Plenair verslag Tweede Kamer, 91e vergadering
Dinsdag 14 juni 2022

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:38 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Bergkamp

Aanwezig zijn 142 leden der Kamer, te weten:

Alkaya, Amhaouch, Arib, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bevers, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Martin Bosma, Bouchallikh, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Bromet, Van Campen, Ceder, Dassen, Dekker-Abdulaziz, Tony van Dijck, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Ephraim, Eppink, Erkens, Van Esch, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, Goudzwaard, De Graaf, Van der Graaf, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Gündogan, Den Haan, Van Haga, Hagen, Hammelburg, Haverkort, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Helder, Hermans, Hijink, Van den Hil, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Jansen, Léon de Jong, Romke de Jong, Kamminga, Kat, Kathmann, Van Kent, Kerseboom, Klaver, Knops, Koerhuis, Kops, De Kort, Kröger, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maatoug, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Mohandis, Agnes Mulder, Edgar Mulder, Mutluer, De Neef, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Ouwehand, Palland, Paternotte, Paul, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Podt, Van Raan, Raemakers, Rahimi, Rajkowski, De Roon, Sahla, Segers, Chris Simons, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Smolders, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Strolenberg, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Verkuijlen, Vestering, Wassenberg, Van Weerdenburg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Van Weyenberg, Wilders, Van der Woude en Wuite,

en de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mevrouw Van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw De Vries, staatssecretaris Toeslagen en Douane.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van dinsdag 14 juni 2022.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Paternotte

Vragen van het lid Paternotte aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister van Justitie en Veiligheid, over het boerenprotest bij de minister voor Natuur en Stikstof in de straat.

De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het mondelinge vragenuur op een andere manier volgen van harte welkom. Ik geef het woord aan de heer Paternotte van D66. Hij heeft een vraag aan de staatssecretaris, bij afwezigheid van de minister, over het boerenprotest bij de minister voor Natuur en Stikstof in de straat. Het woord is aan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, dank voor het woord in dit huis van de democratie. We moeten het hebben over afgelopen vrijdag. De minister voor Natuur en de minister van Landbouw stuurden die dag een langverwachte brief naar de Kamer over het beschermen van de natuur, het van het slot halen van het land en het terugbrengen van de stikstofuitstoot. Eindelijk, drie jaar na de uitspraak van de rechter, komt het kabinet met een voortvarende aanpak. We weten dat het een gevoelig thema is: collega's Tjeerd de Groot en Jesse Klaver werden bedreigd, politici werden thuis opgezocht, en een journalist werd met auto en al de sloot in gekieperd. Ik heb het hier vandaag niet over alle boeren — laat dat duidelijk zijn — maar wél over het extremistische deel dat dit soort intimidatie niet schuwt.

Voorzitter. Ook los van dit onderwerp is de sfeer meer gespannen in ons land. Burgemeester Halsema waarschuwde dat demonstraties steeds vaker ontaarden in geweld, de minister van Financiën kreeg een fakkeldrager aan de deur, en de minister voor Volkshuisvesting kan niet meer gewoon over straat.

Voorzitter. Het demonstratierecht is bijkans heilig, zo zei burgemeester Eberhard van der Laan het altijd, en terecht. Maar er is een grens, want geweld en intimidatie zijn verboden bij wet, bij onze democratisch vastgestelde wet. Dus de gebeurtenissen van afgelopen vrijdag waren zeker geen verrassing. Dit had iedereen kunnen zien aankomen. De minister heeft zich kranig geweerd en ging het gesprek aan — dat valt te prijzen — maar dit is niet normaal en dit had voorkomen moeten worden.

Daarom heb ik drie simpele vragen. Hoe kon dit nu gebeuren vrijdag? De oprit van de minister en de straat zijn al geblokkeerd voordat de politie er is, zo lijkt het. Vond de staatssecretaris de voorbereiding op afgelopen vrijdag voldoende? Zijn er aanwijzingen dat vrijdag in de buurt van het huis van de minister de wet is overtreden en wordt dat op dit moment onderzocht door politie of justitie? Dezelfde vraag heb ik over de minister van Landbouw. Ik las dat hij bijna is klemgereden door veehouders. Klopt dit? En wordt dit onderzocht door politie en justitie?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Paternotte deze vraag stelt. Ere wie ere toekomt. Hij was ook degene die afgelopen vrijdag als eerste afstand nam van deze actie. Daarna hebben vele van zijn collega's hier in de Kamer daar afstand van genomen. Iedereen heeft het recht om te demonstreren en iedereen heeft het recht om zijn mening te geven, ook als die mening schuurt of schokt, maar je blijft wel weg bij het huis van Kamerleden dan wel bewindspersonen; de heer Paternotte nam het voortouw in het afstand nemen daarvan. Dat zegt inderdaad niks over de inhoud van de acties. Het maakt niet uit of je het wel of niet met het kabinet eens bent en uiteraard heeft iedereen het recht om te demonstreren, maar doe dat wel op een ordentelijke wijze.

Dan de vragen van de heer Paternotte. De lokale politie had geen enkele aanwijzing dat deze acties zouden plaatsvinden. Op het moment dat de acties aan het plaatsvinden waren, werden die de politie in de gemeente gewaar en zijn zij ook gekomen. Nee, zij hebben geen strafbare feiten geconstateerd. Wij allen vinden dat het niet kán, onder andere omdat het intimiderend is en als intimiderend kan worden ervaren op het moment dat je bij iemands huis staat. Daarom moet je het ook absoluut niet doen. Het feit dat je dan met tractoren komt, kan als nog intimiderender worden ervaren, maar dat is niet hetzelfde als dat daarmee formeel strafbare feiten zijn begaan. Die zijn in de ogen van de politie ook niet begaan. Ik moet het antwoord op de derde vraag van de heer Paternotte schuldig blijven; dat weet ik niet.

De voorzitter:
Het woord is weer aan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):
Zegt de staatssecretaris hiermee nu dat de minister thuis opzoeken, daar met trekkers voor de deur staan en de minister niet loslaten voordat je verhaal hebt gehaald, mag en dat dit nog een keer zou kunnen gebeuren?

Staatssecretaris Van der Burg:
Zoals de heer Paternotte net zei — hij citeerde burgemeester Van der Laan van Amsterdam — is het demonstatierecht ongeveer heilig in Nederland. Dat betekent dat je mag demonstreren. Dat is een grondwettelijk recht. In de APV's van een aantal gemeenten ligt wel vast dat je dat van tevoren moet melden. Ook als je dat niet meldt, wat in dit geval zo was, dan is daarmee echter nog niet gezegd dat het een verboden demonstratie was. Dus in beginsel mag er gedemonstreerd worden in Nederland. Het is wel zo dat de burgemeester in het kader van openbare orde en veiligheid gebruik kan maken van bepalingen, bijvoorbeeld waar het gaat om de plek waar gedemonstreerd kan worden. Maar er zijn, zoals ik al zei, geen strafbare feiten in dit geval ontstaan. Wat er gebeurde, was dus binnen de grenzen van de wet. De heer Paternotte — ik citeer hem niet letterlijk — gebruikt woorden als: en niet laten gaan totdat. Dat was in die zin niet aan de orde, dat ze niet fysiek is tegengehouden. Als dat wel aan de orde was geweest, zou wel sprake kunnen zijn van strafbare feiten, maar, nogmaals, de politie heeft die niet geconstateerd. Dan geldt inderdaad dat demonstreren mag, al zijn u en ik, u en het kabinet het roerend met elkaar eens, evenals gelukkig ook het overgrote deel van deze Kamer, dat je altijd mag demonstreren maar dat je dat niet bij Kamerleden of bewindslieden thuis moet doen maar op een andere plek. Bedenk daar dan ook nog eens bij dat je dan niet alleen de minister treft in haar rol van mens maar dat er dan ook nog een man en, nog belangrijker, kinderen thuis zitten voor wie die intimidatie nog heftiger kan zijn. Daarom is het volstrekt onacceptabel, ik herhaal, onacceptabel wat er is gebeurd, maar dat is een moreel oordeel en geen juridisch oordeel.

De heer Paternotte (D66):
Ik was blij met dat eerste oordeel van de staatssecretaris: "Onacceptabel. Dit doe je niet. Dit kan niet gebeuren in Nederland." Maar dan is natuurlijk wel de vraag: wat gaat het kabinet eraan doen om te zorgen dat dat ook niet meer gebeurt en dat dat niet normaal gaat worden?

Staatssecretaris Van der Burg:
Wat de heer Paternotte nu vraagt, is dus erg ingewikkeld. Want als de wet niet wordt overtreden, dan heb je ook geen wettelijke middelen om die niet-overtreding tegen te gaan. We hebben het hier dus vooral over moraal en niet over wet. Dat laat onverlet dat de burgemeester op basis van analyses, bijvoorbeeld ook een dreigingsanalyse, kan zeggen: ik wil dat een demonstratie niet op een bepaalde plek plaatsvindt. Dan kan de burgemeester er ook voor kiezen om te zeggen: om te voorkomen dat een demonstratie op een bepaalde plek plaatsvindt, neem ik fysieke maatregelen waardoor het ook niet op die plek plaatsvindt. U kunt zich nog herinneren dat het Binnenhof een aantal keren is afgesloten omdat er gezegd werd: er mag wel gedemonstreerd worden, maar niet op het Binnenhof; dat moet u dan doen op het Malieveld. Zo kan iedere burgemeester dat ook zeggen als het om de plaats gaat waar hij of zij burgemeester is.

De heer Paternotte (D66):
Ik zou toch graag van de staatssecretaris willen horen hoe hij de voorbereidingen afgelopen vrijdag nou vond, want ik maak me zorgen als hij zegt dat het lokale gezag geen enkele aanwijzing had. Want dit is natuurlijk geen incident: jaren geleden een provinciehuis aangevallen; politici thuis opgezocht; journalist met auto en al de sloot in gekieperd door extremistische boeren. Dit is in een land waar een wetenschapper niet naar een festival kan of journalisten soms hun werk niet meer kunnen doen. Dus dit is een fundamentele kwestie. De vraag is: hoe vaak moeten we nog langs de rand scheren? Over die voorbereiding maak ik me dan des te meer zorgen, omdat de burgemeester van Den Haag heeft gezegd dat hij met angst en beven uitkijkt naar de demonstratie volgende week woensdag. Het is een demonstratie die natuurlijk mag, maar waarbij hij zegt: help nou alsjeblieft, kabinet, om te zorgen dat er geen groot materieel komt en dat Den Haag niet weer vol komt te staan met trekkers. Dus mijn vraag is: welke concrete toezeggingen kan het kabinet aan de burgemeester van Den Haag doen over hoe het gaat zorgen dat die demonstratie rustig verloopt en niet uit de hand loopt, en hoe het er specifiek voor gaat zorgen dat het geen demonstratie wordt vol met zwaar materieel, trekkers en shovels?

Staatssecretaris Van der Burg:
Eerst even het eerste deel, dat in dit geval over de minister gaat. U weet dat er geen mededelingen worden gedaan, door mij noch door iemand anders, over de individuele beveiliging van een bewindspersoon of bewindspersonen in totaal. U weet wel dat er altijd maatregelen worden genomen. Nogmaals, in dit geval was er geen sprake van een strafbaar feit, dus kon de politie ook niet optreden.

Dan aankomende woensdag, wanneer ik met u, de Kamer, hier ook een debat mag voeren. Dan staat het eenieder ook weer vrij om te demonstreren. Als het gaat om de openbare orde is in eerste instantie de burgemeester van Den Haag aan zet. Die moet dan bepalen welke maatregelen hij wenst te nemen om ervoor te zorgen dat het op een ordentelijke manier verloopt. Dat doet hij in eerste instantie — ik zeg in dit geval "hij", omdat het over de burgemeester van Den Haag gaat — met de driehoek. Op het moment dat de driehoek — de commissaris, de officier van justitie en de burgemeester — ondersteuning nodig hebben van anderen, bijvoorbeeld van het Rijk, kan daar uiteraard om worden gevraagd. Dat is in het verleden gebeurd. Dat weet u ook, bij eerdere demonstraties. De volgorde is dat de burgemeester van Den Haag in the lead is als het gaat om de demonstratie van volgende week woensdag. Het lijkt mij wel goed dat u, ik en allen hier aanwezig, ervan uitgaan dat het volgende week woensdag op een ordentelijke en nette manier zal verlopen en dat alle demonstranten zich aan de aanwijzingen van het gezag en van de politie zullen houden. Dat hoort ook thuis in een democratie als de Nederlandse.

De heer Paternotte (D66):
De burgemeester gaat over heel veel, maar niet over de A12. Dat is waarom hij hulp vraagt aan het kabinet: help mij om te voorkomen dat Den Haag weer vol komt te staan met trekkers, met groot materieel. Demonstranten zijn welkom, de trekkers niet. Wat is het antwoord daarop van het kabinet?

Staatssecretaris Van der Burg:
Op het moment dat de burgemeester aangeeft hulp nodig te hebben, krijgt hij die van het kabinet. Welke maatregelen dan worden genomen, wordt niet hier en plein public via de camera's met iedereen gedeeld. Het gaat mij daarbij uiteraard niet om u, maar de politie moet haar werk op een zodanige manier kunnen doen dat daar niet door anderen op kan worden geanticipeerd. U mag ervan uitgaan dat de burgemeester van Den Haag alle noodzakelijke ondersteuning krijgt.

De heer Paternotte (D66):
De onrust is niet weg bij mij. Dat zit 'm er ook in dat de staatssecretaris heel duidelijk zegt: natuurlijk is het onacceptabel dat je politici, journalisten en wetenschappers thuis opzoekt om hun daar intimiderend te vertellen dat ze van mening moeten veranderen. Als het onacceptabel is, moeten we het dan niet ook kunnen tegenhouden? De vraag waarmee ik blijf zitten, is of we niet iets moeten doen om ervoor te zorgen dat dit niet mag. Niet alleen is het niet normaal, maar het is ook niet toegestaan.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik snap volledig de onrust die bij de heer Paternotte zit. Ik moet u zeggen dat ik vrijdagavond ook met gevoelens van onrust, boosheid en teleurstelling heb zitten kijken. Ik ben de afgelopen dagen nogal wat collega's tegengekomen en heb het daarover gehad. Die hebben ook met afschuw gekeken naar wat er gebeurde. U zei zelf al: het betreft hier niet dé boeren, maar een deel van de boeren. Het overgrote deel van de demonstraties in Nederland gaat goed. Ook het overgrote deel van de demonstraties door boeren gaat goed. Ik ga ervan uit dat het overgrote deel van de boeren, zo niet alle boeren, zich komende woensdag keurig gedraagt als ze hier demonstreren. En er moet opgetreden worden tegen hen die de wet overtreden. In zijn algemeenheid ligt de verantwoordelijkheid als het gaat om het demonstratierecht bij de burgemeester om te kijken wat er nodig is. Nogmaals, als de burgemeester enige vorm van ondersteuning nodig heeft, dan krijgt hij die. Als het gaat om specifieke groepen — bewindspersonen vallen daaronder — dan is er ook nog iets als persoonsbeveiliging. Daarover discussieer ik niet met u of met een van uw collega's hier in de openbaarheid.

De voorzitter:
Dank u wel en dank u wel, meneer Paternotte. We gaan eerst naar de heer Wassenberg, dan mevrouw Van der Plas, de heer Bisschop en de heer Van Campen.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren snapt dat boeren zeer geëmotioneerd reageren. Ze hebben jarenlang gehoord: er is niks aan de hand; we gaan het oplossen. De problemen werden vooruitgeschoven. En nu krijgen de boeren opeens te horen dat er strenge maatregelen komen. Dus ik snap de emotie, maar intimidatie is natuurlijk volstrekt uit den boze en onacceptabel. De staatssecretaris zegt: het demonstratierecht is een groot goed; het is een groot recht. Maar er wordt natuurlijk een grens gesteld bij intimidatie. Die boeren kwamen niet op de fiets, op de brommer of met de auto, maar op hun tractor. En daar rijden ze niet op als ze naar de kerk gaan of naar de supermarkt. Dan gaan ze met de auto.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Wassenberg (PvdD):
Vindt de minister, sorry, de staatssecretaris dit geen intimidatie? Waar trekt hij de grens?

Staatssecretaris Van der Burg:
Weet u, het is voor mij in mijn rol als bestuurder irrelevant of ik demonstranten snap of niet snap. En ik begrijp donders goed dat de maatregelen die het kabinet afgelopen vrijdag heeft voorgesteld, een enorme impact hebben. Maar ook als ik niets zou hebben begrepen van datgene wat de demonstranten inhoudelijk vinden, dan doet dat er niet toe. Het gaat er niet om of de overheid snapt wat demonstranten vinden. Ook als de overheid het niet snapt, hebben demonstranten het recht om te demonstreren. Ja, als tractoren worden ingezet bij acties, zijn ze intimiderender dan wanneer demonstranten lopend of op de fiets komen. Tractoren worden soms ook buiten agrarische gebieden gebruikt. Volgens mij was er een Kamerlid … Mevrouw Van der Plas, kwam u niet op uw eerste dag met een tractor naar de Tweede Kamer? Daar was het ludiek, maar op andere momenten is het intimiderend. Men heeft zich als boer heel nadrukkelijk aan de wet te houden op het moment dat men met een landbouwvoertuig de openbare weg opgaat. Als daar overtredingen plaatsvinden, moet je daartegen optreden. Dat is in dit geval niet door de politie geconstateerd. Maar ik ben het meteen met u eens dat het absoluut intimiderend werkt. En ik vind ook dat je het niet moet doen. Maar wat ik vind is wat anders dan wat in de wet staat. In de wet staat dat het kan, mits men zich aan wet- en regelgeving houdt.

De heer Wassenberg (PvdD):
De staatssecretaris zegt dus dat het een intimiderende werking heeft. Dat vind ik belangrijk. Ik vraag mij af of alle wetten gevolgd zijn, want we hebben ook de Wegenverkeerswet. En sinds 2021 is het ook voor landbouwvoertuigen verplicht om een kenteken te voeren. Was dat hier het geval en kan er nog proces-verbaal worden opgemaakt door het traceren van die kentekens?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik blijf gewoon netjes achter het spreekgestoelte staan, dus maakt u zich geen zorgen, maar op het moment dat ik naar u toe loop en heel dicht bij u ga staan en u recht in het gezicht aankijk, dan kan dat volstrekt intimiderend zijn — dat hoop ik voor mijzelf dan maar een beetje — maar daarmee is datgene wat ik doe nog niet strafbaar. De voorzitter zal overigens ongetwijfeld ingrijpen. Datzelfde geldt voor die tractoren. Ik vind het zeer intimiderend, ik vind het niet kunnen, maar het is daarmee niet automatisch een strafbaar feit. Als het gaat om de Wegenverkeerswet, is het aan de politie om daartegen op te treden. De aanwezige agenten hebben gemeld dat zij geen strafbare feiten hebben geconstateerd. Als ze die niet geconstateerd hebben, houdt het op dit moment op. U en ik zijn het erover eens dat iedereen zich aan de wet te houden heeft, ook boeren die zich verplaatsen per landbouwvoertuig. Maar nogmaals, de politie heeft geen wetsovertredingen geconstateerd, zo is de melding geweest.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Persoonlijk vind ik ook niet dat je mensen thuis moet opzoeken, wie die personen ook zijn, ministers, burgers. Dat doe je gewoon niet. Dat is mijn persoonlijke mening. Ik kan me wel heel goed herinneren dat die auto op zijn kant was gegaan, waar de heer Paternotte het over had. Dat gebeurde volgens mij op 13 mei 2019, toen 125 dierenactivisten met grof geweld de stal van een varkensboer binnenkwamen, waar beelden van zijn. Medewerkers zijn zelfs aan de kant geduwd. Zij hebben met z'n 125'en de hele dag het eigendom van de boeren bezet. Ik geloof dat het tien, vijftien uur duurde.

De voorzitter:
Uw vraag?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Die komt. Een tijdje geleden is het Tweede Kamergebouw beklommen door Greenpeace-activisten. Zij zijn ook bijna binnengedrongen.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, excuus. Ik ga u toch onderbreken. Iedereen heeft echt 30 seconden om een vraag te stellen, dus graag uw vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, excuses. Mijn vraag is: heeft u of de voormalige minister van Justitie daar weleens vragen over gehad? Zijn hier in deze Kamer weleens vragen gesteld over de Greenpeace-activisten, Extinction Rebellion die kruisingen blokkeert, of de dierenactivisten? Daar ben ik gewoon even benieuwd naar, want het lijkt mij een beetje selectief op dit moment.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik gaf net een compliment aan de heer Paternotte, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat datzelfde compliment aan mevrouw Van der Plas te maken is. Zeker gezien haar partijpolitieke achtergrond is het uitermate belangrijk dat ook zij afstand heeft genomen, niet alleen vandaag maar ook eerder al, van de acties van afgelopen vrijdag, omdat zij daar toch ook een voorvrouwfunctie in heeft. Daar was ik in ieder geval buitengewoon blij mee. Zij overvraagt mij met haar vraag. Ik ben staatssecretaris van Asiel. Ik vervang hier de minister, die op dit moment in Italië is. Zij had ongetwijfeld uit haar hoofd precies kunnen vertellen wanneer hier welke vragen zijn gesteld. Hier weet ik gewoon het antwoord niet op, mevrouw Van der Plas.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas. Nee? Oké. Dan gaan we naar de heer Bisschop, SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Geen enkel misverstand daarover: de wijze waarop door een groep boeren kenbaar werd gemaakt hoe zij over bepaalde plannen dachten, is verwerpelijk. Dat is op geen enkele manier goed te praten. Wij willen dat als SGP dus ook absoluut niet doen. De verontwaardiging daarover vind ik wel een beetje schril klinken. Situaties waarin boerengezinnen concreet door activistische milieugroepen bedreigd worden door betreding van hun erf, betreding van hun bezittingen, kom ik niet tegen in het rijtje van situaties waar we verontwaardigd over moeten zijn. Maar mijn vraag aan de voorzitter is, of aan de …

De voorzitter:
De staatssecretaris.

De heer Bisschop (SGP):
Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. We veroordelen de wijze waarop dat plaatsvond, maar kan de staatssecretaris enig begrip opbrengen voor de reden, voor de achtergrond van deze onrust?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik kan er volstrekt begrip voor opbrengen dat iemand het niet eens is met het beleid van deze regering of andere regeringen. Ik kan er volstrekt begrip voor opbrengen dat je demonstreert. Ikzelf heb, zoals u weet, een portefeuille waardoor ook niet iedereen de hele dag door juichend achter me aan loopt. Ik vind het dus volstrekt terecht dat er, zelfs vandaag hier in Den Haag, tegen mijn beleid gedemonstreerd wordt. Dat is het recht van iedere burger. U zult zien dat ik vanmiddag met die demonstranten ga praten, zoals de minister dat afgelopen vrijdag ook heeft gedaan. Dat is alleen maar goed. Ik zie ook vaak mensen vanuit de Kamer naar demonstraties op het Malieveld gaan, ook als ze het er niet mee eens zijn. Ik herinner mij een woordvoerder van D66 die toch best pittige stellingen heeft ingenomen, maar die wel naar de boeren toe ging om het uit te leggen, los van de vraag of hij daar de kans voor kreeg. Het is dus buitengewoon goed dat het kan en dat mensen zich uiten.

Maar ik heb er totaal geen begrip voor op het moment dat je bij een Kamerlid, zoals de heer Jetten, een minister, zoals mevrouw Kaag, of zoals afgelopen vrijdag bij de minister thuis komt. Daar kan ik geen enkel begrip voor opbrengen. Laat er geen enkel misverstand over bestaan: voor het voorbeeld dat u en mevrouw Van der Plas aanhalen geldt uiteraard volstrekt hetzelfde. Je kunt ook demonstreren tegen de bio-industrie en de nertsenfokkerij, maar ook dan blijf je weg bij de boer thuis en blijf je met je poten van zijn of haar spullen af.

De heer Van Campen (VVD):
De stikstofdoelen die afgelopen vrijdag door het kabinet zijn gepresenteerd, leiden tot onvoorstelbaar veel onrust bij boeren, boerenfamilies en mensen die hen goedgezind zijn, ook in mijn eigen achterban. Maar dat mag er nooit, nooit toe leiden dat je, met welke agenda dan ook, intimideert in de persoonlijke omgeving en levenssfeer van bestuurders en politici. Volgende week staat het protest gepland waar de staatssecretaris al naar verwees, net als het debat in deze Kamer, waarin we de discussie zullen voeren over de stikstofdoelen van het kabinet. Mijn eigen fractie zal daar ook voorstellen doen om tot een oplossing te komen.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Van Campen (VVD):
Ik zou de staatssecretaris willen vragen of het kabinet dan wel de burgemeester, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheidsregio, ook in gesprek is met de verschillende initiatiefnemers van de protesten om ervoor te zorgen dat dat protest, dat moet plaatsvinden en waar mensen hun mening vrij moeten kunnen uiten, op een waardige en fatsoenlijke manier gebeurt binnen de kaders van de wetten die we hier met elkaar hebben afgesproken.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat weet ik niet. Ik ken burgemeester Van Zanen echter buitengewoon goed. Ik weet dat hij er alles aan zal doen om de demonstratie van komende woensdag ordentelijk te laten verlopen. Daarbij helpt het absoluut als je met de initiatiefnemers in gesprek gaat. Dat is bij dit soort demonstraties ook behoorlijk gebruikelijk, in tegenstelling tot wat er afgelopen vrijdag gebeurde, want dat was een spontane uiting en niet zo'n breed georganiseerd protest als komende woensdag. Ik ga daar dus wel van uit, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik dat denk op basis van mijn kijk op deze burgemeester en niet omdat ik dat van hem dan wel van een van de ambtenaren heb gehoord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het opzoeken van politici thuis en daar intimiderend gedrag vertonen is een aanval op de democratie. Volksvertegenwoordigers moeten zich vrij kunnen voelen om te zeggen wat ze vinden. Wij voeren hier de strijd met woorden. De staatssecretaris zegt: je blijft weg bij de huizen van ministers en Kamerleden. Ik ben dat met hem eens. Hij zegt: dat is een moreel oordeel en niet een juridisch oordeel. De enige mogelijkheid is om terug te vallen op de APV's, die er in sommige gemeenten wel of niet zijn, of om te bellen met de burgemeester. Wat is het advies van de staatssecretaris? Moeten wij allemaal, alle 150, en alle Statenleden onze burgemeester opbellen? Hoe gaan we nou voorkomen dat politici geïntimideerd worden?

