Maar zowel een langetermijnvisie als een samenlevingsvisie ontbreekt. Daar slaat de nieuwe coalitie de plank mis. Dat zie je ook terug in de plannen. Dat gaat een hele zware wissel trekken op onze samenleving.

Voorzitter. Twee voorstellen en twee voorbeelden. Ik begin toch ook maar met een beetje gejammer over onze economie, wilde ik tegen de heer Van der Lee zeggen. Die groeit namelijk gematigd, met 1,1% in 2024 volgens het CPB, maar schattingen van DNB, de Europese Commissie, OESO en het IMF liggen eerder tussen 0,3% en 0,7%. De groei is overigens vooral te danken aan overheidsbestedingen en een hogere consumptie van huishoudens, terwijl wij liever een economie zien die zichzelf kan tillen. We weten namelijk dat economische groei naar de toekomst toe broodnodig is om stijgende kosten voor onze samenleving te kunnen blijven dragen. Het CDA maakt zich daarom zorgen over het ontbreken van een visie van de nieuwe coalitie op ons toekomstig verdienvermogen. Voor welke economie gaan we kiezen? Hoe gaan we de arbeidsproductiviteit verhogen? Hoe versterken we onze strategische autonomie? De Rabobank heeft becijferd dat bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord op het terrein van innovatie en onderwijs misschien op korte termijn 12,6 miljard opleveren, maar de samenleving de komende vijftien jaar minimaal 27 miljard gaan kosten. Dat is een conservatieve schatting.

Voorzitter. De nieuwe coalitie schrapt het groeifonds. Wij willen met een amendement proberen een stukje hiervan veilig te stellen voor de toekomst. We moeten namelijk blijven investeren om te kunnen innoveren, zeker daar waar de grootste kansen voor ons toekomstig verdienvermogen liggen. Ik heb het over de tien sleuteltechnologieën die zijn uitgewerkt in de Nationale Technologiestrategie. Denk aan chiptechnologie, waar onze regio's Brainport, Twente en Flevoland sterk in zijn, biotechclusters rond Leiden en Utrecht, en mechatronica waar bijvoorbeeld Foodvalley sterk is. Deze strategie is echt een belangrijke stap van de minister van EZK en een deel van het antwoord op de vraag: wat voor economie willen we zijn? Zij is alleen nog niet toegekomen aan de concrete uitwerking en het beschikbaar stellen van middelen. Laten we deze stappen dus nu wel zetten. Dit is ook waar de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie al in 2020 voor pleitte: geef richting aan investeringen in sleuteltechnologieën en maak hier ook budget voor beschikbaar. Ons voorstel is een impuls van 100 miljoen voor de uitvoering van deze strategie, zodat samen met bedrijven, overheidsinstellingen en decentrale overheden aan de investeringsagenda kan worden gewerkt, voor de versterking van het ecosysteem rondom die sleuteltechnologieën.

Dan ons tweede punt. Het CDA wil een samenleving met een sterk maatschappelijk middenveld — minder "ik", meer "wij" — waarbij de behaalde winst 100% maatschappelijke winst is, waar iedereen in Nederland in gelijke mate van kan profiteren. Wij moeten met elkaar, samenleving en politiek, van overheid-markt-samenleving de omslag terug maken naar samenleving-overheid-markt. Mijn samenlevings- en verenigingshart huilt als ik kijk naar de gevolgen van de plannen van de nieuwe coalitie voor het maatschappelijk middenveld, die echt het tegenovergestelde inhouden. Er wordt bezuinigd op de giftenaftrek, waarmee geefgedrag wordt gedemotiveerd. Het Nederlandse geefgedrag is van oudsher sterk, maar we moeten het niet als vanzelfsprekend nemen dat mensen tijd, geld en andere middelen geven voor anderen.

De maatschappelijke diensttijd wordt afgeschaft, terwijl juist veel verenigingen en maatschappelijke organisaties op lokaal niveau hiervan gebruikmaken om vrijwilligersbeleid te stimuleren.

De kansspelbelasting wordt drastisch verhoogd. Daar liggen wij niet wakker van als het om risicovol gokken gaat, maar het raakt ook de maatschappelijke afdracht van goededoelenloterijen aan verenigingen en stichtingen. Mijn vraag aan de minister is dan ook: hoe staat het met de uitvoering van mijn motie om te onderzoeken of wij binnen de kansspelbelastingen kunnen differentiëren?

Subsidies worden structureel gekort met 2 miljard, waardoor een heleboel belangrijke maatschappelijke initiatieven financiering mislopen. Denk aan het Leger des Heils, het Ouderenfonds, voedselbanken en sportprogramma's. De SPUK-uitkeringen worden met 10% verlaagd, waardoor er minder geld voor gemeentes overblijft voor bijvoorbeeld het Sportakkoord, buurtsportcoaches en het Gezond en Actief Leven Akkoord.

De Belgische psychiater Dirk De Wachter zegt: de hel, dat is het ontbreken van de anderen. Juist de anderen hebben we nodig. Steun van maatschappelijke verbanden is daarom onmisbaar voor een vitale en weerbare samenleving en onmisbaar voor het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen als bewegingsarmoede, eenzaamheid en stijgende zorgvraag. In dat kader willen wij voor 2024 met SP en GroenLinks-PvdA het voorstel doen om onze sportverenigingen te helpen met hun verduurzamingsopgave, want het potje voor de BOSA was in maart al leeg. Het voorstel van het demissionaire kabinet om 22 miljoen uit de komende jaren naar 2024 te halen, is bijna een belediging van onze vrijwilligers. We hebben daarom een amendement ingediend om voor het jaar 2024 80 miljoen extra voor de BOSA naar voren te halen uit het Klimaatfonds en om te onderzoeken wat er de komende jaren aan structurele financiering nodig is voor onze sportinfrastructuur.

Voorzitter. Ik begon ermee en ik eindig ermee: het ontbreekt zowel aan een langetermijnvisie als aan een samenlevingsvisie, terwijl we weten dat juist de brede welvaart van toekomstige generaties onder druk staat. Ook de Raad van State stelt dat de focus op brede welvaart kan helpen bij toekomstgericht begroten. Wij ondersteunen dan ook zijn advies om de eerste miljoenennota van het komende kabinet te benutten voor een startnota brede welvaart met daarin een analyse van de toekomstige Nederlandse economie, de sociale, economische en financiële structuur, gekoppeld aan de doelen uit het regeerakkoord. Dan kunnen integraal afgewogen politieke prioriteiten worden benoemd, met daaraan gekoppelde doelen die vervolgens jaarlijks in de begrotingsstukken kunnen worden gemonitord. Hopelijk delen mijn collega's van VVD, NSC, PVV en BBB dit enthousiasme.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Vermeer namens de BBB.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Voor ons ligt de Voorjaarsnota en de minister spreekt van een "beleidsarme Voorjaarsnota die wordt gekenmerkt door terughoudendheid". Toch zijn er ook toonaangevende ontwikkelingen, zoals enkele lastenverzwaringen en de extra hulp aan Oekraïne. We hadden vorige week het debat over de verantwoordingsstukken, een debat waarin duidelijk werd hoe een grote overheid met vaak complexe regelingen er niet altijd in slaagt om met extra geld dingen voor elkaar te krijgen. Ik hoop dat dat komend jaar beter gaat en dat er meer aandacht zal zijn voor thema's als uitvoerbaarheid en het vertrouwen van de burger in de overheid.

Voorzitter. Ik wil beginnen met vermogensongelijkheid van huishoudens. Het CBS merkt op dat het totale vermogen van huishoudens is gestegen en de vermogensongelijkheid al jaren aan het afnemen is en opnieuw is afgenomen tussen 2021 en 2022. Hoe rijmt de minister deze rapportage met vaak alarmistische geluiden, ook hier in de Kamer, dat topvermogens zich verrijken ten koste van lage inkomens en dat de ongelijkheid sterk zou toenemen? Hoe kijkt de minister daarnaar? Of de staatssecretaris, want ik zie ze al seinen naar elkaar. De minister wil ervan af, geloof ik.

Voorzitter. De verzwaringen in de energiebelasting en het verlagen van de mkb-winstvrijstelling zijn ook onderdeel van deze nota. Dat vindt BBB niet juist. Bedrijven zijn essentieel voor Nederland en daarom hebben we ook in het hoofdlijnenakkoord opgenomen om een aantal ingestelde lastenverzwaringen zo veel mogelijk terug te draaien. Ik noem daarbij expliciet de verhoging van box 2- en box 3-tarieven en de inkoopfaciliteit eigen aandelen, en de heer Heinen maakte de lijst compleet. Wat box 3 betreft wil BBB een eerlijke belastingheffing, namelijk een belasting op daadwerkelijk genoten rendement. Van virtuele rendementen kun je geen belasting betalen.

De afdrachten aan Brussel gaan de komende jaren flink stijgen. De huidige post internationale samenwerking, waar ook die EU-afdrachten onder vallen, kent een stijging van 11 miljard in 2024 naar 23 miljard in 2029. De minister schrijft in zijn beantwoording op feitelijke vragen dat de zogenaamde hogere bni-afdrachten na 2027 te maken hebben met de verwachte omvang van de economie in die periode. Die bni-afdracht is in 2029 echter zo'n 9 miljard euro en in 2024, onder meer door kortingen, nog 3 miljard. Welke economische verwachtingen koppelt de minister hieraan voor 2029? En liggen we wat hem betreft op koers?

De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb een vraag over box 3. De BBB geeft aan dat er een aantal maatregelen worden teruggedraaid en dat dat goed is. In die box 3-verhoging gaan ze nu, als ik het goed heb berekend, 100 miljoen stoppen, maar om die verhoging terug te draaien, is er 324 miljoen nodig. Waar komt dat andere geld dan vandaan?

De heer Vermeer (BBB):
Daarom zei ik ook dat wij proberen om een aantal van die maatregelen zo veel mogelijk terug te draaien. Er staat niet: geheel terug te draaien. We hadden liever meer gedaan, maar we hadden nog wat andere gaten te repareren die we op ons bordje kregen.

De voorzitter:
Op uw potje?

De heer Vermeer (BBB):
Op ons bordje. Je gaat op het potje en je krijgt dingen op je bordje.

De voorzitter:
Dat is Veluws, roept mevrouw Van der Plas.

De heer Vermeer (BBB):
Botje? Het is geen botje, maar een bordje.

De voorzitter:
U continueert.

De heer Vermeer (BBB):
Dan de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit, afgekort HVF. Het is een fonds dat is opgericht na de coronacrisis met gemeenschappelijke schulden om lidmaten, pardon, lidstaten … Mevrouw Van der Plas brengt mij ernstig in de war.

De voorzitter:
U wordt nerveus van mevrouw Van der Plas. Dat snap ik ook wel een beetje.

De heer Vermeer (BBB):
Dat krijg je als de fractievoorzitter erbij zit. Voor je het weet, heb je een slecht rapport. Het is dus een fonds dat is opgericht na de coronacrisis met gemeenschappelijke schulden om lidstaten te versterken in hun economisch herstel en de verduurzaming. Er is een aannemelijk risico dat Nederland minder geld uit dit fonds ontvangt dan eerder verwacht. BBB vindt deze situatie problematisch. Door het vastleggen van ingrijpende voorwaarden, die niet eenvoudig te wijzigen zijn en die qua uitvoering en politieke haalbaarheid omstreden zijn, schieten we onszelf financieel in de voet en worden we opgezadeld met een extra begrotingsopgave. Kan de minister daarop reflecteren? Ziet de minister ook dat het kabinet wellicht fouten gemaakt heeft in het proces? Wat is de kosten-batenanalyse om de door het kabinet gedane toezeggingen wel of niet uit te voeren? Is de les volgens de minister dat we, als we ooit weer dit soort afspraken maken, dan beter moeten nadenken over de gevolgen en ons niet zomaar voor meerdere jaren moeten vastzetten in een sterk veranderende omgeving?

In de Voorjaarsnota kiest het kabinet voor stevige steun voor Oekraïne. Dat steunt BBB, maar de strategie in het uitgeven van die steun vindt BBB kortzichtig. Oekraïne ziet zich geconfronteerd met grote materiële tekorten, terwijl ook de westerse bondgenoten aan industriële capaciteit tekortschieten om aan deze behoefte te voldoen. Momenteel wordt er op Tsjechisch initiatief in alle uithoeken van de wereld gezocht naar munitie. Het is noodzakelijk, maar wel een zwaktebod. Nederland wil Oekraïne op langere termijn steunen. De beste manier om dat te bewerkstelligen is wat BBB betreft een industriële basis in Nederland opbouwen van waaruit wij kunnen blijven ondersteunen, niet alleen nu, maar ook in de toekomst. Er zijn verschillende initiatieven in Nederland om de productie van klein kaliber munitie, materieel en drones tot stand te brengen of uit te breiden, maar deze initiatieven zien zich geconfronteerd met een gebrek aan orders en kapitaal. Daarom wil BBB in de tweede termijn een voorstel indienen om een deel van de te verstrekken steungelden beschikbaar te stellen voor het opstarten en uitbreiden van productielijnen voor munitie, voertuigen, drones en ander materieel in Nederland, bijvoorbeeld via afnamegaranties. Dat heeft als positieve consequentie dat wij onze defensie-industrie versterken, en niet alleen om Oekraïne te steunen. Een bijkomend voordeel is dat we onze eigen industriële basis versterken, wat Nederland veiliger maakt in de toenemende onrust.

Voorzitter, ik rond af. Hiermee zorgen we ervoor dat niet al ons steungeld wegvloeit naar het buitenland. We volgen hiermee een Amerikaanse strategie die een positieve weerslag heeft op onze economie en die het draagvlak in en de weerbaarheid van onze samenleving versterkt.

De voorzitter:
Er is een korte vraag van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Prima punt, maar mijn vraag gaat over iets anders. Ik zal niet beginnen over de giftaftrek, het nabuurschap bij de BBB en hoe ze deze maatregel dan voor haar kap kan nemen. Mijn vraag is anders. Aan het begin van de budgettaire bijlage staat: "Voor de budgettaire verwerking van het hoofdlijnenakkoord zijn alle bedragen in de tabellen leidend." Mijn grote vraag aan BBB is hoe BBB de relatie ziet tussen de teksten uit het hoofdlijnenakkoord en mooie voornemens, bijvoorbeeld om in de Nedersaksenlijn te investeren, om in de Lelylijn te investeren, om alle zeventien on hold gezette projecten bij IenW op het gebied van wegen en spoor door te zetten, wat een investering van minimaal 4 miljard en maximaal misschien wel 8 miljard vergt, of om meer te investeren in bussen in de regio, terwijl er in de budgettaire bijlage nul komma nul staat, echt helemaal niks. Ik kan het ook nog hebben over het ministerie van LNV, dat eigenlijk te weinig geld heeft om structureel te blijven functioneren. Ik ben dus op zoek naar de verhouding tussen die teksten en de tabellen, waarin vaak nul staat.

De heer Vermeer (BBB):
Allereerst: de heer Grinwis maakt hier een terecht punt. Hij citeert goed uit het hoofdlijnenakkoord. De reden dat deze tekst er staat, is om duidelijk te maken wat er prefereert mocht er in het proces van de formatie en het tot een akkoord komen een verschil zitten tussen wat er in de tekst staat en wat er in de financiële plaat staat. In dit geval prefereert de financiële plaat. Dat betekent dat zaken die niet als aparte posten in die financiële plaat benoemd zijn, ergens uit het basispad zullen moeten komen. Daarvoor moeten dus keuzes gemaakt worden binnen de basis die er al ligt en binnen de budgetten van de ministeries. Of er moet de komende jaren extra geld voor binnengehaald of gevonden worden.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan had het hoofdlijnenakkoord toch de helft dunner kunnen zijn? Dertien kantjes was dan dik zat geweest. Neem bijvoorbeeld alleen al de on hold gezette projecten bij IenW, Infrastructuur en Waterstaat. Waarom zijn die on hold gezet? Dat is gedaan omdat er meer budget nodig was voor beheer en onderhoud. Nog steeds is de beheer- en onderhoudsopgave van onze wegen, bruggen, kunstwerken en sluizen niet structureel gedekt. Daar is dus nog steeds een opgave, ondanks al het geld dat daar de afgelopen jaren in gestopt is. Als je toch iets nieuws wil aanleggen, bijvoorbeeld de Nedersaksenlijn, die BBB en de ChristenUnie allebei heel graag willen, of als je on hold gezette projecten wil doorzetten, dan had daar toch extra geld voor bij elkaar gesprokkeld moeten worden? Nu komt het toch een beetje over als een gratuite wens, als iets wat je eigenlijk heel graag wil, maar toch net niet belangrijk genoeg vindt om er geld voor bij te leggen. Dan moet de nieuwe minister het maar uitzoeken, terwijl Mark Harbers al hemel en aarde heeft moeten bewegen om zijn beheer- en onderhoudsopgave te financieren en heel veel projecten on hold heeft moeten zetten.

De heer Vermeer (BBB):
De nieuwe minister moet dat niet uitzoeken, maar het nieuwe kabinet moet naar wegen zoeken om dit mogelijk te maken. De titel van het akkoord is niet voor niets Hoop, lef en trots. Als we wat meer lef tonen door wél een aantal van die ambities erin te zetten en als Nederland weer trots kan zijn op zijn ondernemers en alles wat hier gebeurt, dan hebben wij het vertrouwen en de hoop dat er de komende jaren extra geld verdiend kan worden, zodat we ook deze plannen mogelijk kunnen maken.

De voorzitter:
Prima. De volgende spreker is de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie. Hij is door zijn interrupties heen, maar met heel veel plezier en liefde verwelkom ik hem aan het spreekgestoelte. Het woord is aan de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wilde nog zeggen: ik help het u hopen. Maar ik ben bang dat hoop uitgestelde teleurstelling wordt.

Voorzitter. Een debat over de Voorjaarsnota, een suppletoire begroting en een doorkijkje naar 2025 en verder is geen dorre boekhoudkundige uitwisseling van cijfers, maar een zeer ideologisch beladen debat. Zeg me waar je op bezuinigt, waar je in investeert en wat je belast en wat niet, en ik zal zeggen wat voor jou echt telt. Uit de plannen van de nieuwe coalitie wordt duidelijk voor hen echt telt. Dat is bepaald niet onze samenleving. Als ik het over plannen heb, doel ik op de belangrijke budgettaire bijlage met grote repercussies in 2025. De kracht van de samenleving, het omzien naar elkaar, het zich inzetten voor de ander, het geven aan de ander: het lijkt totaal niet in tel. De maatschappelijke diensttijd, waarbij jongeren van allerlei pluimage leren om zich in te zetten voor de ander, was met een onsje minder dan de huidige 200 miljoen euro prima voort te zetten, maar wordt rücksichtslos met één pennenstreek geschrapt. Gemeenten moeten zich met minder geld zien te redden. Op subsidies wordt 1 miljard per jaar structureel bezuinigd. En ontwikkelingssamenwerking is helemaal niet meer in tel, met een min van 2,4 miljard.

Dan denk je alles gehad te hebben, maar als klap op de vuurpijl straffen PVV, VVD, NSC en BBB ook nog eens het geven van giften aan goede doelen en kerken af, door de giftenaftrek extreem uit te kleden, want dat is de bezuiniging van 250 miljoen op deze regeling. Dat is toch bizar? Dan sta je als nieuwe coalitie toch met je rug naar de samenleving? Blijkbaar liever ruim baan voor het individualisme, voor 130 en voor het dikke ik, en de fik in het initiatief van onderop, terwijl de samenleving daar juist tot bloei komt.

Voorzitter. Begroten is niet louter boekhouden, maar met visie kiezen voor wat echt van waarde is. Dat is een bloeiende samenleving, die wordt gevormd door burgers en ondernemers die eigener beweging in de benen komen voor elkaar, voor de medemens in nood, voor de gemeenschap. De giftenaftrek is daarbij slechts een kleine stimulans om dat fiscaal niet in de weg te staan maar te waarderen. Het zwaar beperken daarvan is het miskennen van waar samenleven begint. Bovendien is een schot in de eigen overheidsvoet, vanwege alle gaten die gaan vallen in onze samenleving. Daarom de oproep van veel bedrijven, maatschappelijke organisaties en de ChristenUnie aan de nieuwe coalitie en het aanstaande kabinet: keer terug op uw schreden. Daarom overhandig ik u met enthousiasme en zorg de petitie van reddegiftenaftrek.nl, binnen 24 uur meer dan 10.000 getekend. Ik heb een groot exemplaar voor de bewindspersonen en voor de voorzitter, en een aantal kleinere voor al mijn collega's.

De voorzitter:
Prima. Ik zal het in ontvangst nemen en distribueren.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel.

De heer Flach (SGP):
Complimenten voor dit initiatief en voor de brede coalitie die zich hierachter schaart. Als SGP en ChristenUnie delen we de weerstand tegen deze voorgenomen maatregel. Mijn vraag aan de heer Grinwis is welke consequenties hij hieraan gaat verbinden. Dit zal in het Belastingplan een uitwerking krijgen. U mag best weten dat wij als SGP serieus overwegen om tegen het Belastingplan te stemmen, als deze maatregel daarin terechtkomt. Dat is iets wat nog moet blijken, maar ik vraag aan u of u diezelfde stap wilt zetten.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Bij deze sombere maatregel vind ik dit een verheugende interruptie, dus dank aan de heer Flach. De ChristenUnie deelt het helemaal met de SGP. Als deze maatregel, die echt een klap is in het gezicht van de samenleving, daadwerkelijk in het grote Belastingplan belandt, is de ChristenUniefractie genoodzaakt om tegen dat hele Belastingplan te stemmen. Wij gaan het niet meemaken dat op deze manier de samenleving in de kou wordt gezet, temeer omdat er zo veel bezuinigd wordt aan de uitgavenkant. Ik kan daar best in komen. Je kunt altijd discussiëren over of er een grammetje meer of minder moet zijn. Maar hiermee wordt geven bemoeilijkt en minder aantrekkelijk gemaakt en laat je gaten vallen in de samenleving, terwijl samenleven onderop begint, bij burgers en ondernemers. Dat deelt de SGP met de ChristenUnie, en volgens mij delen meer partijen dat hier. Wij gaan dat niet zomaar mogelijk maken. Ik denk dat we tot een aardige stapel zetels kunnen komen om niet alleen hier maar ook aan de overkant een vuist te maken en te proberen deze maatregel terug te draaien.

De voorzitter:
U continueert.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan de Voorjaarsnota van het kabinet, met om te beginnen een compliment aan het adres van de minister van de Financiën voor de inhoud, leesbaarheid en navolgbaarheid. Deze Voorjaarsnota is niet alleen een mooie gelegenheid om vooruit te kijken, maar ook om terug te kijken op de periode van ruim twee jaar die verstreken is sinds het kabinet aantrad. Het kabinet begon met ambitieuze plannen, die voor een deel niet en voor een groot deel wel zijn waargemaakt. Ik denk bijvoorbeeld aan de strijd tegen kinderarmoede. Het kabinet was echt onderweg om die te halveren. Ik denk ook aan de grote investeringen in veiligheid en in ons leger, of aan de boost voor de energietransitie. Ik hoop dat de nieuwe coalitie met gepaste trots doorgaat op dat ingeslagen pad en de ingezette beweging met lef voortzet. Dat betekent dus dat er een schepje boven op het hoofdlijnenakkoord moet.

Voorzitter. Wat mij opviel, is het forse gat tussen de raming van het begrotingstekort van de minister in de Voorjaarsnota en de raming van het CPB, ondanks de methode van realistisch ramen. Hoe kijkt de minister aan tegen deze verschillen?

