Plenair verslag
Tweede Kamer, 35e vergadering
Dinsdag 30 januari 2024
-
Aanvang14:00 uur
-
Sluiting22:07 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 145 leden der Kamer, te weten:
Aardema, Aartsen, El Abassi, Agema, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bruyning, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Eerdmans, Van Eijk, Ellian, Ergin, Erkens, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Keijzer, Van Kent, Kisteman, Klaver, Koekkoek, Kops, De Kort, Kostić, Kröger, Krul, Van der Lee, Maatoug, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Omtzigt, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Van der Plas, Podt, Pool, Postma, Ram, De Roon, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Aukje de Vries, Van Vroonhoven, Van der Wal, Welzijn, Westerveld, White, Wilders, Van Zanten en Zeedijk,
en de heer Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Van Huffelen, staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president, en de heer Van Leeuwen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van 30 januari. Deze week denken wij terug aan de Watersnoodramp van 1953 in Zuidwest-Nederland. Mevrouw Van den Hil inspireerde mij om hier enige aandacht aan te besteden. Dat wil ik laten samenvallen met een momentje parlementaire poëzie door het voordragen van het gedicht Watersnood van Gerrit Achterberg.
Beelden van Zadkine stonden moeders daar
babies boven de springvloed uit te beuren.
Zonen zagen hun vaders medesleuren
— wat wordt een ouder in je handen zwaar;
de schuren van de boerderijen scheuren.
Ratten en mensen klommen door elkaar.
Een kind zat om haar dode pop te zeuren
en was het ogenbliklijk zelf nog maar.
Het water steeg tegen het vee omhoog.
De koppen groeiden van geluid en dood.
Het wurgde zich; de balg ondersteboven.
Kippen vlogen als sneeuw de golven over.
Padvinders vonden later, vals en droog,
katten in bomen; een portret, een brood.
Aldus Gerrit Achterberg met een prachtig sonnet gewijd aan de Watersnoodramp van 1953. Deze week denken we daar even aan terug.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Inge van Dijk
Vragen van het lid Inge van Dijk aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht "Vertrekkend ASML-topman: als we niet hier kunnen groeien, doen we dat elders".
De voorzitter:
We gaan door met het vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de minister, die een probleempje had met haar pasje maar nu binnen is. Fijn dat u bij ons bent. Ik geef graag het woord aan mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA, die een vraag gaat stellen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het woord is aan mevrouw Inge van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank, voorzitter. Allereerst, fijn dat de minister er weer is na haar ziekte en afwezigheid. Ik heb een aantal vragen over ASML, maar ook bredere vragen die verder gaan dan ASML. De vertrekkend topman van ASML, Peter Wennink, waarschuwde vorige week namelijk: "Als de politiek niet oppast, is het risico groot dat Nederland voor ASML te klein wordt." Voor mij is de vraag dan wat hierachter ligt. Waarom geeft de topman van zo'n strategisch, belangrijk bedrijf dat door ieder ander land met open armen zou worden ontvangen, dit signaal? Ik zie dit als het luiden van de noodklok. Waarderen we onze ondernemers en bedrijven nog? Hebben we voldoende visie op hoe we omgaan met onze grote spelers, de spelers die ons internationaal vooropzetten en bijdragen aan onze strategische autonomie? Veel ondernemers hebben het gevoel dat hun bijdrage voor lief wordt genomen, zowel financieel als maatschappelijk. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook hoe zij deze waarschuwing uitlegt.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Adriaansens:
Voorzitter, dank. Ik was erg blij dat u met Achterberg startte. Dat brengt ons in andere sferen. Dat proberen we even vast te houden, want volgens mij is het signaal dat wordt afgegeven, zeer serieus. Mevrouw Van Dijk weet volgens mij als geen ander dat ik mij dat ook zeer, zeer aantrek en dat wij ons zeer inspannen om te zorgen dat we een goed ondernemersklimaat hebben voor bedrijven in alle soorten en in alle maten in Nederland. Wij hebben namelijk een cultuur waarin grote en kleine bedrijven van elkaar afhankelijk zijn. We kunnen het dus hebben over ASML, maar in de slipstream daarvan hebben we het over honderden leveranciers, vaak familiebedrijven, kleinere bedrijven die afhankelijk zijn van het soort geweldig grote wereldspelers als ASML.
Het signaal van de CEO van ASML trek ik mij zeer aan. Ik kan me er ook wel iets bij voorstellen, want hoe hard ik ook probeer om met het beleid een bepaalde stabiliteit voor elkaar te krijgen — want ik zou bijna zeggen: goed beleid is saai beleid — het lukt ons niet om enige rust te betrachten in de dynamiek van de dagelijkse opgave die we hebben, de kortetermijnopgave. Ik heb daar meerdere brieven over naar uw Kamer gestuurd. Ik heb ook het belang van de waardering voor bedrijven iedere keer benadrukt. Ik zie daar in de debatten bij een aantal volksvertegenwoordigers ook echt wel veel support voor, maar als er een vraag is om op een gegeven moment naar middelen te kijken, dan gaan wij toch weer ingrijpen in die stabiliteit. Die hartenkreet moet ik wel kwijt, want dit gaat bijvoorbeeld over de 30%-regeling, maar er zijn meer zaken waarmee het bedrijfsleven moeite heeft om die snel te verwerken. Het gaat hier over een tegemoetkoming in de kosten voor buitenlandse kenniswerkers. Daarover heeft de Kamer een amendement aangenomen, waar de heer Wennink in dit geval specifiek aan refereert. Maar het probleem is veel breder dan dat. Wij hebben van oudsher een prachtig ondernemersklimaat en we hebben een goede economie, maar dat zijn allemaal foto's en die kijken terug. Als je kijkt naar de opgaven en uitdagingen die wij voor de komende decennia hebben, dan zie je dat we te weinig mensen hebben en een lage, afnemende arbeidsproductiviteit. We hebben grote opgaven, bijvoorbeeld als het gaat over de energietransitie en de zorg. We moeten ervoor zorgen dat mensen mee kunnen doen in deze samenleving en dat we onze welvaart kunnen blijven voeden en daarmee al die uitgaven kunnen doen aan zorg, wegen en onderwijs. Daar hebben we het bedrijfsleven voor nodig. Dan moeten we vooral zorgen voor stabiliteit en voorspelbaarheid.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat mijn tweede vraag hier wel een beetje op aansluit. Ik zie ook dat we de groei van een bedrijf als ASML, maar ook de bredere discussie over het verdienvermogen van Nederland veel te eng aanvliegen. We hebben binnenkort een debat hierover, maar dit gaat over veel meer dan alleen het terrein van deze minister. Als je stabiliteit wilt, dan betekent dat een effort op veel meer vakministeries. Het gaat over fiscaliteit, investeringen, de arbeidsmarkt, de ruimte, geopolitiek enzovoorts. We moeten dus echt muren gaan afbreken tussen departementen, want anders gaan we het niet redden, ook die zo gewenste stabiliteit niet. Mijn tweede vraag is dan ook: hoe zorgt de minister dat we deze discussie snel breder gaan trekken en dat de Kamer dit ook terug gaat zien in de uitvoering van concrete plannen?
Minister Adriaansens:
Dit is nou precies wat we aan het doen zijn en wat ik aan het doen ben. Ik ben het namelijk volledig met mevrouw Van Dijk eens. Dit zijn niet sec onderwerpen voor het ministerie van Economische Zaken. Sterker nog — dat probeer ik ook te zeggen — eigenlijk zou de hele ministerraad bezig moeten zijn met de economische gesteldheid van ons land, omdat dat een voorwaarde is om al die andere agenda's te kunnen uitvoeren. Dat ben ik dus met u eens. Om het concreet te maken: we hebben bijvoorbeeld recent een maritiememaakindustrieagenda opgesteld om te zorgen dat we echt op een deelgebied extra maatregelen nemen. Dat doe ik dan ook samen met IenW en Defensie, bijvoorbeeld. Op het gebied van het vestigingsklimaat trek ik ook weer samen op met de staatssecretaris van Financiën. De strategische agenda voor de regio Brainport Eindhoven heb ik, volgens mij, in november 2022 aan uw Kamer heb gezonden. Daar komt het Bestuurlijk Overleg Brainport Eindhoven uit voort. Ik trek daarin samen op met de ministers van OCW, Binnenlandse Zaken en IenW. Het zijn dus gezamenlijke efforts, want dit zijn overstijgende problemen die we met elkaar moeten aanpakken.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Fijn dat we het eens zijn. Alleen — nogmaals, ik ben redelijk nieuw op deze portefeuille — bij het voorbereiden van de eerste debatten zag ik echt nog veel te veel versnippering. Ik denk dus dat we hier nog een serieuze stap te zetten hebben.
Het derde signaal, dat ik ook heel serieus neem, is de omgeving van ASML, want het is geen eiland. Er wonen mensen omheen die te maken krijgen met grote veranderingen en ook dat aspect verdient aandacht. De lokale politiek in Veldhoven zegt: laten we elkaar helpen; laten we samenwerken. Ook ASML wil die samenwerking. Zij willen mee-investeren in de infrastructuur, woningen voor inwoners, scholing en de brede welvaart. Mijn lokale collega van het CDA in Veldhoven zei vandaag, terecht, in het Eindhovens Dagblad: we moeten niet achter een muur tegen elkaar gaan gillen, maar met open armen naast elkaar gaan staan.
Voorzitter. ASML is ook onderdeel van de Brainportregio. Ik vind dat de groei van ASML hoog op de agenda van het Bestuurlijk Overleg Brainport moet staan. De urgentie moet omhoog en er is actie nodig. Hoe kijkt de minister naar een Delta-actieplan en is zij bereid om dat op de agenda te zetten van het eerstvolgende bestuurlijke overleg?
Voorzitter. Ik noemde zojuist al dat deze onderneming mee wil investeren in de omgeving. Dat samenwerkingsmodel spreekt het CDA heel erg aan. Ziet de minister andere plekken of bedrijven in Nederland waar dit goed zou kunnen werken en kan bijdragen aan de kwaliteit van samenleven? Hoe kan zij dit faciliteren?
Afsluitend. Ik denk dat we toe moeten naar een nieuwe overlegeconomie. Mijn voorganger Mustafa Amhaouch heeft een motie ingediend over het opzetten van een nationale industrietafel. Kan de minister aangeven of deze motie al is uitgevoerd?
Minister Adriaansens:
Een boel vragen ineen, dus ik hoop dat ik ze allemaal goed terugpak. Allereerst vraagt u urgentie voor de aanpak van de Brainportregio. U noemt specifiek ASML, maar ik zou het breder willen bekijken, ook omdat deze bedrijven zelf aangeven dat zij verbonden zijn met elkaar. ASML is er zelfs een voorvechter van om dat in samenhang te bekijken. Wij nemen de Brainportregio zeer serieus. Er stond in het regeerakkoord ook aangegeven hoe belangrijk Brainport Eindhoven als mainport is voor Nederland. Daarmee wil ik niets afdoen aan al die andere plaatsen in Nederland waar ook heel veel samenwerking is en waar wordt gewerkt aan vernieuwing. We hebben een aantal hele mooie plekken in Nederland, niet alleen clusters maar ook campussen, waar wordt gewerkt aan nieuwe werkzaamheden, de uitdagingen van de toekomst, oplossingen voor de energietransitie en noem maar op. Er is in 2022 inderdaad een strategische agenda vastgesteld. Daarin zijn afspraken gemaakt over de waardeketen, talentontwikkeling en over hoe je ervoor kan zorgen dat de mensen beschikbaar zijn. Er is namelijk een chronisch tekort aan mensen die het werk kunnen doen. Dat is een algemeen probleem. Dat gaat niet alleen over de knappe koppen, maar ook over de gouden handjes. Het gaat om de volledige breedte. Dat gaat ook over de infrastructuur.
Als vervolg daarop hebben we een plan gemaakt. In het Bestuurlijk Overleg Brainport monitoren we de voortgang van die agenda. Er is ook 1,6 miljard vrijgemaakt om de schaalsprong te maken die beoogd is in Veldhoven, in Brainport Eindhoven. Ongeveer 60% daarvan wordt door het Rijk opgebracht; ik heb dat niet helemaal scherp, maar ruim 1 miljard komt van de rijksoverheid. Dat betreft een plan met allemaal acties tot 2030. Dat gaat bijvoorbeeld over infrastructuur als een busstation. Knooppunt XL hoort daar bijvoorbeeld bij. Daar hoort ook een verbinding bij tussen de campus en het centrum en HOV4. Daar hoort ook een voorziening bij zodat bussen over de vluchtstrook kunnen rijden, zodat je de mobiliteit bevordert. Maar het gaat ook over de ontwikkeling van 50.000 woningen.
Voorzitter. Mevrouw Van Dijk refereerde aan de rol van dit soort bedrijven in de regio. Met name ASML is zeer betrokken bij de ontwikkeling van de regio in brede zin. Zij dragen financieel bij aan de bereikbaarheid, maar bijvoorbeeld ook aan scholing van kinderen op de basisschool. In 2022 hebben ze 19.000 kinderen geschoold via een programma om technologieonderwijs te geven. Dat heet de Junior Academy. Maar ze investeren ook. Ze geven namelijk financiële steun aan woningbouwcorporaties om die woningen te ontwikkelen, en dat is niet alleen maar bedoeld voor medewerkers van ASML. De waarde van dit soort bedrijven is los van hun economische waarde dus ook maatschappelijk gezien heel erg groot.
U vroeg: gebeurt dat ook op andere plekken? Wel degelijk zijn er ook op andere plekken heel veel ontwikkelingen gaande. In Wageningen gaat er een cluster heel erg over technologieontwikkeling. We hebben het in Leiden als het over biotech gaat. We hebben het inmiddels ook — dat bevindt zich in een prillere fase, maar heeft wel veel potentie — in het noorden van het land, in Eemshaven Delfzijl en met de verbinding met de campus in Groningen. We zien op veel plekken dat dit soort samenwerkingen tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen heel goed kunnen gaan en dat daar ook de kracht van Nederland zit.
U vroeg als laatste nog naar de motie van de heer Amhaouch. U vraagt dat terecht. Ik heb begrepen dat er in juni van dit jaar een inhoudelijke reactie komt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel voor de beantwoording. Ik miste nog één dingetje. Ik vroeg inderdaad naar die brede samenwerking, maar het unieke vind ik hier dat er nagedacht wordt over samenwerken met de samenleving, over de brede welvaart op de agenda. Ik hoor u over onder meer de kennis en … Dat is allemaal waar, maar ik geloof dat we zulke grote ontwikkelingen alleen maar duurzaam kunnen vormgeven als we het ook echt doen met de omgeving. Dat mis ik nog een beetje in de beantwoording. Ik hoop dat de minister ook daar voldoende aandacht voor blijft houden.
Minister Adriaansens:
Als u mij toestaat, zou ik daar iets aan willen toevoegen. Ik ben het daar namelijk echt mee eens. Als wij de laatste decennia íéts te weinig hebben gedaan, dan is dat in brede zin kijken hoe de welvaart neerslaat bij iedere Nederlander. Ik vind dat ik daarin als minister van Economische Zaken een belangrijke rol heb. Daar wordt het geld verdiend en je moet zorgen dat mensen daarvan kunnen meeprofiteren. In juli 2023 heb ik een visie opgeleverd: Perspectief op de Nederlandse economie. Die schetst over vier pijlers hoe de economie van Nederland eruit zou moeten zien. Die pijlers zijn de volgende. De economie moet innovatief, duurzaam en schoon zijn, in de brede zin van het woord. Die moet ook werken aan een sterk Nederland en een weerbaar Europa. Daarmee bedoelen we dat het ook over economische veiligheid gaat, steeds meer. Daar moet die aan bijdragen. Je kunt daar allerlei afwegingen in maken, maar dat moet natuurlijk verder worden uitgewerkt. Maar u bedoelt de vierde pijler. Expliciet toegevoegd aan het economisch perspectief is daarom dat mensen moeten kunnen profiteren van de welvaart die wij genereren. Brainport Eindhoven laat zien dat dat kan. Op veel meer plekken in Nederland wordt daaraan gewerkt, maar dat moeten we meer zichtbaar maken. We moeten bedrijven uitdagen om te laten zien wat zij voor de mensen in de omgeving kunnen betekenen en al betekenen. Welke sportclub wordt er niet gesponsord door een bedrijf? Sportclubs zouden anders bijna niet meer kunnen bestaan. Maar dan doen we ze tekort, want er gebeurt veel meer dan dat. Dus ja, het is een belangrijk onderdeel van de economische agenda.
De voorzitter:
Prima, dank u wel.
De heer Paternotte (D66):
Het gaat om ASML, het belangrijkste bedrijf van de wereld en een van de motoren van de Nederlandse economie. De topman van ASML luidde de noodklok. Dat snap ik wel. Hij zei daarbij twee dingen. Het eerste was de expatregeling, waarop de minister inging. Het tweede wat hij noemde waren de internationale studenten. Daarvan zei hij: dat talent hebben we wel echt nodig in Nederland. Ik snap de zorg wel, want er zitten nu vier partijen aan een onderhandelingstafel die plannen hebben om dat, in hun woorden, "fors, drastisch in te perken". Ziet de minister dat de vraag om daar voorzichtig mee te zijn ook onderdeel is van de oproep van ASML? Is eigenlijk bekend, weten wij, wat het voor de economie betekent als er fors minder internationale studenten naar Nederland mogen komen?
Minister Adriaansens:
Ja, ik zie wat het probleem is. Het probleem is inderdaad dat we te weinig mensen hebben om het werk te doen in de brede zin. Daarom heb ik ook samen met onder andere de ministers van SZW en OCW ruim een jaar geleden een Actieplan Groene en Digitale Banen gelanceerd. We werken daar heel gericht aan. Maar we moeten wel eerlijk zijn: we hebben eigenlijk te weinig mensen om het werk te doen. We zullen toch goed moeten bekijken op welke plekken we echt iemand van buiten nodig hebben. Dat zal heel gericht moeten plaatsvinden. Dat heb ik al eerder gezegd. De vraag is wie wij nodig hebben, niet in de brede zin, maar echt heel gericht. We weten aan de andere kant namelijk ook dat er druk staat op onze voorzieningen. We hebben te weinig woningen. We moeten er wel voor zorgen dat iedereen … Geen baan zonder bed, zegt de minister van SZW zo mooi. Dat is natuurlijk ook zo. Je moet dus wel goed zorgen voor de mensen die hiernaartoe komen. Die moeten echt een bijdrage leveren die niet door een Nederlander geleverd kan worden. Dat is een heel subtiel proces en dat wordt nu op allerlei plekken besproken.
Bij die internationale studenten zagen we ook een verdringing. Op het moment dat er hier, in de volle omvang waarin dat gebeurde, internationale studenten komen, zullen we daarbij kritischer moeten zijn. Daar helpt ook die visie die ik heb opgeleverd heel erg bij, en ook de Nationale Technologie Strategie die ik recent heb gelanceerd. Laten we nou bekijken waar we het verschil kunnen maken. Als wij iemand nodig hebben, laten we dat dan ook echt heel gericht op die plekken doen waarvan we er ook echt de meerwaarde van hebben.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank aan de minister voor alle antwoorden. Ik zie ASML in dezen eventjes als een symbool voor een aantal andere grote bedrijven. Recent is er natuurlijk een rapport over de maritieme maakindustrie naar ons toegekomen. Ik ben eigenlijk heel benieuwd of de minister nu al een korte reflectie kan geven op de uitdagingen waartegen ASML aan loopt. Spelen die ook in andere sectoren?
Minister Adriaansens:
Dat is een terechte vraag. Ik zal het antwoord proberen te beperken, want er zijn nogal wat uitdagingen. De chipsupplychain, de keten van het maken van chips, van ASML is een hele geopolitiek gevoelige productie. Daarbij speelt die vraag in ieder geval heel specifiek. Wij willen niet dat bepaalde hoogwaardige kennis die wij hier hebben, voor verkeerde doeleinden gebruikt wordt. Maar in algemene zin gaat het natuurlijk over mensen, over personeel. Ik heb ook een monitor van het ondernemingsklimaat gedaan. Waar hebben bedrijven nou problemen mee? Nou, met best wel een aantal zaken, maar er komen twee dingen echt prominent naar voren, namelijk personeel en netcapaciteit. Dat is van een heel andere orde dan waarover we het hier hebben, maar dat zijn eigenlijk de twee grote triggers waarvan bedrijven echt onrustig worden. Dat zie je hierbij ook terugkomen. Maar daarnaast zijn er natuurlijk meer problemen, want wij maken ook een energietransitie door. Mensen moeten kunnen verduurzamen. Zeker kleinere bedrijven hebben niet altijd toegang tot kapitaal en financiering. We moeten opletten met de stikstofruimte. Er worden dus niet altijd vergunningen verleend. Infrastructureel zijn er natuurlijk ook nog wel wat uitdagingen. Dat is dus allemaal breder. Maar die twee zijn eigenlijk echt overal wel top of mind.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik werd toch wat getriggerd door het gedicht dat u zo mooi voorlas over iets wat heel treurig is, namelijk de watersnood. Maar daarna hebben wij als Nederland vol kracht de Deltawerken gebouwd. In de regio Eindhoven kennen wij natuurlijk Philips. Decennia geleden stond Philips eigenlijk een beetje voor dezelfde uitdaging als ASML nu. Het is een bedrijf waar wij echt ontzettend trots op zijn. Mijn vraag is wat wij kunnen leren van het verleden van Philips, waarin het ook is gaan investeren in woningen, wegen en opleidingen van mensen. Wat kunnen wij van Philips leren op het gebied van woningbouw? Wat passen wij daarvan nog niet toe? Want wij moeten eigenlijk met z'n allen weer een fantastisch nieuw Deltawerk neerzetten in Nederland, zodat we dit bedrijf hier houden.
Minister Adriaansens:
Dat onderschrijf ik zeer. Je ziet bedrijven zich er steeds meer bewust van worden dat ze ook aan de bevolking duidelijk moeten maken wat hun meerwaarde is. Het is niet meer vanzelfsprekend dat iedereen dat begrijpt en altijd accepteert. Daar moeten we de juiste aandacht voor hebben; dat is continu onderwerp van gesprek. Bedrijven zoeken ook naar meer manieren om kenbaar en duidelijk te maken wat er allemaal gebeurt, want er gebeurt al heel veel. Bijna alle bedrijven die ik bezoek, zijn bezig met verbindingen te leggen met het onderwijs, met kijken wat ze voor de samenleving kunnen betekenen. Dat is in een dorp anders dan in een stad. Dat staat prominent op de agenda en dat is bijvoorbeeld ook onderdeel van de Corporate Governance Code, die door beursvennootschappen wordt gehanteerd om te laten zien hoe zij goed bestuur uitvoeren, maar die ook door een heleboel andere bedrijven wordt gebruikt, ook al zijn ze daar niet toe verplicht, om te laten zien wat ze doen. Dus daar wordt ook over gesproken. Dit is de formele kant, maar je ziet het ook bij werknemers. Er is echt een war on talent gaande, dus als bedrijf ben je je heel bewust van wat de jonge generatie wil. Neem maar van mij aan, maar dat weet u waarschijnlijk zelf ook, dat jonge mensen heel duidelijk weten wat ze willen, namelijk bijdragen aan een betere wereld. Als werkgever zul je daar dus invulling aan moeten geven.
De heer Dassen (Volt):
Ik dank de minister voor de beantwoording. ASML is een prachtig bedrijf, ontsprongen uit Philips. Het heeft er lang over gedaan om de uitvindingen te doen die nu zo groot en belangrijk voor de wereld zijn. De minister geeft net in antwoord op een vraag van de heer Paternotte aan dat niet meer alles kan. Daarover wil ik een vraag aan de minister stellen. Als we de vraag proberen te beantwoorden wat het toekomstige verdienvermogen van Nederland is, hoe gaan we er dan voor zorgen dat we inderdaad inzetten op juist die bedrijven die voor ons toekomstige verdienvermogen zo ontzettend belangrijk zijn? Hoe gaan we er ook voor zorgen dat we minder inzetten op industrieën die we misschien niet meer willen? Want als je keuzes moet maken, ook ten aanzien van internationalisering en de vraag welke studenten en arbeidsmigratie je wilt hebben, dan zul je daar ook rekening mee moeten houden, zodat dat elkaar niet kannibaliseert.
Minister Adriaansens:
Dat is nou precies wat we aan het doen zijn, want we zien dat we van alles te weinig hebben. We hebben grote ambities maar we zijn een klein land met op een gegeven moment ook een beperkte portemonnee. We kunnen het niet overal aan uitgeven. Maar we zijn ook een land dat van nature duizend bloemen liet bloeien. Je zou eigenlijk toch wat gerichter willen kijken waar nou echt onze sterspelers zitten, zoals 'n ASML. Aan de andere kant weet je als overheid heel goed dat je dat niet kan beoordelen. Ik kan dat niet beoordelen, wij kunnen dat hier niet beoordelen. Dat zal toch ook voor een deel ... Ik heb weleens de metafoor van een voetbalveld gebruikt. Je moet ervoor zorgen dat er überhaupt een veld is, dus dat er een ondernemersklimaat is waarin bedrijven zich kunnen ontwikkelen. Wat de vraag betreft welke bedrijven we hier willen hebben en waar we het beleid op willen richten ... Want zo zie ik dat: ik denk niet dat je kunt zeggen welk bedrijf je wel en welk bedrijf je niet wilt hebben. Nee, je creëert een omgeving waarin zij kunnen ondernemen. We hebben inmiddels heel veel beleid waar bedrijven zich aan moeten houden en op basis waarvan ze hun beslissingen zullen nemen. Neem ETS of een CO2-heffing. Je ziet dat dat richtinggevend is voor bedrijven die bijvoorbeeld te maken hebben met CO2-uitstoot. Dat geldt ook op het gebied van milieu. We hebben een heleboel regels die bepalen wat voor keuzes een bedrijf maakt. Maar het gaat erom waar we echt het verschil maken. In het kader van de Nationale Technologiestrategie heb ik gezegd: je wilt eigenlijk een volledig veld, maar wel met een spits. Dus laten we het extra geld dat we investeren vooral gericht investeren.
De heer Dassen (Volt):
Een korte vervolgvraag. Investeren is ontzettend belangrijk, in Nederland maar ook op Europees niveau. Je ziet dat de investeringen aan het teruglopen zijn, ook op Europees niveau, en dat de relevantie van Europa op het wereldtoneel steeds kleiner wordt. We zien ook dat er bezuinigingen worden doorgevoerd op STEP of Horizon, of in ieder geval dat daar niet de investeringen worden gedaan die nodig zijn. Hoe kijkt de minister daarnaar? Zijn we nog wel bereid om voldoende te investeren en geld te mobiliseren voor ons toekomstige verdienvermogen?
Minister Adriaansens:
Een volstrekt terechte vraag. We moeten veel meer aan R&D doen; dat is bijna een noodkreet. We moeten zorgen dat we research and development, ontwikkelen en innovatie, veel meer op de agenda krijgen. Wij doen daar te weinig in. We geven als Nederland 2,4% van ons bbp uit aan R&D. Dat moet 3% zijn. Dat hebben we ook met elkaar afgesproken. Eigenlijk wil je dat er tegenover iedere geïnvesteerde euro, €2 aan private investering staat. Dus ik zeg niet: laat de overheid dat volledig doen. Dat moet je niet doen. Je moet als overheid de goede prikkels geven, zodat particuliere beleggers, investeerders, banken, pensioenfondsen instappen om te zorgen dat we met elkaar die ontwikkeling doormaken en dat we investeren in de nieuwe technologieën in de economie. Want stilstand is achteruitgang. Zoals de heer Dassen terecht zegt, wordt er in de landen om ons heen, maar ook in andere werelddelen, onvoorstelbaar veel geïnvesteerd. Dus het is niet alleen wat je zelf doet, maar ook wat er gebeurt in de wereld. Van bijvoorbeeld start-ups in Nederland groeit 22% door naar een scale-up, dus naar de volgende fase, maar in Amerika is dat 60%. We moeten nog heel veel stappen zetten om te zorgen dat we die dynamiek hier houden. Ik kan alleen maar bevestigen dat we dat met elkaar voor elkaar moeten krijgen, maar niet door de overheid alles te laten betalen, maar door dat gewoon slim met elkaar te doen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de minister voor haar aanwezigheid.
Vragen Postma
Vragen van het lid Postma aan de minister voor Klimaat en Energie, viceminister-president over het bericht "In eerste gasloze wijk van Rotterdam krijgen ze hoge energierekening: 'Geef mij dat gas maar terug'".
De voorzitter:
We gaan luisteren naar mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract, die een vraag heeft aan de minister voor Klimaat en Energie, die wij van harte welkom heten. Het woord is aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Heel fijn dat ik hier mag zijn om deze hele belangrijke vraag te stellen. We lazen in het Algemeen Dagblad van dit weekend: "Ze gingen verplicht van het gas af en krijgen nu een fikse naheffing." "Ik weet echt niet hoe ik dat moet betalen", zei een van de bewoners. "Mijn kinderen douchen maar vijf minuten en toch heb ik een hoge rekening." "Ik kan maar een van mijn twee kamers verwarmen en toch ben ik bang dat ik bij moet betalen."
Voorzitter. Energie is geen luxeproduct. Het is geen Gucci-tas die de happy few mogen hebben. Energie is een basisbehoefte voor iedereen. Wij willen met z'n allen die energietransitie door. We willen van het gas af. Maar dan moet echt iedereen mee kunnen komen. Dan moet iedereen zijn energierekening kunnen betalen, zonder angst te hebben dat je een kamer niet kan verwarmen en dus in de kou zit.
Voorzitter. Ik wil de minister drie vragen stellen, of eigenlijk de analyse langs drie vragen leggen. Ten eerste. Wat kunnen wij nu doen om de mensen van dit specifieke blok die hun rekening niet kunnen betalen, te helpen? Ten tweede. Wat kunnen wij nu doen om ervoor te zorgen dat zij de rekening over een paar maanden kunnen betalen? De derde is: wat kunnen wij nu doen om ervoor te zorgen dat de energietransitie positief blijft in de ogen van mensen? Als wij zien dat er zo'n negatief effect is van de energietransitie, kan ik me voorstellen dat niemand dit meer wil.
Ik wil nog even heel specifiek inzoomen op wat wij nu kunnen doen. Als het goed is, hebben we middelen die we kunnen inzetten om deze mensen te helpen. Daarnaast weten we dat als je van het gas afgaat, de in de woning aangebrachte isolatie het belangrijkste is voor energiebesparing van mensen. Is dat voldoende gedaan in dit geval? Zo niet, kunnen mensen meegenomen worden om dat wel te gaan doen? De volgende vraag is of deze mensen wel voldoende op de juiste manier zijn meegenomen in de transitie die ze doormaken. Ik vind het namelijk heel gek dat ze zeggen: we wisten niet dat we een hoge rekening gingen krijgen.
De voorzitter:
De minister.
Minister Jetten:
Voorzitter, dank u wel. Net als mevrouw Postma las ook ik dit weekend het AD. Net als het afgelopen jaar tijdens de energiecrisis snijdt het elke keer door je ziel als je hoort dat mensen zo bang zijn voor hoge energiekosten dat ze de verwarming niet durven aan te zetten en de douche niet durven te gebruiken. Je leest ook in een aantal van de voorbeelden in dit artikel over gezinnen die worden geconfronteerd met een jaarafrekening die in enkele gevallen tientjes hoger is, maar in een aantal gevallen honderden euro's of vele honderden euro's. Dat leidt natuurlijk tot zorgen en stress. Ik vind het daarom ook belangrijk dat de woningcorporatie die het hier betreft, in Rotterdam, afgelopen week al een brief naar de bewoners heeft gestuurd waarin ze een paar dingen aankondigen. Allereerst gaan ze een extra controle doen van alle eindafrekeningen van de betrokken bewoners om zeker te weten dat er geen fouten zijn gemaakt bij deze eindafrekeningen. Ten tweede biedt ook de woningcorporatie aan om een passende oplossing te bieden voor iedereen die hierdoor in betalingsproblemen dreigt te komen. Ik vind het ook de verantwoordelijkheid van die woningcorporatie om daar samen met de bewoners met maatwerk naar te zoeken. Dat in antwoord op vraag één van mevrouw Postma wat we nu kunnen doen. De woningcorporatie is nu met de bewoners in gesprek om te kijken hoe hier een oplossing voor te vinden is. Daarnaast heeft de gemeente Rotterdam ook aangekondigd nog extra onderzoek te doen naar de hele warmtetransitie in de wijk en naar de lessen die daaruit te trekken zijn.
Voorzitter. Het is wel relevant om hier ook nog even een paar feiten te schetsen. Deze kostenstijging komt niet per se door de overschakeling van gas op warmte. We hebben hier te maken met energieprijzen die in 2023 fors hoger waren dan in de jaren daarvoor. Bij een gasaansluiting waren deze woningen dus wellicht ook met veel hogere kosten geconfronteerd geweest. Dat is ook de reden waarom het kabinet vorig jaar met het prijsplafond, de tegemoetkoming voor blokaansluitingen en een aantal andere maatregelen heeft gekeken hoe we energiekostenstijgingen bij mensen thuis zo veel mogelijk kunnen voorkomen.
Dat neemt niet weg dat ik het met mevrouw Postma eens ben dat hier het een en ander wat beter had gekund. De woningcorporatie had het afgelopen jaar beter kunnen communiceren over de overgang van gas naar warmte en wat daarbij komt kijken. De woningcorporatie heeft daarnaast aan de voorkant het voorschotbedrag verkeerd ingeschat. Dan is het wel heel zuur als dat pas aan het eind van het jaar bekend wordt. Je wilt dus ook dat gedurende het jaar zo'n woningcorporatie de vinger aan de pols houdt. Als blijkt dat het voorschotbedrag niet goed is, wil je dat dan ook al gedurende het jaar bijstellen, in plaats van mensen aan het eind van jaar ineens met zo'n hoge eindafrekening te confronteren.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank voor deze reactie. Ik hoor dat de minister dit serieus neemt. Mijn eerste vraag aan hem is of hij mij kan garanderen dat de mensen die nu hun rekening niet kunnen betalen, dit ook even niet hoeven. Is die afspraak er met de woningbouwcorporatie om daar op een andere manier uit te komen? Over het tweede punt: ik hoor u nog niet over extra isolatiemaatregelen. Ik denk echt dat hier een fout is gemaakt met de analyse hoeveel je moet isoleren voor die goede omzetting. Volgens mij is de klant beschermd volgens het "niet meer dan anders"-principe. Ik zou dus ook heel graag willen zien wat de woningbouwvereniging doorrekent aan de klant van alle kosten die zijn gemaakt en van alle vaste kosten, of hoe die ook heten. Want de woningbouwvereniging is degene die direct de rekening stuurt. Daar zou ik dus echt een beter zicht op willen. Het tweede is: voor ons is het echt belangrijk dat de mensen in die huizen meegenomen kunnen worden in bijvoorbeeld een isolatieprogramma, en dat ze aan de hand worden genomen om ook echt een aanvraag in te kunnen dienen. Het doen van een aanvraag heeft immers redelijk veel drempels.
Minister Jetten:
Op de eerste vraag: de woningcorporatie heeft dus in die brief aan bewoners aangegeven dat ze niet alleen de eindafrekening controleert, maar dat ze ook bereid is om met hen naar een passende oplossing te kijken. U kunt dan onder andere denken aan betalingsregelingen die dan kunnen worden getroffen. De woningcorporatie ziet immers ook in dat het niet zo kan zijn dat mensen door deze eindafrekening in acute financiële problemen komen. Ik vermoed zomaar dat er wordt meegekeken met het vragenuur, maar ik zal die zorgen ook nog overbrengen.
Dan is er een punt wat volgens mij hier ook breed in de Kamer leeft. We moeten met elkaar de komende jaren die warmtetransitie doormaken, maar je wilt dat dat zo veel mogelijk woonkostenneutraal gebeurt: als er dus maatregelen worden genomen voor een beter geïsoleerde woning, gaan dus uiteindelijk ook de energiekosten naar beneden en blijven mensen onder de streep in ieder geval op bijna de gelijke lasten, of gaan zij er soms zelfs ook op vooruit, en dat in een prettigere, beter geïsoleerde woning. Vaak helpt het dan ook als de warmtetransitie, of de overstap van gas naar een warmtenet, gepaard gaat met isolatiemaatregelen, zeker als er woningen zijn die nog in D-, E-, F- of G-labels zitten. Bij de uitrol die nu in Rotterdam plaatsvindt, geven de woningcorporaties daar echt prioriteit geven aan het versneld isoleren van E-, F- en G-woningen die er nog zijn, om ervoor te zorgen dat die overstap naar het warmtenet ook echt loont. In dit specifieke geval gaat het om woningen met al een beter label dan E, F of G. Daar is de overstap van de gasaansluiting naar het warmtenet in principe al rendabel, ook zonder de extra isolerende maatregelen. De kostenverdeling is wel wat anders, want de vaste kosten zijn wat anders, maar de verbruikskosten zijn in principe lager. Maar omdat dit samenviel met de energiecrisis en hogere prijzen in de markt, pakte dit voor 2023 nog even niet goed uit, maar ik heb de woningcorporatie wel de vraag gesteld wat ze in deze specifieke situatie eventueel nog aan extra isolerende maatregelen kan doen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoor een aantal punten van analyses. Wat ik heel graag zou willen, is dat dit echt wat breder wordt opgepakt en dat wij hier als Kamer een brief over krijgen waarin staat wat wij nu uit deze specifieke situatie kunnen leren op de drie punten die ik zojuist noemde. Nu zijn de kosten nog via de ACM gekoppeld aan de gasprijs. Deze Kamer heeft volgens mij al eerder afgesproken dat het ons heel wat waard is dat in de herziening juist dit soort mensen er beter uitkomen dan nu. Mijn laatste vraag is of de minister dat mee wil nemen.
Minister Jetten:
Ik heb zojuist geen brief toegezegd en dat ben ik ook niet van plan, omdat dit in eerste instantie echt bij de gemeente Rotterdam en de betrokken woningcorporatie en bewonersgroepen ligt. Ik ben hierin in feite geen partij en ik vind het belangrijk dat zij die casus zo snel mogelijk met elkaar oplossen. Wat we wel moeten doen, is kijken hoe je in de breedte van die warmtetransitie dat positieve draagvlak kunt behouden. Ik wil daarbij eigenlijk op twee punten wijzen. Allereerst heeft uw Kamer besloten om in de derde week van maart de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie plenair te behandelen. Dat is een wetsvoorstel van de minister van VRO en is cruciaal om gemeentes ook in staat te stellen om die warmtetransitie positief te kunnen meemaken met bewoners. Dat debat lijkt mij echt het geijkte moment om nog eens goed stil te staan bij de volgorde van isoleren en warmtetransitie. Ik zal dat dus aan de minister meegeven voor dat debat, want dat lijkt me nuttiger dan nog een aparte brief daarover. Ik ben zelf in afwachting van het advies van de Raad van State over de Warmtewet, waarin we de warmtetarieven loskoppelen van de gasprijs. Ik hoop dat ook zo snel mogelijk met uw Kamer te kunnen delen, zodat we ook dat wetsvoorstel met elkaar kunnen behandelen en dit voor eens en voor altijd goed kunnen regelen.
De voorzitter:
Heel goed. Een vraag van de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Ik sta me serieus af te vragen wat de mensen die nu in Rotterdam in de ellende zitten, aan de woorden van de minister hebben. Helemaal niets. Het is natuurlijk bizar wat hier gebeurt. We horen het minister De Jonge nog zeggen: iedereen moet van het gas af en uiteindelijk is dwang onvermijdelijk. Dan hebben we ook nog de warmtepompplicht per 2026. Het is iedere keer: verplichten, dwingen, opleggen. En iedere keer krijgen de mensen de belofte dat ze er duurzame en betaalbare energie voor terugkrijgen. In een van de eerste wijken in Nederland die van het gas af gaan, zoals hier in Rotterdam, gaat het nu al ontzettend fout. Mensen moeten honderden, soms duizenden euro's bijbetalen. En dan hoor ik de minister zeggen dat het hem door de ziel snijdt, dat het allemaal zo erg is en dat er onderzoek wordt gedaan. Wat is zijn oplossing voor die mensen die nu de rekening niet kunnen betalen?
Minister Jetten:
Nogmaals, het is ontzettend balen dat de woningcorporatie aan de voorkant niet een beter voorschotbedrag heeft kunnen voorspellen, zodat de mensen niet bij de eindafrekening verrast zouden zijn door deze kostenstijging. Het was ook beter geweest als gedurende het jaar het signaal was gekomen: we zien vanwege de marktprijzen dat het niet de goede kant op gaat, we moeten uw voorschotbedrag aanpassen. Ik hoop en ik ga er ook van uit dat dit een harde les is voor de betrokken woningcorporatie. Dat neemt niet weg dat een aantal gezinnen nu in de problemen zitten. Die moeten dus ook nu een oplossing krijgen. En dat kan door de brief die de woningcorporatie heeft gestuurd over het nalopen van de eindafrekening. Misschien zitten er fouten in en valt het mee. Mocht de eindafrekening wel kloppen en kunnen mensen die niet betalen, dan is de woningcorporatie bereid om met maatwerk voor die bewoners een oplossing te zoeken. Dat is echt by far de snelste manier om deze bewoners dan ook enige verlichting te bieden. Dat gaat niet via een regeling die wij hier in Den Haag met elkaar gaan bedenken.
De heer Kops (PVV):
Het laatste wat de minister zegt, is iets te makkelijk, want wat hier gebeurt, is wel het gevolg van zijn beleid: de energietransitie. En ondertussen zitten de mensen daar in Rotterdam echt in de ellende. Ze zitten met een dekentje op de bank in een klein kamertje dat nog enigszins warm te krijgen is. Dat is gewoon pure energiearmoede. De woningbouw heeft die mensen beloofd: u hoeft niets bij te betalen na die transitie. U hoeft niets bij te betalen, dat was de belofte. En nu blijkt dat ze honderden tot duizenden euro's moeten bijbetalen. Die mensen zijn dus gewoon belazerd. En dan hoor ik nog steeds geen oplossing van de minister. Een brief en een onderzoekje gaan natuurlijk niks oplossen. Het is diezelfde woningbouw die letterlijk heeft gezegd: we zien geen fouten. Wat is dan de oplossing volgens de minister, als die woningbouw geen fouten ziet?
Minister Jetten:
Ik heb net zelf al aangegeven dat het een en ander echt beter had gekund vanuit de woningcorporatie. Daar blijf ik ook bij. De belofte aan de voorkant is geweest dat als het hele gebouw zou overgaan van een gasgestookte installatie naar een installatie op het warmtenet in die wijk, de totale kosten niet hoger zouden worden. Nu blijkt in de praktijk dat het verbruik van dat gebouw gelijk is of zelfs nog iets lager. We zijn vorig jaar alleen geconfronteerd geweest met een enorme energiecrisis. Bijna iedereen in dit land is meer gaan betalen voor zijn energiekosten, en dat geldt helaas ook voor de mensen die in dit pand wonen. Dat kunnen we nu niet meer wegnemen. Dat is een situatie waar we allemaal mee te maken hebben gehad. Daarom hadden we ook het prijsplafond en de tegemoetkoming voor blokaansluitingen, om die kosten toch enigszins te verlichten vanuit het kabinet.
De heer Eerdmans (JA21):
Het verhaal van de minister begint wel te rammelen want gasloos heeft zeer negatief uitgepakt voor vele mensen. In IJsselmonde slapen ze onder een dekentje en zitten ze tv te kijken met een hoodie aan, omdat ze weten dat ze de verwarming heel laag moeten zetten, omdat ze een gigantische naheffing hebben. Die hebben ze al gehad. Het zijn niet alleen die honderden van de minister, maar het gaat om duizenden euro's in IJsselmonde, boven op de energierekening. Dan hebben we het alleen over die naheffing. Woonbron heeft gezegd: het gaat niet gebeuren, u krijgt geen hogere rekening. Mensen voelen zich bedrogen. U kunt niet verwijzen naar een woningcorporatie die alleen maar zegt: wij vinden het vervelend, maar wij gaan niks voor u doen. Kortom, ze willen het gas weer terug. Hoe kijkt u ernaar dat mensen zich volkomen bedrogen voelen door deze hele gasloze operatie in IJsselmonde?
Minister Jetten:
Dat snap ik als je wordt geconfronteerd met zo'n hoge eindafrekening. Daarom was het ook beter geweest als aan de voorkant beter was uitgelegd wat het betekent om over te gaan van een gasaansluiting naar een warmteaansluiting, wat er de komende jaren aan ontwikkelingen kunnen gebeuren. Ik denk dat op dat moment niet is voorzien dat er door die energiecrisis zulke enorme prijspieken zouden zijn. Iedereen die daarbij betrokken is geweest, had dat graag aan de voorkant anders uitgelegd, denk ik, maar dat is helaas niet gebeurd.
De heer Eerdmans (JA21):
Maar gelooft de minister echt dat een betere uitleg een betere uitkomst was geweest voor de mensen daar? Ze voelen zich toch totaal, zou je met een lelijk woord zeggen, genaaid? Ze zijn bedrogen. Er is beloofd dat er geen hoge rekening meer zou komen en vervolgens komt er een rekening van duizenden euro's naheffing. Vindt u het dan gek dat mensen er gewoon helemaal niet meer in geloven? Ik woon ook in een wijk in Rotterdam die van het gas af moet. Dacht u dat de mensen in Rotterdam daar nog zin in hebben? "We willen helemaal niet van het gas af. En als we ervan afgaan, moeten we een hogere rekening betalen, terwijl ik onder een dekentje op de bank lig." Wat is het verhaal dan daarop?
Minister Jetten:
Die emotie kan ik mij heel goed voorstellen. Daarom ben ik ook blij dat de woningcorporaties en de gemeente Rotterdam gewoon lessen gaan trekken uit dat onderzoek. Er zijn namelijk nog vele duizenden woningen in Rotterdam die op het warmtenet aangesloten gaan worden. Dat gaat vaak juist gecombineerd met forse verduurzamingsmaatregelen in de woning, waardoor de energierekening wel degelijk fors daalt. Ik ben zelf ook bij woningen in Rotterdam geweest waar dat ook het geval is en waar mensen zeggen dat het een prettiger huis en een veel lagere energierekening heeft opgeleverd. Dat wil je juist eigenlijk op alle plekken. Uit dit soort harde praktijkvoorbeelden moeten we ook de lessen trekken om te voorkomen dat dat nog een keer zo kan gebeuren.
De heer Erkens (VVD):
Er moet inderdaad snel een oplossing komen voor deze mensen, aan de ene kant omdat mensen hierdoor in de energiearmoede dreigen terecht te komen en aan andere kant omdat de overheid iets belooft en het dan niet nakomt en op dat vlak onbetrouwbaar is. Dat helpt ook niet mee met het draagvlak voor de energietransitie. Een van de oorzaken van de hoge prijzen — u gaf aan dat dat de energiecrisis was — is natuurlijk de koppeling tussen warmte en gas. U noemt de Warmtewet, maar de Warmtewet is wel iets waar de Kamer al heel lang op wacht. Waarom is het toch niet mogelijk om een los wetsvoorstel waarin de warmte- en gasprijzen van elkaar worden losgekoppeld snel in te dienen, zodat we de mensen eerder duidelijkheid hierover geven en zodat we inderdaad niet die rare koppeling behouden waardoor sommige mensen echt te veel betalen?