Staatssecretaris Van der Burg:
Intimidatie kent vele vormen. Je intimideert niet alleen doordat je bij mensen thuis komt, maar ook doordat je andere zaken doet die absoluut onacceptabel zijn. Het lijkt me goed als het kabinet en de Kamer een debat hebben over hoe we er in den brede, dus niet specifiek gekoppeld aan deze idiote actie van afgelopen vrijdag, voor kunnen zorgen dat u en ik, wij allen, ons werk veilig kunnen doen. Dat is breder dan wat er afgelopen vrijdag is gebeurd. Nogmaals, afgelopen vrijdag betrof het een demonstratie die aan de wet voldeed, omdat er in de wet niet staat dat je dat niet binnen 150 meter van uw of mijn huis, of van enig ander, mag doen. Dit is echt aan de burgemeester, maar het lijkt me goed dat we — ik zeg "we", maar ik bedoel uiteraard het kabinet — daarover in den brede met u in gesprek gaan. We hebben immers de laatste tijd met veel incidenten te maken gehad. We moeten bedenken dat het afgelopen vrijdag goed is gegaan, maar ik kijk even over uw hoofd naar D66. Hun lijsttrekker is natuurlijk met veel heftigere zaken geconfronteerd dan wat er nu is gebeurd. Beide zijn volstrekt onaanvaardbaar.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Volgens mij is de veiligheid nooit in het geding geweest. Het stikstofdossier is één grote klucht en de boeren worden in hun bestaan bedreigd. Ik vind deze vraag min of meer een schandalige afleiding van het kernprobleem. Mijn vraag is: vindt u het niet onbestaanbaar dat we nu over een rechtsgeldige demonstratie praten? Waar we het eigenlijk over moeten hebben, is het wanbeleid van dit kabinet, waardoor duizenden boeren in hun bestaan worden bedreigd. Dát is de kern van het probleem. We moeten hier niet elke keer gaan staan met dit soort rare vragen.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is geen vraag aan het kabinet, want het kabinet bepaalt helemaal niet welke vragen er hier aan het kabinet worden gesteld. Dat bepaalt de Kamer zelf. Op het moment dat u als Kamer een kabinetslid naar de Kamer roept, dienen wij te verschijnen en dienen wij antwoord te geven op de vragen die u stelt. Het is helemaal niet aan de kabinetsleden om waardeoordelen te geven over de vragen die u stelt.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dank dat de staatssecretaris deze actie "onacceptabel" noemt. Als een gewone Nederlander zijn auto daar neer zou zetten en de weg zou blokkeren, dan zou die een bon krijgen. Waarom krijgen deze boeren dan geen bon?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik val echt behoorlijk in herhaling, maar op dit moment kan ik niet meer zeggen dan dat er door de aanwezige politieagenten geen overtreding van de regels is geconstateerd. Ik ben het er uiteraard mee eens dat op het moment dat u, ik of enig ander iets doet wat strafbaar is, ertegen opgetreden dient te worden. Dan heb ik het niet alleen over misdrijven, maar ook over overtredingen zoals je auto — nee, ik moet zeggen: je voertuig — op een zodanige manier op de openbare weg neerzetten dat je de weg ermee blokkeert. Ik kan niet constateren dat dat is gebeurd. Ik was er afgelopen vrijdag zelf niet bij; dat zult u begrijpen. Ik heb teruggekregen van de politie dat er geen overtredingen zijn geconstateerd. Daar heb ik het dan op dit moment mee te doen. Maar ik deel de verontwaardiging in de vraag.

Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik hoor eigenlijk nog geen begin van een antwoord op de vraag hoe het kabinet wil voorkomen dat dit nog een keer gebeurt. U noemde dat in de antwoorden op de vragen van de heer Paternotte net consequent "demonstreren", maar het komt in de praktijk natuurlijk neer op intimidatie in de persoonlijke levenssfeer van politici. Ik zou deze minister het volgende willen vragen. Ik hoorde hem zeggen: het is in de huidige wet ingewikkeld om dit aan te pakken. Bent u bereid om te kijken hoe we de wet zouden kunnen aanpassen?

De voorzitter:
De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat is uiteraard een zaak waar de minister naar moet kijken, om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Die zijn buitengewoon ingewikkeld, tenzij je tot gebiedsverboden komt als het gaat om demonstraties, waarbij je bijvoorbeeld zegt: er mogen op x vierkante meter rondom uw huis geen demonstraties plaatsvinden, tenzij die niet tegen u gericht zijn. Dat is wat ik zou kunnen bedenken. Dan is wel de vraag: doe je dat dan voor bewindspersonen of doe je dat voor bewindspersonen en Kamerleden? U weet ook dat gemeenteraadsleden en Provinciale Statenleden hiermee te maken hebben gehad. Dit is een best ingewikkelde vraag die hier gesteld wordt. In ieder geval gaat die op dit moment mijn pet te boven. Die kan ik gewoon niet anders beantwoorden dan in het fictieve, en dat lijkt me hier niet verstandig.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zal me nu aan de tijd houden, voorzitter. Ik hoorde de staatssecretaris een aantal keren zeggen dat de heer Jetten toen bedreigd is en dat er ernstige feiten zijn gepleegd. Er werd een voedselmand afgeleverd aan de deur van de heer Jetten. Volgens mij zijn er geen bedreigingen geweest. Zou de staatssecretaris de Kamer een verslag willen doen toekomen van wat er die avond bij de heer Jetten precies is gebeurd en of daar aangiftes uit zijn voortgevloeid? Ik denk namelijk dat het goed is voor de helderheid dat we hier niet de zaken uit hun verband trekken.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik begon mijn bijdrage richting mevrouw Van der Plas net met een compliment. Ik vind dit buitengewoon jammer. We hebben het hier echt over intimiderend gedrag, zowel afgelopen vrijdag richting minister Van der Wal als vorig jaar richting toen nog Kamerlid, en uw collega indertijd, de heer Jetten. Het simpele feit dat je een fruitmand meeneemt of anderszins een cadeautje meeneemt, maakt een casus niet automatisch minder intimiderend. Ik kan zeer intimiderend u een sinaasappel komen brengen, mevrouw Van der Plas. Ik vind het echt buitengewoon jammer dat u deze vraag stelt.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil even een persoonlijk feit maken. Ik heb mij meermaals uitgesproken tegen de actie bij de heer Jetten thuis, dus ik vind dat de feiten hier niet goed worden weergegeven. Ik doelde erop dat hij niet bedreigd is aan de deur. Dat het intimiderend is, dat het niet kies is, daarmee kunnen we het allemaal eens of oneens zijn. Ik heb mij daarvan gedistantieerd, uiteindelijk. Dat wil ik hier wel even rechtgezet hebben. Ik vroeg de minister om de feiten, om een relaas te krijgen over wat er toen precies is gebeurd.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, het gaat nu verder dan een persoonlijk feit. Dat weet u. U hoeft er ook niet op te reageren, staatssecretaris. Dan wil ik de staatssecretaris bedanken voor zijn aanwezigheid hier en zijn beantwoording.


Vragen Léon de Jong

Vragen van het lid Léon de Jong aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Franse werklozen uit probleemwijk welkom".

De voorzitter:
Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik nodig de heer Léon de Jong van de PVV uit om zijn vraag te stellen aan de minister over het bericht "Franse werklozen uit probleemwijk welkom". Het woord is aan de heer De Jong, PVV. Gaat uw gang.

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Waar is deze minister in hemelsnaam mee bezig? Dat is wat ik vanochtend opnieuw dacht toen ik de voorpagina van het Algemeen Dagblad las. Terwijl we hier in Nederland een onbenut arbeidspotentieel van 1,2 miljoen mensen hebben, die aan het werk moeten om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken, komt deze minister met het wereldvreemde en gevaarlijke idee om criminele probleemjongeren uit de getto's van Parijs binnen te halen om hier zogenaamd te gaan werken in de horeca en de kassen. Dat terwijl we allemaal weten dat onze eigen werkloze probleemjongeren in onze eigen banlieues niet aan het werk te krijgen zijn en liever in een uitkering blijven hangen.

Voorzitter. Terwijl we zien hoe die criminelen in Parijs dagelijks de boel in de fik zetten, wil deze minister ze naar Nederland halen. Waar is deze minister mee bezig? Eerst wilde ze al geen afstand nemen van het bizarre plan van de Europese Commissie om onder de noemer "arbeidsmigratie" nog meer Noord-Afrikanen naar Nederland te gaan halen. En nu komt deze minister dus zelf met het plan om criminele werkloze jongeren uit Parijs, vaak Marokkanen en Algerijnen, naar Nederland te halen. We halen daarmee nog meer criminaliteit, nog meer uitkeringsafhankelijkheid, nog meer antisemitisme en nog meer ellende naar Nederland. Dat terwijl we de ellende van de massale immigratie die we hier iedere dag in Nederland zien niet eens weten op te lossen. Dat terwijl onze wijken al cultureel onherkenbaar veranderen. Dat terwijl we al te weinig huizen hebben voor onze eigen mensen. Dat terwijl we onze eigen werklozen niet aan het werk krijgen. Kijk naar al die niet-westerse jongeren in Nederland. Bijna 16% van hen is werkloos, tweeënhalf keer zoveel als Nederlandse jongeren. Dat kan toch niet? Zet die aan het werk. Ook goedwillende Nederlanders komen niet aan de bak. Werken loont namelijk vaak niet, omdat je er met een paar uur extra werken om rond te kunnen komen zelfs op achteruit kan gaan in je portemonnee. Los dit eindelijk eens op.

En waarom komt deze minister met dit plan? Omdat deze minister deze jongeren op het rechte pad wil helpen. Zo naïef. Frankrijk kampt al 50 jaar met grote problemen door immigratie, en dat wil deze minister even zelf gaan oplossen. Deze minister moet stoppen met het hier naar binnen halen van de problemen van Frankrijk. De minister zit hier niet voor Frankrijk. De minister zit hier voor Nederland en voor het Nederlands belang. Als de minister dat niet wil, moet ze weer in Frankrijk gaan wonen, en tot die tijd van Nederland niet het afvalputje van de wereld maken. We hebben al genoeg problemen die we moeten oplossen. Mijn vraag aan de minister is dan ook om dit bizarre en gevaarlijke idee direct in te trekken en ervoor te zorgen dat we onze eigen mensen aan het werk krijgen. Graag een reactie.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Ik merk dat het interview met het AD nogal wat stof heeft doen opwaaien. Laat ik even heel helder zijn: er ligt geen plan om Franse jongeren naar Nederland te halen. Er ligt wel een plan van de Europese Commissie om mensen van buiten Europa naar Europa te halen als arbeidsmigranten. Ik denk dat de Europese Commissie daarmee nog een aantal stappen overslaat. Er staan in Nederland 1 miljoen mensen aan de kant. Daar hebben we het in een aantal commissiedebatten en hier al vaker over gehad. Als je die nu, met deze arbeidsmarktkrapte, niet aan het werk krijgt, wanneer dan wel? Ten tweede zijn er de deeltijders in Nederland. Een half miljoen mensen heeft bij het CBS aangegeven meer uren te willen werken. Ten derde zijn er de arbeidsomstandigheden, waar dat commissiedebat over ging. De arbeidsomstandigheden van arbeidsmigranten zijn op een aantal plekken in Nederland gewoon onacceptabel. Dat varieert van niet oké tot echt Nederland onwaardig. Daar moeten we op inzetten om ervoor te zorgen dat die arbeidsmigranten net als de gewone Nederlanders een nette baan kunnen hebben, nette huisvesting, toegang tot zorg en noem maar op. Geen tweederangsburgers, zoals Roemer al zei.

Als we dan in Europa het debat voeren over dit Europese voorstel om arbeidsmigranten van buiten de EU naar Europa te halen, zijn er in de verschillende lidstaten discussies over werkloosheid, net als hier in Nederland. Aan de ene kant is er krapte en aan de andere kant werkloosheid. Wat doe je met de mensen die aan de kant staan, zeker in landen als Frankrijk of Spanje, waar de jeugdwerkloosheid hoog is? We moeten ons wel realiseren — dat is de realiteit; dat kwam ook in het commissiedebat aan de orde — dat er op dit moment 500.000 arbeidsmigranten in Nederland zijn. Door het jaar heen zijn dat er zo'n 800.000 tot 900.000. Niet iedereen blijft een heel jaar. Al die grote acties die we nu hebben ingezet, zijn gericht op de manier waarop we met die mensen omgaan, op hun arbeidsomstandigheden. We hebben ook vrij verkeer van personen. We zijn onderdeel van de Europese Unie. Dat betekent dat mensen die hier willen komen werken hier ook mogen komen werken. Dat kan een werkstudent uit Spanje zijn of iemand die voor veel langer komt, maar dat vrije verkeer hebben we. Dat is iets anders dan een plan om Franse jongeren naar Nederland te halen. Dat plan hebben we niet.

Ten slotte moeten we echt zorgen voor betere arbeidsomstandigheden voor de mensen die wel naar Nederland komen, die hier werken en een deel van onze economie draaiende houden. Dat was de kern van het debat in het commissiedebat.

De heer Léon de Jong (PVV):
Dit is echt niet te geloven! Ik vind dat de minister gewoon moet staan voor waar ze voor staat. Er heeft vandaag een gigantische ontploffing plaatsgevonden, recht in het gezicht van deze minister. Ze heeft een interview gehouden. Nu komt het niet zo goed uit en probeert u gewoon uw straatje schoon te vegen. U heeft het vandaag namelijk gezegd in de krant. Toen een journalist vroeg "u wilt toch meer mensen uit Frankrijk hiernaartoe halen?", had u het over de jongeren uit de banlieues. Maar dat niet alleen. Op 10 juni 2022 was er een commissiedebat. Daarin zei u dat er maatregelen …

De voorzitter:
Graag via de voorzitter, meneer De Jong.

De heer Léon de Jong (PVV):
De minister zei dat er maatregelen moeten worden genomen tegen de krapte. De minister zei tijdens het commissiedebat dat er maatregelen moeten worden genomen tegen de krapte op de arbeidsmarkt, en noemde daarbij expliciet jonge mannen uit de Franse banlieues en jonge vrouwen uit Spanje. Ik heb hier de Handelingen. De minister probeert hier nu dus haar eigen straatje schoon te vegen. Hou ons niet voor de gek en sta gewoon voor uw verhaal.

Dan de inhoud van wat wel degelijk het plan is. Deze minister wil dus mensen halen uit probleemwijken. Terwijl Frankrijk in de fik staat, terwijl die wijken in de fik staan, haalt de minister die mensen straks naar Nederland en zegt ze daarbij dat het geen plan is. Maar wat krijg je dan? Dan krijg je dus Marokkanen en Algerijnen die tijdens de Champions Leaguefinale hebben laten zien overal lak aan te hebben. Die mensen, die het stadion hebben overmeesterd, die komen hier dan een colaatje aanbieden in de horeca, of in de kassen werken? Onze eigen Marokkanen hier in Nederland komen niet eens aan het werk. Laat de minister daarmee eens aan de slag gaan. Graag een reactie.

Minister Van Gennip:
Nogmaals, de discussie ging over het voorstel, het plan, van de Europese Commissie over arbeidsmigratie van buiten de EU naar Europa. Daarover ging ook dat commissiedebat. Als je dan kijkt welke stappen je allemaal kunt nemen om die arbeidsmarktkrapte op te lossen, dan heb je die 1 miljoen mensen aan de kant, dan heb je die deeltijdwerkers en heb je betere omstandigheden voor onze arbeidsmigranten die hier al zijn. En dan heb je óók de discussie over de werkloosheid in de verschillende Europese landen die de Europese Commissie moet voeren, voordat je kijkt naar wat je van buiten de EU haalt. Wat je van buiten de EU haalt, is echt een sluitstuk in deze discussie.

Op het moment dat mensen ervoor kiezen om in Nederland te gaan werken, of als een Nederlander ervoor kiest om in Spanje of in Italië te gaan werken, dan horen daar arbeidsomstandigheden bij die hetzelfde zijn als voor de mensen die in dat land wonen. Daar gaat ook deze discussie over. Als mensen hier komen, moeten we ervoor zorgen dat we die mensen Nederlandwaardig behandelen.

De voorzitter:
Tot slot de heer De Jong.

De heer Léon de Jong (PVV):
In het interview zet deze minister gewoon de poorten wagenwijd open voor die gasten die nu in de banlieues de boel in de fik steken. Dat kan de minister wel gaan ontkennen, maar u heeft het tijdens het commissiedebat naar voren gebracht en u heeft het vandaag in de krant geschreven. Die journalist zou dan liegen of zo? Zegt de minister dat dan? Waar is dan die rectificatie? Die is er helemaal niet. Dit is gewoon een minister in problemen.

Ik rond af. De Arbeidsinspectie zegt: nee, we kunnen die arbeidsmigratie niet aan. Het is dweilen met de kraan open. Het zijn verschrikkelijke misstanden. Onze eigen mensen komen in de problemen, want er zijn geen huizen. En u zet die poorten wagenwijd open. Maar nog belangrijker dan dat: Nederland zegt nee! Heeft u niet gezien hoe erop is gereageerd?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

De heer Léon de Jong (PVV):
Dus stop met het geven van dit soort idiote interviews en sta voor die Nederlanders en sluit gewoon die grenzen voor al die achterlijke arbeidsmigratie, die we helemaal niet nodig hebben.

De voorzitter:
Nou, nou, nou.

Minister Van Gennip:
Allereerst: op het moment dat wij het hebben over mensen in andere Europese landen, hebben wij het over mensen die door het vrije verkeer van personen naar Nederland mogen komen. Dat is gewoon de Europese Unie waarvan wij lid zijn. Het punt is dat we, op het moment dat zij hier komen, moeten zorgen dat zij faire arbeidsomstandigheden hebben. Het punt van de Arbeidsinspectie is een heel terecht punt. Daar hebben we het ook in het commissiedebat over gehad. Dat gaat over hoe we op dit moment onze arbeidsmigranten behandelen. Wat niet kan, is die grenzen sluiten voor andere mensen uit Europa. Wat wel kan — daar zijn we heel hard mee bezig — is zorgen dat we al die verschillende maatregelen nemen om te zorgen dat we die mensen beter behandelen. Dat gaat om kortetermijnacties en dat gaat natuurlijk om de langeretermijnwetgeving voor de certificering.

De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn een aantal vervolgvragen. Ook nu wil ik vragen om een korte vraag te stellen. Allereerst de heer Van Baarle, dan de heer Eerdmans, de heer Baudet, de heer Van Kent, mevrouw Palland en de heer Bisschop. We doen het in die volgorde.

De heer Van Baarle (DENK):
De racistische beerput is weer opengetrokken naar aanleiding van het interview van deze minister. Wat er net in dit huis is gedaan en letterlijk is gezegd … "Marokkanen laten zien dat ze overal lak aan hebben." Dat is een tweet van een partij in dit huis; hier staat die tweet.

De voorzitter:
Uw vraag.

De heer Van Baarle (DENK):
"Lager opgeleide Afrikanen hebben hier niets te zoeken in Nederland." Dat wordt niet eens weersproken.

De voorzitter:
Meneer Van Baarle, een vraag.

De heer Van Baarle (DENK):
Deelt de minister dat dit onversneden racisme is, onversneden xenofobie, en dat dit de discussie over migratie vervuilt, dat we daar wat aan moeten doen en dat we dat moeten weerspreken, omdat het gevaarlijk is?

Minister Van Gennip:
Ik denk dat we echt een onderscheid moeten maken tussen arbeidsmigratie van buiten de EU, waar dat fiche over gaat, en arbeidsmigratie binnen de EU. Als je een samenleving wilt bouwen waarin men zich bij elkaar thuis voelt, moet je, zoals de heer Van Baarle weet, er ook voor zorgen dat mensen die op zoek zijn naar een baan, gelijke kansen krijgen, dat mensen die een baan hebben, in die baan gelijke kansen hebben en dat mensen die hun baan verliezen en op zoek gaan naar een nieuwe baan, gelijke kansen hebben. Dat betekent ook dat je als werkgever moet zorgen dat je mensen beoordeelt op wat ze kunnen en niet op hun postcode, huidskleur of leeftijd, want ook leeftijdsdiscriminatie is aan de orde. We moeten dus gewoon zorgen, zeker in tijden van krapte, dat we iedereen alle kansen geven. Die verantwoordelijkheid hebben we ten opzichte van mensen die een baan zoeken en die verantwoordelijkheid hebben we als maatschappij.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik deel met deze minister de motivatie om wat te doen tegen discriminatie, maar ik zou graag willen dat de regering stelliger afstand neemt van de xenofobe drek die naar aanleiding van het interview naar buiten is geworpen, namelijk uitspraken als "Marokkanen hebben overal lak aan". Dat is net letterlijk gezegd. We hebben heel veel Marokkaanse Nederlanders in dit land. Zij verdienen een regering die daar stellig afstand van neemt. Ik neem in ieder geval afstand van het soort xenofobe drek dat net in dit huis is geuit. Dat zal ik altijd blijven doen.

De voorzitter:
De heer Eerdmans, JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
De minister zegt: er ligt geen plan. Maar als ik haar hoor, dan merk ik aan alles dat zij eigenlijk nog steeds wel het idee steunt om migranten van buiten te halen, en zelfs uit de banlieues van Parijs. Wij hebben hier in de Kamer gedebatteerd over migratie van buiten de EU. Daar is de Europese Commissie voor. We hebben het gehad over migratie van buiten de EU. Dat staat zelfs in het coalitieakkoord. Het valt dus op dat het een patroon is. Daarbij wijs ik er ook op dat de minister in het interview uitgebreid ingaat op het fenomeen wat het voor die probleemjongeren zelf betekent. U wil ze helpen. U wil ze op weg helpen. U zegt: we moeten ze uit hun benarde posities halen. Kortom, er zit een soort constructie in dat het beter is voor hen en voor Nederland als wij ze deze kant op halen. JA21 zegt: het is een totaal verkeerde oplossing, omdat ...

De voorzitter:
Uw vraag aan de minister?

De heer Eerdmans (JA21):
... bijna 1 miljoen mensen hier langs het pad staan en aan de slag moeten. Kortom, u zegt: er is geen plan. Het kan komen door de publiciteit dat u terug in het defensief schiet, maar vindt u het zelf eigenlijk toch een goed idee? Want daar lijkt het op.

Minister Van Gennip:
Om even heel duidelijk te zijn: er is geen plan om die Franse jongeren naar Nederland te halen. We werken wel aan een plan voor wat je aan arbeidsmarktkrapte moet doen. Dat begint met 1 miljoen mensen die in Nederland aan de kant staan. Vervolgens hebben een half miljoen deeltijders aangegeven meer uren te willen werken. Vervolgens gaat het om de erkenning dat we op dit moment 500.000 arbeidsmigranten hebben die in Nederland werken — door het jaar heen zijn het er 800.000 — waar we beter voor moeten zorgen. En we hebben vrij verkeer in Europa, maar dat is iets anders dan een plan om Franse of Spaanse jongeren hier actief heen te halen.

De heer Eerdmans (JA21):
Geen plan, maar vindt u het nog steeds wel een goed idee om probleemjongeren uit de banlieues hier aan het werk te helpen en op weg te helpen? Want dat staat met meerdere vragen en antwoorden vandaag in het AD. U zegt: er is nu geen plan. Maar dat gaan doen als humanitair idee of iets wat blijkbaar daarachter schuilt — niemand begrijpt hier werkelijk de noodzaak van en iedereen ziet alleen maar problemen — spreekt u wel aan?

Minister Van Gennip:
Nee, ik zei het heel duidelijk: dat plan om Franse jongeren naar Nederland te halen, is er niet. In het algemeen vind ik wel — de Franse jongeren zijn vooral een verantwoordelijkheid van de Franse overheid, zoals wij die verantwoordelijkheid hebben voor de 1 miljoen mensen aan de kant — dat het een verantwoordelijkheid is dat mensen een baan vinden, daardoor mee gaan doen in de samenleving, een sociaal netwerk opbouwen, dingen leren en eigenwaarde terugvinden. Dat voegt wat toe aan de samenleving. Dat geldt voor iedereen in elk land.

De heer Baudet (FVD):
Ik vroeg mij af of de minister weleens in Parijse voorsteden is geweest, bijvoorbeeld in La Courneuve of in Saint-Denis. Daar heb ik recent een rondleiding gedaan. Daar moest ik in veiligheid worden gebracht na verloop van tijd. Daar kunnen vrouwen en blanken überhaupt 's avonds eigenlijk niet over straat. Daar durft de politie eigenlijk niet meer te komen. In sommige gebieden is er een werkloosheid van meer dan 90%. Daar is een ongelofelijke agressie en haat tegen Frankrijk, tegen de Franse staat. Daar worden Franse vlaggen verbrand. Is zij daar ooit zelf geweest, nu zij dit voorstel heeft om die mensen hiernaartoe te halen?

Minister Van Gennip:
Ik heb, zoals gezegd, een aantal jaren in Frankrijk gewoond en gewerkt, dus ik ken de situatie daar vrij goed. Nogmaals, het idee dat er een plan zou zijn om deze mensen naar Nederland te halen, klopt gewoon niet.

De heer Baudet (FVD):
De minister ontwijkt mijn vraag. "Ik heb in Frankrijk gewoond." Er zijn ook heel veel mensen vaak in Frankrijk op vakantie geweest. Er zijn heel veel leuke plekken in Frankrijk, maar er zijn echt no-gozones in Frankrijk. Is de minister daar daadwerkelijk geweest?

Dan mijn tweede punt. We zien nu een soort verstoppertje spelen. "Er is geen plan. Er is geen plan." In vier of vijf vragen achter elkaar in het interview dat vandaag is gepubliceerd, zegt de minister met zoveel woorden: "Deze mensen zijn hier welkom. We gaan ze opvangen. We gaan ze in allerlei dingen voorzien." Is zij dan fout geciteerd? Zo ja, dan moet dat gezegd worden. Zo nee, dan is zij hier een potje aan het draaien en jokkebrokken. Dat hoeven wij als Kamer niet te pikken.

Minister Van Gennip:
Ik heb in dat interview gezegd dat mensen die hier willen werken, dat mogen. Er is namelijk vrij verkeer binnen Europa. Ik heb ook gezegd dat je er dan voor moet zorgen dat die mensen, net als Nederlanders, een goede baan hebben. Dat betekent: een veilige werkplek, toegang tot een arts, een rooster dat ergens over gaat en een minimumloon of een cao-loon. Dat is wat ik heb gezegd. Als die mensen hier komen, uit welk land binnen Europa dan ook, dan moet je ervoor zorgen dat die hier op een nette manier aan het werk kunnen. Dat is wat ik heb gezegd. In het algemeen heb ik gezegd dat iedereen die aan het werk komt, in welk land dan ook, echt een bijdrage levert aan de cohesie van de samenleving. Dat helpt de mensen zelf en dat helpt de samenleving.

De voorzitter:
De heer Baudet vroeg of u verkeerd geciteerd bent. Dat was zijn vraag.

Minister Van Gennip:
Nee.

De voorzitter:
Tot slot vroeg hij ook of u er geweest bent.