Voorzitter. Het volgende moet me wel van het hart. De regering springt veel te vrij om met de per amendement gegeven opdrachten van de Kamer. Dat kan toch niet? Dat moet toch in orde worden gemaakt door het kabinet? Graag een reactie en hopelijk een toezegging. Zo heb ik met oud-collega Nijboer het vuur uit de sloffen gelopen voor de doorbouwgarantie en daar uiteindelijk 175 miljoen voor weten los te krijgen met de Kamer. Nu wordt er een greep uit de kas gedaan à 22 miljoen om ASML te helpen. Waarom deze dekking? Per amendement is vijf jaar lang 20 miljoen euro, dus in totaal 100 miljoen euro, uitgetrokken voor inflatiecorrectie op het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Maar wat schetst mijn verbazing? Het kabinet trekt alleen voor dit jaar 20 miljoen uit.

Dan het spoorknelpunt bij Meppel. Ook afgelopen weekend reden er weer urenlang geen treinen van en naar Noord-Nederland. De Kamer regelde 40 miljoen om dit knooppunt aan te pakken vanuit een meevaller uit de coronagelden voor ov-bedrijven, maar nu krijgt het Noorden alsnog een sigaar uit eigen doos, want knooppunt Meppel wordt gedekt uit de indexatie voor de Lelylijn, een lijn die de nieuwe coalitie gelukkig gewoon wil aanleggen, evenals de Nedersaksenlijn, maar waar dus geen euro extra voor wordt uitgetrokken.

Voorzitter. Over de uitvoering van moties kun je misschien nog twisten, maar over amendementen niet. Die hebben de vakministers gewoon uit te voeren. Spreekt de minister van Financiën zijn collega's hierop aan en wordt dit alsnog in orde gemaakt?

Ten slotte, voorzitter. Waarom is de motie over het structureel doortrekken van de Jettengelden slechts incidenteel uitgevoerd en niet structureel? En waarom is de CO2-heffing verhoogd zonder hardheidsclausule voor bedrijven die wel willen verduurzamen maar dat niet kunnen door de netcongestie? Zomaar wat vragen over de Voorjaarsnota die voorligt en de suppletoire begrotingen.

Daarmee besluit ik mijn bijdrage. Ik zie uit naar de beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. We staan hier een beetje in een gekke situatie, met een oud kabinet dat er eigenlijk wel klaar mee is en een nieuw kabinet dat er nog niet zit. De plannen van het oude kabinet waren hier en daar al bedenkelijk. Zo is een minimumloonverhoging van 1,2% beter dan niks, maar naar de mening van de SP natuurlijk krankzinnig laag als je ziet hoe groot de ongelijkheid is. Tegelijkertijd worden er wel al miljarden aan steun voor Oekraïne toegezegd voor de komende jaren. Ik begrijp die steun, maar ik kan ook best begrijpen dat sommige partijen daar wat kritiek op hebben. Laat ik er nog eentje uit halen: een miljard voor het COA. Dat begrijpt de SP ook heel erg goed, want als je de asielketen zo erg in de soep hebt laten lopen, moet je inderdaad erg veel geld uitgeven om dat te repareren en peperdure noodopvang te financieren.

Aan de andere kant zien we dat er 1,7 miljard euro aan de regio Eindhoven wordt gegeven om chipfabrikant ASML te steunen. Daar kunnen we ons ook voor een deel in vinden. Maar ja, het is natuurlijk wel een beetje gek dat het tegelijkertijd heel moeilijk is om soms een paar miljoen voor andere sociale maatregelen voor elkaar te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan de gemeenten. Nog steeds heerst er totale onduidelijkheid over wat er na 2026 gaat gebeuren, terwijl we allemaal weten dat daar een gat zit van 2,4 miljard euro. Voor degenen die dat nog niet weten — daarmee richt ik mij ook even tot de nieuw gevormde coalitie — dat betekent dus ook keiharde bezuinigingen dicht bij mensen, op de zorg, op het onderwijs, op de begeleiding naar werk, op onderhoud, op beheer, in al die gemeenten die met deze tekorten te maken gaan krijgen.

Dan heb ik even een bruggetje naar de zorg waar ook — ik zei het net al in interrupties — miljarden aan bezuinigingen gepland staan. Miljarden! Als ik dat doorvoer naar het hoofdlijnenakkoord, gaan er nog een keer miljarden aan bezuinigingen in de zorg plaatsvinden. Ik las net een aantal verhalen voor van afgelopen zomer, ook in interrupties, uit ons meldpunt ouderenzorg. En bezuinigingen op de ouderenzorg. We kunnen dit boek weer gaan maken, want er wordt weer enorm veel bezuinigd op onze ouderenzorg. Het was niet de belofte van al die partijen die nu ook in een coalitie terechtkomen dat daarop bezuinigd zou gaan worden. De verhoging van het minimumloon met 1,2% van het oude kabinet wordt geschrapt. Ik kan een hele rits opnoemen: de tegemoetkoming arbeidsongeschikten wordt afgeschaft, de WW wordt verkort naar achttien maanden, er wordt bezuinigd op het onderwijs, studenten krijgen een langstudeerboete en wederom — ik zei het net — er wordt fors bezuinigd op de zorg.

Het gaat er al vaak over: hoe krijg je het voor mekaar om in een kabinet te stappen waarin de plannen betekenen dat de kinderarmoede omhoog gaat, terwijl hét thema van de verkiezingen onder aanvoering van Nieuw Sociaal Contract bestaanszekerheid was? Dat kan zo ongelofelijk veel beter. Ik zou hier een plan kunnen presenteren dat honderd keer beter is. Maar ik houd mezelf een beetje in. Ik heb een plan waarbij het vijf keer beter kan.

De heer Vermeer (BBB):
Misschien met het risico dat ik iets vraag wat de heer Dijk al in zijn bijdrage heeft staan, maar dan heeft hij extra spreektijd. De heer Dijk constateert dat de gemeenten straks 2,5 miljard minder te besteden hebben. Heeft hij een idee welke taken eventueel door gemeentes het beste teruggegeven zouden kunnen worden als dat zou betekenen dat ze iets niet kunnen doen? Welke taken hebben dan zijn voorkeur, waarvan gemeentes zouden kunnen zeggen "laten we daar dan maar mee stoppen"?

De heer Dijk (SP):
Ik zou niet weten met welke taken de gemeentes moeten stoppen. Ik denk dat de overgang van de jeugdzorg, de overgang van de thuiszorg of thuishulp, de overgang van de dagbesteding naar de gemeenten, al die budgetten die over de schutting werden gekieperd door de verschillende kabinetten-Rutte met forse bezuinigingen van 25% tot 35% geen goed idee waren. Alleen dat het dichter bij mensen georganiseerd wordt, is een prima idee. Maar dan moet je er niet zulke enorme budgetkortingen op gooien. Daarom zeg ik ook: als er nog een keer een slag overheen gaat van 2,5 miljard euro op die gemeenten; ga er maar aan staan! Als u met die speciale doeluitkeringen — ik ben even de exacte term kwijt, sorry — die specifieke uitkeringen voor gemeenten …

De heer Vermeer (BBB):
SPUKS.

De heer Dijk (SP):
Die SPUKS — ik wou de afkorting niet gebruiken. Als u die specifieke uitkeringen voor gemeenten een-op-een in het Gemeentefonds gaat gooien, dan weet ik welke gemeenten daar het slachtoffer van zijn. Dat zijn de gemeenten die daar de grootste noodzaak aan hebben, die daar het meeste gebruik van maken. Als je dat algemeen, een-op-een in het Gemeentefonds gaat verdelen, dan krijgen de allerrijkste gemeenten, die dat het minste nodig hebben, dat ook. Dat vind ik een hele slechte maatregel, die u heeft genomen.

De voorzitter:
Ja, prima. U continueert.

De heer Dijk (SP):
Het kan vijf keer beter door het minimumloon wel te verhogen. Dat is goed om de ongelijkheid te bestrijden. Als je kijkt naar de plannen van het hoofdlijnenakkoord, dan betekent dat dat de koopkracht van de armste mensen, de laagste inkomens, er €3,50 per maand op vooruitgaat en die van de aller-, aller-, allerrijksten €80. Goh! Dat is een gekke verdeling, hè? Misschien kunnen we dat omdraaien. Dus laten we ervoor zorgen dat we het minimumloon zo snel mogelijk gaan verhogen.

Ik heb net al iets over kinderarmoede gezegd. Ik heb een amendement van de heer Van der Lee gezien. Dat gaan we even goed bestuderen, want ik vind het een goed voorstel om daar in ieder geval iets aan te gaan doen. Ik vind het bizar dat partijen hier zeggen: we gaan even kijken waar het kabinet mee komt, want het kabinet moet nog plannen gaan maken. Híér worden beslissingen genomen, in dit parlement. U kan wel de mond vol hebben van een extraparlementair kabinet, maar echt, serieus, ga niet dat soort woorden gebruiken om vervolgens te gaan zeggen: wij wachten nog even af totdat er een Miljoenennota komt en een nieuw kabinet. Wat een ontzettend slappe hap! U bent volksvertegenwoordiger. Neem beslissingen. Zet ze aan het werk. Extraparlementairder zou het niet kunnen worden.

Voorzitter. Het kan zo ongelofelijk veel beter door studenten niet een langstudeerboete te gaan geven van €3.000 als ze een jaartje langer doen over hun studie. Ieder onderzoek wijst uit dat, als je dit soort maatregelen neemt, het de ongelijkheid vergroot en dat mensen uit lagere sociaal-economische klassen die knappe koppen hebben, stoppen met studeren of er niet eens aan beginnen. De doorstroom van mbo naar hbo naar universitair onderwijs stopt door dit soort maatregelen. Dat is kansenongelijkheid. U ontneemt die mensen een goede toekomst. U ontneemt ons het talent van die mensen, dat we nodig hebben om ons land op te bouwen.

Voorzitter. Ik zei al dat het een grof schandaal is dat dit hoofdlijnenakkoord nog een keer miljarden bezuinigt op de zorg, boven op deze Voorjaarsnota. Daarom hebben wij een amendement van mevrouw Dobbe, collega van de SP, natuurlijk, dat ervoor zorgt dat het in ieder geval een stuk verzacht wordt.

Tot slot. Ik heb er al een aantal keer aan gerefereerd in interrupties, maar het kan zo ongelofelijk veel beter. Wij hebben te veel buurten en wijken in ons land die achtergesteld zijn, waar te weinig in geïnvesteerd is en waar hier en daar, incidenteel, geld voor was. Daarvoor hebben we het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Dat gaat om 1,2 miljoen mensen in twintig gebieden. De heer Van Hijum zei net terecht dat dat geld versnipperd is over verschillende ministeries en dat het niet structureel is, terwijl dat wel nodig is. Het is goed bestuur om dat wel te doen. Ik zou de toekomstige coalitiepartijen — alstublieft — willen vragen: stop met je verschuilen achter een nog te vormen kabinet en zorg ervoor dat je nu richting meegeeft; de mensen vragen daarom.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ergin van DENK.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Volgens het Rode Kruis hebben 450.000 Nederlanders te maken met voedselnood. Een op de zeven Nederlanders staat op en denkt hopeloos na over wat ze op hun boterham kunnen smeren. Zij vragen zich af of er überhaupt brood op de plank ligt. Een op de zeven Nederlanders! En dat iedere dag opnieuw. Met dat gegeven in het achterhoofd leest deze Voorjaarsnota anders. Voor DENK leest die als onnodig tijdverlies om mensen uit de armoede te helpen. Want als we kijken naar de laatste doorrekening van het CPB, dan zien we dat de armoede in Nederland, ook onder kinderen, toeneemt door de huidige plannen van dit kabinet en als gevolg van het nieuwe coalitieakkoord. Dat zijn nog meer kinderen die in honger gaan opgroeien, nog meer kinderen die niet meer naar een leuk uitje kunnen gaan en nog meer kinderen die geen sport meer kunnen beoefenen.

Terwijl de kinderarmoede alsmaar toeneemt, hebben we sinds kort gratis schoolmaaltijden. Het is jammer dat het nodig is, maar het is goed dat we dat in dit land hebben geregeld. We waren daar ook blij mee. Maar het programma voor gratis schoolmaaltijden stopt aan het einde van dit jaar. Mijn vraag aan de minister is waarom hij zich op dit punt niet missionair voelde. We lezen een hele lijst aan punten waarop de regering zich nog wel missionair voelt. Maar op dit punt voelde u zich dat niet. Dit is een punt waarvan ik me goed zou kunnen voorstellen dat de Kamer had gezegd: dit is heel belangrijk, dus u bent daar missionair op. Waarom voelde u dat niet?

Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over het feit dat alles duurder wordt in Nederland. Als we vooruitblikken op het coalitieakkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB, dan zien we dat het nog duurder gaat worden. Er komt extra belasting op vliegen voor de hardwerkende Nederland die op een welverdiende vakantie wil gaan. Ik noem een belasting op plastic, waardoor een bakje friet nog duurder wordt. Even naar de sportschool is straks een dure grap vanwege extra btw op sport. De kosten voor de boodschappen, de huur en de energie zijn al torenhoog. En dat allemaal met een PVV — ik kijk naar een leeg vak, voorzitter — die Jan en alleman een mooier en goedkoper Nederland heeft voorgeschoteld. Nederlanders zouden meer in hun portemonnee houden. Het zijn niet de Nederlanders die op één staan, blijkt achteraf, maar het grootkapitaal, dat honderden miljoenen aan voordeel toegeschoven heeft gekregen. Niet de Nederlanders.

Voorzitter. Mijn volgende punt gaat over de toeslagenmisdaden. DENK maakt zich daar ernstige zorgen over. Nog vorige week stond het kabinet lijnrecht tegenover Stichting (Gelijk)waardig Herstel. Na jarenlang overheidswantrouwen en na jarenlang beleid waardoor tienduizenden ouders door de overheid door het slijk zijn gehaald, zijn vermorzeld door onrechtvaardigheid en discriminatie, zou het allemaal te veel kosten. En ja, het heeft te veel gekost: het kostte tienduizenden ouders hun eigenwaarde, het kostte duizenden families hun bestaan en het kostte honderden kinderen waardevolle en warme momenten met hun ouders. Eigenlijk heb ik één simpele vraag aan de minister, of eigenlijk aan de regering: wanneer gaat de methode-Laurentien, die op dit moment is gestopt, weer rollen en wanneer gaan we weer mensen helpen? Is het volgens de minister wel mogelijk om snel recht te doen aan toeslagenouders, maar tegelijkertijd te bezuinigen op het ambtelijk apparaat en de externe inhuur in te perken, zoals de nieuwe coalitie dat wil?

Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over de miljarden euro's die naar het buitenland gaan. Sinds het begin van de oorlog heeft Nederland 10 miljard euro uitgetrokken voor Oekraïne, en terecht. Het geld naar Oekraïne vloeit, maar tegelijkertijd zien we dat het huidige kabinet weigert om Palestijnen, die ondanks alle moordpartijen iets van hun leven proberen te maken, te helpen. We hebben nog geen week geleden gezien hoe het Israëlische leger bommen van meer dan 1.000 kilo afvuurde op tentenkampen. Hoe kinderen verkoold raakten door bommen. Hoe vluchtelingenkampen zijn verpulverd. Hoe zwak het optreden van de Nederlandse regering was, die eigenlijk reageerde met oneindig veel holle frasen en weinig daden. In de Voorjaarsnota lezen we dat er 4,4 miljard euro extra naar Oekraïne gaat, maar tegelijkertijd wil het kabinet nog steeds geen enkele cent extra geven aan de belangrijkste hulporganisatie in Palestina: de UNRWA. Ziet de regering écht niet dat vrouwen en kinderen doodgaan van de honger? Wat doen die vreselijke beelden, waarbij kinderen naarstig op zoek zijn naar druppels water uit grote watertanks, met de regering? Doet het deze regering echt helemaal niets? Ik rond af met de volgende vraag aan de minister: gaat de regering nog geld vrijmaken voor humanitaire hulp in Gaza?

Dank u wel.

De voorzitter:
De heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Dit kabinet is diep demissionair. Gezien de klok zit deze Kamer diep in een suikerdip, dus ik ga proberen u daar in vijf minuten doorheen te praten.

De Voorjaarsnota staat dit jaar in een bijzonder licht. Het kabinet is demissionair, zoals net al gezegd, en op korte termijn lijkt er een nieuw kabinet op het bordes te zullen staan. De nieuwe coalitie heeft al aangegeven dat sommige plannen uit deze Voorjaarsnota niet doorgaan. Toch is het goed om dit debat wel te voeren. Het gaat, ondanks de bijzondere tijden, over veel, heel veel, belastinggeld. In deze Voorjaarsnota wordt veel geld doorgeschoven naar latere jaren, omdat investeringen uitgesteld worden of omdat de uitvoering het simpelweg niet aankan. Het is terecht dat de minister dat geld doorschuift, maar tegelijk wringt het wel; het vertroebelt het financiële beeld. Op korte termijn verbeteren de overheidsfinanciën, maar in latere jaren verslechteren deze juist, terwijl de overheidsfinanciën er op de middellange termijn al minder rooskleurig voor staan. Ook kan het afbreuk doen aan een doelmatige en doeltreffende besteding van ons belastinggeld. Ik ben blij dat de minister hier in de Voorjaarsnota aandacht voor heeft, mede naar aanleiding van de motie van de heer Grinwis en mijzelf. Toch mis ik nog wel concrete stappen om de mate van onderuitputting te verminderen. Ik ben benieuwd of de minister hiervoor nog lessen kan delen en, zo ja, of hij die wil meegeven aan zijn opvolger. Voor degelijk financieel beleid is realistisch begroten van groot belang.

Voorzitter. Dan de inhoud van de Voorjaarsnota. Over een groot deel daarvan gaan we nog spreken bij de behandeling van het Belastingplan. Ik ben blij dat de nieuwe coalitie een aantal plannen wil terugdraaien, zoals het verhogen van de lasten voor ondernemers. Ook is het positief dat dit kabinet flink de portemonnee trekt voor ons vestigingsklimaat. Dat is de laatste jaren toch te veel versloft. Te vaak zijn ondernemers gebruikt als pinautomaat, terwijl het aanjagers van de economie zijn. De halfgeleidersector krijgt een stevige financiële impuls. Heel mooi. Deze sector moeten we in Nederland koesteren en behouden. De vraag die ik daar wel bij heb, is: op welke manier profiteren ketenpartners buiten Brainport van deze impuls en hoe worden ook andere bedrijven in de chipsector gesteund door het Rijk, zoals ASMI in Almere, Flevoland? We moeten beseffen dat Nederland op de wereldkaart gezien wordt als één regio. Door het wat te spreiden over het land hebben we ook een grotere toegang tot menselijk talent. De regio wat verder uitbreiden dan alleen Eindhoven kan in het belang zijn van Nederland als geheel.

Dan de vissers, voorzitter. Zoals gezegd maakt de SGP zich ook sterk voor ondernemers in de knel. Ik heb het al vaak gehad over de garnalenvissers in de Voordelta. Natuurcompensatie voor de Tweede Maasvlakte dreigt hun de das om te doen. Het zou natuurlijk het allerbeste zijn — daar hebben we ook in een breed gedragen motie op aangedrongen bij de minister — als onze vissers gewoon door kunnen vissen. Dat moet het uitgangspunt zijn. Daar hebben we tot nu toe nog geen sluitend plan van de minister voor gehad, maar dat is het uitgangspunt. Als dat niet lukt, zo stond ook in de motie, dan moet er gecompenseerd worden. De minister van IenW heeft bij de Voorjaarsnota 27 miljoen euro beschikbaar gesteld aan LNV voor compensatie. Op de begroting van LNV wordt daar echter met geen woord over gerept. Hoe zit dat? Ik ga ervan uit dat dit geld — dit grapje is te leuk om niet te maken — niet tussen Van der Wal en schip valt.

Voorzitter. Begin dit jaar is er een motie van mijn collega Van Dijk aangenomen. Deze motie verzocht om bij de Voorjaarsnota te bezien hoe de uitvoering van het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, de NCAB, structureel gefinancierd kan worden. De NCAB heeft namelijk structureel meer geld nodig om het werkplan uit te voeren. Antisemitisme is een hardnekkig kwaad en moet effectief worden bestreden, inclusief bijbehorend budget. Nu kwam ik tot de ontdekking dat er in de Voorjaarsnota niets te lezen is over de opvolging van de motie. Graag ontving ik alsnog een reactie over hoe deze motie uitgevoerd gaat worden. Waarom is er geen extra geld geregeld, zoals de Kamer heeft gevraagd? Er is een amendement ingediend, mede namens een aantal collega's, om er alsnog geld voor te reserveren.

In de Voorjaarsnota is voor het eerst een regioparagraaf opgenomen. Heel goed! Uit het rapport Elke regio telt! — ook collega Van Hijum had het erover — bleek dat welvaart en welzijn op een aantal plekken in Nederland achterlopen. Het kabinet werkt aan een concrete uitwerking van dat rapport. Laat ik één concreet punt noemen. In bepaalde regio's in Zuid-Holland en Zeeland is gebrek aan tandartsen. Spreiding van de opleiding kan bijdragen aan een meer evenwichtige spreiding van tandartsen over het land. Concreet wordt daarbij gedacht aan een extra opleidingsplek in Rotterdam. Het kabinet lijkt dat pleidooi, dat al vaker gevoerd is, tot nu toe echter te negeren. Daarom de volgende vraag. Steunt het kabinet deze oplossingsrichting? Is het bereid om dit scenario uit te werken, zodat inzichtelijk wordt wat er nodig is, ook financieel, om dit voor elkaar te krijgen? Ik overweeg daarbij een motie op dit punt.

Ik zie uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:
Dank u wel. Nog twee sprekers te gaan. De heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Onze langetermijnconcurrentiepositie en verdienvermogen staan onder druk. Hoe blijft Nederland in de toekomst het geld verdienen om onze zorg, ons onderwijs en onze defensie te kunnen betalen? De economische concurrentiestrijd wordt gevoerd met de VS en China. Europa mag niet aan de zijlijn staan. Om onze veiligheid, welvaart en bestaanszekerheid te waarborgen, moeten we investeren in de economie van de toekomst, in de transitie van oud naar nieuw, in de technologieën die de banen van de toekomst creëren en in een economie die gebaseerd is op de Europese waarden.

Voorzitter. Om dat te realiseren heb je wel een langetermijnvisie en investeringen nodig. Landen als Duitsland en België zien dat. Zij investeren respectievelijk 3,1% en 3,5% van hun bbp in innovatie. In Nederland investeren we minder in het innovatievermogen. Daar zullen toekomstige generaties de dupe van worden. 1,1 miljard uit het fonds voor onderzoek en wetenschap en 6,8 miljard uit het Groeifonds: in plaats van meer te investeren in innovaties, halen we miljarden weg. We willen méér voor minder. Daardoor zullen we bedrogen uitkomen. Als het Nationaal Groeifonds en het fonds voor onderzoek en wetenschap worden gekort, hoever zitten we dan van de Lissaboncriteria van 3% voor onderzoek en ontwikkeling, vraag ik aan de minister.

Voorzitter. Innovatie is in ons belang. De Innovatiebox zou het moeten bevorderen. Maar uit evaluatie blijkt dat hij vooral goed is voor het vestigingsklimaat, niet voor innovatie. In 2010 was dit belastingvoordeel voor bedrijven met innovatieve activiteiten 300 miljoen. Nu is het 3 miljard. Daarvan komt 75% terecht bij tien gevestigde bedrijven. Dat moet anders. Kunnen we de Innovatiebox niet versoberen en de opbrengsten gebruiken voor het bevorderen van innovatieve ecosystemen? Dat kan bijvoorbeeld door het geld te stoppen in het fonds voor onderzoek en wetenschap. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij daarnaar kijkt. Kan hij de mogelijkheden schetsen voor het aanscherpen van de voorwaarden, zodat de Innovatiebox toegankelijker wordt voor start-ups en scale-ups? Zou het daarbij goed zijn om te kijken naar een horizonbepaling, zodat gevestigde partijen er op een gegeven moment geen gebruik meer van kunnen maken, of ziet de staatssecretaris daar problemen? Ik hoor het graag.