Minister Jetten:
Deze vraag is ook vorig jaar door de Kamer gesteld. Toen heb ik gekeken of dat kan worden losgeknipt van het wetsvoorstel. Het bleek dat het loskoppelen van het wetsvoorstel kan, maar dit zou niet leiden tot de versnelling van het loskoppelen van de gas- en warmteprijzen. Daarachter moet namelijk een hele nieuwe systematiek worden ontwikkeld waarmee je op een goede manier die warmteprijs kan vaststellen en waarmee de ACM daar ook toezicht op kan houden, want het zal per warmtenet verschillend zijn. Ik zet alles op alles om het wetsvoorstel aan uw Kamer toe te zenden zodra het advies van de Raad van State er is. Hopelijk kunnen we dan ook tot een spoedige behandeling en een inwerkingtredingsdatum komen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit is echt niet de eerste keer dat we het over dit onderwerp hebben. Eindeloos. Ik hoorde mevrouw Beckerman net verzuchten: het lijkt wel Goede Tijden, Slechte Tijden en het is elke keer dezelfde aflevering. Over die koppeling van de gas- en warmteprijzen zijn we het allemaal eens: dat moet ontkoppeld worden. In mei heb ik in een debat aan de minister gevraagd: wanneer gebeurt dat? Toen was het antwoord: ja, we gaan in 2023 nog die Warmtewet bespreken. We zijn nu in begin 2024 en die hele wet moet überhaupt nog naar de Kamer komen. Het is eindeloos. Dus heb ik dezelfde vraag als zonet de VVD stelde: kom met een ministeriële regeling en zorg gewoon dat we zo snel mogelijk warmtetarieven vaststellen op basis van de reële kosten en niet op basis van de gasprijs. Het optuigen van die hele systematiek, wat de minister net als argument gaf, moet sowieso. Dus ik neem aan dat de minister daar allang mee bezig is. Wanneer krijgen we gewoon een ministeriële regeling voor loskoppeling?
Minister Jetten:
Ik heb in 2017 aan die kant gestaan. Toen werd mij ook gezegd: binnenkort zult u de Warmtewet behandelen. Nou, ik sta hier nu als minister en ik kan u zeggen: vanaf de dag dat ik binnenkwam, heb ik alles op alles gezet om dat wetsvoorstel eindelijk af te maken. Het is namelijk gewoon doodzonde dat we al zo lang over dit onderwerp aan het praten zijn. Ik wil dat dus ook heel snel regelen. Waarom wilt u als Kamer de gasprijs en de warmteprijs loskoppelen? Om ervoor te zorgen dat mensen die zijn aangesloten op een warmtenet minder gaan betalen, transparantere rekeningen krijgen en duurzamere warmtenetten krijgen. Dat is niet alleen maar met een ministeriële regeling onder de huidige wet te regelen. Daarvoor moet de hele systematiek van de Warmtewet worden gemoderniseerd, want anders zullen er ook warmtenetten zijn waar de kosten zullen stijgen of zullen er situaties zijn waarin de ACM geen goed toezicht kan houden. Als ik het had kunnen doen, had ik het al afzonderlijk eerder aan uw Kamer toegezonden, maar helaas is dat niet het geval. Het wetsvoorstel komt zo snel mogelijk. Richting mevrouw Kröger zeg ik het volgende. We zijn inderdaad ook bezig om parallel alle ministeriële regelingen en alles wat nodig is verder uit te werken, zodat het hele pakket klaar is als het wetsvoorstel in beide Kamers is behandeld en aangenomen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mensen die honderden euro's extra moeten betalen voor hun energierekening, mensen die in de kou zitten, mensen die onder een dekentje zitten, en dat allemaal na het aardgasvrij maken van hun woning! De SP heeft altijd gezegd: zorg er nou voor dat mensen er met klimaatbeleid op vooruitgaan en doe het anders niet. Dit is onrechtvaardig. De minister doet alsof we hier een nieuw debat aan het voeren zijn, alsof dit een eerste incident is. We hebben dit debat eindeloos gevoerd. Dat heeft ertoe geleid dat de Kamer in 2020 de motie-Beckerman aannam, met als dictum: "verzoekt de regering woonlastenneutraliteit te garanderen bij het aardgasvrij maken van woningen". Die is met een grote meerderheid aangenomen. Waarom wordt deze motie dan niet uitgevoerd?
Minister Jetten:
Ik heb totaal niet de indruk willen wekken dat we het hier voor het eerst over hebben. We hebben het hier continu over. Er zijn ook meer voorbeelden geweest de afgelopen tijd. Vandaar ook alle noodmaatregelen die we vorig jaar hebben genomen. Over de motie-Beckerman over woonlastenneutraliteit is de minister voor Volkshuisvesting de afgelopen jaren druk in gesprek geweest met VNG, woningcorporaties en anderen, om te kijken hoe we zo veel mogelijk kunnen garanderen dat mensen er niet op achteruitgaan; sterker nog, hoe we mensen juist in een prettiger huis met een lagere energierekening kunnen laten wonen. Onder andere de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, die in maart door de Kamer zal worden behandeld, is daar belangrijk voor. Nogmaals, ik denk dat het voorbeeld dat we nu in Rotterdam zien ook heel nuttig is. We moeten ervoor zorgen dat het verduurzamen en isoleren van woningen altijd vooruitloopt op het omschakelen van een gasaansluiting naar een warmteaansluiting.
Mevrouw Beckerman (SP):
Deze motie werd aangenomen nadat uit onderzoek, waartoe de Kamer had opgeroepen, bleek dat mensen vooraf heel erg positief waren over het aardgasvrij maken van hun woning, maar elke keer negatief waren als er een pilot werd gestart. Toen heeft de Kamer heel duidelijk gezegd: zorg nou dat iedereen de garantie heeft dat het beter wordt en niet slechter. Daar kwam die motie vandaan. Nu zeggen we dat de gemeenten het maar moeten oplossen, dat de woningcorporatie het maar moet oplossen en dat een andere minister het maar moet oplossen. Maar als we dit niet oplossen, als we die mensen maar onder een dekentje of met een hoge rekening laten zitten, slaan we toch het hele draagvlak onder het klimaatbeleid weg? Dat was een constatering die we toen ook al deden. Zorg er dus voor dat we de garantie geven dat dit wordt opgelost en dat deze mensen dit vergoed krijgen en weer warm kunnen zitten.
Minister Jetten:
Ik heb het net misschien niet goed genoeg uitgelegd in antwoord op een van de vragen van mevrouw Postma, maar als dit woonblok op een gasaansluiting had gezeten tegen de huidige markttarieven voor gas, waren die mensen niet goedkoper uit geweest. Sterker nog, ze waren misschien wel duurder uit geweest. We moeten er dus ook voor uitkijken om op basis van dit voorbeeld gas en warmte tegen elkaar af te zetten, alsof gas beter is dan warmte. Ook in deze situatie is dat gewoon feitelijk niet het geval. Dat neemt niet weg dat er een maatwerkoplossing moet komen voor alle getroffen bewoners en dat, zoals mevrouw Postma zei en zoals mevrouw Beckerman nu ook betoogt, we er in de warmtetransitie waarmee gemeenten en corporaties bezig zijn, wel voor moeten zorgen dat de omschakeling van warmtebronnen altijd gepaard gaat met goede isolerende maatregelen. Dan zien mensen uiteindelijk op hun energierekening: hé, ik ga erop vooruit; het is mogelijk om woonlastenneutraal te verduurzamen. Er blijft dan ook draagvlak voor de warmtetransitie.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Het waren nu mensen in Rotterdam die een verrassing kregen in de vorm van een te hoge rekening. Althans, ze wisten daar niet van. De warmtetarieven zijn nogal intransparant. Is de minister bereid om er samen met andere corporaties voor te zorgen dat mensen veel beter inzicht krijgen in hoe de warmtetarieven voor hen zijn samengesteld? Zolang die wet er nog niet is, lijkt het me zaak dat de corporaties beter communiceren over de samenstelling van het warmtetarief. Is de minister daartoe bereid?
Minister Jetten:
Ja, daar wil ik wel naar kijken. De ACM heeft het afgelopen jaar al een paar maatregelen genomen om de warmteprijsvorming en de rekeningen transparanter te maken. Maar laten we deze casus gewoon even beetpakken om te zien wat er nog beter kan. Ik zal dit dus opnemen met de ACM en met de betrokken corporaties.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mensen die van het gas afgaan, zijn niet alleen de klos wat de prijs betreft. Daar hebben we het de hele tijd over, maar vaak kan het elektriciteitsnet al die warmtepompen ook niet houden. Daar stonden recent allemaal berichten over in de krant, bijvoorbeeld over warmtepompen die afslaan door onderspanning. Mijn vraag aan de minister is dus of die warmtepompplicht die nu voor 2026 geagendeerd staat en waar wij natuurlijk sowieso tegen zijn, gezien dit alles niet op z'n minst moet worden stopgezet. Want is die nog wel verantwoord als we zien dat er zo veel problemen zijn met het net?
Minister Jetten:
Allereerst zijn wijken waar van gas wordt overgestapt op warmtenetten onderdeel van de oplossing om netcongestie te bestrijden. In andere wijken, met elektrische of hybride oplossingen, kan er inderdaad sprake zijn van meer druk op het net. Daarom heb ik vorige week ook aan de Tweede Kamer het actieprogramma voor het laagspanningsnet aangeboden, namelijk om te voorkomen dat de uitrol van hybride warmtepompen tot grote problemen leidt.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan mijn laatste vervolgvraag. Is er enig zicht op het aantal huishoudens dat straks in de problemen kan komen met een net dat steeds voller is, en waarvan straks dus de warmtepompen niet meer functioneren? Voor zover ik weet is dat niet zo. Houdt het kabinet rekening met het steeds vollere net? Tegelijkertijd — dat is de link met de vraag — gaan steeds meer mensen van het gas af. Wordt daar onderzoek naar gedaan? Is daar enig beeld van?
Minister Jetten:
Ik verwijs de heer Van Houwelingen graag naar de Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten. Daar zit een goede probleemanalyse onder en daarin wordt duidelijk gemaakt dat het net de komende jaren in een derde van de Nederlandse buurten en wijken zal moeten worden verzwaard om die verduurzaming in goede banen te kunnen leiden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Mijn dank aan de minister voor zijn aanwezigheid.
Vragen Ceder
Vragen van het lid Ceder aan de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering over het bericht "Miljoenen Nederlanders ongelukkig door socials maar niemand stopt".
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder, van de fractie van de ChristenUnie, die een vraag heeft aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het woord is aan de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik zeg het al langer: we hebben een samenleving gecreëerd die jongeren ziek maakt. Miljoenen Nederlanders zijn ongelukkig door social media. 6 miljoen Nederlanders vinden dat social media een gevaar vormen voor ons mentale welzijn. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van Newcom. Sterker nog, generatie Z en millennials zitten het meest op socialemediaplatforms en zeggen tegelijkertijd het minst gelukkig te worden van het gebruik van deze platforms. De conclusies van de onderzoekers zijn schrikbarend. We gebruiken met z'n allen meer en intensiever social media — ik ook — maar toch worden we er niet gelukkiger van. Steeds meer onderzoek toont aan dat het onze samenleving steeds zieker maakt. Hebben we wel in de gaten dat er een verslavingsepidemie aan de gang is met grote maatschappelijke gevolgen? Tegelijkertijd met de opkomst van social media zien we een stijging van het aantal jongeren met mentale klachten. Bij bijna de helft van de meisjes hebben sociale media een slechte invloed op hun zelfbeeld.
Voorzitter. Ik kan ook de stijging van de vraag naar jeugdzorg hierbij niet onbenoemd laten, want als de groei van de vraag naar jeugdzorg zo doorgaat, heeft straks een op de zes jongeren in dit land een vorm van jeugdzorg nodig. Dat is ongekend. Dit moeten we ons allen aantrekken: gezinnen, gemeenschappen, maar ook de overheid. Daarom is mijn eerste oproep niet aan de staatssecretaris, maar aan alle ouders die meekijken. Hebben we voldoende in de gaten hoeveel impact social media op uw kinderen hebben? Zou het niet goed zijn om hier met uw kind een gesprek over te voeren? Ik heb een oproep aan alle scholen. Het mobieltjesverbod lijkt impact te hebben, blijkt vandaag uit onderzoek uit de Volkskrant. Doe er iets mee. Ik heb een oproep aan alle techreuzen: neem uw verantwoordelijkheid om kinderen te beschermen. De leeftijdsverificatie is nog steeds een wassen neus, en kan makkelijk omzeild worden, terwijl de AVG hier helder over is.
Tot slot heb ik een oproep aan de staatssecretaris. Het is tijd dat de overheid dit serieuzer oppakt en dat we deze epidemie tegengaan. Daarom vraag ik eerst aan de staatssecretaris of we voldoende in beeld hebben wat de gevolgen zijn van socialmediagebruik onder jongeren en de effecten daarvan op mentaal welzijn. Wat vindt de staatssecretaris van het onderzoek van Newcom? Loopt er een langjarig wetenschappelijk onderzoek naar het effect van het gebruik van sociale media op het mentaal welzijn van jongeren? Zo nee, kan de staatssecretaris dit toezeggen? Is de staatssecretaris bereid om opnieuw in gesprek te gaan met de techreuzen om ervoor te zorgen dat leeftijdsverificatie niet meer omzeild kan worden?
De voorzitter:
Heel goed. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. En dank aan de heer Ceder voor deze vraag. Ik herken zeker ook de negatieve effecten die social media in het algemeen kunnen hebben op het mentale welzijn en het welzijn van mensen in het algemeen. Dat geldt zeker ook voor kinderen. We zien dat bij jonge meisjes en bij andere kinderen, die merken dat social media ook leiden tot verslavingsgevoelens, gevoelens van angst en gevoelens van onzekerheid. Dat zien we gebeuren. Tegelijkertijd weten we ook dat onderzoekers aangeven dat sociale media ook positieve kanten kennen. Mensen kunnen elkaar ontmoeten, je kunt contacten onderhouden, je kunt ontspannen. Ons beleid is er heel duidelijk op gericht om te zorgen dat we de negatieve effecten zo veel mogelijk proberen te bestrijden en de positieve elementen te laten bestaan. Dat doen we natuurlijk in een wereld waarin social media en degenen die die social media aan de man brengen, de zogenaamde techreuzen — u heeft dat net ook al aangegeven — er natuurlijk vooral op gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk gebruikmaken van deze platforms, omdat dat hun verdienmodel is.
Als het gaat over het aanpakken van die negatieve effecten, is een heel belangrijke stap daarin het aannemen van die Digitaledienstenverordening, ook wel de Digital Services Act geheten, die vanaf augustus vorig jaar geldt voor de grote mediaplatforms en vanaf 17 februari aanstaande voor alle onlineplatforms. Het is vooral de bedoeling dat we er met deze verordening voor zorgen dat mensen niet in aanraking komen met informatiefuiken, negatieve content en verleidingstechnieken waardoor ze langer online blijven dan ze eigenlijk zelf misschien wel zouden willen. Mensen mogen ook niet het fomo-gevoel, de fear of missing out, krijgen doordat content maar beperkte tijd wordt laten zien.
De Digitaledienstenverordening kent een aantal bepalingen om dit aan te pakken. Er zit een verbod op negatieve verleidingstechnieken in, ook wel dark patterns genoemd. Er zit een verplichting in om alternatieve aanbevelingssystemen te bieden, zodat mensen niet noodzakelijkerwijs gebruik hoeven te maken van het aanbevelingssysteem dat de platforms zelf hebben gemaakt. En ze moeten fundamentele risico's in kaart brengen en aanpakken. Daarbij valt te denken aan de rechten van kinderen en überhaupt fundamentele rechten van mensen in het algemeen.
Natuurlijk wordt het de komende tijd heel spannend om te zien of deze DSA, de Digital Services Act of Digitaledienstenverordening, voldoende gaat werken. We blijven daar niet alleen maar goed naar kijken; we willen dat ook heel graag in samenhang doen met wat er in Europa gebeurt. Het Europees Parlement heeft in december een groot onderzoek gedaan naar de vraag: gaat de DSA voldoende doen of is het nodig om er extra aan toe te voegen? Een van de dingen die wij er in ieder geval zelf aan toe willen voegen, is het verbod op loot boxes; dat hebben we ook met een non-paper bij de Europese Commissie ingediend. Dit is naar aanleiding van een motie van de heer Bontenbal. Wij willen dus heel goed in de gaten houden wat er gebeurt met die Europese wetgeving en of er aanvullende regels nodig zijn, onder andere in de consumentenregels.
Los daarvan zijn we ook nog in Nederland aan het werk. Er komt dit najaar een brede publiekscommunicatiecampagne om te zorgen dat de kansen en risico's van digitale technologie duidelijker worden gemaakt. Ik heb in het afgelopen najaar het kinderrechtenimpactassessment gelanceerd. Dat maakt het voor de aanbieders van dit soort services mogelijk om in kaart te brengen wat de risico's en kansen zijn voor kinderen. Ik ben daarover ook steeds in gesprek, niet in de laatste plaats met de Jongerenraad Digitalisering. Ook werk ik aan een kinderrechtenbeeldmerk. En om kennis te vergaren — dat is een van de vragen die u mij stelde — om beter te weten wat nou precies de effecten van social media zijn, heb ik met het Trimbos-instituut het voornemen om nog voor de zomer van dit jaar een expertisecentrum over digitalisering en welzijn te introduceren. Er is namelijk al veel onderzoek gedaan, maar we vinden dat er nog meer moet worden gedaan, niet alleen maar door het bundelen van alles wat we al weten, maar ook door te zorgen dat we inderdaad langetermijnonderzoeken doen; daar verwees u ook naar in uw vraag.
Verder heeft het ministerie van VWS de aanpak "Mentale gezondheid: van ons allemaal" gelanceerd, met daarin specifiek het onderdeel "Mentaal gezond online". Tools die daarin zitten, zijn een zelftest die je kan uitvoeren, en extra informatie die aan De Kindertelefoon is gegeven om die beter toegerust te maken. Daarnaast hebben we ook nog programma's voor bibliotheken.
Met andere woorden, we gaan onderzoek doen. Ook blijven we met Europa, en daarmee ook met de techreuzen, werken om alle negatieve kanten van socialmediaplatforms meer in beeld te krijgen en beter te kunnen bestrijden. Daarnaast werken we specifiek aan het thema leeftijdsverificatie, een onderwerp dat ontzettend belangrijk is. We hebben daar vanuit Nederland een tool voor opgesteld. Een van mijn doelstellingen is om die in de komende tijd met Europa te gaan bespreken.
Dank u wel, voorzitter.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor de antwoorden van de staatssecretaris. Het is fijn dat de staatssecretaris mijn zorgen deelt. Ik wil een parallel trekken met het mobieltjesverbod op middelbare scholen. Voor veel politieke partijen, ook die van mij, was het een dilemma: dit is toch aan scholen zelf en niet iets wat de overheid zou moeten doen? Maar we lezen ook vandaag dat het mobieltjesverbod effect heeft. Scholen ervaren dat het pestgedrag afneemt en geven aan dat pauzes weer bruisen. Als we zien dat er een verslavingsepidemie op gang is, dan merk ik dezelfde reflexen als we zien rondom gokken: we laten iets vrij, zeggen dat we onderzoek doen, maar wentelen tegelijkertijd de effecten hiervan af op de maatschappij, waarvan wij allen de kosten dragen. De staatssecretaris heeft eerder aangegeven gesprekken te voeren met de techreuzen. Ik hoor dat er een toolbox is ontwikkeld. Maar we weten allemaal dat leeftijdsverificaties nog steeds heel makkelijk omzeild worden. Volgens de AVG moet je 16 jaar of ouder zijn om er zonder toestemming gebruik van te kunnen maken. We weten allemaal dat dat heel makkelijk te omzeilen is. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat komt er uit die gesprekken met de techreuzen om te zorgen dat we kinderen hier kunnen beschermen?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Wat betreft het thema leeftijdsverificatie heb je verschillende methodes. Nu wordt vaak de vraag aan je gesteld hoe oud je bent, bijvoorbeeld als je je op Snap, dus Snapchat, of op TikTok wil begeven. Dan kun je inderdaad een leeftijd invullen die wenselijk is om toegang te krijgen. Dat is maar één vorm van leeftijdsverificatie. We kunnen natuurlijk veel scherpere en sterkere vormen van leeftijdsverificatie introduceren, maar we willen natuurlijk ook zorgen dat het niet zo is dat socialmediaplatforms straks van ons allemaal een kopie van ons paspoort hebben. Om die reden ga ik op basis van onderzoek dat ik heb laten doen naar de verschillende methoden die er mogelijk zijn en de wenselijkheid ervan, aan het werk met niet alleen de techreuzen, maar ook met Europa om te kijken hoe we leeftijdsverificatie echt kunnen laten werken. Tegelijkertijd kijken we hoe we er ook voor kunnen zorgen dat onze privacy beschermd blijft. Dat is iets wat we allemaal ontzettend belangrijk vinden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot. Mijn collega Nico Drost heeft een motie ingediend voor het instellen van een autoriteit persoonsgegevens voor kinderen. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens, die over de handhaving gaat, voldoende tijd, geld en mensen om toezicht te houden op de techreuzen?
Staatssecretaris Van Huffelen:
We zijn naar aanleiding van die motie in gesprek gegaan met de AP, omdat ik het interessant vond om te kijken hoe we dit zouden kunnen invullen. Dat gesprek loopt op dit moment. Voor de zomer van dit jaar zullen we met een reactie daarop komen. Daarbij spreken we niet alleen met de Autoriteit Persoonsgegevens, maar ook met de andere toezichthouders in het digitale domein om te kijken of die ook zouden kunnen meewerken daaraan. Maar de uitvoering van de motie loopt en ik laat u zo snel mogelijk weten waar we daarmee staan.
De heer Six Dijkstra (NSC):
De heer Ceder had een paar interessante punten, ook toen hij het had over een mobieltjesverbod op scholen en het effect dat dat al op de korte termijn lijkt te hebben op mentaal welzijn. Ik hoor dat de staatssecretaris in gesprek gaat met de techreuzen en ik hoor over allemaal initiatieven in het Europees Parlement. Ik ben eigenlijk benieuwd of zij ook een invalshoek ziet vanuit het maatschappelijke debat over wat wij met z'n allen aanvaardbaar vinden rondom mobieltjesgebruik en social media. Hoe zou ze dat eventueel willen aanzwengelen?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat debat voer ik bijvoorbeeld met kinderen en hun ouders op dit moment. Dan gaat het natuurlijk over de vraag: wat vind je fijn aan het gebruik van je mobiel of van socialmediaplatforms? Wat vind je minder prettig en wat zouden we moeten doen om te zorgen dat het een prettige ervaring wordt? Dat is één kant. Datzelfde doen we natuurlijk ook met anderen, met volwassen, die soms net zo goed worstelen met het feit dat zij eigenlijk vinden dat zij wel heel veel tijd besteden op hun telefoon en dat dat hen soms ook ongelukkig maakt. Het recente onderzoek laat daar ook iets over zien. Daarvoor geldt dat de invoering van de Digital Services Act ons zou moeten helpen om dit te tackelen, want er wordt nu aan de platforms gevraagd om in kaart te brengen wat de risico's zijn, hoe we ervoor zorgen dat mensen afscheid nemen van die dark patterns en hoe we ervoor zorgen dat mensen daadwerkelijk kunnen aangeven welke informatie zij wel en niet willen krijgen. Daaraan werken we nu via de DSA, maar we kijken tegelijkertijd met het Europees Parlement samen of dat voldoende is. De wet is net van kracht geworden voor de grote platforms en wordt dat binnenkort voor de kleinere platforms. Het wordt dus wel belangrijk dat we goed gaan kijken of het werkt.
Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Er wordt al een aantal keren over het onderzoek gesproken. Daarin wordt gesproken over 2,2 miljoen Nederlanders die zich ongelukkiger voelen door het gebruik van sociale media. We hebben — ik zeg even "we", want hoewel het heel rumoerig is, kijk ik toch even achter mij — dus ook de kans om 2,2 miljoen Nederlanders weer gelukkiger te maken, want dit hoeft niet te gebeuren. We worden niet ongelukkiger van sociale media, maar van alle ziekmakende marktwerking die daarachter zit. Nu heb ik samen met het CDA een motie ingediend om juist in Europees verband in te grijpen in die ziekmakende wereld die achter die sociale media schuilt. Ik vraag me af of de staatssecretaris bereid is om in ieder geval even in een brief terug te komen op hoe het met die motie staat en wat de stand van zaken in Europees verband is, gezien alle wetgeving die op ons afkomt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
U stelt eigenlijk twee vragen tegelijk. Naar aanleiding van uw motie: daar zijn we heel hard mee aan de slag gegaan, niet in de laatste plaats door ervoor te zorgen dat die Digital Services Act er zou komen; die is er inmiddels. We zijn er ook mee aan de slag gegaan door in te zetten op het verbeteren van de consumentenwetgeving. Het thema van de loot boxes is daar een onderwerp van. Dat zijn verleidingselementen die in spellen zitten en die jongeren veel gebruiken. Die maken dat ze ineens geld gaan betalen voor allerlei soorten van ontwikkeling. Daar werken we dus heel hard aan. Het andere is dat we ook in Europa blijven kijken of die consumentenwetgeving een stap verder moet gaan. Daar werken we dus hard aan. De eerste wetgeving is dus ook al van kracht, al moeten we natuurlijk bekijken of die voldoende is.
Als u zegt "we willen het voor de hele set van digitale wetten hebben", dan hebben we het over heel veel verschillende verordeningen. Ik denk dat het goed is dat we, juist bij het thema waarover we het vandaag hebben, al heel concreet aan het werk zijn, in Europa, in Nederland, om al die negatieve elementen van socialmediaplatforms aan te pakken. Daarmee wil ik niet zeggen dat regelgeving het enige is. Ik ben het eens met wat de heer Ceder van de ChristenUnie zei, namelijk dat ook ouders en scholen een rol te spelen hebben om het gebruik van mobieltjes te beperken. Die factor is sowieso van belang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik dank de staatssecretaris voor de geuite zorg over de mentale gezondheid van heel veel jongeren en de effecten van social media. Wat daarbij in negatieve zin helaas heel erg zichtbaar is, is dat vooral meisjes en jonge vrouwen heel kwetsbaar lijken. Mijn vraag is: lukt het ons in ons beleid en onderzoeken om juist de meest kwetsbare doelgroepen te bereiken? Lukt het ons dus ook om ons te focussen als het gaat over meisjes of jongens of anderszins?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het is aan onszelf om in dat onderzoek te focussen op waar de problemen het meest zitten. Dat doen we samen met dat expertisecentrum, dat ik samen met het Trimbos-instituut aan het opzetten ben. We moeten ook aandacht vragen voor het uitzetten van die verleidingsmechanismen. We moeten er ook voor zorgen dat dat mensen niet in een soort informatiefuik terechtkomen. Dat moeten we daadwerkelijk bestrijden. Dat is wat we via de Digitaledienstenverordening met de platforms willen doen. Ik ben ook met de platforms in gesprek, overigens ook samen met de Europese Commissie, om daarop te focussen. Maar u heeft er zeker gelijk in dat we vooral moeten focussen op de dingen waar de grootste problemen te zien zijn. Dat moeten we voor een deel nog verder boven water krijgen via onze onderzoeken. Dat moeten we ook langdurig blijven doen. We moeten er ook samen met de Europese Commissie hard aan werken om te zorgen dat de Digitaledienstenverordening juist daar gaat werken. Tegelijkertijd moeten we net als het Europees Parlement scherp blijven om te bekijken of dat goed genoeg werkt. Dat geldt niet alleen voor u en mij, maar voor iedereen die zich hiermee bezighoudt. We hebben namelijk te maken met een nieuw fenomeen en dus ook met nieuwe consequenties voor onze maatschappij, of met relatief recent ontstane consequenties. Dan moeten we dus ook bekijken of die verordeningen voldoende hun werk doen.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Ik hecht eraan om te benadrukken dat heel veel mensen ook heel veel plezier hebben van sociale media en heel veel mensen bijvoorbeeld hun onderneming eromheen gebouwd hebben. Ik zou de staatssecretaris het volgende willen vragen. Ze heeft een fantastische opsomming van allerlei instrumenten, maar Doe Maar zong in mijn jeugd al: er zit een knop op je tv. Die zit natuurlijk ook aan zo'n apparaat. Wordt daar ook over nagedacht? Wordt ook niet vergeten dat uiteindelijk ouders een verantwoordelijkheid hebben, in eerste instantie zelfs? Ze kunnen bijvoorbeeld kijken op welke site de kleintjes zitten en wat ze doen, en met de oudere kinderen kunnen ze doorspreken of de activiteiten die ze ondernemen wel verstandig zijn.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Bij kinderen spelen scholen en ouders zeker een rol. Met allerlei technologieën kun je de schermtijd van je kinderen ook beperken enzovoort, enzovoort, enzovoort. Voor ouderen, voor mensen zoals u en ik, gaat dat natuurlijk wat minder op. In het onderzoek blijkt ook dat heel veel mensen die ouder zijn, die dus niet meer minderjarig zijn, het gevoel hebben dat ze verslaafd zijn aan deze technologieën. Dat komt voor een deel omdat ingebouwde dark patterns, verleidingstechnieken en algoritmen die maken dat het helemaal niet zo makkelijk is om je toestel weg te leggen. De regelgeving is erop gericht om dat eruit te halen, zodat je niet tegen je eigen wil en verstand in op de toestellen blijft, zodat je niet blijft kijken omdat de filmpjes maar doorgaan en algoritmes elke keer weer met iets nieuws komen. Dat is precies wat we aan het doen zijn. Er is dus een rol voor ouders, opvoeders en scholen. Er is ook een rol voor techbedrijven. Zij moeten ervoor zorgen dat wat zij produceren niet tot verslaving leidt. Daar richten we ons dan ook op.
De voorzitter:
Heel goed. Dank aan de staatssecretaris voor haar aanwezigheid. Tot zover het vragenuurtje. Ik schors vijf minuten. Daarna gaan we stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden gewijzigde motie-Teunissen (32813, nr. 1347, was nr. 1333).
Aan de orde zijn de stemmingen en we beginnen blijkbaar met een opmerking van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Bij agendapunt 14, de stemmingen over moties over de buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024, is er een motie van mij, op stuk nr. 2015 (21501-20), die erop ziet dat Viktor Orbán geen voorzitter van de Europese Raad moet worden. Die motie is inmiddels al uitgevoerd, dus die trek ik graag in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Paternotte (21501-20, nr. 2015) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
Stemmingen
Stemmingen
Stemmingen moties MIRT
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT),
te weten:
- de motie-Heutink over tot er een nieuw kabinet is geen onomkeerbare stappen zetten in relatie tot de herprioritering (36410-A, nr. 30);
- de motie-Heutink over een plan van aanpak over het hervatten en herfinancieren van de zeventien gepauzeerde MIRT-projecten (36410-A, nr. 31);
- de motie-De Hoop c.s. over in overleg treden met de provincie Overijssel over hoe het Rijk kan bijdragen aan het bespoedigen van de elektrificatie van de dieseltreinlijnen (36410-A, nr. 32);
- de motie-De Hoop c.s. over uitspreken dat de komst van de Lelylijn zeer gewenst is en dat de reeds gereserveerde middelen voor deze lijn hiervoor gereserveerd moeten blijven (36410-A, nr. 33);
- de motie-De Hoop c.s. over beide plannen voor de A27 bij Amelisweerd toetsen op alle maatschappelijk relevante effecten (36410-A, nr. 34);
- de motie-De Hoop over met de regio en ProRail zoeken naar een oplossing voor het tekort van 1,5 miljard bij het project Noord/Zuidlijn (36410-A, nr. 35);
- de motie-Olger van Dijk c.s. over aspecten van brede welvaart meewegen bij het afwegingskader van infrastructuurbeslissingen voor MIRT-investeringen (36410-A, nr. 37);
- de motie-Bamenga c.s. over alternatieve financiering onderzoeken voor de ov-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer (36410-A, nr. 38);
- de motie-Grinwis c.s. over in de komende periode de Lelylijn in het kernnetwerk van TEN-T opnemen (36410-A, nr. 39);
- de motie-Grinwis/Olger van Dijk over bepalen of de A2 Deil-Den Bosch-Vught in aanmerking komt voor alternatieve aanwending van de gereserveerde middelen (36410-A, nr. 40);
- de motie-Grinwis/Vedder over de beleidsregels voor extern salderen op korte termijn zodanig verbeteren dat eventueel aanwezige dier- en fosfaatrechten niet meer los verkocht worden (36410-A, nr. 41).
(Zie notaoverleg van 22 januari 2024.)
De voorzitter:
We beginnen met een stemverklaring van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. De stemverklaring betreft de motie over het doortrekken van de Noord/Zuidlijn. De Partij voor de Dieren is voor investeringen in het ov. Daarom gaan we voor de motie stemmen. Maar we vinden het wel belangrijk om daarbij aan te tekenen dat we én met een echt plan komen voor het verbeteren van het treinverkeer en internationaal verkeer, én dat Schiphol deze infrastructurele wijziging niet mag gebruiken om vervolgens nog meer intercontinentale vluchten te faciliteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel.
In stemming komt de motie-Heutink (36410-A, nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Heutink (36410-A, nr. 31).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-A, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-A, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-A, nr. 34).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Hoop (36410-A, nr. 35).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (36410-A, nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (36410-A, nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36410-A, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Grinwis/Olger van Dijk (36410-A, nr. 40).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Grinwis/Vedder (36410-A, nr. 41).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024,
te weten:
- de motie-Van der Velde/Wilders over ervoor zorgen dat uitingen van de schutterijcultuur in Limburg en Brabant uitgevoerd kunnen blijven worden (36410-VIII, nr. 56).
(Zie vergadering van 18 januari 2024.)
De voorzitter:
De motie-Van der Velde/Wilders (36410-VIII, nr. 56) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de schutterijen door regelgeving en stijgende kosten onder druk staan;
overwegende dat de Limburgse, maar ook de Brabantse schutterijen een belangrijk onderdeel zijn van onze tradities en cultuur;
verzoekt de regering te onderzoeken wat er nodig en mogelijk is om deze culturele uitingen te behouden voor de toekomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 105, was nr. 56 (36410-VIII).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
Voordat we gaan stemmen, eerst nog een opmerking van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Nu, met dank aan de collega's, de motie op stuk nr. 41 is aangenomen — die was helaas ontraden — krijg ik graag een briefje van minister Van der Wal over hoe en wanneer ze deze motie gaat uitvoeren. Het liefst voor de tweede termijn van de LNV-begroting, maar anders zo snel mogelijk daarna.
De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Velde/Wilders (36410-VIII, nr. 105, was nr. 56).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Verzamelbrief luchtkwaliteit - Schone Lucht Akkoord, houtstook, inzet internationaal
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verzamelbrief luchtkwaliteit - Schone Lucht Akkoord, houtstook, inzet internationaal,
te weten:
- de motie-Kostić over een landelijk stookverbod bij ongunstige weersomstandigheden (30175, nr. 455);
- de motie-Kostić/Gabriëls over het door gemeenten in de omgevingsvisie opnemen van maatregelen om houtstook te verminderen (30175, nr. 456);
- de motie-Veltman over een nadere uitwerking van beleid voor houtstookvrije zones aan een nieuw kabinet laten (30175, nr. 457).
(Zie vergadering van 23 januari 2024.)
De voorzitter:
De motie-Kostić (30175, nr. 455) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sinds oktober 2023 een eenduidige Stookwijzer is waaruit blijkt of er ongunstige weersomstandigheden zijn voor houtstook;
constaterende dat het besluit om over te gaan tot een stookverbod bij code rood en/of oranje van deze Stookwijzer wordt neergelegd bij de gemeenten;
overwegende dat hierdoor willekeur ontstaat, waarbij mensen die overlast ervaren door houtstook in de ene gemeente wel worden beschermd en in een andere gemeente niet;
verzoekt de regering een landelijk stookverbod in te stellen op basis van de Stookwijzer, zodat lokale overheden kunnen handhaven in regio's met een code oranje en/of rood,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 458, was nr. 455 (30175).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Kostić (30175, nr. 458, was nr. 455).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kostić/Gabriëls (30175, nr. 456).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Veltman (30175, nr. 457).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de VVD, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming brief Adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens inzake het voorstel van wet van het lid Podt
Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Autoriteit Persoonsgegevens inzake het voorstel van wet van het lid Podt "Toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek" (35534, nr. 9).
De voorzitter:
Ik stel voor om conform het voorstel van het Presidium te besluiten.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht) (35498).
De voorzitter:
Het amendement-Kat (stuk nr. 10) is ingetrokken.
Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.
In stemming komt het amendement-Ellian/Sneller (stuk nr. 15, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 15 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Sneller (stuk nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Ellian/Sneller (stuk nrs. 15, I tot en met III).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming brief Voordracht van drie kandidaten ter vervulling van een vacature bij de belastingkamer van de Hoge Raad
Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid over het opmaken van een voordracht van drie kandidaten ter vervulling van een vacature bij de belastingkamer van de Hoge Raad.
De voorzitter:
Ik stel voor niet schriftelijk te stemmen en de voordracht conform het voorstel van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid als volgt vast te stellen:
1. mevrouw mr. dr. F.G.F. Peters;
2. mevrouw mr. F. Damsteegt;
3. mevrouw mr. W.A.P. van Roij.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Verkiezingen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Verkiezingen,
te weten:
- de motie-Van der Plas/Chakor over onderzoek naar de gevolgen van de daling van het aantal stembureaus voor de bereikbaarheid en de opkomst in landelijke gebieden (35165, nr. 69);
- de motie-Van der Plas over een avondopenstelling van gemeentehuizen voor het inleveren van ondersteuningsverklaringen (35165, nr. 71).
(Zie vergadering van 24 januari 2024.)
In stemming komt de motie-Van der Plas/Chakor (35165, nr. 69).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (35165, nr. 71).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Excuus, voorzitter, maar ik had net mijn hand echt niet omhoog. Ook bij het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht (35498) heeft u ons per ongeluk bij "voor" gezet, maar het was echt "tegen". Maar oké.
De voorzitter:
Daar maken wij aantekening van.
Stemmingen moties Het bericht dat het Team Openbare Orde Inlichtingen van de politie onwettig informatie over onschuldige burgers verzamelt
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat het Team Openbare Orde Inlichtingen van de politie onwettig informatie over onschuldige burgers verzamelt,
te weten:
- de motie-El Abassi over registraties met de code "niet CTER-waardig" in kaart brengen en verwijderen (29628, nr. 1196);
- de motie-El Abassi over het Team Openbare Orde Inlichtingen opheffen (29628, nr. 1197);
- de motie-Mutluer/Lahlah over een TOOI-registratie schrappen als vaststaat dat daar geen grond voor was (29628, nr. 1198);
- de motie-Mutluer c.s. over het inrichten van een aanspreekpunt of loket voor burgers die vermoeden dat ze onterecht zijn betrokken in een TOOI-onderzoek (29628, nr. 1199);
- de motie-Omtzigt/Mutluer over de CTIVD en de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoek laten doen naar de activiteiten van TOOI en PLOOI in de afgelopen vier jaar (29628, nr. 1201);
- de motie-Omtzigt/Mutluer over bij de herziening van de Wiv voorstellen dat de CTIVD functioneel toezicht houdt op alle activiteiten in het domein van de nationale veiligheid (29628, nr. 1202);
- de motie-Sneller/Mutluer over samen met regioburgemeesters een landelijk kader vaststellen voor de uitoefening van bevoegdheden en inlichtingenmethoden door TOOI (29628, nr. 1203).
(Zie vergadering van 24 januari 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor zijn motie (29628, nr. 1202) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Omtzigt/Mutluer (29628, nr. 1201) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de Autoriteit Persoonsgegevens om in afstemming met de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten onderzoek te doen naar de activiteiten van TOOI en PLOOI inclusief het (mogelijk) delen van informatie, in de afgelopen vier jaar en daar zowel openbaar als vertrouwelijk verslag van uit te brengen;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er volledige medewerking verleend wordt aan zowel de Autoriteit Persoonsgegevens als de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bij het verrichten van dit onderzoek,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 1204, was nr. 1201 (29628).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29628, nr. 1196).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-El Abassi (29628, nr. 1197).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Mutluer/Lahlah (29628, nr. 1198).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Mutluer c.s. (29628, nr. 1199).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt/Mutluer (29628, nr. 1204, was nr. 1201).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Sneller/Mutluer (29628, nr. 1203).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, de VVD en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Idsinga.
De heer Idsinga (NSC):
Dank u wel. Nu de motie van collega Omtzigt (29628, nr. 1204, was nr. 1201) is aangenomen, zou ik graag van het kabinet een briefje krijgen over hoe ze die gaan uitvoeren.
De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel doorgeleiden. Mevrouw Mutluer is weer gaan zitten.
Stemmingen moties Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2024
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2024, het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2024 (36410-J) en het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2024 (36410-A),
te weten:
- de motie-Heutink c.s. over onderzoek naar invoering van een gepersonaliseerd kenteken (36410-XII, nr. 29);
- de motie-Heutink over gedeeltelijk prestatieafhankelijke salarissen voor de topbestuurders van NS en ProRail (36410-XII, nr. 30);
- de motie-Boutkan over bijmengen van biobrandstoffen pas toestaan na onderzoek naar het effect hiervan op de veiligheid in de luchtvaartsector (36410-XII, nr. 31);
- de motie-Veltman c.s. over een aanvalsplan om de veiligheid in het openbaar vervoer en op stations te verbeteren (36410-XII, nr. 32);
- de motie-Veltman c.s. over een concreet voorstel om de rapportageplicht voor woon-werkverkeer te versimpelen (36410-XII, nr. 33);
- de motie-Veltman c.s. over met voorrang kijken naar een oplossing voor Mariënheem (36410-XII, nr. 34);
- de motie-Veltman/Peter de Groot over stillere en schonere activiteiten en vluchten eerder dan in 2027 waarderen (36410-XII, nr. 35);
- de motie-De Hoop c.s. over voor de komende vaststelling van luchthaventarieven inzetten op sterkere tariefdifferentiatie op geluid en uitstoot (36410-XII, nr. 36);
- de motie-De Hoop c.s. over snel effectieve maatregelen nemen tegen geluidoverlast en uitstoot van schadelijke stoffen door Schiphol (36410-XII, nr. 37);
- de motie-De Hoop c.s. over de aanbevelingen van het College voor de Rechten van de Mens over toegankelijkheid van het openbaar vervoer overnemen (36410-XII, nr. 38);
- de motie-Gabriëls c.s. over bezien of structurele aanvullende bekostiging mogelijk is voor versterking van de kwaliteit van de omgevingsdiensten (36410-XII, nr. 39);
- de motie-Gabriëls/Kostić over een tijdpad en uitvoeringsagenda voor het behalen van de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit (36410-XII, nr. 40);
- de motie-Bamenga c.s. over de mogelijkheid voor alle omwonenden van Chemours en de Westerschelde om hun bloed te laten testen op de aanwezigheid van pfas (36410-XII, nr. 41);
- de motie-Bamenga c.s. over samen met Schiphol op de kortst mogelijke termijn een nachtsluiting realiseren (36410-XII, nr. 42);
- de motie-Olger van Dijk c.s. over een landelijke aanpak om woon-werkverkeer beter te spreiden over de dag en de week (36410-XII, nr. 43);
- de motie-Olger van Dijk c.s. over bevorderen dat concessie verlenende provincies en gemeenten tekorten aan vrijwilligers bij buurtbussen kunnen tegengaan (36410-XII, nr. 44);
- de motie-Vedder c.s. over het oprichten van een maritieme autoriteit (36410-XII, nr. 45);
- de motie-Vedder c.s. over het onderzoeken van de mogelijkheden voor een algemene regeling op internationaal niveau met betrekking tot de CCR-eisen voor kleine schepen (36410-XII, nr. 46);
- de motie-Van Zanten c.s. over op Europees niveau mogelijkheden zoeken om de gedoogsituatie voor rijbewijs B voor elektrische bedrijfswagens voort te zetten (36410-XII, nr. 47);
- de motie-Grinwis c.s. over een onafhankelijke evaluatie van het sluiten van de nautische post Vuurtoren Westhoofd (36410-XII, nr. 48);
- de motie-Grinwis/Veltman over uitwerken hoe voorkomen kan worden dat elektrisch rijden vanaf 2026 benadeeld wordt ten opzichte van fossiel rijden (36410-XII, nr. 49);
- de motie-Grinwis c.s. over een evaluatie van de prijsbijstellingssystematiek voor investeringen uit het Mobiliteitsfonds en Deltafonds (36410-XII, nr. 50);
- de motie-Van Kent c.s. over in kaart brengen hoeveel fte de Inspectie Leefomgeving en Transport de komende jaren nodig heeft (36410-XII, nr. 51);
- de motie-Van Kent c.s. over onderzoek naar mogelijkheden om van de Maaslijn een rijksproject te maken (36410-XII, nr. 52);
- de motie-Kostić c.s. over duidelijke vermelding op cosmeticaproducten als er pfas in is verwerkt (36410-XII, nr. 53);
- de motie-Kostić/Stoffer over uitspreken dat de btw op het repareren van producten moet worden afgeschaft (36410-XII, nr. 55);
- de motie-Kostić/Gabriëls over een informatie- en minimalisatieplicht voor ZZS in afvalstromen instellen voor bedrijven die de oorspronkelijke ontdoener zijn van het afval (36410-XII, nr. 56);
- de motie-Stoffer c.s. over onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het verlaagde btw-tarief voor meer reparatiediensten te laten gelden (36410-XII, nr. 57);
- de motie-Stoffer/Vedder over ervoor zorgen dat de aanpak van knooppunt Hoevelaken prioriteit krijgt (36410-XII, nr. 58).
(Zie vergadering van 25 januari 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bamenga stel ik voor zijn motie (36410-XII, nr. 42) aan te houden. Op verzoek van de heer Grinwis stel ik voor zijn motie (36410-XII, nr. 49) aan te houden. Op verzoek van Kamerlid Kostić stel ik voor de motie (36410-XII, nr. 56) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-De Hoop (36410-XII, nr. 38) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden De Hoop, Grinwis, Stoffer, Kostić, Van Kent, Vedder en Bamenga.
Zij krijgt nr. 74, was nr. 38 (36410-XII).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Heutink c.s. (36410-XII, nr. 29).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, NSC, de SGP, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Heutink (36410-XII, nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de PvdD, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Boutkan (36410-XII, nr. 31).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Veltman c.s. (36410-XII, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Veltman c.s. (36410-XII, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Veltman c.s. (36410-XII, nr. 34).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Veltman/Peter de Groot (36410-XII, nr. 35).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-XII, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
We doen het even opnieuw.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-XII, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
De stemmen staken, dus dan moeten we het hoofdelijk gaan doen. Maar misschien verkeert meneer De Hoop in een goede bui; je weet het maar nooit. Maar we doen het met alle soorten van plezier.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik wil de motie graag aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (36410-XII, nr. 36) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
U bent een heer.
In stemming komt de motie-De Hoop c.s. (36410-XII, nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.
Dezelfde uitslag, meneer De Hoop. We're pushing it! Neem uw tijd.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik ga de motie toch aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (36410-XII, nr. 37) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
U wordt per stemming populairder. Weet u dat?
Dan gaan we nu stemmen over de motie op stuk nr. 38 (36410-XII). Dat is weer een motie-De Hoop! Kom maar bij de interruptiemicrofoon staan. Veiligheidsgordels vast!