Minister Van Gennip:
Ik ben op verschillende plekken in Parijs geweest, waaronder op een van de plekken die hij noemt.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Van Kent (SP):
De SP vindt het een bespottelijk idee om jongeren uit Franse probleemwijken naar Nederland te halen. Ik vraag deze minister: hoe dacht zij dat haar uitspraken zouden vallen bij alle mensen in de dorpen en wijken waar geen huis te vinden is, waar de energierekening niet te betalen valt en waar de buren niet te verstaan zijn omdat er veel arbeidsmigranten wonen? Wat dacht de minister toen zij deze uitspraken deed?

Minister Van Gennip:
Ik ben het met de heer Van Kent eens dat de druk die de arbeidsmigratie op dit moment op sommige wijken legt, heel groot is, zeker als je mensen met z'n zessen in een klein kamertje zet. We zien dat de druk op het moment dat mensen naar buiten gaan om hun weekend te vieren, heel erg groot is. Daar hebben we het ook in het commissiedebat over gehad. We moeten als samenleving erkennen dat dat een van de aspecten is van arbeidsmigratie waarover we het moeten hebben. Dat staat ook in het fiche. Dit is echt een van de problemen van deze tijd die we met elkaar moeten oplossen.

De heer Van Kent (SP):
Onze eigen Arbeidsinspectie geeft aan dat het dweilen met de kraan open is, dat we het niet aankunnen en dat er een rem moet worden gezet op arbeidsmigratie. Vindt de minister dan ook dat in plaats van het aanmoedigen dat er nog meer arbeidsmigranten naar Nederland komen — dat heeft u in zekere zin gedaan in de krant — het juist noodzakelijk is om te luisteren naar onze Arbeidsinspectie? Vindt de minister niet dat we arbeidsmigratie juist moeten gaan reguleren, moeten gaan inperken, in plaats van het aan te moedigen?

Minister Van Gennip:
Ik ben net als de heer Van Kent natuurlijk geschrokken van de uitspraken van de Arbeidsinspectie. Ik ken de conclusie van de commissie-Roemer van twee jaar geleden heel erg goed. We zijn met een aantal acties bezig. We kunnen niet zeggen tegen mensen die uit Europa komen: u mag Nederland niet binnen. Zo werkt Europa niet. We kunnen er wel voor zorgen dat de mensen die hier komen werken, een fair loon krijgen. Dan gaan de prijzen voor het sjouwen van een koffer misschien wel omhoog. Dat zal er misschien ook een gevolg van kunnen zijn. We kunnen ook zeggen: laten we ons als Nederlanders allemaal netjes gedragen.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Palland, CDA, heeft nog een interruptie. Dan meneer Bisschop, mevrouw Kathmann, meneer El Yassini, en, tot slot, meneer De Jong.

Mevrouw Palland (CDA):
En dan gaan we stemmen.

Arbeidsmigratie gaat in ons land helaas te vaak structureel gepaard met misstanden. Wat ons betreft moet arbeidsmigratie niet de makkelijke oplossing zijn, die te verkiezen is boven het investeren in de mensen die hier zo graag aan de slag willen, maar nog aan de kant staan. Wat ons betreft zou er dus ook meer grip moeten komen op arbeidsmigratie en zijn er keuzes nodig om de brede welvaart centraal te stellen. Wat is de meerwaarde van nóg een distributiecentrum voor een lokale gemeenschap? Wil de minister in haar beleid ook het draagvlak bij de lokale gemeenschap voor arbeidsmigratie centraal stellen?

Minister Van Gennip:
Dat wil ik zeker, zeg ik tegen mevrouw Palland en eigenlijk ook tegen de heer Van Kent. Die stelde namelijk dezelfde vraag, maar gebruikte andere woorden. Het draagvlak — in beleidstermen noemen we dat het absorptievermogen — van de samenleving is hier enorm belangrijk. We zien dat dat op dit moment onder spanning staat. Dat is ook waar we het in het debat over hebben gehad. Uw suggestie om brede welvaart daar als perspectief in mee te nemen, nemen we mee. Die zullen we ook meenemen in de beantwoording van de motie-Dijkhoff/Buma van twee jaar geleden. We zijn aan het werken aan de uitwerking daarvan.

De heer Bisschop (SGP):
Er zit toch een zekere spanning tussen de publicatie in het AD van vandaag en de reactie van de minister. Het spijt me dat ik dat moet zeggen. Dat brengt mij toch op de volgende vragen. Neemt de minister nu afstand van het artikel zoals dat in het AD gepubliceerd is? Is dat vooraf geautoriseerd? De minister kan wel zeggen dat er geen plan is, maar goed, er kan bij wijze van spreken wel een proefballon zijn. Ik wil graag klip-en-klaar van de minister horen hoe het nou precies zit. Ik verzoek haar dat gewoon open toe te lichten.

Minister Van Gennip:
Het interview an sich zie je natuurlijk van tevoren, maar de kop erboven niet. Ik denk dat met name de kop deze discussie heeft doen oplaaien. Daarom zeg ik nogmaals tegen u dat dat plan er niet is. Het was ook geen proefballon. En wat ik zei over de jongeren in de banlieue kwam voort uit mijn oprechte bezorgdheid over de jongeren daar en de jongeren of ouderen hier die niet aan een baan komen, terwijl we grote arbeidsmarktkrapte hebben.

De voorzitter:
De heer El Yassini, VVD. Nee, meneer Baudet, bij een mondelinge vraag kunt u geen punt van orde maken. Het is geen debat. Was dat uw vraag?

De heer Baudet (FVD):
Nee, dit is geen vraag, maar een punt van orde voor u als voorzitter. We horen de minister hier allerlei dingen beweren, maar die zijn gewoon in strijd met wat er letterlijk in de tekst van het interview staat. Letterlijk!

De voorzitter:
Ik ga u nu onderbreken, want dit is geen punt van orde. Dit is eigenlijk weer het stellen van een vraag en daar moet u toch echt een debat voor aanvragen. Nee, daar moet u echt een debat voor aanvragen en dan in debat gaan met de minister. Ik ga nu naar de heer El Yassini, VVD.

De heer El Yassini (VVD):
Ik heb een uur geleden op Teletekst gelezen dat de minister inderdaad niet voornemens is om jongeren uit de banlieue hiernaartoe te halen. Ik ben daar blij om, want ik had daar zorgen over. Maar ik vind het toch jammer dat het kabinet en de Kamer communiceren via de kranten en de media. Ik zou dus ook aan de minister willen vragen om in het vervolg, vooral als er mondelinge vragen zijn toegewezen, eerst hier daarover te communiceren, zodat we met elkaar in ieder geval het gesprek aan kunnen gaan.

De voorzitter:
De minister.

De heer El Yassini (VVD):
Nee, voorzitter, want dit is een opmerking. Nu komt mijn kernvraag, want daar gaat het uiteindelijk om.

De voorzitter:
Dan moet u heel snel zijn nu.

De heer El Yassini (VVD):
Heel snel. De minister zegt dat ze zich zorgen maakt over die jongeren, maar ik heb liever dat de minister zich inzet voor Rashid uit Utrecht dan voor Rashid uit Parijs.

Minister Van Gennip:
Om daarmee te beginnen: ja, en zo kent de Kamer mij hopelijk ook. Als je het niet alleen over arbeidsmarktkrapte hebt, maar gewoon ook over een samenleving die kan draaien, dan moet je het hebben over gelijkwaardige kansen. Dan moet je ook erkennen dat op dit moment niet iedereen in Nederland dezelfde, gelijkwaardige kansen heeft. Nog heel vaak ketst een sollicitatieprocedure of een aanvraag voor een stage af op een postcode, een achternaam, een leeftijd en noem maar op. Daar moeten we echt met z'n allen anders over gaan denken, niet alleen vanwege de krapte, maar ook voor onze samenleving structureel, om ervoor te zorgen dat alle mensen hier de kansen kan krijgen waar zij recht op hebben en die hun goeddoen.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dat we hier wéér naar aanleiding van een publicatie staan, bewijst voor mij echt ...

De voorzitter:
Excuus, de microfoon stond niet aan. Gaat uw gang.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Wat ik tegen u zei, voorzitter, is dat we hier niet voor de eerste keer bij elkaar staan om te spreken over een dergelijke publicatie. Dit bewijst voor mij weer dat dit kabinet op schoot zit bij werkgevers met lobbypraatjes en dat de verkeerde mensen steevast aan tafel zitten om de problemen op onze arbeidsmarkt op te lossen. Want we weten één ding zeker; dat staat overal en alle cijfers zeggen het: fatsoenlijk loon en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden zorgen ervoor dat er meer mensen aan het werk zijn. Er is dus maar één vraag. Wanneer is de minister van plan om het minimumloon op een fatsoenlijke manier te verhogen? En dat is dus niet met die fooi die op dit moment in de planning staat.

Minister Van Gennip:
Dat is natuurlijk een andere discussie. We versnellen de verhoging van het wettelijk minimumloon met 7,5%. Daarnaast zie je gelukkig dat op dit moment de contractlonen aan het stijgen zijn. Dat heeft ook een invloed op dat minimumloon, want die worden elk halfjaar geïndiceerd. Dat leidt ertoe dat de minimumlonen in Nederland op dit moment wel goed aan het stijgen zijn.

De voorzitter:
Mevrouw Kathmann, tot slot.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
In dat "goed" kan ik me toch niet helemaal vinden. Want het moet gewoon aanzienlijk hoger. KLM heeft bewezen dat het kan, na massale rijen. De werknemers zelf gaven daar al twee jaar aan: zorg nou dat je de arbeidsomstandigheden op orde hebt, want dan gaat het met ons ook beter. Nou, we hebben gewacht totdat het de spuigaten uit liep en toen ging het omhoog. Nu zie je dat de problemen langzaam worden opgelost. In het artikel wordt gerefereerd aan horeca, detailhandel en landbouw. Wat hebben die sectoren gemeen? Lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden. Dus wanneer is de minister van plan om met die sectoren in gesprek te gaan om dat minimumloon veel sneller dan nu op de planning staat omhoog te krijgen, aangezien dat echt de eerste weg is om die dramatische problemen op de arbeidsmarkt en die krapte op te lossen?

Minister Van Gennip:
Over het minimumloon gaan wij, hier in Den Haag. Over de contractlonen, de cao-lonen, gaan de werkgevers. Volgens mij hebt u de oproep van mij van een week of zes geleden daarover duidelijk gehoord, de werkgevers in ieder geval wel. Je ziet dus ook dat de lonen op dit moment in heel veel van die cao-onderhandelingen met 3% à 4% aan het stijgen zijn. Ik vermoed ook dat dat in de loop van het jaar echt nog wel gaat doorzetten. In de voorspellingen die we nu hebben betekent dat, meen ik, ook dat het minimumloon — dat wordt geïndiceerd — op 1 juli volgend jaar op €11,96 staat. Het gaat dus echt met stappen omhoog. Overigens behelzen goede arbeidsomstandigheden uiteraard loon, maar ook een heleboel andere zaken, waar we net zo hard aan moeten werken. Dat betekent dus ook dat het kan zijn dat het sjouwen van die koffers, het bezorgen van dat pakketje of noem maar op gewoon duurder worden in Nederland.

De heer Léon de Jong (PVV):
Ik heb even een opmerking vooraf. Deze minister probeert de Kamer te misleiden, en dat is een schoffering van de Kamer. Dat wil ik ook richting u zeggen, mevrouw de voorzitter. De minister geeft in het krantenartikel aan dat arbeidsmigratie een oplossing kan zijn voor de krapte en zegt dan vervolgens: ik zou mij kunnen voorstellen dat we investeren in die Franse of ook bijvoorbeeld Spaanse schoolverlaters om ze hier in de horeca of de tuinbouw te laten werken. En: werk helpt mensen om op het goede pad te komen. Dit is wat u wilt. Dit is het plan: het idee om mensen vanuit de Franse banlieues, de getto's, hier naar Nederland te laten halen om ze in de horeca te laten werken. Wat is de reactie daarop? Is ze echt van plan om dat te doen, ja of nee?

Minister Van Gennip:
Achter die laatste zin, namelijk dat werk mensen helpt, sta ik honderd procent. Dat geloof ik echt. Ik geloof echt dat mensen, of dat nou in Nederland is of in welke stad dan ook, als ze aan het werk komen meer eigenwaarde en een sociaal netwerk krijgen en dingen leren. Werk helpt mensen echt. Ten tweede leven wij in Europa. Als iemand hier wil komen werken, bijvoorbeeld een Fransman of een Italiaan, of dat nou in de horeca is of in de IT — misschien is er wel een hoogopgeleide Italiaanse IT'er die we hard kunnen gebruiken — dan kán dat, want dat is onderdeel van Europa. Maar dan moeten we wél, zoals mevrouw Kathmann en de heer Van Kent net aangaven, netjes voor ze zorgen.

De heer Léon de Jong (PVV):
De minister verschuilt zich achter Europa, terwijl ze zelf zegt dat ze wil investeren in die mensen om ze hiernaartoe te halen. Dat staat in het artikel. Nu is mijn concrete vraag dan de volgende. En geen gedraai meer. Gaat u de grenzen sluiten en gaat u uitsluiten dat mensen die nu crimineel zijn in die achterstandswijken van Parijs hier komen werken? Gaat u dat uitsluiten? Gaat u die grenzen voor die mensen sluiten, ja of nee? En als het antwoord daarop nee is, dan heeft u dus de Kamer vandaag proberen te misleiden en heeft u gewoon als idee om dit soort tuig hier op onze arbeidsmarkt te laten werken. Dat kan niet. Nederland zegt nee; de Arbeidsinspectie zegt nee. Zegt u ook alstublieft nee.

Minister Van Gennip:
Wij leven in Europa. Ik kan en ik wil de grenzen voor onze mede-Europeanen niet sluiten.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb met verbazing het artikel gelezen, omdat wij eerder een commissiedebat hebben gehad waarin er volgens mij ook overeenstemming was over het feit dat we misstanden hebben en daar echt ook nu de aandacht op moeten leggen. De minister geeft aan dat er geen plan ligt. Ik wil de minister geloven. Maar is de minister het wel met mij eens en kan zij ook uitspreken dat het in het kader van brede welvaart, of er nou wel of geen plan ligt, onverstandig is om werkgevers momenteel aan te gaan sporen om jongeren uit Franse probleemwijken de komende maanden naar Nederland te halen? Kan zij dat in ieder geval wel uitspreken?

Minister Van Gennip:
In het kader van wat wij ook in het commissiedebat hebben besproken over de manier waarop wij nu omgaan met arbeidsmigranten vind ik echt dat we moeten zorgen dat we dat goed oplossen en dat we dus niet proactief meer mensen erbij halen. Als mensen hier zelf willen komen, dan mag dat. Het is namelijk één Europa met open grenzen. Maar dat is iets anders dan een proactief plan om mensen hiernaartoe te halen.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister geeft dus aan dat het interview dat vanochtend uitkwam, geen aansporing was aan werkgevers om mensen uit probleemwijken, of het nou uit Frankrijk of Spanje is, de komende maanden naar Nederland te halen? Begrijp ik goed dat dat nu ook de boodschap is van de minister richting de werkgevers?

Minister Van Gennip:
Dat plan heb ik niet. Wat werkgevers zelf doen, is natuurlijk aan hen. Het interview was wel bedoeld als een aansporing om de mensen die hier komen werken en die een groot deel van onze economie draaiende houden, netjes te behandelen.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Het lijkt wel alsof een groot gedeelte van de Kamer er voor het eerst achter komt dat er vrij verkeer van mensen is in Europa. Dat verbaast mij vandaag, maar mijn vraag is de volgende. In het AD-interview miste ik heel veel. Wat ik miste is het plan tegen uitbuiting. Wat ik miste is het plan tegen de flexverslaving. Wat ik miste, is mensen fatsoenlijke lonen geven terwijl de inflatie toeneemt. Waarom is die agenda er nog niet? Waarom zijn we daarop aan het wachten? Wanneer komen die plannen die mensen in Nederland vooruit gaan helpen?

Minister Van Gennip:
Mevrouw Maatoug stelt een aantal hele relevante vragen. De plannen over wat we gaan doen, die ik nu maar even de Roemer-plannen noem, zijn er natuurlijk en die hebben we ook al besproken. Het plan over de certificering komt deze zomer naar u toe. Dus daar zijn we hard mee bezig. En wat betreft "flex minder flex maken", om met de woorden van de commissie-Borstlap te spreken, kan ik zeggen dat we dat aan het voorbereiden zijn. De hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt komt ongeveer half juli naar u toe. Dan gaat het erom dat wanneer er sprake is van schijnzelfstandigheid mensen minder flexcontracten krijgen en meer vaste contracten en dat wanneer mensen wel een flexcontract hebben, dat meer zekerheid biedt, vooral waar het gaat om pensioenen, arbeidsongeschiktheid en noem maar op. Het derde punt dat u noemde ben ik even vergeten, maar we zijn ieder geval hard aan het werk. O, het loon, ja.

De voorzitter:
De laatste vraag is voor de heer El Yassini. Er was even een misverstand tussen ons en dat lag aan mij. Dus ik geef het woord aan de heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel in ieder geval voor deze tweede mogelijkheid. Ik wil de volgende vraag stellen. Ik zei namelijk dat ik liever heb dat de minister zich inzet voor Rachid uit Utrecht in plaats van voor Rachid uit Parijs. Als je ziet dat 15% van de jonge Nederlanders met een migratieachtergrond op dit moment werkloos is, wat twee keer zo veel is als hun autochtone counterpart, is mijn vraag wat de minister gaat doen om ervoor te zorgen dat die jongeren worden geholpen, worden geactiveerd en kansen krijgen. Dat geldt ook voor de ouderen die op de een of andere manier nu worden afgewezen door werkgevers terwijl ze echt nog een bijdrage kunnen leveren. Dus komt de minister met een plan om het onbenut arbeidspotentieel van 1 miljoen mensen te activeren en met een goed arbeidsmigratieplan voor een rechtvaardig en streng beleid om ervoor te zorgen dat de krapte op de arbeidsmarkt echt wordt aangepakt?

Minister Van Gennip:
Dat is een terechte vraag. Rachid in Utrecht ligt ons allemaal na aan het hart. Daarvoor doen wij dit, naast iemand van 55-plus. Misschien is Rachid trouwens wel 55-plus; dat zou zomaar kunnen. Er zijn een aantal momenten waarop dit langs gaat komen. In de brief over de arbeidsmarktkrapte die over een paar weken komt gaat het ook over het benutten van het arbeidspotentieel van 1 miljoen. Hoe ga je zorgen dat mensen beter aan het werk komen en meer kansen hebben? In het plan "Dichterbij dan je denkt", dat we een anderhalve maand geleden aan uw Kamer hebben gestuurd, staan een aantal onorthodoxe ... Nou, onorthodox ... Daar staan een aantal maatregelen in om werkgevers met name en werkzoekenden dichter bij elkaar te brengen en om tegen werkgevers te zeggen: als dit nou je beschrijving van de baan is en dit is de persoon die hem zoekt, zoek dan niet naar dat schaap met vijf poten, maar zoek nou eens gewoon naar wat iemand kan en hoe die dan in een gedeelte van die baan past. Dan gaat het dus om de kwaliteiten die die persoon heeft.

Het tweede. Dat gaat natuurlijk om de onbewuste vooroordelen. Zoek ook eens naar iemand die niet op jezelf lijkt en vijf jaar jonger is, want dat doen we allemaal nog steeds heel erg graag: iemand aannemen, koffiedrinken met iemand, een stage geven aan iemand die op jezelf lijkt, in plaats van juist die diversiteit te zoeken. We weten ook dat diversiteit loont in organisaties, in de samenleving. Een meer diverse samenleving betekent een samenleving waarin meer mensen zich thuis voelen. Dat leidt uiteindelijk tot een stabielere samenleving met meer kansen voor mensen.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik wil de minister bedanken voor haar beantwoording.

Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Aartsen, Klink en Sylvana Simons.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-De Hoop (31305, nr. 345).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Voordat we gaan stemmen — het wordt een beetje een traditie — geef ik het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wij zouden graag uitstel van stemmingen willen vragen bij punt 5, over de Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2022, omdat het amendement nog steeds gewijzigd moet worden. We wachten nog op informatie en op een brief van het kabinet. Ik verzoek om uitstel met twee weken voor deze stemmingen.

De voorzitter:
Is daar bezwaar tegen? Dat is niet het geval. Dat betekent dat we op een later moment gaan stemmen over punt 5.

Dan geef ik het woord aan de heer Strolenberg van de VVD.

De heer Strolenberg (VVD):
Ik verzoek om uitstel met een week van de stemmingen over het correctief bindend referendum, na overleg met de indiener.

De voorzitter:
Het gaat om de punten 3 en 4 op de stemmingslijst. Ik hoor dat een collega vraagt om een onderbouwing. Dat is aan u, meneer Strolenberg.

De heer Strolenberg (VVD):
Als fractie willen we ons daar nog over beraden en er later op terugkomen.

De voorzitter:
Ik kijk even of er bezwaar tegen is om op een later moment te stemmen over de punten 3 en 4. De heer Dassen, Volt.

De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. Het wordt nu voor meerdere keren uitgesteld. Daar wil ik eigenlijk graag gebruik van maken, want dan zou ik willen vragen of het voor twee weken uitgesteld kan worden. Dat geeft ons de mogelijkheid om de splitsing te bespreken.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Als andere fracties tijd nodig hebben om zich te beraden om uiteindelijk voor te stemmen, dan gunnen we die fracties die tijd, zelfs als dat twee weken is. Maar we willen wel voortgang, dus uiterlijk twee weken uitstel als dat nodig is.

De heer Martin Bosma (PVV):
We praten over het referendum sinds 1895, dus ...

(Hilariteit)

De heer Martin Bosma (PVV):
Werkelijk waar. Toen stond het in het verkiezingsprogramma van de SDAP. We hebben er dus redelijk over kunnen nadenken. Om nou elke week weer uitstel te vragen, daar snap ik echt niks van. Ik vind het mysterieus dat de VVD nu met dit voorstel komt: nog een weekje erbij, twee weekjes erbij.

De voorzitter:
U bent het er niet mee eens.

De heer Martin Bosma (PVV):
Ik ben het er niet mee eens, voorzitter.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Als een fractie daarom verzoekt, dan willen wij daar die ruimte voor bieden. Ik ben wel heel erg benieuwd tot welke uiteindelijke afweging dat bij de VVD-fractie zal leiden. Ik hoop dat ze het voorstel gaan steunen.

De voorzitter:
Ik vraag alleen aan de leden die het er niet mee eens zijn om te reageren.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik wil nog even een aanvulling op de heer Bosma doen. Ik herinner mij dat er in 1797 al een referendum werd gehouden ...

(Hilariteit)

De heer Van der Staaij (SGP):
Tijdens de Bataafse Republiek. Dat is om goede redenen afgeschaft. Wellicht kunnen fracties daarmee in de beraadslaging rekening houden.

De voorzitter:
Ondanks dit betoog is er een meerderheid om de stemmingen over de punten 3 en 4 uit te stellen, voor twee weken. Er is een ultimatum meegegeven.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Dierproeven

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Dierproeven,

te weten:

  • de motie-Wassenberg/Graus over in kaart brengen welke dierproeven geen tot weinig voorspellende waarde hebben (32336, nr. 128);
  • de motie-Wassenberg over de verdere ontwikkeling van kunstmatige intelligentie stimuleren om overbodige dierproeven te verminderen (32336, nr. 129);
  • de motie-Wassenberg c.s. over een actieplan voor een snelle verlaging van het aantal in voorraad gedode proefdieren (32336, nr. 130);
  • de motie-Wassenberg c.s. over een plan van aanpak om de transitie naar proefdiervrije innovaties te versnellen (32336, nr. 131);
  • de motie-Graus/Wassenberg over voorrang voor initiatieven die bijdragen aan een onmiddellijke daling van het aantal dierproeven (32336, nr. 132);
  • de motie-Graus over geen overheidsfinanciering meer voor niet voor de mens relevante en/of gediskwalificeerde dierexperimenten (32336, nr. 133);
  • de motie-Graus over stoppen met dierproeven in het kader van de Europese chemicaliënwetgeving en de Chemicals Strategy for Sustainability (32336, nr. 134);
  • de motie-Graus/Wassenberg over stoppen met het fokken, houden en doden van boventallige, overbodige en niet-relevante proefdieren (32336, nr. 135);
  • de motie-Beckerman/Wassenberg over minimaal 50% van de NVWA-inspecties onaangekondigd laten zijn (32336, nr. 136);
  • de motie-Beckerman/Wassenberg over een tijdpad om dierproeven voor veiligheidstesten te beëindigen (32336, nr. 137);
  • de motie-Tjeerd de Groot over binnen de Transitie Proefdiervrije Innovatie werk maken van het OMA-model (32336, nr. 138);
  • de motie-Tjeerd de Groot/Haverkort over het oplossen van knelpunten op de route van lab naar praktijk (32336, nr. 139).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

De voorzitter:
De motie-Wassenberg c.s. (32336, nr. 130) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Wassenberg, Beckerman, Graus, Thijssen, Bromet en Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 140, was nr. 130 (32336).

De motie-Wassenberg c.s. (32336, nr. 131) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Wassenberg, Graus, Beckerman, Thijssen, Bromet en Tjeerd de Groot.

Zij krijgt nr. 141, was nr. 131 (32336).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Graus (32336, nr. 128).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wassenberg (32336, nr. 129).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg c.s. (32336, nr. 140, was nr. 130).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg c.s. (32336, nr. 141, was nr. 131).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus/Wassenberg (32336, nr. 132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van het CDA en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Graus (32336, nr. 133).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21 en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (32336, nr. 134).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus/Wassenberg (32336, nr. 135).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Wassenberg (32336, nr. 136).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Wassenberg (32336, nr. 137).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot (32336, nr. 138).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot/Haverkort (32336, nr. 139).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Financiën decentrale overheden en versterking lokaal bestuur,

te weten:

  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken de gang van zaken rondom de gemeentelijke herindeling van Haren te betreuren (35925-VII, nr. 152);
  • de motie-Van Houwelingen over een onderzoek naar het verloop van de herindeling van de gemeente Haren (35925-VII, nr. 153);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat gemeentelijke herindelingen nooit gedwongen mogen plaatsvinden (35925-VII, nr. 154);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat gemeentelijke herindelingen voorafgegaan moeten worden door lokale referenda (35925-VII, nr. 155);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat een herindeling geen doorgang kan vinden als een van de gemeentes zich ertegen uitspreekt (35925-VII, nr. 156);
  • de motie-Van Houwelingen over uitspreken dat herindelen an sich geen doel mag zijn (35925-VII, nr. 157);
  • de motie-Dekker-Abdulaziz/Romke de Jong over het snel oppakken van acties om te komen tot een groter eigen belastinggebied (35925-VII, nr. 158);
  • de motie-Dekker-Abdulaziz/Romke de Jong over raadsleden en Statenleden betrekken bij opstelling van het nieuwe financieringssysteem (35925-VII, nr. 159);
  • de motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over een onderzoek naar de wenselijkheid van een nood- of solidariteitsfonds voor financiering van decentrale overheden (35925-VII, nr. 160);
  • de motie-Van der Graaf/Inge van Dijk over verevening van de overige eigen middelen beter laten aansluiten bij de werkelijk ontvangen bedragen (35925-VII, nr. 161);
  • de motie-Van der Graaf over een passende structurele oplossing voor gemeenten met een onverklaarbaar groot negatief herverdeeleffect (35925-VII, nr. 162).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

De voorzitter:
De motie-Dekker-Abdulaziz/Romke de Jong (35925-VII, nr. 158) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord het accres vanaf 2026 op een vast bedrag zet van 1 miljard extra en verwijst naar een nieuw financieringssysteem met groter eigen belastinggebied;

constaterende dat de contourennota voor de zomer over het eigen belastinggebied slechts processtappen zal bevatten;

overwegende dat de implementatie van een nieuw eigen belastinggebied een forse uitvoeringsopgave is voor decentrale overheden;

voorts overwegende dat er veel mogelijkheden zijn om het belastinggebied te vergroten en tevens andere opgaven te adresseren, zoals met een planbaten- of gebiedsontwikkelingsheffing, een grondbelasting, een leegstandsheffing, verduurzamingsvrijstellingen et cetera;

verzoekt de regering snel de benodigde acties te ondernemen om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025, daarbij de vormgeving voor een groter decentraal belastinggebied samen met de decentrale overheden uit te werken en de Kamer daarover nog dit jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 165, was nr. 158 (35925-VII).