Hoe zorgen we voor een renderend, stabiel en betrouwbaar investeringsbeleid? Hoe creëren wij de randvoorwaarden waardoor ondernemers ook echt kunnen ondernemen? Zou de creatie van een investeringsbank, in welke vorm dan ook, daarbij kunnen helpen? Zo kunnen we privaat kapitaal aantrekken en krijgen we een publiek-private samenwerking die gericht is op de langere termijn en die ook nog eens wat verder van de politiek af staat. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij daarnaar kijkt. Ziet de staatssecretaris of de minister er voordelen van? Kan hij ook de mogelijke nadelen benoemen? Kunnen we bijvoorbeeld leren van landen als Duitsland en Frankrijk, die er al verder mee aan de slag zijn? Graag een reactie.

Voorzitter. Hoe mobiliseren we ...

De voorzitter:
Op dit punt nog even de heer Heinen.

De heer Heinen (VVD):
We hebben hier in mijn termijn natuurlijk ook al een interruptiedebatje over gewisseld. Is de heer Dassen ook bereid om bijvoorbeeld te kijken naar het voorstel dat Invest-NL zelf heeft gedaan om dat instituut verder uit te breiden? Is hij ertoe bereid om te kijken wat daarin goede elementen zijn om dit verder te versterken?

De heer Dassen (Volt):
Zeker, in welke vorm dan ook. De heer Heinen wees mij daar inderdaad op. Vandaar ook dat ik vraag wat de beste manier zou zijn om dat te kunnen doen. Ik ben zeker bereid om daarnaar te kijken. Voor Volt is in ieder geval heel belangrijk dat we echt zorgen dat het dan ook investeringen voor de langere termijn zijn en dat die publiek-private samenwerking meer opgezocht gaat worden. Dat is namelijk ook het succes dat je in andere landen ziet en waar we in Nederland toch echt in tekortschieten. Er zijn te weinig publieke investeringen, maar ook nog steeds te weinig private investeringen om juist die innovaties aan te jagen.

De heer Heinen (VVD):
Heel fijn, want ik zou willen voorkomen dat we weer verschillende instituten gaan opbouwen die naast elkaar gaan werken. Volgens mij moeten we dus de krachten bundelen. Ik ga ervan uit dat er straks in de tweede termijn nog een motie komt. Ik hoop dat die dan zodanig is opgesteld dat we die ook kunnen steunen om te kijken hoe we de krachten kunnen bundelen.

De heer Dassen (Volt):
Ja, wij zullen inderdaad met een motie komen. Ik zal die ook met de heer Heinen delen om ervoor te zorgen dat hij wellicht kan meetekenen zodat we die samen kunnen indienen.

Voorzitter. Hoe mobiliseren wij het benodigde kapitaal voor de grote sociale, maatschappelijke uitdagingen? Er zijn nu veel verschillende investeringsinitiatieven vanuit de overheid, maar deze zijn versnipperd over de verschillende departementen. Dit zorgt ervoor dat private investeerders soms verdwaald raken in hun zoektocht naar investeringen. Denk aan Social Finance NL bij SZW, het Klimaatfonds bij EZK, Groenprojecten bij IenW en ga maar door. Ik vraag aan de staatssecretaris of aan de minister hoe dit makkelijker kan en ook hoe het voorgaande verzoek daar eventueel bij kan helpen.

Voorzitter. Dan een hele korte vraag over het coronaherstelfonds. Is er een risico dat we gekort worden op het bedrag dat in Europa voor Nederland klaarligt, en wat moet er gebeuren om dat te voorkomen? Dat vraag ik aan de minister.

Voorzitter. Dan tot slot. Geen enkel kind zou met honger naar school mogen gaan. Met het Programma Schoolmaaltijden bereiken we op dit moment 350.000 leerlingen die, in plaats van dat ze met buikpijn en misselijkheid van de honger in de klas zitten, nu opgewekt bezig kunnen zijn om zichzelf te ontwikkelen. Het programma dat er kwam op initiatief van D66 en Volt, zorgt ervoor dat kinderen zich beter concentreren, dat de sfeer in de klas is verbeterd en dat er zelfs positieve effecten zijn op de onderwijstijd. Een korte vraag aan de minister: waar gaat de kasschuif van 84 miljoen nou precies naartoe en wat houdt de problematiek in voor latere jaren? Kunnen we die niet alsnog gebruiken voor de schoolmaaltijden? 350.000 kinderen vormen hier nog niet eens de hele doelgroep. Ik vraag daarom ook niet alleen om een verlenging voor de 350.000 kinderen die nu gebruikmaken van het programma, maar ik vraag dit ook voor de 90.000 kinderen in de doelgroep die er ook nog voor in aanmerking komen maar waarbij dit nog niet gebeurt omdat scholen huiverig zijn vanwege het tijdelijke karakter van het programma.

Dat is precies waar we vandaag ook weer tegen aanlopen. Scholen zijn juist terughoudend omdat ze het gevoel hebben: stel dat wij straks dit programma starten en dat kinderen die maaltijden krijgen, dan willen wij voorkomen dat we die van hen af moeten pakken. Dat begrijp ik heel goed, zeker gezien de enorm positieve resultaten. Een kleine anekdote. Ik was met de heer Paternotte op een basisschool. Wij spraken daar met die kinderen en één van die kinderen vroeg: wat moeten wij eten op het moment dat dit programma stopt? Toen dacht ik wel bij mezelf: de impact van dit initiatief is groot en positief; laten we als Kamer aan dit kabinet en aan het volgende kabinet de opdracht geven om ervoor te zorgen dat we hiermee doorgaan. We zullen samen met D66 kijken hoe we dat voor elkaar gaan boksen. Ik hoop dat de Kamer dat zal steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer in de eerste termijn is de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank. Ik ben van JA21, zeker. Dit is een raar debat. Dat hebben meerdere collega's al gezegd. We zitten een beetje niet tussen twee oorlogen, maar tussen twee kabinetten in. Deze Voorjaarsnota werd verstuurd op 15 april. Dat is een dag die ik me niet per se herinner, maar ik weet wel dat het best nog wel ver weg was dat we een nieuw kabinet zouden krijgen, een nieuwe coalitie. Er was nog helemaal geen akkoord, laat staan zicht op een nieuw kabinet. Maar nu, twee maanden later, weten we vrijwel zeker dat het er komt. Dan is dit dus de laatste Voorjaarnota van Rutte IV. Wat JA21 betreft waren de keuzes van Rutte IV niet de onze. Wij vonden zaken niet goed; dat hebben we ook vaker aangegeven. Een koerscorrectie is volgens ons ook hard nodig. Wij kijken dus reikhalzend uit naar de Miljoenennota van een nieuw kabinet. Die moet er wat ons betreft beduidend anders gaan uitzien. Ik moet wel zeggen dat er ook goede zaken zijn die ook in deze Voorjaarsnota terugkeren. We hebben de steun aan Oekraïne, Groningen en investeringen in het vestigingsbeleid genoemd. Dat zijn prima zaken. Maar de enorme fondsen voor klimaat en stikstof ... We hebben het vaker gezegd: we lossen de opwarming van de aarde simpelweg niet op in dit land. De stroom van Nederlandse tractoren vanochtend weer in de file op weg naar Brussel laat ook zien dat die 25 miljard in het stikstoffonds niet dé oplossing is voor de agrarische sector in Nederland.

Voorzitter. Ook in deze Voorjaarsnota is er weer 2 miljard extra voor de opvang van asiel, "want een opvangcrisis en geen migratiecrisis". Zolang de politiek in dat sprookje blijft geloven, zal het einde inderdaad zoek zijn. Wanneer dringt ook tot het oude kabinet door dat de huidige crisis rond de instroom financieel en maatschappelijk niet meer te dragen is?

Voorzitter. In de laatste raming van het Centraal Planbureau zie ik een aantal ontwikkelingen. In de periode 2021-2025 neemt alleen de koopkracht van lagere inkomens toe. Voor iedereen vanaf modaal nam de koopkracht de afgelopen vier jaar gemiddeld af. De koopkracht voor werkenden en gepensioneerden nam ook af. Dat is een heel simpel grafiekje en het zijn simpele cijfers, maar er zit natuurlijk toch een wereld van financieel leed en zorgen achter. Dan zou je denken dat het oude kabinet daar ten langen leste toch een keer wat aan gaat doen, omdat men heeft geleerd en de focus verlegt naar beleid om de koopkracht van de middenklasse weer in de plus te krijgen, maar het tegendeel blijkt het geval. Want in deze Voorjaarsnota zie ik dat de inkomstenbelasting omhooggaat. Het mkb moet 400 miljoen aftikken. Extra energiebelasting: 800 miljoen. Banken: 1 miljard extra belasting. In box 2 wordt 875 miljoen opgehaald. Dat zijn niet de antwoorden die je zou verwachten bij de zorgelijke grafiekjes van het Centraal Planbureau.

Voorzitter. JA21 is vrij duidelijk: dit beleid van stapelen van extra lastenverzwaringen over de hele linie, van werknemers tot aan werkgevers en bedrijven, moet stoppen. Daarover zullen wij ons wederom buigen als wij de stukken met Prinsjesdag krijgen. Dan zullen wij die bestuderen.

Voorzitter. Ik sluit af met het ondanks onze verschillen van mening bedanken van beide bewindslieden voor hun inzet — laat ik het zo zeggen — voor Nederland en voor 's lands financiën. We kunnen verschillen van mening, maar daar is mijn waardering niet minder om.

Dank u wel.

De voorzitter:
Ik schors tot 20.45 uur. Dan gaan we luisteren naar de bewindspersonen. Ik wens u smakelijk eten.

De vergadering wordt van 19.42 uur tot 20.45 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Van Weyenberg:
...

De voorzitter:
Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Van Weyenberg:
Ik probeerde een veelbetekende stilte te laten vallen, voorzitter.

Dank u wel, voorzitter. Dank aan alle leden voor de gestelde vragen in de eerste termijn. We spreken vandaag over de Voorjaarsnota, de bijstelling van de begroting in het lopende jaar. Dat doen we natuurlijk ook met een doorkijk, zeker aan de uitgavenkant, naar 2025 en verder. Ongeveer alle leden hebben ook gezegd dat we dat op een heel bijzonder moment doen, namelijk met een demissionair kabinet dat nu zogezegd in de extra tijd van de blessuretijd zit. Dat was niet zo toen we het enkele maanden terug opstelden, maar dat is natuurlijk wel de stand van vandaag.

Ik kondig ook maar alvast aan, zoals ik vorige week ook heb gedaan bij het debat over de verantwoordingsstukken, dat dat ook iets betekent voor hoe ik met de amendementen omga. Ik doe het met zeer grote terughoudendheid. Ik ga alleen al procedureel bij ongeveer alle amendementen vragen om daar lekker met een nieuw kabinet over te gaan discussiëren. Ik zou dus zomaar om die reden heel veel amendementen kunnen gaan ontraden. Ik zal die beoordeling overigens in de tweede termijn doen, hoor. En als ik heel specifiek inhoudelijke problemen zie, bijvoorbeeld omdat een dekking of zo niet deugt, dan zal ik dat nog afzonderlijk melden. Maar de staatssecretaris en ik zijn ons buitengewoon bewust van het moment waarop we hier vandaag met uw Kamer discussiëren.

Op een aantal punten is het kabinet overigens natuurlijk nog wel missionair. Dat heeft u ook terug kunnen zien in de Voorjaarsnota. Ik zou toch nog heel kort het vertrekpunt willen schetsen. Tweeënhalf jaar geleden begon dit kabinet met een aantal grote uitdagingen en ambitieuze plannen: grote investeringen in onderwijs, zorgen dat de klimaatdoelen binnen bereik waren, investeringen in veiligheid en investeringen in bestaanszekerheid. Dat laatste zeg ik ook tegen de heer Dijk. Het minimumloon is bijvoorbeeld met 10% verhoogd en het minimumuurloon is ook nog ingevoerd. Voor mensen met een 40-urig contract was dat ook nog eens een verhoging van bijna 10%. Dat geldt vaak juist in de sectoren waarin werknemers een wat minder sterke positie hebben, dus dat is echt grote winst geweest. We hebben rondom investeringen in veiligheid en Defensie grote stappen gezet.

We hebben ook geïnvesteerd in de vermindering van kinderarmoede. Overigens, tegen de collega's van u die zeggen dat die halvering nog niet was gerealiseerd door het kabinet, zeg ik: dat klopt, maar we lagen wel op koers. Ik had het ook al toen ik in de Kamer zat, maar ik heb in mijn telefoon altijd een briefje zitten met de exacte percentages en waar je dan naartoe moet met die doelen. Als dit kabinet nog missionair was geweest, had dat dus ook weer om extra actie gevraagd bij Prinsjesdag, bij de augustusbesluitvorming. Maar dat doel van die halvering vond ik nog steeds een belangrijk doel. We hebben daarin grote stappen gezet, maar we waren er absoluut nog niet.

De wereld stond niet stil, zoals we allemaal hebben gemerkt, met de aanval van Rusland in Oekraïne in het bijzonder. Het kabinet heeft de afgelopen jaren niet alleen Oekraïne geholpen en Oekraïense vluchtelingen opgevangen, maar natuurlijk ook veel geïnvesteerd in het ondersteunen van de koopkracht. We hebben het daar vorige week bij het verantwoordingsdebat uitgebreid over gehad. Dat leidt eigenlijk tot een soort van vertrekpunt bij deze Voorjaarsnota waarbij je ziet dat het tekort in 2023 op 0,3% staat en de staatsschuld op 46,5%. Er is overigens een revisie gekomen van het CBS van het bruto binnenlands product 2021. Dat is fors opwaarts bijgesteld, dus als ik daar door mijn oogharen naar kijk, dan scheelt dat ook weer een procentpunt. Dan heb je dus een nog lagere staatsschuldquote.

We hebben op basis daarvan dus iets gedaan. Ik zeg er maar meteen bij: we hebben als demissionair kabinet niet een programma tot en met 2028 gemaakt alsof we missionair zijn. Dat zeg ik ook tegen een aantal collega's in de Kamer. De heer Heinen stelde daar onder andere vragen over. Als missionair kabinet had ik waarschijnlijk veel meer naar de Studiegroep Begrotingsruimte geluisterd. Maar dit demissionair kabinet had bij de Voorjaarsnota niet de opdracht om een nieuw regeerakkoord te schrijven. Daar zijn verkiezingen voor geweest en daarna hebben partijen hun werk gedaan. Nogmaals, dat was dus niet het vertrekpunt. Dat is dus hoe wij daarnaar kijken. We hebben op een aantal punten die wat ons betreft niet konden wachten actie ondernomen, maar we hebben echt op geen enkele wijze gepretendeerd dat de middellangetermijnraming van het CPB ons ideaalplaatje was. En als u de ideaalplaatjes van de partijen wil zien, moet u hun verkiezingsprogramma's en de doorrekening daarvan beschouwen, als die er is.

Voorzitter. Dan toch nog kort over de Voorjaarsnota zelf. We hebben 'm vervroegd. Dat vind ik belangrijk. We hebben vorige week ook gesproken over de relatie tussen Verantwoordingsdag, het jaarverslag Rijk en de Voorjaarsnota. Nu komt de Voorjaarsnota eerst. Idealiter heb je dat liever andersom. We hebben 'm dus vervroegd. Daardoor kon er ook een CPB-ex-antedoorrekening van die voorjaarsbesluitvorming komen, ook ten behoeve van het stabiliteitsprogramma en de voorjaarsrapportage van de Raad van State. Dat is belangrijk. Daarmee sluiten we ook beter aan bij het Europees semester. Even los van alle politieke discussies van dit moment en de transitie van het kabinet, hebben we daarmee aansluiting gezocht bij de Europese begrotingscyclus. Het kabinet waardeert dan ook de erkenning van onder andere de Raad van State dat we echte stappen hebben gezet in het verbeteren van het begrotingsproces en het helderder en leesbaarder maken van de stukken. Vorig jaar hadden veel Kamerleden daar namelijk, heel diplomatiek gezegd, verbetersuggesties voor. De staatssecretaris en ik hebben echt ons uiterste best gedaan om een zo leesbaar mogelijk stuk te maken. Het blijft lang, maar er zit een heldere tabel bij de besluitvorming, zodat u dat ook maximaal kunt herleiden. Daarmee is naar onze overtuiging ook een solide basis gelegd voor het volgende kabinet.

Voorzitter. Ik heb drie blokjes. Ik weet dat u dat waardeert. Eentje gaat specifiek over de maatregelen uit de besluitvorming. Daarna is er een heel kort blokje over de gevolgen voor de overheidsfinanciën. Dat betreft ook een kleine discussie die ontstond over het saldo. Het derde blokje bestaat uit een aantal hele specifieke punten. Sommige punten komen al eerder voorbij; anders komen die daarin. Ik zal de amendementen in de tweede termijn appreciëren. Ik hoorde dat er een aantal werd aangekondigd. Ik heb die nog niet allemaal gezien, al kreeg ik er net eentje aangereikt. Dat betekent ook dat ik sommige van uw vragen, die daar heel nauw mee samenhingen, tot dan bewaar.

Voorzitter. Dan de uitkomst van de besluitvorming. Zoals ik al zei, zijn we terughoudend geweest met nieuw beleid. Tegen de heer Van Dijck zeg ik: we hebben geld overgeboekt van de aanvullende post naar departementale begrotingen, want het kabinet liep wel rechtdoor. Als plannen van departementen goed en genoeg uitgewerkt zijn, houden we ze niet meer vast op Financiën. Ze gaan dan naar het vakdepartement. Dat is een goed gebruik dat in de toekomst zal blijven, gok ik. Maar we zijn wel terughoudender geweest met nieuw beleid en we hebben geprobeerd realistischer te ramen. We hadden het daar vorige week in het Verantwoordingsdebat ook al over. De grote onderuitputting gaf daar ook alle aanleiding voor. In de overzichtstabel in de Voorjaarsnota — voor de fijnproevers: die staat op pagina 9 — ziet u ook die grote kasschuiven op een aantal domeinen. In het bijzonder lukte het op Infrastructuur en op Defensie gewoon niet om alles wat we van plan waren uit te geven, beter in de begroting te verwerken en om de begroting daarmee realistischer te maken.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik had een vraag in de eerste termijn willen stellen, maar het was me ontschoten. Maar nu de minister het erover heeft, ben ik toch benieuwd of hij kan aangeven waar dat "realistischer ramen" precies op gestoeld is. Wat zijn de drie belangrijkste aanpassingen die het nu realistischer maken dan voorheen? We hebben hier natuurlijk vaker over gesproken, bijvoorbeeld naar aanleiding van het tekortcijfer, dat heel anders uitpakte. Wat is er dan gebeurd en verbeterd?

Minister Van Weyenberg:
Misschien heel kort het volgende. Om te beginnen ging dat deels over inkomstenramingen, bijvoorbeeld over de impact van nieuw beleid, anticipatie en een meevallende economie. Dat ga je houden, maar we hebben het hier specifiek gehad over het ritme van de investeringsmiddelen. Er stond al onderuitputting verondersteld. Wij zagen de onderuitputting in 2023 en hebben op basis van de ervaringen — u weet dat het ministerie van Financiën zeer nauwgezet alle departementen volgt — gekeken wat nou wel een realistisch ritme is. In augustus zal je overigens opnieuw moeten bekijken of dat ook zo uitwerkt of dat dat niet lukt. Ik denk dat je dat met name ziet bij infrastructuurmiddelen, maar ook bij de investeringsmiddelen bij Defensie. Daarbij hebben wij samen met het vakdepartement een inschatting gemaakt van wat realistisch is. Bij Defensie zijn ze overigens op volle kracht bezig, want daar ligt nog steeds een heel ambitieus investeringspakket voor dit jaar en volgend jaar. Maar dat is eigenlijk wat we hoofdzakelijk gedaan hebben: we hebben geprobeerd om niet een raming te maken waarvan je nu al weet dat het toch niet gaat lukken, in de wetenschap dat ministeries hun geld gewoon graag uitgeven aan belangrijk doelen, zoals infrastructuur, het onderhoud en in een aantal gevallen de aanleg van wegen en sporen, en Defensie. Die voorbeelden kennen we ook allemaal. Met die blik is er gekeken.

Voorzitter. Daarbij gingen we dus ook door met de uitwerking van het coalitieakkoord. U ziet dat we in totaal 5,2 miljard euro aan kasschuiven uit 2024 hebben gedaan en 4,1 miljard aan kasschuiven vanuit 2025 en verder. Dat gaat overigens om investeringsmiddelen, dus dat zijn geen dingen die de begroting structureel belasten; dat zijn investeringen, in het bijzonder in het mobiliteitsdomein en in Defensie.

We hebben op een aantal punten natuurlijk ook echt middelen uitgetrokken. Het eerste was het vestigingsklimaat en alles rondom de microchipsector. Een aantal van u heeft daar nog specifieke vragen over gesteld. Daar kom ik zo op terug. Het tweede is Defensie. Dat is ook voor de toekomst, zodat men nu al met werkzaamheden kan beginnen. Dan komen de bonnetjes misschien later, maar dan kan je wel verplichtingen aangaan. Daarvoor hebben we middelen vrijgespeeld. We hebben ook 4,4 miljard euro extra beschikbaar gesteld voor Oekraïne. Voor 4 miljard is dat militaire en voor ongeveer 400 miljoen is dat niet-militaire ondersteuning voor Oekraïne in 2024-2026. In totaal leidt dat er overigens toe dat Nederland Oekraïne sinds het uitbreken van de oorlog met ongeveer 10 miljard euro heeft gesteund.

We hebben extra geld vrijgemaakt voor de afhandeling van de toeslagenaffaire. Daar hebt u afgelopen vrijdag een Kamerbrief van staatssecretaris De Vries over gehad. Ik heb u ook vorige week gevraagd: ik hoop dat u die snel wil behandelen. Ik zag dat mevrouw Van Dijk bij de regeling vandaag een debat heeft aangevraagd, met een meerderheid. Dus volgens mij verdient die brief een zorgvuldige behandeling in de aanwezigheid van staatssecretaris De Vries, ook wat betreft de manier waarop zij verder wil onder andere met de Stichting Gelijkwaardig Herstel. Zij werkt daar dag en nacht aan en ik was blij te zien dat u dat debat op korte termijn met haar gaat voeren.

Daarna is er naast intensief contact met de gemeenten door de staatssecretaris en mijzelf besloten om middelen vrij te maken voor de medeoverheden, door de BWB-systematiek te vervroegen en door in 2028 in totaal 1,1 miljard euro vrij te maken. Elk jaar zijn die middelen er weer. Voor ongeveer 800 miljoen zit dat in de systematiek, generiek, en voor 300 miljoen zit dat in middelen die worden gereserveerd voor de stijging van de kosten van de Wmo. Ook omdat we zien dat het water daar aan de lippen staat. De opschalingskorting is hiermee ook van tafel. Dit is in totaal een structurele plus voor gemeenten van 675 miljoen en van 400 miljoen voor provincies. Die nieuwe, op het bbp gebaseerde financiering is ook in lijn met het advies van de Raad van State. De provincies worden overigens ook gecompenseerd, bijvoorbeeld voor de opcenten. Dus volgens mij zijn dat belangrijke afspraken. Dat gemeenten en provincies nog verder financiële wensen hebben, is ons natuurlijk ook bekend. Maar ik ben ook dankbaar dat IPO en VNG hun nek hebben uitgestoken om deze afspraak met ons, ook in deze fase, te willen maken.