In stemming komt de gewijzigde motie-De Hoop c.s. (36410-XII, nr. 74, was nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21 en BBB voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Aangenomen, meneer De Hoop. Aangenomen! Gefeliciteerd.
In stemming komt de motie-Gabriëls c.s. (36410-XII, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Gabriëls/Kostić (36410-XII, nr. 40).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bamenga c.s. (36410-XII, nr. 41).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (36410-XII, nr. 43).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Olger van Dijk c.s. (36410-XII, nr. 44).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Heutink.
De heer Heutink (PVV):
Wij willen graag geacht worden gestemd te hebben vóór de motie op stuk nr. 38, over aanbevelingen van het College voor de Rechten van de Mens over toegankelijkheid van het openbaar vervoer.
De voorzitter:
Oké, dan is de overwinning van de heer De Hoop nog groter geworden.
In stemming komt de motie-Vedder c.s. (36410-XII, nr. 45).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Vedder c.s. (36410-XII, nr. 46).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Zanten c.s. (36410-XII, nr. 47).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36410-XII, nr. 48).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Grinwis c.s. (36410-XII, nr. 50).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Kent c.s. (36410-XII, nr. 51).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Kent c.s. (36410-XII, nr. 52).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kostić c.s. (36410-XII, nr. 53).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, de SGP, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kostić/Stoffer (36410-XII, nr. 55).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, de SGP, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (36410-XII, nr. 57).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Stoffer/Vedder (36410-XII, nr. 58).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2024
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024,
te weten:
- de motie-Agema c.s. over voorkomen dat de zorg implodeert door een topprioriteit te maken van de vermindering van de regeltijd (36410-XVI, nr. 45);
- de motie-Van den Hil c.s. over het verbeteren van de bekendheid en de samenhang van bestaande verlof- en ondersteuningsregelingen (36410-XVI, nr. 46);
- de motie-Van den Hil over onafhankelijk casemanagement dementie doorrekenen in geld en fte's en het gebruik ervan stimuleren (36410-XVI, nr. 47);
- de motie-Tielen/Daniëlle Jansen over de knelpunten bij de contractering van passende zorg in kaart brengen en in overleg treden met partijen om alsnog tot passende contractering te komen (36410-XVI, nr. 48);
- de motie-Tielen over een voorstel om het budget voor nieuwe vaccins beter te laten aansluiten op positieve Gezondheidsraadsadviezen (36410-XVI, nr. 49);
- de motie-Tielen over onderzoeken of een voorziening als een consultatiebureau een eenduidige en laagdrempelige toegang tot preventie voor ouderen kan bieden (36410-XVI, nr. 50);
- de motie-Bushoff over een wetsvoorstel om het eigen risico in 2025 met €100 te verlagen (36410-XVI, nr. 51);
- de motie-Bushoff/Dijk over één periodieke controle bij de tandarts per jaar toevoegen aan het basispakket (36410-XVI, nr. 52);
- de motie-Slagt-Tichelman c.s. over een kasschuif toepassen om de bezuiniging op het scheiden van wonen en zorg terug te draaien (36410-XVI, nr. 53);
- de motie-Slagt-Tichelman c.s. over onderzoek naar een bekostingingsaanpassing om de specialist ouderengeneeskunde als regiebehandelaar mogelijk te maken (36410-XVI, nr. 54);
- de motie-Westerveld/Bikker over ruime aandacht in de uitwerking van de transformatieplannen voor de preventie en de aanpak van dakloosheid (36410-XVI, nr. 55);
- de motie-Westerveld over in de protocollen vastleggen dat indien een spraakcomputer nodig is zowel de hardware als de software wordt vergoed (36410-XVI, nr. 56);
- de motie-Synhaeve c.s. over medische zorg zonder veiligheidsrisico's voor slachtoffers van huiselijk geweld en jonge vrouwen die geheim geplaatst zijn (36410-XVI, nr. 57);
- de motie-Synhaeve over stimuleren dat eind 2024 alle zorgaanbieders in de ggz overbruggingszorg aanbieden (36410-XVI, nr. 58);
- de motie-Paulusma/Sneller over het ontwikkelen van een instrumentarium om de brede kosten en baten van preventie te kwantificeren (36410-XVI, nr. 59);
- de motie-Paulusma over het resterende bedrag op de aanvullende post beschikbaar stellen zodat het uitvoeringsakkoord uitgevoerd kan worden (36410-XVI, nr. 60);
- de motie-Paulusma/Slagt-Tichelman over de subsidieregeling voor pg-organisaties zo wijzigen dat zij zich onthouden van activiteiten die de toegang tot de zorg voor bepaalde groepen bemoeilijken (36410-XVI, nr. 61);
- de motie-Daniëlle Jansen/Krul over een onderzoek naar de haalbaarheid van een breder rookverbod in de nabijheid van kinderen (36410-XVI, nr. 62);
- de motie-Krul/Bikker over een afstandscriterium voor verkooppunten van tabak en vapes op plaatsen waar vaak jongeren komen (36410-XVI, nr. 63);
- de motie-Krul/Westerveld over de meerjarige nationale strategie voor mensen met een handicap en de werkagenda voor het voorjaarsreces van 2024 naar de Tweede Kamer sturen (36410-XVI, nr. 64);
- de motie-Van der Plas over het afschaffen van de openbare jaarverantwoordingsplicht voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders (36410-XVI, nr. 65);
- de motie-Van der Plas over uitspreken dat de regering het WHO-pandemieverdrag niet ondertekent voordat de Kamer zich daarover heeft uitgesproken (36410-XVI, nr. 66);
- de motie-Van der Plas over het behoud van het aanbod van dierlijke eiwitten in ziekenhuizen (36410-XVI, nr. 67);
- de motie-Van der Plas over het waarborgen van de beschikbaarheid en de kwaliteit van tijdelijke vervangende zorg door de samenwerking tussen betrokken partijen te stimuleren en te faciliteren (36410-XVI, nr. 68);
- de motie-Bikker c.s. over stoppen met het eisen van een mantelzorgverklaring (36410-XVI, nr. 69);
- de motie-Bikker c.s. over het afschaffen van de premieopslag voor verzekerden met een betalingsachterstand (36410-XVI, nr. 70);
- de motie-Bikker c.s. over een onafhankelijk onderzoek naar de oorzaken van de absolute en relatieve stijging van het aantal euthanasiegevallen (36410-XVI, nr. 71);
- de motie-Dijk c.s. over het eigen risico zo snel mogelijk afschaffen (36410-XVI, nr. 72);
- de motie-Dijk/Ergin over mondzorg opnemen in het basispakket (36410-XVI, nr. 73);
- de motie-Dijk over winstuitkering in de zorg onmogelijk maken (36410-XVI, nr. 74);
- de motie-Dijk over in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders regelen dat eigenaarschap van private-equitypartijen in de zorg niet meer mogelijk is (36410-XVI, nr. 75);
- de motie-Dijk over een stop instellen op het sluiten van ziekenhuizen om goede zorg te waarborgen (36410-XVI, nr. 76);
- de motie-Dijk over de 45 minutennorm niet versoepelen (36410-XVI, nr. 77);
- de motie-Dijk over het in publieke handen houden van Intravacc (36410-XVI, nr. 78);
- de motie-Dijk over de financiële tegemoetkoming voor zorgverleners met long covid verhogen naar minimaal €24.010 per persoon (36410-XVI, nr. 79);
- de motie-Dobbe over de personele bezettingsnorm van twee zorgverleners op acht verpleeghuisbewoners handhaven (36410-XVI, nr. 80);
- de motie-Dobbe over een forse loonsverhoging voor zorgverleners (36410-XVI, nr. 81);
- de motie-Dobbe over een verbod op het gebruik van de vijfminutenregistratie door zorgaanbieders (36410-XVI, nr. 82);
- de motie-Dobbe over binnen een jaar een maximale administratielast van 22% voor zorgmedewerkers invoeren (36410-XVI, nr. 83);
- de motie-Dobbe over het wegnemen van belemmeringen bij het opzetten van zorgbuurthuizen (36410-XVI, nr. 84);
- de motie-Van Houwelingen over een plan om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 0% (36410-XVI, nr. 85);
- de motie-Van Houwelingen over een plan om de belasting op sportabonnementen af te schaffen (36410-XVI, nr. 86);
- de motie-Van Houwelingen over de accijnsverhoging op tabak terugdraaien en afzien van verdere accijnsverhogingen (36410-XVI, nr. 87);
- de motie-Van Houwelingen over onderzoek naar een mogelijk verband tussen coronavaccinaties en gezondheidsschade in het algemeen en postcovid in het bijzonder (36410-XVI, nr. 88);
- de motie-Diederik van Dijk over een advies van de Gezondheidsraad over in hoeverre de huidige benadering van genderbevestigende behandelingen bij minderjarigen recht doet aan het geldende gezondheidsrechtelijke kader (36410-XVI, nr. 89);
- de motie-Diederik van Dijk/Bikker over redenen voor een abortus of een abortusverzoek registreren en deze informatie jaarlijks geaggregeerd en geanonimiseerd openbaar maken (36410-XVI, nr. 90);
- de motie-Eerdmans/Bikker over een programma voor landelijke Skaeve Huse vormgeven (36410-XVI, nr. 91);
- de motie-Eerdmans/Agema over het zo snel mogelijk onderbrengen van psychiatrische patiënten zonder strafblad in een instelling die bij hun complexe problematiek past in plaats van in een tbs-kliniek (36410-XVI, nr. 92).
(Zie vergadering van 25 januari 2024.)
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Paulusma stel ik voor haar motie (36410-XVI, nr. 60) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Van den Hil (36410-XVI, nr. 47) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van den Hil en Agema.
Zij krijgt nr. 111, was nr. 47 (36410-XVI).
De motie-Eerdmans/Bikker (36410-XVI, nr. 91) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal verwarde (dakloze) personen met een grote zorgbehoefte groeit;
constaterende dat er in meerdere gemeenten in Nederland zogenaamde Skaeve Huse (Deens voor "rare huizen") zijn ontwikkeld;
constaterende dat in deze woonzorgvorm mensen met grote gedragsproblemen begeleid worden, zorg geboden wordt en ritme wordt aangeleerd, waardoor zij langzaam klaargestoomd worden voor een terugkeer in de bewoonde wereld;
overwegende dat er veel positieve resultaten geboekt worden door diverse Skaeve Huse, waardoor woonoverlast sterk wordt verminderd;
verzoekt de regering om bijvoorbeeld een programma zoals voor landelijke Skaeve Huse vorm te geven, en de Kamer hierover voor 1 juli aanstaande te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 112, was nr. 91 (36410-XVI).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Agema c.s. (36410-XVI, nr. 45).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van den Hil c.s. (36410-XVI, nr. 46).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van den Hil/Agema (36410-XVI, nr. 111, was nr. 47).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Tielen/Daniëlle Jansen (36410-XVI, nr. 48).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Tielen (36410-XVI, nr. 49).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Tielen (36410-XVI, nr. 50).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bushoff (36410-XVI, nr. 51).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bushoff/Dijk (36410-XVI, nr. 52).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de ChristenUnie, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
De heer Dassen van Volt.
De heer Dassen (Volt):
Bij de motie hiervoor stak ik mijn hand niet omhoog ...
De voorzitter:
Dat is niet zo best.
De heer Dassen (Volt):
... en hadden wij niet meegenomen moeten worden.
De voorzitter:
Dat was dus de motie-Bushoff op stuk nr. 51. Dat is genoteerd.
In stemming komt de motie-Slagt-Tichelman c.s. (36410-XVI, nr. 53).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Slagt-Tichelman c.s. (36410-XVI, nr. 54).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Westerveld/Bikker (36410-XVI, nr. 55).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Westerveld (36410-XVI, nr. 56).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Synhaeve c.s. (36410-XVI, nr. 57).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Synhaeve (36410-XVI, nr. 58).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paulusma/Sneller (36410-XVI, nr. 59).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Paulusma/Slagt-Tichelman (36410-XVI, nr. 61).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66 en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Daniëlle Jansen/Krul (36410-XVI, nr. 62).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen …
De heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Bij de motie op stuk nr. 61 noemde u DENK als voor, maar ik had het handje niet omhoog. Graag opnemen in de Handelingen, alstublieft.
De voorzitter:
Dat is bij dezen voor de eeuwigheid gebeurd. Mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Bij de motie op stuk nr. 62 noemde u ons volgens mij als voor, maar dat klopt niet.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 62 is inmiddels aangenomen, maar omdat ik dat nog niet had vastgesteld, is dat bij dezen juist vastgesteld.
Mevrouw Podt (D66):
Tegen, dus.
De voorzitter:
Tegen, ja. D66 is tegen, maar de motie is desondanks aangenomen.
In stemming komt de motie-Krul/Bikker (36410-XVI, nr. 63).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Krul/Westerveld (36410-XVI, nr. 64).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (36410-XVI, nr. 65).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Een vraag van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Met betrekking tot de motie op stuk nr. 64 hebben wij het liefst nog gewoon voor het voorjaarsreces de strategie van het kabinet, maar nog deze week een reminder zou geen kwaad kunnen, denk ik.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden.
In stemming komt de motie-Van der Plas (36410-XVI, nr. 66).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Mevrouw Keijzer.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Ik wil graag een brief van de regering waarin ze aangeeft hoe ze omgaat met de motie van mevrouw Van der Plas die zojuist is aangenomen.
De voorzitter:
U heeft het over de motie op stuk nr. 66. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.
In stemming komt de motie-Van der Plas (36410-XVI, nr. 67).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de SGP, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (36410-XVI, nr. 68).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (36410-XVI, nr. 69).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (36410-XVI, nr. 70).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de ChristenUnie, het CDA, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (36410-XVI, nr. 71).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dijk c.s. (36410-XVI, nr. 72).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijk/Ergin (36410-XVI, nr. 73).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 74).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 75).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de ChristenUnie, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. DENK wil geacht worden voor de motie op stuk nr. 74 te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dat is bij dezen genoteerd.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 76).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, de SGP, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 77).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de SGP, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 78).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, NSC, de SGP, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dijk (36410-XVI, nr. 79).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe (36410-XVI, nr. 80).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, de SGP, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe (36410-XVI, nr. 81).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, de PvdD, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dobbe (36410-XVI, nr. 82).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Dobbe (36410-XVI, nr. 83).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Volt, de PvdD, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, JA21, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Dobbe (36410-XVI, nr. 84).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (36410-XVI, nr. 85).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, de SGP, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (36410-XVI, nr. 86).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (36410-XVI, nr. 87).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Net niet, meneer Van Houwelingen! U heeft JA21 mee. De motie blijft evenwel verworpen.
In stemming komt de motie-Van Houwelingen (36410-XVI, nr. 88).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Diederik van Dijk (36410-XVI, nr. 89).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, de SGP, de ChristenUnie, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Diederik van Dijk/Bikker (36410-XVI, nr. 90).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de SGP, de ChristenUnie en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
De heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voorzitter. Nu de SGP-motie op stuk nr. 89, over de transgenderzorg, is aangenomen terwijl die was ontraden door de minister, vraag ik graag een briefje van de minister over hoe dit juweeltje wordt uitgevoerd.
De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden.
In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans/Bikker (36410-XVI, nr. 112, was nr. 91).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, NSC, de SGP, de ChristenUnie, JA21, BBB, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Eerdmans/Agema (36410-XVI, nr. 92).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Er is een vraag of opmerking van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank, voorzitter. Die laatste motie vergt een actie op nogal korte termijn, dus ik zou graag op redelijk korte termijn een reactie van het kabinet op die motie willen.
Daarvoor is de motie die ik met mevrouw Bikker had ingediend over Skaeve Huse ook aangenomen. Die was ontraden, dus ik ben ook erg benieuwd naar de uitvoering van die motie.
De voorzitter:
Voor beide moties zal ik het stenogram van dit deel doorgeleiden. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. De motie op stuk nr. 71, over het onderzoek naar de stijging van het aantal euthanasiegevallen, was ontraden, dus ik zou heel graag een brief van het kabinet krijgen over hoe aan die motie, nu die is aangenomen, vorm gaat worden gegeven.
Ik zou de reactie waar de heer Eerdmans om verzocht ten aanzien van de psychiatrische patiënten in tbs-klinieken heel graag hebben voor de behandeling van de Justitiebegroting volgende week.
De voorzitter:
Heel goed. Ik zal beide verzoeken doorgeleiden. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden.
Stemming Verdere behandeling van aanhangige stukken
Aan de orde is de stemming in verband met de verdere behandeling van aanhangige stukken (36408).
In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat tot het toevoegen van een brief (stuk nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Heel goed. Ik stel voor om de lijst vast te stellen zoals deze nu is komen te luiden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen moties Buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024,
te weten:
- de motie-Dassen/Paternotte over niet instemmen met compromisvoorstellen in de richting van Hongarije, maar de voorkeur geven aan een deal met 26 landen (21501-20, nr. 2008);
- de motie-Dassen/Paternotte over voorkomen dat Hongarije het roterende voorzitterschap van de Raad op zich kan nemen en dat Orbán wordt aangewezen als Raadsvoorzitter (21501-20, nr. 2009);
- de motie-Van Baarle/Dassen over spoedig aanvullende middelen vrijmaken voor noodhulp aan de burgerbevolking in Gaza en de bezette Palestijnse gebieden (21501-20, nr. 2010);
- de motie-Van Baarle/Dassen over in Europees verband een staakt-het-vuren in Gaza bepleiten (21501-20, nr. 2011);
- de motie-Van Baarle/Dassen over israël oproepen om de door het Israëlische leger ondersteunde en uitgevoerde repressie op de Westbank per direct te stoppen (21501-20, nr. 2012);
- de motie-Van Campen/Klaver over zich inzetten voor voorspelbare en duurzame financiële steun aan Oekraïne, zonder daarbij concessies te doen aan Hongarije (21501-20, nr. 2013);
- de motie-Klaver c.s. over een spoedadvies van de CAVV over de vraag of er bij het militair optreden van Israël in Gaza sprake is van schendingen van het internationaal humanitair oorlogsrecht (21501-20, nr. 2014).
(Zie notaoverleg van 25 januari 2024.)
De voorzitter:
De motie-Dassen/Paternotte (21501-20, nr. 2009) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Hongarije systematisch in strijd handelt met de waarden van de EU en hierin, ondanks aandringen van de Commissie en andere lidstaten, niet de nodige verbetering laat zien;
constaterende dat Hongarije bovendien vanaf 1 juli aanstaande het EU-voorzitterschap op zich zal nemen;
overwegende dat de Kamer op 26 oktober jongstleden reeds middels de aangenomen motie-Sjoerdsma c.s. heeft uitgesproken Hongarije het stemrecht in de EU te willen ontnemen;
verzoekt de regering om, naast het pleiten voor het ontnemen van het stemrecht van Hongarije in de Europese Raad, te voorkomen dat Hongarije het roterende voorzitterschap van de Raad vanaf 1 juli aanstaande op zich kan nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 2016, was nr. 2009 (21501-20).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
De voorzitter:
Er is een stemverklaring aangevraagd door de heer Ceder, dus ik geef hem graag het woord.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De humanitaire nood in Gaza is groot. Daar waar mensen in nood zijn, wil de ChristenUnie humanitaire steun bieden. Daarom stemmen wij ook voor de motie op stuk nr. 2010, die oproept om extra middelen vrij te maken voor deze noodhulp. Dit is ook in lijn met eerder aangenomen moties. Onze fractie heeft echter, zoals bekend, grote zorgen over de betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de gebeurtenissen op 7 oktober en de verheerlijking daarvan. Onze fractie is daarom helder: er mag geen cent van Nederlands belastinggeld richting steun voor terrorisme gaan. Daarom zijn wij ook voor opschorting van de UNRWA-gelden. We gaan er daarom expliciet van uit dat deze middelen, mits de motie wordt aangenomen, conform het vastgesteld kabinetsbeleid van dit weekend op geen enkele wijze bij UNRWA terechtkomen en via andere partijen worden ingezet ten behoeve van burgers die dat hard nodig hebben.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel.
In stemming komt de motie-Dassen/Paternotte (21501-20, nr. 2008).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Dassen/Paternotte (21501-20, nr. 2016, was nr. 2009).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD en D66 voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Baarle/Dassen (21501-20, nr. 2010).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Baarle/Dassen (21501-20, nr. 2011).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD, D66 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Baarle/Dassen (21501-20, nr. 2012).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Campen/Klaver (21501-20, nr. 2013).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA, de VVD en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Klaver c.s. (21501-20, nr. 2014).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, de PvdD en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
De motie-Paternotte (21501-20, nr. 2015) is inmiddels ingetrokken.
Stemming motie Klimaatnota 2023 en de Klimaat- en Energieverkenning 2023
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Klimaatnota 2023 en de Klimaat- en Energieverkenning 2023,
te weten:
- de gewijzigde motie-Teunissen c.s. over een voorstel om Lelystad Airport definitief niet te openen voor de commerciële burgerluchtvaart (32813, nr. 1347, was nr. 1333).
(Zie vergadering van 20 december 2023.)
De voorzitter:
De gewijzigde motie-Teunissen c.s. (32813, nr. 1347, was nr. 1333) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Teunissen, Grinwis, Kröger, Beckerman, Bamenga en Dassen, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het openen van Lelystad Airport onwenselijk is voor het klimaat, de volksgezondheid en vanwege de schaarse stikstofruimte;
verzoekt de regering met een voorstel te komen om Lelystad Airport definitief niet te openen voor de commerciële burgerluchtvaart;
verzoekt de regering tevens in overleg met lokale autoriteiten en inwoners een alternatief te presenteren voor een maatschappelijke investering in de regio,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 1348, was nr. 1347 (32813).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Teunissen c.s. (32813, nr. 1348, was nr. 1347).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, Volt, de PvdD, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en BBB voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Tot zover de stemmingen. Ik schors een enkel ogenblik en dan gaan we over tot de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
De regeling van werkzaamheden.
Op 13 december 2023 heeft de Kamer ingestemd met het instellen van een parlementaire enquêtecommissie Corona, met als opdracht het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie Corona. Ik stel de Kamer voor om de volgende leden in de commissie te benoemen: Smitskam, Pijpelink, De Kort, Hertzberger, Van Zanten en Van Houwelingen. Dat is een felicitatie waard. Deze mensen gaan belangrijk werk doen namens ons allemaal.
Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid voor het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op maandag 12 februari van 16.15 uur tot 19.00 uur over het begrotingsonderdeel Asiel en Migratie.
Ingekomen is een beschikking inzake aanwijzing van Eerste Kamerleden Van den Berg en Roovers tot lid en Lagas tot plaatsvervangend lid, en het Tweede Kamerlid Wilders tot lid in de Parlementaire Assemblee van de Unie voor de Mediterrane Regio.
Op verzoek van de fractie van GroenLinks-PvdA benoem ik in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid White tot lid in plaats van het lid Bromet.
Op verzoek van de fractie van BBB benoem ik:
- in de Bouwbegeleidingscommissie het lid Keijzer tot lid;
- in de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven het lid Tuinman tot lid;
- in de Kunstcommissie het lid Tuinman tot lid in plaats van het lid Van der Plas.
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:
- het tweeminutendebat Mijnbouw/Groningen (CD d.d. 25/01), met als eerste spreker het lid Beckerman van de SP;
- het tweeminutendebat Arbeidsmarktbeleid (CD d.d. 25/01), met als eerste spreker lid Van Oostenbruggen van Nieuw Sociaal Contract.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Timmermans van de fractie van GroenLinks-PvdA.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week heeft het Nibud zijn berekeningen over de koopkrachtontwikkeling voor dit jaar kenbaar gemaakt. Voor heel veel mensen in dit land is dat goed nieuws, maar voor een aantal groepen slecht nieuws. En dat zijn nou net de groepen die al niks te makken hebben: alleenstaanden in de bijstand, eenoudergezinnen in de bijstand, alleenstaanden met een lage uitkering, zelfstandige alleenstaanden met €40.000. Die mensen gaan er allemaal fors op achteruit. Je moet je voorstellen dat je een alleenstaande bent in de bijstand en er €61 per maand op achteruitgaat. Dat betekent gewoon het budget dat je normaal in een week aan eten uitgeeft als je in de bijstand zit. Ik maak me geen zorgen over de positie van deze Kamer. Ik denk dat iedereen hier in deze Kamer vindt dat deze effecten ongewenst zijn. Ik vind ook dat het aanpakken van dit probleem niet kan wachten op de formatie. Dit moeten we snel doen. Dit moet het huidige kabinet nog doen. Daarom zou ik een debat willen aanvragen met de minister-president en de minister van Sociale Zaken om te bezien hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit ongewenste effect zo goed en zo snel mogelijk gecorrigeerd wordt. Ik neem toch aan dat we het er allemaal met elkaar over eens zijn dat dit een ongewenst effect is van de koopkrachtontwikkeling.
De voorzitter:
U wilt een debat. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.
De heer Dassen (Volt):
Zeker, voorzitter, steun. Het is een erg belangrijk onderwerp, dus laten we dat debat snel voeren.
De heer Aartsen (VVD):
Geen steun, voorzitter. Volgens mij staat er deze week nog ergens een commissiedebat op het gebied van Sociale Zaken gepland. Het is leuk om daarover in debat te gaan.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Veel Nederlanders hebben grote zorgen. Wat mij betreft kunnen we dit debat zo snel mogelijk voeren. Steun.
De heer Eerdmans (JA21):
Steun, voorzitter.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Vlak na de verkiezingen is er ook al een groot plenair debat aangevraagd over bestaanszekerheid met ongeveer dezelfde bewindspersonen. Die debataanvraag heeft het toen gehaald. Dát is het grote debat waar dit aan bod moet komen. Anders kan het in een commissiedebat. Geen steun.
De voorzitter:
Dat is geen steun.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Als dát debat deze of volgende week wordt geagendeerd, is het volgens mij ook goed. Anders steun voor het verzoek van de heer Timmermans.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun. Aanstaande donderdag is er commissiedebat over armoede, schulden et cetera.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Geen steun. Het kan in het commissiedebat en het debat waar de heer Krul naar verwees.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is zeer belangrijk om het over problemen te hebben. Dat kan bij het commissiedebat. Er komt ook nog een plenair debat over bestaanszekerheid aan. Nu dus geen steun.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, het is inderdaad een belangrijk onderwerp, maar het komt de komende tijd nog heel vaak terug, dus geen steun.
Mevrouw Palmen (NSC):
Ik sluit mij bij de laatste woorden van mevrouw Podt aan: geen steun, maar het is wel een heel belangrijk onderwerp dat we hier gaan bespreken.
De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter. Er komt binnenkort een debat over bestaanszekerheid. Daar zou dit aan toegevoegd kunnen worden. Plus er is deze week ook een debat over armoede en schulden. Daar past dit ook prima bij, dus geen steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter, steun. Dat debat over bestaanszekerheid klopt; dat staat inderdaad op de lijst. Maar ik ben het helemaal eens met de heer Timmermans. We zitten namelijk in een soort rare twilightzone. Aan de ene kant heeft het kabinet met Prinsjesdag gezegd: deze groepen mogen er niet op achteruitgaan. We zien dat dat nu wél gebeurt. Aan de andere kant hebben we formerende partijen die aangeven: we gaan geen cent uitgeven. Dan zit je dus een beetje vast. Ik voel er dus heel veel voor om welk debat dan ook te voeren. Of het nou het debat van de heer Timmermans is, het debat over bestaanszekerheid dat al staat, of het verzoek dat ik aan het einde van deze lijst heb: als dat debat er maar voor het reces komt.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Timmermans.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de collega's. Onder degenen die mij niet aan een meerderheid willen helpen, bestaat wel de wens om het te bespreken in het debat over de bestaanszekerheid. Zou ik dan aan de Kamer, aan u, voorzitter, en de collega's, het verzoek mogen doen om dat debat dan wel op korte termijn te houden, zodat deze mensen niet moeten wachten? Zij kunnen niet wachten. Zij kunnen dat echt niet. Ze hebben niks te makken en dat wordt alleen maar erger. Dus als we het dan in het debat over de bestaanszekerheid doen, laten we dat debat dan op korte termijn voeren.
De voorzitter:
Uw verzoek is helder. Dank u wel.
Mevrouw Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Hallo, voorzitter. We begrijpen uit de media dat de mensen die aan de formatietafel zitten, zich als volwassenen gedragen. Nou, dat is mooi meegenomen, maar dat is niet per se de informatie waar de Tweede Kamer naar op zoek is. Er is namelijk afgesproken dat er eerst overeenstemming zou zijn over de basislijn ten aanzien van de grondrechten. Daarna zou er pas worden gesproken over andere inhoudelijke onderwerpen, zoals financiën. Dat stond in het advies. Dat is in het debat van 13 december onder andere door Nieuw Sociaal Contract toegezegd. We zien dat financiële adviseurs de deur platlopen en er zou al keihard onderhandeld worden over financiën. Dus of de partijen zijn het eens over die basislijn over de rechtsstaat — dan kan de informateur dat gewoon opschrijven en ons laten weten — of alles loopt door elkaar en de partijen worden door Plasterk een kabinet in gerommeld zonder dat er overeenstemming is over die basislijn over onze grondrechten en de Grondwet. Nieuw Sociaal Contract was hier vorige week duidelijk. Mevrouw Van Vroonhoven zei: vragen kan altijd en dan krijgt u antwoorden. Nou ja, die antwoorden krijgen we dus niet. Opnieuw vragen we antwoorden op de vragen die gesteld zijn aan de heer Plasterk. Ik wijs de voorzitter er ook op dat de heer Plasterk beloofde dat we eind januari, begin februari, het verslag zouden krijgen. Dat is dus deze week en niet pas over twee weken. Ik wil dus ook graag op dat punt helderheid, dus: deze week het verslag met de antwoorden op de vragen die we eerder hebben gesteld. Dat is mijn verzoek.
De voorzitter:
Dat is dus een verzoek aan de informateur.
De heer Paternotte (D66):
Er is een hele briefwisseling tussen mevrouw Ouwehand en de informateur, maar wij lezen daarin dat hij bijtijds met zijn verslag komt om nog voor het krokusreces hier een debat te kunnen voeren. Als dat zo is, dan hebben wij geen behoefte aan een verdere briefwisseling. Ik kijk even naar u, voorzitter, om te zien of dat klopt.
De voorzitter:
Ja, dat klopt. Zeker. We hebben de toezegging dat we het gaan krijgen. Er ligt nu een verzoek van mevrouw Ouwehand voor een tussenverslag. In principe wil ik daar gewoon een postzegel op plakken en dat doorgeleiden richting de informateur.
De heer Paternotte (D66):
Prima. Wat ons betreft dus een verslag en een debat voor het reces. Dan is er bij ons geen behoefte aan een verdere briefwisseling.
De heer Timmermans (GroenLinks-PvdA):
We horen informatie uit de informatie van de heer Plasterk en soms wat snippers van de deelnemers aan de discussie; de heer Omtzigt zegt "geen enkel punt op de i", als ik hem goed parafraseer. Het wijst er toch op dat er niet wordt gehandeld naar op z'n minst de geest van wat we hebben afgesproken met de Kamer, namelijk: eerst afspraken over de basislijn en dan pas over de inhoud. Dat is gewoon niet gedaan. Ik vind het op z'n zachtst gezegd merkwaardig dat de Kamer daarover geen informatie kan krijgen, dat we iedere keer met een nogal hautain briefje van de heer Plasterk het bos in worden gestuurd. Ik steun daarom heel graag dit verzoek. De informateur moet nou maar eens klare wijn schenken. Net als mevrouw Ouwehand zeg ik: wat hij nu doet, is niet begin februari of eind januari. Hij rekt de eigen termijn op. Hij gaat dus wel héél soepel om met zijn mandaat. Ik vind dat de Kamer toch ook een beetje op de eigen afspraken moet letten.
De heer Dassen (Volt):
Daar sluit ik me volledig bij aan. Ook dat laatste punt, het oprekken van de termijn, is volgens mij niet de bedoeling. We hebben duidelijke afspraken gemaakt met elkaar. Daar moeten we ons aan houden en daar moet de informateur zich aan houden. Het is dus bijzonder wenselijk dat hij zo snel mogelijk met een tussenrapport komt en dat we zo snel mogelijk een debat met elkaar hebben hierover.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik ben wel heel benieuwd naar de antwoorden op de vragen van mevrouw Ouwehand — dat ben ik al een tijdje — maar ik denk wel dat de lijn-Paternotte juist is, namelijk dat we volgende week dat verslag krijgen en dan het debat voeren voor het reces. Dan kunnen we al die vragen uitgebreid behandelen en het debat voeren. Ik ben dus niet voor dit verzoek.
De heer Idsinga (NSC):
Geen steun.
De voorzitter:
Was iedereen maar zo beknopt in deze Kamer.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hecht er wel aan om te benoemen dat we hebben afgesproken dat het verslag van meneer Plasterk begin februari hier zou zijn. Dat wachten we af. Verzoeken kunnen worden doorgeleid, maar ik hecht aan dat debat en dat moet er wel echt voor het reces zijn.
De voorzitter:
Ja, dus eigenlijk de lijn-Paternotte, zal ik maar zeggen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ook de SGP sluit zich aan bij de lijn-Paternotte.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, de fractie van DENK steunt het verzoek van mevrouw Ouwehand. Uit alles blijkt dat de afspraken die we gemaakt hebben niet gevolgd worden. Dat is niet alleen een schoffering van de mensen in de Kamer, maar ook van de positie die de Kamer zou moeten hebben. We hebben er gewoon recht op om te weten wat er gebeurt. Steun.
De heer Krul (CDA):
De lijn-Paternotte.
Mevrouw Becker (VVD):
Het is mevrouw Ouwehand haar goed recht om een informatieverzoek te doen, maar we steunen niet haar verzoek voor het debat.
De heer Markuszower (PVV):
Ik vind dat heel mooi verwoord van mevrouw Becker.
Mevrouw Helder (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kijk zeer uit naar de toon en de inhoud van het volgende briefje van de heer Plasterk aan de Kamer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zal het naar hem doorgeleiden, en vol verwachting klopt ons hart.
Dan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Naar aanleiding van de uitspraak inzake de zaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israël over de toepasselijkheid van het Genocideverdrag, de Genocideconventie, en het oordeel daaromtrent, wens ik graag zo spoedig mogelijk van het kabinet een uitgebreide reflectie van de Nederlandse regering op wat zij met deze uitspraak gaat doen op het gebied van noodhulp, wapenleveringen, de positie ten aanzien van het optreden van de Israëlische regering en dus over de implicaties voor het Nederlandse beleid. Daar zou ik graag ook zo spoedig mogelijk een debat over willen voeren, wat mij betreft binnen twee weken als dat mogelijk is. Ik denk dat het daarom zinvol is om van het dertigledendebat over de situatie in Gaza, dat reeds op de lijst staat, een meerderheidsdebat te maken en dat zo spoedig mogelijk in te plannen.
Dank u wel, voorzitter.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Steun voor het debatverzoek en ook voor de kabinetsappreciatie van de uitspraak van het hof. Wij zouden ook graag de achterliggende juridische adviezen willen hebben die het kabinet gebruikt om tot haar appreciatie te komen.
De heer Brekelmans (VVD):
De heer Van Baarle wil zo spoedig mogelijk in debat. Hij krijgt zo spoedig mogelijk een debat, namelijk binnen 27 minuten. Ik stel dus voor dat hij daarnaartoe gaat. Dan is er geen extra debat nodig. Dus geen steun.
De heer Veldkamp (NSC):
Voorzitter, er is zo meteen al een debat met de minister van Buitenlandse Zaken, dus geen steun.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun voor dit debat.
De heer Krul (CDA):
Geen steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun. Er is dadelijk een debat.
De heer Dassen (Volt):
Steun voor het verzoek. Ik zou graag een brief van het kabinet ontvangen aangaande de stopzetting van de subsidies aan UNRWA, met daarin, in de context, wat dat nou betekent. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat er signalen zijn dat mensen Hamas gesteund hebben. Het is dus goed dat dit meteen onderzocht wordt, maar ik zou graag van het kabinet willen weten wat de consequenties van het stopzetten van de steun zijn. Wat zijn de consequenties van het stopzetten van de Amerikaanse steun en die van andere landen? Wat betekent het voor ziekenhuizen, onderwijs en andere hulporganisaties in Gaza? Ik zou daarover graag zo spoedig mogelijk een brief van de regering ontvangen.
De heer Sneller (D66):
Steun, voorzitter.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun.
De heer Tuinman (BBB):
Geen steun.
De heer Dijk (SP):
Steun.
De heer Markuszower (PVV):
Geen steun voor het verzoek, maar wel heel veel steun voor Israël.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.
De heer Van Baarle (DENK):
Het gedeelte met het verzoek om een kabinetsreactie geleidt u door, naar ik aanneem.
De voorzitter:
Ja, dat zal ik zeker doen.
Dan gaan we luisteren naar de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Aanstaande donderdag staat er een dertigledendebat over de fraudebestrijding door DUO op de agenda. Ik ben er eigenlijk voorstander van om het debat zo snel mogelijk te voeren, maar ik heb ook begrepen dat er nog wat stukken onderweg zijn. Ik denk dat het goed is dat we hier, in dit huis, debatten niet in delen gaan voeren, maar met de volledige informatie. Daarom het verzoek om het debat om te zetten naar een meerderheidsdebat en het te verplaatsen naar de tweede week van maart. Dit verzoek wordt mede namens het lid Stultiens ingediend.
De voorzitter:
Heel goed. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat. De SP en GroenLinks hebben zich blijkbaar al uitgesproken voor dat voorstel.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, steun.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, het hoeft van ons geen plenair debat te zijn, maar op het moment dat het als een dertigledendebat verplaatst wordt, dan daar wel steun voor.
De voorzitter:
Ja, maar het verzoek is juist om er een meerderheidsdebat van te maken.
De heer Krul (CDA):
Geen steun.
Mevrouw Helder (BBB):
Wel steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
De heer Sneller (D66):
Steun.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.
De heer Blaauw (PVV):
Geen steun, voorzitter.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun.
De heer Dassen (Volt):
Steun.
De heer Dijk (SP):
Steun.
De voorzitter:
Er is een meerderheid en we gaan het verplaatsen. Dus dan gaat het debat van donderdagavond niet door.
De heer Ergin (DENK):
De kop is eraf, voorzitter.
De voorzitter:
De kop is eraf. Gefeliciteerd daarmee.
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Helder van de fractie van BBB met een verzoek. Zij doet het in plaats van mevrouw Van der Plas. Het woord is aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Wij willen graag een debat over antisemitisme breed, dus met de minister van Justitie en Veiligheid, maar ook in aanwezigheid van de minister van OCW. De aanleiding is immers het bericht, zoals het ook in de aankondiging van de regeling staat, "Woede over besluit Hogeschool Utrecht om Holocaustlezingen te schrappen". Dus het onderwijs heeft daar ook een hele belangrijke taak in. Ik doe het verzoek mede namens de collega's van JA21 en de VVD.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we kijken of we daar een meerderheid voor is.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, eerst een brief met de feiten en dan zeker steun.
De heer Krul (CDA):
Daar sluit ik me bij aan.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Ondanks het feit dat het bericht dat als aanleiding wordt gebruikt voor dit verzoek niet klopt, vinden we het wel goed dat er een debat plaatsvindt. Wij steunen dus het debat, maar wel graag informatie over wat wel en wat niet klopt aan de aanleiding die daar nu voor wordt gebruikt.
De heer Markuszower (PVV):
We hadden net een verzoek over de antisemitische genocidezaak tegen Israël en nu een verzoek over het antisemitisme op universiteiten. Van harte steun voor het verzoek van mevrouw Helder.
Mevrouw Palmen (NSC):
Steun, maar wel graag eerst een kabinetsreactie.
De heer Dassen (Volt):
Geen steun. Volgens mij kan dit volgende week al behandeld worden bij de JenV-begroting. Dan krijgen we volgens mij sneller antwoord op de vragen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Over antisemitisme en discriminatie praten we graag door, maar dan willen we graag de minister van BZK erbij hebben. Die van OCW hoeft van ons niet. Volgens mij heeft de Hogeschool Utrecht het zelf opgelost.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Steun voor het debat over antisemitisme, maar de aanleiding is inderdaad wat dubieus. Dus dat moet wel even feitelijk worden gepresenteerd.
De heer Sneller (D66):
Geen steun voor deze specifieke formulering van deze debataanvraag.
De voorzitter:
Er is een meerderheid, mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB):
Mag ik dan nog het verzoek doen of die brief misschien binnen een maand zou kunnen komen?
De voorzitter:
Ja, ik zal het stenogram doorgeleiden.
Dan de heer Dijk van de SP.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter. De SP kan best respect en ook wel wat geduld opbrengen voor een formatie. Wij snappen ook wel dat het tijd kost en dat je dan niet al je onderhandelingsposities zomaar overal vrijgeeft. Maar mijn verzoek gaat over het artikel Alles wat geld kost wordt weggestemd. Daarvan hebben we net een soort proefsessie gehad als het om de zorg gaat. Ik benadruk dit, omdat in de formatie van 2021 wél dingen geregeld konden worden die heel noodzakelijk waren: hogere salarissen voor zorgmedewerkers, het bevriezen van het eigen risico, het compenseren van Groningers die een te laag bedrag voor de waardedaling van hun woningen kregen. Ik doe deze aanvraag mede namens de Partij voor de Dieren, DENK en Volt. Ik zei het net al bij de eerste aanvraag, die van de heer Timmermans: ja, er staat een debat over bestaanszekerheid gepland. Het gaat er mij vooral om dat het debat voor het krokusreces plaatsvindt, omdat er echt nú dingen zijn die we best als Kamer kunnen regelen.
De voorzitter:
Helder.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Gelet op de eerdere discussies over de noodzaak van een debat met de informateur steunen we dit verzoek, ook om die afspraken hier plenair te bespreken.
De heer Krul (CDA):
Van alle kwaliteiten die ik de heer Dijk toedicht, is geduld er denk ik niet eentje. Zonder gekheid: dat debat met de informateur staat er al; dat is toegezegd voor de krokusvakantie, en daar kan de heer Dijk al zijn zorgen kwijt. Dus geen steun.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter, er is inderdaad al een planning, dus geen steun voor dit verzoek.
De heer Sneller (D66):
Dat was ook mijn veronderstelling. Vandaar geen steun voor dit verzoek.
De heer Idsinga (NSC):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Becker.
De heer Markuszower (PVV):
Daar sluit ik me ook bij aan.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Gezien de debatten van de afgelopen tijd deel ik de zorg van de heer Dijk of er wel wat bewegingsruimte is, maar ik heb ook goede moed als ik bijvoorbeeld kijk naar knooppunt Meppel. Ik roep de partijen wel ook op om te blijven denken en werken aan oplossingen, maar wat dit betreft: alsjeblieft dat debat met de informateur voor het krokusreces, dan kunnen we dit ook agenderen op het moment dat partijen toch verder op slot gaan dan verstandig is.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
We blijven graag denken, maar we zijn tegen het verzoek.
Mevrouw Helder (BBB):
Geen steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Dijk.
De heer Dijk (SP):
Da's jammer.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Mutluer van de fractie van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Mede namens collega en lid Ines Kostić wil ik een beroep doen op mijn andere collega's voor steun voor een interpellatiedebat met de minister van Justitie en Veiligheid, nog deze week te houden, over het feit dat Nederland weigert verkrachting op te nemen in de Europese wetgeving over geweld tegen vrouwen. Vrijwel de hele Tweede Kamer heeft recent het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven aangenomen, waarin verkrachting is opgenomen en waarin staat dat seks zonder toestemming verkrachting is. In het wetsvoorstel dat de Europese Commissie in 2022 presenteerde, zou dat op dezelfde wijze geregeld worden. Maar helaas dreigt dat mede door toedoen van de Nederlandse regering niet te gebeuren. Nederland schaart zich achter landen als Hongarije en Slowakije en niet achter landen als België en Italië. 6 februari vinden de onderhandelingen tussen de lidstaten en het Europees Parlement plaats. Daar zit dus haast bij. Ik begreep net dat er op donderdagavond ruimte is ontstaan. Ik hoop dat we een kort interpellatiedebat kunnen hebben, waarin we de minister kunnen verleiden om tot een ander standpunt te komen. Ik hoop echt van harte dat mijn collega's deze oproep gaan ondersteunen.
De voorzitter:
Heeft u al gezegd dat u een interpellatiedebat wilt?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wil een interpellatiedebat, deze week.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Los van hoe je inhoudelijk kijkt naar wat er voorligt, is het hier procesmatig gezien wel heel vreemd verlopen. Om die reden steunen wij dit verzoek.
De heer Markuszower (PVV):
Het is hartstikke goed om verkrachting keihard aan te pakken. Dat kunnen we echt beter nationaal regelen en niet via Europa, want daar komen slappere straffen van. Dus even geen steun.
De heer Sneller (D66):
Steun voor het verzoek, voorzitter.
Mevrouw Helder (BBB):
Voorzitter. Mijn fractie heeft een groot hart voor slachtoffers, maar vindt ook dat de nationale wetgever hier primair aan zet is via de Wet seksuele misdrijven. Ik wil toch voorkomen dat gedacht wordt dat dat wordt uitgehold. De nationale wetgever gaat over de straffen en verkrachting en alles wat wij daarbij hebben gezet, dus op dit moment geen steun.
De heer Dassen (Volt):
Steun voor het verzoek.
De heer Ergin (DENK):
Steun.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit kan uitstekend nationaal worden aangepakt. Daarom geen steun.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Ik kan ook tellen, dus ik zie dat mevrouw Mutluer voldoende steun heeft voor een interpellatiedebat. Dat zou ik overigens niet hebben gesteund, maar ik wil vragen of het kabinet ons voorafgaand daaraan kan informeren met een brief, zodat we even alles op een rijtje hebben. Ik hoor in de toelichting van mevrouw Mutluer namelijk een aantal zaken die ik anders in mijn hoofd heb. Dus graag voorafgaand aan het debat een brief van het kabinet.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, ik kan die lijn steunen.
Mevrouw Uitermark (NSC):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Michon: graag eerst een brief.
De voorzitter:
U heeft 30 leden nodig voor een interpellatiedebat. Dat aantal heeft u veruit.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
En dat wordt dan deze week ingepland?
De voorzitter:
Daar zullen we naar kijken.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
6 februari zijn de onderhandelingen, dus het zou fijn zijn om dat voor die tijd te hebben.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel.
De laatste spreker bij de regeling van werkzaamheden is de heer Bushoff van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Bestaanszekerheid is hét thema van de afgelopen tijd en ook een dagelijkse kopzorg voor heel veel mensen omdat ze geen bestaanszekerheid hebben. De vorige twee debataanvragen die hier ook aan raakten werden afgewezen, dus ik zou zeggen: driemaal is scheepsrecht. Ik hoop nu op steun van een meerderheid van de Kamer om toch een debat in te plannen over het alarmerende bericht van de SER waarin zij aangeven dat mensen in armoede acht jaar eerder doodgaan. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we over dat advies van de SER, nadat er een kabinetsreactie is, een debat voeren. Aangezien het zo breed is, denk ik dat het eigenlijk een soort algemeen regeringsbeleid is en dat het logisch is om dat debat dan ook met de minister-president te voeren. Ik hoop op steun van de meerderheid van de Kamer. Ik zie heel veel lachende gezichten, dus ik ben bijzonder hoopvol.
De voorzitter:
We zijn benieuwd of u na afloop ook nog lacht!
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Wie het laatst lacht, lacht het best.