De motie-Van der Graaf (35925-VII, nr. 162) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het voorgestelde model onverklaarbare verschillen in herverdeling ontstaan omdat het model werkt met gemiddelden en geen rekening houdt met uitschieters;

constaterende dat de nu geboden tegemoetkoming aan getroffen gemeenten in de vorm van een aangepast ingroeipad geen structurele oplossing is;

verzoekt de regering bij de reeds aangekondigde onderzoeksagenda de vraag te betrekken waarom een aantal nadeelgemeenten onevenredig hard geraakt lijkt te worden door negatieve herverdeeleffecten en daarbij in het bijzonder oog te hebben voor gemeenten met beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal-economische status, terwijl dit niet uit hun kostenverloop te verklaren is;

verzoekt de regering tevens indien het onderzoek hiertoe aanleiding geeft te voorzien in een structurele oplossing,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 166, was nr. 162 (35925-VII).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Excuses voor mijn verhaspeling van de naam van mevrouw Dekker-Abdulaziz. Ik had er nog zo op geoefend.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 152).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Lid Omtzigt, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 153).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Lid Omtzigt, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van der Plas, BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Bij de motie op stuk nr. 152 kon ik mijn hand niet hoger op hebben gestoken, maar toch zag u die over het hoofd. Met andere woorden, ik word geacht voor deze motie te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 154).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, DENK, Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Houwelingen (35925-VII, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66 en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dekker-Abdulaziz/Romke de Jong (35925-VII, nr. 165, was nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de VVD, BBB, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dekker-Abdulaziz/Romke de Jong (35925-VII, nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik heb per ongeluk bij de motie op stuk nr. 158 mijn hand opgestoken. Dat is een vergissing. Ik word geacht daartegen gestemd te hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk/Van der Graaf (35925-VII, nr. 160).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Graaf/Inge van Dijk (35925-VII, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van BBB en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van der Graaf (35925-VII, nr. 166, was nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, BBB en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Instelling commissie inzake artikel 57 van de Grondwet

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Instelling commissie inzake artikel 57 van de Grondwet,

te weten:

  • de motie-Leijten over geen adviescommissie instellen over de interpretatie van artikel 57 van de Grondwet (35896, nr. 23).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Leijten (35896, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Voortgangsrapportage lood in drinkwater

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Voortgangsrapportage lood in drinkwater,

te weten:

  • de motie-Nijboer c.s. over het instellen van een verbod op loden leidingen (27625, nr. 568);
  • de motie-Nijboer c.s. over de weg naar de Huurcommissie openstellen voor bewoners in het vrije segment om vervanging van loden leidingen af te dwingen (27625, nr. 569).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (27625, nr. 568).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en JA21 ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (27625, nr. 569).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21 en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Wet voldoende betaalbare woningen

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Bromet tot wijziging van de Woningwet teneinde te voorkomen dat het aantal sociale-huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken (Wet voldoende betaalbare woningen) (34974).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat het is verworpen.


Stemmingen moties Wet voldoende betaalbare woningen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Nijboer, Beckerman en Bromet tot wijziging van de Woningwet teneinde te voorkomen dat het aantal sociale-huurwoningen in gemeenten daalt als gevolg van prestatieafspraken (Wet voldoende betaalbare woningen),

te weten:

  • de motie-Leijten over de normering van 30% enkel gebruiken om het aandeel sociale huurwoningen te verhogen (34974, nr. 11);
  • de motie-Leijten over een moratorium op sloop totdat het woningtekort tot 2% is teruggebracht (34974, nr. 12).

(Zie vergadering van 7 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Leijten (34974, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Lid Gündogan, D66, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (34974, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan en Lid Omtzigt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Slachtofferbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Slachtofferbeleid,

te weten:

  • de motie-Mutluer over data beschikbaar stellen aan Slachtofferhulp Nederland om slachtoffers actief te kunnen benaderen (33552, nr. 94);
  • de motie-Slootweg/Helder over de uitzonderingsgrond in artikel 184 van de Wegenverkeerswet helemaal schrappen (33552, nr. 96);
  • de motie-Ellian over het automatisch ontvangen van een afschrift van een vonnis of arrest (33552, nr. 97);
  • de motie-Ellian over onderzoek doen naar kwalijke praktijken van letselschadebehandelaars (33552, nr. 98);
  • de motie-Van Nispen over het nader uitwerken van het herstelrecht vanuit het perspectief van het slachtoffer (33552, nr. 99);
  • de motie-Van Nispen over het aanpakken van knelpunten in de huidige aanpak van sekten (33552, nr. 100).

(Zie vergadering van 8 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Mutluer (33552, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Slootweg/Helder (33552, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD, D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.

Ik geef het woord aan de heer Slootweg van het CDA.

De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Nu de motie die ik samen met mevrouw Helder heb ingediend en die ontraden is, is aangenomen, zou ik aan het kabinet willen vragen om een brief te sturen over hoe het deze motie wil uitvoeren, voor het begin van het reces.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Ellian (33552, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ellian (33552, nr. 98).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (33552, nr. 99).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (33552, nr. 100).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Bontenbal van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter, bij de motie op stuk nr. 99 hebben wij niet onze hand opgestoken. Wij zijn dus tegen.

De voorzitter:
Dat zullen we opnemen in de Handelingen.


Stemmingen moties Acute zorg / Eerstelijnszorg / Bloedvoorziening / Medisch Zorglandschap / Medisch specialistische zorg / Mondzorg / Zwangerschap en geboorte

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Acute zorg / Eerstelijnszorg / Bloedvoorziening / Medisch Zorglandschap / Medisch specialistische zorg / Mondzorg / Zwangerschap en geboorte,

te weten:

  • de motie-Van den Berg over het periodiek inventariseren van de voorbeelden van toepassing van innovatieve technieken en passende zorgpraktijken (29247, nr. 352);
  • de motie-Van den Berg over borgen dat het Zorginstituut behandelingen uit het pakket kan halen en voorwaarden kan stellen (29247, nr. 353);
  • de motie-Hijink over de acute geboortezorg, de intensive care, de spoedeisendehulppost en de banen van zorgverleners in het LangeLand Ziekenhuis behouden (29247, nr. 354);
  • de motie-Tielen over in het kader van passende zorg de toegevoegde waarde van een medisch generalist onderzoeken (29247, nr. 356);
  • de motie-Den Haan over alleen nog subsidies verstrekken voor pilots die structureel worden geïmplementeerd (29247, nr. 357);
  • de motie-Van der Plas over een evaluatie van de transitie naar loondienst van medisch specialisten in de ziekenhuizen waar deze transitie al heeft plaatsgevonden (29247, nr. 358);
  • de motie-Van der Plas over het effect van spoedpleinen op de kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid van de zorg en de leefbaarheid in de regio (29247, nr. 359).

(Zie vergadering van 8 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Van den Berg (29247, nr. 352).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Berg (29247, nr. 353).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hijink (29247, nr. 354).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tielen (29247, nr. 356).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66 en BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Tielen.

Mevrouw Tielen (VVD):
De vraag die je wist dat zou komen. Nu mijn motie op stuk nr. 356 is aangenomen, zou ik graag een brief van de minister ontvangen over hoe hij die gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Den Haan (29247, nr. 357).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, de PvdD en JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (29247, nr. 358).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Lid Omtzigt, de SGP, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas (29247, nr. 359).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, de PvdD en Lid Gündogan ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ontzettend goed nieuws. Deze motie was ontraden. Ik zou graag een brief willen van de minister over hoe hij de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming brief Adviesaanvraag aan de Onderwijsraad over voorzieningen voor het jonge kind

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan de Onderwijsraad over voorzieningen voor het jonge kind (31293, nr. 623).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Luchtvaart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Luchtvaart,

te weten:

  • de motie-Koerhuis c.s. over de Kamer regelmatig informeren over de vakantievluchten die Groningen-Eelde en Maastricht-Aachen van Schiphol hebben overgenomen (31936, nr. 941);
  • de motie-Van Baarle over het oplossen van het personeelstekort op Schiphol (31936, nr. 943);
  • de motie-Van Baarle over het verminderen van het aantal afhandelaren op Schiphol (31936, nr. 944);
  • de motie-Graus over overflow van Schiphol ten goede laten komen van regionale luchthavens. (31936, nr. 945);
  • de motie-Graus over schipholisering van beveiligers en bagageafhandelaars door de nationale luchthaven (31936, nr. 946);
  • de motie-Graus over op zoek gaan naar een geschikte CEO voor Schiphol (31936, nr. 948);
  • de motie-Kröger c.s. over de dienstbaarheid van Schiphol aan Nederland centraal stellen (31936, nr. 949);
  • de motie-Kröger c.s. over een juridisch houdbaar systeem voor het innemen en herverdelen van slots (31936, nr. 950);
  • de motie-Alkaya/Van der Molen over regels om te voorkomen dat nieuwe afhandelaren kunnen concurreren op arbeidsvoorwaarden, werkomstandigheden en veiligheid (31936, nr. 951);
  • de motie-Inge van Dijk c.s. over samen met de provincie, Schiphol Group en de luchthaven Maastricht Aachen Airport het traject naar een luchthavenbesluit uitwerken (31936, nr. 952);
  • de motie-Van Haga/Smolders over het stellen van harde eisen aan Schiphol rondom passagiersstromen (31936, nr. 953);
  • de motie-Van Haga/Smolders over het leger inzetten bij organisatorische problemen op Schiphol (31936, nr. 954);
  • de motie-Van Haga/Smolders over de raad van commissarissen verzoeken de directeur van Schiphol te ontslaan (31936, nr. 955);
  • de motie-Van Raan/Kröger over het bijhouden van de duurzaamheidsbeloftes van de luchtvaartsector (31936, nr. 958);
  • de motie-Van der Plas/Van Haga over het inzetten van Defensie op Schiphol (31936, nr. 959);
  • de motie-Van der Plas/Van Haga over regie nemen in het spreiden van de capaciteit van luchtverkeer (31936, nr. 960).

(Zie vergadering van 9 juni 2022.)

In stemming komt de motie-Koerhuis c.s. (31936, nr. 941).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Fractie Den Haan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD en Lid Gündogan ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (31936, nr. 943).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Baarle (31936, nr. 944).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Volt, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 945).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 946).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (31936, nr. 948).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 949).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, JA21, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (31936, nr. 950).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Alkaya/Van der Molen (31936, nr. 951).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk c.s. (31936, nr. 952).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, DENK, Fractie Den Haan, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (31936, nr. 953).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, Fractie Den Haan, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (31936, nr. 954).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21 en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (31936, nr. 955).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Kröger (31936, nr. 958).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

Dan komen we bij de motie op stuk nr. 959: de motie-Van der Plas/Van Haga het inzetten van Defensie op Schiphol. Dat komt me bekend voor.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Haga (31936, nr. 959).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, het CDA, JA21 en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Haga (31936, nr. 960).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB, JA21, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Verantwoordingsdebat over het jaar 2021

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het Verantwoordingsdebat over het jaar 2021,

te weten:

  • de motie-Heinen c.s. over in de Comptabiliteitswet de voorwaarde opnemen dat de Staten-Generaal zich voldoende geïnformeerd achten (36100, nr. 5);
  • de gewijzigde motie-Alkaya over onderzoek doen naar effecten voordat er een wet rekeningrijden wordt ingediend (36100, nr. 22, was nr. 7);
  • de motie-Sneller c.s. over een rapporteringstolerantiegrens van 1% voor de rijksrekening (36100, nr. 8);
  • de motie-Nijboer c.s. over middelen pas aanwenden als getoetst is dat de gekozen aanpak effectief en doelmatig is (36100, nr. 9);
  • de motie-Inge van Dijk c.s. over onderzoeken hoe het versterken van de sociale participatie kan leiden tot meer vertrouwen (36100, nr. 10);
  • de motie-Van Raan/Sneller over bij alle beleidsvoorstellen toelichten hoe ze bijdragen aan de brede welvaart (36100, nr. 12);
  • de motie-Van Raan c.s. over in de jaarverslagen op een duidelijke manier naar voren brengen in hoeverre bredewelvaartsdoelen zijn gehaald (36100, nr. 13);
  • de motie-Van Raan c.s. over een rijksbegroting die op eenduidige wijze inzicht geeft in de uitgaven aan concrete doelen (36100, nr. 14);
  • de motie-Van Raan c.s. over onderzoeken hoe meer inzicht geboden kan worden in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beleid (36100, nr. 15);
  • de motie-Van Raan/Dassen over een visie om de vooruitgang van de brede welvaart onafhankelijk te maken van economische groei (36100, nr. 16);
  • de motie-Dassen c.s. over onderzoeken hoe burgerbudgetten participatie kunnen versterken (36100, nr. 17);
  • de motie-Ephraim over een overzicht van mogelijke besparingen binnen de twaalf ministeries (36100, nr. 18);
  • de motie-Ephraim over een driemaandelijkse rapportage over de kwaliteit van de financiële verslaglegging (36100, nr. 19);
  • de motie-Omtzigt over de motie over lopende uithuisplaatsingen binnen zes maanden uitvoeren (36100, nr. 20);
  • de motie-Omtzigt/Alkaya over evenveel geld beschikbaar stellen aan huishoudens die in grote problemen komen als wordt betaald aan nadeelcompensatie van drie kolencentrale-eigenaren (36100, nr. 21).

(Zie vergadering van 9 juni 2022.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (36100, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Omtzigt (36100, nr. 20) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er wachtrijen van jaren zijn voor het verkrijgen van het eigen dossier, de bezwaaradviescommissie, de integrale beoordeling en de Commissie Werkelijke Schade;

constaterende dat de wachtrij voor de integrale herbeoordeling nu opgelopen is naar meer dan vier jaar en dat een ouder die zich medio 2021 gemeld heeft, deze kabinetsperiode niet meer beoordeeld wordt, al zit het kabinet de hele periode uit;

constaterende dat de hulp aan ouders van uithuisgeplaatste kinderen tergend langzaam op gang gekomen is na oktober 2021;

verzoekt de regering aanvullende maatregelen te nemen, zodat het leven van deze gezinnen niet nog jaren op de pauzestand staat met dreigende incasso's, uithuiszettingen en enorme stress, terwijl zij wachten op de integrale herbeoordeling;

verzoekt de regering tevens de aangenomen motie die verzoekt om binnen zes maanden lopende uithuisplaatsingen, inclusief die in het drangkader, op verzoek van ouders en/of kinderen te herzien en te werken aan herstel, integraal en binnen de tijd uit te voeren;

verzoekt de regering verder de Kamer hierover voor 10 september te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 20 (36100).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer Omtzigt verzoekt om een hoofdelijke stemming over zijn gewijzigde motie op stuk nr. 23 (36100, was nr. 20).

Voordat we hoofdelijk gaan stemmen, geef ik eerst het woord aan de heer Peters van het CDA voor een stemverklaring.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het gaat inderdaad over de motie op stuk nr. 20 (36100) van de heer Omtzigt. Ik spreek deze stemverklaring uit mede namens de ChristenUnie, de VVD en D66. De voorliggende motie vraagt om een reeds aangenomen motie uit te voeren. Dat deel lijkt ons overbodig. Een ander deel is in dit tempo en onder deze voorwaarden niet uitvoerbaar en niet haalbaar, hoe graag we het met z'n allen ook zouden willen en hoezeer wij ook de urgentie onderschrijven. Daarom stemmen wij tegen de motie.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Peters.

In stemming komt de motie-Heinen c.s. (36100, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Alkaya (36100, nr. 22, was nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sneller c.s. (36100, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer c.s. (36100, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Inge van Dijk c.s. (36100, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de VVD, de PVV en FVD ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Sneller (36100, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (36100, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, BBB, JA21, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (36100, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Dassen (36100, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dassen c.s. (36100, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV en FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ephraim (36100, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ephraim (36100, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, DENK, Lid Omtzigt, de SGP, BBB, JA21, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, de ChristenUnie, de VVD, het CDA en de PVV ertegen, zodat zij is verworpen.

Het woord is aan de griffier.

In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt (36100, nr. 23, was nr. 20).

Vóór stemmen de leden: De Hoop, Van Houwelingen, Jansen, Léon de Jong, Kathmann, Van Kent, Kerseboom, Kops, Kröger, Kuiken, Kuzu, Van der Lee, Leijten, Maatoug, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meijeren, Mohandis, Edgar Mulder, Mutluer, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Ouwehand, Piri, Van der Plas, De Roon, Smolders, Van der Staaij, Stoffer, Teunissen, Thijssen, Vestering, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Wilders, Alkaya, Arib, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Beckerman, Beertema, Bisschop, Martin Bosma, Bouchallikh, Bromet, Dassen, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Eerdmans, Ephraim, Eppink, Van Esch, Fritsma, Goudzwaard, De Graaf, Graus, Gündogan, Den Haan, Van Haga, Helder en Hijink.

Tegen stemmen de leden: Idsinga, Romke de Jong, Kamminga, Kat, Knops, Koerhuis, De Kort, Van der Laan, Van Meenen, Michon-Derkzen, Minhas, Agnes Mulder, De Neef, Palland, Paternotte, Paul, Paulusma, Peters, Podt, Raemakers, Rahimi, Rajkowski, Sahla, Segers, Chris Simons, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Sneller, Van Strien, Strolenberg, Tielen, Valstar, Verkuijlen, Van der Werf, Werner, Van Weyenberg, Van der Woude, Wuite, Amhaouch, Becker, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bevers, Bikker, Bontenbal, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Van Campen, Ceder, Dekker-Abdulaziz, Inge van Dijk, El Yassini, Ellian, Erkens, Geurts, Van Ginneken, Van der Graaf, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Hagen, Hammelburg, Haverkort, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Hermans en Van den Hil.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 66 stemmen voor en 72 stemmen tegen is verworpen.

De heer Dassen.

De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. Bij de stemmingen onder 15, over de moties ingediend bij het tweeminutendebat Luchtvaart, willen wij geacht worden tegen de motie op stuk nr. 953 (31936) te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Omtzigt/Alkaya (36100, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Verlengen van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging

Aan de orde is de stemming over de brief van het Presidium over het verlengen van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging (34400, nr. 6).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel van het Presidium te besluiten en het tijdelijke Protocol parlementaire ondervraging nogmaals met een jaar te verlengen.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Publicatie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021,

te weten:

  • de motie-Van Esch/Beckerman over het uitbreiden van de opsporings- en handhavingscapaciteit op het gebied van wildlife crime (22343, nr. 326).

(Zie vergadering van 1 juni 2022.)

De voorzitter:
De motie-Van Esch/Beckerman (22343, nr. 326) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wildlife crime wereldwijd de vierde grootste criminele industrie is en jaarlijks met 5% tot 7% toeneemt;

constaterende dat een belangrijk deel van deze illegale handel bestaat uit producten of traditionele medicijnen waarbij bedreigde wilde dieren en planten zijn verwerkt;

constaterende dat wildlife crime verweven is met andere vormen van criminaliteit en sommige terroristische organisaties deels gefinancierd worden door wildlife crime;

constaterende dat Nederland wordt gezien als groot doorvoerland binnen de EU vanwege de Rotterdamse haven en Schiphol, alsook zelf een belangrijke afzetmarkt is;

constaterende dat er een structureel tekort is aan opsporings- en handhavingscapaciteit van deze vorm van criminaliteit;

verzoekt de regering om het thema wildlife crime, inclusief de handel in traditionele medicijnen, te betrekken bij het thema aanpak milieucriminaliteit in de Veiligheidsagenda,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 335, was nr. 326 (22343).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Esch/Beckerman (22343, nr. 335, was nr. 326).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, D66, Lid Omtzigt, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Duurzaam vervoer

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Duurzaam vervoer,

te weten:

  • de motie-De Hoop over voldoende zekerheid bieden voor het overeind blijven van de huidige dienstregelingen (31305, nr. 345).

(Zie vergadering van 1 juni 2022.)

In stemming komt de motie-De Hoop (31305, nr. 345).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, Fractie Den Haan, de PvdA, de PvdD, Lid Gündogan, Lid Omtzigt, de SGP, BBB, JA21, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Helemaal aan het begin stemden wij over dierproeven. Dat was onder punt 6, de allereerste motie, de motie op stuk nr. 128. Daar heeft de Kamer in grote meerderheid voor gestemd. Veel dank daarvoor. Maar de minister had die ontraden. Dus ik zou graag een brief van de minister willen over hoe hij die gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet. Dan dank ik u zeer, ook de minister voor haar aanwezigheid hier.

Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we over tot de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor het dertigledendebat over de sluiting van gespecialiseerde ggz-instellingen van de agenda af te voeren.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 35976-20; 21501-20-1769; 35925-XVI-66 en 35925-XVI-65.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het tweeminutendebat Geneesmiddelenbeleid/Hulpmiddelenbeleid/Pakketbeheer (CD d.d. 09/06), met als eerste spreker het lid Den Haan van de Fractie Den Haan;
  • het tweeminutendebat Gasmarkt/Leveringszekerheid (CD d.d. 09/06), met als eerste spreker het lid Kops.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK voor zijn verzoek.

De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik wil graag een debat aanvragen met de minister-president over de afhandeling van de toeslagenmisdaden. Ik doe dat omdat niet alleen ik maar ook heel veel ouders en kinderen echt wanhopig zijn. We spreken natuurlijk regelmatig met de staatssecretaris over de uitvoering, maar ik wil ook met de minister-president spreken over de belofte die hij gedaan heeft om echt iets te betekenen voor deze ouders, die ongekend onrecht is aangedaan. Zoals het nu gaat, kan het echt niet langer. Daarom wil ik graag dat debat aanvragen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Markuszower (PVV):
Steun.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Wij kregen gisteren een bizarre brief van de staatssecretaris: de wettelijke termijn voor de herbeoordeling is zes maanden. Mensen moeten op dit moment vier jaar wachten. In die tijd starten de incasso's op en hebben we te maken met uithuisplaatsingen. Van harte steun om dit debat zo spoedig mogelijk te houden. Ik wil ook een persoonlijke reactie van de premier: vindt hij deze termijnen aanvaardbaar? Die reactie wil ik nog deze week ontvangen.

Mevrouw Paul (VVD):
Voorzitter. Geen steun voor een plenair debat en geen steun voor een debat met de minister-president. Wat ons betreft wordt dit betrokken bij een commissiedebat met de staatssecretaris. Dat mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden ingepland.

Mevrouw Kat (D66):
Voorzitter. Terecht is er aandacht voor de hersteloperatie. Wat mij betreft gaan we dat meenemen naar de elfde voortgangsrapportage, dus geen steun.

De voorzitter:
Laten we nu eerst naar de heer Bisschop van de SGP gaan.

De heer Bisschop (SGP):
Steun, voorzitter.

De heer Van Nispen (SP):
Van harte steun van de SP en ik hoor net: ook van de Partij van de Arbeid en van GroenLinks.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Geen steun. Ik sluit me aan bij de woorden van de VVD.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun. Dit kan betrokken worden bij het commissiedebat over toeslagen.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Ook steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, vanuit ons en ook van BBB steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen meerderheid voor het verzoek, maar we zullen het stenogram wel doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Azarkan (DENK):
Maar het is wel genoeg voor een dertigledendebat. Uit principe, voorzitter, al is dit het laatste strohalmpje, zou ik dit willen laten staan. Ik begrijp dat de coalitie er geen zin in heeft. Jammer, maar zo gaan we echt niet de goede kant op.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen in ieder geval een dertigledendebat noteren.

Dan gaan we naar de heer Markuszower van de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter. Het gaat maar door. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft nu aangekondigd dat hij heel Nederland wil volplempen met allemaal asielzoekerscentra, te beginnen met vier, in tenten, sporthallen en zelfs schepen. Ze zullen geplaatst gaan worden. Graag een debat daarover.

De voorzitter:
Dank u wel. Even kijken of daar steun voor is van de collega's.

De heer Brekelmans (VVD):
Acht dagen geduld moet de heer Markuszower hebben en dan hebben wij hierover een commissiedebat, dus geen steun voor dit verzoek.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun namens Forum voor Democratie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.

De heer Van Nispen (SP):
Geen steun, want we hebben daar volgende week een commissiedebat over, zeg ik mede namens de Partij voor de Dieren, GroenLinks, Partij van de Arbeid en de SP dus. En DENK.

De heer Slootweg (CDA):
Ik spreek alleen namens het CDA. Geen steun, want er is volgende week een commissiedebat.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Geen steun.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Het lijkt mij het handigste om dit te koppelen aan het eerstvolgende commissiedebat.

De heer Eerdmans (JA21):
Wij willen dit graag wel plenair behandelen. Ook steun namens BVNL, de Groep Van Haga.

De voorzitter:
De Groep Van Haga ook steun, hoor ik. Dan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun.

De voorzitter:
Er is geen steun voor uw verzoek.

Dan gaan we meteen naar mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Er is veel in beweging rondom de voetbalwereld en de gokwereld. Vorige week werden twee minderjarige tieners gearresteerd vanwege poging tot matchfixing in de tweede divisie, de Jack's League. Dit is niet het eerste signaal. Sporten is gezond. Fan zijn is fantastisch. Maar we moeten niet hebben dat jonge fans of jonge voetballers in de handen van de illegale gokindustrie raken. Daarom zou ik graag een brief van het kabinet hierover zien en ook over de voornemens omtrent gokken en matchfixing. Ik vraag, mede namens collega Van der Laan van D66, ook een debat hierover aan met de minister voor Langdurige Zorg en Sport en de minister voor Rechtsbescherming.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Steun voor de brief, in ieder geval, want we hebben op 29 juni een sportdebat waar we dit volgens mij bij kunnen betrekken. Die brief moet dan wel ruim voor de 29ste binnen zijn.