Er waren natuurlijk veel vragen over de Voorjaarsnota. Als ik even terugkijk, constateer ik dat ik voor die zes dingen waarvan wij hebben gezegd dat ze niet kunnen wachten, zeer brede steun in de Kamer heb geproefd. Dat vind ik ook wel belangrijk, want we hebben natuurlijk gepoogd die dingen te doen die wij belangrijk vonden. We vinden het belangrijk en prettig te zien dat al deze zes punten in de Kamer breed gesteund worden, van het geld voor de medeoverheden tot de grote investeringen in Oekraïne. De staatssecretaris gaat natuurlijk nog veel meer zeggen over de inkomstenkant, maar toch zeg ik kort dit erover. Er zijn twee wetsvoorstellen verworpen in de Eerste Kamer. Het kabinet heeft de regels van Gerrit Zalm nageleefd. Dat zijn ook de spelregels van het huidige kabinet. U neemt het de minister en staatssecretaris van Financiën denk ik niet kwalijk dat zij zich aan de afgesproken spelregels houden. Dat gaat mijn opvolger vast ook doen met de spelregels van een nieuw kabinet. Dit betekent dat je, als er aan de inkomstenkant maatregelen vervallen, alternatieve maatregelen aan de inkomstenkant moet vinden. Daarvoor is een technische invulling gemaakt door de staatssecretaris. Daarmee is het inkomstenkader voor 2024 en 2025 gesloten, exact conform de spelregels van het kabinet.

De heer Heinen vroeg specifiek: heeft u de scheiding tussen inkomsten en uitgaven niet gerespecteerd? Ik denk wel dat het belangrijk is om op te merken dat de punten waarop de Raad van State dat constateert primair uit uw Kamer kwamen. Sterker nog, een amendement dat ik goed ken, en een amendement dat de heer Heinen goed kent.

De heer Heinen (VVD):
Voor de geschiedschrijving: ik had geen vraag gesteld, maar op deze manier kan de minister er toch op reageren. Het is waar; dit volgde voornamelijk uit het amendement-Van der Lee, waarin de dekking zat aan de inkomstenkant en er werd uitgegeven aan de uitgavenkant.

Minister Van Weyenberg:
Zeker, voorzitter, en omgekeerd gold het ook voor het amendement van de heer Heinen. Hij doet zichzelf nu tekort met het doortrekken van de verlaging van de brandstofaccijns aan de lastenkant, gedekt uit het Groeifonds. Dus het gold voor allebei.

De heer Heinen (VVD):
Touché. Met als uitzondering — daar ging het om — minder uitgeven en lagere belasting, dus wel weer in lijn met hoe de VVD het graag ziet.

Minister Van Weyenberg:
Als de heer Heinen wil zeggen dat de besparing op de innovatiekracht van Nederland VVD-gedrag is, dan ga ik hem niet tegenspreken.

Ik ga nu over naar een heel ander punt, voorzitter. De heer Flach vroeg welke les mijn opvolger kan trekken uit de onderuitputting. Die les is dat realistisch ramen heel moeilijk is, maar dat je er wel je uiterste best voor moet doen. Dat hebben we ook gedaan. Heel veel van die investeringen lukken wel. Ik heb dat vorige week ook gezegd; laten we dat alsjeblieft niet vergeten. Kijk naar het verschil dat in het onderwijs is gemaakt, in de wetenschap en met betrekking tot de middelen waardoor nu de klimaatdoelen binnen bereik zijn. Wij proberen maximaal transparant te zijn. Elke raming van uitgaven met dit soort grote investeringsmiddelen, zeker in een tijd van grote arbeidsmarktkrapte, is altijd met onzekerheid omgeven. We weten allemaal ook hoe ingewikkeld het is om aan defensiespullen te komen. Daar is veel vraag naar en het is moeilijk om ze te krijgen. Wij probeerden die onderuitputting zo goed mogelijk in te schatten. Dat is geen exacte wetenschap, maar we blijven het wel doen.

Als ik er één les uit mag trekken, dan is dat de volgende. Je kunt natuurlijk uitgaan van het CPB of van de Financiënboeken, maar laten we uiteindelijk ook de kracht van de Financiënboeken hier niet onderschatten. Die zijn niet feilloos, maar het zijn wel de middelen waar u het kabinet op mandateert. Het zijn de begrotingen die u als Kamer hebt goedgekeurd en die daarmee wat mij betreft altijd leidend zijn, ook voor de gesprekken tussen het ministerie van Financiën en alle vakdepartementen, maar ook in het verkeer met uw Kamer. Want dat zijn de begrotingsartikelen waar u ons als kabinet mandaat op geeft. Ik hoop dat we ze koesteren. Perfect zijn ze niet, maar ze zijn wel goed. En we blijven leren. We hebben geprobeerd heel transparant te zijn over wat we daarin hebben aangepast en welke lessen we hebben getrokken.

Voorzitter. Dat brengt mij bij een kleine cri de coeur, als dat mag. Dat doe ik eigenlijk misschien wel meer voor mijn opvolger dan voor mijzelf. De heer Van der Lee en de heer Sneller vroegen namelijk naar de Kamerbrief van de minister van VWS en of die er nou toe leidt dat er een extra budgettair gat ontstaat voor de nieuwe minister van Financiën of de nieuwe minister van VWS, oftewel voor het nieuwe kabinet. Op 26 april en op 15 mei heeft de commissie voor VWS drie maatregelen in de Wet langdurige zorg en in de tranchering van het eigen risico controversieel verklaard en het kabinet gevraagd om geen onomkeerbare stappen te nemen. Inmiddels is al helder dat die tranchering van het eigen risico, waarbij je dat niet in één keer doet, niet meer per 1 januari 2025 kan worden ingevoerd. Daardoor is er nu al een besparingsverlies ontstaan van 200 miljoen euro, een onvermijdelijk besparingsverlies dat in de ontwerpbegroting van het nieuwe kabinet gedekt zal worden.

De minister van VWS heeft tegen u over die drie andere maatregelen in de langdurige zorg gezegd: ik stuur u nu iets om inderdaad uw wensen te honoreren, maar, beste Kamer, als u dat doet, slaat u nogmaals een gat van 615 miljoen euro in de boeken over de Wet langdurige zorg. Ik maak deze opmerking toch ook even specifiek en ik permiteer me die vrijheid: die maatregelen staan niet alleen in deze Voorjaarsnota namens het huidige kabinet, maar deze drie maatregelen langdurige zorg zijn ook niet teruggedraaid in het hoofdlijnenakkoord en zijn daarmee ook onderdeel, voor zover ik en de minister van VWS dat kunnen nagaan, van de financiële plaat van het nieuwe kabinet. Hier zit een soort fatale termijn op van deze week. Als u deze week niet besluit die punten alsnog te behandelen — daar zou ik u toe oproepen — dan geeft u een additionele financiële tegenvaller van nog eens bijna 600 miljoen aan mijn opvolger en aan het nieuwe kabinet. Daar mag u natuurlijk volledig voor kiezen, want dat is aan u, maar ik vind het wel goed om die brief van de minister van VWS echt expliciet onder uw aandacht te brengen. Nogmaals, dit zijn namelijk maatregelen zowel uit de Voorjaarsnota als uit het hoofdlijnenakkoord. Ja, dan zou je toch breed draagvlak mogen verwachten gegeven de deels overlappende partijen die een van deze twee constructen hebben gesteund of voornemens zijn te gaan steunen. Dus ik hoop dat u naar die brief kijkt en dat u toch hier nog een keer heel goed uw gedachten over laat gaan. De conclusie is aan u, maar als u zou besluiten om vol te houden dat daarin geen stappen mogen worden gezet door het kabinet, dan is de termijn voor twee van de drie maatregelen gewoon weer verstreken en zijn er weer honderden miljoenen extra tegenvallers, die in augustus in de begroting moeten worden gevonden. Dit is een beetje ongebruikelijk, maar ik vond het toch belangrijk om dit wel expliciet onder uw aandacht te brengen.

Voorzitter. Dan vroeg de heer Vermeer nog naar de EU-afdracht en de raming. Wij baseren dat op de meest recente ontwikkelingen van de Nederlandse economie. Die afdrachten aan de EU worden op basis van ramingen van de Europese Commissie meerdere malen per jaar bijgesteld en via de reguliere begrotingsmomenten aan uw Kamer gecommuniceerd. Bij de Miljoenennota komt dan weer het volgende moment. Dan zal er weer een ander getal staan als er iets is geüpdatet.

De heer Sneller (D66):
Ik had in eerste termijn een vraag gesteld over de verschillen tussen het hoofdlijnenakkoord, de Voorjaarsnota en de CPB-doorrekeningen. De minister zegt: onderschat niet de kracht van onze eigen cijfers. Komt hij nog specifiek terug op die vraag? Anders zou ik hem wel willen vragen hoe wij als Kamer dat overzicht weer terugkrijgen voordat er zo meteen een Miljoenennota ligt.

Minister Van Weyenberg:
Volgens mij hebt u alle puzzelstukjes voor dat overzicht. Hoe u dat waardeert, is aan u. Wat ik mijzelf heb voorgenomen, is om hier niet het nieuwe hoofdlijnenakkoord te recenseren. Dat vind ik niet aan mij. Wat zijn de puzzelstukjes? Het eerste puzzelstukje is de Voorjaarsnota. Die Voorjaarsnota heeft een tekortreeks. U had hier een vraag over gesteld en die reeks heb ik u gisteravond toegestuurd. Het CPB heeft een andere reeks, want dat doet een aantal andere aannames. Asiel wordt bijvoorbeeld niet afgekapt na 2026. Het CPB verwacht bovendien meer onderuitputting op korte termijn. Ik noem maar even twee verschillen. Het derde puzzelstukje is het hoofdlijnenakkoord, dat muteert op die laatste stand. Het hoofdlijnenakkoord stopt in 2025 als het ik goed heb ongeveer 8,5 miljard euro extra in de economie. Daarna loopt het ongeveer budgettair glad. Dat kunt u op elk saldo zetten. Het hoofdlijnenakkoord heeft dat, als ik het goed begrijp, op de CPB-raming gezet, maar je kunt het ook op de Financiënraming zetten. Dat is echt een politieke afweging die aan uw Kamer is. U kunt de dingen op elkaar zetten zoals u het wilt, maar de impact van het akkoord staat helder in de tabellen. Het is niet mijn akkoord, maar in de bijlagen erbij kunt u precies zien wat de saldobelasting is. Die worden in dit geval gezet op het CPB. Dat zijn deels andere cijfers dan die van Financiën. Ook dat is een heldere verschillenanalyse beschikbaar gesteld door het CPB.

De heer Sneller (D66):
Maar dan is de bottomline dus dat we even moeten wachten op de Startnota. Daarna zien we in de Miljoenennota hoe het allemaal is geland. De minister doet alsof het allemaal heel duidelijk is, maar dat is het vanuit mijn perspectief dus niet helemaal.

Minister Van Weyenberg:
Het is een zoektocht. Ik heb een Financiënboekhouding, en die is heel helder. Er is dit jaar een tekort van 2,5% en volgend jaar een tekort van 2,8%. De CPB-raming maakt een aantal andere aannames en komt daarmee ook tot andere tekortcijfers. Dat is volgens mij helder. Het hoofdlijnenakkoord is niet mijn akkoord, maar de budgettaire impact ervan, gewoon wat er per saldo bij komt, staat volgens mij helder beschreven.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Daar nog even op inhakend: is de tabel wel zo helder? Dat staat nog los van het punt dat bijna alle lastenverlichting in 2025 volledig ingaat. Ik moet nog zien of dat in praktijk echt zo gaat gebeuren, want dan heb je voor 2026 een lastig verhaal. Eén post valt me heel erg op. Die past misschien wel bij de CPB-aannames, maar niet bij de Financiënboekhouding. Dat is post 62: "De besparing op jeugdzorg vervalt." Die is buiten de reeksen gehouden, maar staat daar wel genoemd als 500 miljoen en struc. 511 miljoen. Hoe wordt daar op dit moment bij Financiën op geacteerd? Als iets wat uit de algemene middelen moet worden ingepast of als iets waarvoor de IRF bij VWS op de deurbel drukt met de boodschap "dit moet weg, maar dat moeten we even inpassen in de VWS-begroting"?

Minister Van Weyenberg:
Deze vraag vind ik buitengewoon interessant, maar die stelt u echt aan de verkeerde. Die moet u lekker aan mijn opvolger stellen of aan de nieuwe minister van VWS. De realiteit is dat er een beslag is van dit kabinet. Ik heb her en der wat opmerkingen over expansief beleid gehoord. Mijn constatering is dat die opmerking samengaat met in ieder geval in 2025 nog iets dieper dat gaspedaal indrukken, want dan wordt er nog 8,5 miljard extra in de economie gepompt. Even los van wat ik daarvan vind, noem ik dat ook expansief, net als het beleid van het huidige kabinet; dat erken ik ogenblikkelijk. Maar dit is nou echt allemaal aan het nieuwe kabinet. In die tabel staat welke wensen er zijn en welke voorstellen er liggen. Die krijgen ooit een plek in een startnota en een miljoenennota. Dat moet echt met mijn opvolger, want anders ga ik dat akkoord hier recenseren en dat ga ik gewoon niet doen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik had hier een vraag over gesteld, omdat die bezuiniging van 512 miljoen nu gewoon in de boeken staat in de vorm van een eigen bijdrage. Ik had aan de minister gevraagd of de voorbereidingen nu daadwerkelijk gestopt worden. Dit is namelijk wat de nieuwe coalitie niet wil. Het kost veel mensen tijd om de uitvoering hiervan voor te bereiden, maar deze vorm heeft geen politiek draagvlak. Dat er daardoor wel een financieel probleem ontstaat, snap ik. Maar hij kan zich toch wel uitspreken over de vraag wat het zittende kabinet nu gaat doen op de voorbereiding van een eigen bijdrage waar geen politiek draagvlak meer voor is?

Minister Van Weyenberg:
Maar over twee of drie weken staat er een nieuw kabinet op het bordes. Daar staat dan echt de persoon om dat debat mee te voeren. Dit kabinet loopt rechtdoor. Het staat in de Voorjaarsnota. Het is helder dat het CPB het overigens al niet honoreerde. Verder is dit echt een discussie die u niet met mij moet voeren.

Voorzitter. De vraag van de heer Grinwis was: klopt het dat de Jettengelden incidenteel zijn doorgetrokken? Ja, dat klopt; die zijn één jaar doorgetrokken. U ziet breder dat we incidentele middelen in de praktijk in feite niet structureel hebben doorgetrokken. We gaan het zo nog over de schoollunches hebben; daar ga ik zo nog wat meer over zeggen. Maar dat hebben we hier niet gedaan. Weet je, op een gegeven moment kom je voor de spanning: wanneer wordt het echt aan onze opvolgers? Incidentele middelen doortrekken hebben we echt op een zeer select aantal maatregelen gedaan. Bij deze maatregel hebben we wel de middelen voor 2025.

Dan vroeg de heer Van der Lee naar het aantal beleidsambtenaren op kerndepartementen. Ik probeer deze vraag heel feitelijk te beantwoorden. Uit de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk blijkt dat er eind 2023 147.000 fte bij het Rijk werken. Daarvan zijn er naar schatting bijna 18.000 bezig met beleid. Het merendeel van deze mensen werkt op de kerndepartementen. Er werken op kerndepartementen overigens niet alleen beleidsambtenaren, hecht ik eraan te zeggen. De 4.000 openstaande vacatures bij het Rijk — daar vroeg de heer Van der Lee ook naar — zijn inclusief de uitvoeringsorganisaties, die niet onder kerndepartementen vallen.

Voorzitter. Dan nu een aantal — ik geef het meteen toe — zeer specifieke vragen van de heer Flach. Ik ga mijn best doen die naar mijn beste kunnen als eenvoudige minister van Financiën te beantwoorden. De eerste ging over de visserijsector. De 27 miljoen voor de visserijsector in de Voordelta is afgelopen voorjaar overgeheveld van de IenW-begroting naar de Landbouwbegroting, de LNV-begroting. Dat budget is bedoeld voor onder andere onderzoek, innovatie en sanering voor een gedeelte van de visserij. De nadeelcompensatie Voordelta wordt ook benoemd in de eerste suppletoire begroting, zo is mijn informatie. Het goede nieuws voor de heer Flach is ook nog dat de Kamer deze eerste suppletoire begroting gaat aannemen — dat hoop ik — of in ieder geval gaat behandelen. Als dat is gebeurd, kan het budget rechtmatig worden uitgegeven. Ik had de indruk dat de heer Flach bang was dat die was vergeten, maar dat is niet het beeld dat ik heb.

Voorzitter. Dan ga ik naadloos over van vissers naar tandartsenopleidingen; daarover ging een andere vraag van de heer Flach. U begint hierbij natuurlijk volledig de grenzen van mijn kennis te overschrijden; dat begrijpt u. Het is niet aan het kabinet maar aan instellingen zelf om een nieuwe opleiding te starten. Daar zijn reguliere procedures voor bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Onderdeel van dat proces is een macrodoelmatigheidstoets. De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs adviseert over de arbeidsmarktbehoefte en de ruimte binnen het bestaande aanbod voor het aanbieden van de nieuwe opleiding. Op basis van dat advies kan een besluit worden genomen om een nieuwe opleiding voor bekostiging vanuit het Rijk in aanmerking te laten komen. Dat is hoe het proces loopt. Ik hoop dat de heer Flach niet gaat doorvragen, want ik ben echt helemaal door mijn tekst heen. Dan kan hij dat vast bij mijn collega's verder doen.

De heer Flach (SGP):
Ik wil me beperken tot een aanbeveling. Zoals de minister weet, zijn er heel veel mensen die moeite hebben om een goede tandarts te vinden. Er is echt sprake van een schreeuwend tekort. Ik zou de minister dus willen vragen om een collega, als die aanklopt en geld vraagt voor een dergelijke opleiding in Rotterdam, welwillend te bejegenen.

Minister Van Weyenberg:
Ik heb zo'n ragfijn gevoel dat u deze opmerking vooral richting mijn opvolger bedoelt. Ik heb er kennis van genomen. Ik weet dat de heer Flach het niet zal nalaten om mijn opvolger daar direct op aan te spreken, wie dat ook is.

Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de schoolmaaltijden. Op sommige dekkingsideeën kom ik gewoon terug bij de amendementen. In 2023 is hier 100 miljoen voor beschikbaar gesteld, naar aanleiding van een amendement van D66 en Volt. In 2024 is er 166 miljoen voor beschikbaar. Zoals ik net al zei, loopt het nog bij tijdelijke maatregel voor 2024. Dit vonden wij echt een keuze voor het nieuwe kabinet. We hebben een heel select aantal zaken gedaan. Permitteer mij één persoonlijke opmerking te maken; dat zeg ik even niet in mijn rol als minister. Ik heb vorige keer van de minister-president geleerd dat je dat één keer mag doen in een debat. Dit is natuurlijk een superbelangrijke maatregel, die voor heel veel kinderen het verschil maakt. Ik ben het hartgrondig eens met iedereen die daar het belang van benadrukt. Ik ben het overigens ook eens met iedereen die zegt: het is toch treurig dat we 'm nodig hebben. Het is een van de redenen waarom dit kabinet alles heeft gedaan om mensen te helpen tijdens de energiecrisis, om het minimumloon zeer fors te verhogen en om via andere maatregelen de armoede terug te dringen. Maar dit is een maatregel die ook mij zeer na aan het hart ligt. Voor al die kinderen hoop ik van harte dat deze maatregel een toekomst heeft. Ik zal over de amendementen verderop nog wat zeggen.

Voorzitter. De heer Dassen vroeg of de kasschuif van 84 miljoen op mijn begroting, artikel 10, is bedoeld om risico's en mogelijke tegenvallers op de Financiënbegroting op te vangen. Er zullen zich altijd tegenvallers voordoen. Daar is dit een soort noodpotje voor, een soort reservering. Een goed voorbeeld daarvan zijn fiscale uitvoeringskosten. Uit ervaring weten we dat de uitvoering van een nieuw belastingplan elk jaar geld kost voor de Belastingdienst. Als we hun vragen om dingen te doen, moet dat worden gedaan, en dat kost geld. Het kost namelijk knappe koppen om het te doen. Met deze kasschuif maken we daarvoor middelen vrij. Het is dus geen geld dat zomaar beschikbaar is en eruit gehaald kan worden. Ik denk dat het in het kader van prudent begroten — daar hebben velen van u vandaag een lans voor gebroken — belangrijk is om die middelen daar te laten. Een nieuw belastingplan zal weer capaciteit vragen van de Belastingdienst. Maar het kan ook voor allerlei andere dingen worden gebruikt.

De heer Grinwis vroeg nog naar de 22 miljoen die ten behoeve van de afspraken met de microchipsector gedekt werd uit de doorbouwgarantie. Dit is een andere manier om woningbouwproductie aan te melden. We hebben een deel van die middelen ingezet voor woningbouw, maar dan via dit programma. Ze blijven dus wel beschikbaar voor het doel. Maar dat geld voor de regio Eindhoven groeit ook niet aan een boom. Toen hebben we hier een stukje woningbouwmiddelen voor benut.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik snap wel dat het kabinet geld moet zoeken voor de regio Eindhoven en dat er woningbouw mee gemoeid was. Maar het kabinet had de Woningbouwimpuls. Ook waren er middelen voor flexwoningen. En de Kamer had een amendement ingediend voor de doorbouwgarantie, dat is aangenomen. Dat ging om 175 miljoen. Minister De Jonge heeft hier te vuur en te zwaard beloofd om het te besteden waarvoor het bedoeld is, namelijk het bouwen van meer woningen, omdat de woningbouw stil dreigde te vallen. Ik vind het dus wel opmerkelijk dat het kabinet dat een beetje pondsgewijs over alle posten verdeelt. "Hier wat uit. Hier wat uit. En, o ja, ook iets uit de amendementsmiddelen van de Kamer." Is het gebruikelijk om zo met amendementen van de Kamer om te gaan?

Minister Van Weyenberg:
Volgens mij zijn we daar heel transparant over. We hebben gewoon 150 miljoen gehouden voor die middelen. In een hele moeilijke zoektocht naar geld — ik was daar vrij nauw bij betrokken — zag minister De Jonge geen andere weg dan ook naar een paar van dit soort middelen te kijken. Het doel zit in hetzelfde kwadrant. Ja, dan is het keuzes maken. Deze keuze heeft minister De Jonge gemaakt. Ik heb geen enkele reden om dat onverstandig te vinden.

De heer Dassen (Volt):
Nog even over die 84 miljoen. Ik probeer het wat beter te begrijpen. Als ik het goed begrijp, was het voor dit jaar dus niet meer nodig en is het doorgezet naar volgend jaar, met de vraag of het dan misschien wel nodig is, als een soort bufferpotje. Ik wil het volgende aan de minister vragen. Dat klinkt mij een beetje onduidelijk in de oren. Ik vraag me dan af: is het niet logischer om dat juist wel te gebruiken voor een specifiek beleidsdoel, omdat het dit jaar eigenlijk niet meer nodig is?

Minister Van Weyenberg:
Nee, want als je dat .... Sorry, voorzitter. Nee, dat vind ik niet verstandig, even los van het nobele doel van de heer Dassen. De realiteit leert ons gewoon dat we uitvoeringskosten tegenkomen waar we geld voor nodig hebben. Ik noemde het Belastingplan al als specifiek voorbeeld. We hebben altijd zeer ambitieuze belastingplannen. Die worden niet door kaboutertjes in elkaar geknutseld en uitgevoerd. We hebben dit soort middelen nodig om die uitvoeringskosten te kunnen betalen. Ziet u dit maar als een vorm van prudent begroten. Dat geld zou ik dan ook beschikbaar willen houden voor mijn opvolger en de opvolger van de staatssecretaris, om ook gewoon de uitvoering van beleidswensen te kunnen regelen. Ik begrijp dat dat een teleurstellend antwoord is voor de heer Dassen, maar ik zou dat echt niet doen.