De voorzitter:
Wie het laatst lacht, lacht het best. Jazeker.
De heer Markuszower (PVV):
Het is een hele volle agenda. Ik denk dat we dit belangrijke onderwerp veel sneller kunnen bespreken bij tal van commissiedebatten en plenaire debatten.
Mevrouw Becker (VVD):
Ook van onze kant geen steun. Er is ook al een debat over bestaanszekerheid, waar eerder in de regeling naar werd verwezen. Voor dit aparte verzoek dus geen steun.
De heer Krul (CDA):
Van harte steun voor dit verzoek. Een belangrijk onderwerp dat je niet zomaar even bij wat andere onderwerpen moet voegen, dus steun.
De heer Dassen (Volt):
Steun voor het verzoek.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Graag eerst een reactie van het kabinet en vervolgens kijken wat de beste behandelvorm is.
Mevrouw Helder (BBB):
Geen steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Een brief van het kabinet en dan steun voor een debat met de volgende minister-president.
De voorzitter:
Daar moest ik even over nadenken.
De heer Sneller (D66):
Hier komen heel veel variaties voorbij. Steun voor een debat, maar volgens mij is het beter om dat niet met de premier te voeren, maar met de verantwoordelijke bewindspersonen, die ook in dat SER-advies worden geadviseerd.
De voorzitter:
Dat is weer een nieuwe variant. Maar ondersteunt u het verzoek?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Steun voor een debat, hoor ik.
De voorzitter:
Steun voor het debat, oké.
Mevrouw Palmen (NSC):
Geen steun. We willen dit belangrijke onderwerp wel in andere debatten bespreken.
De heer Dijk (SP):
Voorzitter. Als iets om een groter en breder debat vraagt, dan is dit het wel. Het raakt namelijk aan woningbouw, aan flexwerken, aan gezondheidszorg: dat kun je niet even afdoen met een debat over de Nibud-cijfers of met een debat enkel over bestaanszekerheid. Het vraagt om een diep ideologisch debat over de vraag waarom mensen acht jaar eerder doodgaan als ze uit lage sociaaleconomische klassen komen, dus natuurlijk steun.
De heer Ergin (DENK):
Van harte steun, voorzitter.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik kan het niet beter zeggen dan de SP. Steun.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Nee, de clichés "driemaal is scheepsrecht" en "wie het laatst lacht, lacht het best" gaan dit keer niet op, maar dat is wel uitermate pijnlijk. Er zijn toch dertig leden, dus dan zetten we het maar op het dertigledenlijstje.
De voorzitter:
Heel goed. Dank voor uw medewerking. Tot zover de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt van 16.47 uur tot 16.53 uur geschorst.
Landbouw- en Visserijraad d.d. 22 en 23 januari 2024
Landbouw- en Visserijraad d.d. 22 en 23 januari 2024
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 22 en 23 januari 2024 (CD d.d. 17/01).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 januari 2024. Het commissiedebat vond plaats op 17 januari. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. We hebben drie sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste is de heer Van Campen van de fractie van de VVD. Het woord is aan hem.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorzitter van de Europese Commissie een strategische dialoog wil voeren met boeren over de toekomst van de landbouw met onder meer de vraag hoe we beter gebruik kunnen maken van de enorme kansen die kennis en technologische innovatie bieden;
overwegende dat aan Brusselse tafels mooie doelen en mooie voorstellen kunnen worden besproken, maar dat agrarisch ondernemers ook de kans moeten krijgen om die doelen te halen;
van mening dat de Europese Commissie ruimte moet geven voor nieuwe innovaties die bijdragen aan een efficiënte en duurzame voedselproductie;
verzoekt de regering om bij de dialoog expliciet het belang te benadrukken van:
- spoedige toelating van noodzakelijke innovaties zoals kunstmestvervangers/RENURE;
- een snellere en goedkopere toelatingsprocedure van groene gewasbeschermingsmiddelen;
- nieuwe veredelingstechnieken te faciliteren en stimuleren;
- hulp bieden aan nieuwe bedrijven die toelating verzoeken voor "novel foods";
verzoekt de regering zich ervoor in te spannen dat een routekaart met besluitvormingsmomenten voor toelating van die innovaties uitkomst is van de strategische dialoog, mede in het belang van voedselzekerheid binnen de Europese Unie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Campen.
Zij krijgt nr. 1613 (21501-32).
De heer Van Campen (VVD):
Dat dit mede in het belang is van voedselzekerheid binnen de Europese Unie wordt nog weleens vergeten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Pierik van de fractie van BBB.
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter. Recente boerenprotesten in de Europese lidstaten hebben de aandacht gevestigd op uitdagingen waar boeren mee worden geconfronteerd als gevolg van besluitvorming in Brussel. Uit een in deze maand verschenen rapport van Wageningen Economic Research blijkt dat de inkomensverliezen in de melkveehouderij tussen de 18% en 201% kunnen uitkomen, en dat de akkerbouw tussen de 10% en 62% aan inkomen zal verliezen. Er is dus duidelijk actie nodig op Europees niveau. Gezien de recente toezeggingen van de Franse regering om zich op Europees niveau in te zetten voor versoepelingen van regelgeving omtrent het braak laten liggen van landbouwgrond voor natuurherstel is er een momentum ontstaan voor Europese actie. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er recentelijk in meerdere Europese lidstaten boerenprotesten hebben plaatsgevonden;
constaterende dat veel van de zorgen van boeren voortkomen uit besluitvorming in Brussel;
constaterende dat de Franse regering heeft toegezegd zich op Europees niveau in te zetten op versoepeling van de regelgeving omtrent het braak laten liggen van landbouwgrond voor natuurherstel;
constaterende dat uit een rapport van Wageningen Economic Research blijkt dat mede door Europese besluitvorming de verwachte inkomstenverliezen in de melkveehouderij uitkomen tussen de 18% en 201% en in de akkerbouw tussen de 10% en 63%;
overwegende dat er nu op Europees niveau een momentum is ontstaan;
verzoekt de regering om soortgelijke stappen als in Frankrijk te zetten op Europees niveau,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik en Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1614 (21501-32).
De heer Pierik (BBB):
Mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de schade door wolven in Nederland de afgelopen jaren opgelopen is tot ongekende hoogte, ook daar waar wolfwerende hekken zijn gezet en andere schadebeperkende maatregelen zijn genomen;
overwegende dat de wolvenpopulatie in Nederland de afgelopen jaren bijna exponentieel is toegenomen;
overwegende dat de wolvenroedels territoria hebben die tot ruim over de grenzen van Nederland kunnen strekken en aanwas van genetisch materiaal van over de grens dus veelvuldig voorkomt, waardoor de populatie blijft groeien;
overwegende dat Frankrijk komend jaar 209 wolven mag afschieten;
verzoekt de regering om te onderzoeken of het mogelijk is om via een derogatiebeleid voor wolven in Nederland probleemwolven te identificeren, te verjagen en te bejagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik en Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1615 (21501-32).
Klopt het dat uw vorige motie ook werd ondertekend door mevrouw Van der Plas?
De heer Pierik (BBB):
Ja. Beide moties zijn van Pierik en Van der Plas.
De voorzitter:
Dat moet u altijd even melden.
De heer Pierik (BBB):
Goed dat ik het weet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Een vraagje aan de BBB: hoeveel schapen zijn er door een wolf gedood, terwijl zij achter een goedgekeurd, officieel wolfwerend hek stonden?
De heer Pierik (BBB):
Op dit moment heb ik die aantallen niet paraat, maar we kennen natuurlijk allemaal de beelden van wolven die slachtpartijen aanrichten in verschillende weilanden. Er zijn ook boeren in Nederland die de afgelopen maand tot vier keer toe het trieste resultaat in het weiland hebben moeten zien liggen: tientallen dode schapen. Ik weet het aantal dus niet, maar het is een feit dat het veel voorkomt.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het aantal schapen die gedood worden door wolven, is vele malen kleiner dan het aantal schapen die gedood worden door loslopende honden. Ik heb het antwoord voor de heer Pierik over het aantal schapen die door een wolf gedood zijn terwijl ze achter een wolfwerend, goedgekeurd hek stonden: dat aantal is nul.
Mevrouw Hertzberger (NSC):
Ter verduidelijking: wat ziet meneer Pierik in het versoepelen van de braakligregeling? Hoe ziet hij dat voor zich?
De heer Pierik (BBB):
We willen heel graag versoepelingen op verschillende terreinen. We zien dat de inkomens van boeren behoorlijk onder druk staan. Alles wat kan meehelpen om de regelgeving op het gebied van natuurherstel te versoepelen … We hebben natuurlijk gezien hoe dat ging met de met nutriënten verontreinigde gebieden. We hebben gezien hoe dat ging met de GLB-gelden. Het heeft allemaal impact op het verdienvermogen van de boer. We willen eigenlijk graag meer energie in Brussel voor alles wat kan bijdragen aan versterking van landbouw en natuur, vooral aan die combinatie.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Nijhof van de Partij voor de Vrijheid.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Voorzitter. Geen motie, maar ik wil wel graag mijn zorg uitspreken over de koers die de minister neemt. In de media hebben we ook gezien dat hij een voorstel aankondigt voor het op korte termijn afromen van de dierrechten. De minister gaat hier in onze optiek verder dan een demissionair minister hoort te gaan. De agrarische sector staat voor grote uitdagingen. Daarbij is integraliteit van het beleid erg belangrijk. Dit gaat daarbij niet helpen, dus wij zouden willen dat de minister terughoudendheid zou betrachten.
De voorzitter:
Prima. Tot zover de eerste en enige termijn van de Kamer. De minister is in staat om meteen antwoord te geven op de vragen en de moties te becommentariëren. Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Adema:
Dank u wel, voorzitter. Ik ben in staat om antwoorden te geven. Of dat welgevallige antwoorden zijn, dat zullen we zien.
Allereerst de vraag van mevrouw Nijhof over het afromen van dierrechten. Wij hebben daar in deze Kamer al vaker over gesproken. Gezien de nijpende mestmarkt op dit moment zullen we moeten nadenken over maatregelen die passen bij de ontwikkeling binnen de agrarische praktijk. Het afromen van dierrechten bij verkoop, niet binnen de familie maar aan derden, of bijvoorbeeld bij opkoop door ontwikkelaars is een van de instrumenten die we afwegen. Ik heb toegezegd dat we met een brief aan de Kamer komen met maatregelen inzake het mestbeleid. Daar zou dit er een van kunnen zijn, dus ik ga hiermee door. Ik heb ook met u afgesproken dat ik met de sector in gesprek ga om te kijken of we hiervoor maatregelen kunnen bedenken met de sector. Ik kom daarmee naar uw Kamer en dan is het aan uw Kamer om daar een oordeel over te hebben. Ik ga dat niet stoppen, want de druk op de mestmarkt is momenteel groot. We moeten alles aangrijpen om ook daarmee de boeren te helpen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Nijhof verwees naar de demissionaire status van het kabinet. Ik heb daarover een vraag aan de minister. Kunnen de problemen die zich nu acuut voordoen op de mestmarkt, wachten op de kabinetsformatie?
Minister Adema:
Nee, die kunnen niet wachten op de kabinetsformatie. Het is ook niet zo dat we de problemen zomaar opgelost hebben — die winstwaarschuwing wil ik ook wel geven. De problemen zijn er als gevolg van het verlies aan derogatie. Ik heb het al vaker gezegd, maar ik wil het nogmaals benadrukken. Het zijn vooral de grondgebonden bedrijven, die soms een gve hebben van 1,7 of 1,8, maar ook biologische bedrijven die last hebben van overdruk op de mestmarkt. Dat is doodzonde, juist voor dat soort mooie grondgebonden bedrijven, zoals we ze zo graag zien in Nederland. Wij moeten daar heel serieus naar kijken en wij hebben geen tijd te verliezen om met maatregelen te komen, en dat ga ik doen. Dat was het antwoord op de vraag, mijnheer de voorzitter.
Dan heb ik drie moties te appreciëren. De eerste motie, van de heer Van Campen, op stuk nr. 1613, zie ik als een sterke onderstreping van het beleid dat wij op Europees niveau voeren, dus ik zou 'm oordeel Kamer willen geven. Een kleine kanttekening bij deze motie is dat het strategisch debat dat plaatsvindt de verantwoordelijkheid is van de voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, zoals u weet. We hebben het er ook in de Landbouwraad over gehad, maar die staat in principe een beetje buitenspel. Zelfs de Eurocommissaris Landbouw speelt hier geen rol in. Ik zoek even naar een goede weg om het onder de aandacht te brengen bij mevrouw Von der Leyen, maar ik ga er zeker mijn inzet op plegen.
Dan de tweede motie, die gaat over …
De voorzitter:
Wat is het eindoordeel?
Minister Adema:
Dan is het "oordeel Kamer".
De voorzitter:
Heel goed.
Minister Adema:
Met die kleine disclaimer, zeg maar.
Dan de motie op stuk nr. 1614 over de boerenprotesten in Frankrijk. Zoals u weet, gaat Macron bij de Europese Raad, die donderdag gehouden wordt, meen ik, derogatie aanvragen op de braaklegregeling van 4%. We hebben die derogatie trouwens vaker gehad, ook de afgelopen jaren. In het kader van de situatie in Oekraïne is die derogatie er geweest. Die is ook in een landbouwdebat aan de orde geweest. In dat landbouwdebat heb ik gezegd dat we er op zich best positief tegenover staan om nog een keer derogatie te verlenen, alleen, het moet wel ingepast kunnen worden in ons systeem. De nieuwe periode voor het GLB komt eraan. De nieuwe intekening komt eraan. Daarin moet het wel meegenomen worden. Daar had ik toen enige reserve bij. Overigens hebben we die braaklegregeling niet voor niks. Die heeft ook te maken met duurzaamheidseisen. Het is beslist niet zo dat ik voornemens ben om meerjarige derogatie aan te vragen, maar in sommige gevallen zouden we hiernaar kunnen kijken, dus ik geef de motie oordeel Kamer.
Dan hebben we de derde, over de wolf.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Bromet over deze motie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De minister zeg het zelf al: regels zijn er niet voor niets. Wat zijn de mogelijke effecten van het afschaffen van deze regel, al is het tijdelijk? Dat heb ik namelijk gewoon niet in beeld.
Minister Adema:
Het effect is dat er in ieder geval meer land gebruikt kan worden dan als je die 4% niet hebt. Mevrouw Bromet zal het ook met me eens zijn dat die 4% natuurlijk is bedoeld als een duurzaamheidsmaatregel. We moeten die regel dus ook zeker niet gaan afschaffen en ook zeker niet meerjarige derogaties gaan verlenen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Maar mijn vraag was eigenlijk: wat is die duurzaamheidsmaatregel? Dat weet ik namelijk niet. Waarom is het beter om dit braak te laten liggen?
Minister Adema:
Omdat je daarmee de bodemstructuur verbetert enzovoort. Er zijn gewoon een aantal ecologische argumenten waarom braakligging goed is. Het geeft een betere bodemkwaliteit en dat soort zaken. In die zin is het dus ook voor de kwaliteit van de bodem, ook voor het landbouwkundig gebruik, uiteindelijk goed om toe te passen.
Dan de motie op stuk nr. 1615 over de wolf. Ik neem kennis van de berichten in de media over wat wolven aanrichten. Kortgeleden nog zijn er bij een schapenboer in de omgeving van Ede dertien schapen gewoon doodgebeten. Die worden ook niet opgegeten, maar gewoon doodgebeten. Ik vind dat echt verschrikkelijk om te zien. De andere kant is dat wij in Nederland op dit moment een discussie hebben lopen over de positie van de wolf en over de beschermde status van de wolf. In Europa vindt die discussie op dit moment ook plaats. U weet dat de Europese Commissie ook heeft gezegd na te denken over het verlichten van de beschermde status. Dan gaat die er niet helemaal af, maar dan wordt die beschermde status verlicht. Er is in de Landbouw- en Visserijraad, waarvoor we hier uiteindelijk ook bij elkaar zijn, ook over gesproken. Ik heb toen gezegd dat ik meeleef met degenen die getroffen worden, maar dat we wel even de maatschappelijke discussie in Nederland moeten afwachten over de positie van de wolf. Dan pas kunnen wij aangeven of we wel of niet maatregelen gaan nemen. Dit onderwerp zit ook in de portefeuille van mijn collega, maar het kwam wel aan de orde tijdens de Landbouw- en Visserijraad. Maar in het kader van het afwachten van de discussie ontraad ik deze motie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als de minister spreekt met de ondernemers die getroffen zijn door moordpartijen van wolven, spreekt hij dan ook over het ontbreken van wolfwerende hekken? Want dat is uiteindelijk de oorzaak van zo'n moordpartij.
Minister Adema:
Ik begrijp de vraag van mevrouw Bromet. Alleen zijn er ook ondernemers getroffen die wel degelijk wolfwerende maatregelen hadden getroffen, onder wie de ondernemer die ik net noemde. Ik kan niet beoordelen of een hek exact voldeed aan de voorwaarden. Die discussie hebben we in de Kamer weleens vaker gevoerd bij concrete situaties. Het is altijd moeilijk om daarop in te gaan. Maar hoe dan ook blijft het verschrikkelijk als dertien van je schapen zijn doodgebeten zonder enige vorm van consumptie door de wolf, zogezegd. Dat blijft een vreselijk iets. Je zult 's morgens maar bij je schapen komen en dit meemaken. Ik weet dat deze ondernemer maatregelen had getroffen, maar of ze precies voldeden, kan ik niet beoordelen. Dat is ook niet mijn taak. Nogmaals, ik ontraad de motie. We moeten namelijk eerst de maatschappelijke discussie afwachten.
De heer Pierik (BBB):
Ik snap dat de minister graag eerst de maatschappelijke discussie wil afwachten, maar dan wil ik wel graag weten wanneer die discussie dan precies afgerond is. En wat betekent dit dan voor de schapenboeren die al zo lang in onzekerheid verkeren?
Minister Adema:
Ik wil niets afdoen aan het vreselijke feit dat je 's morgens bij je schapen komt en er blijken er dertien doodgebeten te zijn. Dat is afschuwelijk. Het is overigens wel zo dat dit wordt vergoed. Er is een vergoedingsregeling, ook Europees, dus deze boeren worden gecompenseerd voor de schade die ze lijden. Maar daarmee is het leed niet weg. Wanneer de discussie precies is afgelopen, weet ik niet, maar ik wil het volgende voorstellen. We zien elkaar deze week nog heel veel. Dat begint morgen al. Dan is mijn collega Van der Wal ook aanwezig. Mijn voorstel zou zijn om deze vraag in het begrotingsdebat bij mevrouw Van der Wal neer te leggen.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover dit debat. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over de drie moties.
De vergadering wordt van 17.10 uur tot 18.22 uur geschorst.
Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (36410-XVII).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Om te beginnen een hartelijk woord van welkom aan de kersverse minister, die vandaag zijn debuut maakt hier in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van harte welkom, zou ik zeggen. We hebben een mooi programma voor u samengesteld.
We hebben ook een groot aantal maidenspeeches. Het zijn er maar liefst vier. Ik zal na afloop van elke maidenspeech schorsen zodat u de desbetreffende leden kunt feliciteren en hun bloemen kunt overhandigen, als u dat wilt; tenminste, als de maidenspeech van dermate kwaliteit is dat die felicitaties waard is. We beginnen — dat is ook redelijk uniek — met twee rapporteurs. Zij zullen eerst verslag uitbrengen in hun functie van rapporteur. Daarna zullen dezelfde mensen nogmaals spreken, maar dan als woordvoerders namens hun fracties.
Ik geef graag het woord aan de eerste rapporteur, de heer Ram. Hij spreekt namens de gehele commissie. Ik geef hem graag het woord.
De heer Ram (PVV):
Voorzitter. De inzet van de rapporteurs is om verdere stappen te zetten in de verbetering van de informatiepositie van de Kamer en de Kamer weer in stelling te brengen wat betreft haar budgetrecht en haar controlerende taak. Rapporteur Hirsch en ik zullen vragen stellen over de verplichtingen en over de revolverende fondsen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, in lijn met de eerdere gesprekken tussen de minister en de commissie. We nodigen de minister uit om te reflecteren op de volgende vragen.
Ten aanzien van de meerjarige verplichtingen hebben we de volgende vragen. De commissie wil beter worden meegenomen aan de voorkant, wanneer de verplichtingen worden aangegaan, én aan de achterkant, als de verplichtingen aflopen, waardoor er financiële ruimte en beleidsruimte ontstaat. Is het mogelijk om voortaan toe te lichten in welk jaar meerjarige verplichtingen zijn aangegaan, dus ook na 2027, zoals in deze begroting, en het jaar waarin het huidige overzicht ophoudt? Is het mogelijk om bij alle vier de momenten van de reguliere begrotingscyclus een overzicht te bieden van zowel de mutaties als de stand van de verplichtingen en daar ook een toelichting op te geven? De commissie zou ook graag meer inzicht willen hebben in de onderliggende verschuivingen van de mutaties van de verplichtingen. Welke mogelijkheden ziet de minister daarvoor? Welke mogelijkheden ziet de minister om een toelichting te geven op de mutaties van de verplichtingen om deze beter te laten aansluiten bij de beleidsnota en de strategiebrieven?
Mijn collega-rapporteur Hirsch zal de vragen over de revolverende fondsen stellen.
De voorzitter:
Heel goed. Bij dezen geef ik haar graag het woord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. In een onderzoek van de Rekenkamer uit 2019 is de informatievoorziening over revolverende fondsen door verschillende ministeries aan de Kamer als onvoldoende beoordeeld. In reactie daarop heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met ingang van 2019 een overzicht opgenomen van de onder haar begroting vallende revolverende fondsen. Daarmee is een eerste stap gezet om de Kamer meer inzicht te geven in de omvang en de looptijd van de fondsen en in wie deze fondsen beheren en uitvoeren. Wij willen namens de commissie verdere stappen zetten om het inzicht van de Kamer in deze fondsen te vergroten. Wij zijn benieuwd naar de mogelijkheden die de minister zelf ziet om de Kamer beter te informeren, bijvoorbeeld op basis van de door de Rekenkamer ontwikkelde factsheets.
Ook hebben wij een paar concrete vragen. Wat is op dit moment de totale omvang van het uitstaande kapitaal van de revolverende fondsen die onder de begroting van deze minister vallen? Kan de minister met ingang van de begroting van 2025 het overzicht van revolverende fondsen opnemen in de memorie van toelichting, waarbij ook wordt opgenomen uit welk beleidsartikel elke bijdrage aan het fonds wordt gedoteerd en welke kosten zijn gemoeid met de uitvoering?
In de komende jaren lopen verschillende fondsen af. Hoe kan de Kamer worden geïnformeerd over de afwikkeling van een fonds? Kan de minister toelichten welke afweging wordt gemaakt bij het einde van de looptijd van een fonds? Het doel van elk fonds wordt vastgesteld binnen de op dat moment geldende beleidskaders. Hoe wenselijk vindt de minister het dat er fondsen zijn met een looptijd van onbepaalde tijd?
Tot slot. Kan de minister toelichten welke mogelijkheden er zijn om bij langlopende revolverende fondsen gedurende de looptijd bij te sturen op doelen, prioriteiten, voorwaarden, landen en regio's?
We zien uit naar uw reactie.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Tot zover de beide rapporteurs, die hebben gesproken namens de gehele commissie.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dan gaan we nu over tot de reguliere sprekers. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Ram, van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het is zijn maidenspeech, dus daar gaan we met extra veel plezier naar luisteren. Het woord is aan de heer Ram, van de fractie van de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik Geert Wilders en vooral de PPV-kiezers bedanken dat ik tot Tweede Kamerlid ben gekozen. Ik beschouw dit als een eer en een grote verantwoordelijkheid. Ik zal in mijn maidenspeech een persoonlijk verhaal vertellen, een korte reflectie geven op mijn beleving van de verkiezingen, ingaan op het opschorten van de hulp aan UNRWA, en daarna onze visie op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geven.
Van callcentermedewerker naar Tweede Kamerlid. Ik ben geboren in Den Haag, opgegroeid in Scheveningen en Wassenaar, en daarna naar Groningen vertrokken. Den Haag was de woonplaats waar mijn opa kapper was en waar mijn vader als klein jongetje speelde op de ruïnes van Bezuidenhout. Nadat ik was opgegroeid in Wassenaar, overigens in een gewoon rijtjeshuis, ben ik als 19-jarige vertrokken naar Groningen om kunstmatige intelligentie te studeren. Dit ging niet vanzelfsprekend, want ik liep daar tegen een angststoornis aan. Die werd met enig gevoel voor understatement ook wel "pleinvrees" genoemd. Als je dit niet mee hebt gemaakt, weet je ook niet hoe je je daarin kan verplaatsen. Maar stel je voor: je staat op een spoor, er komt een trein aan en je kan niet weg. Vermenigvuldig die angst met tien keer tien, en dat de hele dag lang. Dan kom je in de buurt. En nu, 30 jaar later, sta ik tot mijn eigen grote verbazing mijn maidenspeech te geven in de Tweede Kamer, zonder problemen, met de gezonde spanning die daarbij hoort. Daar ben ik best trots op.
Voorzitter. Ik vertel dit verhaal niet alleen voor mezelf, maar ook voor de mensen die dit dagelijks nog moeten doorstaan. Tegen hen zeg ik dat verandering wel degelijk mogelijk is, als je er maar in gelooft. De meesten zullen als ze dit horen denken: dat geldt niet voor mij. Tegen hen zeg ik: dat geldt ook voor jou. Ik ben het levende bewijs dat verandering daadwerkelijk mogelijk is. Ik hoop dat mijn korte persoonlijke verhaal andere mensen kan inspireren en helpen om dit bespreekbaar te maken. Ik heb mijn weg gevonden via therapie en via werk. Ik wil Arjen, mijn oud-teamleider, bedanken voor al zijn steun. Ik heb mijn weg ook gevonden via de lokale politiek, waar ik veertien jaar met veel plezier samen met Ton van Kesteren en anderen heb mogen strijden voor een beter Groningen. En nu, 30 jaar later, ben ik weer terug in Den Haag. De cirkel is rond. Ik ging van de kleinste fractie in de raad van Groningen naar de grootste fractie in de Tweede Kamer. Ik maak deel uit van een fractie van 36 fantastische PVV'ers. Zoals burgemeester Schuiling zei: het lijkt wel een jongensboek. Een sociaaldemocraat zou het "verheffing" noemen, maar ik ben gelukkig geen sociaaldemocraat.
Een korte schets van mijn beleving van de verkiezingen. De verkiezingsavond was een roze wolk. Ik had een gevoel van opluchting en bevrijding toen ik hoorde hoe groot de PVV was geworden. Daarna volgde de speech van de voorman van GroenLinks-PvdA. Met enige verwondering keek ik naar deze speech, waarbij de angst en ontzetting van het tv-scherm afspatte. Ik heb me natuurlijk afgevraagd: waar komt dit nou vandaan? Mijn idee is: wanneer partijen vanuit een oud oorlogstrauma vooroordelen projecteren op andere partijen, creëer je je eigen angst. Dat is onnodig. Deze vooroordelen zitten onze democratie in de weg. Er komt een tijd dat je als partij iets moet verwerken en verder moet. Anders resteert niks anders dan ideologische leegte. En dan is de vraag: kies je voor een oude angst of kies je voor de vrijheid? Ik heb jaren geleden al gekozen voor de vrijheid. Op 22 november heeft Nederland duidelijk ook gekozen voor de vrijheid, waarbij Nederlanders weer op nummer één worden gezet.
Dat was mijn persoonlijke verhaal en mijn beleving van de verkiezingen.
Ik zal enkele woorden wijden aan de begroting, maar allereerst ga ik in op de extreem negatieve rol van UNRWA, de vluchtelingenorganisatie van de VN in de Palestijnse gebieden. Dit weekend heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het besluit genomen om de humanitaire hulp aan UNRWA te stoppen en op te schorten. Dat is een eerste stap, maar het is niet genoeg. De directe aanleiding is dat twaalf UNRWA-medewerkers ervan worden verdacht Hamas geholpen te hebben bij de slachting op 7 oktober. Dat is op zichzelf al schokkend. Het probleem is echter veel groter. Ik noem enkele feiten. Op 15 november publiceerde de organisatie UN Watch een document waarin 300 UNRWA-personeelsleden werden ontmaskerd als lid van Hamas, althans in een ondersteunende rol. In de Telegramgroep UNRWA Teachers werd de aanslag op 7 oktober gesteund en zelfs gevierd.
Er zijn tunnels gevonden onder VN-scholen. Er zijn wapendepots gevonden in VN-scholen. Schoolterreinen zijn gebruikt als lanceerinrichting voor raketten. De door UNRWA gebruikte schoolboeken staan vol met antisemitisch materiaal dat de haat tegen het Joodse volk in Israël aanwakkert. Hamas heeft naar eigen zeggen meer dan 50% van zijn budget gespendeerd aan militaire uitgaven, zoals het bouwen van tunnels, in plaats van aan zijn burgers, terwijl UNRWA de rekening betaalde voor de civiele zaken, die Hamas uiteraard zelf had moeten betalen. Daarmee heeft UNRWA de militaire uitgaven indirect mogelijk gemaakt.
Gisteren werd bekend dat minimaal 1.200 van de 12.000 medewerkers van UNRWA daadwerkelijk Hamaslid zijn. Gezien de betrokkenheid van UNRWA bij het geweld en gezien het totale gebrek aan toezicht van de VN staat ook de geloofwaardigheid van de VN als geheel op het spel. Laat het duidelijk zijn: de PVV wil een volledige en definitieve stop van de financiële steun aan UNRWA en wil dat UNRWA volledig wordt ontmanteld nu duidelijk is geworden dat de organisatie betrokken is bij terroristische activiteiten.
Ik heb enkele vragen aan de minister. Is de minister bekend met deze feiten? Worden deze feiten ook betrokken bij het onderzoek? Is het niet beter om de hulp volledig en definitief te stoppen? Wordt de rol van de VN als geheel ook betrokken bij dit onderzoek? Hoe onafhankelijk is het onderzoek? En hoe kijkt de minister aan tegen een totale ontmanteling van UNRWA?
De EU-Commissaris voor Nabuurschap, Olivér Várhelyi, wilde direct na de aanslag het EU-budget aan UNRWA stoppen. Dit is in oktober onder druk van Nederland en andere EU-landen tegengehouden. Hoe kijkt de minister daar nu op terug? En wordt ook het besluit genomen om de EU-steun aan UNRWA op te schorten? Wil de minister zich daarvoor inzetten? Graag een toezegging op dit punt. Via Team Europa, dat overigens totaal geen enkel mandaat heeft in Europa, wordt ook geld gespendeerd aan Palestijnse gebieden. Is de minister ook bereid om deze geldstroom te stoppen?
Dat brengt mij bij de begroting, voorzitter. De Nederlander moet weer op nummer één worden gezet. Ik noem een aantal uitgangspunten. De PVV wil niet de wereld verbeteren, maar de PVV wil het leven van de Nederlander beter maken. Dat had het uitgangspunt moeten zijn van deze begrotingsstaat en dat is het nu niet. Ik noem een aantal keuzes. De PVV wil de buitenlandse handel bevorderen en de ontwikkelingssamenwerking afschaffen. De PVV wil de risico's van de wereldhandel minimaliseren voor Nederland. De PVV wil geen handelsverdragen waarbij we onze soevereiniteit inleveren en die onze sectoren zoals landbouw en visserij bedreigen. Wij zijn van mening dat de mooiste jaren van Nederland nog voor ons liggen als we maar de juiste keuzes maken.
De eerste keuze betreft de ontwikkelingssamenwerking. De PVV wil af van ontwikkelingssamenwerking, het liefst vandaag nog, maar in ieder geval op termijn. De PVV vindt dat deze miljarden aan belastinggeld van de Nederlandse burger ten goede moeten komen aan de Nederlandse burger. Er zijn grote problemen in ons land: tienduizenden daklozen en meer dan 120.000 Nederlanders die elke week naar de voedselbank gaan. In 2024 dreigt het aantal Nederlanders onder de armoedegrens te groeien naar bijna 1 miljoen.
Daarnaast blijven de resultaten van ontwikkelingssamenwerking volledig achter. Het zonet verschenen Rekenkamerrapport op het thema water is hier een goed voorbeeld van. De resultaten op dit gebied zijn bedroevend. Op het thema klimaat is het ronduit onzinnig. Nederland besteedt miljoenen euro's aan klimaatrechtvaardigheid, terwijl er volgens een rapport van de Global Energy Monitor in Azië, Afrika en Zuid-Amerika in totaal 1.245 kolencentrales zijn gepland, waaronder 100 in Afrika. Dit is water naar de zee dragen. Het beleid is ook een inmenging in de soevereiniteit van andere landen.
Dan het thema gendergelijkheid. Dit staat handel in de weg. We kunnen niet van niet-Westerse landen die in een totaal andere fase van ontwikkeling zitten, verwachten dat ze deze progressieve waarden zomaar overnemen. Daarom kiezen deze landen steeds vaker voor de BRICS, met alle gevaren van dien. Dat is niet in het belang van Nederland.
Het is dus niet te verantwoorden en te rechtvaardigen dat deze miljarden worden uitgegeven aan het buitenland, terwijl de problemen in Nederland zo immens groot zijn en de resultaten zo achterblijven. Dit geld moet terug naar de Nederlander.
Dan de tweede keuze: het vergroten van onze export, de buitenlandse handel. Meer dan een derde van ons gezamenlijk inkomen verdienen wij met de export. In het Nederlands belang wil de PVV de buitenlandse handel vergroten en de positie van het bedrijfsleven versterken. Het hoofddoel van het vergroten van de buitenlandse handel moet zijn: het versterken van het mkb, het vergroten van de werkgelegenheid en niet in de laatste plaats het vergroten van de bestaanszekerheid van de Nederlander. Om die reden willen we de minister vragen om verschillende sectoren en regio's te vragen om plannen te maken voor hun regio en hun sector. Hoe denken zij de export vanuit hun regio c.q. hun sector te kunnen vergroten? Op welke manier kunnen overheden daarmee helpen? Welke belemmeringen moeten worden weggenomen en welke regelgeving moet worden aangepast?
Voorzitter. De derde keuze die Nederland gaat helpen om een betere toekomst te creëren, is het afschaffen van de categorie combinatielanden. De PVV wil een volwaardige handelsrelatie opbouwen met landen op basis van respect voor elkaars soevereiniteit en op basis van wederkerigheid. Een voorbeeld van een combinatieland is nu India. India is de snelst groeiende economie van alle grote economieën ter wereld en heeft een zeer jonge bevolking. Nederland heeft ook een historische relatie met India. India ziet zichzelf niet als een ontwikkelingsland. Daarom kunnen wij als eerste stap een pilot opzetten. Daarom wil de PVV de minister vragen of hij bereid is om te verkennen of de handelsrelatie tussen Nederland en India kan worden opgewaardeerd naar een volledige, volwaardige en langdurige handelsrelatie.
Voorzitter. De vierde keuze die hier voorligt, is hoe Nederland omgaat met de strategische afhankelijkheden op het gebied van diensten, goederen, grondstoffen, de voedselzekerheid en de geopolitieke ontwikkelingen. De wereldhandel wordt steeds sterker beïnvloed door grote geopolitieke instabiliteit, conflicten, beleidskeuzes en gebeurtenissen met een wereldwijde impact. Een vraag aan de minister: is de minister bereid om voortaan bij elk land een risicoanalyse te laten maken in het kader van strategische afhankelijkheden? Ik zeg dit omdat bijvoorbeeld alle banken tegenwoordig elk jaar een risicoanalyse maken van elk land van de wereld. Die informatie is dus gewoon beschikbaar. Kan de minister ook scenario's en zekerheden uitwerken wanneer deze risico's zich tegelijkertijd voordoen? Ik noem bijvoorbeeld het vastlopen van het Suezkanaal én het Panamakanaal.
Ik heb een vraag over voedselzekerheid en de landbouw. Is de minister bereid om er bij de Europese Commissie op aan te dringen om bij nieuw vast te stellen verdragen, zoals het Mercosur-verdrag, de landbouwparagraaf apart te behandelen, zodat deze niet kan worden uitgeruild tegen andere sectoren, met als doel echt een gelijkspeelveld te creëren voor de landbouw? Kan er daarnaast een toets komen om de strategische afhankelijkheden te toetsen bij élk verdrag? Hoe gaat de minister de voedselsoevereiniteit van Nederland veiligstellen?
Dat was mijn maidenspeech.
(Applaus)
De voorzitter:
Prachtig. Een maidenspeech zoals een maidenspeech moet zijn: een persoonlijk verhaal, een ontroerend verhaal, gecombineerd met beleid. Dit is zoals het hoort, uit het boekje. Als u hier naar voren komt, dan is het mij een eer en een genoegen u als eerste te mogen feliciteren. Dan zullen er anderen zijn die hetzelfde willen doen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Voorzitter. Ik feliciteer allereerst uiteraard de heer Ram, ook vanaf deze plek, met zijn maidenspeech. Ik wens de collega's die dat dadelijk nog gaan doen heel veel succes en uiteraard ook veel plezier. Hoewel dit niet mijn maidenspeech is, is het voor mij wel een nieuwe portefeuille, overigens tot groot genoegen van mijn vader, want nu doe ik eindelijk weer iets met die studie internationale betrekkingen.
Toen ik die studie volgde — nu verklap ik dan wel een beetje hoe oud ik ben — kon ik niet vermoeden dat nog geen 25 jaar later er weer een oorlog zou woeden op het Europese continent, een oorlog die tot op de dag van vandaag voortduurt en waar Oekraïners niet alleen voor hun vrijheid vechten maar ook voor de waarden waar wij in Nederland en Europa voor staan. Ik ben dan ook blij dat Nederland vooroploopt in het leveren van hulp, zowel humanitair als militair. Ziet de minister in het BHOS-instrumentarium nog mogelijkheden om naast de hulp ook de handel met Oekraïne verder te intensiveren?
Voorzitter. Helaas is het ook op veel andere plekken in de wereld nog onrustig. Neem de oorlog tussen Israël en Hamas, die steeds meer effecten heeft op de bredere stabiliteit in de regio. Denk aan de aanvallen van de Houthi's op de handelsroute door de Rode Zee, waar ook Nederlandse schepen direct risico lopen. Daarnaast hebben we te maken met een steeds agressiever China, dat ons dwingt om meer en meer na te denken over Europese strategische autonomie, en om minder naïef te zijn. We moeten beter nadenken over hoe we enerzijds onze kennis en technologie beschermen tegen invloeden van buitenaf en anderzijds zelf beter in staat zijn om strategische producten binnen Nederland en Europa te produceren. De VVD is dan ook blij met de stappen die worden gezet om het Global Gateway-initiatief verder te brengen en met de extra investeringen in defensie in Nederland en de EU. Want les één tijdens mijn studie was: er is geen vrede of welvaart zonder veiligheid.
Voorzitter. De VVD is blij dat in de begroting zoals die nu voorligt meer aandacht is voor de connectie tussen handel en hulp en voor de aansluiting op Nederlandse en Europese prioriteiten, zoals voedselzekerheid, zoals net al is genoemd, en het tegengaan van illegale migratie. Het is bovendien meer gericht op samenwerking met ons bedrijfsleven en samenwerking binnen de EU, een richting die we wat de VVD betreft nog verder moeten doorzetten.
Nederland is een klein land, maar wel een echt handelpowerhouse. Ruim een kwart van ons bbp wordt verdiend aan de uitvoer van goederen en diensten. Door handel hebben we meer werkgelegenheid, welvaart en inkomsten, waarmee we onze zorg, onderwijs en veiligheid kunnen betalen. We moeten het geld immers eerst verdienen voordat we het kunnen uitgeven. Nederlandse bedrijven hebben de kennis en kunde om wereldwijd succesvol te zijn. Daarmee dragen ze zowel in Nederland als in de rest van de wereld bij aan economische groei en ontwikkeling. Of het nou gaat om landbouw, watermanagement, een bedrijf als ASML of die talloze mkb'ers: we mogen best een beetje trotser zijn op al het werk dat zij verzetten, ook in het buitenland.
De VVD wil wel zorgen dat we zo'n handelpowerhouse blijven. Daar heeft ook de overheid een rol in. Denk aan het creëren van een gelijk speelveld, het wegnemen van knellende regelgeving en het scheppen van de randvoorwaarden waaronder ondernemers ook in het buitenland kunnen opereren. Daarvoor moeten we wat de VVD betreft ons handelsbevorderend instrumentarium strategisch inzetten en meer focus kiezen qua landen en onderwerpen. Een goed voorbeeld daarvan vindt de VVD het initiatief DRIVE, waarbij middelen worden vrijgemaakt om Nederlandse bedrijven infrastructurele projecten in ontwikkelingslanden te laten realiseren. Hiermee voorkomen we dat andere landen zoals China profiteren van projecten die worden gefinancierd met Nederlands belastinggeld en dat ze die vervolgens gebruiken om daar hun invloed verder uit te breiden. Door Nederlandse bedrijven meer te gunnen stimuleren we ook de Nederlandse bedrijven. Hoe kijkt de minister tegen dit programma aan? Hoeveel procent van de projecten gaat inmiddels naar Nederlandse bedrijven?
In het verlengde hiervan wil ik ook Invest International noemen. Ik begrijp dat zij al veel bedrijven, zeker het mkb, succesvol ondersteunen, en dat de vraag naar hun ondersteuning en financiering groeit. Kan de minister al zeggen in hoeverre Invest International in de toekomst kan doorgroeien en, zo niet, wanneer verwacht de minister daar wel iets over te kunnen zeggen?
Voorzitter. Het zal u niet verbazen: de VVD is voorstander van handelsakkoorden. Handelsverdragen zijn cruciaal voor het behouden van onze welvaart. Het maakt ons minder afhankelijk van China voor bijvoorbeeld kritieke grondstoffen die we nodig hebben voor het produceren van windmolens, zonnepanelen, chips of andere producten. Daarnaast zorgen handelsverdragen voor nieuwe partnerschappen en versterken ze tevens de geopolitieke positie van de EU en daarmee van Nederland. Handelsverdragen worden vaak enkel in het daglicht van economische groei gesteld. Maar ze zijn zoveel meer dan dat. Ook geopolitiek hebben we ze meer dan ooit nodig.
Voor de VVD horen bij het vergroten van die strategische autonomie zeker ook investeringen in Defensie. Het wordt tijd dat we als Europa onze eigen broek kunnen ophouden en niet altijd maar weer voor onze veiligheid naar de VS kijken. Voor een krijgsmacht die Nederland veilig kan houden, is een sterke defensie-industrie noodzakelijk. Bedrijven in de Nederlandse defensie-industrie zijn vaak mkb'ers in alle delen van het land. Zij zijn van grote economische waarde.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor mevrouw Kamminga net een heel betoog houden over de voordelen van vrijhandelsverdragen. Nu zien we overal in de wereld, en vooral in Nederland, België en Frankrijk, dat de boeren het zwaar hebben. Vrijhandelsverdragen dragen bij aan meer importeren van landbouwproducten. Ik vroeg dus me af wat mevrouw Kamminga tegen de boeren zegt.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik had eigenlijk verwacht dat mevrouw Teunissen daar juist heel positief over zou zijn. Met die handelsverdragen spreek je namelijk standaarden met elkaar af, en ook onderlinge regels en verhoudingen. Dat zou ook kunnen betekenen dat we juist met die landen de regels en standaarden die wij hier hebben, kunnen afspreken. Daarmee kunnen we die ook verhogen voor hoe zij daar goederen produceren en een betere toekomst bedingen voor de mensen daar. Ik zie daar dus heel veel voordelen in. Dat staat nog los van het feit dat we gewoon niet naïef moeten zijn. Ik denk dat handel een van de belangrijkste instrumenten is om te ontwikkelen en groei te bevorderen. Ik ben dus heel erg voor die handelsakkoorden. We moeten daar ook niet naïef in zijn. Als we exporteren, hebben we allemaal baat bij regels waaraan we ons allemaal kunnen houden. Dat biedt zekerheid voor mkb'ers en bedrijven.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is natuurlijk waar wat mevrouw Kamminga zegt: lagere tarieven zorgen voor meer economische groei. Daarbij wordt er voorbijgegaan aan wat voor gevolgen het verlagen van de tarieven heeft voor de boeren. Kijk naar de producten die bijvoorbeeld in Brazilië worden geproduceerd onder veel lagere standaarden op het gebied van milieu, dierenwelzijn en gezondheid van mensen, maar die hier vervolgens wel geïmporteerd mogen worden. De vereniging voor pluimveevlees is nou niet per se de vriend van de Partij voor de Dieren, maar we zijn het wel met haar eens als ze zegt: er komt hier kippenvlees op de markt dat onder lagere standaarden geproduceerd is dan het vlees van de Nederlandse kippen. De vraag is dus: vindt mevrouw Kamminga dat ook niet heel oneerlijk richting de Nederlandse boeren en wil de VVD daarom niet juist ook kritisch over die handelsverdragen zijn in plaats van hier zo'n heel mooi betoog voor vrijhandel te houden?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Er zitten natuurlijk veel vragen in één. In algemene zin zijn handelsverdragen er natuurlijk juist om de export en onderlinge relaties te versterken. Dat is natuurlijk de inzet. Daarmee maak je ook afspraken over hoe je de onderlinge standaarden veel vergelijkbaarder kunt maken. Mijn overtuiging is echt dat je ook in die landen over de hele linie de standaarden verhoogt. Dat is juist iets heel positiefs, volgens mij. Ik zie mevrouw Teunissen daar alweer voor naar de microfoon lopen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot. We hebben er juist helemaal geen voorbeelden van dat de standaarden erop vooruitgaan. Alle handelsverdragen die tot nu toe zijn afgesloten, hebben geleid tot lagere standaarden en tot tariefsverlaging, waardoor boeren verder in de problemen zijn gekomen. Dus nogmaals, mijn vraag aan mevrouw Kamminga is: wat gaat u doen tegen de oneerlijke concurrentie voor boeren die wordt veroorzaakt als u zo doorgaat met het promoten van die vrijhandel?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Mevrouw Teunissen zoomt nu heel erg in op die boeren. Volgens mij zitten we juist in alle sectoren met elkaar om tafel om te zoeken naar goede afspraken in die verdragen en daar de juiste balans in te vinden. Nogmaals, het verbaast me enorm dat juist mevrouw Teunissen hierin niet mijn partner is. In mijn overtuiging verhoogt dat namelijk die standaard, maar los daarvan en in algemene zin maak je met handelsakkoorden afspraken, creëer je partnerschappen en heb je meer interactie met elkaar als landen onderling. We hebben juist ook landen in Afrika en Zuid-Amerika nodig, omdat die grondstoffen hebben. Ik zie die uitruil dus als een groot goed. Ik zie ook de onderlinge handel. Kijk naar ons eigen land: we zijn juist door die handel groot en sterk geworden. Wij gedijen daar dus wel bij. Natuurlijk moet je bekijken of je de belangen per sector goed behartigt. Dat ben ik helemaal met u eens, maar dat staat in algemene zin handelsakkoorden niet in de weg.