De heer Bisschop (SGP):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dit is een belangrijk onderwerp. Het is terecht dat er een brief wordt aangevraagd. Maar ik denk ook dat het sneller is bij het sportdebat in de commissie, dus geen steun voor een debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik sluit me aan bij de heer Van Baarle.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dat doe ik gemakshalve dan ook.

De heer Mohandis (PvdA):
Ook de Partij van de Arbeid sluit zich daarbij aan. We hebben binnenkort een commissiedebat, voorzitter.

Mevrouw Maeijer (PVV):
De PVV sluit zich daar ook bij aan.

De heer Van Nispen (SP):
Ik ook. Zeker een brief, maar dan kijken waar we dat zo snel mogelijk bij kunnen betrekken.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, maar we zullen wel het informatieverzoek doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Ik zie er erg naar uit en ik hoop dat die brief er dan ook echt voor 29 juni is. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker.

Dan gaan we naar de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Misdaad mag niet lonen. Maar we kennen de cijfers: naar schatting wordt ongeveer 20 miljard euro per jaar witgewassen en maar zo'n 300 miljoen euro afgepakt. Dat het beleid faalt, werd vorige week nog eens aangetoond door twee tamelijk vernietigende rapporten van de Algemene Rekenkamer. Het gaat dus over het witwassen, maar ook over het afpakken. Er is geen afpakketen; er zijn eigenlijk afpakeilandjes. Hierover zou de SP graag een debat willen met de minister van Justitie en Veiligheid.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter, er zijn inderdaad twee kritische rapporten, maar ik wil het er graag zo snel mogelijk over hebben bij het wetgevingsoverleg over twee weken.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat. Mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook van mijn fractie steun voor dit belangrijke onderwerp, maar niet voor een apart debat. We hebben het WGO Slotwet en we hebben deze week het commissiedebat over georganiseerde misdaad.

De heer Sneller (D66):
Daar sluit ik me bij aan.

Mevrouw Arib (PvdA):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik sluit me aan bij mevrouw Michon, want dat lijkt me de snelste weg. Anders gaat het over het zomerreces heen en dat lijkt me niet wenselijk.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dit is een zaak van een dermate grote importantie dat het alleszins gerechtvaardigd is om hierover een apart debat te voeren. Er liggen een paar duidelijke rapporten. Steun voor het voorstel.

De heer Knops (CDA):
Zeker belangrijk dat erover gesproken wordt, sympathiek verzoek, maar ik stel voor: eerst het WGO over het jaarverslag.

De heer Van Baarle (DENK):
Mede namens de Partij voor de Dieren steunen wij het verzoek.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Geen steun, voorzitter. Wat mij betreft kan het ook bij het WGO.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Een belangrijk onderwerp, maar mede namens JA21 sluit ik me aan bij de VVD.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wij steunen het graag.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, betrekken bij het jaarverslag.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, meneer Van Nispen.

Dan gaan we naar de heer Fritsma, PVV.

De heer Fritsma (PVV):
Dank, voorzitter. Minister Ollongren van Defensie kan niet zo goed omgaan met vertrouwelijke informatie. Deze keer is per ongeluk naar buiten gekomen dat Nederland drones levert aan Oekraïne. Dat is een heel pijnlijke blunder. Het is niet goed dat je je zo in de kaarten laat kijken. We moeten dus weten hoe dat is gekomen en wat er gebeurt om ervoor te zorgen dat het nooit weer gebeurt. Dus graag zo snel mogelijk een debat met de minister van Defensie.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Het is al eerder gebeurd met 200 Stingers en nu weer met die drones. Het is een totaal gekkenhuis, lijkt het. Dit moeten we echt niet doen. Het gaat over de veiligheid van ons land, dus van harte steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik zou willen voorstellen namens de SGP om hier vooralsnog te vragen om een brief en het daarbij te laten. Als daar een mooi modelletje boetekleed bij zit, dan kan het wat ons betreft ook daarmee afgedaan zijn.

De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. Er zijn genoeg commissiedebatten de komende weken om die ene vraag te stellen, dus ik zou zeggen: geen steun en kom naar het commissiedebat, waar de heer Fritsma trouwens als een van de weinigen wel heel vaak is.

De heer Valstar (VVD):
Er zijn zelfs nog schriftelijke overleggen. Geen steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun.

De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Dit kan heel goed bij een van de commissiedebatten die nog komen.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Wij wachten graag de brief af. Vooralsnog geen steun voor het debat, mede namens mevrouw Den Haan.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, wij steunen dit voorstel graag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Geen steun. Wij wachten ook de brief en het boetekleed af.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek. We zullen wel de informatie doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Fritsma (PVV):
Akkoord met de brief. Die wil ik wel graag binnen twee weken, zodat die inderdaad kan worden meegenomen in een van de commissiedebatten. En ik wil uitleg over hoe dit heeft kunnen gebeuren en over wat er gebeurt om herhaling te voorkomen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.

Dan geef ik het woord aan de heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Collega Léon de Jong heeft het net al met vuur en vlam verdedigd. De minister kan het ontkennen, maar ze heeft het nou eenmaal gezegd. Franse werkelozen uit probleemwijken hiernaartoe halen; hoe gek wil je het hebben? We moeten de 1 miljoen Nederlanders die aan de kant staan, betrekken bij werk en inkomen, we moeten deeltijders meer laten werken en we moeten natuurlijk de armoedeval verkleinen. Dit is het zoveelste ontwrichtende voorstel van dit kabinet. Dus graag een brief van de minister waarin ze uitlegt wat die plannen nou zijn en daarna een breed debat over dit onderwerp.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, toch even een opmerking. We hebben het ontzettend druk. Er zijn heel veel belangrijke onderwerpen, zoals wetgeving en de Voorjaarsnota. Er is net in het vragenuur uitgebreid over gesproken. De minister heeft gewoon ontkend dat er een plan ligt. Laten we elkaar nou niet gek maken met debatten die nergens over gaan. Geen steun, ook namens de PvdA.

De voorzitter:
Dank u wel. Dus geen steun. De heer Bisschop, SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Ik kan me wel voorstellen dat er een brief komt — dat steun ik wel — maar een apart debat lijkt mij te ver gaan.

De heer El Yassini (VVD):
We hebben er inderdaad in het mondelinge vragenuurtje al uitgebreid over gesproken. De minister zegt: er is geen plan en er is geen voorstel. Ik wil dus ook niet gaan debatteren over geen plan en geen voorstel, dus geen steun voor het debat.

De heer Léon de Jong (PVV):
Ik wil heel graag debatteren over de uitspraken en het plan zoals de minister dat vandaag gewoon gepresenteerd heeft in het Algemeen Dagblad. Het gaat dus zeker ergens over; het gaat over de arbeidsmarkt en de belangen van Nederlanders. Van harte steun dus, en graag op zeer korte termijn.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, geen steun voor dit debat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Er is geen plan — dat zou ook heel onverstandig zijn — dus geen steun.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Geen steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Geen steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Ik kan me alleen maar aansluiten bij de woorden van de PVV. Absoluut steun voor dit debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor het verzoek, maar dan zou ik het debat ook breder willen trekken, want de krapte op de arbeidsmarkt is natuurlijk enorm. Daar kan dit heel goed bij. Maar ik steun het verzoek voor dit debat.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Geen steun, voorzitter.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ik heb nog nooit een plan zo snel ingetrokken zien worden als bij het vragenuurtje. Als ze dat niet gedaan had, had ik het debat nu gesteund, maar volgens mij is het plan nu helemaal van tafel en hoeven we het er dus niet over te hebben.

De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter. Er was geen plan en er komt dus ook geen debat wat ons betreft.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, maar wel voor een brief. Dat zullen we ook doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Nou, dan krijg ik een brief. Dat vind ik al heel wat, voorzitter. Toch wel een goede score vandaag.

De voorzitter:
Uw tweede verzoek.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken en de Raad voor het Openbaar Bestuur zeggen het ook: de migratieaanpak van het kabinet werkt niet; het lost geen crisis op en het veroorzaakt een crisis. We kunnen niet de voordeur openzetten als we geen bedden en stoelen hebben; we kunnen niet alle migranten blijven opnemen als we geen huizen hebben en de zorg en het onderwijs onder druk staan. Er is een structureel debat nodig over migratie en over hoeveel inwoners er in Nederland kunnen wonen. Kunnen er 1 miljoen bij of 10 miljoen? We weten het niet. Daarom wil ik graag een brief met een reactie op de adviezen van de adviescommissie en de Raad voor het Openbaar Bestuur, en een debat hierover.

De heer Markuszower (PVV):
Van harte steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik steun dit verzoek, maar ik zie ook het verzoek van Markuszower, waar ik dus geen steun voor heb verleend omdat het weer zo'n specifiek dingetje is, en dat er zo meteen ook een verzoek met eigenlijk een beetje hetzelfde onderwerp komt. Ik steun het verzoek, maar ik zou dan wel willen verzoeken om de onderwerpen die zijn aangedragen daar ook bij te betrekken, zodat het debat breder wordt.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dat verzoek steun ik.

De heer Bisschop (SGP):
Op zich ben ik het eens met de gedachte dat we eens een keer echt goed moeten doorpraten over de vraag of we maxima willen stellen. Daar is op dit moment geen aanleiding toe. Het zijn allemaal lopende zaken. Daar hoort ook een brief, waar ik wel steun aan wil geven, van het kabinet bij naar aanleiding van wat hier voorligt. Maar hier apart weer over gaan discussiëren? Geen steun.

De voorzitter:
Ja. Geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Maar wel steun voor een breed debat over asiel, migratie en integratie.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, geen steun. Volgens mij hebben we ook niet zo heel erg lang geleden al een debat met allemaal asiel- en migratieonderwerpen samengevoegd en hebben we dat debat gevoerd. Ik heb niet zo'n zin om dat over te doen, dus geen steun.

De heer Slootweg (CDA):
Volgens mij gaan we dat brede debat volgende week in de commissie houden, dus geen steun. Laten we dat onderwerp gewoon in het commissiedebat van volgende week woensdag bespreken.

De heer Brekelmans (VVD):
Daar sluit ik me graag bij aan.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ook geen steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, wel steun. Er ligt hier eigenlijk ook een motie aan ten grondslag, namelijk de motie-Bisschop/Eerdmans, meen ik, waarbij het ging over een richtgetal voor het aantal migranten dat wij in Nederland willen of kunnen hebben. Ik vind dat we daar dus veel te weinig over praten. Een commissiedebat is daar ook niet voldoende voor. Dus graag steun voor dit voorstel van de heer Van Haga.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Volgende week kan daar alweer over gepraat worden in de commissie, dus geen steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Laten we het er nog een keer over hebben. Steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Geen steun. Dat kan in het commissiedebat.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Natuurlijk moet er een debat komen, maar een debat in een commissiezaal is ook een debat en dat is over acht dagen al. Daarom geen steun voor dit aparte verzoek. Er wordt namelijk over gedebatteerd in een andere zaal. Ik zeg dit mede namens GroenLinks.

De voorzitter:
Geen steun voor uw verzoek.

Dan gaan we naar de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Het is denk ik wel tekenend dat we elke week zo veel verzoeken krijgen over asiel en migratie. Dat wordt hier dan vaak ter linkerzijde weggewoven als "we hebben het daar volgende week wel over", maar het is volgens mij een heel duidelijk signaal dat er in Nederland een patroon is van problemen met asiel en migratie. Daar wil ik hier toch op wijzen. Misschien moeten we dat in de commissie in het kader van een soort van regeling daar aankaarten om het daar eens structureel over te gaan hebben. Mijn aanvraag nu gaat erover dat er bijna dagelijks in de kranten zorgen worden geuit over de overstroming van asielzoekers richting Ter Apel. Dat is een patroon, bijna traditioneel, met eigenlijk elke dag een bericht in de krant over gedwongen opvang in gemeentes en ga zo maar door.

De voorzitter:
U wilt een debat?

De heer Eerdmans (JA21):
Ja, maar waarover? Er is inmiddels een gefundeerd onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er dwars door partijen heen een groot draagvlak is voor een hele andere oplossing, namelijk opvang in de regio, dus niet in Nederland maar in de regio's waar de mensen vandaan komen. Daar wil ik een debat over met het kabinet.

De heer Markuszower (PVV):
Van harte steun voor het verzoek.

De heer Brekelmans (VVD):
De heer Eerdmans wekt de indruk dat wij hier niet over spreken, maar we hebben de vorige week nog precies over dit punt, over internationaal migratiebeleid en opvang in de regio, een debat gehad. En volgende week hebben we er weer een debat over, dat zich dan meer richt op Nederland, maar dan kan de heer Eerdmans ook dit punt weer maken. Dus de indruk die hij wekt klopt niet. Ik steun dit debat dan ook niet omdat we hier volgende week alweer over spreken.

De heer Bisschop (SGP):
Ik wil wel steun verlenen aan het verzoek om een brief van het kabinet. Dat zou ik dan aan het eerstvolgende commissiedebat willen koppelen.

De heer Van Baarle (DENK):
We hebben het hier al structureel over in de Kamer. Periodiek in commissieoverleg en ook elke dinsdag staan we hier om aanvragen van mensen te behandelen. Dus geen steun.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):
We hebben het hier niet structureel over. Het gaat altijd over procedures en over dingetjes die er mis zijn. Wat hier gevraagd wordt, is een fundamenteel debat over hoeveel mensen we hier nog kunnen hebben, over de demografische ontwikkeling en over de oplossing die wordt aangedragen, namelijk opvang in de regio. Dus ik steun dat debat natuurlijk van harte.

De heer Slootweg (CDA):
Elk commissiedebat is voor mij een fundamenteel debat, dus geen steun voor dit verzoek.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Voorzitter. Daar sluit ik me bij aan. Geen steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, dit kan in de commissie besproken worden, dus geen steun voor een apart debat.

De voorzitter:
Dat is ook namens de ChristenUnie, zie ik.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.

De heer Eerdmans (JA21):
En 30 leden tellen we ook niet?

De voorzitter:
Ook niet.

De heer Eerdmans (JA21):
Is hier nog een brief over te vragen?

De voorzitter:
Als u een brief hierover wil vragen, kan dat.

De heer Eerdmans (JA21):
Dat lijkt me goed. Dan gaan we op basis daarvan de weg omhoog bouwen. Ik doe dat verzoek bij dezen graag. Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat gaan we doorgeleiden naar het kabinet.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Bouchallikh, GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Tata Steel maakt mensen ziek. Dat stond afgelopen week in de krant, en niet voor het eerst. Keer op keer lezen we hoe milieuvervuiling ten koste gaat van de gezondheid en het klimaat. Maar omdat we niet vaak genoeg praten over het aspect van de volksgezondheid in relatie tot milieuvervuiling, zou ik daar graag een debat over willen aanvragen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. De gezondheid van de mensen in de buurt van Tata Steel komt te vaak terug in de Kamer, maar zo vaak dat we het er echt nog een keer plenair over moeten hebben. Dit is echt een groot probleem en het wordt alleen maar erger. Van harte steun dus voor dit debat.

Mevrouw Arib (PvdA):
Ook steun voor het verzoek.

De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter. Dit kan wat ons betreft prima bij het commissiedebat Externe veiligheid van volgende week.

De heer Van Nispen (SP):
Steun van de SP.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit kan inderdaad in de commissie, dus geen steun.

De heer Eppink (JA21):
Eens met de vorige spreker: geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):
De fractie van DENK steunt het verzoek.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Geen steun. Het kan volgende week in het commissiedebat, en het zal vast ook wel in het stikstofdebat terugkomen.

De heer Bisschop (SGP):
Ik sluit me bij de vorige spreker aan.

De heer Madlener (PVV):
In de commissie, ook namens Van Haga.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun.

De heer Bontenbal (CDA):
Ik sluit me aan bij de woorden van de ChristenUnie, dus geen steun.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Daar sluit ik me ook bij aan; geen steun.

De voorzitter:
Er is geen steun van een meerderheid voor uw verzoek. Dank u wel.

Dan geef ik het woord aan de heer Eppink. U mag uw verzoek bij de interruptiemicrofoon doen, meneer Eppink.

De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. Na het debat van vorige week over de Landbouw- en Visserijraad in Luxemburg zouden wij graag een tweeminutendebat willen aanvragen, deze week te houden, met ook een stemming deze week.

De voorzitter:
Ik wil u graag vragen of het echt nodig is om deze week ook te stemmen, want de Landbouw- en Visserijraad is al geweest.

De heer Eppink (JA21):
Dat klopt. Eventueel wil ik de stemming wel uitstellen, maar als in ieder geval het tweeminutendebat mogelijk zou zijn, zou dat prettig zijn.

De voorzitter:
Dan nemen we dit op die manier mee. Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan gaan we daar in ieder geval volgende week over stemmen, en we kijken even of het tweeminutendebat deze week of volgende week ingepland kan worden.

Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle. Hij is van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Dat klopt, voorzitter. Dank u wel. Uit onderzoek van de Nationale Vacaturebank blijkt dat een op de zes Nederlanders discriminatie ervaart op het werk. Arbeidsmarktdiscriminatie is een probleem in ons land. Volgens mij komt de minister van Sociale Zaken nog voor het zomerreces met de contouren of met de bedoeling van het plan tegen arbeidsmarktdiscriminatie. Daarover zou ik graag een plenair debat met elkaar willen voeren, om dit probleem met wortel en tak aan te pakken.

Mevrouw Arib (PvdA):
Steun voor het verzoek, mede namens GroenLinks en de Partij voor de Dieren.

De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter. Ik ben in ieder geval heel blij dat dit debat is aangevraagd, want het is een belangrijk onderwerp. Maar we hebben ook een commissiedebat Arbeidsmarktdiscriminatie dat gewoon ingepland dient te worden. Als we nu een plenair debat gaan aanvragen, komt het weer helemaal aan het einde van de rol. Dit is belangrijk en we moeten er snel over praten, dus geen steun voor een plenair debat. Laten we dit in het commissiedebat Arbeidsmarktdiscriminatie bespreken en de minister daarin vragen om snel actie te ondernemen, want dit is onacceptabel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik sluit mij bij deze woorden aan.

De heer Van Nispen (SP):
Dat doe ik ook, want we moeten het er zeker over hebben. Maar we krijgen ook nog de plannen van de Nationaal Coördinator, dus de SP geeft er de voorkeur aan om het dan in één keer, dus tegelijk, goed te bespreken.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor de lijn van de voorgaande sprekers.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Voorzitter, ik sluit me ook aan bij de woorden van de VVD.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik sluit me ook aan bij de woorden van collega El Yassini: geen steun.

De heer Léon de Jong (PVV):
Geen steun. Er komt een commissiedebat.

De heer Bontenbal (CDA):
Ik sluit me aan bij de woorden van de VVD.

De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de heer Eppink, JA21.

De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. Ik had nog een vraag voor een verduidelijking van wat u zei ten aanzien van het tweeminutendebat. Dat zou dan deze week kunnen?

De voorzitter:
Daar gaan we ons best voor doen.

De heer Eppink (JA21):
Oké, dank.

De voorzitter:
Ik voel hier een soort inspanningsverplichting. Mevrouw Kerseboom, Forum voor Democratie.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):
Dat zal ik moeten gaan verwerken.

De voorzitter:
Nou, wellicht kan dat met wat collega's erbij die er nog zijn en die u steunden.

Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Namens mijn collega Jasper van Dijk zou ik graag een vooraankondiging willen doen om nog deze week een tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken te organiseren inclusief stemmingen.

De voorzitter:
Dank u wel, ook voor de vooraankondiging. Ik kijk of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. We zullen met de vooraankondiging rekening houden.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De natuur in Nederland is op sterven na dood als gevolg van voortdurende belasting door ammoniak uit de veehouderij en andere vormen van stikstof: van verkeer, luchtvaart en industrie. Deze coalitie heeft afgesproken dat aan te pakken. Ook hebben we afgesproken dat we een plenair debat voeren over dat plan zodra het bekend is. We hebben allemaal gezien dat het plan er is en dat er veel verzet tegen is. Ik begrijp dat wel. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat de minister-president daar ook bij is, want hij heeft een rol hierin — zeker nu we in de media hebben kunnen lezen dat een van de coalitiefracties eigenlijk al wil dat die plannen weer worden aangepast, dus het zou zomaar op een kabinetscrisis kunnen uitlopen. Dus mijn verzoek is om de minister-president uit te nodigen voor het al geplande debat over de stikstofaanpak.

Mevrouw Arib (PvdA):
Steun, mede namens GroenLinks en de SP.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, zeker steun hiervoor. Het lijkt me zeer belangrijk dat de minister-president bij dit debat aanwezig is. Ik weet niet zeker of de minister van IenW, minister Harbers, er bij de vorige aanvraag ook bij gevraagd is.

De voorzitter:
Dat gaan we even opzoeken. Dat is niet het geval, hoor ik. Dat is niet het geval.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun voor het verzoek. Ik zou voor dat debat heel graag willen weten welke memo's er met de coalitiefracties gedeeld zijn in aanloop naar de brief. Daar is waarschijnlijk heel druk over gesproken. Dan kunnen we beter zien wat de gevolgen waren. Ik zou al die memo's dus voor het eind van de week graag hier zien.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Geen steun voor dit verzoek. Het is heel belangrijk dat we volgende week dit debat voeren. Er is veel onrust bij boeren en bij mensen die hun goed gezind zijn over de stikstofdoelen die zijn geformuleerd. Daarom is het goed dat we dat debat voeren met de minister voor Natuur en Stikstof, voor de stikstofdoelen die zijn gesteld, en met de minister Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor het perspectief dat we willen bieden aan boeren. Daarmee hebben we denk ik een lijvige aanwezigheid van de zijde van het kabinet.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter, geen steun. D66 zou ook graag echt in detail willen doorvragen bij de minister van Landbouw naar de perspectiefbrief. Het past dan ook minder om de minister-president erbij te betrekken.

De heer Bisschop (SGP):
Ik dacht al: wanneer komt mijn beurt? Voorzitter. Geen steun voor dit verzoek. De twee verantwoordelijke bewindspersonen zitten daar. Dat moet toereikend zijn.

De heer Markuszower (PVV):
Steun voor het verzoek.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. We willen een diepgaand debat over de aanpak van natuur, waterkwaliteit en klimaat enerzijds, en anderzijds het perspectief voor de landbouw. Dat kan het beste met de twee bewindspersonen die deze brief hebben geschreven en naar de Kamer hebben gestuurd. Dus geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Als een collega-fractie graag een bewindspersoon wenst uit te nodigen bij een debat, omdat ze daar vragen voor hebben, gaan we daar uiteraard niet voor liggen, dus steun voor het verzoek.

De heer Eppink (JA21):
Voorzitter. De premier heeft het over weilanden leegtrekken. Misschien kan hij beter komen om dat nader uit te leggen.

De heer Bontenbal (CDA):
Ik sluit me aan bij de woorden van collega Grinwis, dus geen steun.

Mevrouw Kerseboom (FVD):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het is mij nu niet helemaal duidelijk of wat ik opperde, namelijk dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat ...

De voorzitter:
Die is niet uitgenodigd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, dus daar moet ik een apart verzoek voor indienen. Dan ga ik dat doen.

De voorzitter:
We hebben het nu over de minister-president. Er is geen meerderheid voor om hem uit te nodigen, maar we zullen wel het stenogram van deze uitwisseling doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik begrijp dat alle woordvoerders zeggen: we hebben heel veel details met vakministers te bespreken. Dat is absoluut waar. En er is sprake van groot verzet. Dat snap ik als je boeren jarenlang hebt voorgehouden dat het gewoon wel kan. Daarin heeft de minister-president een rol. Wellicht zouden we hem er in de loop van het debat alsnog bij kunnen vragen. Ik zie zomaar dat dat nodig kan zijn. Ik heb gezien wat tot nu toe de conclusie is. We zien het volgende week wel.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand.

Dan gaan we luisteren naar de heer Madlener, PVV, voor een vooraankondiging.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Wij hebben morgenavond een commissiedebat over de Milieuraad. Daarbij zijn er zeer schadelijke zaken aangekondigd vanuit Brussel. Het kabinet heeft in een brief geschreven het er grotendeels mee eens te zijn. Ik denk dat ik naar aanleiding van het commissiedebat behoefte zal hebben om wat moties in te dienen. De Milieuraad komt op 28 juni bijeen. Volgende week dinsdag kunnen we dan over die moties stemmen. Maar dat tweeminutendebat moet dus wel nog deze week worden gehouden.

De voorzitter:
Even kijken of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Wij zullen moeite doen om het tweeminutendebat in te plannen. Dan kunnen we volgende week stemmen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering tot 16.45 uur. Dan start het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag.

De vergadering wordt van 16.26 uur tot 16.45 uur geschorst.

Hersteloperatie kinderopvangtoeslag

Voorzitter: Nijboer

Hersteloperatie kinderopvangtoeslag

Aan de orde is het tweeminutendebat Hersteloperatie kinderopvangtoeslag (CD d.d. 19/05).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris Toeslagen en Douane en de collega's van harte welkom bij dit tweeminutendebat over de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Kat. Zij zal spreken namens D66.

Mevrouw Kat (D66):
Dank u wel, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders, Kamer en kabinet eensgezind zijn dat de uitvoering van de kindregeling zo snel als mogelijk van start moet gaan, maar er momenteel nog geen wettelijke grondslag is om bankrekeningnummers op te vragen en over te gaan tot gegevensverwerking;

constaterende dat van een aanzienlijk deel van de kinderen de betaalgegevens al wel bij Toeslagen bekend zijn, omdat zij andere toeslagen aanvragen, en dat uitbetaling van de kindregeling daarom bij deze groep sneller van start kan gaan zonder dat dat voor vertraging zorgt bij andere kinderen;

verzoekt de regering bij inwerkingtreding van de Wet hersteloperatie direct van start te gaan met de uitbetaling aan kinderen van wie de bankrekeningnummers reeds bekend zijn, zodat deze kinderen nog voor het einde van het jaar een uitbetaling van de kindregeling kunnen ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kat, Paul, Grinwis, Inge van Dijk en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1034 (31066).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor duizenden huishoudens die gedupeerd zijn in de toeslagenaffaire de publieke en private schulden worden kwijtgescholden;

overwegende dat het kwijtschelden van schulden normaliter enkel onder strenge voorwaarden tot stand kan komen;

van mening dat we veel kunnen leren over de effecten van directe kwijtschelding op het welzijn, de stabiliteit en het toekomstperspectief van mensen;

verzoekt de regering om in de komende periode te monitoren wat de effecten van kwijtschelding zijn op deze huishoudens en deze te evalueren, zodat deze informatie beschikbaar is voor toekomstig schuldenbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kat en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1035 (31066).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State zich momenteel buigt over de Wet hersteloperatie toeslagen;

constaterende dat de stemming over de Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen aangehouden is tot het advies van de Raad van State over de Wet hersteloperatie toeslagen beschikbaar is;

overwegende dat vertraging van de uitvoering van de kindregeling koste wat kost voorkomen moet worden;

spreekt uit dat indien de Wet hersteloperatie toeslagen niet gereed om in te dienen blijkt, een AMvB op basis van de Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen als grondslag voor de kindregeling gebruikt dient te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kat.