De heer Dassen (Volt):
Ik probeer het gewoon goed te begrijpen, want als dit een van de redenen is, dan is dat de reden. Maar zoals ik het hoor, wordt het nu naar volgend jaar geschoven en zou hiervoor volgend jaar ook al iets moeten zijn opgenomen. Ik probeer het gewoon te begrijpen. Dit geld valt dit jaar vrij, maar wordt nu vooruitgeschoven. Terwijl het dit jaar dus ook niet nodig is geweest. Is de minister dan niet zeer voorzichtig met hoe we dit geld op een goede manier kunnen besteden?

Minister Van Weyenberg:
Deze minister is graag voorzichtig als het om geld gaat, maar de realiteit is dat ik het echt wel verstandig vind om op dit punt toch deze middelen, die we nu ook voor de komende jaren beschikbaar hebben, bijvoorbeeld voor de uitvoering van belastingplanmaatregelen, beschikbaar te houden. Anders loop je straks weer tegen een budgettair probleem aan. Wat ik primair probeer te betogen, is dat dit niet een soort overig geld is dat je gratis kunt weghalen, maar dat het gewoon materieel wordt gebruikt. Als er dan wat over is, schuiven we dat door, maar ik heb oprecht niet het idee dat er een soort gratis geldpotje is gevonden. Ik denk echt dat dit geld nodig is.

Voorzitter. De heer Flach vroeg op welke manier ketenpartners profiteren buiten de Brainport. Een belangrijk deel van het maatregelenpakket is een nationaal versterkingsplan van microchiptalent, gericht op het landelijk versterken van een breed scala aan opleidingen, van om- en bijscholing tot het opleiden van mbo-, hbo- en wo-studenten. Hans de Jong, de speciaal gezant namens de regering, heeft de regio's Brainport, Twente, Groningen en Delft gevraagd om daartoe met onderbouwde voorstellen te komen. Ook is het mogelijk om van buiten deze regio's partijen te betrekken die een substantiële bijdrage kunnen leveren. Plat gezegd: we hebben iedereen nodig, waar je ook studeert en waar je je ook wil omscholen. Je kunt je aansluiten via een van die vier regio's en op die manier je plan indienen. De realiteit is dat je niet alleen met opleiden binnen deze regio's kunt voldoen aan het menselijk talent dat we hiervoor nodig hebben. Dat is dus precies de opdracht van de heer De Jong.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik dacht dat minister Van Weyenberg nog in zou gaan op de andere amendementen die ik aan de orde heb gesteld. Ik weet niet of dat zo is, anders ga ik nu gelijk door met mijn interruptie. Er zijn namelijk nog een paar amendementen aangenomen waarbij het kabinet de dekking anders heeft ingevuld dan in de amendementen is aangereikt.

Minister Van Weyenberg:
Ik kom zo nog op Meppel, als dat de vraag is van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, dat is de vraag. Dan wacht ik nog even.

De heer Flach (SGP):
Als het gaat om de halfgeleidersector kan ik zeker steunen dat de regio rondom Eindhoven een forse impuls krijgt. Dat is hard nodig. Ik heb de oproep gedaan om Nederland wijder te bezien dan alleen de regio Eindhoven, omdat we daar op een gegeven moment tegen de grenzen aanlopen van wat er kan in de fysieke ruimte rondom Eindhoven en als het gaat om menselijk talent. De regio's die u noemt, sluiten daarbij aan. Ik heb ook Almere en Flevoland genoemd. Het is dus goed als daar breder naar gekeken wordt.

Minister Van Weyenberg:
Ik was nog niet helemaal klaar met het antwoord. Ik had nog een tweede antwoord op de heer Flach. Aan de opleidingskant — zo noem ik het maar even — talent, geldt dus dat je uit het hele land mee kunt doen. Je moet dan wel bij een van die vier aanhaken. Maar dat kan dus, want we hebben al dat talent nodig. Dan vroeg hij ook nog of we andere bedrijven in de sector gaan stimuleren. Nee, deze zag wel heel specifiek hierop. Dus ik denk dat ik aan de opleidingskant een bevredigend antwoord heb voor de heer Flach, maar als hij vraagt of er nog zes van dit soort plannen voor andere regio's in het vat zitten, is het antwoord: in ieder geval niet bij ons.

Voorzitter. De heer Flach vroeg ook nog naar de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Dat is een beetje een procesmatig antwoord, maar toch. Ik weet dat de minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw Yeşilgöz, bezig is met het toetsen van het werkplan van de Nationaal Coördinator, onder andere op de financiële haalbaarheid. Dus volgens mij is dat work in progress op het ministerie van JenV, voor zover mij is verteld.

Dan misschien nog iets specifieker over de vraag van de heer Vermeer — hij is nu niet in de zaal — over de EU-afdrachten. Vanwege de vertragende uitvoering van het cohesiebeleid van de EU zijn betalingen vanuit 2024 en 2025 naar 2026 en 2027 geschoven. Daardoor loopt de bni-afdracht tussen die jaren op. Daarnaast is er in 2024 sprake van een incidentele meevaller van een half miljard over de nacalculatie afdrachten 2021. Die wordt ook in 2024 verwerkt. Tussen 2027 en 2028 stijgt de bni-afdracht verder met 3 miljard op basis van een inschatting van de omvang van het MFK, het nieuwe Meerjarig Financieel Kader van de Europese Unie. Daarin zit het effect verwerkt van de economische groei op het nieuwe MFK, maar ook een inschatting van de rentebetalingen en de terugbetalingen voor het coronaherstelfonds, NextGenEU. Er zitten dus heel veel dingen in die de kasritmes beïnvloeden, waar de heer Vermeer naar vroeg. Dat was het voor dit blokje.

De voorzitter:
Welk blokje was dit dan?

Minister Van Weyenberg:
Dit was het blokje: bijna alles.

De voorzitter:
Bijna alles, oké. Haha.

Minister Van Weyenberg:
Dan kom ik nu heel kort bij het blokje overheidsfinanciën. Dan heb ik nog een aantal specifieke punten.

De voorzitter:
Heel goed. Perfect.

Minister Van Weyenberg:
Voorzitter, voor uw boekhouding: dit was het kopje besluitvorming.

Eigenlijk heb ik dit al gezegd: het EMU-saldo — daar waren vragen over gesteld — komt uit op 2,5% in 2024 en 2,8% in 2028. Nogmaals, we hebben niet gepoogd om met de Voorjaarsnota een regeerakkoord te sluiten met alles wat wij verstandig zouden vinden, maar om demissionair een aantal punten te pakken die niet konden wachten. Dat er overigens op de lange termijn een budgettaire uitdaging is, is natuurlijk helemaal waar. Sterker nog, ik heb gezien dat bijna alle partijen die doorrekenen daar ook maatregelen op hadden genomen in hun verkiezingsprogramma. De revisie van het bbp heb ik net al genoemd en de impact daarvan op het nog iets lager uitvallen, naar mijn verwachting, van de schuldquote.

Dan was specifiek nog een vraag van de heer Grinwis waar iets preciezer het verschil tussen de Voorjaarsnota en het CPB zit. De notitie van het CPB met de verschillende analyses is volgens mij vrij helder, maar hij stelt mij die vraag vast niet voor niets. Je ziet dat het kabinet in '24, '25 en '26 somberder is dan het CPB. In 2028 is de kabinetsraming juist weer iets positiever dan die van het CPB. Dat komt primair door de eerdere jaren aan aanvullende onderuitputting door de vertraagde investeringen, die het CPB nog fors veronderstelt, maar die onderuitputting wordt later natuurlijk ook weer uitgegeven. Daardoor is de CPB-raming weer somberder dan die van het kabinet. Dit gaat wel allemaal om investeringsmiddelen, hè. Dit gaat niet om structurele middelen. Dit gaat om investeringsmiddelen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Toch nog op dit punt. Dank trouwens voor het overzichtje, al stond daar eerlijk gezegd niks nieuws in. Straks gaat het CPB de MEV maken. Ook dat is weer voeding voor de Miljoenennota, die we krijgen. Tegelijkertijd wordt er aan een soort startnota gewerkt of een regeerprogramma of hoe dat ook heet. Hoe gaat dit nou samenkomen? Het maakt nogal wat uit voor de inschattingen als je heel precies een begrotingsnorm van 2,8% hanteert. Wat betekent het voor de inschattingen welke ramingen gevolgd worden? Is er nog iets van interactie tussen CPB en het ministerie in de komende periode? Of is dat voorbij de regeerperiode van deze minister en kan hij daar niks zinnigs over zeggen? Hoe kunnen we als Kamerleden, ook vanuit de oppositie, nog een beetje grip houden op die ramingen, zodat we goed kunnen inschatten of het terecht is als er geconcludeerd wordt dat de norm wordt overschreden en dat we extra moeten ingrijpen?

Minister Van Weyenberg:
Misschien een paar dingen daarover. Nogmaals, ik wil echt wegblijven bij enige vorm van inhoudelijk recenseren van het akkoord van het nieuwe kabinet. Een paar dingen daarover. Het eerste is dat een startnota goed gebruik is. Die wordt gebaseerd op de financiële boekhouding waar je het regeerakkoord in verwerkt. Zo is het in ieder geval altijd gegaan. Nogmaals, een nieuw kabinet mag alles opnieuw bedenken, maar dat is de praktijk. Het CPB komt ook met een nieuwe raming. Je zag na de Voorjaarsnota overigens wel dat de raming van het CPB en die van het kabinet naar elkaar toe groeiden, omdat wij bijvoorbeeld realistischer gingen ramen. Uiteindelijk moeten de plannen van een kabinet worden verwerkt in de begroting. Dan gaat het CPB op basis van de MEV daar een impact aan geven. Het kabinet verwerkt het regeerakkoord ook in zijn eigen boekhouding. Dat doen we normaal bij de startnota. Dat is tenminste het gebruik. Maar nogmaals, wat het nieuwe kabinet daar gaat doen, is echt aan hen. We hebben hier een vrij lange traditie, maar ik ga hier niet vertellen wat mijn opvolger gaat doen. Maar in de startnota ziet u de vertaling van het regeerakkoord in de Financiënboeken. Dat is in ieder geval hoe het tot nu toe altijd is gegaan.

Voorzitter. De heer Van der Lee vroeg nog specifiek naar de asielraming in het hoofdlijnenakkoord. Wij hebben de gestegen kosten afgekapt naar 2026 in de Voorjaarsnota. Dat is ook aan een nieuw kabinet. Het CPB veronderstelt daar overigens iets anders, want dat had die wel doorgetrokken. Dat is ook een van de verschillen tussen de CPB-raming en de Financiënboeken. Dit is overigens vorig jaar bij de Voorjaarsnota al gedaan, dit aftoppen, en dat hebben wij hier opnieuw gedaan.

Dit kabinet steunt de Spreidingswet. De impact daarvan moet u bespreken met mijn opvolger of het nieuwe kabinet. Er komt vast een mooi debat over de regeringsverklaring.

Dat is eigenlijk ook mijn antwoord op de vraag van de heer Sneller. Hij vroeg: wat is nou de impact van het hoofdlijnenakkoord op de Financiënboeken? Ik heb gezien wat de budgettaire impuls is. Daar kunt u rekenkundig mee op- en aftrekken op de saldo's van zowel het CPB als Financiën.

Voorzitter. De heer Dassen stelde een vraag over R&D. Veel van uw vragen hadden ook een doorkijkje naar de toekomst. Deze had dat wederom. Maar laat ik me maar beperken tot wat dit kabinet heeft gedaan. Dit kabinet heeft daar natuurlijk grootschalig in geïnvesteerd met het wetenschapsfonds en veel geld voor het hoger onderwijs. Want die Lissabondoelstelling van 3% met het Groeifonds is nog ver uit beeld. In 2022 zaten we rond de 2% met het doel om in 2030 op 3% te komen. Het Groeifonds was daarbij een van de instrumenten en maatregelen om private investeringen aan te wijzen. Maar we zitten er nog fors van af, vooral aan de private R&D-kant. Het huidige kabinet heeft geprobeerd die achterstand in te lopen, onder meer met zaken als het wetenschapsfonds, de investeringen in het hoger onderwijs en het Groeifonds.

De heren Vermeer en Dassen hadden vrij precieze vragen over het Herstel- en Veerkrachtplan gesteld. Zijn er nou risico's op minder ontvangsten et cetera, en wat kan dat voor de begroting betekenen? Zo vat ik het even heel kort samen. De vragen waren preciezer. Ik heb hier een heel lang antwoord. Het is het langste, denk ik. Het kabinet gaat ervan uit dat het eerste betaalverzoek, dat is ingediend op 24 mei, wordt goedgekeurd en dat we daarmee die 1,3 miljard euro ontvangen. Voor de overige betaalverzoeken zijn er inderdaad enkele uitdagingen. Die zijn bekend. De Kamer is daar onlangs via het Nationaal Hervormingsprogramma 2024 over geïnformeerd. De ministeries werken daaraan. Je ziet dat bij heel veel lidstaten. Het Herstel- en Veerkrachtfonds biedt overigens wel de mogelijkheid om bepaalde elementen aan te passen als mijlpalen of doelstellingen qua inhoud of timing toch onhoudbaar blijken te zijn.

De exacte mate waarin dat kan, is natuurlijk altijd een punt van gesprek. Je moet je als land altijd houden aan de verordening die er is. In die plannen zelf hebben we mijlpalen en doelen vastgesteld. Een van de verordeningsvereisten is dat je een aanzienlijk deel van de landenspecifieke aanbevelingen die landen hebben gekregen, adresseert en dat 37% van de investeringen moeten bijdragen aan de groene transitie. Dat zijn gewoon harde voorwaarden in de verordening. Ik weet dat er heel verschillend over dit punt wordt gedacht, maar volgens mij was een van de punten waarop Kamer en kabinet continu eendrachtig waren, nu juist de koppeling van investeringen met hervormingen. Dat geldt dan dus natuurlijk ook voor Nederland zelf.

Wat dan als je die hervormingen niet doorvoert? Want een aantal van die hervormingen, van pensioenen tot de tweedeling op de arbeidsmarkt, zijn opgenomen in het plan en door uw Kamer geaccordeerd. Dat kan betekenen dat je tot honderden miljoenen euro's verliest. Als je dus serieuze mijlpalen niet haalt bij de wat grotere hervormingen, dan kan dat in potentie ook een forse impact hebben op de middelen die je ontvangt. Maar het hangt natuurlijk wel een beetje af van welke hervorming het dan is. Is het een groot punt, een van die landenspecifieke aanbevelingen, of is het een meer specifieke maatregel? Daar hangt heel erg van af hoe dat dan wordt bezien.

De heer Dassen stelde een vraag over de publiek-private investeringsbank en de versnippering van investeringen. Er zit, denk ik, inderdaad een aantal voordelen aan een publiek-private investeringsbank. Er zijn ook nadelen: zo ligt de rendementseis van private partijen vaak te hoog voor sommige maatschappelijke projecten en ook hoger dan de inleenrente van het Rijk. Invest-NL werkt op projectbasis overigens al samen met private partijen, dat vind ik ook wel belangrijk om te benoemen. In de zomer wordt het ibo, het interdepartementaal beleidsonderzoek, bedrijfsfinanciering verwacht. Daarin wordt integraal gekeken naar het financieringsinstrumentarium. Ik denk dat dat ook mooie handvatten biedt voor de discussie. Dat ibo zal zeker ook gaan over de toegevoegde waarde van een publiek-private financieringsinstelling.

Dan had de heer Grinwis ook nog specifiek een vraag gesteld over Meppel. Daar komt ie: hier kon ik de heer Grinwis nou echt niet volgen. Nou hebben we hem zo geholpen, en dan is hij kritisch. Dat verbaast me. Waar zit dat nou in? Er was inderdaad een amendement. Dat amendement van de heer Grinwis hebben we uitgevoerd. Het probleem was alleen dat de dekking daarvan naar onze regels deels niet deugdelijk was. Die dekking kwam namelijk uit coronageld, maar over coronageld hadden we afgesproken dat het gewoon terugkeerde naar de begroting. Maar we vonden het zo belangrijk wat de heer Grinwis de Kamer had laten uitspreken, namelijk dat er geld moest komen voor Meppel, dat we dat via een andere maatregel alsnog voor mekaar hebben gekregen. Dus eerlijk gezegd … Ik geef overigens toe dat dat geld uit de Lelylijn komt. Ik snap dat de heer Grinwis dat vervelend vindt, maar het kabinet heeft er alles aan gedaan om zijn wens rond Meppel toch nog te kunnen honoreren.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter …

De voorzitter:
Meneer Grinwis, het woord is aan u.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, u heeft helemaal gelijk. Daar ben ik het kabinet ook erkentelijk voor. Het was niet alleen mijn wens; het was een wens van de hele Kamer. De hele Kamer wilde dat spoorknelpunt in Meppel eindelijk eens oplossen, zodat je weer fatsoenlijk van het Noorden naar het Zuiden kon reizen en vice versa, per trein, zonder uren vertraging. Het punt is dat het kabinet is onderworpen aan de begrotingsregels. Ik herken dat er betere dekkingsmethoden zijn. Maar de Kamer heeft gewoon willens en wetens deze dekking van vrijgevallen coronamiddelen, de beschikbaarheidsvergoeding voor het ov, aangewezen als dekkingsmiddel. Ik snap dat het kabinet en ook de ambtenaren bij Financiën gruwen van zo'n dekking, maar het was wel de dekking van de Kamer.

Minister Van Weyenberg:
Zeker. Op dit punt hebben dus wij gekozen om het anders in te vullen. Het staat de Kamer altijd vrij om dat per amendement te willen veranderen. Maar dit is wat we doen met een begroting: die leggen we hier neer te uwer accordering. Ik hoop natuurlijk uiteindelijk dat de heer Grinwis vooral heeft gezien dat we zijn maatschappelijke doel hebben gehonoreerd. We hadden ook kunnen zeggen: het lukt helaas niet. Dat hebben we niet gedaan.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nogmaals, om alle misverstanden te voorkomen: daar ben ik de minister en het kabinet als geheel zeer erkentelijk voor. Het is heel belangrijk dat het probleem wordt opgelost. Ik hoop alleen dat dit er niet toe leidt dat mensen nog langer op de Lelylijn moeten wachten. Daar zit natuurlijk mijn zorg. Maar ik heb het hoofdlijnenakkoord gelezen. Dat moet goed komen — althans, als ik de woorden zie.

Minister Van Weyenberg:
Ik laat het graag aan anderen om dat debat met de heer Grinwis te voeren.

Voorzitter. Dat brengt mij bij het slot van mijn bijdrage. Ik constateer dat het kabinet in demissionaire status bij de Voorjaarsnota een hele nette begroting heeft ingediend. Op zes punten hebben wij echt alles gedaan om de boel zo net mogelijk over te dragen: de toeslagen, Groningen, veel steun voor Oekraïne — ik ben heel blij met de brede steun in de Kamer — geld voor de gemeenten, de microchipsector en de halfgeleiderindustrie en de 500 miljoen euro voor Defensie. Wat mij betreft is er een goed uitgangspunt qua overheidsfinanciën, waar natuurlijk onze opvolgers weer mee aan de slag moeten in een regeerakkoord. Dat was ook niet onze opdracht. Ik vond het een eer en een voorrecht om samen met collega Van Rij dit te mogen neerleggen. Ik zeg u eerlijk: iedereen die een keer met Oekraïners praat over de impact van onze grote steun, financieel, militair en in de opvang van ontheemden, weet dat het ertoe doet wat we hier doen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dank. Het is al door verschillende sprekers gezegd: we verkeren eigenlijk een beetje in een schemerzone. Als ik nou zwaarmoedig zou zijn, zou ik kunnen zeggen dat we hier bijna met één been in het graf staan, maar ik ga hier geen grafrede houden en ik ga al helemaal niet over mijn graf heen regeren. Als je wat blijmoediger bent, zou je ook kunnen zeggen: ach, dit kabinet heeft er gezeten van 10 januari 2022 tot 10 juli 2024 … Nou ja, dat is het nog niet helemaal, maar ik heb het eens geteld: als we nog een paar weken erbij optellen, dan hebben we 30 maanden gehad. Ik zou willen zeggen: het waren 30 prachtige maanden. Het voelde eigenlijk een beetje zoals het liedje van Gerard Cox uit 1973: "'t Is weer voorbij die mooie zomer. Ah, je dacht dat er geen einde aan zou komen." Ongeveer tussen die twee stemmingen, het zwaarmoedige en het blijmoedige, zo voel ik mij vandaag.

Ik ga niet uitgebreid met u de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda doornemen, want niemand van u heeft daarnaar gevraagd. Maar ik vind het toch wel zeer waardevol dat we de afgelopen twee jaar, op verzoek van de Tweede en de Eerste Kamer, zo'n uitvoerige beleids- en uitvoeringsagenda hebben gehad. Het is straks echt aan een nieuw kabinet om met het Belastingplan te komen en aan u als Kamer, als het Belastingplan op Prinsjesdag komt, om de definitieve fiscale wetgevings-, beleids- en uitvoeringsagenda te bespreken. Ik zou nog wel willen zeggen, en ik heb dit pleidooi al eerder gehouden: probeer er straks tussen het programkabinet en de Kamers een meerjarenwetgevingsagenda van te maken. Niet alle fiscale wetsvoorstellen moeten en hoeven in één jaar. Natuurlijk, een belastingplan moet er altijd komen; er moeten prioriteiten gesteld worden. Maar het is voor het wetgevingsproces veel beter als er een zekere mate van rust komt. Dan heb je altijd nog de onverwachte gebeurtenissen. Ik zal eens een voorbeeld noemen. Ik begon met een arrest van de Hoge Raad — dat werd gewezen op 24 december 2021 en ging over box 3 — en het ziet ernaar uit dat ik ook eindig met een arrest, of meerdere arresten, van de Hoge Raad, want dat wordt overmorgen gewezen. Dan moet je in de wetgevings- en beleidsagenda ook voldoende ruimte hebben om daarop te reageren.

Voorzitter. Ik noem steeds dat wetgeving en beleid aan de ene kant en uitvoering aan de andere, een twee-eenheid zijn. Ik vind het ook een winstpunt dat we daar een begin mee hebben gemaakt. Ze moeten gelijk optrekken. Als je pas over uitvoering gaat nadenken op het moment dat het wetsontwerp in het Staatsblad staat, dan ben je te laat.

Last but not least in de inleidende woorden nog twee punten. Ik ben heel blij dat er zeer nadrukkelijk aandacht is, ook vanuit de Kamer, voor de wetgeving en het beleid over de fiscaliteit in Caribisch Nederland. Het tweede. Met deze Kamer is er een start gemaakt met de vereenvoudigingsagenda. 114 fiscale regelingen zijn beoordeeld; daar is 160 miljard mee gemoeid. Qua proces kom ik daar zo meteen nog op terug. Ook die discussie wordt de komende jaren namelijk nog vervolgd.

Voorzitter. Ik had nog iets. Ik ben tenslotte ook nog medefondsbeheerder Gemeentefonds en Provinciefonds; dat is niet fiscaal in mijn portefeuille. De minister heeft er eigenlijk al op geantwoord. Het enige dat ik daaraan wil toevoegen, is het volgende. Dit kabinet begon — laat ik het zo zeggen — toch een beetje met een valse start met de medeoverheden, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het IPO. Uiteraard na goede discussie met de Tweede en Eerste Kamer hebben we nu, denk ik, aan de ene kant duidelijkheid over de financieringssystematiek. Ten tweede hebben we er ook structureel geld bijgedaan. Overigens hebben we dat ook vorig jaar al gedaan. Bij die Voorjaarsnota waren er voor het eerst ombuigingen, maar gemeenten kregen er 1 miljard, en provincies 100 miljoen bij; dat wordt soms weleens vergeten. Dit jaar hebben we ons woord gestand gedaan, in ieder geval in deze Voorjaarsnota. Het ziet er op zichzelf genomen goed uit dat de ophoging van de opschalingskorting er ook vanaf is. Dat is niet het einde van de discussie. De discussie zal gevoerd moeten gaan worden — zo ziet dit kabinet dat in ieder geval — over de uitgaven en, met name, over de ambities, de taken en de middelen. Maar nogmaals, dat is iets voor een volgend kabinet. Wij zullen nog één keer een overleg hebben met de VNG en het IPO.