De heer Boswijk (CDA):
Het CDA is een groot voorstander van handel, van de VOC-mentaliteit. Maar er zitten wel degelijk ook nadelige effecten aan. Mevrouw Teunissen en ik zitten net iets anders in de wedstrijd, maar ze heeft wel een punt als zegt dat we weten dat handelsverdragen niet altijd per se voor iedereen een win-winsituatie opleveren. De oorlog in Oekraïne heeft dat laten zien. Door de oorlog kan het graan daar niet meer weg, waar een heel continent vervolgens ontzettend afhankelijk van is. Dat komt vooral doordat de Afrikaanse landen, de Afrikaanse agrarische sector, nauwelijks nog kan concurreren met de efficiënte agrarische sector in Europa, Zuid-Amerika en Rusland en Oekraïne. Daar zitten dus wel degelijk negatieve effecten aan, waarvan we in het verleden misschien dachten: het levert ons allemaal heel veel geld op. Dat heeft het voor een deel van de wereld inderdaad gedaan, maar dat maakt ons nu ontzettend kwetsbaar. Is mevrouw Kamminga het met mij eens dat we vanwege de excessen als westerse wereld bereid moeten zijn om meer te gaan betalen voor onze producten en dat we de globalisering iets moeten terugsnoeien naar een continent, zodat Afrika weer zelfvoorzienend wordt? Want zolang de wereld helemaal open is, is het voor hen onmogelijk om een gezonde agrarische sector op te bouwen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de heer Boswijk voor zijn vraag. Uiteraard moet je altijd kritisch blijven kijken. Het zou stom zijn als je de lessen die je leert, ook de lessen die de huidige crisis met zich meebrengt en de uitdagingen daarbij, niet erbij betrekt. Dat vind ik wel iets anders dan de principiële vraag of je voor of tegen handelsakkoorden bent. Maar het is natuurlijk wel van groot belang hoe je die handelsakkoorden sluit, met wie en onder welke voorwaarden. Daarnaast, en dat is een zeer terecht punt, vind ik dat we moeten blijven investeren — en gelukkig doet deze sector, juist de Nederlandse agrarische sector, dat. Ik ben bij talloze projecten in het buitenland geweest, waar ik iedere keer weer onder de indruk ben van wat die Nederlandse boeren, die Nederlandse agrariërs, daar in Afrika of welk ander land dan ook vertellen over hoe zij slim en goed kunnen boeren. Ik denk dat dat de weg is. Dus wat mij betreft is het en-en, maar dat staat wat mij betreft het nut en de toegevoegde waarde van handelsakkoorden niet in de weg.
De heer Boswijk (CDA):
Mooi om te horen. Toch is de realiteit dat dit nog onvoldoende gebeurt. Is mevrouw Kamminga bereid om met mij de minister het volgende te vragen: joh, zou u een inventarisatie willen maken van waar die mismatch nog zit? Die is namelijk wel degelijk aanwezig. Ook zou ik de minister willen vragen om met voorstellen te komen om die mismatch weg te halen, omdat we gewoon zien hoe de situatie is. De intenties zijn goed, maar we hebben in de afgelopen jaren meerdere debatten hierover gehad, en we zien dat nog onvoldoende terug in de uitwerking. Bij handelsverdragen wordt toch nog te vaak gekeken naar wat het ons aan welvaart oplevert. Dat is een hele legitieme vraag, hoor. Welvaart is niet iets fouts, iets wat vies is, maar soms gaat het op termijn ten koste van veiligheid. Daar hebben we in het verleden te weinig oog voor gehad.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de heer Boswijk voor zijn vraag. Ik betoog ook dat het niet alleen om de economische winst gaat maar dat het vooral ook gaat om wat het ons geopolitiek brengt. We hebben ongetwijfeld nog veel debatten samen. Ik heb al een aantal commissiedebatten, juist over deze thema's, met potlood genoteerd zien staan, dus laten we dan verder kijken. Dan hoor ik ook graag welke specifieke vragen u heeft.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Kamminga spreekt terecht over handel als een mogelijke mogelijkheid om de wereld een stukje mooier te maken. Wij weten dat de handelsverdragen die er nu liggen, vooral gericht zijn op het vergroten van handelsvolumes en eigenlijk heel weinig ruimte laten voor het afdwingen van mensenrechtenstandaarden, voor het afdwingen van de doelen van het klimaatakkoord van Parijs. Oftewel, handel wordt nog steeds boven maatschappelijke doelen gesteld die de wereld mooier en beter maken. Met uw achtergrond ... Sorry, ik moet leren via de voorzitter te spreken. Met de achtergrond van mevrouw Kamminga in internationale economische betrekkingen vraag ik mij af of zij samen met ons zou willen gaan werken aan het ontwikkelen van handelsverdragen die mensenrechten en klimaat wél dwingend maken.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor deze vraag. Ik geloof er heel erg in — dat zult u ook in de rest van mijn betoog horen — dat het altijd begint met handel en met welvaart. Als mensen zich veilig voelen, als ze een inkomen hebben, dan komen al die andere zaken vanzelf. Dan staat men ook open voor de discussie daarover en kan men daaraan gaan werken. Dus wat mij betreft moet je het een voor een doen. We moeten oppassen met het verknopen van bepaalde akkoorden en afspraken. Soms moet je het een voor een doen. Ik ben het in die zin eens dat ook ik achter de SDG's, de Sustainable Development Goals, sta. Maar we moeten oppassen met waar we wat aan vastknopen en waar we het meeste effect kunnen hebben.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor uw reactie. Tegelijkertijd weten we dat er rondom handelsakkoorden afdwingbare afspraken zijn op juridisch gebied en dat die op dit moment internationaal niet gelden voor mensenrechten en voor klimaat. Het is niet alleen zo dat in handelsakkoorden zelf vooralsnog die mogelijkheden niet bestaan, maar ook dat we internationaal een juridisch systeem hebben dat handelsvolumes en handelsmacht nog steeds bevoordeelt ten opzichte van de rechten van mensen. Welke mogelijkheden zijn er volgens mevrouw Kamminga om te werken aan een gelijkwaardigere, afdwingbare regelgeving op internationaal gebied die zorgt dat mensen ook hun eigen rechten kunnen afdwingen als het gaat om schendingen in de handelsketen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik moet heel eerlijk zeggen dat voor mij de eerste focus is om dat eerst eens met z'n allen in de Europese Unie te regelen. Volgens mij is dat stap één. Daarna kunnen we wel verder kijken. We doen weleens alsof Nederland zich nergens aan houdt — en natuurlijk, alles kan beter — maar Nederland loopt ook op dit soort onderwerpen toch vaak voorop in de wijze waarop men handel drijft. Zoals ik al eerder zei, ben ik er niet een-twee-drie voorstander van om dat meteen bij alle handelsakkoorden te betrekken. Laten we eerst eens binnen Europa kijken hoever we komen. Volgens mij komt er binnenkort iets naar buiten. Daar ben ik benieuwd naar. Laten we dan kijken hoever we daarmee komen en hoe we dat kunnen uitbouwen, als we dat al zouden willen. Maar ik ben daar nog niet meteen van overtuigd.
Voorzitter. Dan was ik bij een sterke krijgsmacht en het hebben van een Nederlandse defensie-industrie en het belang daarvan. We willen niet dat onze militairen afhankelijk zijn van het buitenland voor innovatie, productie en onderhoud van hun materieel. Nederland heeft voldoende bedrijven die hierbij een rol zouden kunnen spelen, maar het wordt wel tijd dat de Nederlandse overheid deze bedrijven ook echt gaat helpen en bijvoorbeeld exportvergunningen minder complex maakt. Andere landen lopen hierin ver voor op Nederland. Zo kunnen Franse en Duitse toeleveranciers sinds 2019 meeliften op de vergunningen van de producten van het hoofdwapensysteem uit het andere land. Hoe staat het met de stappen van Nederland op dit punt, vraag ik de minister, en bijvoorbeeld met de toetreding tot het Verdrag van Aken.
Voorzitter. Dan ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mevrouw Kamminga begon over het verdrag, maar wij hebben daar juist heel veel zorgen over op het gebied van mensenrechten. Het verdrag betekent ook dat je je eigen zeggenschap over wapens of onderdelen van wapens die via Nederland zijn geleverd, weggeeft aan andere landen. Die kunnen vervolgens worden gebruikt in mensenrechtenschendingen. Je geeft daarmee je zeggenschap weg of die wapens of onderdelen ervan wel of niet geleverd zouden moeten worden. Deelt de VVD daarin dan niet onze zorgen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Nee, die deel ik niet. Die zou ik delen als je gewoon een generieke exportvergunning verleent aan willekeurige landen en je dit er niet bij betrekt. Waar dat hoofdwapensysteem naartoe gaat, betrek je natuurlijk altijd al bij de vergunning. Om nou voor ieder onderdeel dat daarin gaat separaat een exportvergunning aan te moeten vragen, vind ik alleen maar onnodig papierwerk. Dat maakt Nederland, en juist de Nederlandse leveranciers, minder interessant qua concurrentiepositie. Dit gaat over een verdrag met nota bene de Fransen en de Duitsers. Wij hebben dezelfde standaarden. We werken samen binnen de Europese Unie. We hebben hetzelfde kader met elkaar afgesproken. Als de een een hoofdwapensysteem levert, kunnen de onderdelen die daarin zitten onder dezelfde vergunning mee. Het is hiermee natuurlijk niet meer zo dat die landen gevrijwaard zijn van het alsnog goed kijken naar die vergunning. Dus ik deel de zorg die mevrouw Dobbe schetst, niet.
Mevrouw Dobbe (SP):
Toch zijn er wel degelijk experts die zeggen en ervoor waarschuwen dat bijvoorbeeld landen als Frankrijk een veel lossere norm hanteren als het gaat om het toetsen of wapens of onderdelen daarvan worden gebruikt in mensenrechtenschendingen. Wat zegt de VVD dan tegen de experts die ons daarvoor waarschuwen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dan zou ik die rapporten moeten lezen, want ik vind het heel ingewikkeld om te reflecteren op experts van wie ik niet weet wat ze precies waarover gezegd hebben. Maar in algemene zin denk ik dat de SP en de VVD iets anders kijken naar het nut en de noodzaak van wapens en dat het af en toe helaas nodig is om ze te hebben en om ze in te zetten. Daar zit denk ik al een groot verschil in. In algemene zin vind ik, heel eerlijk, dat wij in Nederland eerder aan de strenge kant zitten dan aan de losse kant als het over dit soort dingen gaat. Wat mij betreft kunnen we die bedrijven echt wel een steuntje in de rug geven. We hebben die wapens gewoon nodig. Dat zien we vandaag de dag helaas iedere dag weer.
Mevrouw Dobbe (SP):
Tot slot. Ik denk of hoop tenminste dat wij dezelfde waarden delen als het gaat om mensenrechtenschendingen en het handhaven van mensenrechten en het belang dat die niet worden geschonden. Ik hoop ook dat wij elkaar daarin kunnen vinden. Ik zou de VVD inderdaad willen uitnodigen om te kijken naar de waarschuwingen van die experts, want die zijn er wel degelijk. Zij waarschuwen voor een situatie waarin de belangen van de wapenindustrie boven mensenrechten komen te staan.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor die vraag. Uiteraard staat ook de VVD voor mensenrechten. Als die geschonden zijn, dan zullen wij daar ook altijd hard over zijn. Maar dat neemt niet weg dat het hier gaat om landen die een vergelijkbaar waardensysteem hebben. Ik heb die zorg dus minder, maar ik ben uiteraard altijd bereid om de rapporten te lezen die mevrouw Dobbe voor mij heeft.
Voorzitter. Ik ben aanbeland bij ontwikkelingssamenwerking. De VVD is van mening dat hier echt nog wel winst te behalen is, door bijvoorbeeld beter samen te werken met andere landen en het meer te richten op waar we goed in zijn of waar we directe belangen hebben. Want hoe sympathiek veel van die projecten ook zijn en hoe prijzenswaardig — dat wil ik echt zeggen — de inzet van de vele mensen die er werken ook is; de projecten zijn heel vaak kortlopend en versnipperd. Daarmee zijn die op de lange termijn weinig effectief. We moeten als Nederland internationaal uiteraard onze verantwoordelijkheid blijven nemen, zeker waar het noodhulp betreft. Maar laten we niet verdergaan op de oude voet.
Het wordt tijd dat we ontwikkelingslanden meer als partners gaan zien in plaats van als landen die hulpbehoevend zijn. Wij zouden wel weten wat goed voor ze is, maar het is naïef om te denken dat we vanuit Nederland andere landen onder het mom van "hulp" onze ideeën kunnen opleggen of dat wij hun economieën kunnen hervormen. Ik wil de minister vragen hoe hij hiertegen aankijkt en welke mogelijkheden hij ziet om het beleid meer op deze wijze in te richten. Bovendien is de Nederlandse OS-sector zwaar gericht op subsidies. Hoe ziet de minister dit? Is het bijvoorbeeld een optie om alleen nog subsidie aan ngo's te verstrekken als 50% van hun inkomsten eigen inkomsten zijn? Zeker waar het organisaties betreft die zeggen het algemeen belang te dienen, zou je er toch van uit mogen gaan dat het merendeel van de fondsen zelf gegenereerd is? Graag een reactie van de minister op dit punt.
Voorzitter. Op dit moment pakken wij ontwikkelingssamenwerking in Europa op 28 manieren aan. Alle lidstaten plus de Europese Commissie hebben hun eigen fondsen en hun eigen wensenlijstjes. Met ruim 80 miljard euro is de EU de grootste donor ter wereld, maar het lukt onvoldoende om onze belangen te behartigen of economische ontwikkeling te stimuleren in Afrikaanse landen. Als daar één Chinese delegatie voor de deur staat om een deal over grondstoffen te sluiten, staan er aan de andere kant talloze Europeanen met allemaal hun eigen strategie en voorwaarden waaronder ze geld willen verstrekken. Het laat zich raden wie het nakijken heeft. Europa zal landen daarom deals moeten aanbieden die zorgen voor concurrentie met China. Hierdoor verbeteren we de toegang tot grondstoffen op een manier waarop de Afrikaanse economieën er ook van kunnen profiteren. Tegelijkertijd kunnen we ook focussen op migratiedeals en opvang in de regio. Deelt de minister het idee dat we meer in Europees verband moeten kijken naar betere samenwerking waar het gaat om ontwikkelingssamenwerking? Ziet hij hiervoor voldoende ruimte in de begroting zoals nu voorgelegd?
De heer Bamenga (D66):
De VVD wil, net zoals D66, grip op migratie. Tegelijkertijd wil de VVD fors bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Is de VVD het met D66 eens dat als je mensen in de regio helpt, je daarmee voorkomt dat mensen juist verder gaan vluchten?
Mevrouw Kamminga (VVD):
De VVD is het daar geheel mee eens. Daarom zetten we ons ook al jaren in voor meer opvang in de regio en meer deals met landen om mensen daar op te vangen, zodat ze niet die verschrikkelijke overtochten hoeven te maken. Dat deel ik dus helemaal.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor "meer opvang in de regio". Tegelijkertijd hoor ik in de inbreng van mevrouw Kamminga ook over vooral inzetten op noodhulp. Dit klinkt voor mij als kortetermijndenken, daar waar D66 juist denkt dat je grip op migratie krijgt door veel meer te investeren op de lange termijn. Hoe kijkt de VVD hiertegen aan? Graag een reflectie van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor de vraag. Ik kan dat misverstand meteen wegnemen, want wij geloven juist heel erg in opvang in de regio. Daar moet je ondersteunen om daar die migratiestromen tegen te gaan. Veel meer van de OS-inzet moet daar dus ook op gericht zijn. Dat is precies onze inzet. Daarbij heb ik nog steeds de overtuiging dat je uiteindelijk de echte ontwikkeling krijgt en dat mensen ook een bestaan kunnen opbouwen in een land van herkomst, in welk land dat dan ook is, als er economisch perspectief is. Daar hoort veiligheid bij. Daarom zetten wij fors in op investeringen in Defensie, want dat is randvoorwaarde één. Daarom zetten wij in op ervoor zorgen dat er economische bloei komt in de landen waar dat kan, dat mensen niet hoeven te vluchten en dat mensen daar geen honger leiden. Zorg nou ook tegelijkertijd dat je mensen op kunt vangen in de regio als ze op de vlucht slaan.
De heer Bamenga (D66):
Tot slot. Hoor ik daarmee de VVD dus eigenlijk zeggen, inderdaad net zoals D66 vindt, dat je fors moet investeren in opvang in de regio? Ik zie mevrouw Kamminga nu toch "nee" knikken. Je moet inderdaad dus ook investeren in de opvang in de regio en, daarmee dus ook, juist als het daarom gaat, niet bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Want anders verlies je de grip op migratie en dan zullen mensen uiteindelijk toch nog deze kant op komen omdat ze geen perspectief hebben in opvang in de regio.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wij zien dus niet dat je daarmee fors zou moeten investeren. Wij denken dat het geld dat er nu is, heel anders ingezet kan worden, en dat we ons veel meer hebben te richten op die specifieke activiteiten. Daarmee heb je ook nog eens een keer minder nodig.
De heer Stoffer (SGP):
Als je een ideaal hebt, dan moet je niet voor het overgrote deel aan het overheidsinfuus hangen. Dat is volgens mij wat ik mevrouw Kamminga ook hoor zeggen. Ze legt volgens mij eigenlijk de vraag neer bij het kabinet: zou dat niet minstens 50% moeten zijn? Het zou natuurlijk kunnen zijn dat het kabinet zegt: "nou, daar hebben we niet zozeer een mening over", of weet ik veel. Stel nu eens dat het kabinet daar niet op doorpakt, is mevrouw Kamminga dan voornemens om daar bijvoorbeeld een motie over in te dienen?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik zou dan wel willen weten wat de consequenties en effecten zijn. Heel eerlijk, wat ik ook in mijn inbreng zei: ik vind het logisch dat je, als je als ngo zegt voor het maatschappelijk belang te staan, voor meer dan 50% in je eigen middelen voorziet. Dat lijkt mij logisch. Ik vind wel dat daarbij de vraag hoort of ik iets over het hoofd zie. Daarom stel ik ook de vraag: hoe kijkt de minister daarnaar? Ik vind altijd wel: voor je een motie over iets indient en iets oplegt, moet je wel weten wat de consequenties zijn. Ik kan die nu niet overzien. Maar wellicht kan de minister daar helderheid in geven; dan kunnen we daar eens met elkaar naar kijken.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even doorgaan op de visie van mevrouw Kamminga op het tegengaan van migratie. We hebben net een rapport gekregen van de commissie Demografische ontwikkelingen 2050. Daarin wordt heel duidelijk gesteld dat ontwikkelingssamenwerking, en met name de ontwikkelingssamenwerking die investeert in het aanpakken van de grondoorzaken van armoede, een belangrijk middel is om mensen een toekomst in hun eigen land te bieden. Daardoor zullen ze ook minder geneigd zijn om te migreren, even los van de vraag of we het erover eens zijn dat migratie goed of slecht is. Ik ben heel erg benieuwd wat mevrouw Kamminga van dat rapport vindt en waarom zij dan zo vasthoudt aan alleen maar de achterkant. We hadden net een gesprek over hoe je aan de voorkant via handel ontwikkeling kan brengen. Ik zou zeggen dat dit nou typisch een keuze is die aan de achterkant problemen probeert te verminderen, terwijl je aan de voorkant veel effectiever zou kunnen zijn. Wat vindt mevrouw Kamminga daarvan?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik had inderdaad het genoegen om dat rapport in ontvangst te mogen nemen, omdat u die dag verhinderd was. Ik heb het dus inderdaad. Ik heb naar de presentatie geluisterd. Ik moet toegeven dat ik nog niet alle 400 pagina's gelezen heb; dat geef ik meteen toe. Maar ik denk dat ik het wel voldoende ken om op de vraag van mevrouw Hirsch in te gaan. Ik ben het daar helemaal mee eens. Want dat is volgens mij ook precies waarom wij zeggen: investeer nou in handel. Investeer nou in het zorgen dat die economieën worden versterkt. Op die manier neem je die grondoorzaken weg. Dat is dus wat ons betreft de beste methode. Garandeer die veiligheid. Zorg dat er stabiliteit komt. Zorg dat er economische groei komt. Dat is de volgorde zoals wij die zien. Dan ben ik ervan overtuigd dat er ook minder mensen op de vlucht hoeven te slaan.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter …
Mevrouw Kamminga (VVD):
Mag ik nog wat toevoegen? Er werd net gezegd dat dat allemaal aan de achterkant zou zijn. Ik vind dat overigens echt aan de voorkant.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
In het rapport staat wel degelijk echt iets anders: investeer in de grondoorzaken van armoede, zodat mensen hun eigen leven kunnen vormgeven en dus ook uiteindelijk volwaardig handelspartner kunnen worden, zoals de visie van mevrouw Kamminga dat zo mooi uittekent. Maar er is nog een interessante ontwikkeling gaande. Een land als Italië, waar een regering aan de macht is die niet per se in lijn loopt met de wereldvisie van GroenLinks-PvdA, stelde vandaag of gister juist vanuit het oogpunt van migratie dat er extra geïnvesteerd moet worden in Afrika, in het aanpakken of tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering en in het aanpakken van de grondoorzaken van armoede. Dus ook vanuit de visie van een land dat op allerlei manieren probeert migratie tegen te gaan, zijn er hele andere visies. Wat vindt mevrouw Kamminga van deze visie op het tegengaan van migratie, een visie die meer in lijn ligt met de visie van de partijen waarmee op dit moment coalitieonderhandelingen aan de gang zijn?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik kan dat niet allemaal helemaal overzien, want ik ken dat hele Italiaanse voorbeeld ook niet. Maar er lijkt hier een misverstand over te bestaan. Wij zetten in EU- en VN-verband natuurlijk in op al dat soort grondoorzaken. Ik vergeet altijd de Nederlandse bewoording voor de Sustainable Development Goals, maar daar zetten we op in. Dat hoort er dus allemaal bij. Laten we dus niet net doen alsof we dat niet doen. Aan die internationale afdrachten is ook de VVD gecommitteerd. Wij vinden alleen dat je dat veel slimmer en veel beter kan doen. Dan is het maar de vraag of je daar bilateraal ook nog allerlei kleinere projectjes naast moet zetten of dat je dat veel slimmer kan doen en die middelen veel beter kan inzetten voor andere problemen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil even opmerken dat het zeker niet alleen gaat om kleine projectjes, waar vaak over gesproken wordt. Er vinden zeer grote, door Nederland gesteunde langdurige investeringen plaats, ook in moeilijke regio's. Die dragen wel degelijk bij aan het versterken van de positie van mensen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik ga daar straks nog iets meer op in. Dan zal ik ook nader toelichten waar ik op doel en hoe het volgens mij wél kan en efficiënter kan.
De voorzitter:
Maar eerst een vraag van de heer Van Baarle.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dat dacht ik al.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb een verhelderende vraag over het voorstel van mevrouw Kamminga over het aandeel eigen inkomsten dat organisaties zouden moeten hebben om in aanmerking te komen voor steun van de overheid, om het maar zo te noemen. Voor welke categorieën binnen de begroting zou dat volgens mevrouw Kamminga en de VVD moeten gelden? Zou dat moeten gelden voor alles, dus bijvoorbeeld ook voor noodhulp? Zou dat alleen moeten gelden voor bepaalde subsidies in bepaalde categorieën? Deelt mevrouw Kamminga de mening dat je dan eigenlijk vraagt van organisaties, die vaak non-profit zijn, om iets te gaan doen waarvoor ze misschien niet in het leven geroepen zijn? Dan moeten ze heel veel van hun capaciteit inzetten voor commerciële activiteiten, zoals werving van fondsen, reclame et cetera, en dan gaat dat ook ten koste van de middelen voor het helpen van mensen. Gooien we daarmee het kind niet met het badwater weg?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het is goed dat de heer Van Baarle die vraag stelt, want dat was niet mijn voorstel. Dit was naar aanleiding van een interruptiedebat met de heer Stoffer. Het was voor mij meer een kennisvraag. Het is voor mij de eerste keer dat ik deze begroting doe. Ik zie daar allerlei ngo's en er zijn er ook heel veel langsgekomen. Dan verbaas ik mij er wel over dat er partijen zijn die zeggen dat zij voor het maatschappelijk belang staan en een grote groep mensen vertegenwoordigen, maar dat zij vervolgens voor meer dan 70% subsidie krijgen van de Nederlandse staat. Dat vind ik gek, maar precies om de reden die u ook schetste ging ik niet mee in het voorstel van de heer Stoffer om daarover een motie in te dienen. Ik wil ook beter begrijpen hoe dat zit, hoe de minister daarnaar kijkt, wat de risico's zijn, of je dat überhaupt moet willen en of je het misschien wel heel goed moet vinden dat zij voor 70% subsidie krijgen. Om precies die reden had ik ook die vraag.
Voorzitter. Ik hoor vaak van ngo's dat het lastig is om toegang tot of aansluiting bij Europese fondsen te krijgen, terwijl landen als Duitsland en Frankrijk daar wel in slagen. We hebben het er net al even over gehad in dat interruptiedebatje. Nederlandse ngo's doen goed werk, hebben vaak goede mensen en zijn ook goed gepositioneerd. Ik vind wel dat we kunnen kijken of we kunnen bezuinigen en wat minder rechtstreeks geld kunnen geven vanuit de Nederlandse overheid, maar ik vind ook dat de minister zich zou moeten inzetten om te kijken of we net als de Fransen en de Duitsers een groter deel van de Europese fondsen ook voor Nederlandse ngo's beschikbaar kunnen stellen. Is de minister bereid om zich daarvoor in te zetten, om ngo's te helpen toegang te krijgen tot die Europese fondsen?
Voorzitter. Het kwam al even aan de orde: de migratiedeals. Inmiddels is er een deal gesloten met Marokko om veiligelanders te laten terugkeren. Gelukkig zien we daarvan de eerste resultaten. Er is ook een VVD-motie aangenomen om een sterke bilaterale relatie met Algerije te behouden, om datzelfde te bereiken. Wat de VVD betreft kunnen we hier echter nog steviger op inzetten. Hoe kunnen we landen waar grote migratiestromen vandaan komen meer prioriteren voor het OS-instrumentarium, wanneer deze landen goed meewerken met de opvang en het terugnemen van vluchtelingen? Is het bijvoorbeeld ook mogelijk om het omgekeerde te doen: het afbouwen van hulp aan landen die niet meewerken?
Voorzitter. Het kwam al eerder ter sprake, ook bij de inbreng van de heer Ram: UNRWA. De afgelopen dagen hebben we verschrikkelijke beschuldigingen gehoord over UNRWA. Niet te geloven dat medewerkers van deze organisatie mogelijk betrokken waren bij aanslagen van 7 oktober. Het is helaas niet de eerste keer dat deze organisatie in opspraak komt. Dit schaadt echt het vertrouwen. Wat de VVD betreft is het dan ook verstandig dat we geen geld meer geven aan UNRWA, tot het echt onderzocht is. Nu is UNRWA een belangrijke leverancier van humanitaire hulp in Gaza. Kan de minister wel toezeggen dat hij zich samen met internationale partners zal inspannen om alternatieven te vinden, zodat er nog wel humanitaire hulp aan Gaza kan worden geleverd? Welke mogelijkheden ziet de minister hiervoor?
Voorzitter. Tot slot. Handel en ontwikkelingssamenwerking versterken elkaar en de prioritering van landen en thema's zorgt ervoor dat het harde werken van het bedrijfsleven, internationale organisaties, ngo's en partners in het buitenland de meeste impact heeft. Dit zorgt voor een beter leven voor de mensen in landen binnen en buiten Europa. Het zorgt voor stabiliteit in de regio's waar migratiestromen richting Europa vandaan komen en voor nieuwe kansen op ondernemers in Nederland. Ik zou zeggen: win-win-win. We hebben jarenlang ontwikkelingssamenwerking als doel op zich gezien. Dat is wat de VVD betreft niet meer van deze tijd. Door strategische keuzes te maken en het meer aan te laten sluiten bij de Nederlandse belangen, kennis en kunde, kunnen we veel meer impact maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Over het opschorten van de aanvullende financiering van UNRWA. Ik hoop dat mevrouw Kamminga namens de VVD bereid is om uit te spreken dat zij staat voor de onschuldpresumptie.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Excuus, kunt u nog even …
De heer Van Baarle (DENK):
De onschuldpresumptie, dus dat je onschuldig bent totdat het tegendeel is bewezen. Mevrouw Kamminga zei net heel terecht dat het gaat om beschuldigingen. Het gaat in het meest recente geval om aantijgingen dat elf mensen volgens de Israëli's betrokken zouden zijn bij misdaden, in welke vorm dan ook. Ik ken de feiten niet. Ze zouden in ieder geval, in welke vorm dan ook, betrokken zijn bij verschrikkingen. Zou het niet juist van rechtsstatelijkheid en van gedegenheid getuigen om te zeggen: we gaan helemaal niks opschorten, totdat de uitkomsten van dat onderzoek bekend zijn, want we weten niet wat de feiten zijn? Nu neemt de VVD namelijk samen met deze minister eigenlijk al een schot voor de boeg door te zeggen: bij voorbaat gaan wij ervan uit dat er iets mis is en dat er iets niet deugt. En eigenlijk zegt u dus dat de verwijten kloppen, want er is al een besluit genomen om geen cent extra te geven, mocht dat in de komende tijd nodig zijn. Dat is toch niet hoe we normaliter met elkaar werken?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik ben dat echt niet met de heer Van Baarle eens. Dit zijn nogal beschuldigingen. Het is niet zomaar even iets. Het is niet zo dat iemand misschien ergens een tonnetje achterovergedrukt heeft, waar ik overigens ook al van alles van zou vinden. Maar ik ben het er helemaal mee eens. Het gaat er nota bene gewoon om dat mensen mogelijk actief hebben meegewerkt en bijgedragen aan die verschrikkelijke terroristische aanslagen. Dat is echt niet niks. Daarnaast zijn er nog allerlei andere beschuldigingen. Ik ben het met u eens: het zijn nog beschuldigingen. We weten niet hoe het zit. Er zijn beschuldigingen dat een groot percentage van die medewerkers gelieerd is aan Hamas. We hebben het hier dus wel over iets. Ik sta er hier niet voor te pleiten dat we het geld dat al gegeven is weer terug moeten vorderen, want dat zou ik niet fair vinden. Maar het gaat nu om nieuw geld, terwijl het onderzoek nog loopt. Ik vind het meer dan redelijk dat we dat onderzoek gaan doen. Ik hoop ook dat dat snel is afgerond. Ik vraag de minister nota bene — ik ben het namelijk met u eens dat de onschuldige burgers daar humanitaire hulp nodig hebben — hoe we in de tussentijd die humanitaire hulp kunnen garanderen, zonder dat we dat via UNRWA doen.
De heer Van Baarle (DENK):
Wederom zegt mevrouw Kamminga: we kennen de feiten niet. Ik vind het schrikbarend dat mevrouw Kamminga en deze minister bereid zijn om zonder de feiten te kennen en op basis van beschuldigingen te spelen met het lot van 2 miljoen mensen, want dat is waar het hier om gaat. Mevrouw Kamminga en deze minister weten dondersgoed dat UNRWA de enige organisatie is on the ground in Gaza die met een infrastructuur van scholen, bakkerijen en ziekenhuizen de hulp kan geven aan de Gazanen die op dit moment broodnodig is. En UNRWA geeft aan: als dit zo doorgaat, dan kunnen wij vanaf februari gewoon niks meer, dus dan stopt het. De enige organisatie die een beetje in de buurt komt, is de Rode Halve Maan. Daar werken 500 mensen. Bij UNRWA werken er 13.000. Dus is mevrouw Kamminga bereid om zover te gaan om niet op basis van de feiten, want die kent ze niet, maar op basis van beschuldigingen te spelen met het leven van 2 miljoen mensen die straks, vanaf februari, geen hulp on the ground meer hebben? Want dat is de consequentie van dit besluit, als er op korte termijn geen extra geld komt.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik werp de verwijten en de beschuldigingen van de heer Van Baarle dat ik er persoonlijk verantwoordelijk voor zou zijn dat de mensen daar in Gaza honger lijden echt verre van mij. Dat werp ik echt verre van me. Ik vind het ook niet gepast in dit debat. Het gaat hier niet zomaar om beschuldigingen. Ik ben het met u eens, maar het is een organisatie waarover al vaker vraagtekens waren. Dit komt er nu bij en ik vind dit nogal wat. Ik vind het dus op dit moment zeer gerechtvaardigd dat we het onderzoek afwachten voordat we met aanvullend geld komen. Ik hoop dat het onderzoek er zo snel mogelijk is. Tot die tijd moeten we alles doen — daartoe roep ik de regering ook op — om te kijken of het op een alternatieve manier kan. Maar de gevolgtrekking waarbij u mij er nu van beschuldigt dat ik verantwoordelijk zou zijn ... Sorry, maar dat gaat mij echt veel en veel te ver.
De heer Van Baarle (DENK):
Weet u wat mijn punt eigenlijk bewijst? Dat mevrouw Kamminga het besluit al steunt om de financiering aan UNRWA te stoppen, zonder te weten of er alternatieven zijn. Dat is namelijk haar vraag aan de minister: kunnen we het op alternatieve manieren doen? Dus mevrouw Kamminga weet dat helemaal niet. Daarom zeg ik dat er een enorm risico wordt genomen ... Sterker nog, er wordt een onacceptabel risico genomen met het lot van de mensen in Gaza die afhankelijk zijn van de 13.000 medewerkers van UNRWA. In de richting van elf van hen worden inderdaad verschrikkelijke beschuldigingen gedaan, die uitgezocht moeten worden. En als er misdaden zijn gepleegd, moeten mensen daarvoor vervolgd worden. Maar het feit dat hiermee vanaf februari de hulp stopgezet wordt, zonder dat de mensen weten of er ook maar één alternatief is dat in de buurt komt van wat UNRWA nu doet, is gewoon tegen de mensen in Gaza zeggen: vanaf februari kunt u het schudden, want dan stoppen we de hulp; dan droogt het op en dan crepeert u verder. Dat is de bittere consequentie van dit handelen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Nogmaals, de heer Van Baarle houdt weer een uitgebreid betoog en doet weer allerlei verwijten en beschuldigingen. Hij doet ook allemaal aannames. Maar dat is natuurlijk niet waar, want ook de minister zelf heeft toen hij bekendmaakte dat hij dit besluit nam, al gezegd dat er al heel intensief wordt samengewerkt met het Rode Kruis en met andere partijen die dit doen. Ik ben het met u eens dat dat wellicht meer kan. Daarin hebben we volgens mij hetzelfde belang. Maar laten we nou niet net doen alsof die beschuldigingen er niet zijn, alsof ze voor niets zijn, alsof het geen insinuaties zijn die al veel langer spelen. U wijst nu naar mij, maar UNRWA had veel eerder zelf schoon schip moeten maken.
De voorzitter:
Ik ga luisteren naar mevrouw Dobbe, want die heeft ook een brandende vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het gaat wel over iets heel anders, namelijk over vrouwelijke genitale mutilatie. Mijn vraag aan mevrouw Kamminga is wat de VVD daarvan vindt. Wat moet daaraan gedaan worden?
Mevrouw Kamminga (VVD):
In algemene zin? Ik had dat nou niet specifiek in de begroting gelezen, maar in algemene zin: als het niet vrijwillig is, zijn wij daar vast niet voor.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is vrouwenbesnijdenis. Het is …
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik weet wat het is.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het is een hele ernstige vorm van mishandeling van vrouwen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik ben even op zoek naar de context, dus misschien kan mevrouw Dobbe de context een beetje schetsen, zodat ik kan antwoorden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Daar kan ik u zeker bij helpen. Deze begroting gaat daar namelijk wél over. Deze begroting gaat over projecten die wij steunen en over steun die wij geven aan vrouwen in andere landen die zo'n soort lot ondergaan. Ik stel deze vraag omdat er 37 miljoen euro wordt bezuinigd op seksuele en reproductieve rechten, gezondheid van vrouwen en vrouwenrechten. Ik vraag me dus af of ik de VVD aan mijn zijde kan vinden: vindt zij dit ook verwerpelijk en vindt zij dus ook dat we deze projecten wél doorgang moeten laten vinden en die bezuiniging niet?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wij vinden dat natuurlijk verwerpelijk. Mijn collega Bente Becker loopt altijd nationaal voorop om ten strijde te trekken tegen dit soort praktijken. Wij zijn daar dus tegen. Wij zijn er ook altijd heel erg voor geweest om vrouwenrechten te bevorderen in de rest van de wereld en om, waar nodig, ondersteuning te bieden op dit soort thema's. Maar in schaarste moet je altijd kijken waar je wat vandaan haalt. We zien dat daar in VN-verband hele goede projecten voor zijn. Ook in de Europese Unie is het een belangrijke pijler onder die 80 miljoen. Daarom zien wij nu wel mogelijkheden om daar binnen de huidige begroting in te schuiven. Ik zie vooralsnog dus geen aanleiding om nu … Ik kijk bij een amendement altijd naar waar de middelen vandaan komen. Ik heb al even snel gekeken en ik heb gezien dat ze uit een ander artikel komen; die keuze vind ik minder gelukkig. Ik wil er best nog eens naar kijken, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik vind dat we ook reëel moeten zijn. We hebben gewoon krapte en moeten kiezen in schaarste. Juist dit thema van vrouwenrechten en vrouwenbescherming staat ook heel hoog op de agenda van de VN en van de EU.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het staat ook heel hoog op onze agenda, op de agenda van mevrouw Kamminga en op de agenda van de VVD, en toch gaat er 37 miljoen euro bezuinigd worden en zullen er dus projecten zijn die niet door kunnen gaan. Er zullen projecten stopgezet moeten worden en daar zullen vrouwen de dupe van zijn. Ik hoop echt dat we de VVD aan onze zijde kunnen vinden om ervoor te zorgen dat vrouwenrechten geborgd blijven en dat we daar niet op bezuinigen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Waarvan akte.
De heer Bamenga (D66):
Ik wilde nog even terugkomen op het vorige punt, over UNRWA. Ik heb één vraag. Ik hoorde u aan de minister vragen welke inspanningen hij zou kunnen verrichten om te zorgen dat er alternatieven komen. Die alternatieven zijn er op dit moment nog niet, maar daar zullen we straks de minister over horen. Ik wil graag weten hoe mevrouw Kamminga erin zit op het moment dat die alternatieven er niet zijn. Wat gebeurt er dan met de mensen daar?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dat zullen we eerst moeten horen. Als dat zo is, moeten we dat opnieuw wegen, maar ik heb er wel grote moeite mee om op dit moment nieuw geld over te maken aan een organisatie waar deze beschuldigingen tegen lopen. Nogmaals, ik sta hier niet om te betogen dat we geld dat we al toegezegd hebben en dat we al gedoneerd hebben, maar dat nog in de pijpleiding zit, moeten terugtrekken. Daar sta ik niet voor, want zo ga je niet met elkaar om. Maar ik vind wel dat dit voor nieuw geld eerst uitgezocht moet worden. Het is ook aan UNRWA om daar nu echt actie op te zetten en dat zo snel mogelijk te doen, want nogmaals: het is echt niet niks waar ze van beschuldigd worden.
De heer Bamenga (D66):
Dat was geen antwoord op mijn vraag. Ik wilde weten wat er gebeurt als er inderdaad geen alternatieven zijn. Hoe kijkt mevrouw Kamminga daartegen aan? Daar zou ik graag nog een antwoord op willen. Daarna heb ik nog een vervolgvraag.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Misschien kan ik u alvast helpen. Als-danvragen vind ik ingewikkeld, dus daar ga ik niet … U moet het dan toch doen met het antwoord dat ik net gaf.
De heer Bamenga (D66):
Ja, goed. Ik denk dat er een humanitaire ramp zal plaatsvinden en dat de zes miljoen mensen die afhankelijk zijn van hulp voor voedsel — vrouwen, kinderen — dood zullen gaan. Ik zeg dit ook in het licht van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van afgelopen vrijdag. Die zaak ging over wel of geen genocide. Daar is uitgesproken dat het heel erg belangrijk is dat de humanitaire situatie zo snel mogelijk verbetert. Als dat niet gebeurt, dreigt er een genocide plaats te vinden. Hoe kijkt mevrouw Kamminga ertegen aan dat er in dit geval nog geen alternatieven zijn, terwijl zij ervoor pleit om te stoppen met hulp richting de Gazanen?
De voorzitter:
Ja, helder.
De heer Bamenga (D66):
Zij weet dat er een uitspraak is geweest van het Internationaal Gerechtshof die specifiek hierover ging.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij staat de VVD pal voor die humanitaire hulp. We hebben ook alle moties daarover gesteund. We hebben daar ook altijd aan bijgedragen. We hebben de minister er ook toe opgeroepen. Er is helemaal geen misverstand over dat de situatie daar schrijnend is en dat de mensen hulp nodig hebben. Dat vinden wij ook. Daar hebben we ook altijd toe opgeroepen. Daar zit dus helemaal geen verschil van inzicht. Maar de heer Bamenga loopt nu al vooruit op een beantwoording van de minister die ik nog helemaal niet heb gehoord. Hij begint al over "als, dan". Als dat het antwoord is, moeten we opnieuw bezien hoe we ermee omgaan, maar ik heb nog niet de beleving dat er helemaal geen alternatief is. Dat is precies waarom ik de vraag heb gesteld.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Van Baarle. Kort graag, want het aantal interrupties loopt nu alweer vreselijk uit de hand.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik doe 'm heel kort, voorzitter. Mijn laatste vraag over dit onderwerp was eigenlijk de volgende. Ik hoor mevrouw Kamminga het steeds hebben over beschuldigingen tegen UNRWA. Dat betekent dat mevrouw Kamminga er al van uitgaat dat er bij UNRWA sprake zou zijn van doelbewust onder de pet houden, wetende dat er dingen spelen. Volgens mij gaat het om beschuldigingen tegen mensen die actief zijn bij UNRWA, elf in dit geval, of tegen mensen die in het verleden iets in het onderwijs hebben gedaan. Hoe komt mevrouw Kamminga erbij dat dit een beschuldiging zou zijn jegens UNRWA als geheel, terwijl het gaat om een klein gedeelte van de 13.000 mensen die daar werken?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Volgens mij vallen we een beetje in herhaling na de eerdere interruptie van de heer Van Baarle. Volgens mij is het punt nu dat we dit moeten onderzoeken. We hebben gezegd dat we de hulp even stoppen totdat het onderzoek is afgerond. Laten we dus hopen dat het onderzoek zo snel mogelijk is afgerond.
De voorzitter:
Ja. We gaan over tot een heugelijk feit. Er is namelijk nog een heuse maidenspeech, van mevrouw Hirsch. We gaan onze oortjes spitsen, we gaan op het puntje van onze stoel zitten en we gaan er met heel veel plezier naar luisteren.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het is een eer om hier, in het huis van de democratie, het woord te mogen voeren. Ik sta hier met een vol hart, dankbaar aan alle mensen, ver weg en dichtbij, die mij gesteund hebben op weg naar de Kamer. Maar ik sta hier ook met een gevoel van ongeloof, want is het echt zo dat een deel van deze zaal het budget voor Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil terugbrengen tot nul? Op welke planeet leef je, als je in een van de rijkste landen ter wereld met droge ogen beweert dat we onze problemen echt alleen kunnen oplossen ten koste van vrouwen in de Sahel die 's ochtends niet eens weten of ze hun kinderen die dag te eten kunnen geven? En is het echt zo dat we hier denken dat mensen zomaar, op een blauwe maandag, besluiten te vertrekken, terwijl velen hier, net als ik, uit families komen die ooit zelf hebben moeten vluchten?
Maar zelfs als we internationale solidariteit buiten beschouwing laten, is een slimme inzet van handel en ontwikkelingssamenwerking een no-brainer, omdat we een handelsnatie zijn, omdat de energietransitie afhankelijk is van grondstoffen uit andere landen, omdat internationale handel per definitie gaat over wederzijdse afhankelijkheid, omdat de geopolitieke verhoudingen in de wereld razendsnel veranderen, omdat virussen zich niet aan grenzen houden en ja, ook omdat iedereen zich beter voelt in een wereld zonder honger.
Voorzitter. Handel heeft ons tot een van de rijkste landen ter wereld gemaakt. Die rijkdom komt tegen een hoge prijs, een prijs die op dit moment voor het overgrote deel betaald wordt door mensen buiten onze grenzen. Onze voetafdruk is een van de grootste ter wereld, bijvoorbeeld door de in- en export van soja en palmolie, die gepaard gaan met ontbossing en bijdragen aan klimaatverandering. Vissers raken door zandafgraving voor landaanwinning huis en haard kwijt. Het hoeft niet zo te zijn. Laten we afstappen van ons calimerosyndroom, want Nederland is niet klein. Nederland heeft alle middelen in huis om het goede te doen. Met ons kapitaal, onze kennis en ons netwerk aan relaties via ambassades, de VN en de Wereldbank zijn we tot zo veel meer in staat dan we nu doen voorkomen, en kunnen we solidariteit buiten de landsgrenzen gestalte geven en tegelijkertijd onze eigen belangen dienen.
Voorzitter. Voormalig PvdA-minister Lilianne Ploumen voegde onder Rutte II de portefeuilles Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij elkaar. Een betere balans tussen handel en armoedebestrijding zou beide beleidsterreinen versterken en alle doelen dichterbij brengen. Minister Kaag ging door met het inzetten van geld om de zwaksten te beschermen en koplopers te belonen, en met het ontwikkelen van beleid dat macht en invloed binnen ons mondiale handelssysteem eerlijker verdeelt. Dat is een ambitieuze benadering omdat het verandering wil brengen in verhoudingen die stammen uit een koloniaal tijdperk. De OESO prijst de innovatieve visie achter de combinatie van handel en hulp; hoog tijd om ons succes te vieren, maar we doen precies het tegenovergestelde: de voorliggende begroting zet de integraliteit van dit beleid op het spel.
Voorzitter. Mijn fractie heeft zich altijd sterk verzet tegen de verkapte bezuinigingen die voortkomen uit de verrekening van de kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers. Die lopen in de komende jaren op tot 3,5 miljard euro. Dit is een schandalige gang van zaken. Die miljarden worden nu weggehaald bij het vergroten van voedselzekerheid en de toegang tot water, bij het versterken van vrouwenrechten door betere gezondheidszorg, en bij de mensen die opkomen voor de rechten van lhbtqi-personen. Mijn fractie pleit al langer voor een maximering van deze optie, die terughoudend benut dient te worden en niet structureel de begroting dient over te nemen. Gisteren werd bekend dat de kosten van de opvang voor eerstejaarsasielzoekers te laag ingeschat zijn. Dit budget is geen pinautomaat waar de regering oneindig uit kan tappen. Daarom vraag ik de minister toe te zeggen dat er in 2024 niet nog meer uit het budget gehaald zal worden voor de dekking van de kosten van de eerstejaarsopvang.
Voorzitter. De verwoestingen in Gaza zijn niet te bevatten. Volgens het Palestijns Investeringsfonds is alleen al voor de opbouw van huizen zeker 13 miljard euro nodig. Ook de infrastructuur, de ziekenhuizen en andere publieke voorzieningen zullen moeten worden opgebouwd om Gaza weer leefbaar te maken. Hiervoor heb ik een voorstel ingediend tot een kasschuif. Graag hoor ik hoe de minister hiertegenover staat.