Zij krijgt nr. 1036 (31066).

Mevrouw Kat (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Azarkan. Hij zal spreken namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank. Als opvolging van het commissiedebat heb ik van mijn zijde een aantal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet op 13 juni een planning heeft toegestuurd aan de Kamer waaruit blijkt dat aanmeldingen bij de UHT in het vierde kwartaal en later pas in 2025 of 2026 integraal beoordeeld zullen worden;

constaterende dat in het coalitieakkoord is toegezegd dat het herstelproces versneld zal worden;

overwegende dat de herijkingsoperatie voor het grootste deel van de ouders hier weinig of geen versnelling lijkt op te leveren;

spreekt uit dat een integrale beoordeling over pas drie of vier jaar onaanvaardbaar lang gaat duren;

verzoekt de regering nogmaals met klem te bezien hoe het proces van integrale beoordeling substantieel kan worden versneld, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan, Arib en Alkaya.

Zij krijgt nr. 1037 (31066).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Commissie Werkelijke Schade grote vrijheid heeft gekregen bij het vaststellen van de werkelijke schade, en hierbij uitgaat van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht;

overwegende dat het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht op diverse manieren geïnterpreteerd kan worden, en daarmee onvoldoende houvast biedt aan de gedupeerde ouders;

overwegende dat het wenselijk is dat er een duidelijker kader komt op grond waarvan de compensatiebedragen berekend worden;

overwegende dat de staatssecretaris al een jaar geleden heeft toegezegd om hierover meer duidelijkheid te scheppen;

verzoekt de regering een kader te ontwerpen, op grond waarvan de Commissie Werkelijke Schade de compensatiebedragen kan vaststellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan, Van Raan en Arib.

Zij krijgt nr. 1038 (31066).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat beroepen niet tijdig worden afgehandeld en hiervoor een bepaalde vergoeding (voor in totaal 70 miljoen euro) wordt verstrekt aan de indiener van het beroepschrift;

overwegende dat deze vergoeding geen afdoende prikkel is om tijdig beroepszaken af te wikkelen;

verzoekt de regering om te bezien of hier analoog aan de vergunningverlening een vorm van lex silentio positivo mogelijk is, waarbij de indiener van een beroep in beginsel in het gelijk wordt gesteld als het beroepschrift niet tijdig wordt behandeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 1039 (31066).

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dan twee specifieke moties. Die gaan over het volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Rutte III is afgetreden omdat ouders en kinderen ongekend onrecht is aangedaan en dat deze ouders in het coalitieakkoord een versneld en verbeterd herstelproces is beloofd;

constaterende dat er jongeren zijn die in een zorgtraject zitten vanwege de gevolgen van de toeslagenaffaire;

constaterende dat er in deze standaardbehandeltrajecten onvoldoende oog is voor het feit dat de overheid de ouders van deze jongeren in een onmogelijke positie heeft gebracht en dat dit de oorzaak is van hun problemen;

verzoekt de regering om in overleg met de zorginstellingen een specifiek plan van aanpak te ontwikkelen om deze jongeren te helpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan, Van Raan en Arib.

Zij krijgt nr. 1040 (31066).

De heer Azarkan (DENK):
En de laatste, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er jongeren zijn die in een zorgtraject zitten vanwege de gevolgen van de toeslagenaffaire;

constaterende dat er in deze standaardbehandeltrajecten onvoldoende oog is voor het feit dat de overheid de ouders van deze jongeren in een onmogelijke positie heeft gebracht en dat dit de oorzaak is van hun problemen;

overwegende dat het onredelijk is om deze jongeren als ze de leeftijd van 18 bereiken, ggz-zorg zelf te laten betalen met hun eigen risico;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe deze specifieke groep gedupeerden een compensatie kan krijgen om het eigen risico voor ggz-zorg te bekostigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan, Van Raan, Arib en Alkaya.

Zij krijgt nr. 1041 (31066).

Dank u wel.

De heer Azarkan (DENK):
Dank.

De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Paul. Zij zal spreken namens de VVD.

Mevrouw Paul (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Uit alle input van getroffen ouders en kinderen wordt duidelijk dat de regie hebben en houden over hun eigen herstel heel belangrijk is. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouders en kinderen in staat moeten worden gesteld om ook zelf invulling en richting te kunnen geven aan hun herstel;

overwegende dat het wenselijk is dat ouders en kinderen hun ervaringen ten goede kunnen inzetten, zowel onderling als ten behoeve van de samenleving;

van mening dat zij dit moeten kunnen doen vanuit een gelijkwaardige rol ten opzichte van de landelijke en lokale overheid, en in verbinding met maatschappelijke organisaties;

overwegende dat er in het land diverse initiatieven zijn vanuit ouders, kinderen en maatschappelijke organisaties;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk, in samenwerking met ouders, kinderen en maatschappelijke organisaties, voorzieningen te ontwikkelen, waarmee initiatieven van ouders en kinderen gesteund kunnen worden en waarbij deze initiatieven verbonden worden met relevante organisaties en met professionele kennis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paul, Kat, Inge van Dijk, Grinwis en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1042 (31066).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Arib. Zij zal spreken namens de PvdA.

Mevrouw Arib (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een commissiedebat gehad met de staatssecretaris waarin wij als Kamer hebben aangegeven dat de hersteloperatie te lang duurt. Ik begrijp uit de ingediende motie dat wij dat nog steeds vinden, in plaats van dat het versneld zou worden, zoals in het coalitieakkoord is aangekondigd.

Ik heb geen moties, maar ik heb er wel een stuk of vier van de heer Azarkan meegetekend. Dat geldt ook voor de motie van collega Van Raan en voor een motie van collega Omtzigt. Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat de Kamer kijkt of coalitie en oppositie in ieder geval op het punt van het tempo samen kunnen optrekken. Misschien kunnen we een motie indienen of er een paar in elkaar schuiven, zodat het in elk geval niet te lang op zich laat wachten.

Ik heb ook een motie meegetekend van collega Azarkan over het eigen risico van jongeren die ggz-hulp nodig hebben, wat ongelofelijk belangrijk is. Ik hoop dat we gezamenlijk tot een resultaat kunnen komen, met name voor de ouders en de kinderen.

Voorzitter. Ik wil mij verontschuldigen, want om 17.00 uur begint er een hoorzitting over het verwijderen van sms'jes door de mp. Ik hoor wel wat de uitkomst van dit tweeminutendebat is.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Dijk. Zij zal spreken namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben inderdaad uitgebreid met elkaar gesproken in het commissiedebat. Ik denk dat we nog heel vaak over dit onderwerp zullen spreken. Je voelt aan alle kanten de ambitie van de Kamer dat het beter en sneller moet, maar we zien ook de dagdagelijkse worsteling waar we mee zitten.

Ik heb één motie. Die gaat het probleem niet oplossen, maar misschien kan die een heel klein beetje verlichting geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van hoge inflatie en dat mensen als gevolg daarvan rekeningen niet meer kunnen betalen;

overwegende dat veel gedupeerde ouders het niet breed hebben, dat zij al lang op compensatie wachten en vaak in een lastige financiële situatie zitten;

verzoekt de regering het aantal aanvragen bij het acute noodteam te rapporteren en daarbij te bezien of het noodbedrag van €500 nog wel voldoende is, gelet op de fors gestegen prijzen, en de Kamer hierover periodiek te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Kat en Paul.

Zij krijgt nr. 1043 (31066).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Grinwis. Hij zal spreken namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Veel collega's voor mij verzuchtten al: waarom kan de hersteloperatie nou niet wat sneller? Tegelijkertijd is het een taai proces. We gaan aanstaande vrijdag als commissie kijken bij de UHT om het eens met eigen ogen te zien en met de andere kant te spreken. Tegelijkertijd spreek ik tot nu toe veel ouders. Afgelopen vrijdag sprak ik iemand die door een huisjesmelker het huis uit was geschopt, van wie de kinderen uit huis waren genomen en weer terug zijn, maar die daarvoor een toeslagengedupeerde was en dat nog steeds is. Ik hoor hoe moeizaam en langzaam het gaat met de integrale beoordeling en dat er bonnetjes moeten worden overlegd et cetera. Dat strookt niet met wat ons steeds is gezegd, namelijk dat er geluisterd zou worden naar het verhaal van de ouders, dat het bij de CWS aannemelijk zou moeten worden gemaakt. Maar dat er allemaal bonnetjes in de integrale beoordeling moeten worden overlegd, strookt niet met wat de Kamer is toegezegd.

Daarom mijn vraag aan de staatssecretaris: wilt u nog eens precies uiteenzetten richting de Kamer hoe het zit? Hoe worden ouders door zaakbehandelaars tegemoet getreden in de integrale beoordeling? Hoe gaat dat daarna bij de CWS? Wat kan de staatssecretaris doen om te zorgen dat binnen de UHT ook behandelaars op een goede wijze met gedupeerden omgaan? Dit baarde mij zorgen, zeker als je de stapeling van de problemen tot je door laat dringen: de overheid die een toeslag die terecht was uitgekeerd onterecht heeft ingenomen, kinderen die uit huis zijn gezet, mensen die vervolgens ook nog vanwege de problemen op de woningmarkt en hoe we dat met tijdelijke contracten hebben geregeld, zomaar op straat kunnen komen te staan. Dat is onwenselijk. Dit moet dus anders. Graag niet alleen een uitleg, maar ook een toezegging dat de staatssecretaris zich ervoor gaat inspannen om dit te laten gaan zoals ooit aan de Kamer is beloofd.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. Ik had niet gedacht dat de dag nog zou komen waarop ik moties zou indienen die de regering vragen om zich aan de wettelijke termijn te houden. Een herbeoordeling duurt nu vier jaar, maar daar staat gewoon zes maanden voor in de wet. Als je vier jaar doet over je belastingaangifte, dan word je je huis uitgezet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Belastingdienst minstens dertien wetten jarenlang overtreden heeft;

constaterende dat de Belastingdienst structureel de wet blijft overtreden door de termijnen voor de Catshuisregeling, de integrale beoordelingen en bij bezwaar met maanden en vaak met vele jaren te overschrijden;

verzoekt de regering voor september met een plan te komen om binnen een halfjaar te voldoen aan de wettelijke termijnen bij alle procedures van de hersteloperatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Arib en Alkaya.

Zij krijgt nr. 1044 (31066).

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
En de tweede.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rechter in Rotterdam constateert dat de Belastingdienst de op de zaak betrekking hebbende stukken (artikel 8.42 Algemene wet bestuursrecht) niet levert en daarmee de wet ook in de rechtbank overtreedt (in zaak ECLI:NL:RBNHO:2022:4461);

verzoekt de regering binnen de wettelijke termijnen de op de zaak betrekking hebbende stukken altijd aan te leveren en binnen de wettelijke termijn de beslissingen te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt.

Zij krijgt nr. 1045 (31066).

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Alkaya. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Premier Rutte zei al dat het jaren gaat duren voordat het toeslagenschandaal is opgelost. Dat was al pijnlijk om te horen, omdat het kabinet juist over dit schandaal is gevallen. Maar ondertussen weten wij meer. Wij weten dankzij een uitgelekte planning dat het het kabinet-Rutte IV zelfs niet zal lukken om binnen de huidige kabinetstermijn te starten met de integrale beoordeling van alle gedupeerden. Dat is echt verbijsterend. In de brief van gisteren geeft de staatssecretaris aan dat de maatregelen uit de herijking niet zijn verwerkt in de uitgelekte planning. Dan denk je: oké, er is nog hoop; het kan wellicht nog sneller. Maar een alinea verder in dezelfde brief staat dat er bij de herijking geen oplossingen zijn gevonden die het herstelproces fundamenteel sneller gaan maken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of er nou wel of geen versnelling ten opzichte van de uitgelekte planning mogelijk is.

Er lijken miljoenen euro's van de samenleving en heel veel tijd verspild te zijn aan een nutteloze herijking. Het geld en die aandacht konden gewoon veel beter direct naar de gedupeerde ouders gaan. Maar de SP blijft wel meedenken en verbeteringen voorstellen omdat dit onze plicht is. Vandaar de volgende motie, naast alle moties die ik heb meeondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering samen met persoonlijk zaakbehandelaars bureaucratische belemmeringen die zij ondervinden bij het bieden van herstel voor het toeslagenschandaal in kaart te brengen en deze zo snel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya, Azarkan en Van Raan.

Zij krijgt nr. 1046 (31066).

De heer Alkaya (SP):
Tot slot, voorzitter. De wettelijke basis voor de hersteloperatie en bijvoorbeeld ook de kindregeling ontbreekt nog steeds. Wij vragen daar al maanden om, maar de regering laat enorme vertraging ontstaan. Wanneer komt die wet eindelijk naar de Tweede Kamer, zo vraag ik de staatssecretaris. Elke keer horen wij dat dit voor de zomer is, maar de zomer komt steeds dichterbij. Gaat de staatssecretaris pas in of daags voor het zomerreces die wet naar de Tweede Kamer sturen, wetende dat zij daarmee vertraging laat ontstaan? Ik hoor graag van de staatssecretaris wanneer wij die wet kunnen verwachten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is tot slot in deze termijn van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor het debat dat we gevoerd hebben. Het is duidelijk dat er zó veel moet gebeuren en het is duidelijk dat er nog niet op alle gebieden genoeg gebeurt, maar er worden in ieder geval wel stappen gezet, zeker in de gemeentes. Om dat te bevorderen heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de gemeentelijke aanpak op de vijf leefgebieden goede stappen gemaakt worden;

constaterende dat in die gemeentelijke aanpak vanwege "alles of niets"-bepalingen gaten kunnen vallen in de behandeling of aanvragen voor hulp op de vijf leefgebieden;

overwegende dat deze tekortkomingen kunnen worden weggenomen door meer regelruimte op dit punt te geven aan gemeenten;

verzoekt de staatssecretaris binnen de gemeentelijke aanpak (financiële) ruimte te creëren voor ondersteuning op de vijf leefgebieden aan kinderen die nu uitwonend en 18-plus zijn, maar de problematiek van nabij hebben meegemaakt en daar de gevolgen van ondervinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan, Sylvana Simons, Kat, Inge van Dijk, Arib, Azarkan, Alkaya, Paul en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1047 (31066).

De heer Van Raan (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde van de termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn veertien moties ingediend en twee vragen gesteld. Ik schors tot 17.15 uur, en dan gaan we verder met de beantwoording van de zijde van het kabinet.

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.14 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor Kinderopvangtoeslag en Douane.


Termijn antwoord

Staatssecretaris De Vries:
Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad belangrijk dat we nu weer spreken over herstel voor de ouders en de kinderen, want ik denk dat dat niet meer dan terecht is. Veel ouders volgen dit debat ook; dat weet ik. Ik vind het wel belangrijk om aan te geven dat we het uiteindelijk allemaal doen voor de ouders, de kinderen en de ex-partners. Ik denk ook dat we eenzelfde doel hebben en dat we allemaal het liefst zo snel mogelijk de ouders willen kunnen helpen. Ik sluit me dan ook aan bij de oproep van mevrouw Arib van de PvdA om hier niet naar coalitie en oppositie te kijken. Wat mij betreft staan we als Kamer en kabinet ook niet tegenover elkaar, maar zetten we ons er gezamenlijk voor in om de ouders recht te doen.

Voorzitter. Ik begin bij de vragen van de verschillende partijen. Allereerst de vraag van de heer Grinwis. Het moet bij de Commissie Werkelijke Schade aannemelijk gemaakt worden. Er wordt ruimhartig gekeken vanuit het letselschaderecht. Dat vraagt inderdaad dat ouders iets meer aantonen. Wij hebben die informatie ook niet allemaal als uitvoeringsorganisatie voor de hersteloperatie. Als het gaat om de integrale beoordeling, dan kijken wij allemaal in de systemen die wij hebben. Daar komt informatie uit. Soms komen ouders informatie aandragen. Dan gaan wij uit van het verhaal van de ouder. Stel dat er bijvoorbeeld door de ouder gezegd wordt "ik heb drie keer de informatie afgegeven bij de Belastingdienst in het verleden" en wij die niet kunnen vinden, dan gaan we in principe uit van het verhaal van de ouder. Dat is eigenlijk de verdeling. Mochten er zaken zijn waarvan de heer Grinwis zegt "daar is dat gewoon niet goed gegaan", dan hoor ik dat graag. Dan kunnen we er ook iets mee doen. Ik weet dat de PZB'ers, de persoonlijke zaakbehandelaars, daar in algemene zin altijd wel zo naar kijken. Maar we kunnen het altijd nog weer een keer onder de aandacht brengen van de persoonlijke zaakbehandelaars.

De SP had twee vragen, naast een motie. De eerste vraag ging over de versnelling van de herijking. Er is in december ook al aangegeven dat er geen hele fundamentele wijzigingen in de herijking naar voren zijn gekomen, maar dat we wel hebben gekeken waar verbeteringen mogelijk zijn en waar voor specifieke groepen ouders eventueel versnelling mogelijk is. Dat moeten wij nog gaan bekijken op basis van de herijking en ook op basis van de budgetten die daarvoor beschikbaar worden gesteld, maar waarover uw Kamer nog een beslissing moet nemen bij de Voorjaarsnota. Laat duidelijk zijn: ik denk dat niemand blij wordt van de planning die naar buiten is gekomen. Ik voel wel de urgentie om daar versnelling in aan te brengen, maar wil ook geen loze verwachtingen wekken. We hebben er bij de herijking naar gekeken. Als er zaken zijn waarvan we met z'n allen kunnen constateren dat die nog wel zouden bijdragen aan de versnelling, dan ben ik natuurlijk altijd bereid om daarnaar te kijken. Maar nogmaals, ik wil geen valse verwachtingen wekken bij de ouders. Er zijn 55.000 aanmeldingen. Die moeten allemaal een integrale beoordeling krijgen.

De voorzitter:
De heer Alkaya … De heer Azarkan heeft een interruptie op de vraag van de heer Alkaya.

De heer Azarkan (DENK):
Ja, een korte vraag. Precies een jaar geleden kondigde de vorige staatssecretaris de herijkingsoperatie aan. We zijn dus een jaar verder. Kan de minister aangeven op welke datum zij de herijking een soort van afrondt, waarbij ze alle opties heeft gewogen en getoetst, zodat dat punt helder is?

Staatssecretaris De Vries:
Ik ben nog geen minister, volgens mij.

De voorzitter:
Staatssecretaris. Het woord is aan de staatssecretaris. Maar het was ook niet de heer Alkaya die de vraag stelde, dus we verspraken ons allebei.

Staatssecretaris De Vries:
Daarom. Dat kan gebeuren, voorzitter. Ik heb onlangs een brief over de herijking en alle uitvoeringstoetsen die daarbij gedaan zijn naar de Tweede Kamer gestuurd. Dat is gezamenlijk met de Vereniging Nederlandse Gemeenten gedaan, omdat er ook een aantal punten in zaten die door de gemeenten zouden moeten worden opgepakt. Ik ben blij dat een heleboel dingen wel kunnen. Er waren ook een aantal elementen die helaas niet konden, omdat wij die informatie nog niet konden leveren aan de gemeenten. Die kunnen we in verband met de planning en de wijzigende planningen niet geven. Maar daar heeft u al een brief over gehad. Ik wil daar dus maar kortheidshalve naar verwijzen.

De voorzitter:
Oké.

Staatssecretaris De Vries:
De heer Alkaya vroeg naar de voortgang en de planning van de herstelwet. Die heb ik op 13 mei jongstleden, meen ik, voor een spoedadvies naar de Raad van State gestuurd. Het streven is nog steeds: voor het zomerreces. Ik probeer dat echt niet de laatste week voor het zomerreces te laten zijn; laat dat ook helder zijn. Maar ik ben wel een beetje afhankelijk van het type advies dat de Raad van State daarover gaat geven. Als dat een wat lichter advies is en er weinig wijzigingen plaats hoeven te vinden, dan kan die redelijk snel na het verschijnen van het advies van de Raad van State naar de Kamer komen. Maar daar ben ik wel van afhankelijk. Ik hoop natuurlijk dat dat heel snel kan en dat ik u niet tot de laatste week hoef te laten wachten voor ik die herstelwet naar de Kamer stuur. Maar nogmaals, ik ben daarvoor ook afhankelijk van andere partijen.

De voorzitter:
We gaan naar de moties.

Staatssecretaris De Vries:
Dan de moties, voorzitter. Allereerst de motie op stuk nr. 1034 van D66 over de kindregeling. Het verzoek is om kinderen wier rekeningnummer bekend is zo spoedig mogelijk uit te betalen. Die kan ik oordeel Kamer geven. Ik wil er wel op wijzen dat wij dan afwijken van wat onze eerste inzet was, namelijk om de kinderen in een gezin allemaal in één keer te doen, of die nu jong of oud zijn en of we nu wel of niet het rekeningnummer hebben. Dat is dus wel een afwijking van dat principe. Maar in principe is dit te doen, dus oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1034 krijgt oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 1035.

Staatssecretaris De Vries:
Die motie gaat over een onderzoek naar het effect van het kwijtschelden van schulden. Ik denk dat het belangrijk is dat we leren van dit traject, ook wat het betekent voor die kwijtschelding van de schulden en wat voor gevolgen dat heeft voor mensen. Ik wil de motie oordeel Kamer geven, maar wil de motie wel een beetje in een bredere onderzoeksopzet neerzetten, want als wij nu al zouden moeten gaan evalueren … Ik wil wel graag even goed kijken hoe we dat kunnen doen. Ik vind het belangrijk dat we gaan evalueren en dat we dat ook kunnen benutten bij het toekomstige schuldenbeleid. Met die kanttekening kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Kat instemmend knikken. Motie op stuk nr. 1035 oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1036.

Staatssecretaris De Vries:
Ja, dat is een spreekt-uitmotie. Dus daar zou ik geen oordeel over hoeven geven; dat is aan de Kamer. Ik wil wel zeggen dat een AMvB ook tijd vraagt. Dat geldt zeker voor deze AMvB, gezien de manier waarop hij in de Wet delegatiebepalingen zit, met een zware voorhang. Dus die kanttekening wil ik daarbij wel maken. Wij hebben als kabinet ook al aangegeven dat wij de wet niet intrekken totdat de Kamer de Wet hersteloperatie heeft vastgesteld.

De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):
Ja, een praktische vraag. Hoe zou het werken: een algemene maatregel van bestuur op een wet die wij nog niet hebben aangenomen?

Staatssecretaris De Vries:
Volgens mij vraagt de motie dat ook niet. Maar ik ben niet de indiener van de motie. De wet zal dan eerst moeten worden aangenomen; anders is er natuurlijk geen grondslag op basis waarvan er een algemene maatregel van bestuur kan worden genomen. Op het moment dat de Kamer besluit om die wet wel in stemming te brengen, al dan niet in gewijzigde vorm, dan kan daar wel een grondslag in gevonden worden om die algemene maatregel van bestuur te maken. Maar ook een algemene maatregel van bestuur vraagt natuurlijk tijd en vraagt in dit geval volgens mij een zware voorhangprocedure in beide Kamers. Dus dat neemt ook tijd.

De heer Alkaya (SP):
Helder. Die toelichting is inderdaad wel belangrijk. Over deze motie kunnen we eigenlijk pas stemmen — dan kijk ik ook een beetje naar de voorhang en naar onszelf — op het moment dat wij die wet hebben aangenomen. We hebben nog niet eens over die wet gestemd en in die motie staat dat er een algemene maatregel van bestuur van de regering moet komen. Ik vond dat een beetje gek, maar dank voor de toelichting van de staatssecretaris.

Staatssecretaris De Vries:
Misschien dat ik mevrouw Kat dan een beetje kan helpen. Ik vind het een beetje een moeilijke discussie, want die hoort eigenlijk natuurlijk door uw Kamer onderling gevoerd te worden. Er staat, neem ik aan: "indien die wet is aangenomen".

De voorzitter:
Ja, het staat u allemaal vrij om voor de stemmingen te overleggen over de ingediende moties en over hoe ze bedoeld zijn. We gaan naar de motie op stuk nr. 1037.

Staatssecretaris De Vries:
Ja. Dat is de motie van de heer Azarkan op stuk nr. 1037 over een substantiële versnelling. Ik heb eigenlijk twee elementen. Ik ben bereid om te kijken naar eventuele versnelling van de integrale beoordeling, maar ik wil daar wel echt, echt bij zeggen dat ik geen valse hoop wil geven dat dat ook gaat lukken, want dat zal het nodige vragen. Er zitten soms ook een aantal dilemma's in die we dan misschien met elkaar moeten delen. Maar ik heb wel echt moeite met het spreekt-uitdeel van de motie. Daarom kan ik deze motie in deze vorm geen oordeel Kamer geven. Mocht dat eruit gaan, dan zou zij oordeel Kamer kunnen krijgen.

De voorzitter:
Dan is de motie ontraden, denk ik.

Staatssecretaris De Vries:
Ja, in deze vorm wel.

De voorzitter:
Ja, dat is helder. De heer Azarkan heeft het gehoord; hij luistert goed. We gaan naar de motie op stuk nr. 1038.

Staatssecretaris De Vries:
Maar laat duidelijk zijn dat ik bereid ben om naar die integrale beoordeling te kijken, zonder de valse verwachting te wekken dat dat ook gaat lukken, want we hebben er bij de herijking natuurlijk al een keer naar gekeken.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1038.

Staatssecretaris De Vries:
De motie op stuk nr. 1038 gaat over de Commissie Werkelijke Schade. De Commissie Werkelijke Schade is natuurlijk onafhankelijk. Ik begrijp de wens van meer duidelijkheid van het beoordelingskader vooraf. Die hebben wij ook gevraagd aan de Commissie Werkelijke Schade. Ik kan dit niet gaan opleggen, want dan is het geen onafhankelijke commissie meer. Ik ben wel bereid om nogmaals het gesprek aan te gaan met de Commissie Werkelijke Schade, omdat ik het belang zie van duidelijkheid voor ouders over wat zij kunnen verwachten bij de Commissie Werkelijke Schade. Daar vragen de advocaten ook nadrukkelijk om, maar ik kan de CWS niet een beoordelingskader in deze gedetailleerdheid opleggen. Deze motie is in deze vorm wat mij betreft dus ontraden.