Voorzitter. Dan een paar concrete vragen. Mevrouw Van Dijk had een vraag over de kansspelbelastingtariefdifferentiatie. Het onderzoek waar de motie naar vraagt, loopt. In het derde kwartaal zal de Kamer de uitwerking van die motie ontvangen. Dat is helaas later dan gepland.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat is inderdaad later dan gepland, maar zou het voor de behandeling van het Belastingplan bij de Kamer kunnen zijn? Het zou zomaar kunnen dat we hier iets van terug kunnen vinden in het Belastingplan. Dan zou het wel fijn zijn als we deze kennis mee kunnen nemen bij de behandeling.

Staatssecretaris Van Rij:
Ik durf dat niet voor honderd procent te zeggen, maar "het derde kwartaal" is voor 30 september, dus dat moet goed gaan. De behandeling van het Belastingplan is eigenlijk altijd eind oktober in een wetgevingsoverleg en dan vervolgens in november plenair in deze Kamer. Gezien de planning die mij ambtelijk is aangereikt moet dat dus lukken. Ik wijs er overigens wel op dat als de Kamer — of het volgend kabinet en de Kamers — iets wil met die tariefdifferentiatie, dat niet op 1 januari 2025 daadwerkelijk doorgevoerd kan worden, maar pas later, omdat het een structuurwijziging is.

Voorzitter. Dan was er ook nog een vraag van de heer Vermeer over de vermogensongelijkheid. Hij vroeg hoe de afnemende vermogensongelijkheid zich verhoudt tot berichtgeving dat topinkomens zich verrijken ten opzichte van lage inkomens. Ik zou een oproep willen doen om die discussie te voeren op basis van feiten, wat in deze kabinetsperiode volgens mij met uw Kamer goed gelukt is. We hebben aan de ene kant dat ibo-rapport gehad over de vermogensverdeling in Nederland. Die cijfers worden altijd geactualiseerd. Daarnaast hebben we het Centraal Planbureau dat af en toe met rapporten komt. Ik zou echter niet te veel afgaan op de media. Ik heb daarnaast natuurlijk desgevraagd aan de Kamer antwoord gegeven over het rapport dat uit Brussel kwam. Ik denk dat de feiten gewoon altijd heel erg belangrijk zijn. Ik hou het er nu maar even bij, want de verleiding is erg groot dat ik losga. Dan sta ik hier over twintig minuten nog te delibereren en dat wordt mij waarschijnlijk niet in dank afgenomen.

Voorzitter. Dan de Innovatiebox. Dat is een vraag van de heer Dassen. Naar aanleiding van deze vraag zou ik daar eigenlijk het volgende van willen zeggen. Iets wat dit kabinet volgens mij goed gedaan heeft — dat is ook in de startbrief van dit kabinet vastgelegd — is de manier van omgaan met evaluaties van fiscale regelingen. Neem bijvoorbeeld de bedrijfsopvolgingsfaciliteit zoals die in deze kabinetsperiode is geëvalueerd door het Centraal Planbureau. Als zo'n regeling geëvalueerd wordt, is vervolgens het kabinet aan zet om daar de mening, de appreciatie, over te geven. Dan zijn er verschillende smaken. Een regeling kan ondoelmatig zijn. Dan gaat er bijvoorbeeld misschien wel bewust niet-geïnd belastinggeld naar een onevenredig kleine groep, of het schiet zijn doel voorbij en is ondoelmatig. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Daarnaast is er de kwalificatie "niet-doeltreffend". Dit voorbeeld is echter zwart-wit.

In de praktijk blijkt toch vaak eerst wat de aannames en de analyses zijn. Daarom zal een kabinet altijd met zijn eigen mening moeten komen. Bij de BOR zijn wij als kabinet toch tot een andere aanname gekomen dan het Centraal Planbureau. Vervolgens gaat hier het debat plaatshebben, bijvoorbeeld bij een voorjaarsnota of een najaarsnota of via een aparte brief. Je gaat dus niet meteen iets in wetgeving doen. Eerst komt het debat met de Kamer. De Eerste Kamer heeft daar overigens ook zeer veel belangstelling voor. Dan kan het vervolgens tot iets leiden. Als het ondoelmatig is, betekent dat eigenlijk: afschaffen of versoberen. Of je zoekt naar een alternatief dat wel doelmatig is, bijvoorbeeld aan de uitgavenkant. Daarom is het jammer als die discussie niet in deze volgorde verloopt.

Vorig jaar viel het kabinet; dat was op 7 juli. Toen hadden we net op die dag ook dat hele rapport met die evaluaties. Maar daar hebben we niks meer mee gedaan omdat we demissionair zijn. Het was eigenlijk de bedoeling van het kabinet dat de staatssecretaris van Financiën … Laat ik bijvoorbeeld even een onderwerp nemen dat de gemoederen bezighoudt: het verlaagde btw-tarief bij cultuur. Daarover ga je met je collega van Cultuur om de tafel zitten; als het VWS is, ga je met je collega van VWS om de tafel zitten. Dan ga je vervolgens kijken of een alternatief denkbaar is als je die kwalificatie hebt. Dat zou een subsidieregeling kunnen zijn, al dan niet tijdelijk. In de afspraken in die startbrief staat overigens dat als de betreffende bewindspersoon van het andere departement — dat is vaak een uitgavendepartement — van mening is dat de regeling toch moet blijven, dit natuurlijk in de ministerraad bediscussieerd zal moeten worden. Dit leidt in ieder geval tot wat orde en discipline in het debat. Je wordt er dan ook niet op voorhand van verdacht, zeker vanuit het ministerie van Financiën, dat je alleen maar geld komt weghalen, bijvoorbeeld om gaten in de begroting te dekken.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch nog een vraag aan de staatssecretaris, die in een wat reflectieve bui is. Daar probeer ik toch gebruik van te maken. Hij gaat terecht in op het belang van de evaluaties van fiscale regelingen, die 160 miljard beslaan. We hebben hier vaak over gesproken. Hij is trots op het feit dat hij bijna 0,5 miljard aan ombuigingen heeft gerealiseerd door te snoeien. Er is de nodige ophef geweest rond de BOR. Er is een amendement aangenomen dat een enorme verwatering betekent van het belang dat je nodig hebt om een beroep op de regeling te kunnen doen. Als ik het goed heb begrepen, heeft de staatssecretaris in een brief aangegeven dat dat eigenlijk staatssteun is. Ik ben dus benieuwd wat de staatssecretaris op dit punt tegen de Kamer wil zeggen. "Doe dit vooral niet"? En als hij toch nog iets vooruit wil kijken: hij heeft ook gepleit voor weer een taakstelling op het afbouwen van regelingen en fiscale constructies, maar er is nu maar voor de helft gekozen voor het bedrag van dit kabinet, namelijk 250 miljoen. Vindt hij dat niet te weinig ambitieus?

Staatssecretaris Van Rij:
Kort op de laatste vraag. Deze vraag heeft de heer Van der Lee eerder gesteld. Toen heb ik gezegd dat je weer 550 miljoen zou kunnen doen. Dan hebben we het specifiek over de belastingconstructies. Als er andere keuzes worden gemaakt, dan respecteer ik die natuurlijk, maar het antwoord blijft hetzelfde. Het antwoord op de eerste vraag blijft ook hetzelfde. Ik ga dus niet herhalen wat ik steeds in alle brieven heb geschreven. Dat is al begonnen voor de behandeling van het Belastingplan. Naderhand zeiden we het nog een keer, tot en met de laatste brief toe, namelijk dat we het niet verstandig vinden. We hebben het amendement ook ontraden. Maar de democratie werkt zoals hij is. Een meerderheid in deze Kamer heeft dit wel gewild. Ik heb in de laatste brief alleen nog op drie elementen gewezen, waaronder staatssteun. Ik heb daarin ook de suggestie gedaan om dit wellicht informeel af te tasten in Brussel. Ten tweede heb ik ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel gezegd dat het misschien verstandig is om de landsadvocaat om advies te vragen. Dat hebben we overigens ook in gang gezet. Ten aanzien van de uitvoering hebben we voorgesteld met de desbetreffende familiebedrijven om tafel te gaan zitten.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank. Helder. Het is fijn dat de staatssecretaris van mening is dat er ruimte is om op de afbouw van constructies meer te besparen dan we nu zien in de bijlage van het akkoord. Het dubbele is mogelijk, of zelfs meer dan het dubbele. Fijn dat hij ook aan de Kamer aangeeft: kom nou terug op dat amendement, want het is eigenlijk een vorm van staatssteun die helemaal niet nodig is.

Dan heb ik nog één vervolgvraag.

Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter?

De voorzitter:
Wil de staatssecretaris hier meteen op reageren?

Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Dat is niet mijn advies. Ik respecteer de Kamer altijd. De Kamer is het hoogste orgaan. Dat zegt dit oud-lid van de Eerste Kamer. Als de Kamer een amendement aanneemt, dan accepteer ik dat. Ik heb alleen wel consequent namens het kabinet geschreven wat we ervan vinden.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Alle respect voor de positie van de staatssecretaris. Het is fijn dat hij de Kamer in dat opzicht ook waardeert. Maar eigenlijk versta ik wat hij zegt als een advies aan de Kamer om hierop terug te komen. Maar goed, hij heeft gezegd wat hij ervan vindt.

Ik heb nog een andere vraag. Er is vorig jaar veel gesproken over een amendement dat ik met de heer Grinwis en de heer Van Weyenberg heb ingediend. Dat is helemaal ontmanteld, behalve op één punt, namelijk de dekking van 150 miljoen bankenbelasting. Daar werd toen ook moord en brand over geschreeuwd, maar ik constateer dat men dat in het hoofdlijnenakkoord gewoon intact heeft gelaten. De staatssecretaris was destijds niet heel enthousiast daarover. Kan ik concluderen dat het tot weinig problemen heeft geleid en dat deze verhoging best wel een goede keuze is geweest om een bepaald doel te bereiken, in dit geval de verhoging van het kindgebonden budget?

Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga inderdaad niet het hoofdlijnenakkoord recenseren. Ik verwijs ook hier weer consequent naar wat wij als kabinet gedaan hebben. Wij hebben die amendementen toen allemaal ontraden. Dat hebben we consequent gedaan. We hebben er ook een hele discussie over gehad in de Eerste Kamer. Daar heb ik een toezegging gedaan omdat er anders misschien niet eens een meerderheid voor het Belastingplan was geweest. Die toezegging was dat ik nog eens alle opties voor andere dekkingen op een rijtje zou zetten. Dat heb ik namens het kabinet gedaan bij brief van 5 april jongstleden aan de Eerste Kamer, met een afschrift aan de Tweede Kamer. Daarin ga ik ook specifiek in op het punt van de bankenbelasting. U kunt zien in de verschillende alternatieven dat het punt van de bankenbelasting misschien beter opgelost kan worden door een ándere bankenbelasting in te voeren, zoals ook in de bouwstenennotitie staat uitgewerkt. Ook dat heb ik, toen ik daarop bevraagd werd in de Eerste Kamer bij het wetsontwerp over de extra verhoging van het minimumloon, als antwoord gegeven. Ik heb toen ook namens het kabinet het antwoord gegeven dat met het verwerpen van dat wetsvoorstel er — uit mijn hoofd — 840 miljoen of 800 miljoen was vrijgevallen en dat dat wellicht ook een optie zou kunnen zijn. Dit kabinet is daar allemaal niet meer toe gekomen. Wij zouden dat bij de behandeling van de Voorjaarsnota gaan bespreken, maar de tijd achterhaalt ons.

De heer Dassen (Volt):
De staatssecretaris zegt dus eigenlijk: we waren graag nog aan de slag gegaan met die fiscale regelingen, die evaluaties en die Innovatiebox, maar we zijn nu demissionair, dus dat is allemaal aan het volgende kabinet. Dat begrijp ik, maar toch heb ik ook een paar vragen gesteld waarbij ik ook gewoon benieuwd ben naar de mening van de staatssecretaris, aangezien hij hier actief mee bezig is geweest. Zou bijvoorbeeld een horizonbepaling bij zo'n Innovatiebox kunnen werken? Misschien zie je dat bepaalde bedrijven daar langjarig gebruik van maken en zeg je op een gegeven moment: misschien is het niet meer nodig, omdat die innovatie er niet meer in zit.

Staatssecretaris Van Rij:
De heer Dassen heeft gelijk dat wij als kabinet het standpunt hebben ingenomen dat wij de evaluaties niet meer gaan voorzien van een beoordeling. Dat is in demissionaire status niet verstandig. Dat is echt aan het volgende kabinet.

Ik heb al wel een keer in z'n algemeenheid gezegd: wees voorzichtig. Ik heb net het proces beschreven dat tot bepaalde uitkomsten kan leiden: je kan iets afschaffen, je kan iets versoberen et cetera. Maar de voorspelbaarheid is ook heel belangrijk. Ik heb het in een debat eigenlijk een keer omgedraaid: waarom moet je iedere vijf jaar alle fiscale regelingen beoordelen? Neem de BOR. Die is beoordeeld in 2022. De laatste wetswijziging zou op 1 januari 2026 ingaan, en dan zou je dus een jaar later alweer de BOR moeten gaan evalueren. Dus bezint eer ge begint. Dat betreft ook een stukje voorspelbaarheid. Maar dat is ook aan een volgend kabinet en aan een volgende Kamer.

Uw vraagt past in diezelfde discussie. Bij sommige regelingen gebeurt dat ook al. Het is geen wet der Meden en Perzen dat het nooit gebeurt. Je zal dat van geval tot geval moeten bekijken. Dus het argument dat bedrijven er heel lang van geprofiteerd hebben, is in dit geval misschien niet zo'n goed argument, want je kan ook zeggen — ik wil nergens op vooruitlopen, maar laten we dan toch even de Innovatiebox pakken — dat het heel belangrijk is dat bedrijven die grote investeringen doen op het punt van innovatie en R&D, waarbij het om miljarden of honderden miljoenen aan investeringen gaat en echt niet alleen de grote bedrijven betreft, maar ook de familiebedrijven, zeker willen weten dat zo'n regeling niet van de ene op de andere dag weer gewijzigd wordt. Dat heeft ook met voorspelbaarheid en rechtszekerheid te maken.

Nou, voorzitter, dat was ook een beetje een bespiegeling van een vertrekkend persoon.

De voorzitter:
Ja, maar ik mag er graag naar luisteren. Ik herinner de staatssecretaris er wel aan dat om 23.00 uur hier het licht uitgaat.

Staatssecretaris Van Rij:
Haha! Ik ben echt heel kort van stof, maar ik ga afronden. Ik ben bij de allerlaatste vraag gekomen, voorzitter. Dit is het lot van een staatssecretaris; die heeft natuurlijk minder spreektijd en krijgt minder vragen.

Voorzitter. Ik had nog één punt, ook omdat de minister daar nog heel specifiek iets over zei. Ik zeg dat ook richting de heer Vermeer. Het is niet dit kabinet geweest dat dacht: ach, laten we in het inkomstenkader eens de lasten gaan verhogen in augustus. Nee, door de verwerping van twee wetsontwerpen in de Eerste Kamer moesten wij gewoon gedisciplineerd met het potlood het inkomstenkader invullen voor augustus. Dat hebben we ook nadrukkelijk als een technische invulling gezien. Alleen, we hebben wel heel consequent de begrotingsregels gevolgd. Dus toen de salderingsregeling of de desaleringsregeling werd verworpen, hebben wij gezegd: in de regel treft dat hogere inkomens, dus dan proberen we de dekking in potlood daar te vinden, wetende dat de discussie anders nog in het kabinet plaatsgehad zou hebben. Dat is hetzelfde bij klimaat met die metallurgische vrijstelling. Toen hebben we het dus in de energiebelasting gevonden. Dat een volgend kabinet andere keuzes maakt, respecteer ik natuurlijk volledig. Maar het is onjuist om te zeggen dat wij de oorzaak waren van die lastenverhogingen. Dat waren namelijk de partijen in de Eerste Kamer die die wetsontwerpen hebben verworpen. En dan weet de heer Vermeer voldoende.

De voorzitter:
Waarvan akte. Tot zover de eerste termijn. In de tweede termijn geef ik graag het woord aan de heer Tony van Dijck van de fractie van de PVV. O, hij ziet af van zijn spreektijd. De heer Heinen doet hetzelfde. De heer Van der Lee ziet ook af van zijn spreektijd, neem ik aan. O nee, toch niet. Het woord is aan hem.


Termijn inbreng

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De voorzitter kan het zeker proberen, maar hij wil graag dat ik twee moties indien; dat weet ik. Maar dat doe ik niet voordat ik beide bewindslieden hartelijk heb bedankt voor hun inspanningen. De heer Van Weyenberg heeft dat in verschillende rollen gedaan. De staatssecretaris deed dat consequent op het fiscale domein. Ik heb genoten van de debatten, omdat er altijd ook echt antwoord werd gegeven. Er was interesse en misschien ook weleens plezier om bepaalde discussies. We hebben onze meningsverschillen gehad, maar dat is mooi in een democratie. Ik dank via hen ook hun ondersteuning, de ambtenaren, die altijd hard werken op het belangrijke terrein van Financiën. Er staat nog heel wat te gebeuren, zoals de noodzakelijke belastingherziening. Er is dus nog heel veel werk te doen op een moment waarop ook nog vele medewerkers met pensioen zullen gaan en het nog de vraag is of we voldoende mensen zullen behouden. Maar goed, daar ga ik nu niet over uitweiden. Heel veel dank aan beide bewindslieden.

Ik wil twee moties indienen. Eentje had ik al aangekondigd. Die gaat over een hoger minimumloon in de zorg. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zorgverleners onmisbaar werk doen, maar dat veel van hen niet of nauwelijks kunnen rondkomen en nog altijd minder verdienen dan mensen met een vergelijkbare opleiding in andere sectoren;

van mening dat het onacceptabel is dat er volgens het CBS circa 60.000 mensen in de gezondheids- en welzijnszorg werken met een loon van minder dan €16 per uur;

verzoekt de regering om vanaf 2025 structureel 575 miljoen euro vrij te maken voor een loonkloofakkoord, maar deze middelen pas toe te voegen aan de overheidsbijdrage voor de arbeidskostenontwikkeling als werkgevers, werknemers en financiers een bestuurlijk akkoord hebben gesloten waarin deze middelen worden ingezet om de laagste loonschalen te verhogen, met een minimum van €16;

verzoekt de regering dit plan te dekken door taakstellend het maximumpremieloon voor onder andere de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet te verhogen, en deze mee te nemen in het Belastingplan 2025,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee.

Zij krijgt nr. 4 (36550).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik heb dan nog één andere motie. Daar heb ik het ook over gehad. Ik wil toch graag duidelijkheid hebben, omdat in de schriftelijke beantwoording ook erkend wordt dat het hoofdlijnenakkoord de bezuiniging schrapt als het gaat om de eigen bijdrage in de jeugdzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Voorjaarsnota een wetsvoorstel wordt aangekondigd voor een eigen bijdrage in de jeugdzorg ter invulling van de aanvullende besparingsopgave van structureel 511 miljoen per 2026;

constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord deze besparing vervalt;

verzoekt de regering om de voorbereidingen voor een wetsvoorstel voor een eigen bijdrage in de jeugdzorg te staken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee en Westerveld.

Zij krijgt nr. 5 (36550).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):
Dank. Ik hoop dat dit de laatste keer is dat ik deze oude coalitie-oppositievolgorde van u krijg op de sprekerslijst, voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor hun beantwoording. Ik sluit me van harte aan bij alles wat de heer Van der Lee heeft gezegd over uw inzet. Ik denk dat we nogal roerige tijden krijgen op het gebied van Financiën de komende tijd. Maar hoe dat er precies uit gaat zien, zullen we inderdaad met de Startnota en de MEV verder moeten zien en met de nieuwe ploeg moeten bespreken.

Voorzitter. In de eerste termijn hebben we ook gedebatteerd over de aanpak van kinderarmoede. Ja, daarvoor is een structurelere aanpak nodig, maar zoals ik al heb bepleit, lijkt het mij heel verstandig om in ieder geval te zorgen dat volgend jaar de schoolmaaltijden door kunnen gaan. Maar ik heb ook gehoord wat de heer Van Hijum heeft gezegd over de varianten die we daarvoor hadden, dus ik heb geprobeerd een motie te maken die zijn goedkeuring kan wegdragen. Dat zullen we dinsdag zien.

De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 350.000 kinderen die opgroeien in armoede sinds begin 2023 een gezonde maaltijd op school krijgen of een boodschappenkaart voor thuis;

overwegende dat de schoolmaaltijden succesvol geëvalueerd zijn, waaruit onder andere blijkt dat kinderen meer energie en concentratie hebben, gevarieerder en gezonder eten, en minder stress hebben;

overwegende dat de schoolmaaltijden substantieel bijdragen aan de bestaanszekerheid van kinderen en ouders;

overwegende dat het regeerakkoord geen middelen bevat voor de voortzetting in 2025 en dat daardoor vanaf januari 350.000 kinderen weer met honger naar school dreigen te gaan;

verzoekt de regering bij de uitwerking van het regeerakkoord te zorgen dat de schoolmaaltijden structureel worden verlengd, en voor de dekking bijvoorbeeld te kijken naar negatief geëvalueerde fiscale regelingen, fiscale maatregelen die de volksgezondheid verbeteren, maatregelen om de arbeidsparticipatie van ouderen vergroten of het (versneld) afschaffen van fossiele subsidies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller, Rooderkerk, Dassen, Ergin, Van der Lee en Dijk.

Zij krijgt nr. 6 (36550).

De heer Sneller (D66):
Om maar te laten zien dat wij ons best gedaan hebben om verschillende dekkingen aan te dragen, zoals verzocht.

Dank u wel.

De voorzitter:
De heer Van Hijum, van NSC. Het woord is aan hem.

De heer Van Hijum (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik om te beginnen de minister en staatssecretaris danken voor hun reactie in de eerste termijn. We hebben met deze Voorjaarsnota een basis gelegd voor de begroting van 2025 en daarna. Ik heb de onderdelen benoemd waarop mijn fractie deze Voorjaarsnota kan steunen. Ik heb ook aangegeven op welke onderdelen wij het hoofdlijnenakkoord als een belangrijke koerscorrectie en een wijzigingsvoorstel op de Voorjaarsnota beschouwen. Het is nu aan een nieuwe regering om in een regeerprogramma het een en ander verder uit te werken en om met financiële voorstellen te komen in de begroting. Ik reken erop dat de nieuwe regering dat in interactie met maatschappelijke organisaties, medeoverheden en uitvoeringsinstellingen doet. Als het gaat om de voorstellen uit de Voorjaarsnota, heb ik één motie die ik u zou willen voorleggen. Die gaat over de investering van 1,7 miljard in de halfgeleidersector.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Voorjaarsnota 1,7 miljard euro wordt vrijgemaakt om het vestigingsklimaat voor de microchipsector te verbeteren, met Brainport Eindhoven als geografisch zwaartepunt;

overwegende dat de opgave om hightechtalent op te leiden en te binden zich niet beperkt tot de regio Eindhoven, en dat ook bedrijvenclusters in met name de regio's Delft, Twente, Arnhem-Nijmegen, Almere en Groningen onderdeel zijn van de sterke Nederlandse halfgeleiderketen;

overwegende dat het politiek breed omarmde advies "Elke regio telt" adviseerde om de investeringslogica van de rijksoverheid te veranderen door niet langer vanzelfsprekend sterker te maken wat al sterk is;

verzoekt de regering om te borgen dat de beschikbare 882 miljoen euro voor het opleiden van talent en onderzoek evenwichtig wordt verdeeld over de betrokken regio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Vermeer en Flach.