Voorzitter. Bijna een derde van de wereldbevolking leeft in een land waar de vrijheid van meningsuiting niet gerespecteerd wordt. Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft in landen waar de vrijheid van religie sterk is ingeperkt. Alleen al in 2022 werden drie mensen per week vermoord omdat ze opkwamen voor hun recht op land en water. Maatschappelijke bewegingen staan overal onder druk, terwijl zij — ik citeer hier de heer Tjeenk Willink — onontbeerlijk zijn voor een gezonde democratie, niet in de laatste plaats omdat ze tegenmacht bieden aan de uitwassen van de markt. Wat zou er bijvoorbeeld aan leed bespaard zijn geweest als veel eerder was geluisterd naar de bewonersgroepen in het Groninger Gasberaad? Maatschappelijke organisaties zijn de kanarie in de kolenmijn. Mijn vraag aan de minister is hoe hij garandeert dat lokale maatschappelijke organisaties deelgenoot zullen zijn van de besluitvorming over Nederlandse activiteiten in de veertien hulp-en-handelslanden. Dezelfde vraag stel ik over de betrokkenheid bij de besluitvorming rondom de 25 handelslanden.
Maatschappelijke organisaties komen bovendien vaak met innovaties die goed aansluiten bij lokale omstandigheden en behoeftes. Boeren in de Sahel vergroenen de woestijn en produceren daarmee voedsel in een van de armste en droogste regio's ter wereld. Vrouwenorganisaties creëerden hun eigen fondsen, waardoor de verdeling van geld veel efficiënter en effectiever verloopt, juist ook in tijden van grote schokken zoals de pandemie. Kan de minister reflecteren op de mogelijkheden om op korte termijn de inzet voor de middelen van voedselzekerheid, water en klimaatadaptie te verleggen van de multilaterale kanalen naar de inzet via deze lokale fondsen?
Voorzitter. Het OS-budget is bedoeld om ontwikkeling te bevorderen en noden te verlichten. In dat kader vraag ik uw aandacht voor het stopzetten van de financiering van UNRWA in Gaza. De berichten over de betrokkenheid van 12 van de 13.000 medewerkers van deze organisatie bij de aanslagen van 7 oktober zijn schokkend. De UNRWA reageerde met het onmiddellijke ontslag van de verdachten en kondigde aan hen strafrechtelijk te vervolgen. De VN voert op dit moment twee onafhankelijke onderzoeken uit. De situatie in Gaza is catastrofaal en UNRWA is de belangrijkste organisatie met toegang tot het gebied. Dit mag daarom niet betekenen dat de humanitaire hulp voor 2 miljoen mensen in gevaar komt, al helemaal niet na de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat er per direct meer hulp naar Gaza moet komen. Met klem verzoek ik de minister om deze uitspraak te volgen en om zijn besluit terug te draaien.
Voorzitter. We hebben het vandaag over middelen en over beleid. Onze beleidskeuzes bepalen de contouren van de markt. Door de koplopers van het mkb en het Nederlandse grootbedrijf te belonen en vervuilers te laten betalen, verduurzamen we onze handelsrelaties. Juist omdat nieuw beleid zorgt voor andere machtsverhoudingen gaat het proces van beleidswijzigingen traag. Bedrijven en banken in invloedrijke posities zijn ook in Nederland kampioen meestribbelen.
Als de wijziging er eenmaal is, kan het snel gaan. Kijk naar het effect van de EU-ontbossingswet. Die wet zorgt een jaar na invoering al voor minder financiering voor projecten die de Amazone bedreigen. Het is dan ook bemoedigend dat dankzij het leiderschap van Lara Wolters het Europees Parlement in december instemde met de wet op verantwoord ondernemen. Die wet is hard nodig, want er zijn nog steeds misstanden in handelsketens. Zo zijn er wereldwijd nog altijd 160 miljoen kinderen betrokken bij kinderarbeid. Ik verzoek de minister om conform staand beleid totdat een nieuwe wet in werking gaat te blijven monitoren dat bedrijven die overheidssteun ontvangen de OESO-richtlijnen toepassen. Ik verzoek de minister te rapporteren over de maatregelen die hij neemt als die richtlijnen niet worden nageleefd.
Voorzitter. Zoals u weet, valt de financiële sector vooralsnog niet binnen de Europese wet. Kan de minister bevestigen dat alle financiële instellingen die met uw ministerie werken, van private banken tot Atradius DSB, blijvend aan de OESO-richtlijnen zijn gehouden? Hoe bent u voornemens die instellingen te monitoren? En welke consequenties verbindt de minister aan het niet naleven van die richtlijnen door financiële instellingen?
Voorzitter. Als laatste wil ik u en uw collega's prijzen voor de inzet op het feministisch buitenlandbeleid. Dit beleid maakt het mogelijk dat vrouwen volwaardig deelnemen aan economische en politieke besluitvormingsprocessen. Ik hoor graag van de minister welke beleidsterreinen binnen het handelsbeleid zijn prioriteit daarin krijgen. Kan de minister aangeven hoe deze beleidsinzet zal bijdragen aan het verder versterken van zowel de basis van het bestaan van vrouwen als het creëren van een gelijkwaardige positie in lokale en internationale besluitvormingsprocessen?
Het laatste punt doe ik toch, voorzitter, want ik heb nog tijd. Terwijl de minister bezuinigt op voedselzekerheid, handhaaft Nederland het UPOV-verdrag, dat het voor kleine boeren onmogelijk maakt controle te houden op hun eigen zaaigoed. Dit verdrag ondermijnt hun autonomie en bemoeilijkt lokale aanpassingen van gewassen aan nieuwe klimaatomstandigheden. We hebben hier dus te maken met een dubbele wending: minder geld en ook nog eens handelsafspraken die de ruimte om eigen voedsel te kunnen verbouwen ondermijnen. Hoe kijkt de minister naar de relatie tussen UPOV en de zelfvoorzienendheid van lokale gemeenschappen? Vindt de minister dit deel van het handelsbeleid in lijn met zijn doelstellingen op voedselzekerheid?
Voorzitter. Het is hoog tijd dat Nederland ophoudt calimero te zijn. Nu bezuinigen is niet alleen kil beleid, maar schaadt ook het belang van Nederland als handelsland. Daar gaan we spijt van krijgen. Laten we ons niet terugtrekken achter de dijken. Kies voor slim samenwerken om handelsketens te verduurzamen, zodat ze bijdragen aan de ontwikkeling van mensen hier en daar. Bescherm de mensen die bescherming nodig hebben. Durf vooruit te kijken. Dan zult u zien dat een andere wereld mogelijk is.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel. Een gloedvolle maidenspeech. Mooi om te horen dat u tijdens de speech worstelde met het spreken via de voorzitter en gewoon uw tekst ter plekke aanpaste. U bent een lerend Kamerlid, zo mogen wij vaststellen. U bent overigens wel gruwelijk over uw spreektijd heen gegaan, maar daar hebben we het later nog weleens over. Ik mag u als eerste feliciteren. Er zullen anderen zijn die dat ook willen doen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Tot zover de festiviteiten. Ik geef graag het woord aan de heer Bamenga van de fractie van D66.
De heer Bamenga (D66):
Allereerst felicitaties aan de heer Ram en mevrouw Hirsch voor hun maidenspeech.
Voorzitter. In 1885, tijdens de Conferentie van Berlijn, werd Afrika opgetekend en verdeeld door Europese landen. Een periode van kolonialisme en imperialisme ging van start. Hoewel deze periode van industrialisatie rijkdom en ontwikkeling met zich meebracht voor Europa, bracht deze Afrika heel veel ellende toe. De bevolkingsgroei daalde drastisch doordat miljoenen mensen vermoord werden en grondstoffen werden weggehaald. Dit heeft geleid tot de enorme ongelijkheid die wij vandaag de dag kennen.
100 jaar na die conferentie werd ik geboren in Kinshasa, Zaïre, een land dat decennialang gekoloniseerd is door België, met alle gevolgen van dien. Ik werd geboren met het besef dat ik op de brede schouders sta van mijn voorouders, die zich verzet hebben tegen onderdrukking en uitbuiting, en die de strijd hebben gevoerd voor mijn vrijheid en voor mijn betere toekomst. Nu ik het voorrecht heb als Kamerlid verkozen te zijn, wil ik een positieve bijdrage leveren aan een duurzame en rechtvaardige buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De enorme ellende die wij in delen van Afrika zien, zoals armoede, klimaatverandering, voedselgebrek, conflicten en mensen die op vlucht zijn, zijn geen natuurlijke fenomenen, maar het gevolg van door de mens aangebrachte ellende, die wij met z'n allen kunnen aanpakken.
Voorzitter. Het aantal oorlogen, crisissen en rampen is momenteel enorm groot, maar deze zijn niet allemaal even zichtbaar. Bijvoorbeeld: in Sudan zijn 3 miljoen kinderen ontheemd en hebben 25 miljoen mensen dringend humanitaire hulp nodig. Denk aan de aardbevingen in Turkije, Syrië, Marokko en Afghanistan. In deze rampgebieden snakken mensen nog steeds iedere dag naar schoon drinkwater en komen mensen met moeite de koude winter door. Tegelijkertijd zijn er grote financieringsproblemen bij het verlenen van hulp. Hoewel ik een amendement heb ingediend om geld vrij te maken voor een aantal vergeten conflicten, blijft het OS-budget te beperkt. Hoe gaat de minister voorkomen dat hij bij elke ramp namens Nederland moet zeggen: "Sorry, het geld is op"?
Voorzitter. Uiteraard wil D66 in ontwikkelingssamenwerking investeren uit solidariteit. In een tijd met zo veel armoede en honger in de wereld heb je als welvarend land een plicht om bijvoorbeeld lokale boeren op weg te helpen, zeker als Nederland, dat land dat daar goed in is. Maar solidariteit is niet de enige reden. Het is ook kortzichtig en naïef om niet te investeren in ontwikkelingshulp. Ontwikkelingshulp maakt ontwikkelingslanden stabieler. Dat draagt ook bij aan onze eigen veiligheid en onze eigen welvaart in Nederland. Investeren in ontwikkelingssamenwerking is ook investeren in het verminderen van het aantal mensen dat moet vluchten, en dus in een stabieler Europa en Nederland. Ook om die reden is het dus noodzakelijk om te blijven investeren in internationale klimaatfinanciering, gezondheid, voedselzekerheid en nog veel meer aspecten. Ook wij kunnen gevaar lopen als we geen hulp bieden.
Vanuit dezelfde gedachte moet ook de opvang in de regio beter worden ingericht. Dit is geen kwestie van het geven van een zak geld voor opvang op de korte termijn, maar er moet worden geïnvesteerd in duurzame oplossingen. Mensen wíllen helemaal niet vluchten, maar als ze daartoe gedwongen worden, dan blijven ze het liefst zo dicht mogelijk bij hun thuisland. Als daar geen perspectief geboden kan worden, zullen ze verder reizen. Opvang in de regio is daarom alleen effectief als dat perspectief biedt. Perspectief bied je door mensen de kans te geven om te integreren in hun voorlopige nieuwe thuisland, om daar te werken en om daar fatsoenlijke huisvesting te vinden — kortom, om een leven op te bouwen.
Met dit alles in het achterhoofd heb ik mij sterk verbaasd over het drastische besluit om de financiering van UNRWA te stoppen zonder dat de feiten duidelijk zijn. De gevolgen van dit besluit kunnen enorm zijn, ook voor Nederland. Afgelopen vrijdag deed het Internationaal Gerechtshof de uitspraak dat er alles aan gedaan moet worden om genocide te voorkomen, onder andere door de humanitaire situatie in Gaza te verbeteren. Hoe staat dit besluit in relatie tot die uitspraak? Welke bewijzen heeft de minister eigenlijk gezien om dit besluit te legitimeren?
Voorzitter. Niet alleen ontwikkelingssamenwerking is belangrijk voor de geopolitieke kracht van de Europese Unie, ook handel is onmisbaar voor onze positie in de wereld. We verdienen ook nog eens een derde van ons geld in het buitenland. Laat ik duidelijk zijn: zonder een sterke EU kunnen we dat wel vergeten. Als je de Nederlander op één wilt zetten, zet dan Europa op één. Toen Biden namelijk met de Inflation Reduction Act enorme financiële voordelen gaf aan Amerikaanse bedrijven, zagen we dat Europese bedrijven werden weggeconcurreerd of vertrokken uit de EU. Als we toen een goed akkoord met de VS hadden gehad, dan hadden onze bedrijven daar ook van kunnen profiteren. Daarom pleit D66 vandaag voor het bestendigen van onze handelsrelatie met de VS, een van onze belangrijkste bondgenoten. Concreet vraag ik de minister om in Brussel steun te zoeken voor het liberaliseren van de handel in producten en diensten die bijdragen aan onze energietransitie. Zo'n akkoord helpt onze bedrijven namelijk, draagt bij aan werkgelegenheid en zorgt op termijn voor een lagere energierekening bij de mensen thuis.
Voorzitter. Ik kijk uit naar de rest van het debat. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan weer een maidenspeech. Het houdt niet op. Waar hebben wij het aan verdiend, denk ik weleens. Het woord is aan mevrouw Zeedijk van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Voorzitter. Twee decennia geleden verhuisde ik voor de liefde naar Brabant. Ik kwam te wonen in een straat waar iedereen, zonder uitzondering, letterlijk de vlag uithangt als er nieuwe baby is geboren, waar kinderen op straat spelen onder het toeziend oog van koffiedrinkende ouders die werkperikelen en opvoedingsuitdagingen doornemen. Ik wens iedereen in Nederland zo'n straat toe. Ik werkte er eerst tien jaar bij de Rabobank en daarna tien jaar bij ASML in Veldhoven. Als we het hebben over het bedrijfsleven, dan hebben we het vaak over het verdienvermogen van Nederland, maar de beste strategische discussies die ik in de afgelopen 25 jaar gevoerd heb, gingen helemaal niet over geld. Die gingen over de bijdrage die de organisatie kan leveren aan de uitdagingen waar de samenleving voor staat. Als je daar als bedrijf geen antwoord op kunt geven, dan maak je jezelf op den duur irrelevant. Dat is niet goed voor je klanten, je medewerkers, je toeleveranciers en dan ook niet voor je aandeelhouders.
De Rabobank en ASML staan midden in de samenleving. De Rabobank is opgericht als coöperatie van leden en ASML is groot geworden dankzij het sterke ecosysteem aan bedrijven en kennisinstellingen in de regio. Een van onze Nieuw Sociaal Contractleden wees me erop dat die twee organisaties niet toevallig hun roots hebben in Brabant. In Brabant vinden we dat maatschappelijke problemen aanpakken en een goede boterham verdienen prima samen kunnen. Daar zijn veel voorbeelden van te geven. Denk aan de huizen die Philips voor de medewerkers bouwde, de fabrieken die VDL opende waar anderen ze sloten of het eigenwijze adviesbureau Pipple, waar ik afgelopen jaar mocht werken. Jonge econometristen werken daar aan efficiëntere planningsprocessen voor allerlei for-profitbedrijven, maar helpen ook pro bono organisaties als het Rode Kruis en War Child.
Er zijn heel veel bedrijven die heel graag gehoord willen worden, juist om die maatschappelijke bijdrage, maar het lijkt erop dat Den Haag vaak alleen maar oog heeft voor de slechte voorbeelden. Die polariserende houding, alleen voor de beeldvorming, komt onze fractie de neus uit. Brainport is een succesverhaal gebaseerd op waarden als samenwerken en opkomen voor elkaar. Ik neem in de komende jaren graag wat Brabantse mentaliteit mee naar Den Haag. Samenwerking in Nederland en in Europa hebben we heel hard nodig in een wereld waarin landen hun eigen belang steeds meer vooropstellen. De voorbeelden die ik hier wil noemen zijn China en Amerika.
Ik heb in China mogen samenwerken met de eerste generatie Chinezen die de mogelijkheid heeft gehad om hoger onderwijs te volgen, al dan niet in het buitenland. Waar zij keihard werken om de samenleving voor henzelf en hun kinderen verder op te bouwen, daar trekt partijleider Xi de teugels hard aan. Waar zijn voorgangers economische vooruitgang vaak prioriteit gaven, daar lijkt dat voor Xi anders te liggen. Het negatieve effect op de wereldhandel en daarmee op het exportafhankelijke Nederland is inmiddels duidelijk zichtbaar. De belangrijkste beleidsnotitie over China is inmiddels vijf jaar oud. Is de minister het met mij eens dat een update gewenst is? Wij missen daarin ook de diversiteit binnen China, de rol van decentrale overheden, de verschillen tussen steden als Shanghai, Beijing, Wuhan en Hongkong, en de manier waarop Nederland daarop zou kunnen inspelen. Kan de minister uitleggen wat de rol is van relaties met decentrale Chinese overheden in het huidige Nederlandse beleid en de uitvoering ervan?
Aan de andere kant van de oceaan heb ik de technologische drive en prestaties van Amerika altijd wel bewonderd, maar de laatste jaren maak ik me zorgen. De Amerikaanse overheid laat zich te veel meeslepen in de angst voor het ambitieuze China. Niet veel mensen weten dit, maar sinds kort kan je als Amerikaans staatsburger persoonlijk worden aangeklaagd voor een telefoontje met een Chinese collega. Amerikaanse bedrijven verdedigen zich dan ook door logistieke ketens en communicatielijnen te verleggen en zo woedt die handelsoorlog binnen Amerika nog sterker dan erbuiten.
Daarnaast pompt de Amerikaanse overheid grote bedragen aan staatssteun richting haar eigen bedrijfsleven. Ook met het niet implementeren van de minimumwinstbelasting van 15% versterkt Amerika zijn concurrentiepositie. Europa is een stuk terughoudender en vooral ook later. De vraag is of de keuzes nog extremer worden als Trump een tweede kans krijgt. Kan de minister aangeven wat Europa kan doen om het Europese protectionisme af te remmen en een gelijk speelveld te bevorderen voor het Europese bedrijfsleven? Ziet de minister nog hoop voor de WTO gezien de opstelling van Amerika? Kunnen we samen optrekken met landen als Mexico en Canada op dit vlak? Is onze staatssteunwetgeving misschien niet te streng?
Omdat 70% van de Nederlandse export ons via het water verlaat, is het openhouden van de wereldwijde zeeroutes erg belangrijk. De Nederlandse reactie op blokkades komt soms reactief over. Is de minister het met Nieuw Sociaal Contract eens dat het tijd wordt voor vooruitkijken? Welke inzet wil Nederland in de toekomst leveren aan het garanderen van open zeevaartroutes? Zijn daar misschien investeringen voor nodig? En met welke landen kunnen we optrekken op dat punt?
Tot slot wat over de term "open strategische autonomie", inmiddels al liefelijk afgekort tot osa. De tegenstelling tussen open en autonomie lijkt in Europa tot verwarring en daarmee tot trage besluitvorming te leiden. Kan de minister schetsen in hoeverre er in Europa inmiddels consensus bestaat over de definitie?
In het non-paper dat Nederland met andere landen schreef waarderen we de oproep tot het bevorderen van duurzaamheid en het versterken van de governance, de interne markt en de kapitaalmarkten, maar de oproep voor een volledige bankenunie gaat ons een stap te ver. We moeten verder vooral vaart maken met de beschreven diversificatie van afhankelijkheden, het verbeteren van de defensiesamenwerking en het formuleren van een Europese techstrategie. Wanneer verwacht de minister dat er tijdslijnen kunnen worden gehangen aan al deze voorstellen in het non-paper?
Voorzitter. Nederland is op dit moment het vijfde exportland van de wereld. Nieuw Sociaal Contract ziet onze handelsrelaties als een van onze belangrijkste kerncompetenties. Gezien de besproken thema's denkt de minister dat het realistisch en wenselijk is om die vijfde plek te behouden. Wat moet de exportambitie zijn op de lange termijn? Waar ligt voor Nederland in de toekomst de balans tussen dingen zelf doen en handel?
Voorzitter. Het was me een genoegen om me vanaf dit spreekgestoelte even druk te mogen maken over de wereldhandel. Ik kijk uit naar de samenwerking met de mensen hier om mij heen. Laten we vooral onze blik de komende jaren niet alleen naar binnen keren, juist opdat de koffiedrinkende ouders in onze straten, buurten en pleinen kunnen blijven klagen over werk en opvoeding van de kinderen en niet over de spanning op het wereldtoneel.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel. Mooi verhaal. Gefeliciteerd met uw maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ja, het houdt maar niet op. Het houdt maar niet op: nóg een maidenspeech. Het is wel handig dat we dat combineren en dat de fractie gewoon nog steeds aanwezig is; dat is een prachtig stukje logistiek denkwerk geweest. Ik geef graag het woord aan meneer Kahraman, eveneens lid van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. Het woord is aan hem.
De heer Kahraman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Toen mijn vader mij vroeg of het echt mogelijk was dat een vluchteling Kamerlid kon worden, kon ik alleen maar glimlachen. Staande op deze plek is mijn aanwezigheid het krachtige antwoord op zijn twijfel. Dit illustreert de grootsheid van dit land. Vandaag sta ik hier met trots en dankbaarheid: trots omdat ik de eer heb om de stem van het Nederlandse volk te vertegenwoordigen in dit eerbiedwaardige parlement en dankbaar omdat ik als vluchteling mijn geboortegrond ontvluchtte en nu deze kans krijg. Mijn ouders hadden een droom van een beter leven voor ons, een leven in een land waar veiligheid, kansen en vrijheid vooropstaan. Een droom van een nieuw thuis. Deze droom werd werkelijkheid toen ik naar Nederland kwam. Dit land verwelkomde mij met open armen en bood me de ruimte om te leren, te werken en bij te dragen. Hier kreeg ik de mogelijkheid om deel te nemen, mijn stem te laten horen en zelfs mee te beslissen. Ik ben Nederland dankbaar voor alles wat het mij heeft gegeven. Ik ben dankbaar voor de steun, inspiratie en het vertrouwen dat ik heb ontvangen. Mijn droom is dat elk kind in Nederland dezelfde kansen krijgt om zijn of haar dromen waar te maken.
Voorzitter. In veel delen van de wereld hebben mensen niet dezelfde kansen als wij hier in Nederland, puur vanwege hun geboorteplaats. Laten we streven naar een wereld waarin iedereen een veilig en fatsoenlijk leven kan leven. Investeren in ontwikkelingssamenwerking is niet alleen verstandig voor Nederland, maar ook een morele plicht. Ik zeg niet voor niets investeren, want het ondersteunt niet alleen onze handel en het klimaat, maar het draagt ook bij aan het voorkomen van migratiestromen. Nederland heeft van oudsher een sterke handels- en ondernemingsgeest. Onze economie heeft flink geprofiteerd van solide internationale relaties. Het stimuleren van ontwikkeling in andere landen draagt bij aan een stabielere en rechtvaardiger wereld waarin handel floreert. Investeren in ontwikkelingssamenwerking opent deuren naar nieuwe markten, versterkt opkomende economieën en biedt kansen voor Nederlandse bedrijven. Het is een investering in onze toekomstige handelspartners. Steeds meer Nederlandse bedrijven willen hun internationale bijdrage leveren aan duurzame ontwikkelingsdoelen. Kan de minister aangeven hoe zijn ministerie die groeiende bereidheid wil ondersteunen?
Voorzitter. Nieuw Sociaal Contract wil een duidelijke verbinding leggen tussen ontwikkelingssamenwerking en migratiebeleid met als doel de onderliggende oorzaken van migratie effectief aan te pakken. Door te investeren in onderwijs, gezondheidszorg en economische ontwikkeling in kwetsbare regio's verminderen we de drang van mensen om hun land te verlaten op zoek naar een betere toekomst. Een stabiel en welvarend thuisland vormt de meest effectieve preventie tegen ongecontroleerde migratie. Laten we streven naar een wereld waarin welvaart en stabiliteit voor iedereen toegankelijk zijn, waardoor de noodzaak om elders een beter perspectief te zoeken, sterk afneemt. Laten we gezamenlijk streven naar een wereld waarin geen enkel kind gedwongen wordt zijn geboortegrond te verlaten.
De klimaatcrisis vormt een wereldwijde dreiging, waarbij de gevolgen zich manifesteren in mislukte oogsten door onvoorspelbaar weer, het verdwijnen van gemeenschappen door de stijgende zeespiegel en het ontheemd raken van mensen door extreme droogte. Deze crisis is niet slechts een milieuprobleem, maar ook een directe humanitaire kwestie. Het vereist dringende acties om levens te redden. De last van extreme weersomstandigheden en een stijgende zeespiegel rust vaak zwaar op de ontwikkelingslanden. Door middel van ontwikkelingssamenwerking kunnen we niet alleen bijdragen aan het verlichten van hun lijden maar ook aan het bevorderen van veerkracht en duurzame oplossingen. Het is cruciaal dat we gezamenlijk handelen om de impact van de klimaatcrisis te verminderen en de meest kwetsbare gemeenschappen te beschermen tegen de destructieve gevolgen ervan.
Voorzitter. Vorig jaar was er opnieuw een toename van het aantal mensen dat afhankelijk is van humanitaire hulp, mede veroorzaakt door gebeurtenissen zoals de aardbeving in Turkije en Syrië en de conflicten in Gaza, Ethiopië, Sudan en Oekraïne. Volgens schattingen van de Verenigde Naties zal het aantal mensen dat humanitaire hulp nodig heeft, stijgen tot 339 miljoen. Dat komt neer op 1 op de 23 mensen wereldwijd.
Voorzitter. Ik wil ook stilstaan bij de schrijnende situatie van de Armenen uit Nagorno-Karabach. In dit gebied wonen zo'n 120.000 etnische Armeniërs. Ruim 100.000 van hen zijn volgens de Armeense regering naar Armenië gevlucht sinds Azerbeidzjan de controle over de regio overnam. Kan de minister aangeven welke humanitaire hulp aan deze vluchtelingen vanuit Nederland en Europa wordt gegeven?
Voorzitter. Ter afsluiting wil ik de minister het volgende in overweging geven. In onze inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking moeten we alert blijven op het respecteren van lokale culturen en autonomie. Het is van groot belang dat we niet overhaast onze waarden opleggen. Hoewel fundamentele mensenrechten universeel moeten worden geëerbiedigd, dienen we te erkennen dat er diverse wegen naar ontwikkeling leiden. Laten we een evenwicht vinden waarin we onze doelen nastreven, zonder de rijke diversiteit van lokale gemeenschappen uit het oog te verliezen.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Mooi verhaal. Gefeliciteerd. Ik schors enkele ogenblikken voor felicitaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Tot zover de festiviteiten. We gaan luisteren naar de heer Boswijk van de fractie van het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Allereerst wil ik al mijn collega's die hun maidenspeech hebben gehouden van harte feliciteren. Dit is misschien wel het mooiste onderwerp waarover je het kan hebben. Ontwikkelingssamenwerking is niet een of andere linkse hobby van mensen met geitenwollen sokken in sandalen en afritsbroeken, maar mits goed ingezet dient het uiteindelijk ook ons eigen geopolitieke belang. We zien telkens meer een misleidende tendens ontstaan dat geld en energie ingezet in het buitenland een vorm van verspilling zijn en dat we dat allemaal in Nederland moeten besteden aan onze Nederlanders. Dat klinkt natuurlijk lekker, maar de wereld zit complexer in mekaar.
De geschiedenis bewijst dat kleine schokken elders voor grote gevolgen dichtbij kunnen zorgen. Daarom moeten we niet alleen uit medemenselijkheid, maar ook uit eigenbelang ontwikkelingshulp serieus nemen, om die kleine schokken elders te dempen. Als CDA maken we ons dan ook zorgen over de geruchten dat hierop mogelijk hard wordt bezuinigd door het nieuwe kabinet. Hoe kijkt de minister naar de plannen van onder andere zijn eigen partij om ontwikkelingshulp maar helemaal te plunderen? En dat terwijl de wereld misschien nog nooit zo instabiel is geweest en ontwikkelingshulp nog nooit zo nodig is geweest. Denk hierbij aan de Sahelregio, waar we een treinramp in slow motion zien, of aan Afghanistan, waar de noodklok voor de winter wordt geluid. Terwijl dit alles gaande is, wordt deze begroting steeds verder opgegeten door de asieltegenvaller. Het CDA heeft daarom ook eerder het amendement van collega Grinwis van de ChristenUnie gesteund om via een daadwerkelijke kasschuif 50 miljoen toe te voegen aan verdeelartikel 5.4. Daarover vraagt het CDA zich af hoe dit geld is neergezet in de laatste maanden van 2023 en hoe dit heeft kunnen bijdragen aan het drukken van de gevolgen van de hoge asielkosten. Het kan namelijk niet zo zijn dat de asielkosten ervoor gaan zorgen dat de hele begroting wordt uitgekleed. Daarom pleiten we al langer voor een plafond op de asielkosten die aan de begroting toegerekend mogen worden. Hoe kijkt de minister daarnaar?
Dat brengt mij bij het volgende punt. Op dit moment staat de begroting er zo voor dat er in 2026 €0 naar het maatschappelijk middenveld gaat. Dit lijkt het CDA hoogst onverstandig. Als je impact wil maken in een land, kan je dat vaak het beste doen via lokale organisaties die de projecten daar draaien en die de samenleving daar ondersteunen. Daarom vraagt het CDA zich af hoe de minister hiernaar kijkt en wat de mogelijkheden zijn om het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden ook in de toekomst te blijven financieren.
Voorzitter. Door alle nieuwsberichten over Oekraïne en Gaza zou je bijna vergeten dat er veel andere landen en regio's zijn die ook behoefte hebben aan hulp. Denk aan de vergeten conflicten van Syrië, Jemen en Congo, waar veel mensen ontheemd zijn door oorlog en conflict. Ook mensen in deze regio's moeten we noodhulp en structurele ontwikkelingshulp blijven bieden. Daarom vraag ik de minister hoe deze conflicten in het oog worden gehouden en hoe we ervoor zorgen dat we die niet vergeten. Natuurlijk zullen we keuzes moeten maken en kunnen we in deze gebroken wereld helaas niet alles doen.
Daarom wil ik speciale aandacht vragen voor de positie van vrouwen. Ik had een tijd geleden een kennismaking met een genderexpert. Ik dacht: wat is dat nou weer voor een door woke gecreëerde linkse baan? Maar ik ben wel overtuigd geraakt van de speciale aandacht voor vrouwen. Vrouwen vormen vaak meer dan de helft van de bevolking. We zien bijvoorbeeld dat als vrouwen betrokken zijn bij vredesonderhandelingen, de vrede vaak veel duurzamer is dan wanneer de vredesonderhandelingen alleen door mannen worden bemand.
Ik wil ook apart aandacht vragen voor de hongerstaking in Iran. 61 vrouwen zijn die aangegaan omdat er de afgelopen tijd meer dan 90 jonge mensen in Iran zijn vermoord. Er zitten vanavond ook mensen uit Iran op de tribune. Dank voor jullie inzet, want het zijn niet alleen wij als politici of ambtenaren, maar uiteindelijk ook de mensen in het veld die het verschil maken. Graag een reactie van de minister op de vraag hoe wij met ontwikkelingssamenwerking invloed kunnen hebben op de situatie in Iran.
Verder zou ik graag willen weten van de minister op welke manier de bezuiniging op deze begroting de middelen voor vrouwenorganisaties raakt en of het integraal beleid, waar al eerder vragen over zijn gesteld, niet wordt ondermijnd. Dat terwijl we weten dat het juist zo effectief is.
Naast focus hebben we nog meer dilemma's. Zo kiezen we ervoor, net als bijna alle landen, om de taliban niet te erkennen. Dat is begrijpelijk. Het gevolg is alleen, zo blijkt uit contact met verschillende organisaties, dat het verlenen van hulp aan de Afghaanse bevolking daardoor wel een stuk moeilijker wordt. Je kunt je afvragen in hoeverre het ethisch is om kwetsbare mensen aan hun lot over te laten omdat wij het niet eens zijn met hun regering. Kwetsbaren, die nu al lijden onder het bewind van de taliban en die in nood zijn voor voedsel en überhaupt om de winter door te komen, worden misschien nu wel dubbel gestraft. Mijn vraag aan de minister is: welke mogelijkheden zijn er nog meer om, om de taliban heen, uiteindelijk wel de bevolking te kunnen bereiken en hun leven te kunnen verbeteren?
Voorzitter. Een ander dilemma, is het dilemma in de Sahel-regio. Collega Kahraman besloot zijn maidenspeech daarmee. Dat is precies het dilemma waar ik mee worstel. We zijn natuurlijk allemaal groot voorstander van de universele rechten van de mens. Maar we moeten wel accepteren en ons realiseren dat de snelheid van de wereld en de snelheid van verschillende gebieden anders zijn dan onze snelheid. We zien dat de morele verhevenheid waar wij met de beste intenties mee komen, soms wel het gevolg heeft dat wij eruit worden geschopt en dat we worden ingeruild voor andere landen, met geen of totaal andere normen. Denk bijvoorbeeld aan de Wagner Group. En dan rennen we met z'n allen terug. Het is een dilemma; dat onderken ik. Ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt.
Voorzitter. Ten slotte kom ik op UNRWA; er zijn al een aantal vragen over gesteld. Ik ben vooral benieuwd naar het volgende. Hoe gaan we er terwijl het onderzoek loopt toch voor zorgen dat de hulp aan de Gazaanse bevolking wel stand kan blijven houden?
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover, denk ik?
De heer Boswijk (CDA):
Dat was 'm, ja.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik dank de heer Boswijk voor zijn mooie betoog. Hij zoomde net in op het aspect vrouwen. Dat vind ik ook een belangrijk punt. Buitenlandse Zaken noemt het zelfs het feministisch buitenlandbeleid, waarbij extra aandacht wordt besteed aan vrouwen en lhbti-minderheden. Hij noemde het ook een dilemma. Daar zit ik zelf ook mee te worstelen; daar zal ik straks iets over zeggen. Als wij ontwikkelingsgeld gaan verdelen met elkaar, dan bekruipt mij soms het gevoel dat wij cherrypicken als we bepalen waar het geld naartoe gaat. Ik ben zelf lid geweest van de raad van toezicht bij Tearfund. Ik ben in Zimbabwe geweest en heb geweldige projecten gezien, ook met vrouwen die zelfredzaam zijn. Maar we doen het bijvoorbeeld niet voor mensen met een beperking, man of vrouw. Er lijkt ook geen specifiek beleid te zijn voor religieuze minderheden, of in ieder geval minder. Mijn vraag is eigenlijk de volgende. Als wij aan ontwikkelingssamenwerking doen, moeten wij dat dan specifiek oormerken aan de hand van het kabinet dat er zit of de meerderheden die in de Kamer zitten, of moeten we dat toch op een andere manier doen? Misschien kan dat in samenwerking met lokale organisaties. Ik ben even benieuwd hoe de heer Boswijk naar dit dilemma kijkt.
De heer Boswijk (CDA):
Het is fijn dat de heer Ceder mij de mogelijkheid geeft om het even te hebben over het opiniestuk van onder andere oud-collega Gert-Jan Segers, die aandacht vraagt voor mensen met een beperking. Ik ben benieuwd of de minister dat stuk heeft gelezen. Ik ben ook benieuwd naar zijn reactie daarop. Tegelijkertijd kan ik me wel voorstellen dat je, omdat het om delen in schaarste gaat, toch gaat kijken hoe je een zo groot mogelijk deel van die samenleving kan raken. Ik kan me voorstellen dat een aanpak voor de groep vrouwen — ik zei het al; dat is over het algemeen iets meer dan de helft van de bevolking — een efficiëntere aanpak is dan een aanpak waarbij we heel erg gaan micromanagen. Ik bedoel niet dat de mensen die een bepaald label hebben minder zijn, maar soms moet je zoveel geld besteden om die mensen te bereiken en is het effect kleiner. Dan moet je een afweging maken en dan gaan we toch voor de grotere groep.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Segers heeft daar inderdaad een mooi stuk over geschreven. Het volgende puzzelt mij toch. De heer Boswijk zegt dat het geld naar de kwetsbaren moet, maar niet naar de meest kwetsbaren, want dat zou misschien ook onevenredig veel geld kosten. Dat kan een afweging zijn, maar juist bijvoorbeeld mensen met een beperking zijn mensen die niet weg kunnen. Ik noem de situatie in Oekraïne. Mannen, maar vooral vrouwen — mannen moeten blijven — die mobiel zijn, kunnen hier komen. Dat zijn kwetsbare vluchtelingen. Daar moeten we hier voor zorgen. Maar de meest kwetsbaren zijn natuurlijk de mensen die daar nog zijn en niet weg kunnen vanwege een beperking, op welke wijze dan ook. Ik vraag mij af of het inderdaad zo is dat het CDA zo naar ontwikkelingssamenwerking kijkt dat, als wij afwegingen maken, het niet per se om de meest kwetsbare mensen gaat, maar om hoe we de meeste waarde voor de euro kunnen krijgen. Ik probeer het even samen te vatten. Ik ben hier even benieuwd naar, ook omdat wij hiermee worstelen en ik daar straks ook wat vragen over zal stellen.
De heer Boswijk (CDA):
Ik kan het inderdaad niet helemaal beoordelen, omdat ik niet weet hoeveel geld en hoeveel effect je nodig hebt als je bijvoorbeeld mensen met een beperking zou willen bereiken. Het is inderdaad wel ongemakkelijk dat je naar een soort efficiëntie gaat kijken, namelijk dat we met het geld natuurlijk het hoogste rendement willen halen. Ik denk dat we allemaal kunnen concluderen dat de groep vrouwen vaak al wel de zwakste groep is. De vluchtelingen zijn toch vaak de jonge mannen die Europa weten te bereiken en niet de vrouwen met de kinderen. Ik denk dus dat je dan met feministisch buitenlandbeleid al een hele grote groep bereikt. Maar bereik je daarmee de aller-, allerkwetsbaarste mensen, zoals bijvoorbeeld mensen met een beperking, welke beperking dan ook? Misschien niet, en dat is heel ongemakkelijk. Maar ik denk dat het heel moeilijk wordt om verder te finetunen, omdat het nu al moeilijk is om alle vrouwen te bereiken.
De heer Tuinman (BBB):
Ik heb een vraag voor de heer Boswijk. Ik herken het verhaal dat u vertelt: dat er verschillende kanten aan een perspectief zitten. Ik waardeer ook dat u regelmatig op fact-finding missions gaat, omdat de waarheid en de werkelijkheid vaak diverser zijn. Ook is niets wat het in eerste instantie lijkt. De vraag die ik heb, is de volgende. We zitten hier nu heel veilig in de plenaire zaal. We kijken naar begrotingen. Het is, wat dat betreft, allemaal een papieren werkelijkheid. In hoeverre zijn ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, de programma's en de ideeën die we hebben een projectie op de mensen die bijvoorbeeld in Afrika wonen — we hebben een mooie Afrikastrategie liggen — in plaats van dat we daadwerkelijk luisteren en proberen ons in te leven in de positie van anderen en eigenlijk de vraag beantwoorden wat zíj nodig hebben? Daarna is de vraag wat wij daarvoor kunnen doen en waar wij als Nederland uiteindelijk goed in zijn. Laten we dat doen in plaats van het om te draaien en te zeggen: hier zijn we heel goed in en dit vinden we heel erg belangrijk; gij zult dus ons programma volgen.
De heer Boswijk (CDA):
Ik zie in die Afrikastrategie wel een verandering qua cultuur. We hebben natuurlijk de afgelopen 20 of 30 jaar heel vaak gedacht: wij hebben het hier in het Westen allemaal uitgevonden en zo gaan we het doen. We hebben er inmiddels zoveel voorbeelden van dat dat dus niet is aangeslagen, omdat we onvoldoende de cultuur begrijpen, of noem alles maar op. Ik zie in de Afrikastrategie wel een verandering, in die zin dat we zeggen: we gaan vanuit die lokale context kijken wat daarvoor nodig is en wat ze van ons vragen. Je draait het wel meer om. Tegelijkertijd houdt dat wel in — ik kom dan weer op het punt dat de heer Kahraman eigenlijk net maakte — dat we ook moeten gaan accepteren dat als wij echt menen wat in de Afrikastrategie staat, namelijk vanuit die context werken, we soms weleens in andere snelheden moeten gaan werken. Dat speelt bijvoorbeeld als het gaat over de lhbti-gemeenschap, wat natuurlijk ontzettend belangrijk is; het is ook voor het CDA een belangrijk punt. Maar we moeten wel rekening houden met een samenleving die daar soms in een andere snelheid opereert dan wij doen. Daar moeten we ook zelf aan gaan wennen.
De heer Tuinman (BBB):
Nou ja, dat is een antwoord naar mijn hart. Dan hebben we het eigenlijk over lokaal eigenaarschap. De vraag die er eigenlijk onder ligt, is: hoe zien, met de nieuwe visie op het gebied van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, de heer Boswijk en het CDA dan daadwerkelijk het lokale eigenaarschap op al die plekken in de wereld die u allemaal heeft opgenoemd? Ik kan dat niet beter doen dan u. Hoe ziet dat lokale eigenaarschap eruit en wat betekent dat dan voor de koers die we hier in Nederland op dat vlak moeten varen?
De heer Boswijk (CDA):
Daarom houd ik dus mijn pleidooi voor het maatschappelijk middenveld. Ik vind het belangrijk dat je zo veel mogelijk direct bij dat maatschappelijk middenveld terechtkomt en dus eigenlijk om die overheden heen kunt. Natuurlijk zitten die overheden er en moet je die accepteren. Maar ik denk dat het het meest efficiënt is als je om die overheden heen werkt en je direct het maatschappelijk middenveld weet te bereiken: de vrouwenrechtenorganisaties, de kerkgemeenschappen, de islamitische organisaties, welk geloof er ook is op die plek. Je onderzoekt eerst wat die mensen van ons nodig hebben en van ons willen. Ik denk dat als je dat doet, dat al een grote verandering is.
Het tweede ding is volgens mij dat we veel integraler naar ons buitenlandbeleid moeten kijken. Toen ik woordvoerder Landbouw was, zag ik bijvoorbeeld dat we heel druk bezig zijn met handelsakkoorden. Dan kijken we vooral welke euro's we eraan overhouden. Vervolgens duwen de ook door collega Hirsch negatieve effecten, zoals soja, schroot en al die dingen, ons aan de andere kant weer in de rode cijfers. Je zal dat dus veel integraler moeten gaan bekijken, dus veel meer met boots on the ground — dat is volgens mij uw slogan — en veel integraler.
De voorzitter:
Prima. We gaan luisteren naar de volgende spreker. Dat is de heer Tuinman van de fractie van BBB.
De heer Tuinman (BBB):
Voorzitter. Nederland is het land van de koopman en de dominee, van handeldrijven op een moreel fundament, maar de afgelopen jaren maakt de groene dominee met zijn diversiteitsstarheid en klimaatdogma's het de koopman niet makkelijk. Elke euro die we weggeven, moet ook eerst ergens verdiend worden. In de geopolitieke realiteit van vandaag kan dat niet meer. Het geld dat we hier uitgeven, wordt voor meer dan 30% verdiend door onze Nederlandse zakenlui in het buitenland. Nederlandse ondernemers die de grens overgaan, worden echter geconfronteerd met bureaucratie, opeenstapeling van regeltjes, onuitvoerbare klimaatopgaves en een haast religieuze ketenverantwoordelijkheid. De BBB wil buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking veel beter met elkaar integreren. Dat betekent: hulp verlenen, investeren, opbouwen en ook handeldrijven.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Tuinman zeggen dat het Nederlands bedrijfsleven het hard voor de kiezen krijgt, maar hoe ziet de heer Tuinman deze uitspraak in verhouding tot de bevindingen van bijvoorbeeld het World Economic Forum, dat zegt dat Nederland de meest concurrerende economie van Europa is?
De heer Tuinman (BBB):
Jazeker, dat onderschrijf ik ook en dat moeten we juist uitbuiten, mevrouw Hirsch, via de voorzitter.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik dacht even dat ik voorzitter was geworden. U zegt dat we dat moeten uitbuiten. Ik probeer even mijn vinger erachter te krijgen wat de heer Tuinman precies bedoelt als hij zegt dat al die regels zo ontzettend dwarszitten. Tegelijkertijd zegt een toch redelijk conservatief instituut dat Nederlandse bedrijven het helemaal niet zo moeilijk hebben. Integendeel. Onze bedrijven worden enorm goed verzorgd door de Nederlandse overheid, omdat wij de meest concurrerende economie van Europa zijn. Ik probeer erachter te komen wat de heer Tuinman nu precies zegt.
De heer Tuinman (BBB):
Zeker. Voorzitter, ik ben op de derde alinea van mijn betoog. Mag ik mijn betoog afmaken, verzoek ik u, en dan denk ik dat ik uw vraag beantwoord.
De voorzitter:
Ja, u continueert.
De heer Tuinman (BBB):
Hulpverlenen, investeren, opbouwen en handeldrijven, daarmee versterken we de zelfredzaamheid van die lokale gemeenschappen. Het creëert voor ons de heilige graal: lokaal eigenaarschap. Lokaal eigenaarschap wordt echter in de weg gezeten door de mentaliteit van die groene dominee. Neem bijvoorbeeld het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar zijn we zeker niet tegen, maar ik kom daar wel op terug. Door Nederlandse bedrijven bij wet te willen verplichten verantwoordelijkheid te nemen voor de hele productieketen, van katoenplant tot kledingstuk bij de Fashiontiger en de winkel om de hoek, maken we het ons vestigingsklimaat wel wat lastig.
Het is mij dan ook niet altijd een raadsel waarom topbedrijven hier in Nederland dreigen met vertrek. Enkele daarvan hebben we vanmiddag in het mondelinge vragenuurtje ook behandeld: Boskalis en ASML. Deze regeltjesdrang is ook funest voor de lokale gemeenschappen in derdewereldlanden die broodafhankelijk zijn van deze productiebanen. Bedrijven die geloven in de maatschappelijke verantwoordelijkheid hier in Nederland en graag willen investeren in die ontwikkelingslanden, krabben zich wel drie keer achter de oren als ze de jungle aan richtlijnen en rapportageplichten zien die op hen afkomen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Opnieuw de vraag aan de heer Tuinman over het Nederlandse vestigingsklimaat. De WRR heeft hier uitgebreid onderzoek naar gedaan, onder andere naar aanleiding van de discussie die ontstond rondom de mvo-wetgeving. Die kwam tot de conclusie dat die wetgeving in generlei mate of zeer beperkt invloed had op de manier waarop bedrijven naar het vestigingsklimaat in Nederland kijken. Er zijn de afgelopen jaren ook veel meer bedrijven naar Nederland toe gekomen. Dat komt onder andere doordat wij goed onderwijs hebben, een veilig land zijn, met een goede infrastructuur et cetera, en omdat we een aantal hele gunstige internationale afspraken hebben. Ik zou dus graag van de heer Tuinman horen waar zijn bewering over dat vestigingsklimaat op stoelt.
De heer Tuinman (BBB):
Zeker. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Hirsch dat we er wat dat betreft goed voorstaan, maar het gaat niet over nu, het gaat over hoe de toekomst eruit gaat zien. Dit is een mooie portfolio. Ik heb de laatste tijd veel gesproken met CNV, Fenedex en heel veel andere bedrijven. Zij zeggen eigenlijk dat het op dit moment wel te doen is, maar dat wat op ze afkomt betekent dat ze moeten gaan graven tot in Brazilië toe. Ze moeten allerlei informatie gaan ophalen in die regio's en dat leidt tot allerlei kosten en soms ook wel belangenverstrengeling. Waar het ook toe leidt, is dat bedrijven gaan afhaken, mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik heb veel bedrijven gesproken in mijn verleden. We werken al vijftien jaar aan het krijgen van betere afspraken over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De kern van de wet is niet dat bedrijven graven in hun keten, de kern is dat zij hun verantwoordelijkheid nemen waar zij die kunnen nemen. Ik vraag mij echt af of de heer Tuinman zijn uitspraken, behalve op gesprekken met belangenorganisaties, stoelt op andere feiten die ik wellicht nog niet ken.