De heer Azarkan (DENK):
De toezegging van de vorige staatssecretaris was dat er bij 50 beoordelingen door de CWS een soort algemeen kader komt waarmee advocaten ook in staat zijn om gedupeerde ouders en kinderen bij te staan en ze te informeren over hoe het werkt en of het nou verstandig is of niet. Die toezegging is gewoon niet nagekomen. Volgens mij hebben we inmiddels tegen de 100 afhandelingen vanuit de CWS. Er is dus ruimschoots informatie verzameld. De staatssecretaris mag het dus zo lezen dat ik een soort rode lijnen vraag, zodat met name voor de advocaten en voor de ouders en de kinderen helder is wat de Commissie Werkelijke Schade doet en hoe zij ongeveer toetst. Dat is het idee en die toezegging lag er al. Als de staatssecretaris het zo leest, kan ze dan wel oordeel Kamer geven?

Staatssecretaris De Vries:
Nou, in de motie staat letterlijk: verzoekt de regering een kader te ontwerpen op grond waarvan de Commissie Werkelijke Schade de compensatiebedragen kan vaststellen. Dat vind ik echt een stap te ver gaan. Ik vind dat u dan de motie aan moet passen. Er is een evaluatie gedaan. Er is gekeken naar die 50, maar ik ben het met u eens dat dat niet voldoende helderheid geeft. Ik ben bereid om de Commissie Werkelijke Schade nogmaals te vragen om dat wel te gaan doen, maar ik vind het echt wel een stap te ver om een onafhankelijke commissie een volledig kader mee te geven, terwijl ik denk dat het gesprek met de ouders heel belangrijk daarin is.

De heer Azarkan (DENK):
Ik zal dat deel aanpassen. Goed, ik pas de motie aan en dan laat ik die rondgaan.

Staatssecretaris De Vries:
Ja. In deze vorm is de motie ontraden. Daarna kijken we even en dan geef ik voor de stemmingen nog een oordeel over de nieuwe vorm van deze motie.

De voorzitter:
Een briefje.

Staatssecretaris De Vries:
Dan de motie op stuk nr. 1039 over de lex silentio positivo. Dit lijkt een creatieve gedachte, maar volgens ons kan dit juridisch niet. De uitkomst van een beroep is uiteindelijk aan de rechter. Wat ons betreft is deze motie dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 1040 over een specifiek plan voor jongeren. Ik kijk ook even naar de motie die de heer Van Raan daarover heeft ingediend. Daar kom ik straks op terug. Die zal wat mij betreft oordeel Kamer krijgen. Ik vind de motie op stuk nr. 1040 een moeilijke motie, in die zin dat ik de behoefte aan ondersteuning van de jongeren en ook de wat oudere jongeren begrijp, maar ik vind het ook wel aan de zorgprofessionals om goed rekening te houden met de situatie. Volgens deze motie moet ik eigenlijk met alle zorginstellingen gaan praten. Ik zou het wel goed vinden dat we juist kijken dat de gemeenten bij de brede ondersteuning die zij bieden, daar beter en specifiek rekening mee zouden kunnen houden. Ik wil deze motie dus ontraden, maar ik zal de motie van de heer Van Raan straks oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1040 is ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 1041.

Staatssecretaris De Vries:
De motie op stuk nr. 1041 is ook van de heer Azarkan. Die gaat over compensatie van het eigen risico. Ik heb al toegezegd dat ik in gesprek ga met de minister van VWS. Ik snap het probleem, maar ik weet niet of de oplossing zo eenvoudig te vinden is. Mijn verzoek zou zijn om deze motie aan te houden totdat ik het gesprek met de minister van VWS heb gehad. En anders ben ik helaas genoodzaakt om de motie in deze vorm te ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1041 is vooralsnog ontraden.

Staatssecretaris De Vries:
De motie op stuk nr. 1042 is van mevrouw Paul van de VVD. Zij verzoekt om initiatieven voor ouders en kinderen te faciliteren en te steunen. Ik kan hier heel lang over praten, maar wat mij betreft krijgt die motie oordeel Kamer, omdat wij het belangrijk vinden dat er initiatieven van onderop komen die voldoen aan de behoeften van de ouders en de kinderen en dat we die ook kunnen ondersteunen vanuit het Rijk.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1043 over de noodvoorziening. Ik ben bereid om hiernaar te kijken. Ik denk dat mevrouw Van Dijk naar een ander debat is, excuus. We hebben op dit moment geen signalen hiervan. Het gemiddelde bedrag dat wij uitkeren aan de noodvoorziening is lager. Er wordt ook niet heel strak gezegd: 500 en dan is het dat! Als er in de nood echt iets nodig is dat op die dag moet worden overgemaakt en als er een groter bedrag nodig is, dan wordt daar ook wel naar gekeken. Deze motie kan ik in deze vorm oordeel Kamer geven, omdat ik het wel goed vind om dit te blijven volgen.

Dan de motie op stuk nr. 1044 van de heer Omtzigt, mevrouw Arib en de heer Alkaya. Ik pak ook direct de motie op stuk nr. 1045 van de heer Omtzigt erbij. Ik zou natuurlijk niets liever willen dan alle wettelijke termijnen aanhouden, want ik denk dat ouders daarop zitten te wachten. Maar we hebben op dit moment beperkingen in de capaciteit, onder meer bij de dossiers bijvoorbeeld, maar ook op andere punten. Eigenlijk spreken beide moties het verzoek uit om alle procedures binnen de gestelde termijnen te halen. Ik vind het zelf spijtig dat dit niet zo is, maar ik kan helaas niet anders, want ik wil geen valse verwachtingen wekken, bijvoorbeeld dat ik een resultaat over zes maanden wel zou kunnen realiseren. Laat het duidelijk zijn dat het doel van het kabinet is om dat wel zo veel mogelijk te doen. We hebben in de voortgangsrapportage ook aangegeven op welke manier we daarnaartoe willen werken. Maar u vraagt iets wat ik niet kan waarmaken, dus ik vind het niet terecht om dat te zeggen. De moties op stukken nrs. 1044 en 1045 worden wat mij betreft dus ontraden.

Mevrouw Kat (D66):
Ik zou graag een vraag willen stellen over de motie op stuk nr. 1044. Het dictum verzoekt om met een plan te komen om te voldoen aan die wettelijke termijnen. Ik heb in de tiende voortgangsrapportage een plan gelezen. Mijn vraag is waarom dat dan niet strookt met het huidige beleid.

Staatssecretaris De Vries:
Het dictum is: verzoekt de regering in september met een plan te komen om binnen een halfjaar te voldoen aan de wettelijke termijnen bij alle procedures van de hersteloperatie. Dat is niet wat ik in de voortgangsrapportage heb aangegeven. Ik heb daar een aantal verbeterstappen gezet, waarbij we ernaar streven — wel met een aantal aannames, laat ik daar ook duidelijk over zijn — om te komen tot verbeteringen. Maar ik kan dit binnen een halfjaar niet voor alles regelen, helaas.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1046.

Staatssecretaris De Vries:
Over de motie op stuk nr. 1046 kan ik kort zijn. We hebben al toegezegd dat we naar die persoonlijk zaakbehandelaars zouden kijken en zouden bekijken of die wat meer ruimte kunnen krijgen. Wat mij betreft krijgt de motie oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 1047.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1047 is niet meer spannend.

Staatssecretaris De Vries:
Nee, die is niet meer spannend. Dat heb ik al verklapt. Het is wat mij betreft een belangrijk onderwerp, waar ouders heel nadrukkelijk naar vragen voor hun kinderen. De gesprekken met de ouders geven vooral aan dat er zorgen zijn over hun kinderen. Die zijn misschien soms niet meer zo heel jong, maar die hebben wel heel veel meegekregen van het leed en het onrecht dat de ouders en de kinderen is aangedaan. Wat mij betreft krijgt de motie op stuk nr. 1047 oordeel Kamer. Volgens mij ben ik er dan, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We stemmen volgende week dinsdag over de moties. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik dank de collega's voor hun inbreng. Ik schors de vergadering tot 18.45 uur. Dan gaan wij verder met vier tweeminutendebatten met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en daarna met een initiatiefwetsvoorstel van onze collega's.

De vergadering wordt van 17.31 uur tot 18.45 uur geschorst.

Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (21501-31, nr. 668).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met de vergadering, namelijk met het tweeminutendebat Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid. Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ook de collega's in de Kamer van harte welkom. We hebben vier achtereenvolgende tweeminutendebatten met dezelfde bewindspersoon. De heer Van Kent heeft mijn permissie, of eigenlijk uw permissie, gevraagd om ook een inbreng te doen hoewel hij niet heeft meegedaan aan het schriftelijk overleg. Is daar bezwaar tegen? U bent coulant. Ik heb de heer Van Kent wel gevraagd om dan de hele avond kort en bondig te zijn. Dat zal hij doen. Mevrouw Kathmann geef ik als eerste het woord.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank u, voorzitter. Rapporteur Agnes Jongerius heeft een mijlpaal bereikt voor een EU-minimumloon, een akkoord met de Europese Commissie en de Europese Raad. Daar wordt over gesproken bij de Formele Raad voor sociale zaken en daarvoor willen we nog even twee moties meegeven.

De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland niet aan de vereiste cao-dekkingsgraad van 80% voldoet;

overwegende dat vakbonden en cao's een belangrijke rol vervullen in het verbeteren in de arbeidsomstandigheden van werknemers;

verzoekt de regering om in het aangekondigde actieplan verhoging dekkingsgraad cao's het volgende te betrekken:

  • alleen bedrijven met cao's toe te staan bij overheidsaanbestedingen;
  • bescherming van werknemers die hun arbeidsvoorwaarden collectief willen verbeteren en van vakbondsbestuurders die cao-onderhandelingen voeren;
  • bestrijden van gele vakbonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 673 (21501-31).

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat je, als je werkt, een fatsoenlijk en toereikend minimumloon dient te verdienen;

constaterende dat in artikel 5, lid 4, van de richtlijn heldere internationale referentiewaarden staan vermeld met betrekking tot toereikendheid minimumloon;

verzoekt de regering om bij het vaststellen van de toereikendheid van het minimumloon gebruik te maken van de internationale indicatieve referentiewaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 674 (21501-31).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Palland. Zij zal spreken namens het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank. We hadden er als commissie inderdaad voor gekozen om een schriftelijke voorbereiding te doen op de Formele Raad WSB en dat niet in commissieverband te doen. Dank ook voor de beantwoording van onze vragen.

Ik zou nog graag even op één punt terug willen komen. Dat is eigenlijk het punt van de grenswerkers. We hebben de minister daar een aantal keren op bevraagd en zij geeft ook hier in de beantwoording aan dat ze eigenlijk aan een soort tweesporenbeleid werkt: voor de korte termijn een tussenoplossing en voor de lange termijn een structurele oplossing voor de grensarbeiders, die nu bijvoorbeeld belemmerd worden om thuis te kunnen werken omdat zij als de coronamaatregelen aflopen ineens weer verzekerd zijn in hun thuisland. De minister geeft aan: ik ben ermee bezig en ik hoop dat er een gekwalificeerde meerderheid komt voor de tussenoplossing. Op het moment van schrijven was dat nog onduidelijk. Ik wil vragen of er inmiddels meer duidelijkheid is, ook omdat de tijdelijke maatregelen op 1 juli al aflopen en het inmiddels 14 juni is. Ik krijg veel berichten van mensen die duidelijkheid willen, onder andere bijvoorbeeld uit Limburg, waar veel mensen grensoverschrijdend werken. Wellicht kan de minister die dus alvast verschaffen, en anders aangeven wanneer daar duidelijkheid over komt.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Maatoug. Zij zal spreken namens GroenLinks.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ook vanuit GroenLinks dank voor de beantwoording van de schriftelijke vragen. Wij zijn enorm blij met het voorstel dat er ligt. Het is fijn als je goed samenwerkt: dan dient een collega de moties in en is er nog ruimte om een aanvullende vraag te stellen. In de beantwoording is aangegeven wat het brutoloon ter hoogte van 60% zou zijn in jaarinkomen. Mijn vraag zou zijn wat dan het uurloon is dat daarbij hoort. Kan die vraag nu nog even beantwoord worden?

Tot slot, zeg ik altijd, ben ik van mening dat het minimumloon omhoog moet.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Jong. Hij zal spreken namens de PVV.

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zich actief te verzetten tegen EU-bemoeienis met het Nederlandse socialezekerheidsstelsel en arbeidsmarktbeleid en de voortdurende stroom van bindende voorstellen en richtlijnen uit Brussel op het gebied van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid niet te implementeren en derhalve zelfstandig voorstellen te doen om de inkomenspositie en arbeidsmarktpositie van Nederlanders te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 675 (21501-31).

Dank u wel.

De heer Léon de Jong (PVV):
Mag ik de rest van de spreektijd meenemen voor de rest van de avond of niet?

De voorzitter:
Bij het wetsvoorstel heeft u vrij veel spreektijd, dus dan tellen we het daarbij op. De heer Van Kent namens de SP.

De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. De prijzen rijzen de pan uit, de energie is onbetaalbaar, de boodschappen zijn gigantisch duur, om nog maar te zwijgen over de prijs aan de pomp. Het is dus belangrijk dat het minimumloon omhooggaat. We hebben gehoord dat er een akkoord is maar we kennen de volledige tekst nog niet en we hebben het officieel ook nog niet ontvangen. Ook in de Eerste Kamer is er vandaag over gesproken en die hadden nog minder informatie dan wij nu hebben. Dus dat is een beetje een bijzondere situatie. Het is ook nog onzeker wanneer er wat gaat gebeuren en hoe bindend zaken zijn, maar gelukkig hebben we Brussel niet nodig om het minimumloon te verhogen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de lonen en minimumlonen al decennia achterblijven op het stijgen van de winsten;

verzoekt de regering het minimumloon in Nederland te verhogen naar €15 per uur met behoud van de koppeling met alle uitkeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent.

Zij krijgt nr. 676 (21501-31).

De heer Van Kent (SP):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Vier moties, twee vragen. Enkele minuten voor de minister, is dat genoeg?

Minister Van Gennip:
Ja.

De voorzitter:
Dan schors ik voor enkele minuten en dan gaan we daarna verder met de beantwoording van de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister, voor de beantwoording van de twee aan haar gestelde vragen en een oordeel over de vier moties.


Termijn antwoord

Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst de motie op stuk nr. 673 van mevrouw Kathmann over de cao-dekkingsgraad. Wij gaan inderdaad, uiteraard samen met de sociale partners, een actieplan opstellen om die cao-dekkingsgraad te verhogen. Dat actieplan gaat op een gegeven moment natuurlijk ook naar u. U vraagt ons om daarbij drie zaken te betrekken. Die wil ik graag meenemen. We gaan daar ook naar kijken. We weten nog niet wat de uitkomst daarvan precies gaat zijn, maar we betrekken deze zaken daar zeker bij. Daarop komen we bij u terug. Ik wil deze motie dus oordeel Kamer geven.

Voorzitter. Dan had mevrouw Kathmann een tweede motie, de motie op stuk nr. 674, over artikel 5.4. De motie vraagt om bij het vaststellen van de toereikendheid van het minimumloon gebruik te maken van de internationale indicatieve referentiewaarden. De twee referentiewaarden waarvan ik aanneem dat mevrouw Kathmann eraan refereert, zien enkel op het brutoloon. Daar betalen minimumloners belasting over. In Nederland heb je ook nog veel toeslagen. Dat geeft dus andere inkomsten. Die indicatoren geven daarom geen goed beeld van de bestedingsmogelijkheden van mensen met een minimumloon en vertellen dus niet het volledige verhaal over de toereikendheid van het minimumloon. We hebben de uitgebreide teksten nog niet, maar als we die hebben, wil ik mij beraden op wat een geschikte indicator zou zijn in de Nederlandse context. Daar kom ik ook op terug, want we gaan hierover natuurlijk nog een heel traject in met elkaar. Dan wil ik natuurlijk ook kijken naar indicatoren die te maken hebben met wat mensen daadwerkelijk te besteden hebben. Dat kan bijvoorbeeld nettoloon zijn. Daarin komt Nederland overigens weer heel anders uit. Het kan ook het besteedbaar inkomen zijn. Er zijn een aantal ideeën aangereikt over referentiewaardes, ook in die discussies over het Eml, maar we moeten erop studeren wat dat zou betekenen voor de Nederlandse situatie en hoe zich dat vertaalt. Daarom is uw motie op dit moment te restrictief. Die moet ik dus ontraden, omdat we nog niet kunnen zeggen wat we straks precies in wetgeving gaan vastleggen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 674 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 675.

Minister Van Gennip:
Eerst heb ik nog een vraag van mevrouw Palland, meneer de voorzitter. Zij vroeg naar de grenswerkers. Daar heeft zij vaker naar gevraagd. Ik heb toegezegd, onder anderen aan mevrouw Palland maar ook aan een aantal commissarissen van de Koning, werkgeversorganisaties en noem maar op, dat ik mij daar actief mee zou bemoeien. Dat heb ik ook gedaan, zoals vorige week bij de OECD, bij de OESO-bijeenkomst in Parijs. Toen heb ik hier met verschillende buurlandcollega's over gesproken. Ik heb in Parijs ook Nicolas Schmit erover gesproken. Vanmiddag was er een ambtelijk overleg. Ik heb zojuist begrepen dat er daarin een ambtelijke overeenkomst is bereikt over een tussenoplossing voor de situatie rondom grenswerkers. Dat gaat dus over grenswerkers die bijvoorbeeld in Nederland wonen en in België werken of andersom, die toch, à la de nieuwe thuiswerksituatie, drie, vier of vijf dagen thuis kunnen werken in plaats van één. Het goede nieuws is dat die grenswerkers in ieder geval het komende halfjaar de mogelijkheid behouden om thuis te werken zonder een verschuiving van sociale zekerheid te ervaren. De huidige richtlijn wordt namelijk voor zes maanden verlengd. Die geldt zowel voor nieuwe als oude gevallen van thuiswerkende grensarbeiders. Op dit moment is dat vers van de pers. De technische details worden nog verder uitgewerkt. Zo gauw we die hebben, laat ik u dat natuurlijk weten. Maar dit is wat er vanmiddag als ambtelijke tussenoplossing bereikt is. Dat is dus goed nieuws. Dat betekent namelijk dat we nu een halfjaar hebben om gezamenlijk te kijken naar een structurele oplossing.

Dan vroeg mevrouw Maatoug naar een vertaling van het brutoloon ter hoogte van 60% in jaarinkomen: wat betekent dat voor het uurloon? Ik vermoed dat mevrouw Maatoug de rekensom zelf ook heeft gemaakt. Dat is €14.

Dan heb ik de motie van de heer Léon de Jong. U verzoekt de regering zich actief te verzetten tegen de EU-bemoeienis. U weet eigenlijk al wat mijn antwoord is, maar ik vind het ook wel belangrijk om hier nog even te zeggen dat dit soort EU-richtlijnen bijdragen aan een opwaartse sociale convergentie. Dat maakt dat wat je hier doet ook een effect heeft in andere Europese landen, waardoor het daar ook beter wordt. Een Europees minimumloon, of de methode om dat te bepalen, dat ook geldt voor andere lidstaten levert een gelijk speelveld op en levert welvaart op voor de mensen daar. Dus ik moet deze motie ontraden.

De voorzitter:
Meneer De Jong heeft daar een vraag over.

De heer Léon de Jong (PVV):
Ik geloof dat deze minister een Nederlandse minister is. Natuurlijk kijken we om ons heen wat er in andere landen gebeurt en daar kunnen we allemaal een mening over hebben, maar het beleid zou moeten zijn dat er een Nederlands beleid wordt gevoerd. Mijn punt is dat we vaak achter Europese voorstellen aanhobbelen, terwijl wij zelf die voorstellen kunnen doen. Neem bijvoorbeeld het wettelijk minimumloon. We hebben de Europese Unie of de Europese Commissie niet nodig om dat zelfstandig te verhogen. In de stukken lezen we nu toch vaak dat er voorstellen uit Europa, van de Europese Commissie, het Europees Parlement of noem maar op, worden aangehaald om daar wijzigingen in aan te brengen. Is de minister het met mij eens dat wij daarin het voortouw zouden moeten nemen en dat wij in het Nederlandse parlement Nederlandse voorstellen zouden moeten behandelen, bijvoorbeeld een Nederlands voorstel om het minimumloon te verhogen?

Minister Van Gennip:
Er zijn onderwerpen waarover je voorstellen in het Nederlandse parlement kunt doen. Er zijn onderwerpen en voorstellen die juist vanuit Europa komen, vanuit de Europese Commissie of het Europees Parlement. En er zijn onderwerpen waar zowel Europa, de Europese Commissie, als het nationale parlement iets over te zeggen heeft. Dus het ligt aan het onderwerp wie het initiatief neemt. De Kamer kan ook een initiatief nemen. Het kabinet kan een initiatief nemen. Maar deze motie ontraad ik.

De voorzitter:
Tot slot, kort, de heer De Jong.

De heer Léon de Jong (PVV):
Ja, een korte vraag. Is de minister het met de PVV eens dat het voortouw om voorstellen te doen primair moet liggen bij het Nederlandse parlement of bij het Nederlandse kabinet dat daar natuurlijk bij hoort als het gaat om dit soort voorstellen? Dus dat we niet hoeven te wachten op zaken uit Europa, maar dat we dat zelf kunnen doen?

Minister Van Gennip:
Er zijn een heleboel onderwerpen waarbij we niet op Europa hoeven te wachten en waar wij als kabinet of u als Kamer zelf het initiatief kunnen nemen. Volgens mij hebben we dadelijk over een uurtje een initiatiefwetsvoorstel dat uit deze Kamer komt.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 676.

Minister Van Gennip:
De heer Van Kent stelde weliswaar geen vraag, maar maakte een opmerking over het proces. Ik wil graag even zeggen wat het proces is waar we de komende maanden naartoe gaan met die implementatie van het Europees minimumloon. Voor zover ik weet zijn de brieven die aan u zijn gestuurd ook aan de Eerste Kamer gestuurd. Daar maakte u even een opmerking over. Het proces voor de implementatie van de richtlijn is als volgt. Het is goed om dat even hier te noemen. De komende weken vertalen de juristen-linguïsten het voorlopige compromis in alle officiële talen van de EU. In de tweede helft van 2022, dus na de zomer, komt er naar verwachting een formele stemming in het Europees Parlement. In de tweede helft van 2022 komt er naar verwachting ook een formele stemming in de Raad. Als het akkoord wordt aangenomen, volgt twintig dagen na de formele stemming in de Raad de presentatie van het akkoord in het publicatieblad van de EU. Dan hebben de lidstaten twee jaar de tijd om de richtlijn te implementeren in nationale regelgeving. Dan hebben we het over de tweede helft van 2024. U had er niet zo expliciet naar gevraagd, maar ik dacht dat het goed was om even dat proces te schetsten.

Terwijl ik dit voorlees, realiseer ik me dat u en ik er waarschijnlijk behoefte aan hebben om al iets eerder dan 2024 hierover te spreken.

Dan ten slotte de motie van de heer Van Kent, waarin hij vraagt om het minimumloon te verhogen naar €15 per uur. Die moet ik ontraden.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Smals heeft nog een vraag.

De heer Smals (VVD):
Ja, excuus, ik had nog een vraag over de eerste motie. Ik was een beetje verrast, moet ik eerlijk zeggen. In de eerste motie wordt gevraagd om alleen bedrijven met cao's toe staan bij overheidsaanbestedingen. Volgens mij werkt 27% van de Nederlanders bij een bedrijf waar geen cao is. Zijn die mensen dan per definitie helemaal uitgesloten van opdrachten voor de overheid? Of is het alleen een aansporing en neemt u dat mee? Moet ik het heel vrij lezen?

Minister Van Gennip:
Op hoe vrij of hoe onvrij u die woorden moet lezen, komen we terug als we met het actieplan komen. Ik vermoed dat dit streepje meer in een aansporing eindigt dan in een echt verbod, want dat zou wel heel onvrij zijn. Maar we willen graag dat sectoren cao's afsluiten. Dat is denk ik een gedeeld doel. Wat ik zojuist in mijn uitleg aan mevrouw Kathmann zei, geldt ook hiervoor. Als we het actieplan opstellen met de sociale partners, gaan we goed kijken welke overwegingen we op welke manier meenemen, want er zijn misschien meer. Maar deze drie zullen we zeker goed bestuderen en meenemen, voor zover dat kan. Dan is de vraag: op welke manier is het aansporing, of is het meer verplichtend? Dat gaat dan allemaal terugkomen.

De voorzitter:
Het is een motie van een andere collega, hè. Die was ook al beantwoord, meneer Smals. Nou vooruit, heel kort.

De heer Smals (VVD):
Ja, excuus, voorzitter, maar het gaat wel ergens over. Het gaat over 27% van de Nederlanders die niet in een cao zit en die ik niet uitgesloten wil hebben om überhaupt werk voor de overheid te mogen doen. Als ik het goed hoor, is het een aansporing en is het wellicht een onderdeel van een plan dat gaat komen. Als dat zo is, dan snap ik het beter.

Minister Van Gennip:
Ja. Ik zal de zorgen die u hier uit, meenemen in de overwegingen. Maar ik vind het wel een belangrijke overweging, net als de andere twee overwegingen en waarschijnlijk nog een aantal andere zaken, om goed uit te zoeken hoe we daarmee willen omgaan. Als je het inderdaad met elkaar eens bent dat je toe wil naar een dekkingsgraad van 80%, hoe ga je dat dan voor elkaar krijgen? En wat zijn de manieren waarop je bedrijven kan aansporen om dat te doen?

De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank de minister voor de beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de vier ingediende moties zijn voor volgende week dinsdag voorzien.

Kinderopvang

Kinderopvang

Aan de orde is het tweeminutendebat Kinderopvang (CD d.d. 21/04).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan direct door met het tweeminutendebat over kinderopvang, met dezelfde minister. Daarvoor geef ik het woord — ik zag hem hier net al rondlopen, en ik zie hem ook weer binnenkomen — aan de heer Kwint. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Kwint (SP):
Goedenavond! Een geoliede machine, voorzitter. Het voelt een beetje alsof je na driekwart wedstrijd ingewisseld wordt.

De voorzitter:
Alleen maar scoren.

De heer Kwint (SP):
Precies, dan gaan we nu over tot de score.

Enige tijd geleden hebben we met de minister een debat gehad over kinderopvang. De minister zou misschien verwachten dat er een voorstel van ons komt om te stoppen met private equity, maar zij heeft een onderzoek aangekondigd. Ik ga niet liegen: wat mij betreft is de uitkomst van wat er uiteindelijk na dat onderzoek gaat gebeuren duidelijk. Wat ons betreft hoort private equity naar zijn karakter gewoon niet thuis in de kinderopvang, maar ik gun andere partijen graag nog wat tijd om ons standpunt over te nemen.