Zij krijgt nr. 7 (36550).

Dank u wel. Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.

Ik dacht dat u klaar was.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik heb nog een klein minuutje.

De voorzitter:
Ja, houdt u zich niet in.

De heer Van Hijum (NSC):
Ik zou toch dat minuutje willen gebruiken om de minister en de staatssecretaris te bedanken voor hun werk voor het land. Het is weer voorbij, zei de staatssecretaris. Ieder afscheid kent een traan, zong Jannes. Hoe het ook zij: heel veel dank voor dit debat en uw inzet in de afgelopen jaren. Ik ga met de minister al een tijdje terug in de Kamer. Ik moet zeggen dat ik waardering heb voor de enthousiaste wijze waarop hij zijn interimrol heeft vervuld. Veel respect daarvoor.

Mijn verleden met de staatssecretaris gaat nog veel verder terug. Heel recent als provinciebestuurder heb ik meegemaakt hoe hij zich ervoor heeft ingezet om dat ravijn, waar het ook vandaag over ging, op te lossen. Dus ook heel veel respect en waardering voor zijn inzet in de afgelopen periode.

Veel dank en het ga u beiden goed.

De voorzitter:
Mevrouw Van Dijk, CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. We willen er vanaf dat de Kamer weer vier jaar buitenspel staat. Mooie hoopvolle woorden van de nieuwe coalitie bij de NOS. Niet omdat we als CDA nu in de oppositierol zitten, maar omdat de uitdagingen groot zijn, is in sommige gevallen brede meerderheden zoeken verstandig. Maar politiek is vluchtig en een coalitie van nu kan over pakweg 30 maanden vervangen zijn. Maar uitdagingen blijven en politiek als flipperkast is niet goed voor een stukje rust, reinheid en regelmaat, dat wel nodig is voor onze ondernemers en de mensen in armoede. Naast duidelijke standpunten in de politiek vraagt dit ook om een uitgestoken hand over en weer.

Ik heb vandaag goed geluisterd. De nieuwe coalitie verwijst naar de uitwerking van het hooflijnenakkoord en houdt de deur vooralsnog dicht. Hopelijk blijkt uit deze uitwerking dat wel degelijk naar goede, soms gewoon heel bescheiden voorstellen van de Kamer geluisterd is. Natuurlijk hoop ik dat ook naar onze voorstellen met een open blik gekeken wordt.

Onze voorstellen zijn goed voor onze verenigingen, goed voor onze vrijwilligers en goed voor de doorontwikkeling van ons toekomstig verdienvermogen.

Dan inderdaad een heel hartelijk woord van dank aan beide bewindspersonen. Ik kan het eigenlijk niet mooier verwoorden dan de heer Van Hijum deed. Ik heb niet met iedereen een even lange historie. De heer Van Rij ken ik natuurlijk al iets beter. Maar ik wil jullie vooral alle goeds wensen. We komen elkaar vast wel weer tegen.

Dank u wel.

De voorzitter:
De heer Vermeer, BBB.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook van onze kant een woord van dank aan de minister en de staatssecretaris. Voor mij waren het zes fantastische maanden samen. Ook dank aan de medewerkers, die altijd weer zorgen voor de antwoorden. Hier en daar zat er wat gevraagd en ongevraagd advies tussen. We zullen bekijken wat we daarmee gaan doen. Dat de minister niet wilde reflecteren op fouten rond het coronaherstelfonds zie ik maar als een bevestiging dat hij daar liever niet op terugkijkt. Wij zullen daar onze eigen lessen uit moeten trekken. Als Kamer zullen we alert moeten zijn op de afspraken die Europees worden gemaakt, over welke termijn ze gaan en over wat er in de tussentijd allemaal kan veranderen. Afhankelijk daarvan kan het verstandig zijn om daarop in te gaan.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De heer Vermeer komt nu op dit punt terug — hij mag dat natuurlijk aan het kabinet vragen — maar Kamerbreed is het kabinet aangemoedigd om bij de oprichting van dit fonds zo hard mogelijke afspraken te maken en zuidelijke landen aan hervormingen te binden. Ik vind het een beetje vreemd om dan nu weer het kabinet aan te spreken met de vraag of het er geen spijt van heeft dat het fonds zo hard is vormgegeven, terwijl het de Kamer was die er op een aantal punten nadrukkelijk zelf voor heeft gekozen om het niet te doen, met alle financiële gevolgen van dien. Die zijn allemaal duidelijk aan de onderhandelende partijen meegegeven. Daar is op een aantal punten in uw akkoord niet op ingegrepen. Het is dus een beetje de pot die de ketel verwijt dat ie zwart ziet.

De heer Vermeer (BBB):
Dat was precies waarom ik zelf die disclaimer erbij gaf over de rol van de Kamer. Ik heb gezegd dat wij daar alert op moeten zijn. Wij waren er destijds niet heel actief bij betrokken, maar wij zullen er extra alert op zijn in de komende periode.

Voorzitter, ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Oekraïne zich geconfronteerd ziet met grote materiële tekorten en westerse bondgenoten die aan industriële capaciteiten tekortschieten om aan deze behoefte te voldoen;

constaterende dat om Oekraïne duurzaam materieel te steunen, Nederland een industriële basis moet opbouwen;

constaterende dat initiatieven in Nederland op het gebied van productie van munitie, materieel en drones aanlopen tegen het gebrek aan meerjarige orders en zekerheid;

verzoekt de regering om 400 miljoen van de Oekraïnesteun te gebruiken voor meerjarige orders bij de Nederlandse defensie-industrie op het gebied van kleinkalibermunitie, materieel en drones ten behoeve van Oekraïne en daarmee voldoende zekerheid te creëren om de productie in Nederland op te starten en uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeer en Tuinman.

Zij krijgt nr. 8 (36550).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Sorry dat ik toch weer interrumpeer, maar ik vind dit een heel merkwaardige motie. We voeren de uitgaven voor Defensie hier enorm op tot 2% van ons bnp. De verantwoordingsstukken lieten zien dat als het gaat om het bestellen, 63% van de projecten in de vertraging zit. Er is helemaal geen tekort aan middelen. Als u specifiek hier extra middelen voor zou willen inzetten, zou ik zeggen: haal die dan uit de Defensiemiddelen van Nederland zelf. Wat u nu voorstelt, is geld weghalen bij Oekraïne om hier iets op te bouwen dat voor een deel zal ontstaan, gelet op het feit dat er nog vele jaren 2% van ons bnp in Defensie gestoken zal worden. Ik vind het dus niet echt een heel verstandig voorstel en ik hoop dat de heer Vermeer zich laat overtuigen om het niet op deze manier te financieren.

De heer Vermeer (BBB):
Het kan ook wezen dat de heer Van der Lee de motie niet goed begrepen of gelezen heeft. Als hij de motie straks even naleest, dan ziet hij dat het enige doel is om zo veel mogelijk van het geld gewoon in Nederland te besteden en daarmee de Nederlandse militaire industrie aan te jagen. Dat heeft niets met het schuiven met geld te maken. Het is alleen een labeling van waar je het geld aan besteedt. Hij moet daar maar eens over nadenken. Anders willen wij het graag in een apart gesprek toelichten.

De heer Dassen (Volt):
Ik heb er toch moeite mee dat de heer Vermeer het op deze manier voorstelt, nog los van het punt dat ik het een zeer onverstandig idee vind om de steun aan Oekraïne te verminderen, terwijl we hier juist al moeite hebben om te zorgen dat we voldoende kunnen opschalen en er voldoende geld beschikbaar is. Ten tweede heb ik er moeite mee, omdat ik niet het idee heb dat de heer Vermeer dit in het debat erg naar voren heeft gebracht. We hebben hier dus verder ook geen discussie over kunnen voeren. Dat vind ik ook bijzonder.

De voorzitter:
Nou, als onafhankelijke scheidsrechter zeg ik dat ik hem dit in de eerste termijn wel heb horen aanstippen, hoor.

De heer Vermeer (BBB):
Dan moet u de Handelingen even nalezen of de beelden terugkijken. Dan kunt u zien dat ik mijn verhaal daarmee afsloot en dat ik dit voorstel zelfs aangekondigd heb.

De voorzitter:
Maar ik moet zeggen dat ik het meer een Defensiemotie vind dan een motie voor hier bij Financiën. Dat is dan weer het bezwaar dat ik ertegen heb. Maar goed, u heeft 'm ingediend; ik wens u er veel plezier mee.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ik zal het in deze tweede termijn heel rustig houden. Ik zal hier niet de onwelvoeglijke taal debiteren die we gewend zijn in de LNV-commissie. Het punt over de giftenaftrek zit ons hoog; dat is wel duidelijk. Ik ga graag de verdere gedachtewisseling met de heer Van Hijum aan. Ik ben het met hem eens dat het in principe een heel goed gebruik is om je linkerhand niet te laten weten wat je rechterhand geeft. Dat is inderdaad zo, ware het niet dat het zo veel impact heeft. Daar zit mijn grote zorg. Ik ben blij dat al zo veel mensen die zorg delen en de petitie op reddegiftenaftrek.nl inmiddels hebben getekend. Gedurende dit debat zijn er zomaar een paar duizend bij gekomen. Voordat ik daar verder over uitweid en ik het verwijt van actiepolitiek krijg, ga ik over naar een motie. Dat is namelijk het instrument dat wij hier kunnen gebruiken. Ik heb er weliswaar eentje, maar toch.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een grote Kamermeerderheid van VVD, GroenLinks-PvdA, NSC, D66, BBB, CDA, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, DENK, SGP, Volt en JA21 de regering bij de begrotingsbehandeling in 2023 verzocht heeft om aflopende incidentele middelen voor politieke partijen structureel te maken;

constaterende dat de regering in weerwil van deze wens deze middelen slechts één jaar heeft verlengd;

overwegende dat sterke, in de samenleving verankerde politieke partijen essentieel zijn voor het goed functioneren van de representatieve democratie;

verzoekt de regering de aflopende incidentele middelen voor politieke partijen alsnog structureel te continueren en dit te verwerken in de ontwerpbegroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor 2026,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Sneller, Flach, Van der Lee, Dassen, Eerdmans, Inge van Dijk en Ergin.

Zij krijgt nr. 9 (36550).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Als het om een dekking gaat: er staat een reeks voor de rechtsstaat en democratie, die kan oplopen tot 200 miljoen structureel. Daar zouden we dus mee kunnen dekken, zeg ik om het verwijt te voorkomen dat er een ongedekte motie is ingediend.

Ik gebruik de laatste seconden in het rood om de bewindspersonen beiden heel hartelijk te danken. Ik kijk terug op een hele fijne samenwerking. De eerste woorden van de staatssecretaris over Willie Wortel Wiebes in de Eerste Kamer kan ik me nog levendig herinneren. Wat er verder volgt, is legendarisch. Ook denk ik met heel veel genoegen terug aan de samenwerking met minister Van Weyenberg. Heel veel dank. Dank ook voor het laatste kunststukje, de Voorjaarnota, waar we het vandaag niet zo veel over hebben gehad. Het ga u goed. Veel wijsheid en zegen.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):
Voorzitter, zal ik me dan ook eerst even richten tot de bewindspersonen? Het was kort, maar wat was het mooi, hè! Wat was het goed! Nee, we hebben elkaar amper getroffen, maar ook van mijn kant dank.

Voorzitter. Ik had in mijn bijdrage forse kritiek. Die heb ik nog steeds. Ik had aan het begin van het debat al gezegd dat het een beetje een gek debat is, zo'n voorjaarsdebat met een hoofdlijnenakkoord dat er ook doorheen gefietst wordt. Ik kan hier hele harde, scherpe moties gaan indienen, maar ik wil de toekomstige coalitiepartijen eigenlijk de gelegenheid geven om een heel klein stapje in de goede richting te doen. Het zijn dus zachte, vriendelijke, lieve spreekt-uitmoties. Ik hoop dat ik u kan verleiden één stapje onze kant op te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onacceptabel is dat het aantal kinderen dat in armoede opgroeit toeneemt;

spreekt uit dat de armoede onder kinderen niet moet toenemen, maar moet afnemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 10 (36550).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid belangrijke steun geeft aan wijken in verschillende Nederlandse steden om de langdurige achterstelling en problemen aan te pakken;

constaterende dat de burgemeesters van de negentien betrokken gemeenten en het Rijk zich hierbij hebben gecommitteerd aan een langjarige inzet van vijftien tot twintig jaar;

overwegende dat de financiering van dit programma versnipperd en niet structureel is;

spreekt uit dat het belangrijk is dat dit programma structureel wordt doorgezet en gefinancierd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 11 (36550).

Dank u wel. De heer Ergin van DENK.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie moties, maar voordat ik die indien, wil ik de bewindspersonen bedanken. Ik hoop de heer Van Weyenberg nog tegen te komen bij een tweeminutendebat over de financiële markten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorgenomen btw-verhoging van het hoofdlijnenakkoord miljoenen sporters in de portemonnee gaat raken;

overwegende dat tevens in het hoofdlijnenakkoord is opgenomen om middels meer sport en beweging Nederlanders gezonder te maken;

spreekt uit dat de voorgenomen btw-verhoging op sport een rotmaatregel is;

verzoekt het aanstaande kabinet om alternatieven te onderzoeken waardoor het verlaagd btw-tarief voor sportdiensten op 9% kan blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 12 (36550).

De heer Ergin (DENK):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de methode van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel gedupeerde ouders van de toeslagenmisdaad op een menswaardige wijze helpt;

constaterende dat met deze zogeheten methode-Laurentien inmiddels 300 gedupeerden zijn geholpen en dat die als positief is geëvalueerd door het ministerie van Financiën;

overwegende dat er zorgen leven bij het kabinet, waardoor de hulp is stopgezet, maar dat gedupeerde ouders niet nog langer kunnen en mogen wachten;

verzoekt het kabinet om de methode-Laurentien voort te zetten, zodat gedupeerde ouders snel worden geholpen, en parallel hieraan te evalueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 13 (36550).

De heer Ergin (DENK):
Dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het hoofdlijnenakkoord een bezuiniging van 22% op de kerndepartementen bevat;

overwegende dat er forse personele inzet nodig is voor de afhandeling van de toeslagenmisdaad;

spreekt uit dat de hersteloperatie KOT en de aardbevingsschade in Groningen niet in gevaar mogen komen door bezuinigingen op het ambtelijke apparaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 14 (36550).

De heer Ergin (DENK):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Flach van de SGP.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan beide bewindspersonen. Ik heb twee korte punten en twee moties. Dank voor de les die de minister doorgaf aan zijn opvolger rondom de onderuitputting. Ik ben ervan overtuigd dat er scherp naar wordt gekeken vanuit het ministerie. Maar uit een vorig werkzaam leven weet ik dat het heel goed is om die behoedzaamheid niet direct te vertalen in het aframen van de begroting. Maar in tijden van krapte is scherpte daarin echt nodig, dus dat voeg ik daar dan maar aan toe.

Het tweede punt ging over de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Het antwoord op mijn vraag was wat mager, maar dat is logisch, want het ligt bij de collega. Dat is een bruggetje naar de motie die ik daaraan wil toevoegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NCAB eind 2022 zijn werkplan presenteerde om antisemitisme aan te pakken;

constaterende dat het kabinet zich aan de uitvoering van het werkplan heeft gecommitteerd, maar dat er nog geen middelen zijn gereserveerd om het plan uit te voeren;

constaterende dat de Kamer een motie (36410-VI, nr. 69) heeft aangenomen om bij de Voorjaarsnota te bezien hoe de uitvoering van het werkplan van de NCAB structureel gefinancierd kan worden, maar dat dit nog niet is gebeurd;

verzoekt de regering genoemde motie alsnog uit te voeren en in de JenV-begroting voor 2025 structurele middelen te reserveren voor de uitvoering van het werkplan van de NCAB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Diederik van Dijk, Grinwis en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 15 (36550).

Ik heb hier een amendement dat ook over de NCAB gaat. Hoe verhouden die zich tot elkaar?

De heer Flach (SGP):
Dat gaat over 2024 en de motie gaat over 2025 en verder, maar dank voor uw scherpte.

De tweede motie gaat over tandartsen, iets heel anders.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in bepaalde regio's, waaronder Zeeland, sprake is van een tekort aan tandartsen, waardoor de tandartszorg onder druk staat;

overwegende dat de spreiding van tandartsopleidingen bij kan dragen aan een meer evenwichtige spreiding van tandartsen over het land;

overwegende dat een veelgehoorde oplossingsrichting het starten van een nieuwe opleidingsplek is, gericht op de regio Zuidwest-Nederland, waaronder Zeeland;

verzoekt de regering om samen het ministerie van OCW en de veldpartijen het scenario van een nieuwe opleidingsplek in Rotterdam uit te werken, zodat inzichtelijk wordt wat er (financieel) voor nodig is om dit te realiseren, en de Kamer hierover voor Prinsjesdag te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, Diederik van Dijk en Grinwis.

Zij krijgt nr. 16 (36550).

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Dassen van Volt.

De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland voor grote transities staat, waar veel kapitaal, publiek en privaat, voor moet worden gemobiliseerd;

overwegende dat de financieringsinitiatieven voor de transities versnipperd zijn in Nederland;

overwegende dat de WRR aanbeveelt dat een publiek-private investeringsbank het investeringsbeleid van de overheid minder wispelturig maakt, private aandeelhouders kan aantrekken voor langetermijnprojecten en kan bijdragen om de transities te realiseren;

overwegende dat KfW in Duitsland en Bpifrance in Frankrijk voorbeelden zijn van investeringsbanken;

overwegende dat de positie van Invest-NL door het hoofdlijnenakkoord versterkt wordt en als partner van InvestEU mogelijkheden heeft om Europees kapitaal te mobiliseren;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe en in welke vorm Invest-NL omgevormd kan worden in een investeringsbank en bij dit onderzoek ook het Europese speelveld van Europese investeringsbanken in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dassen.

Zij krijgt nr. 17 (36550).

De heer Dassen (Volt):
Dan wil ik de beide bewindspersonen nog heel erg danken voor de fijne samenwerking. Ik was niet altijd bij alle debatten, maar ik heb behoorlijk kunnen spreken met de staatssecretaris over de fiscale regelingen. Ik ben ook blij dat hij daar veel werk op heeft gedaan. Ik hoop dat we daar als Kamer voortvarend mee aan de slag zullen gaan, om ervoor te zorgen dat we dat verbeteren en het, waar nodig, wat ons betreft, weg te halen en om te buigen. Aan de minister: bijzonder om zowel in de Kamer als in het kabinet met u samengewerkt te hebben. Het was me een waar genoegen. Veel succes allebei.

De voorzitter:
Ik schors tot 22.40 uur en dan gaan we luisteren naar beide bewindspersonen.

De vergadering wordt van 22.26 uur tot 22.37 uur geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Weyenberg:
Dank, voorzitter. De staatssecretaris en ik lopen wat voor op de klok. De staatssecretaris heeft zo nog één motie en stichtelijke woorden. Die hebben wij in de taakverdeling bij de staatssecretaris laten liggen; daar is hij beter in dan ik.

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 4 van de heer Van der Lee stonden wensen voor het Belastingplan. Dat laat ik echt aan het nieuwe kabinet. Ik zou hem dus eigenlijk willen vragen om de motie aan te houden tot het debat over de regeringsverklaring. Als hij 'm niet aanhoudt, moet ik 'm ontraden vanwege de zuiverheid in de taakverdeling tussen het nieuwe kabinet en het huidige demissionaire kabinet.

De voorzitter:
De heer Van der Lee maakt geen aanstalten, dus de motie is gewoon ontraden. Prima. De motie op stuk nr. 5.

Minister Van Weyenberg:
Dan de motie op stuk nr. 5 over de jeugdzorg. Het huidige kabinet werkt vanuit de Voorjaarsnota. Ik zou hem weer willen vragen deze motie aan te houden tot het debat over de regeringsverklaring. Dan kan hij hierover met het nieuwe kabinet praten. Anders moet ik deze ook ontraden.

De voorzitter:
Het is dus het laatste.

Minister Van Weyenberg:
Voorzitter. Datzelfde heb ik met de motie van de heer Sneller en een aantal collega's. Zoals ik al eerder zei, is het doel mij buitengewoon lief, maar er wordt hier gevraagd om een uitwerking van het regeerakkoord. Daarbij ergens voor zorgen past echt bij het debat over de regeringsverklaring. Daarom verzoek ik om 'm aan te houden. Anders moet ik 'm vanuit zuiverheid ontraden.

De voorzitter:
De heer Sneller laat niets van zich horen, dus dan is de motie gewoon ontraden.

Minister Van Weyenberg:
De motie-Van Hijum c.s. op stuk nr. 7 plaatst mij een beetje voor een dilemma. Deels zou je kunnen zeggen dat die gewoon overbodig is, want volgens mij heb ik al aangegeven, en ook minister Dijkgraaf, dat we het zo hebben opengesteld dat men vanuit het hele land met punten kan komen. Of de uitkomst ook volledig gelijkmatig wordt, kan ik oprecht niet beloven. Dat hangt af van de weging van de plannen die worden ingediend. Daarom zit ik een beetje te worstelen met wat ik met deze motie moet. Als de uitkomst is dat het evenwichtig moet worden verdeeld en ik het, los van de plannen, gewoon maar gelijkmatig over het land moet uitstrooien, dan zou ik dat echt onwenselijk vinden, want het wordt getoetst op de inhoud. Ik hoop dat er heel veel goede voorstellen in zitten, maar op voorhand kan ik niet garanderen dat dat tot de verdeling leidt die deze motie lijkt te vragen. Dus ik zou het liefst willen vragen om de motie even aan te houden en haar in het debat met de minister van OCW te bespreken. Dat is niet omdat ik het oneens ben dat we hem moeten openstellen voor die plannen. Ik heb geprobeerd om daar vrij uitgebreid antwoord op te geven, maar ik lees deze motie een beetje alsof de uitkomst moet zijn dat het ook gelijkmatig over Nederland wordt verdeeld. Dat doet wat weinig recht aan de inhoudelijke toetsing, die ook plaats moet vinden. Dat dilemma wilde ik de heer Van Hijum even voorhouden.

De heer Van Hijum (NSC):
Dank u wel voor de reactie. Er staat niet "gelijkmatig". Er staat "evenwichtig". Er wordt in de motie zelf ook verwezen naar de bijdrage die clusters leveren aan de semicon-keten. Dus er moet een inhoudelijke relatie zijn tussen datgene wat een regio levert en het aandeel dat men krijgt. Dat even ter nadere toelichting. "Gelijkmatig" staat er niet.