De heer Tuinman (BBB):
Zeker. Ik ben niet bij alle gesprekken geweest die zijn gevoerd met allerlei bedrijven en belangenverenigingen. Nou ja, CNV is geen belangenvereniging, maar die gaat over onze cao's en dat soort zaken meer.
Een mooi voorbeeld is Indonesië en de ontbossingswetgeving. Indonesië heeft hartstikke goede regelgeving op hun eigen ontbossing. Die past in hun lokale structuur, in Indonesië zelf. En dan denken wij vanuit de westerse wereld een heel regelnetwerk aan Indonesië op te leggen. En dan gaan wij ervan uit dat zij op basis van onze interpretatie de regenwouden, maar ook de mangroves moeten beschermen. Ik en wij zeggen dus: luister nou naar wat belangrijk is en naar wat de mensen daarzo uiteindelijk willen en kunnen. Er ligt al best veel materiaal klaar. Wij vinden dat je goed moet luisteren naar wat de mensen in die regio's kunnen. En dan kunnen wij kijken wat wij daaraan kunnen toevoegen.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Tuinman (BBB):
De consequentie is dat we uiteindelijk minder mensen kunnen bereiken en helpen op de weg naar een leefbaarder en menswaardiger bestaan.
Dan nog weer even terug naar de begroting. Nederland spreidt momenteel z'n kansen veel te veel. Ontwikkelingssamenwerking moet doelgerichter worden. We moeten kritischer gaan evalueren waar ontwikkelingsfondsen naartoe gaan en hoe we deze effectiever kunnen gebruiken: meer doen wat goed gaat en afbouwen wat niet goed gaat. Het moet daarom maar eens klaar zijn met de tientallen kruiwagens ontwikkelingsgeld die jaarlijks in een eenrichtingsritueel overhandigd worden aan buitenlandse overheden en ngo's. Dat klinkt heel hard, dus ik zal dat nu nuanceren. Ontwikkelingslanden zélf zeggen namelijk: wij willen geen eenzijdige relatie op basis van kruiwagengeld, maar wij willen een gelijkwaardige relatie gebaseerd op samenwerking, met oog voor de lokale praktijk, met de inzet van kennis en competenties en met handel met ons. Mijn fractie is meer dan tevreden met het werk van de staatsdeelneming Invest International, die 833 miljoen investeringsbudget beschikbaar stelt voor Nederlandse bedrijven om te ondernemen samen met mensen in die ontwikkelingslanden. Het is alleen zonde dat het werkkapitaal nu al is uitgeput. Is de minister het met me eens dat het succes van Invest International opvolging moet krijgen? Zo ja, hoe dan?
Ontwikkelingssamenwerking dient Nederlandse belangen. Centraal daarin staan bij ons migratiereductie, internationale veiligheid waarborgen, bilaterale relatie versterken en zeldzame grondstoffen veiligstellen. Deze nieuwe strategie is ook rap nodig, want de bevolking in bijvoorbeeld Afrika zal in 2050 zijn verdubbeld. Op de huidige weg brengt dat veel risico's met zich mee voor Nederland. Zeker sinds het vertrek van de Nederlandse en Franse militairen uit delen van Afrika, waarvoor sommigen hier stonden te juichen, hebben we veel voelsprieten op het continent verloren. Waar China de economische behoefte invult van Afrika, hebben Rusland en Wagner de militaire aanwezigheid ingevuld, en het ideologische vacuüm wordt door jihadisme opgevuld. Dames en heren, dat is een kruitvat op zoek naar een vlam. Laten we daar als Nederland niet naïef in zijn. Hoe kijkt de minister dus aan tegen de inzet van buitenlandse-handel-en-ontwikkelingssamenwerkingsinstrumenten om de geostrategische afhankelijkheden en de uitdagingen van Nederland en Europa te verminderen? Welke stappen denkt hij daarin te kunnen ondernemen?
Tot slot, UNRWA. Jarenlange steun aan Hamas. Geloofwaardigheid en vertrouwen komen te voet, maar gaan te paard. Wat ons betreft is UNRWA dus af. Het is nu aan de creatieve, ondernemende koopman-en-domineekracht van Nederland om een nieuwe weg te vinden naar humanitaire noodhulp voor Gaza. Is de minister bereid om buiten de box te denken en nieuwe routes, methoden en werkwijzen te zoeken? Want ik zeg het nogmaals: degene die hulp nodig heeft, moet dat van de BBB altijd en altijd krijgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie, maar er is eerst nog een vraag van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Kan de heer Tuinman iets vertellen, ook vanuit zijn eigen ervaring als militair, over het belang van ontwikkelingssamenwerking om klimaatverandering tegen te gaan en om conflicten te voorkomen?
De heer Tuinman (BBB):
Klimaatverandering is, zeker als we kijken naar Afrika, echt wel een groot ding. Je ziet daar dat verzanding en verwoestijning een groot probleem zijn. We moeten het bedrijfsleven dus opwerken, zodat men daar daadwerkelijk mee aan de slag kan.
U stelde de vraag wat mijn persoonlijke ervaringen als militair zijn op allerlei verschillende plekken, die niet altijd al te prettig zijn om te zijn. Dat ben ik helemaal met u eens. Maar ik wil u het volgende verhaal vertellen. Ik ben vijf keer in Afghanistan geweest, vijf keer een halfjaar. Ik besefte me pas bij de derde of vierde uitzending dat ik de eerste twee uitzendingen niet geluisterd heb en eigenlijk zelf heb ingevuld wat anderen nodig hadden in plaats van de vraag te stellen wat zij nodig hadden. Ik heb hier in 2022 ook een vrijheidslezing over gegeven op 5 mei. Die heette: wat is het gevoel van vrijheid? Daar kom ik dan op terug: "Het gevoel van vrijheid is: elke dag wakker worden met een glimlach op je gezicht." Wat geeft mensen een glimlach op hun gezicht? Dat kun je alleen uitvinden als je bereid bent — ik denk dat u dat ook bedoelt — om je in te leven in de situatie van mensen en je af te vragen wat zij nodig hebben en wat wij kunnen doen om die noden te verlichten.
Dank u wel voor uw vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel voor uw vlammende betoog. Ik ken de BoerBurgerBeweging als een partij die opkomt voor boeren en burgers.
De heer Tuinman (BBB):
En beschermers.
De heer Ceder (ChristenUnie):
En heel veel andere mensen. Maar ik wil even vragen hoe u aankijkt tegen handelsverdragen, met name die met Mercosur. De ChristenUnie is tegen en is dat altijd al geweest, met name omdat onze landbouwsector eraan kapot zou gaan als het doorgaat. U bent aan het formeren en komt waarschijnlijk in het kabinet. Ik ben benieuwd of BBB ook nog steeds van mening is dat het slecht is en of zij van plan is om het te blokkeren.
De heer Tuinman (BBB):
Dank u wel voor deze vraag. Wij zijn kritisch op alle handelsverdragen. Wij geloven erin dat je een, in het Nederlands gezegd, "gelijk speelveld" met elkaar moet creëren. Als hier in Nederland gewassen niet met bepaalde bestrijdingsmiddelen bespoten mogen zijn, mogen diezelfde gewassen uit Brazilië, Indië of waarvandaan ter wereld ook die wél bespoten zijn, hier ook geen plek krijgen. Wij maken ons dus wel degelijk zorgen. Wij zijn nu bezig om ons in Mercosur te verdiepen. Misschien bent u wat beter op de hoogte van alle nitty-gritty details, maar ik zit me nog door die 400 pagina's heen te worstelen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank. Fijn dat u aangeeft dat u zich daar doorheen worstelt. Kunt u zeggen dat het een slecht plan is? Volgens mij wist BBB dat al voordat u in de Kamer kwam.
De voorzitter:
U bedoelt: voordat de heer Tuinman in de Kamer kwam.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voordat de heer Tuinman in de Kamer kwam. Sorry, voorzitter. Er was toen een meerderheid voor de motie van … Volgens mij was het een motie van mevrouw Teunissen, zeg ik uit mijn hoofd. BBB heeft hier dus al een keer een uitspraak over gedaan. Ik hoop echt dat BBB daarin niet wijkt — dat is ook mijn oproep aan BBB — nu ze aan de macht dreigt te komen. Ik hoop dat ze voet bij stuk houdt. Ik denk dat dat belangrijk is. U heeft gelijk over het gelijke speelveld en ik denk dat wat wij hier besluiten, belangrijk is. Als blijkt dat het akkoord door meer landen bepalingen bevat waarvan wij denken "dat moeten we niet doen", hoop ik dat BBB de rug recht houdt.
De heer Tuinman (BBB):
Ik kan de heer Ceder toezeggen dat als er zaken in zitten die niet goed zijn, voor ons of voor anderen, we daartegen zullen zijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil de heer Tuinman even helpen. Er is in 2023 inderdaad een motie van de Partij voor de Dieren aangenomen en BBB heeft toen voorgestemd. In die motie staat dat Nederland in ieder geval het Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen, zal blokkeren. Ik hoop dus van harte dat de heer Tuinman ook in het vervolg tegen een Mercosur-verdrag met landbouw erin zal zijn.
De heer Tuinman (BBB):
Wat kan ik doen als ik zo veel hulp krijg? Dan kan ik geen nee meer zeggen. Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dat is hartstikke goed om te weten. Ik krijg altijd de opmerking dat ik alle informatie die binnenkomt, meteen opsla. Ik kan heel veel pagina's tegelijk lezen, maar dit is een goeie. Ik denk dat we die lijn wel degelijk voort kunnen zetten. Ik wil er trouwens bij zeggen dat wij blij zijn met president Macron, die Mercosur een halfjaartje geleden de grond in heeft geboord. Dat ging over het gelijke speelveld. Ik denk dat we elkaar op dat punt wel kunnen vinden.
De voorzitter:
De heer Ceder van de ChristenUnie is de volgende spreker. U mag gaan zitten als u wilt, meneer Tuinman. Twee mensen achter het spreekgestoelte is wat veel.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie is bewogen door het lijden van mensen in nood, wereldwijd, en die nood ís hoog en het lijden ís groot. Dat vergeten we hier soms. Het afgelopen jaar waren ruim 36 miljoen mensen op de vlucht. Zo'n 30% van de wereldbevolking moet weleens een maaltijd overslaan. Van die groep lijdt het duizelingwekkende aantal van 750 miljoen mensen aan extreme armoede. Dat betekent dat mensen structureel onvoldoende te eten hebben. Er gaan dus letterlijk heel veel volwassenen en kinderen dood van de honger. Nu geloof ik niet dat wij het paradijs op aarde vanuit hier kunnen vestigen. Ik ben niet naïef: oorlog en armoede uitbannen zal nooit helemaal lukken. Maar als je de situatie in Nederland vergelijkt met de buitengewoon hachelijke situatie van heel veel mensen op deze wereld, kun je wat mij betreft niet anders dan stellen dat we een morele plicht hebben om onze naasten in nood te helpen. Daarnaast is het ook verstandig. Als een van de meest welvarende landen is het belangrijk dat wij geven, zodat we ook internationaal kunnen meepraten, aan tafel kunnen zitten en kunnen beslissen hoe verder te gaan. Er zit ook een geopolitiek belang in. Daarom is het ook uitermate onverstandig dat partijen zeggen dat het allemaal wel een onsje minder kan, juist geredeneerd vanuit: de zaak is het eigenbelang.
Voorzitter. Het is belangrijk om naar draagkracht bij te dragen aan het verlichten van het lijden in deze wereld, door hulp te geven op de plekken waar dat een verschil maakt en door gemeenschappen te versterken. Daarom hecht de ChristenUnie veel belang aan het budget voor ontwikkelingssamenwerking, of het nu gaat om noodhulp, het helpen van kwetsbare regio's, het zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, droogte en natuurgeweld, hulp bij economische ontwikkeling van de armste landen of ondersteuning van landen bij de massale opvang van vluchtelingen in de regio. We vergeten het hier soms, maar 85% van alle vluchtelingen op aarde wordt al in de eigen regio opgevangen.
Gezien de noden en het lijden van mensen wereldwijd zegt mijn partij, anders dan een deel van de partijen die nu aan het formeren zijn: we zouden eigenlijk niet minder, maar meer moeten doen. Net zoals Nederland vindt dat wettelijk moet worden vastgelegd dat de defensie-uitgaven naar 2% gaan, de NAVO-norm, zou het wat ons betreft een goede zaak zijn om ook bij ontwikkelingssamenwerking, waarover elke formatie weer aan het schommelen is en dat wisselgeld lijkt te zijn, te voldoen aan de internationale norm van 0,7% en dit wettelijk vast te leggen.
Voorzitter. Bij de hulp en samenwerking wereldwijd verwachten we het heil niet in de eerste plaats van allerlei grote overheidsinitiatieven of VN-programma's. Ik denk dat het veel verstandiger is om te kijken naar kleinere, lokale organisaties of initiatieven die geworteld zijn in gemeenschappen ter plaatse. Daar snapt men vaak veel beter wat de echte noden zijn en hoe ze het naar mensen kunnen brengen, dus hoe ze de noden kunnen ledigen, juist als het gaat om noodhulp. Maar van het geld dat door Nederland aan noodhulp wordt besteed, gaat verreweg het grootste deel naar allerlei grote VN-organisaties. Een kleiner deel van het budget gaat naar de Nederlandse hulporganisaties die noodhulp bieden, bijvoorbeeld de organisaties die zijn verenigd in de Dutch Relief Alliance, de DRA. Deze Nederlandse organisaties werken heel intensief samen. Het zijn partners, die echt geworteld zijn in lokale gemeenschappen.
Van het Nederlandse OS-budget gaat echter vrijwel geen geld direct naar deze lokale, community-based hulporganisaties. Dat geldt ook voor de VN-initiatieven. Ook de IOB, die de beleidsinzet door het ministerie evalueert, concludeert dat de VN het niet goed doet op het gebied van lokalisatie. De IOB adviseerde het kabinet daarom ook om te investeren in meerjarige, flexibele en ongeoormerkte financiering van lokale organisaties, zodat zij in crisissituaties zelf snel kunnen bepalen welke hulp waarnaartoe moet gaan. Waarom moeten wij dat vanuit hier bepalen? Mijn vraag aan de minister is of hij ook de waarde ziet van die kleinere, lokaal gewortelde organisaties. Zo ja, waarom financiert Nederland die dan niet direct? Is hij bereid om opvolging te geven aan het advies van zijn eigen directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie om meer middelen direct te geven aan lokale organisaties of faith-based organisaties, waarvan we zien dat ze ook heel effectief kunnen zijn, dus organisaties die geworteld zijn in gemeenschappen ter plaatse? Als de minister dat niet wil, is hij dan bereid om meer bij te dragen aan het collectief van Nederlandse hulporganisaties, in plaats van naar rato meer bij te dragen aan de grote VN-projecten? De DRA werkt immers structureel samen met lokale partners, waar afgelopen jaar 35% van het budget naartoe ging.
Voorzitter. Ik heb net een interruptiedebat gehad met de heer Boswijk, waarin het ook ging over de spagaat van waar ons geld naartoe gaat en wie die keuze maakt. Noodhulp en ontwikkelingssamenwerking zouden wat de ChristenUnie betreft altijd moeten plaatsvinden in een sfeer van gelijkwaardigheid tussen betrokken partners, met respect voor de lokale cultuur, tradities en overtuigingen. Dat is ook de reden waarom ik zo hecht aan lokaal gewortelde organisaties. Nu wordt de hulp aan de meest kwetsbaren te vaak gekoppeld aan het ideologisch opleggen van westerse, vaak progressieve waarden. Ik geef een voorbeeld. Over delen van de agenda voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten wordt wereldwijd echt anders gedacht dan door misschien een meerderheid van de Kamer of in het Westen. Denk hierbij aan de opvoeding van kinderen en aan thema's als gender, geboortebeperking en abortus. Uit de RD-rapportage blijkt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken het gratis aanbieden van sterilisatie aan vrouwen in Jemen stimuleert, om zo de bevolkingsgroei af te remmen. Een "topprioriteit", zou in stukken staan.
Voorzitter. Waar zijn we nu mee bezig? Mevrouw Kamminga zei het net ook al. Ook in mijn interruptie van de heer Boswijk kwam het ter sprake en volgens mij zei de heer Tuinman het ook al. Volgens mij moeten we op een andere manier gaan kijken naar hoe we omgaan met ontwikkelingssamenwerking. Hierdoor verliezen we ook relaties, bijvoorbeeld in Afrika, zoals Zuid-Afrika. Bijvoorbeeld een China of een Rusland benadert deze landen wel op een andere manier. Met name in Afrika zien we dit terug. Zo wordt bijvoorbeeld in de Overeenkomst van Samoa, een partnerschapsovereenkomst tussen Afrikaanse landen aan de EU op onder andere het gebied van handel, verwezen naar richtlijnen voor de seksuele opvoeding van kinderen, die zijn opgesteld naar Europees model. De klacht van veel Afrikaanse landen was toen dat dit een vorm van neokolonialisme zou zijn. Erkent de minister die klacht en vindt hij dit problematisch?
Voorzitter. Het laatste punt, want mijn tijd raakt op. Dat is UNRWA. Het lijden in Gaza is groot en het is belangrijk dat onze humanitaire hulp daar aankomt, maar ik heb dit weekend al aangegeven dat wat ons betreft geen enkele cent Nederlands belastinggeld naar organisaties gaat waarvan mensen vermoedelijk steun geven aan terrorisme of dat verheerlijken. Dit is niet de eerste keer dat er iets speelt rondom UNRWA. We hebben vaker Kamervragen gesteld over bijvoorbeeld lesmateriaal. Twaalf mensen zijn nu al ontslagen, maar The Wall Street Journal schrijft over rapporten waaruit blijkt dat honderden mensen de aanslag verheerlijkt hebben. Er wordt gezegd dat een UNRWA-medewerker thuis raketwerpers had opgeslagen die gebruikt zouden zijn op 7 oktober. Een Israëlische gijzelaar is onder zeer erbarmelijke omstandigheden vastgehouden door een UNRWA-leraar. Ik heb een paar korte vragen voor de minister. De bijdrage van 19 miljoen euro voor 2024 is blijkbaar al overgemaakt. Wanneer is dat gebeurd? Welke juridische verplichtingen en steun richting UNWRA zijn vastgelegd? Welke mogelijkheden ziet de minister om de steun die bedoeld was voor UNRWA nu via andere organisaties, zoals het Rode Kruis, in Gaza te krijgen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Gefeliciteerd aan iedereen met alle mooie maidenspeeches die we vandaag hebben mogen horen. Graag vraag ook ik vandaag speciaal aandacht voor de rechten van vrouwen en meisjes. Hoe mooi zou het zijn als meisjes dezelfde toegang tot onderwijs zouden hebben als jongens, als vrouwen en meisjes niet gedwongen zouden worden uitgehuwelijkt, en als het lichaam en de reproductieve en seksuele rechten van alle vrouwen en meisjes zouden worden gerespecteerd? Hoe mooi zou het zijn als meisjes en vrouwen veilig zijn, veilig over straat kunnen en veilig zijn in hun huis? Wat zou dat een mooie wereld zijn, maar we leven helaas niet in die wereld, want de rechten van vrouwen en meisjes staan onder druk. In Afghanistan kunnen meisjes niet meer naar school. Bijna een op de vijf meisjes in Bangladesh trouwt voor haar 15de. Zij worden uitgehuwelijkt. In Somalië wordt ongeveer 98% van de vrouwen besneden. Dat is genitale mutilatie. Door armoede verslechtert de positie van vrouwen. Door conflict en oorlog worden vrouwen en meisjes nog extra kwetsbaar, bijvoorbeeld voor uitbuiting en mensenhandel. Ze staan vaak als laatste in de rij als het gaat om hulp. Wat de SP betreft moet de Nederlandse regering zich blijven inzetten om de positie van vrouwen te verbeteren, maar er wordt in de komende jaren flink op vrouwenrechten bezuinigd. Met deze bezuinigingen kunnen vrouwen en meisjes toch geen prioriteit meer zijn? Ziet de minister dit ook zo? Is de minister bereid om deze bezuiniging van tafel te halen? Zo niet, dan hebben wij een amendement om hiervoor meer geld beschikbaar te stellen.
Vrouwenrechten zijn helaas niet het enige waarop bezuinigd wordt. Tot 2026 wordt in totaal 3,5 miljard op alle Nederlandse ontwikkelingshulp bezuinigd. Veel van deze bezuinigingen komen voort uit het bizarre principe dat eerstejaarsasielopvang uit het ODA-budget mag worden betaald. Inmiddels is dat bijna 20% van het totale budget. Dat wordt hier in Nederland uitgegeven aan eerstejaarsasielopvang. Dat aandeel zal in de komende tijd toenemen. Nederlanders worden op deze manier een van de belangrijkste ontvangers van hun eigen ontwikkelingsbudget, in plaats van de landen waarvoor het is bedoeld. Dit moet wat ons betreft stoppen. We moeten afscheid nemen van het mechanisme dat eerstejaarsasielopvang uit het ODA-budget wordt gehaald. Wij zullen voorstellen om dit te doen steunen. Als die er niet zijn, zullen we zelf een voorstel doen. Hier presenteert zich namelijk een extra risico. Gisteren werd bekend dat er dit jaar 600 miljoen euro extra nodig is voor asielopvang. Het kan toch niet zo zijn dat ook dit ten koste gaat van het ontwikkelingsbudget? Kan de minister dat garanderen als dit inderdaad zo is? We horen graag hoe dit zit.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Dobbe (SP):
Een vraag over genitale mutilatie?
Mevrouw Kamminga (VVD):
Nee, deze keer niet. Want volgens mij hebben we daar net lang genoeg bij stilgestaan. Nogmaals, u vindt ons echt aan uw zijde. Zeker. Wij strijden daar hier in Nederland hard voor en ook in het buitenland staan wij echt voor vrouwenrechten, maar daar gaat mijn vraag niet over. Wat me even opviel, is dat punt over die eerstejaarsasielopvang. Daar hebben we natuurlijk vaker discussies over gehad. Ik weet dat uw partij iets anders kijkt naar de vraag of we dat nou uit de OS-begroting moeten halen of niet. Maar u zei ook dat het uit het ODA-budget moet, dus ik was daar nog wel even gepuzzeld over. Binnen de ODA-criteria past dat namelijk gewoon. Dat hoort er gewoon bij. Daar valt het gewoon onder. Stelt u nu voor om de OESO-criteria aan te gaan passen?
Mevrouw Dobbe (SP):
Nee, ik stel voor dat wij een andere keuze maken om dit te financieren. En dat kan ook. Het feit dat het uit het ODA-budget gefinancierd kan worden, betekent namelijk niet dat het hoeft. We kunnen dat ook op een andere manier financieren en wij stellen voor om dat te doen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor die verduidelijking, want het is inderdaad een keuze. En inderdaad, de VVD kiest ervoor om dat daar gewoon uit financieren. Ik wilde even zeker weten dat we nu niet aan de OESO-criteria gaan morrelen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Nee, zeker niet. Maar het klopt, wij willen graag dat geld voor ontwikkelingssamenwerking daar ook naartoe gaat en wij vinden eerstejaarsasielopvang daar niet onder vallen. Dat vinden wij zonde van ons ontwikkelingsbudget, dat naar andere plekken moet gaan.
Voorzitter. Helaas hebben wij sinds de illegale Russische inval in Oekraïne en het opgelaaide conflict in het Midden-Oosten nog meer oorlogen in de wereld. Dit betekent ook veel voor de wapenhandel en de wapenexport. Oorlogen worden uitgevochten met wapens. Wapens of wapenonderdelen die ook uit Nederland komen, worden getoetst op het niet gebruiken bij mensenrechtenschendingen. Afgelopen zomer — net hebben we er ook al even over gesproken — heeft de Nederlandse regering aangekondigd toe te willen treden tot het zogenaamde "verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein". De kern van dat verdrag, waar ook Duitsland, Frankrijk en Spanje bij aangesloten zijn, is dat de exporteur van het eindproduct, het complete wapensysteem, de exportvergunning aanvraagt. Als Nederland bijvoorbeeld wapenonderdelen naar Frankrijk doorvoert en een Franse fabrikant de wapens in elkaar zet, dan heeft Nederland niets meer te zeggen over de export ervan. Dat vinden wij heel erg zorgelijk. Instituut Clingendael bijvoorbeeld heeft daarvoor gewaarschuwd en zegt: Frankrijk interpreteert de criteria soepeler en exporteert makkelijker wapensystemen, terwijl Nederland het strengste is in de toepassing. Die toetsing, of wapens waar Nederland aan heeft bijgedragen niet worden gebruikt bij mensenrechtenschendingen, geven wij als land dan uit handen. Daar maken wij ons grote zorgen over. Wij vragen de minister dan ook om een reflectie op onze zorgen hierover. Wij hebben eventueel een motie om te kijken of we dit niet kunnen doen.
Dan kom ik tot slot, voorzitter, bij de humanitaire situatie in Gaza. Op dit moment zijn er ruim 25.000 mensen in de Gazastrook gedood door Israël, waarvan bijna de helft kinderen. Er zijn 2,3 miljoen mensen op de vlucht. Elke dag verliezen meer dan tien kinderen in Gaza een of beide benen, soms, bij amputatie, zonder verdoving. Nederland heeft de hulp aan UNRWA, de grootste humanitaire hulpverlener van de VN in Gaza, opgeschort, terwijl voor de helft van de mensen in Gaza op dit moment hongersnood dreigt. Hoe gaat de minister dan garanderen dat er genoeg humanitaire hulp in Gaza kan blijven komen? Kan dat wel zonder de UNRWA? Ik las net ook een bericht van speciaal gezant Kaag. Zij zegt: het kan helemaal niet zonder de UNRWA. Daar willen wij graag een reflectie op.
Vorige week kwam het bericht dat Nederland onderzoekt of de luchtmacht droppings van hulpgoederen in Gaza kan uitvoeren. Wij hadden daar een voorstel voor ingediend. Wij zijn heel benieuwd hoe het daarmee staat.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Ik complimenteer uiteraard alle collega's die vandaag hun maidenspeech hebben gehad. Ook verwelkom ik de minister bij zijn debuut.
Voorzitter. De wereld wordt geconfronteerd met een humanitaire crisis van ongekende omvang. In 2024 zullen bijna 300 miljoen mensen afhankelijk zijn van humanitaire noodhulp. De VN gaf afgelopen december aan dat het astronomische bedrag van 46 miljard dollar nodig is om te helpen. Het is het resultaat van een jaar dat geteisterd werd door het hoogste aantal conflicten in 30 jaar, met een toename van 14% ten opzichte van het jaar ervoor in dodelijke slachtoffers. Oorlogen zijn de oorzaak van 70% van de inmiddels 735 miljoen mensen in de wereld die op dit moment honger lijden. In een zodanig instabiele en onstuimige wereld waarin kwetsbare mensen het slachtoffer worden, moeten wij als relatief rijk land onze verantwoordelijkheid nemen om te helpen. Toen ik niet zo lang geleden een debat had met de voorganger van deze minister, gaf zij in antwoord op vragen van mij heel eerlijk, maar ook met een bittere ondertoon, aan dat het Nederlandse budget voor noodhulp eigenlijk gewoon niet voldoende is om te voldoen aan de vraag, gezien de vele crises in de wereld. Deelt de huidige minister dit? Doen we als land eigenlijk wel genoeg?
Gezien de staat van de wereld vindt mijn fractie het eigenlijk echt niet te verkroppen dat er wordt bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, omdat dit budget wordt ingezet voor de opvang van vluchtelingen in Nederland. Tot en met 2026 wordt er 23,5 miljard bezuinigd op zaken zoals voedselzekerheid, drinkwater, sanitatie en onderwijs, om geld vrij te maken voor de opvang van vluchtelingen in Nederland. Deze alsmaar groter wordende last op de begroting van BHOS kan toch niet eindeloos zo doorgaan, vraag ik aan de minister. Het is toch niet uit te leggen dat Nederland inmiddels de grootste ontvanger lijkt te worden van het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking? Is de minister bereid om de aangenomen motie van de Kamer die verzoekt om dit te maximeren, alsnog uit te voeren? Wat is de reactie van de minister op de consequente kritiek van de OECD op het besteden van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking aan de opvang van vluchtelingen in Nederland?
Voorzitter. Afgelopen vrijdag was er een historische uitspraak. Het Internationaal Gerechtshof stelde in een tussenvonnis vast dat het aannemelijk is dat Israël genocide pleegt in Gaza. Minister Bruins Slot reageerde dat de uitspraak bindend is. Dat is terecht. Ik ben vooral benieuwd welke gevolgen het kabinet verbindt aan deze uitspraak. In de Genocideconventie, die wij hebben ondertekend, is in artikel 3 opgenomen dat Nederland de plicht heeft om genocide te voorkomen. Het gerechtshof was heel duidelijk en legde zes voorlopige maatregelen op. Eén daarvan is het bevorderen van de humanitaire hulp. Hoe gaat deze minister daar uitvoering aan geven?
Het eerste wapenfeit van deze minister was het opschorten van de extra financiering aan UNRWA. Dat is toch wel de omgekeerde wereld. Wanneer er een kans bestaat op genocide — als we ons baseren op de uitspraak van het hof — dien je dit te voorkomen en het niet te verergeren door toekomstige hulp aan de enige en meest bepalende hulporganisatie in Gaza stop te zetten. Beseft de minister dat Gaza zonder UNRWA letterlijk niet kan overleven? Het is de enige organisatie die in staat is om hulp te bieden aan een bevolking die opzettelijk wordt afgeknepen van alle elementaire goederen, middelen en voedsel om te overleven. Ook mevrouw Kaag zei net nog dat UNRWA niet te vervangen is in Gaza. In een gezamenlijk statement zeggen twintig humanitaire hulporganisaties, zoals de Rode Halve Maan, Save the Children en Oxfam Novib, dat er in de regio geen enkele hulporganisatie is die UNRWA kan vervangen. Sterker nog, deze kleinere organisaties, zo zeggen zij, kunnen überhaupt niet hun werk doen zonder de brede infrastructuur van UNRWA. Erkent de minister dit? Het stopzetten van de financiering aan UNRWA betekent in de praktijk effectief dus gewoon de doodsteek voor heel veel Palestijnen die vanaf februari — want dat zegt UNRWA — niet meer de ondersteuning krijgen omdat de financiën opdrogen. Hoe haal je het dan in je hoofd om de financiering aan zo'n organisatie stop te zetten!
Ik zie dat dat vragen oproept, geachte voorzitter.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er worden een aantal dingen gezegd, maar ik begrijp het niet zo goed. De heer Van Baarle stelt dat het opschorten van de gelden, omdat er mogelijk met Nederlands belastinggeld terrorisme gesteund dan wel verheerlijkt is, ervoor zou zorgen dat er over een maand mensen zouden sterven. Maar als de heer Van Baarle gewoon de begroting gelezen had of had doorgevraagd, dan had hij geweten dat het geld van de begroting waar we nu over praten, al is overgemaakt. Dus wat zou er over een maand vanuit het ministerie gebeuren dat nu niet gaat gebeuren door de uitspraak van afgelopen zaterdag?
De heer Van Baarle (DENK):
Dat zal de heer Van Baarle de heer Ceder uitleggen. Ik ben heel erg blij dat de heer Ceder het woord "mogelijk" gebruikt, want ik heb hem net wat stelliger gehoord. Het gaat om dingen die we op dit moment niet eens kunnen erkennen als feiten. Het gaat om beschuldigingen die wat ons betreft uitgezocht dienen te worden. Elke stap die ook maar in de richting gaat van een veroordeling of het nemen van maatregelen, gaat nu gewoon veel te ver en komt neer op het collectief straffen van de Palestijnen. Die organisatie is namelijk de enige organisatie die op dit moment hulp kan verlenen.
Voorzitter. De UN call voor het geven van humanitaire hulp in Gaza is op dit moment slechts voor de helft gevuld. Dat betekent dat de helft nog aan aanvullende financiering nodig is om te voorzien in de essentiële noden van de mensen in Gaza. Wat zegt UNRWA? UNRWA zegt: als dit zo doorgaat en die extra financiële steun er niet komt, dan kunnen wij straks in februari niks meer. Het besluit van de Nederlandse regering, gesteund door de ChristenUnie en alle politieke partijen, om extra geld voor hulp aan de mensen in Gaza te blokkeren, leidt tot de praktijk dat ze het risico lopen dat ze vanaf februari helemaal niks meer krijgen. Dat is iets waar de fractie van DENK nooit voor zal tekenen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor het antwoord. De heer Van Baarle is dan namelijk eerlijk. Het geld voor de begroting is al uitgegeven. De heer Van Baarle gaat ervoor pleiten dat er extra geld gaat komen en hoopt dat hij een meerderheid kan krijgen. Dat is dan extra geld, maar de heer Van Baarle doet hier, maar ook op andere plekken vermoeden dat het geld dat nu op de begroting staat, niet uitgekeerd zou worden. Bent u het met mij eens dat dat niet het geval is? Bent u het met mij eens dat als we het hier hebben over die 19 miljoen die op de begroting staat, dat helemaal niet ter discussie staat en helemaal niet bedreigd wordt? Bent u het met mij eens dat als wij het hebben over mogelijke nieuwe financiering vanuit de begroting, wij het dan hebben over de begroting van 2025? Als het goed is, heeft UNRWA dan allang klip-en-klaar duidelijk gemaakt hoe het zit met medewerkers die terrorisme gesteund of verheerlijkt hebben.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb volgens mij nergens in mijn bijdrage beweerd dat het geld dat al is overgemaakt door de Nederlandse regering op dit moment onder bedreiging zou staan. Ik heb één Kamerlid horen zeggen dat dat bedreigd zou zijn, namelijk de heer Ceder. Hij heeft net aan de minister gevraagd of er misschien nog wegen zijn om dat terug te vorderen of om daarnaar te kijken. In ieder geval hint hij daarop in zijn vraagstelling, maar ik zie aan hem dat dat niet klopt. Ik baseer mij, zoals ik net zei, op het gegeven dat van het budget waarvan de VN zegt dat het nodig is om aan de minimale vereisten voor hulp aan de mensen in Gaza te voldoen, slechts de helft beschikbaar is gesteld. De heer Ceder heeft vandaag, terecht, voor onze motie gestemd — ik ben daar blij om — om op te roepen dat er extra geld beschikbaar moet komen. We moeten dus met elkaar onderkennen dat wat er nu is, al niet genoeg is. Als je dan als Tweede Kamer, als ChristenUnie, als BBB, als VVD of als een van vele andere politieke partijen in die hele discussie een voorschot neemt op onafhankelijk onderzoek door te zeggen dat extra geld in de richting van de enige organisatie die de Gazanen op dit moment kan helpen, er niet gaat komen, dan creëer je gewoon een risico voor de mensenlevens in Gaza. Daar tekenen wij niet voor.
De voorzitter:
Afrondend, kort en puntig.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De uitspraak is volgens mij genuanceerd zo. Volgens mij heb ik dit ook gehoord bij de heer Bamenga, van D66, en bij PvdA-GroenLinks. Er werd geïnsinueerd dat het geld nog niet zou zijn overgemaakt overeenkomstig onze verplichtingen, terwijl dat wel al gebeurd is. De heer Van Baarle spreekt over extra geld. Ik denk dat dit belangrijk is, want ik lees op heel veel kanalen in de media, op Twitter, dat de indruk gewekt is dat het nu zou gaan om begrotingsgeld dat toegezegd is, maar dat niet uitgekeerd is. U hoopt op meer geld.
Voorzitter. De heer Van Baarle insinueert ook dat het alleen maar om vermoedens zou gaan, terwijl er allang in Telegramgroepen screenshots zijn gedeeld waaruit duidelijk wordt dat in ieder geval de verheerlijking plaats heeft gevonden. Ik heb ze hier; ik kan ze met hem delen. Het zijn uitspraken als "may God shield and protect them and make their feet and hearts strong". Keer op keer. Het zijn tientallen oproepen en tientallen verheerlijkingen. 3.000 mensen gelieerd aan UNRWA, van wie velen leraar zijn, doen daar niets aan. U kunt toch niet beweren dat u helemaal geen dingen gezien of gehoord heeft waarvan u zegt: dit is waar; hier moeten we iets mee doen?
De heer Van Baarle (DENK):
Op het moment dat er signalen of beschuldigingen zijn over mensen die voor UNRWA werken en het gaat over serieuze beschuldigingen, dan neem ik die ook serieus. Als er over mensen wordt gezegd dat zij betrokken zijn bij misdaden, dan moet dat grondig en onafhankelijk onderzocht worden. Volgens mij heeft UNRWA een zeer voortvarend besluit genomen door te zeggen dat zij in ieder geval die elf mensen — het waren er twaalf, maar volgens mij is er een overleden — hebben ontslagen en gaan vervolgen, en dat zij een strafrechtelijk onderzoek instellen.
Er worden op dit moment ook nog twee onafhankelijke onderzoeken uitgevoerd door de overkoepelende VN-organisatie. Volgens mij kun je voortvarender dan dat niet handelen. Ieder mens dat geweld verheerlijkt of achter misdaden staat, is er een te veel. Ik ga niet zo ver als de heer Ceder en allemaal andere politieke partijen hier. Ik ga elf gevallen, of een aantal andere gevallen die betrokken zijn geweest bij wat dan ook — die beschuldigingen zijn er nu — niet afwentelen op 13.000 mensen, en vervolgens op de 2 miljoen mensen die van die 13.000 mensen afhankelijk zijn. Dat ga ik niet doen. Dat is guilt by association en collectief bestraffen.
De heer Tuinman (BBB):
Zoals ik al zei, staat de BBB ervoor dat iedereen die hulp nodig heeft die hulp daadwerkelijk moet krijgen. Dat wil ik als startpunt neerzetten. Maar ik maak me wel zorgen. In de internationale gemeenschap hebben we het altijd over een tweestatenoplossing. Dan heb je de Palestijnse staat aan de ene kant en Israël aan de andere kant. De derde partij heet Hamas en die hoort daar eigenlijk helemaal niet tussen. De vierde partij, UNRWA, moet volledig onafhankelijk zijn, maar dat gaat nu mis. Mijn fractie begrijpt het standpunt van onze Nederlandse regering wel dat je daarop een voorlopige voorziening neemt. Daar kunnen wij prima mee uit de voeten. UNRWA moet wat ons betreft nu echt zelfreinigend vermogen laten zien. Misschien wil de heer Van Baarle ook wel aansluiten bij de oproep richting de minister om, met alle creativiteit en alle ideeën die we ook in deze Kamer hebben, nieuwe wegen, methodes en handelswijzen te zoeken om zo snel mogelijk alle steun — dat mag wat mij betreft wel wat meer zijn — daar te krijgen waar die moet zijn. Dus, meneer Van Baarle, kunt u zich daarin vinden?
De heer Van Baarle (DENK):
Nee, en ik zal de heer Tuinman uitleggen waarom, zoals ik dat ook bij de heer Ceder deed. U heeft het over zo'n voorlopige voorziening en zelfreinigend vermogen. Kijk, je reinigt op het moment dat je daadwerkelijk constateert dat iets smerig is. Dat gaan we nu met elkaar doen. Ik juich het ook toe dat daar onafhankelijk onderzoek naar plaatsvindt. Ik vind het goed dat boven op het onderzoek dat UNRWA zelf heeft aangekondigd nog eens twee onderzoeken zijn aangekondigd vanuit de overkoepelende organisatie van de VN. Maar als je zo'n voorlopige voorziening treft terwijl je weet dat UNRWA de enige organisatie is die op deze schaal, met bakkerijen, ziekenhuizen en een vitale infrastructuur, de Gazanen kan helpen, dan zeg je tegen de Gazanen eigenlijk: u wacht maar wat langer op de hulp. Dan installeer je een soort van tikkende tijdbom terwijl mensen in Gaza letterlijk geen brood hebben om te overleven. Daar ga ik niet voor.
De heer Tuinman (BBB):
Nee, maar ik denk dat de heer Van Baarle wel kan aangeven dat UNRWA in samenwerking met Hamas … We zullen zien wat er allemaal uit komt. Er ligt nu een voorlopige voorziening, ook vanuit de Nederlandse regering, dus ik ga ervan uit dat daar daadwerkelijk een fundament onder ligt aan feiten en dat soort zaken. Kunt u dan in ieder geval aangeven of u het ermee eens bent dat het vanuit UNRWA niet heel handig is en dat het eigenlijk een kwalijke zaak is om de Gazanen wat dat betreft te helpen?
De heer Van Baarle (DENK):
Kan u uw vraag wat nader specificeren? Wat bedoelt u precies?
De heer Tuinman (BBB):
Ja. Bent u het ermee eens dat het ontzettend ongelukkig en niet wenselijk is en dat het de zaak van de Gazanen geen goed doet dat UNRWA inderdaad een aantal Hamasmedewerkers in zijn geledingen heeft gehad?
De heer Van Baarle (DENK):
Ik juich dus toe dat daar onafhankelijk onderzoek naar komt. Wat we op dit moment weten, is dat er vanaf heel veel kanten beschuldigingen worden gedaan. Ik weet dat er vanaf heel veel kanten beweerd wordt dat de organisatie UNRWA dit doelbewust toestaat, onder de pet houdt of faciliteert, alsof dit zou moeten afstralen op de hele organisatie van UNRWA. Maar dat is helemaal niet aangetoond. Hoewel de heer Tuinman mij ertoe verleidt, neem ik ook in dit geval totaal geen schot voor de boeg en bind ik daar geen waardeoordeel aan. Ik wacht dat onafhankelijke onderzoek af. Op het moment dat uit dat onafhankelijke onderzoek blijkt dat er daadwerkelijk iets is misgegaan of dat individuen verschrikkelijke dingen op hun kerfstok hebben, dan moeten daar gevolgen aan verbonden worden.
De voorzitter:
Kort.
De heer Tuinman (BBB):
Yes. Voorzitter, dank je wel, ik zal het kort houden. Dank u wel, meneer Van Baarle, voor uw uiteenzetting. Dan concludeer ik dat de regering hierin de juiste keuze maakt.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat concludeert de heer Tuinman en I beg to differ, maar dat heb ik volgens mij al toegelicht in mijn spreektekst.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik continueer, voorzitter. Het Internationaal Gerechtshof gaat over vier weken de voortgang van de humanitaire situatie in Gaza beoordelen. Hoe denkt u dat het Internationaal Gerechtshof zal oordelen over Nederland? Nu is de tendens als volgt. Op basis van beschuldigingen, dingen die niet vaststaan als feiten, aan het adres van elf leden van UNRWA — volgens mijn informatie is er één overleden — wordt er een beschuldiging gedaan in de richting van 13.000 mensen die daar werken. Dat is een vorm van collectieve bestraffing. Het is ook een collectieve bestraffing van de 1,9 miljoen Gazanen die afhankelijk zijn van de hulpverlening van UNRWA. Waarom wordt niet uitgegaan van "onschuldig, totdat het tegendeel is bewezen", vraag ik aan de regering. Waarom dringt het kabinet niet slechts aan, zoals andere landen dat doen, op het onafhankelijke onderzoek dat nu plaatsvindt of wacht het de uitkomsten van het onderzoek af voordat het beslissingen neemt, zoals andere Europese landen ook doen?
Voorzitter. Nederland is het aan zijn stand verplicht om humanitaire hulp in Gaza tot topprioriteit te maken. Wij vragen dan ook aan de minister of er al plannen zijn om zo snel mogelijk aanvullende middelen ter beschikking te stellen voor noodhulp aan de mensen in Gaza. Wij roepen de minister ook op om in internationaal verband met een ambitieus plan te komen voor de wederopbouw van Gaza in overeenstemming met de coördinator en ook om voor ruime dekking te zorgen, zodat Gaza als het geweld gestopt is — hopelijk gebeurt dat snel — zo snel mogelijk opgebouwd kan worden. Graag een reactie.
Kan de minister reageren op de vele berichten die in de afgelopen tijd naar boven zijn gekomen over hulpprojecten, bijvoorbeeld op de Westbank, die zijn vernield door kolonisten en Israëlische militairen? Het gaat ook om hulpprojecten die vanuit Nederland gefinancierd zijn. Wat onderneemt de Nederlandse regering om dat te veroordelen? De fractie van DENK zal ook een amendement indienen om meer financiering vrij te maken voor de noodhulp aan Gaza, omdat we zien dat die op dit moment onvoldoende is om de mensen daar te helpen.
Dan kom ik op handel met illegale Israëlische nederzettingen op Palestijns grondgebied. Het is een schending van het internationaal recht, zoals duidelijk gesteld in de Vierde Geneefse Conventie. Toch blijven Nederlandse bedrijven en pensioenfondsen investeren in deze nederzettingen. Volgens een recent artikel van The Rights Forum hebben ING, ABP en PFZW samen maar liefst 10 miljard euro geïnvesteerd in de illegale Israëlische kolonisering van Palestijns gebied. Dat is niet alleen een schending van internationaal recht, maar ook een schandalige betrokkenheid bij grootschalige mensenrechtenschendingen. Wat DENK betreft moeten we een duidelijke lijn trekken: geen handel met entiteiten of economische betrokkenheid bij zaken die betrokken zijn bij de illegale bezetting van Palestijns land. DENK heeft daarom op dit punt een drietal moties in voorbereiding.
Ik ben dan ook benieuwd naar een reactie van het kabinet op de effectiviteit van het ontmoedigingsbeleid. Klopt het dat dit, zoals omschreven staat in een brief van 3 mei 2023, vooral reactief is en dat als bedrijven aan de regering vragen of ze daar mogen ondernemen zij dit dan aangeeft, maar dat zij dat niet proactief doet? Deelt de minister de bevindingen dat ondanks het ontmoedigingsbeleid de illegale investeringen in bezet gebied gewoon maar doorgaan en doorgaan? Heeft het dan enige vorm van waarde? Welke nieuwe maatregelen kan de regering nemen om dit beleid effectiever te maken? Moeten investeringen in bezet gebied bijvoorbeeld niet gekoppeld worden aan handhavingsinstrumenten? Wordt het eigenlijk niet tijd voor een boycot op alle goederen die voortkomen uit illegale Israëlische nederzettingen om het verdienmodel van de Israëlische bezetting totaal af te knijpen? Wij kunnen namelijk niet aan de zijlijn blijven staan en toekijken hoe onrechtvaardigheid en schendingen van het internationaal recht plaatsvinden en hoe er ook nog eens geld aan wordt verdiend. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, tot slot. We zien dat het lot van vele vervolgde minderheden niet beter is geworden. Zo kwamen het afgelopen jaar 569 Rohingya om of raakten vermist tijdens riskante boottochten, het hoogste aantal sinds 2014. De humanitaire crisis waarmee deze mensen te maken hebben, wordt alleen maar erger door het tekort aan noodhulpfinanciering. Het Rohingya Humanitarian Crisis Joint Response Plan was vorig jaar slechts voor de helft gefinancierd. Wat gaat de minister doen om deze ernstig vervolgde groep beter te helpen? Is de minister bereid om de noodhulp voor de Rohingya te verhogen, gezien de onderfinanciering van dit VN-project? En is de minister bereid om in Europees en internationaal verband eveneens te pleiten voor meer financiering, dus om ook andere landen daartoe op te roepen? Wij overwegen op dit punt een motie.
Tot slot wil ik vragen hoe het staat met de noodhulp aan Marokko en Libië. Beide landen zijn in de afgelopen periode getroffen door verschrikkelijke natuurrampen. Ik ben benieuwd naar de laatste stand van zaken bij de uitgaven van hulpmiddelen die de Nederlandse regering heeft gereserveerd. Hoe zorgen we er ook voor dat in die gebieden wederopbouw plaatsvindt?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil allereerst iedereen van harte feliciteren die zijn maidenspeech heeft gehouden. Internationale samenwerking is belangrijker dan ooit. Onderling verbonden crises verergeren en verergeren. 3,3 miljard tot 3,6 miljard mensen leven volgens de VN in zeer kwetsbare omstandigheden door de klimaatcrisis. Miljoenen mensen leven in acute voedselonzekerheid, en de toegang tot schoon drinkwater neemt af. In sommige regio's zijn honderden diersoorten verdwenen. De meest kwetsbare mensen en ecosystemen worden daarbij onevenredig getroffen in hun voedselzekerheid. Als ontwikkelingssamenwerking afneemt, versterkt dat ook onzekerheden in Nederland. De kans op klimaatmigratie en migratie als gevolg van conflicten neemt toe. Instabiliteit neemt toe. De kans op uitbraken van zoönosen neemt toe. Daarom is het van groot belang dat Nederland investeert in ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen heeft Nederland een historische verantwoordelijkheid door de uitstoot en vervuiling die we in andere landen veroorzaken, ook kan ontwikkelingssamenwerking de grondoorzaken van migratie en conflict wegnemen. Ook om de Nederlander er beter van te laten worden, moeten we fors investeren in ontwikkelingssamenwerking.
Voorzitter. Daarom wil de Partij voor de Dieren 1% van ons bruto binnenlands product besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Ik vraag de minister hoe hij ertegenover staat dat wij nu een fors bedrag van het ontwikkelingsgeld besteden aan asielopvang in Nederland. Gaat dat niet veel te veel ten koste van de doelen die we hebben, de internationale development goals? Is de minister bereid om bezuinigingen op voedselzekerheid en water terug te draaien?
Voorzitter. Stoppen met het geven van noodhulp aan Gaza is mensonterend en onacceptabel. Hoewel het geld dit jaar alsnog wordt overgemaakt door Nederland, is het toch een heel slecht signaal dat we afgeven door de belangrijkste hulporganisatie in Gaza niet langer meer te steunen, terwijl er wel degelijk door de organisatie zelf maatregelen zijn getroffen om misstanden tegen te gaan. Ook is er een onderzoek ingesteld. Is de minister, aangezien UNRWA zelf maatregelen heeft genomen, dus bereid om de steun weer te hervatten? Welk signaal denkt hij zelf dat ervan uitgaat, terwijl heel veel mensen in Gaza in nood verkeren, als Nederland besluit om de belangrijkste hulporganisatie niet te steunen?
Voorzitter. Wat we vooral ook niet moeten doen, is inzetten op meer vrijhandel. We zien vandaag ook weer de protesten van boeren die zich in het nauw gedreven voelen door het desastreuze systeem dat de banken, de veevoerbedrijven en politieke partijen met elkaar hebben opgetuigd. Dan kun je het niet maken om toch door te pakken met een vrijhandelsverdrag dat de positie van Nederlandse boeren ondermijnt. Ik heb het over Mercosur, het mogelijke verdrag tussen de EU, Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay. Nederland is al de grootste ontbosser van Europa, maar met Mercosur komt daar nog een schepje bovenop en komt de Amazone verder in gevaar. De Kamer zette al een streep door het Mercosur-verdrag in 2020. In 2023 werden nog twee belangrijke moties van de Partij voor de Dieren over dit verdrag aangenomen. Een daarvan was de motie-Ouwehand, waarin het kabinet verzocht wordt om het Mercosur-verdrag met daarin de landbouw niet te steunen. Dat is dus een randvoorwaardelijke en kaderstellende motie, waar het kabinet proactief op moet acteren richting de Europese Commissie — en dat weigert het kabinet te doen. Het kabinet handhaaft de positie die het al jaren heeft, en in principe bij alle handelsverdragen inneemt, namelijk dat het kabinet pas een positie inneemt als de noodzakelijke stukken ter besluitvorming aan de Raad worden voorgelegd. Dit is echter tegen de wil van de Kamer in. Ook slaat Nederland mogelijk een modderfiguur als het zo laat in het proces opeens tegen moet stemmen, terwijl het kabinet nu al weet dat de Kamer een streep wil trekken door Mercosur als daar landbouw in zit. Waarom blijft het kabinet moties van de Kamer die zich heel duidelijk uitspreken tegen Mercosur naast zich neerleggen? Is de minister bereid om de moties alsnog binnen twee weken uit te voeren? Dat is niet alleen belangrijk vanwege de boerenprotesten, maar ook omdat er een nieuwe top in aantocht is waarop het Mercosur-verdrag dreigt te worden gesloten. Graag een reactie.
Voorzitter. Het Mercosur-verdrag leidt tot minder controles op de import van vlees en tot ruimere quota, wat een risico betekent voor onze gezondheid en het dierenwelzijn schaadt. Een gruwelijk voorbeeld is de import van paardenvlees uit Argentinië en Uruguay. Nederland is daarbij zelfs koploper in Europa met een jaarlijkse import van 2 miljoen kilo paardenvlees uit deze landen. Al sinds 2012 leveren maatschappelijke organisaties bewijs van hevig dierenleed en mishandeling van paarden in Uruguay en Argentinië. Daarnaast stelt de Europese Commissie zelf dat onvoldoende gecontroleerd wordt of paarden niet verboden middelen, zoals hormonen, hebben gekregen. Ondanks de reële voedselveiligheidsproblemen belandt het vlees in onze kroketten in Nederland. De EU hanteert nu dubbele standaarden. Als het dier hier middelen heeft gekregen, wordt het uitgesloten van de voedselketen. Maar de Commissie zegt nu zelf dat handel in paardenvlees onder Mercosur wordt geliberaliseerd en dat EU-rechten zullen worden afgeschaft binnen vier jaar na het tekenen van het verdrag. Ik vind het een ethische vraag of we vlees van mishandelde paarden, dat gezondheidsrisico's met zich meebrengt, moeten importeren. Het antwoord is nee. Dus hoeveel argumenten heeft de minister nog nodig om de twee moties van ons uit te voeren?
De voorzitter:
Een vraag van de heer Baudet.
De heer Baudet (FVD):
Helemaal eens met de klacht over buitenlands vlees dat op de Nederlandse markt wordt gedumpt en tegen bodemprijzen wordt aangeboden. Je weet niet wat erin zit: hormonen, andere troep. Paardenvlees wordt als rundvlees verkocht. Mercosur wordt terecht genoemd; Zuid-Amerika. Maar we hebben natuurlijk nog twee andere landen waar vlees uit gedumpt wordt. Ik zou het mooi vinden als de Partij voor de Dieren daar ook nog wat over zou zeggen. In het verleden hebben we natuurlijk ook zij aan zij daartegen gestreden. Ten eerste is er Oekraïne. Door dat vermaledijde associatieverdrag met Oekraïne komt er nu legbatterijvlees de Nederlandse markt op: kippen enzovoorts. Het andere is het CETA-verdrag, met Canada. Ziet de geachte afgevaardigde van de Partij voor de Dieren dat, net zoals ik dat zie, als van hetzelfde laken een pak, of maakt zij daar onderscheid in?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het zijn precies de redenen waarom de Partij voor de Dieren destijds tegen het associatieverdrag met Oekraïne was. Dat was voor een heel groot deel omdat kippenvlees in enorme megastallen onder hele slechte omstandigheden wordt geproduceerd en hier op de vrije markt wordt gedumpt. Je ziet nu ook de gevolgen daarvan. Je ziet al dat kippenboeren in Nederland daaronder lijden. Dus ja, dat heeft inderdaad tot gevolg dat én het dierenwelzijn heel erg laag is én boeren te maken krijgen met oneerlijke concurrentie. Hetzelfde geldt voor CETA. De Partij voor de Dieren heeft daar ook altijd tegen gestreden, maar helaas is het wel door de Kamer gekomen. Maar ook daarvan zullen we de gevolgen en de negatieve effecten zien, ook voor de Nederlandse boeren.
De heer Baudet (FVD):
Het is mooi dat we over allerlei dingen verschillend denken, maar dat we elkaar hier echt in vinden. Het zou mooi zijn als de minister daarover wat zou zeggen in zijn respons en daarop zou reageren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Waar we ook van af moeten zijn exportkredietverzekeringen die de positie van Nederlandse boeren ondermijnen, maar ook gruwelijk dierenleed veroorzaken. Op papier neemt Atradius, de uitvoeringsorganisatie van exportkredietverzekeringen, dierenwelzijn mee in haar overwegingen om de exportkredietverzekering te verstrekken. Maar het systeem is zo bedacht dat het overgrote deel van de projecten helemaal niet wordt getoetst. Zo geeft Nederland een verzekering aan bedrijven die drachtige vaarzen leveren aan Roemenië en ook onderdelen voor gigantische slachtfabrieken in China. Niet alleen lopen we daarmee als belastingbetaler een significant financieel risico — het kan oplopen tot meer dan een miljard euro per project, zonder dat daar voldoende buffer voor is — maar we subsidiëren hiermee ook immens dierenleed. Ook zorgen we ervoor dat er oneerlijke concurrentie is voor boeren die zich wél aan de in Nederland geldende afspraken moeten houden. Partijen hier die voor een gelijk speelveld zijn, zouden dit zich ook moeten aantrekken. Mijn vraag aan de minister is dus: is hij bereid om deze achterhaalde vorm van exportsteun af te schaffen?
Voorzitter, tot slot. Naast de verzekeringen die het kabinet gaf aan de vee-industrie, gaf het kabinet ook een verzekering aan een gasproject in Mozambique waar mensenrechtenschendingen bij zijn komen kijken. Een meerderheid van deze Kamer stemde in oktober voor een motie met het verzoek om over de herstart van de exportkredietverzekering voor dit project geen definitief besluit te nemen totdat de Kamer over die situatie in debat heeft kunnen gaan. Dat debat is nog niet gevoerd, maar de herbeoordeling is nu in volle gang. In Mozambique worden nu al volop voorbereidingen getroffen om het project weer op te starten. Ondertussen geeft de minister aan dat dit contract niet verbroken kan worden, waarbij hij zich baseert op een juridische analyse die niet openbaar gemaakt wordt. Op deze manier kan de Kamer niet beoordelen waarom de minister zich genoodzaakt voelt om een financieel risico van bijna 1 miljard euro te lopen voor een zeer risicovol en schadelijk project waar vooral een Franse oliemaatschappij van profiteert. Is de minister inmiddels bereid om deze juridische analyse en de mogelijkheid om de verzekering op te zeggen, openbaar te maken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Baudet van de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Baudet (FVD):
Voorzitter. We spreken vandaag over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Weinig mensen weten het, maar dit is het ministerie dat centraal staat bij de implementatie van de omstreden doelen voor duurzame ontwikkeling. Deze SDG's, de Sustainable Development Goals, moet het ministerie volgens haar eigen taakopvatting implementeren, zowel in Nederland zelf als in andere landen waar wij zaken mee doen enzovoorts. Deze zeventien doelen vormen in hun gezamenlijkheid de kern van de globalistische agenda. Hier zijn ze. Dit is hoe de weg naar de hel eruitziet, de ware koers van the great reset. De SDG's worden in vrolijke kleuren gepresenteerd, met een aantrekkelijk embleem dat ook als speldje op de revers van je jasje kan worden bevestigd. Op grote spandoeken staan ze voor hogescholen en universiteiten geadverteerd en bedrijven committeren zich eraan. De politiek beschouwt de doelen als onderliggende routekaart voor alle grote maatschappelijke projecten. Het is waar de mondiale elites elkaar vinden, ondanks alle ogenschijnlijke verschillen. Over deze hoofdrichting zijn ze het eens.
Wat houdt die hoofdrichting nu precies in? Wat is de onderliggende route die het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking laat doorwerken in alle projecten, in alle plannen die we nu op detailniveau zouden kunnen bespreken, maar die wij op een fundamenteler niveau willen agenderen? De essentie is steeds hetzelfde. Het komt steeds weer neer op een socialistisch, of misschien zou je zelfs kunnen zeggen neocommunistisch idee van centralisatie, van overheidsinmenging, van gelijkschakeling en controle over onze levens via — en dat is nieuw! — public-private partnerships. Via een griezelige versmelting van supranationale organisaties enerzijds en multinationale bedrijven anderzijds, die eigenlijk maar één ding met elkaar gemeen hebben. Dat is dat ze beide door geen democratisch collectief kunnen worden teruggefloten.
Het globalistische plan is om via zeventien verschillende zijpaden, langs zeventien verschillende routes, zeventien verschillende doelen voor "duurzame ontwikkeling" dus, de aanval op de natiestaat te voltooien. Het plan is om de grote Europese beschaving definitief tot transitie te brengen en om een mondiaal technocratisch bestuur te vestigen. Dat wijkt niet veel af van wat De Tocqueville reeds vreesde, voor zich zag en verafschuwde als het absolute dieptepunt van het menszijn, het einde van de vrijheid, het nulpunt van het leven op aarde. Het is dit ministerie waar we het vandaag over hebben, dat deze omstreden, uiterst radicale doelen uitdraagt, ten uitvoer brengt en promoot, zowel binnen Nederland als daarbuiten.
Neem SDG 1: geen armoede. Wie kan daartegen zijn, zou je denken op het eerste gezicht. Maar het betekent in de praktijk wereldwijde herverdeling van welvaart, totdat er totale gelijkschakeling is. Armoede is immers een relatief begrip. Waar menselijke vrijheid bestaat, zal ongelijkheid zijn en dus armoede, al is het maar relatief ten opzichte van rijken. De doelstelling "geen armoede" betekent dus niets minder dan totalitarisme.
Of neem SDG 2: geen honger. Ook dat betekent in de praktijk massale herverdeling, totalitaire controle en een mondiale superstaat. Want hoe wil je anders zekerstellen dat niemand op aarde ooit honger zal hebben, dat niemand ooit een tekort heeft? Het is volstrekt absurd, onhaalbaar en dus een tiranniek en totalitair idee.
Of SDG 3: gezondheid en welzijn. Dat betekent dat de Wereldgezondheidsorganisatie, de Bill & Melinda Gates Foundation en in het kielzog daarvan natuurlijk big pharma een soort mondiaal ministerie van volksgezondheid gaan vormen, dat straks gaat bepalen wanneer er sprake is van een pandemie, wanneer we weer in lockdown moeten, welke medicijnen we wel en niet mogen gebruiken en welke vaccinaties we moeten nemen.
Of SDG 8: inclusieve economisch groei, werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen. Het staat er echt. Opnieuw is dat iets wat misschien mooi klinkt, maar dat in de praktijk natuurlijk een universeel basisinkomen betekent, want niet iedereen kan werk hebben, niet iedereen kan een baan hebben. De staat moet dus weer inspringen. Het moet ook nog eens een keer allemaal inclusief zijn; dat betekent genderneutraliteit. Er moet natuurlijk ook controle zijn dat er geen zwart geld is. Dat betekent het afschaffen van cash-geld. Je kunt ze allemaal zo uittekenen: alle totalitaire consequenties die we nu ook elke dag om ons heen zien in het nieuws. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken om het al voor je te zien. Dit is wat het betekent. Dit is de route die we gaan. Dit is de weg die de mensheid is opgegaan. Het mkb verdwijnt; slechts enkele multinationals kunnen nog overleven in die gemondialiseerde economie. Die gooien het op een akkoordje met supranationale instanties.
Je ziet het ook aan SDG 9: het inrichten van een infrastructuur voor duurzame industrialisatie. Dat betekent natuurlijk gewoon dat niemand meer in vrijheid mag reizen. Eigen autobezit wordt onbetaalbaar gemaakt en ook overige reisbeperkingen worden ingesteld. Het moet immers wel duurzaam zijn, nietwaar? Ga zo maar door. Elke keer weer blijkt achter een ogenschijnlijk nobel idee een vreselijke totalitaire realiteit schuil te gaan.
Het verminderen van ongelijkheid binnen en tussen landen is SDG 10. Dat betekent dat Nederlands belastinggeld naar Afrika gaat en dat Afrikanen naar Nederland komen. Dat betekent opkoopprogramma's van de ECB om Zuid-Europa te financieren. Dat betekent socialisme, torenhoge belastingen enzovoorts.
De voorzitter:
Er is een vraag van de Ceder, maar maak uw zin af.
De heer Baudet (FVD):
Tot slot doel 17: het versterken van het mondiaal partnership — dat is dan het laatste doel — om deze doelen te bereiken. Dat betekent natuurlijk de vorming van een wereldstaat, gerund door de Verenigde Naties, gefinancierd door de Wereldbank. Dat betekent het uitfaseren van nationale soevereiniteit, vrijheid, privébezit en democratie, en natuurlijk eeuwigdurende oorlog met die delen van de wereld die niet meedoen met de globalistische machtsgreep.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb net in mijn betoog aangegeven dat ik het ook niet altijd eens ben met hoe de VN bepaalde dingen doen. Ik denk ook dat we veel meer vanuit lokale gemeenschappen veel effectiever beleid kunnen voeren. Ik probeer u te volgen. U zei dat de doelen een totalitaire realisatie tot doel hadden. Dat klinkt stevig. Ik ben dus even met u gaan meekijken naar de doelen die u noemt, waarbij u begon met de armoede.
De voorzitter:
Die de heer Baudet noemt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Sorry, die de heer Baudet noemt. U zei dat bij armoede de bedoeling is om alles te herverdelen, waardoor een nivellering ontstaat en er geen verschil meer is. Ik ben dat even gaan bekijken. Het target bij nummer 1 is dat in 2030 extreme armoede uitgeroeid is. Met "armoede" wordt bedoeld dat mensen met minder dan 1,25 dollar per dag leven. Dat is het doel, het target. Kunt u dan aangeven waar u dat andere punt en target vandaan haalt? Ik probeer u te volgen, maar bij de door u genoemde doelen checkte ik even wat de targets zijn en die rijmen niet met wat u zei. Ik ben dus op zoek naar waar u dat heeft staan.
De heer Baudet (FVD):
De waarde van 1,50 dollar hangt af van de koopkracht in het land ter plaatse. Het zegt op zichzelf dus niets. In de jaren vijftig kon je voor 1,50 dollar volgens mij een auto kopen of zo. Geld heeft dus niet echt een absolute, maar eerder een relatieve waarde, zou ik willen zeggen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Oké, dat kan, maar dan klopt het toch niet dat er wereldwijd een grote nivellering plaatsvindt waarbij iedereen hetzelfde zou verdienen? Ik probeer u te volgen. U zegt: dit is wat de VN willen; dit zijn de indicatoren. Die haal ik erbij. Misschien klopt het niet, maar ik wil horen waar u dat vandaan haalt, want ik probeer u te volgen.
De heer Baudet (FVD):
Het volgt gewoon uit het principe. Ik snap best dat je niet van de ene op de andere dag de hele menselijke vrijheid hebt uitgewist en een communistische of neocommunistische wereldstaat hebt, maar het principe van geen armoede, het principe van gelijkheid, is totalitair. Op het moment dat je dat accepteert als een lovenswaardig, aantrekkelijk, goed doel dat de politiek moet bereiken, zit je op wat Friedrich von Hayek the road to serfdom noemt. Je komt steeds verder op die glijdende schaal richting totalitarisme, richting neocommunisme.
En ik wil best geloven dat er allerlei documenten zijn gemaakt die zeggen: we gaan het nu eerst tot daar doen. Maar het stopt natuurlijk nooit. De speer zal elke keer weer worden verlegd. We hebben nu dit doel bereikt, dan gaan we dat doel bereiken, dan gaan we nu daarnaar streven. Dat hebben we toch op alle punten gezien? Europese eenmaking is toch ook nooit gestopt? 30 jaar geleden zeiden ze niet: we gaan nu Europese belastingen en eurobonds invoeren. Ik weet nog heel goed dat er werd gezegd dat die er nooit zouden komen. Er komt nooit een Europees leger, meneer Baudet, waar heeft u het over? En nu is het er gewoon, of het is in wording.
Dus het is heel belangrijk in de politiek om de richting van het beleid te zien, dus niet alleen wat ze op korte termijn, over twee jaar of over drie jaar willen bereiken, maar: waar zijn ze nou mee bezig? Al deze kleurtjes, dat zijn allemaal doelen die per definitie, vanuit hun wezen, onbereikbaar zijn. Utopische doelen. Het enige effect van het stellen van die doelen kan zijn: meer staatsmacht, meer centralisatie, meer herverdeling en dus minder vrijheid.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, kort. Ik concludeer dat wat u zegt dus niet overeenkomt met de indicatoren en de documenten. Dat kan. U zegt misschien dat er een groot plan achter zit.
De voorzitter:
De heer Baudet zegt …
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Baudet, voorzitter. Maar ik zou u wel willen vragen om voorzichtig te zijn, want mensen zitten misschien te kijken of ze zetten dit straks op YouTube en ze nemen dat klakkeloos over. Als ik dat niet had opgezocht, had ik niet geweten dat het er niet staat. Als ik doorvraag bij u, zegt u dat het er inderdaad niet staat, maar dat dit onvermijdelijk het doel zal zijn. Ik vraag u om daar wat voorzichtiger mee te zijn.
De heer Baudet (FVD):
Nee, nee, nee, dat is onzin. De heer Ceder heeft het over de nadere invulling op één subonderwerpje van een veel groter doel. Natuurlijk wordt dat in stappen uitgerold. Dat één subdoel met een korte looptijd niet al meteen in z'n eentje het geheel van de totalitaire maatregelen betreft, ben ik natuurlijk met hem eens. Dat betoog ik ook niet. Het gaat mij om de totaliteit van die zeventien punten en het langetermijnperspectief waaruit het vertrekt. Dat er een specificatie is, dat er wordt gezegd "in dat jaar gaan we dat doen", dat wil ik best geloven. Dat doet helemaal niets af aan mijn kritiek.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot, voorzitter. Ik wil de heer Baudet vragen om voorzichtiger te zijn. Hij zegt dat armoede bestrijden maar op één manier kan. Ik heb net een alternatief geboden. Het kan ook via lokale gemeenschappen. Het is niet zo dat dit de enige doelredenering is die u ervan maakt. Uiteraard staat het u vrij om daarover het vrije woord te hebben; daarom debatteren we ook. Maar ik heb net ook op alternatieven gewezen. Mensen kijken en mensen volgen dit. Ik heb net aangegeven dat als ik naar de documenten kijk, er net wat anders staat dan wat u zegt, of heel veel anders. Ik wil u gewoon vragen om daar voorzichtig mee te zijn.
De heer Baudet (FVD):
Wat is dit nou voor slappe hap? Voorzichtig zijn, voorzichtig zijn. We hebben te maken met een totalitaire machtsgreep op mondiale schaal. Het principe dat er wereldwijd geen armoede meer zal zijn, is een totalitair principe. Daar wordt vervolgens een uitwerking aan gegeven in stappen; in dat jaar willen we op dat gebied daar … Dat is logisch. Als je daarop gaat focussen, zeg je: kijk, dat ene doel daar, dat ene subpuntje, die bullet daar, dat valt toch wel mee? Ja, dat haal je de koekoek, dat is het punt niet. Het gaat erom dat al die doelen, allemaal, totalitair zijn, want onhaalbaar en utopisch. En dan zal je dus een glijdende schaal ingaan. Als dat ene puntje gehaald is, van 1,5 dollar, en het prijspeil is niet zodanig dat je daarvan kan leven als een oliesjeik, zal ik maar zeggen, dan zal vervolgens worden gezegd: we gaan het opkrikken naar 2 dollar of 2,5 dollar. Natuurlijk stopt het daar niet. Dat begrijpt een kind toch? Dat is toch helemaal het punt niet van die kritiek?
De voorzitter:
U continueert.
De heer Baudet (FVD):
Inderdaad, elk weldenkend mens huivert bij al deze plannen. Elk weldenkend mens realiseert zich dat we te maken hebben met maniakken. Maar laat er geen misverstand over bestaan: dit is de richting waarin de mondiale elites bewegen. Dit is het mentale virus waarvan zij zijn bevangen. Met orwelliaanse omkeringen wordt de realiteit van hun plannen verbloemd met ogenschijnlijk lovenswaardige menslievende eufemismen.
Het ministerie van BuHa-OS implementeert het. Is de minister zich zelfs maar vagelijk bewust van de tirannieke implicaties die de Sustainable Development Goals in zich dragen? Begrijpt hij dat het onderliggende filosofische kader van al zijn beleid gebaseerd is op niets minder dan ordinair neocommunisme? Socialisme en liberalisme, de ogenschijnlijke tegenstanders uit de politieke theorie van de negentiende eeuw, zijn tot een synthese gekomen in deze versmelting van supranationaal bestuur en macht van multinationals. Big business en big government gaan hand in hand. De managers hebben de macht gegrepen. Public-private partnership, heet het dan. En de burger, de nationale economie, de vrijheid, de democratie en de natiestaat delven het onderspit. De boeren worden weggeconcurreerd door het massavlees met hormonen en andere troep uit het buitenland. De mkb'ers zuchten onder de belastingdruk. De gezinnen hebben geen tijd meer voor hun kinderen, omdat ze de hele dag moeten werken. Zullen we eens beginnen met ons te bekommeren om Nederland en de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking? Die is namelijk keihard nodig, in ons eigen land.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Een man liep langs een weg en werd aangevallen door struikrovers en plunderaars. Ze namen z'n spullen af, sloegen hem in elkaar en lieten hem bewusteloos naast de weg liggen. Een eerste man kwam langs, een priester, maar hij liep er met een grote boog omheen. Na hem kwam een leviet die de priester hielp, maar hij liep er ook omheen. Als derde liep er een Samaritaan langs, iemand van een compleet ander en zelfs vijandig volk. Hij nam de man op z'n ezel mee naar een herberg voor verzorging en overnachting. Hij betaalde alles voor die man.
Voorzitter. Dit is het Bijbelse verhaal van de barmhartige Samaritaan. Mocht u het na willen lezen: het staat in Lucas 10. Dat volgt op de vraag "wie is mijn naaste?" en op het gebod om je naaste lief te hebben als jezelf. Volgens mij gaat het daar bij dit debat bij uitstek over: hoe doen wij ontwikkelingswerk voor die naaste, ver weg, naar wie we mogen omzien? Buitenlandse handel is natuurlijk ook onderdeel van dit debat, maar gezien de tijd laat ik dat voor een volgende keer. Maar wat er wel bij past: naast een barmhartige Samaritaan hebben we ook een wijze geopoliticus en een slimme koopman nodig die bezig zijn met ontwikkelingssamenwerking. Want hoe je het ook wendt of keert, het versterkt ook onze positie in andere landen ten koste van Russische en Chinese invloeden, het verdient zich terug in handel, en het brengt rust en stabiliteit in roerige regio's zoals de Sahel.
Voorzitter. Deze begroting staat voor de SGP in het teken van de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Dat is spijtig, maar ik denk dat we moeten concluderen dat het op dit moment onvermijdelijk lijkt. Maar laat ik helder zijn: voor de SGP ligt de ambitie op die OESO-norm van 0,7% van het bruto nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking.
De investeringen worden gedrukt door asielopvangkosten. Om dat te dempen, stelde de SGP maatregelen voor om de instroom te verlagen en om de doorloop bij de IND te versnellen. Dat verlaagt de kosten. Wij zijn ook voorstanders van opvang in de regio en om het leven van mensen en samenlevingen daar te verbeteren. De SGP steunt het ontzien van de noodhulp. De bezuinigingen op de OS-posten lijken redelijk gelijk verdeeld, maar we moeten niet vergeten dat een investering in ontwikkelingssamenwerking iets is wat een samenleving versterkt en ook weerbaarder maakt op lange termijn. Ik zag dat heel concreet in Benin. Dat ging niet om een Nederlandse bijdrage; ik was voor hele andere dingen in Benin. Vorig jaar januari was ik in Benin en bezocht ik daar een kustversterkingsproject. Daar zag je aanschouwelijk onderwijs waarvan je dacht: dit ontwikkelingsgeld zorgt er echt voor dat mensen daar straks een beter en veiliger leven hebben.
Tot slot op dit punt: de aangenomen motie over het maximeren van asielkosten die worden toegerekend aan het ODA-budget wordt niet uitgevoerd. Mijn vraag is of de minister zich er, in lijn met deze motie, voor wil inzetten dat we het ontwikkelingssamenwerkingsbudget niet nog verder aantasten bij toekomstige tegenvallers.
Voorzitter. Dan de onderwerpen water, klimaat en voedselzekerheid. Die stemmen mij steeds somberder. Veel spanningen in ontwikkelingslanden hebben te maken met deze drie factoren van leefbaarheid. Een goede watervoorziening, klimaatadaptatie en daarmee een betere voedseloogst zijn cruciaal om een regio leefbaar te houden en tot bloei te brengen. Mijn vraag is of de minister deze onderwerpen meer in samenhang kan bezien en of hij die, waar dat helpt voor een efficiencyslag en waar het lokaal beter aansluit, wil oppakken met ontwikkelingsorganisaties en bedrijven die daar lokaal bezig zijn. Wij zien bij verschillende losse programma's dat streefwaarden worden losgelaten en dat ook sommige verhogingen van ambities worden losgelaten. Dat stemt ons somber in tijden van steeds meer toenemende wereldwijde droogte en honger. Ik vraag de minister hoe we onze bestaande financiering zo toegankelijk en transparant mogelijk kunnen maken voor ngo's. Wij krijgen uit de OS-sector te horen dat regelingen soms moeilijk toegankelijk zijn voor kleinere ngo's en lokale organisaties in ontwikkelingslanden. Een schommelende financiering voor die organisaties maakt het moeilijk om betrouwbare OS-projecten uit te rollen die op termijn echt gaan renderen.
Ik wil daar één voorbeeld van noemen: het klimaatdashboard voor klimaatfinanciering is niet inzichtelijk voor ngo's. Het is voor hen niet altijd helder met welke regelingen en subsidies zij mee kunnen doen. Mijn concrete vraag aan de minister is of hij zich ervoor wil inzetten om dat te verbeteren en te vereenvoudigen.
Voorzitter. Bij ontwikkelingssamenwerking is inzet op gezondheid cruciaal. Infectieziekten zijn desastreus. Als kinderen vroeg overlijden of in slechte gezondheid opgroeien, nekt dat later wellicht een hele generatie en een heel land. Dan is het des te onbegrijpelijker dat er veel op progressieve paradepaardjes wordt ingezet in veel minder progressieve landen door ons SRGR-beleid. Vooral de luider wordende stemmen over zogenaamd "veilige abortus" als mensenrecht vinden wij als SGP onbegrijpelijk. Wij kiezen voor het beschermen in plaats van het beëindigen van kwetsbaar leven en voor meer moeder-en-kindzorg.
Voorzitter. Ook maak ik mij zorgen om recent verschenen onderzoek in het Reformatorisch Dagblad over programma's die inzetten op geboortebeperking, lage geboortecijfers en operaties om mensen tijdelijk of permanent onvruchtbaar te maken. Het wordt liberaal aangekleed als "keuzevrijheid vergroten" en "mogelijkheden bieden", maar mijns inziens gaat de overheid hierin te ver en treedt zij in wezenlijke keuzes van mensen. Mijn vraag aan de minister is of hij deze programma's wil onderzoeken en, het liefst, wil stopzetten. Kan hij de programma's doorlichten en kijken of er bij andere programma's expliciet als Nederlands doel wordt gesteld om geboortecijfers te verlagen, en kan hij de Kamer daarover berichten?
Voorzitter. Ik had nog het een en ander staan …
De voorzitter:
Er is een vraag voor u.
De heer Stoffer (SGP):
… over UNRWA, maar …
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Baudet.
De heer Stoffer (SGP):
… daar zijn veel vragen over gesteld, dus ik sluit me aan bij alle vragen die gesteld zijn. Dan ben ik klaar met mijn betoog en dan ben ik ook klaar voor de interruptie die eraan komt.
De heer Baudet (FVD):
Je zou dit een "sympathiserende interruptie" kunnen noemen, een nieuwe parlementaire vorm, in het kader van wat de heer Stoffer zei over gezinsvorming en het belang van reproductieve health, om het maar in SDG-termen uit te drukken. In de begroting van het ministerie zie ik dat er allerlei buitenlandse ngo's worden gesubsidieerd die onder andere abortus promoten, willen faciliteren et cetera. Dat is onderdeel van het regeringsbeleid. Je kunt er van alles van vinden dat we dat doen in andere delen van de wereld, maar in Nederland zouden we daar toch een hoop vragen bij kunnen stellen, zeker omdat prolifegroepen niet dat soort subsidie krijgen.
De heer Stoffer (SGP):
Ja. Of het nou in Nederland of in het buitenland gebeurt, volgens mij moeten we dat voorkomen. Zoals ik al zei: ik zou veel liever inzetten op de gewone gezondheid van mensen, zodat ze een beetje goed van lijf en leden kunnen zijn. Ik weet niet exact waar de heer Baudet heen wil, maar volgens mij zijn we het daarover redelijk eens.
De heer Baudet (FVD):
Nou, dat is toch mooi. Er wordt mij weleens verweten dat ik me niet constructief opstel, maar het is een en al coöperatie hier.
De voorzitter:
U geeft even een compliment aan uzelf.
De heer Stoffer (SGP):
Ik dacht aan mij, voorzitter!
De heer Baudet (FVD):
Ja, dat klopt. Aan het tromgeroffel te horen wordt er ook mee ingestemd.
De voorzitter:
Iedereen is het met u eens. Iedereen is het met u eens.
De heer Stoffer (SGP):
Ik hoopte eigenlijk nog op een tweede interruptie van de heer Baudet.
De voorzitter:
Misschien mevrouw Kamminga.
De heer Stoffer (SGP):
Ook een constructieve, denk ik.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik wil in ieder geval niet op dit punt doorgaan. Met uw goedvinden, voorzitter, wil ik een interruptie plaatsen over een ander punt. De heer Stoffer zei iets over het toerekenen van de eerstejaarsopvang aan OS-budget. Daar is natuurlijk vaker over gewisseld. U zat toen al wel in deze commissie en ik niet, maar ik heb me natuurlijk proberen in te lezen. Dit blijft natuurlijk een discussie, want het een heeft natuurlijk effect op het ander. Dat begrijp ik. Ik hoorde de heer Stoffer zeggen, ook met referte aan een motie, dat we zouden moeten voorkomen dat nieuwe tegenvallers nog meer ten koste gaan van het OS-budget. Nu ken ik ook de heer Stoffer als iemand die altijd goed nadenkt over dekkingen en dergelijke. We gaan dat soort discussies wel krijgen, dus ik vraag dit ook uit nieuwsgierigheid. Ik kan me namelijk ook niet voorstellen dat de heer Stoffer het wil laten afgaan van het budget dat we hebben voor politieagenten op straat of voor andere mensen die heel hard voor ons aan het werk zijn in de veiligheidsketen. Waar denkt de heer Stoffer dan aan?
De heer Stoffer (SGP):
Kijk, wij hebben ook aangestuurd op het verminderen van de instroom. Dan ben je dat sowieso kwijt, dus laat dat gewoon het allereerste zijn. Maar ik heb net ook een stevig pleidooi gehouden voor het omzien naar je naaste. Wat dat betreft zeggen wij dus: doe dat gewoon op een goede manier. Daarom willen we er ook een bepaalde bodem in leggen. Dat we die koppeling hebben, lijkt me heel goed. Daar is inhoudelijk ook gewoon aanleiding toe. Maar als je doorgaat en de instroom neemt maar toe en toe, dan ga je, als je niet uitkijkt, op een gegeven moment helemaal door het plafond heen. Dan blijft er niks meer over om nog elders in de wereld wat te doen. Dat willen we niet. We zeggen dus eigenlijk: laten we kijken of we ergens een maximering neer kunnen zetten, maar dan gekoppeld aan het beperken van de instroom. Dat zou namelijk het meeste helpen.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dat steunen wij vanuit de VVD natuurlijk van harte. Onze inzet is ook om de instroom te beperken, want daar ligt uiteindelijk natuurlijk de sleutel. Maar dan heb ik nog steeds geen antwoord. Als er inderdaad een groter budget nodig is, naar welke begroting kijkt u dan?
De heer Stoffer (SGP):
Daar moeten we met elkaar heel goed naar kijken. Het gaat misschien niet om hele grote bedragen op de totale rijksbegroting, maar het klopt dat het dan ergens een beetje pijn gaat doen. Daar moeten we dan een keuze in maken. Zover zijn we niet gegaan. Het is eerst: kunnen we er ergens een bepaald plafond in leggen, zodat het niet helemaal ten koste gaat van wat we elders op de wereld willen doen? Ik noem zo'n kustversterkingsproject. Dat is natuurlijk ook een stukje exportproduct van Nederland, uit welk oogpunt je het ook bekijkt. Bedrijven doen daar ook weer het een en ander, dus je stimuleert ook het bedrijfsleven daarin. Maar het gaat me er ook om dat als je het doet, je het leven van mensen beter maakt. Dan hoeven ze minder deze kant op te komen. Die hele koppeling zit er dus in. Het is niet iets heel gemakkelijks, waarvan je denkt: ik stop hier een beetje geld in of ik haal daar een beetje weg, en dan hebben we dit opgelost. Nee, het is een hele keten van dingen die aan elkaar vastzitten. Volgens mij moeten we zorgen dat we het elders in de wereld leefbaarder maken. Dan hoeven een heleboel mensen hier niet naartoe te komen. Dan hebben we het probleem eigenlijk automatisch opgelost. Maar wat doen we als we heel concreet moeten kijken waar we dadelijk uit zouden moeten komen? Uiteindelijk gaan we dan, als er een voorstel komt, met elkaar ook kijken naar een goede en deugdelijke dekking. Dat kan een beetje pijn doen hier in Nederland. Ik ga nu geen concrete voorbeelden noemen, maar het moet ergens uit de begroting komen, want de belastingen moeten niet omhoog. Laten we daar helder over zijn. Daar vinden we elkaar sowieso in.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ter afsluiting: fijn. Ik denk dat we allebei gemotiveerd zijn om te werken aan het beperken van de instroom. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat goede projecten, zeker als ook Nederlandse bedrijven daar nog een beetje baat bij hebben, ook kunnen helpen in de landen daar. Ik vind het goed om te horen dat de heer Stoffer dan niet in eerste instantie kijkt naar belastingverhoging. Hopelijk kijkt hij dan ook niet naar de begroting waaruit we ook de politie betalen.
De voorzitter:
Prachtig. De dagsluiting wordt verzorgd door de heer Eerdmans, de laatste spreker van vandaag. Het woord is aan hem.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, u opent met een gedicht en ik sluit gewoon elke dag af. Dat is eigenlijk ook wel een prima volgorde, dus we komen elkaar weer tegen. Ja, de beste wensen. Goedenavond. Dan gaan wij van start.
Voorzitter. Allereerst felicitaties aan de collega's met hun maidenspeech. Ik zal me beperken en zal niet weer alle namen opnoemen, zoals de vorige keer. Het waren er wel minder dan bij de vorige begroting.
Voorzitter. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking staat op de begroting voor bij elkaar 3,6 miljard. Er gaat 1 miljard naar vrede en veiligheid en bijna 1 miljard naar duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat. Nu zeg ik "voedselzekerheid is prima", maar die 500 miljoen die wij beschikbaar stellen voor water en klimaat, waar gaat dat dan om? Dan ga ik eens even inzoomen op klimaat. Dan lees ik: "Nederland heeft bij het tekenen van het klimaatakkoord van Parijs beloofd om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij het tegengaan van klimaatverandering. Ook is beloofd hun weerbaarheid tegen de gevolgen ervan te vergroten". Met andere woorden, we willen dus niet alleen in Nederland het klimaat redden met 35 miljard, maar we willen dat eigenlijk ook voor de rest van de wereld doen.
Voorzitter. Er wordt ook extra geïnvesteerd in de opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Nederland heeft hiervoor extra geld vrijgemaakt, tot 195 miljoen euro vanaf 2025. Dat juicht JA21 van harte toe, want het belang van vluchtelingenopvang in de eigen regio's zal alleen maar toenemen. Afrika staat op het punt om te verdubbelen, kun je zeggen, en gaat tegen 2050 van 1,2 miljard mensen naar 2,4 miljard mensen. De komst van grote groepen migranten, gedreven door honger, oorlog of economische motieven, zal de welvaart van ons Europese continent zwaarder onder druk gaan zetten. Alle middelen tot nu toe, zoals de Tunesiëdeal, het Europees Asiel- en Migratiepact en de uitbreiding van Frontex, zijn toch allemaal druppels op de gloeiende plaat. Hard gezegd kan eigenlijk alleen een hek om Europa Europa redden. De EU stroomt vol en dus zal Nederland werk moeten maken van opvangmogelijkheden in landen rond de brandhaarden, en tegelijkertijd partnerlanden moeten zoeken die onze asielopvang kunnen overnemen.
Voorzitter. Ik heb in dat verband een land als Zambia genoemd. Dat is over het algemeen een zeer veilig land. We weten dat diverse West-Europese landen, zoals Italië, Denemarken, Engeland, Zweden en Oostenrijk gelijke ideeën hebben. JA21 vindt het opmerkelijk dat er tig vluchtelingen door zeer veel veilige landen komen voordat hier in Nederland asiel wordt aangevraagd. De facto kennen wij dus eigenlijk ook geen echte vluchtelingen, want men had al in het eerste veilige land in Europa kunnen neerstrijken.
Nou betoogt Stichting Connect International, een hulporganisatie voor ontwikkelingslanden die voornamelijk in Afrika opereert, al jarenlang dat opvang in de regio de oplossing is om het asielprobleem op te lossen. Deze stichting van Tom de Veer ziet als geen ander hoe ons asielsysteem disfunctioneert. Volgens hem is het huidige systeem ook extreem oneerlijk, omdat de rijkste 15% de middelen heeft om die oversteek naar de EU te maken. Lees daarover natuurlijk ook het boek De asielloterij van Ruud Koopmans. Daarnaast is de opvang in de EU 50 keer duurder dan opvang in de regio zelf. Het voorkomt natuurlijk ook de zeer gevaarlijke reizen, waarbij jaarlijks duizenden migranten omkomen en waarvan vooral de mensensmokkelaars profiteren, die telkens weer nieuwe routes zullen bedenken. Kortom, het plan van Stichting Connect International kent zowel een preventieve als een compenserende werking. Ik heb hier vaker met de heer De Veer over gesproken. Het heeft een preventieve werking omdat asielzoekers weten dat ze teruggestuurd worden naar hun regio; ze hebben nul kans. En het heeft een compenserende werking omdat landen een financiële vergoeding uit de bestaande ontwikkelingshulpbudgetten ontvangen.
Dan mijn vraag aan de minister. Ik bied hem dit plan aan. Ik hoop dat hij mij daar een reactie op gaat geven. Dat mag overigens schriftelijk, want die hoef ik niet morgenavond te hebben. Als dat mag, zou ik graag het plan met bijlage aan de minister aanbieden via de bode. De bijlage is het plaatje van de brandhaarden en de mogelijke landen die kunnen helpen bij opvang aldaar en bij opvang van Nederlandse asielzoekers in partnerlanden.
Dank u zeer.
De voorzitter:
Het wordt overhandigd aan de minister.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja. Daarvoor dank, voorzitter. Ter zake van het outsourcen van onze asielopvang naar de veilige landen buiten Europa werd vorig jaar de motie-Eerdmans aangenomen. Kan de minister aangeven hoe de gesprekken met de Deense collega's waartoe de motie opriep, nu verlopen? Wat hebben die gesprekken concreet opgeleverd en welke elementen uit het Deense asielsysteem zijn wat het kabinet betreft bruikbaar voor Nederland? Graag een reactie.
Vorig jaar heb ik bij de Algemene Beschouwingen in september samen met de heer Wilders een motie aangenomen gekregen waarin de regering werd gevraagd om een rapporteur aan te wijzen die kan onderzoeken welke landen in aanmerking komen voor zo'n partnership. Het kabinet gaf in een brief op 3 november aan dat het meent dat het aanstellen van een rapporteur moet worden bezien in relatie tot verdere beleidsontwikkeling op dit terrein door zijn ambtsopvolgers. Hm! Mijn vraag aan de minister: kan ik hier nou uit afleiden dat de motie niet wordt uitgevoerd door het kabinet? Geeft u het kabinet nou aan dat er op het beleidsterrein van asiel geen stappen moeten worden genomen die bijdragen aan asielopvang buiten Nederland?
Voorzitter. Dan de UNRWA, waarover vele vragen zijn gesteld. Ik ben daar blij mee. Wij steunen de lijn van het kabinet om de financiering op te schorten nu minstens twaalf medewerkers van deze instelling zijn beschuldigd van betrokkenheid bij terreur. Dan kun je dus zeggen dat met VN-geld de aanslag op 7 oktober is gepleegd. Dat is een zeer, zeer, zeer kwalijke zaak. Wij vragen ons ook zeer af in hoeverre Hamas zich meer heeft ingevreten in de UNRWA. Ik hou het hierbij omdat er al vele vragen over gesteld zijn. O ja, nog één vraag. Heeft de minister over dit dossier contact met de Israëlische ambassade in Nederland? Zo ja, wat komt daaruit naar voren?
Voorzitter. Een grote zorg voor JA21 is ook het verdwijnen van ontwikkelingsgeld in de verkeerde zakken, bijvoorbeeld van Afrikaanse elites. Ik heb het eerder benoemd en ik zal er nu weer een vraag over stellen. In 2020 rapporteerde de VN inzake de handel en de ontwikkeling al dat per jaar 90 miljard dollar door Afrikaanse elites wordt weggesluisd naar belastingparadijzen. Ontwikkelingshulp aan landen als Angola, Egypte en Nigeria heeft amper effect op de lokale bevolking. Zembla ontdekte vorig jaar nog dat 140 miljoen Nederlands geld voor de opbouw van de rechtsstaat in Rwanda totaal geen effect had. Het werd door een hoogleraar "bezigheidstherapie" genoemd. Kortom, miljarden worden weggesluisd, onder andere naar bankrekeningen op de Kaaimaneilanden. In hoeverre doet ons ministerie nou aan controle, dubbelchecks en sancties bij door ons bestede ontwikkelingsgelden?
Voorzitter, tot slot. Sinds de zomer van 2023 liggen de onderhandelingen stil over het stelsel van de algemene preferenties, het zogenaamde GSP. Ik denk dat de gemiddelde burger hier niet echt wakker van ligt en er waarschijnlijk nooit van heeft gehoord. Maar de gesprekken binnen de EU hierover hebben betrekking op landen die voordelen genieten van bepaalde handelsafspraken. Onze Europese fractie — dat is Michiel Hoogeveen — is van mening dat je ook wat tegenover die handelsafspraken mag zetten. Als tegenprestatie zou je bijvoorbeeld verplicht kunnen stellen dat het betreffende land illegale immigranten terugneemt. Dat lijkt mij een heel realistisch en goed verzoek. Uit Brussel horen wij echter dat het Belgische voorzitterschap een nieuwe tekst op tafel zou willen leggen die hier niet aan tegemoetkomt. Wat is de positie in dezen van de Nederlandse regering?
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel mooi. Tot zover de eerste termijn van de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Er zijn nogal wat vragen gesteld op heel veel terreinen. Wij wensen de minister veel succes met de beantwoording. Morgen gaan we luisteren naar het resultaat.
Ik sluit de vergadering van 30 januari.
Sluiting
Sluiting 22.07 uur.