Minister Van Weyenberg:
Dat de inhoud uiteindelijk leidend moet zijn in de weging hoor ik de heer Van Hijum ook niet weerspreken. Hij begrijpt dat het inhoudelijk moet worden getoetst. Dan vind ik de motie ondersteuning van beleid. Nogmaals, iedereen kan plannen indienen. Die moeten wel op de inhoud worden beoordeeld. We hebben het heel bewust opengesteld voor alle regio's, zodat die met hun plannen kunnen komen. Sterker nog, we komen er niet met één opleiding in één specifieke regio, gegeven de grote landelijke behoefte. Als ik haar zo mag duiden, is het ondersteuning beleid en geef ik haar oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie-Vermeer/Tuinman op stuk nr. 8 verzoekt de regering om 400 miljoen van de Oekraïnesteun te gebruiken voor meerjarige orders bij de Nederlandse defensie-industrie om daarmee voldoende zekerheid te creëren en productie op te starten. Deze motie ga ik met kracht ontraden namens de minister van Defensie. Dat doe ik met de volgende reden. Het kabinet steunt Oekraïne onverminderd. Zie ook al het extra geld in de Voorjaarsnota. Zoals een aantal Kamerleden al in het debat aangaf, is de zoektocht om die spullen te kunnen leveren een gigantische opgave. Stad en land wordt afgereisd op zoek naar munitie. Iedereen die wat heeft wat we kunnen kopen en kunnen doen, levert dat. Ik lees in deze motie iets anders. Ik wil natuurlijk ook heel graag dat de Nederlandse industrie dingen aanlevert, maar wat ik met kracht wil voorkomen is dat niet de behoefte van Oekraïne leidend wordt maar de Nederlandse industrie. Dat is niet de insteek van het kabinet. Aan het einde van de dag willen we de Nederlandse industrie er natuurlijk maximaal bij betrekken — denk aan wat we bij drones doen — maar het gaat er ultiem om dat Oekraïne die steun zo gauw mogelijk krijgt. Wat deze motie uitstraalt, is dat dat geld toch eigenlijk naar de Nederlandse industrie moet en dat, als dat niet lukt, we dat blijkbaar op de plank moeten laten liggen omdat we dan niet voldoen aan die voorwaarde. Ik wil de industrie heel graag … Ik was het met de heer Van der Lee eens dat zo'n oproep beter past bij de reguliere defensie-uitgaven, maar ik wil echt voorkomen dat we straks geld voor Oekraïne niet kunnen uitgeven omdat het ons niet lukt om dat in Nederland te besteden. Dat moeten we wat mij betreft te allen tijde voorkomen.

De heer Vermeer (BBB):
De minister geeft in de eerste zinnen van zijn antwoord precies aan waar het om gaat: die spullen zijn niet te krijgen, ook niet ergens anders in de wereld. Dan moeten we er dus juist voor zorgen dat er productiecapaciteit komt. Ons voorstel is om dat hier in Nederland op te starten door gewoon orders te plaatsen en er daarmee voor te zorgen dat die spullen die nu niet geleverd kunnen worden, wel geleverd kunnen worden, en dat we dat doen in Nederland. Dus ja, na de eerste zin dacht ik dat het een stevig "oordeel Kamer" zou worden in de zin van: dit moeten wij gaan doen. Vervolgens wordt er gesuggereerd dat het ons alleen gaat om de defensie-industrie, maar wij willen en-en. Wij willen er juist voor zorgen dat we kunnen leveren aan Oekraïne door zelf iets op te bouwen.

Minister Van Weyenberg:
Ja, "door zelf iets op te bouwen"; je hebt niet morgen wapens. De minister van Defensie, de staatssecretaris van Defensie en alle staf van Defensie doen er alles aan om overal, in Nederland waar dat kan, buiten Nederland, spullen te kopen. Dat is inderdaad een zoektocht, want die spullen zijn harstikke schaars. Iemand noemde al het voorbeeld van de zoektocht naar munitie door heel Europa heen, ook door experts van Defensie. Maar deze motie zegt: gebruik dat geld voor Oekraïne om de industrie op te starten. Dan gaat het niet naar Oekraïne. Maar voor mij en voor het kabinet moet altijd leidend zijn: wat heeft Oekraïne nu nodig? Inderdaad, als de Nederlandse defensie-industrie zich ontwikkelt en daarmee ook spullen kan leveren, zou dat fantastisch zijn; dat ben ik volledig met de indieners eens.

Deze motie conditioneert geld voor Oekraïne aan dat we het bij de Nederlandse defensie-industrie hebben gehaald. Als dat dus niet lukt, dan kunnen we het niet aan Oekraïne geven. En ik wil hier altijd waarborgen dat de behoefte van Oekraïne leidend is. Dus hartstikke graag: iedereen in Nederland die nog iets heeft voor Defensie, meld u daar. Maar ik vind dit de verkeerde volgorde. Dit zou ertoe kunnen leiden dat omdat we het geld niet uitgegeven krijgen … Ik weet dat de heer Van Dijck, die erdoorheen praat, gewoon tegen deze steun is. Dat weet ik, want dat zegt hij na elk debat. Alleen, ik wil niet hebben dat we die 4 miljard extra militaire steun voor dit en de komende twee jaar straks niet kunnen uitgeven, omdat het ons niet is gelukt om het in Nederland te kopen. Met deze motie dreigt dat en daarom ontraad ik 'm met kracht.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 8 is ontraden. Zullen we naar de motie op stuk nr. 9?

De heer Vermeer (BBB):
We zullen hier nog wel even op terugkomen om duidelijk te maken dat dit er juist voor zorgt dat we steun kunnen leveren.

De voorzitter:
Prima.

Minister Van Weyenberg:
Maar oprecht: dat doet het niet.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9.

Minister Van Weyenberg:
Nou ik geef toch even een korte reactie, voorzitter. Ik weet dat er ook andere varianten hebben gecirculeerd. De realiteit daarvan was om het geld voor de industrie te houden. Dat vind ik onverstandig, want als de industrie plannen heeft, kan ze die nu aanleveren, want Defensie wil juist graag spullen kopen. Maar als het niet kan … Ik wil echt voorkomen dat hier nu de Nederlandse belangen dusdanig leidend worden — nogmaals, ik wil heel graag geld voor de Nederlandse defensie-industrie — dat daardoor geld voor Oekraïne op de plank blijft liggen. Dat kunnen we ons gewoon niet permitteren. Dat zeg ik nogmaals, ook namens de minister van Defensie.

Dan de motie van de heer Grinwis en vele medeondertekenaars, die gaat over het structureel verankeren van de middelen voor politieke partijen in de begroting voor 2026. Dit heb ik consequent gedaan met moties, maar ook deze motie raakt aan het nieuwe kabinet en ik zou de heer Grinwis daarom willen vragen om de motie aan te houden tot het debat over de regeringsverklaring. Dan kan hij daar met het nieuwe kabinet over discussiëren. Anders moet ik 'm ontraden vanuit de zuiverheid van onze demissionaire status.

De voorzitter:
En dus is de motie op stuk nr. 9 ontraden. De motie op stuk nr. 10.

Minister Van Weyenberg:
De moties op de stukken nrs. 10 en 11 zijn spreekt-uitmoties.

Dan de motie op stuk nr. 13 van de heer Ergin, over de toeslagenafhandeling. Ik zou eigenlijk echt willen vragen aan de heer Ergin om 'm aan te houden, omdat we het er vandaag niet over gehad hebben en er een apart debat voor op de agenda staat. Dat heeft mevrouw Van Dijk vandaag bij de regeling gedaan. Het is een zeer gevoelig onderwerp waarbij we als overheid zeer veel recht te zetten hebben. Er ligt een zeer uitgebreide brief van de staatssecretaris, juist over hoe zij verder wil met de Stichting (Gelijk)waardig Herstel en welke punten zij nu met de stichting aan het bespreken is. Ik zou echt willen vragen: hou die motie aan. Ik denk dat deze zaak dusdanig ernstig en gevoelig is dat die daar zorgvuldige behandeling verdient. Dan kunt u het er daar over hebben. Daarna kan de heer Ergin natuurlijk elke motie indienen, maar nu terwijl het debat nog niet heeft plaatsgevonden … Ik zou hem echt willen verzoeken die motie aan te houden tot dat debat. Ik denk dat dit zeer gevoelige onderwerp die zorgvuldigheid verdient.

De voorzitter:
De heer Ergin gaat dat niet doen, zo te zien. Of wel? Hij komt naar voren. Het woord is aan hem.

De heer Ergin (DENK):
Als het goed is, ging dit om de motie op stuk nr. 13. Die hou ik aan.

De voorzitter:
Dat klopt.

Op verzoek van de heer Ergin stel ik voor zijn motie (36550, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 14.

Minister Van Weyenberg:
Ik dank de heer Ergin. Dat waardeer ik zeer.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 14 is ook een spreekt-uitmotie, dus het past mij niet om die te appreciëren.

Over de motie op stuk nr. 15 ben ik op dit moment gewoon overvraagd. Ik zal de minister van Justitie en Veiligheid dus vragen om zowel over deze motie als over het amendement dat ziet op hetzelfde onderwerp — ik denk dat we die wel samen moeten houden — een schriftelijke appreciatie te doen toekomen.

Dat brengt mij de motie op stuk nr. 16, van de heer Flach. Die gaat over de opleidingen. Die wil ik ontraden, omdat we daar een andere rolverdeling hebben, zoals ik ook al aan de heer Flach heb geprobeerd over te brengen in de beantwoording. Dat was nog niet succesvol, merk ik. Ik zei a dat er gewoon altijd een advies is van een orgaan, het Capaciteitsorgaan zorgopleidingen, en dat als je nieuwe opleidingsplekken wilt, ik dat ook echt aan een nieuw kabinet vind. Misschien kunt u 'm nog aanhouden, maar in deze vorm moet ik 'm ontraden.

Dan tot slot de motie op stuk nr. 17 over de investeringsbank. Ik zou de heer Dassen willen vragen om deze even aan te houden omdat het ibo eraan komt. Daar zit de informatie in die u de informatie geeft. Dat rapport komt deze zomer. Anders vind ik het een beetje raar dat we hier nu al … Deze motie ligt ontzettend in het verlengde daarvan, dus dit lijkt mij de meest zuivere vorm. Anders vind ik dit een discussie die u met het nieuwe kabinet moet voeren. Ik zou zeggen: aanhouden en anders ontraden. Maar los van de kabinetswissel, zou dit ook gezien het ibo mijn verzoek zijn.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de amendementen. Ik hoop dat ik ze allemaal heb.

Het amendement van de heer Van der Lee over het verhogen van het kindgebonden budget met €160 in 2024 ontraad ik. Om te beginnen doe ik dat vanwege het feit dat wij diep demissionair zijn; dat begrip heb ik hier eerder gemunt. Daar wil ik ook nog wel bij zeggen dat het kabinet de 345 miljoen waarnaar wordt verwezen als dekking al terug heeft laten vloeien naar de algemene middelen middels de nota van wijziging rondom het minimumloon, die aan de Tweede Kamer is gestuurd. Het is niet meer zo dat die minimumloonmiddelen — als het aan het kabinet ligt, want u stemt over die nota van wijziging — daarvoor gebruikt kunnen worden. Daarmee ontraad ik het amendement. Dat is verder ook een debat dat u met het nieuwe kabinet moet voeren.

De voorzitter:
Dit is het amendement op stuk nr. 5.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Daar toch even over. Dat voorstel is dan wel gedaan, maar wij gaan erover en wij moeten er nog over stemmen. Dat is nog niet gebeurd, dus we hebben nog steeds de ruimte om die besteding aan te geven in de vorm van een verhoging van het kindgebonden budget. De minister zegt "diep demissionair", maar dit gaat wel over de Voorjaarsnota van dit lopende begrotingsjaar en u bent nog het kabinet. Ik vind dat dus iets te makkelijk als ik eerlijk ben. Als het gaat over '25, snap ik dat allemaal, maar dit gaat over middelen nu. De geest van het amendement was vrij duidelijk, dus ik snap niet helemaal waarom dat argument wordt gebruikt.

Minister Van Weyenberg:
Wij zitten nu zo diep in de blessuretijd — sterker nog, we zitten in de extra tijd van de blessuretijd — dat ik dat oprecht ingewikkeld vind. Maar ik heb ook gezegd dat wij als kabinet een nota van wijziging hebben ingediend. Dat is wel ons vertrekpunt. Daarmee zijn die middelen niet meer beschikbaar.

Voorzitter. Het is er vandaag verder niet over gegaan, maar er is ook nog een amendement van GroenLinks-Partij van de Arbeid over de middelen voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel en multiproblematiek.

De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 6.

Minister Van Weyenberg:
Ja, dat is het amendement op stuk nr. 6. Het kabinet heeft voor dit jaar al middelen beschikbaar gesteld. Voor de jaren erna vind ik het echt aan een nieuw kabinet. Daarmee ontraad ik het.

Dan is er het amendement van mevrouw Van Dijk, de heer Mohandis en de heer Van Nispen over de verhoging van de BOSA-regeling met middelen van het Klimaatfonds. Dat is vandaag ook niet echt aan de orde geweest. De weging daarvan vind ik ook aan een nieuw kabinet. Ik wil er wel bij zeggen dat er een dekking zit in dit amendement. Dat moet ik gewoon zeggen, even los van dat dit niks aan mijn oordeel verandert. Ik wil er wel bij zeggen dat wij het uitvoeringstechnisch niet reëel achten om dit jaar nog 80 miljoen extra subsidie toe te kennen, maar dat is meer een technische reden, nog los van het staatsrechtelijke punt.

De voorzitter:
Dat was het amendement op stuk nr. 9, zeg ik nog even. Mevrouw Van Dijk, snel, snel, want het is bijna 23.00 uur. U heeft hakken aan, oké. Dan krijgt u drie seconden extra!

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Als we het dan toch over techniek hebben: voor hoeveel miljoen zou het dit jaar dan nog wel kunnen terwijl het technisch uitvoerbaar is?

Minister Van Weyenberg:
Daarmee overvraagt u mij op dit moment, maar ik denk eerlijk gezegd dat wij die 111,5 miljoen nu goed vinden. Ik heb hier geen exacte scheidslijn. Daar komt nog bij — dan ga ik er iets uitgebreider op in — dat we in het perceel gebouwde omgeving van het Klimaatfonds, waarin u dekking zoekt, voor 2024 geen dekking meer hebben. Dus ik heb hier nog wel een breder paletje aan maatregelen. En dat palet is al toegezegd, dus ook vooral om die redenen zou ik het amendement ontraden. Dat nog even los van wat ik zei over de staatsrechtelijke verhouding.

Voorzitter. Dan het andere amendement van mevrouw Van Dijk over de Nationale Technologiestrategie. Dat ontraad ik ook, want ik vind dat aan een nieuw kabinet. Het wordt namelijk deels gedekt uit onverdeelde middelen van het Nationaal Groeifonds. Ja, dat kan, maar ik zie tegelijkertijd dat het Groeifonds geen lang leven meer is gegeven. Om dat nu als dekking te gebruiken vind ik ingewikkeld. Nogmaals, begrotingstechnisch op de stand van vandaag is dit een dekking, zo geef ik meteen toe. Dus ja, om die redenen zou ik zeggen dat ik het amendement ontraad.

De voorzitter:
Dat was het amendement op stuk nr. 3 van mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had er met het oog op de toekomst natuurlijk nóg een dekking in gezet, omdat ik al dacht dat ik een dergelijke reactie zou krijgen.

Minister Van Weyenberg:
Zeker, die wil ik dan ook met liefde doen. Met alle waardering voor het feit dat mevrouw Van Dijk gedekte amendementen wil indienen, heb ik ook daarover een beetje slecht nieuws. Die dekking is het minder doorvoeren van de accijnsverlaging, als ik het goed heb begrepen. Daar komen we dan terecht in de inkomsten- en uitgavenscheiding. Dit kabinet hanteert de boekhoudregels tot de finish. De staatssecretaris heeft daar ook dingen over gezegd.

Over het amendement van de heer Flach rondom de financiering van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding heb ik reeds net gezegd dat ik de minister van JenV zal vragen om dat, net als zijn motie, van een appreciatie te voorzien.

Het amendement-Dobbe werd al aangekondigd door de heer Dijk. Hij is nu even niet in de zaal. Dat amendement is in ieder geval niet deugdelijk gedekt. Waar mevrouw Dobbe zich tegen verzet, gaat overigens niet om een bezuiniging, maar om een actualisatie van uitvoeringsinformatie van de NZa.

Voorzitter. Tot zover de appreciaties. Tot slot nog drie dingen.

De voorzitter:
Ik mis nog een paar amendementen, dacht ik.

Minister Van Weyenberg:
O jee.

De voorzitter:
Het amendement-Slagt-Tichelman over middelen voor het Wlz-kader.

Minister Van Weyenberg:
Dat ga ik er dan nog eens even bij zoeken, voorzitter. Dat heb ik hier nog niet liggen. ... Ik zie u heel druk naar me turen. Ik bleef stil omdat ik dacht dat u nog meer ging zeggen. Dit amendement heb ik niet; ik zal kijken of ik het zo nog heb. Anders doe ik het misschien ...

De voorzitter:
Het amendement van mevrouw Van Dijk over middelen voor de Nationale Technologiestrategie had u al ontraden, hè?

Minister Van Weyenberg:
Ja.

De voorzitter:
Dus ik heb het amendement van mevrouw Slagt-Tichelman. Ik kijk even of een fractiegenoot weet waar dat over gaat.

Minister Van Weyenberg:
Voorzitter, ik ga kijken of ik dat gewoon zo nog kan doen. Anders doe ik dat schriftelijk.

De voorzitter:
Dan horen we dat schriftelijk van u.

Minister Van Weyenberg:
Dan nog drie dingen. Ik heb het ook al in mijn eigen termijn gezegd, maar ik wil het graag nog een keer doen: ik wil echt uw aandacht vragen voor de maatregelen rond de Wlz in de brief van minister Helder. Dat is ook met het oog op dat u, als u niet besluit om het alsnog te behandelen, volgens mij echt weer een gat in de begroting slaat. Nogmaals, dat is aan u, maar ik vind het mijn rol om dat hier te zeggen.

Het tweede punt dat ik graag nog zou willen benoemen, is het volgende. Als het gaat om de Voorjaarsnota, hebben wij aan de uitgavenkant zes echt extra dingen die, naar wij vonden, niet kunnen wachten. Dat zijn: het geld voor Oekraïne, militair en niet-militair, de middelen voor gemeenten en provincies, van elk jaar weer een miljard, de middelen rondom de hersteloperatie Groningen, de middelen rond toeslagen, geld voor Defensie en de middelen voor de microchipsector. Ik constateer — je zou het misschien niet denken na sommige inbrengen in dit debat — dat er op al die zes punten gewoon brede steun in uw Kamer is. Dat constateer ik met vreugde, want ik vind ze alle zes buitengewoon belangrijk.

Tot slot dank ik de leden ...

De voorzitter:
Mag ik nog even voordat u aan uw slotwoord begint? U heeft, begrijp ik van de heer Van der Lee, net het amendement-Slagt-Tichelman ontvangen. Dat ligt naast of bij u. Ik mis ook nog twee appreciaties van amendementen van de heer Dassen inzake schoolmaaltijden.

Minister Van Weyenberg:
Die zijn dan echt heel lastminute. Ik ga gewoon kijken of ik ze na de staatssecretaris nog kan doen. Anders komen ze later. Mijn basisregel zal daarbij overigens dezelfde zijn als die ik tot nu toe heb gehanteerd. Ik ga even kijken of ik ze zo nog op tijd heb.

Voorzitter. Zoals ik al zei, hebben die zes belangrijke punten uit de Voorjaarsnota brede steun in uw Kamer. Dat doet mij natuurlijk veel vreugde.

Ik dank alle leden voor de vriendelijke woorden, ook de heer Dijk. Dank daarvoor. U maakt mij te groot, zeg ik eerlijk. Deze Voorjaarsnota is ingediend door het VVD-, D66-, ChristenUnie- en CDA-smaldeel, gezamenlijk "het kabinet" getiteld. Ik heb hier de Voorjaarsnota van het kabinet verdedigd, zo goed en zo kwaad als ik dat kon. Ik dank u allen voor de fijne samenwerking. Ik geloof dat ik nog een tweeminutendebat met u tegoed heb.

De voorzitter:
Daar zien we dan naar uit.

De staatssecretaris heeft nog drie minuten voordat hier het licht uitgaat. Het woord is aan hem. Misschien dat ik er een minuutje bij weet te regelen, hoor. Ik zal mijn best doen.

Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Het wordt een uitdaging. Ik ben hier overigens morgenochtend om 10.15 uur weer voor een plenair debat. Volgens mij staan er ook nog een paar debatten gepland.

In de eerste plaats heel veel dank aan de ambtenaren van Financiën. Zij hebben ons altijd uitstekend ondersteund bij de Voorjaarsnota. Dat geldt ook voor de Griffie, waarvoor dank. Dank ook aan de beleidsmedewerkers van de verschillende fracties. Maar uiteraard ook dank aan de leden van de Tweede Kamer. Ik ben zelf altijd met ontzettend groot plezier de debatten aangegaan. Die ga ik altijd in met dit hele simpele adagium: ik laat me graag overtuigen door het betere argument van de ander, maar ik ben wel standvastig. Het is niet makkelijk om me te overtuigen, maar dit is volgens mij de enige manier om in de parlementaire democratie met elkaar om te gaan, ongeacht welke jas je aan hebt; ik heb ook de jas van lid van de Eerste Kamer gehad.

Toch nog even iets stichtelijks.

De voorzitter:
We willen van u ook nog een appreciatie van de motie hebben.

Staatssecretaris Van Rij:
O, sorry. Dat was ik al helemaal vergeten.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 12, voordat we naar de slotapotheose gaan.

Staatssecretaris Van Rij:
Ik dacht dat de minister dat al gedaan had, maar dat is natuurlijk helemaal niet zo. Ik had er ook nog één, namelijk de motie op stuk nr. 12.

De voorzitter:
Zeer juist.

Staatssecretaris Van Rij:
Ik stel de indiener voor om die motie aan te houden tot het debat over de regeringsverklaring.

De voorzitter:
Dat is de heer Ergin. Die doet dat niet. Dus dan …

Staatssecretaris Van Rij:
Oké, ontraden.

De voorzitter:
Bij dezen.

Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan kan het nog net op de valreep, want ik heb nog één minuut. Ik ga het niet helemaal voorlezen, maar dit is toch wel een van mijn favorieten. Het komt uit Prediker 3. Voor degenen die wat minder Bijbelvast zijn, ga ik het dus niet helemaal voorlezen.

Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.

Ik sla even een stukje over.

Er is een tijd om te huilen
en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen
en een tijd om te dansen.
Er is een tijd om te ontvlammen
en een tijd om te verkillen,
een tijd om te omhelzen
en een tijd om af te weren.
Er is een tijd om te zoeken
en een tijd om te verliezen
en een tijd om te bewaren.

Dank u.

De voorzitter:
Prachtig. Maar de minister wil toch nog even het laatste woord hebben.

Minister Van Weyenberg:
Voorzitter. Om de simpele reden dat uw Kamer een reactie op alle amendementen verdient. Laat ik ook alle waardering uitspreken voor al het gedane werk, ook zeker bij fracties, om die amendementen te maken. Grote dank inderdaad ook aan de ambtenaren van mijn eigen ministerie, maar zeker ook die van alle anderen die aan de Voorjaarsnota hebben gewerkt en ook aan alle begrotingen die daarbij horen.

Het amendement van de heer Dassen ga ik vanwege de dekking ontraden. Daar heb ik het eigenlijk al over gehad. Dit is niet zomaar vrij geld. Dit heeft gewoon consequenties in de echte wereld. Dat staat nog los van het feit dat hij bedrag dat hij vrijmaakt, niet genoeg is voor het nobele doel dat hij wil bereiken, waar ik hem persoonlijk natuurlijk van harte in steun.

Bij het amendement van het lid Slagt-Tichelman lijkt mijn appreciatie eigenlijk op wat ik net met het amendement-Dobbe heb gedaan. Dat ontraad ik dus om dezelfde reden.

Ik kan niet zo prozaïsch eindigen als de staatssecretaris. Laat ik dan eindigen met een andere grote filosoof, namelijk Paul Simon, en zijn beroemde quote:

Everybody loves the sound of a train in the distance,
everybody thinks it's true.

Ik wens u een fijne avond.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dan vertel ik nog even dat we dinsdag over de moties gaan stemmen. Over de begrotingen zelf plus over de ingediende amendementen stemmen wij ergens voor het zomerreces, nadat ze ter sprake zijn gekomen in de commissies. Ik sluit de vergadering van 4 juni en ik dank de beide bewindspersonen uiteraard.

Sluiting

Sluiting 23.02 uur.