Dan zijn er nog wel twee andere zaken. Eén is de uitwerking van het plan om kinderopvang steeds goedkoper en uiteindelijk gratis te maken. We zien dat er nu bij de laagste inkomens wel degelijk een min zit. Daar willen wij gewoon vanaf. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is de kinderopvangtoeslag af te schaffen en kinderopvang voor alle werkende ouders te gaan vergoeden tot 95%;

constaterende dat de kinderopvangtoeslag voor de laagste inkomensgroep van 96% naar 95% gaat, er nog geen duidelijk voornemen is voor een maximumuurprijs, en toekomstige ouders ook geen recht meer hebben op de IACK (inkomensafhankelijke combinatiekorting);

van mening dat deze aangekondigde hervorming vooral goed uitpakt voor midden- en hoge inkomens en de lage inkomens het nakijken hebben;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat bij de uitwerking van de vergoeding voor de kinderopvang het voor niemand duurder wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Maatoug en Kathmann.

Zij krijgt nr. 448 (31322).

De heer Kwint (SP):
Als laatste het punt van de ruiluren, waar we het ook al over hadden. Ik hoor ondertussen dat er aanbieders zijn waarbij je 96 uur van tevoren moet aangeven dat jouw kind die dag niet naar de opvang komt. Anders krijg je niet eens ruiluren. Als je ruiluren hebt, dan vervallen ze aan het eind van het jaar en heb je vaak het hele jaar nauwelijks de kans om ze in te zetten. Ondertussen betaalt niet alleen de ouder, maar ook de overheid wel degelijk heel veel geld aan ondernemingen met een winstoogmerk. Dat moet wat ons betreft anders. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderopvangorganisaties niet verplicht zijn ouders reeds betaalde uren kinderopvang terug te betalen als ruil- of inhaaluren of -dagen niet ingezet kunnen worden;

van mening dat het zeer onwenselijk is dat ouders voor niet geleverde kinderopvang moeten betalen en dit geld, inclusief publiek opgebrachte kinderopvangtoeslag, verdwijnt op de bankrekeningen van kinderopvangorganisaties;

verzoekt de regering kinderopvangorganisaties te verplichten ouders hun geld terug te betalen bij het niet leveren van kinderopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 449 (31322).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kathmann. Zij zal spreken namens de PvdA.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank, voorzitter. Wij hebben hier een pittig debat over gehad in de commissie. Ik zeg "pittig", omdat het veel mensen aangaat. Heel veel mensen die in de kinderopvang werken, kijken mee. Zij werken zich werkelijk waar de hele dag de vouwen uit de broek, zodat alle kinderen in Nederland veilig kunnen worden opgevangen. Maar daar ging het debat niet over. Het debat ging juist over de perverse prikkels. Wat de heer Kwint net zei, ondersteunt de Partij van de Arbeid. Het mag nooit zo zijn dat we met Nederlands belastinggeld gewoon aandeelhouders in Canada en de VS subsidiëren. We zijn dus ongelofelijk blij dat de minister dat onderzoek heeft aangekondigd. Ik heb toch nog twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tarieven voor dagopvang en bso vaak boven de maximumuurprijs liggen en over dit bedrag geen kinderopvangtoeslag wordt verstrekt;

overwegende dat ouders, zeker die met een laag inkomen, hierdoor forse bedragen aan kinderopvang kwijt zijn;

verzoekt de regering om voor de begroting van SZW met voorstellen te komen om lage en middeninkomens te ondersteunen die te maken hebben met kinderopvangtarieven boven de maximumuurprijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 450 (31322).

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werknemers, via de ondernemingsraad, adviesrecht hebben bij een fusie of overname;

overwegende dat fusies of overnames, door bijvoorbeeld private equity, aan de orde van dag zijn in de kinderopvang en dit grote gevolgen heeft voor ouders en hun kinderen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe ouders, bijvoorbeeld via de oudercommissie, dezelfde rechten kunnen krijgen, zoals het adviesrecht, bij een fusie of overname van hun kinderopvangorganisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 451 (31322).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hil. Zij zal spreken namens de VVD.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed en pittig inhoudelijk debat gehad. Dat werd net al genoemd. Ik dank de minister voor de toezeggingen die ik heb gekregen. Ik ben blij dat de minister positief is over anders opleiden, gebruikmakend van eerder verworven competenties, want de arbeidsmarkt is heel krap.

Ik heb nog een vraag voor de minister. Binnenkort komt de evaluatie van de Wet ikk. Het lijkt mij van belang dat er ook gekeken wordt naar de relatie tussen de kwaliteitseisen in die wet en het huidige personeelstekort. Ik wil vragen of de minister daar zo meteen alvast iets over kan toelichten.

Ik heb nog een motie. Ik heb de minister in het debat opgeroepen om alle partijen te betrekken bij de nieuwe wijze waarop we de kinderopvang vorm gaan geven. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat we aan de vooravond staan van een significante hervorming van de kinderopvangsector die grote effecten zal hebben op de vraag naar kinderopvang;

overwegende dat alle partijen in de sector nodig zijn om de ambities van het kabinet te verwezenlijken en het van bijzonder belang is dat de plannen breed gedragen worden door de diverse partijen binnen de sector;

verzoekt de regering om samen met alle veldpartijen op te trekken bij de hervorming van de kinderopvangsector, en daarbij de volgende punten in het bijzonder te agenderen:

  • de waarborging van de kwaliteit binnen het nieuwe stelsel;
  • het monitoren van deze kwaliteit;
  • de prijsvorming en de vaststelling van de te vergoeden tarieven;
  • de toekomstige samenwerking tussen verschillende partijen in de sector;
  • de positie van de kinderopvangsector ten opzichte van andere partijen rondom het (jonge) kind,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil en Ceder.

Zij krijgt nr. 452 (31322).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Maatoug. Zij zal spreken namens GroenLinks.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ook ik sluit me aan bij de complimenten. Het was een belangrijk en fijn debat, waarin we fundamenteel van gedachten hebben gewisseld en waarin de minister op verzoek van de Kamer een paar belangrijke toezeggingen heeft gedaan, onder andere het onderzoek naar verschillende geldstromen in de kinderopvang. In het debat zeiden we het mooi: we moeten als Nederland geen gekke Henkie zijn. Dat vond de minister ook.

Het voordeel van goed samenwerken is dat mevrouw Kathmann prachtige moties heeft ingediend en een pleidooi heeft gehouden waarvan ik alleen maar kan zeggen: wat zij zei. De heer Kwint deed dat ook, dus: wat hij zei.

Er rest mij eigenlijk nog maar één ding en dat is om nog een keer te zeggen dat ik van mening ben dat het minimumloon omhoog moet.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Palland. Zij zal spreken namens het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij alle loftuitingen over het inhoudelijke en plezierige debat dat we met elkaar hebben gehad. Het is ook weleens goed om dat te delen, want het beeld van wat wij hier in Den Haag doen, is weleens anders.

Naast alle onderwerpen die al de revue zijn gepasseerd over private equity en dergelijke heb ik ook een pleidooi gehouden voor het voortbestaan van de oude participatiecrèches. Het CDA heeft zich altijd een groot voorstander getoond van deze vorm van kinderopvang, die door initiatieven van onderop vanuit de samenleving is ontstaan. Daar zijn hele mooie voorbeelden van in het land. Ouders draaien daarbij als vrijwilliger bij toerbeurt mee in de opvang van kinderen. Zij geven de opvang samen vorm, zijn samen verantwoordelijk en dus ook samen betrokken. Dat heeft vele voordelen. Zo is er weinig verloop en doordat er een grote groep van meewerkende ouders is, is het oplossingsvermogen groot en hoeft een opc niet dicht wegens personeelsgebrek, waar nu een grote uitdaging is in de kinderopvangsector. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kinderopvangsector kampt met arbeidsmarktkrapte en grote personeelstekorten;

constaterende dat het kabinet een stelselwijziging voor de kinderopvang voorbereidt;

constaterende dat ouderparticipatiecrèches (opc's), waar ouders samen verantwoordelijk zijn voor de opvang van elkaars kinderen, deze tekorten niet of nauwelijks kennen;

overwegende dat deze opc's daarnaast een nuttige en (bewezen) kwalitatief goede bijdrage leveren aan de kinderopvang in Nederland;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de opc's ook in het nieuwe stelsel kunnen voortbestaan en worden gestimuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Palland.

Zij krijgt nr. 453 (31322).

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Sahla. Zij zal spreken namens D66.

Mevrouw Sahla (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens mij complimenten voor de manier waarop we het debat met elkaar hebben gevoerd. Er gebeurt veel rond de kinderopvang. Dat kan soms lastig te volgen zijn. Daarom is mijn fractie ontzettend blij met de roadmap die de minister heeft toegezegd.

Ook mijn fractie hoort de zorgen over de betaalbaarheid, dus vandaar dat ik nog één vraag heb aan de minister. Komt het onderzoek over financiering van de kinderopvang en een mogelijk vaste uurprijs in het voorjaar van 2023 naar de Kamer?

Verder ben ik blij met het gesprek dat we hebben gevoerd over de vrijheid en kwaliteit van de kinderopvang. Het is goed dat we afstappen van het afvinken van checklists. We moeten niet denken vanuit het systeem, maar vanuit het jonge kind. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er steeds meer kansen zijn op voordelen van samenwerking tussen kinderopvang en basisscholen;

constaterende dat er in de praktijk nog veel ogenschijnlijk onnodige obstakels zijn die samenwerking tussen kinderopvang en basisscholen in de weg staan;

overwegende dat in verschillende onderzoeken knelpunten worden geconstateerd die om actie vragen, zoals in het SER-advies "Een kansrijke start voor alle kinderen", waarin aandacht wordt gevraagd voor onder meer het delen van huisvesting door bso's en basisscholen, maar dat de gewenste acties nog op zich laten wachten;

verzoekt de regering om een lijst van geïdentificeerde knelpunten bij samenwerking tussen de kinderopvang en het onderwijs, zoals bijvoorbeeld worden genoemd in verschillende onderzoeken, in het voorjaar van 2023 naar de Kamer te sturen en met mogelijke oplossingen te komen om de geïdentificeerde knelpunten weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sahla en Maatoug.

Zij krijgt nr. 454 (31322).

Dank u wel. Dat leidt tot een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):
Ter verduidelijking, hoor. Als we een hele serie ogenschijnlijk bekende problemen in de samenwerking hebben, waarom vragen we dan aan het kabinet om die lijst te maken? Dan hebben we dat toch al uit de onderzoeken? Ik snap niet zo goed wat we met deze motie gaan doen.

Mevrouw Sahla (D66):
Er zijn inderdaad een aantal knelpunten. We hebben namens de fractie van D66 ook wat vragen gesteld. Ik denk dat het goed is om al die knelpunten onder elkaar te zetten om te kijken waar de verantwoordelijkheid voor deze minister zit en waar bijvoorbeeld de samenwerking met de minister van OCW. Ik heb samen met Senna Maatoug ook een rondetafelgesprek aangevraagd om te kijken naar verschillende beleidsterreinen om vooral uit te gaan van de ontwikkeling van het kind en niet van het systeem. Daarvoor hebben we al die knelpunten dus het liefst geordend.

De voorzitter:
Het is helder. Dank u wel. Tot slot van de zijde van de Kamer voor dit tweeminutendebat geef ik het woord aan de heer De Jong. Hij zal spreken namens de PVV.

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter, hartelijk dank. De minister en de PVV-fractie waren het er tijdens het debat over eens dat de kwaliteit van kinderopvang nooit achteruit mag gaan door bijvoorbeeld personeelstekorten. Om dat te concretiseren, heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in samenwerking met de kinderopvangbranche zorg te dragen dat personeelstekorten binnen de kinderopvang op geen enkele manier in de praktijk resulteren in het afwijken van geldende kwaliteits- en veiligheidsnormen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 455 (31322).

De heer Léon de Jong (PVV):
Dat is superbelangrijk, want we hebben een probleem met het aantal mensen dat nu werkt in de kinderopvang. Het kan niet zo zijn dat geldende normen in die organisaties worden aangepast omdat ze te weinig mensen hebben, dus we moeten er juist voor zorgen dat meer mensen daar werken.

Dan het volgende punt dat ik graag zou willen maken.

De voorzitter:
De heer Kwint heeft hier een vraag over.

De heer Kwint (SP):
Ja. Ik zal een beetje een uitzoekerige bui hebben, denk ik. Mijn vraag aan de heer De Jong is: hoe? Volgens mij delen we de intentie volkomen. We willen de kwaliteit hoog houden en niet tornen aan kwaliteitseisen. Die wil je overeind houden. Maar we komen 60.000 mensen tekort. Gaat het dan dicht? Dat kan een keuze zijn, hè. Ik wil daar helemaal niet oordelend over doen, maar die mensen zijn er nu niet.

De heer Léon de Jong (PVV):
Nee, en dat is precies waarom mijn motie wordt ingediend. Ik hoop op de steun van de SP. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat op het moment dat er een personeelstekort is, de oplossing bijvoorbeeld zou zijn om te tornen aan kwaliteitsnormen door minder mensen op een groep te zetten. Ik wil met deze wet bewerkstelligen dat het kabinet met voorstellen komt om ervoor te zorgen dat de personeelstekorten worden aangepakt. Dat is de strekking. Ik kan me niet voorstellen dat u dat heel lastig vindt.

De voorzitter:
De heer Kwint, tot slot.

De heer Kwint (SP):
Dat is een hele goede strekking.

De heer Léon de Jong (PVV):
Zeker.

De heer Kwint (SP):
Ik ben alleen benieuwd naar het volgende. Dit kan betekenen dat je de komende jaren een kwart van de groepen gaat sluiten tot die mensen er zijn.

De heer Léon de Jong (PVV):
Het kan toch niet zo zijn dat de heer Kwint nu aangeeft …

De heer Kwint (SP):
Wat wil meneer De Jong wél?

De voorzitter:
We gaan niet door elkaar heen praten.

De heer Léon de Jong (PVV):
De vraag van de heer Kwint is: waar gaat je vraag dan in godsnaam over? Mijn vraag is de volgende. Op het moment dat ik zie dat in de kinderopvang te weinig mensen werken, moet de minister ervoor zorgen dat daar meer mensen gaan werken. Het kan ondertussen niet betekenen dat als bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie te weinig mensen heeft, zij zich noodgedwongen niet meer kan houden aan kwaliteitsnormen. Mijn motie vraagt juist om ervoor te zorgen dat mensen die nu in de kinderopvangbranche werken, zich niet gedwongen voelen om niet aan de kwaliteitseisen te voldoen. Wat is daar nou lastig aan?

De voorzitter:
Meneer De Jong, u had nog een laatste opmerking.

De heer Léon de Jong (PVV):
Het is soms vragen stellen om een vraag te stellen. Dat is op zich oké, maar …

De voorzitter:
U had nog een laatste opmerking.

De heer Léon de Jong (PVV):
Dan de kinderopvangbranche. Die heeft zich de afgelopen jaren ook goed laten horen richting de Kamer. Een van die zaken is: joh, zorg er nou niet voor dat wij met een soort van curriculum worden opgescheept waardoor wij een soort schooltje moeten gaan spelen vanwege achterstanden bij jongeren. Als er achterstanden zijn, moeten scholen die oplossen en niet de kinderopvang. De kinderopvang zegt: als je een kind bij de kinderopvang brengt, is dat spelenderwijs; daarmee ontwikkel je ze. Mijn vraag aan de minister is of zij kan toezeggen dat er richting de kinderopvangbranche geen curriculum komt met allemaal leerdoelen waarbij het lijkt alsof ze eigenlijk alvast naar school gaan terwijl de kinderopvangbranche dat én niet aankan én niet wil én aangeeft dat het niet in het belang van die kinderen is om dat te doen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Léon de Jong (PVV):
Nou heb ik twee hele sociale dingen genoemd ...

De voorzitter:
U kijkt zo uitdagend dat mevrouw Kathmann u ook nog wat wil vragen, maar het is niet de bedoeling dat we het hele debat overdoen. Eén vraag.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb één vraag. Die had ik eigenlijk ook al tijdens het commissiedebat, want toen maakte de heer De Jong hier ook al een groot punt van. Kan de heer De Jong mij misschien uitleggen wie het voorstel heeft gedaan voor bijvoorbeeld een peutercurriculum? Ik heb dat voorstel nooit ergens gezien. Er was ineens een brief. Daar ben ik dus heel benieuwd naar.

De heer Léon de Jong (PVV):
Dat begrijp ik ook wel, want dit soort discussies komt normaal gesproken voor in de Onderwijscommissie. In de Onderwijscommissie wordt vaak aangegeven: we hebben problemen met jonge kinderen die nu al een taalachterstand hebben; laten we nou kijken of we een soort voor-voor-voorschool kunnen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat we leerachterstanden al in een heel vroeg stadium gaan terugdringen in een soort kinderopvangsituatie. D66 heeft daar bijvoorbeeld voorstellen voor gedaan. Daarvan heeft de branche gezegd: dat willen wij niet. Dat kan ik me ook heel goed voorstellen, gelet op de debatten in die commissies. Daarom heb ik het vanuit de Onderwijscommissie naar de commissie Sociale Zaken gebracht, om van twee kanten het signaal af te geven dat de kinderopvang daar niet voor is bedoeld.

De voorzitter:
Dank u wel. We schorsen voor vijf minuten, nee, zeven minuten. Om 19.36 uur gaan we verder met de beantwoording van de minister.

De vergadering wordt van 19.30 uur tot 19.39 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor een oordeel over de acht ingediende moties.


Termijn antwoord

Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant: we hebben een lang — dat weet ik niet meer zeker — maar in ieder geval breed en intensief debat gevoerd, met een aantal uitkomsten. Een hele belangrijke uitkomst is het onderzoek naar hoe de kinderopvang in de toekomst gefinancierd zou moeten worden, wat wij daar wel en niet acceptabel aan vinden, op wat voor soort manieren we vinden dat winst wel of niet gemaakt mag worden en waar die dan naartoe mag gaan. Ik zal niet herhalen welke onderdelen we allemaal hebben toegevoegd die bij dat onderzoek betrokken moeten worden. Maar dat wordt een belangrijk onderzoek in aanloop naar het nieuwe stelsel.

De heer Kwint was volgens mij een van de eersten in het debat die over de financieringsvormen begon. Verschillende leden hebben daar overigens ook vragen over gesteld, waar ik toen antwoorden op heb gegeven.

Dan naar de moties. De motie op stuk nr. 448 van de heer Kwint verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de kinderopvang voor niemand duurder wordt. Ik begrijp de zorgen van de Kamer over de positie van ouders met lage inkomens natuurlijk. Juist ook voor mensen met lage inkomens is de kansengelijkheid van hen en van hun kinderen belangrijk. Maar een garantie geven dat niemand erop achteruitgaat — u schrijft: dat het voor niemand duurder wordt — lukt niet. Daarom moet ik deze motie zoals die nu verwoord is ontraden. Wij gaan bij de uitwerking — daar bent u zelf ook bij betrokken — natuurlijk wel echt oog houden voor de positie van ouders met een laag inkomen. Daarnaast kijken we in augustus natuurlijk ook naar de koopkrachtplaatjes in den brede, even los van de discussie over de kinderopvang. Dat geldt ook voor een van de volgende moties. We kijken hoe die koopkrachtplaatjes er voor de komende jaren uit gaan zien.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 448 is ontraden. De heer Kwint heeft daar nog een vraag over.

De heer Kwint (SP):
Ik snap niet zo goed waarom we dat niet kunnen garanderen. We weten vrij nauwkeurig wat de percentages zijn voor kinderopvang die nu vergoed worden. We weten dat die oplopen tot 96% bij de laagste inkomens. We weten dat dat in de herziening 95% voor iedereen wordt. Dan weten we dat het precies de groep tussen de 96% en de 95% is voor wie het duurder wordt. Dan kunnen we daar toch iets aan doen?

Minister Van Gennip:
U heeft het ook over één groep. Maar u zegt hier nu: dat het bij de uitwerking van de vergoeding voor de kinderopvang voor niemand duurder wordt. Dat staat in de motie.

De heer Kwint (SP):
Maar we weten al dat het voor die andere groep niet duurder wordt.

Minister Van Gennip:
Er zijn misschien groepen voor wie het een beetje duurder of een beetje minder duur wordt. Dat kan ik u nu niet garanderen.

De voorzitter:
De heer Kwint, tot slot.

De heer Kwint (SP):
Volgens mij weten we de percentages vrij nauwkeurig. We weten dus ook vrij nauwkeurig voor wie het wel of niet duurder wordt. Dan is de enige groep waarvoor het mogelijk duurder kan worden de groep die nu meer vergoed krijgt dan de 95% die gepland wordt. Dat zijn de laagste inkomens. Er is geen andere groep die onder deze motie zou kunnen vallen.

Minister Van Gennip:
Ja, en we hebben natuurlijk ook nog de IACK-afbouw. Er spelen hier een heleboel discussies door elkaar heen die we ook bij de uitwerking van het stelsel langs gaan krijgen. Volgens mij heb ik in het debat een stuk of zes of zeven uitdagingen genoemd. Inmiddels kennen we er weer een paar bij. Die moeten we ook allemaal in samenhang met elkaar zien. Uw zorgen heb ik heel duidelijk gehoord. Die neem ik ook mee. Maar ik kan op dit moment, voordat ik toe ben aan de uitwerking van het stelsel, niet dit soort dingen garanderen. Maar uw zorgen begrijp ik.

De voorzitter:
Mevrouw Maatoug op dit punt.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Dit is wel belangrijk, ook voor de collega's die de motie moeten appreciëren. Wat ik wil snappen, is het volgende. Is het nou een beleidskeuze om te zeggen: we gaan kinderopvang uitbreiden — dat vind ik een heel goed idee — en toegankelijk maken voor iedereen en we gaan een stukje betalen van die 95 en 96 en een stukje met de IACK voor de laagste inkomens? Dat is best wel een achteruitgang. Wat deze motie vraagt, is: zorg er nou voor dat we niet een uitbreiding gaan doen ten koste van de mensen die nu met een reden ondersteuning krijgen via de kinderopvangtoeslag met 96% of via de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dat zijn de mensen met de laagste inkomens. Zegt de minister hier nu: "Dat is een bewuste beleidskeuze. We gaan inderdaad een stukje daarvan afpakken. Ik kan dat niet zeggen, want daar is bewust voor gekozen."?

Minister Van Gennip:
Ik zeg volgens mij een aantal zaken. Een daarvan is wat er in het coalitieakkoord staat; daar refereert mevrouw Maatoug aan. De tweede is dat ik een aantal uitdagingen zie in hoe het nu is opgeschreven en hoe we dat in de toekomst vorm moeten gaan geven. Die uitdagingen zijn we nu aan het bestuderen en dit is er duidelijk een van. Daar ga ik ook bij de uitwerking op terugkomen. Maar ik vind het te vroeg om op dit moment op een van die uitdagingen deze toezegging te doen, en dan ook nog de toezegging dat het voor niemand duurder wordt. Dat is een garantie die ik nu niet kan geven. Maar ik heb u heel goed gehoord en ik heb ook in het commissiedebat aangehaald dat dit een van de dingen is waar we naar moeten kijken. Ik heb er nog geen antwoord op; dat zeg ik u ook. Maar ik kijk er wel naar. Maar ik kan op dit moment nog niet zeggen hoe we dat gaan oplossen.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Ik heb toch nog een vraag. Ik denk dat ik daarbij zelfs de heer Kwint woorden in de mond ga leggen; ik weet dat ik daarbij op moet passen. Bij het commissiedebat hebben we het hier ook over gehad. Ik ben blij met de toezeggingen van de minister dat dat uitgezocht wordt. Maar het was heel concreet. We weten dat de laagste inkomens er €400 per jaar op achteruitgaan met de plannen die nu voorliggen. Er moet nog veel uitzoekwerk gebeuren, zoals kostenplaatjes die naast elkaar gelegd moeten worden. Maar als de minister de motie nou zo kan lezen dat er gegarandeerd kan worden dat onderaan de streep dat in ieder geval niet gebeurt, dan hebben we in ieder geval de garantie voor de laagste inkomens dat ze er met de plannen niet op achteruitgaan. Zou dan de motie wel oordeel Kamer kunnen krijgen?

Minister Van Gennip:
Dat kan ik op dit moment niet garanderen. Ik kan u wel toezeggen dat ik er heel serieus naar kijk en ik bén er heel serieus naar aan het kijken. Maar het is op dit moment te vroeg om dat soort toezeggingen te doen, ook omdat ik het in het geheel van die vijf — straks zeven — uitdagingen moet zien.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 448 blijft ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 449.

Minister Van Gennip:
Die gaat over kinderopvangorganisaties die geen kinderopvang leveren. Dan vraagt de heer Kwint om deze te verplichten de ouders hun geld terug te betalen. Allereerst: hoe een contract is opgesteld tussen de kinderopvangorganisatie en de ouder, kan natuurlijk per contract verschillen. Het gaat dus om een contract tussen een ouder en een kinderopvangorganisatie: twee private partijen. Het is ook aan de ouder om dan met die voorwaarden akkoord te gaan of niet. Op het moment dat een ouder op het laatste moment afzegt, heeft de kinderopvangorganisatie wel kosten gemaakt. Dan kun je je afvragen: kun je dat inhalen op een ander moment, bij vakantie of ziekte of noem maar op? Daar heeft SZW op zich geen rol in. Maar zoals we in het debat op 21 april, best lang geleden, hebben besproken, houd ik goed in de gaten of het sluiten van groepen door kinderopvangorganisaties zelf, bijvoorbeeld in verband met een personeelstekort, structureel wordt. Dat doe ik door in gesprek te gaan met de brancheorganisaties om te kijken of dit op grote schaal voorkomt. Vervolgens moeten we met elkaar kijken wat we daaraan kunnen doen. Het is dus allereerst aan de sector zelf om dat soort zaken te voorkomen. Wij houden hier de vinger aan de pols. Ik heb u toen ook toegezegd dat ik, als dit op een veel grotere schaal voorkomt, bij u en ook bij de branche terugkom op wat we daaraan kunnen doen. Maar we moeten eerst even kijken op welke schaal dit voorkomt. Op dit moment moet ik deze motie dus helaas ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 450. Een beetje de sokken erin. We hebben nog twee tweeminutendebatten.

Minister Van Gennip:
Ja. Mevrouw Kathmann refereerde ook aan het onderzoek dat we gaan doen. Ook tegen haar zeg ik: ik ben het met u eens dat we dat onderzoek moeten doen. Uw eerste motie gaat over de tarieven voor de dagopvang en de bso en de maximumuurprijs. Het is heel simpel: op dit moment is er gewoon geen financiële ruimte om uw voorstel te volgen. Even voor de feiten: maximumuurprijzen worden elk jaar geïndexeerd op basis van de ramingen. Dat is dat Besluit kinderopvangtoeslag; dat kent u. Die tarieven gaan dit jaar voor dagopvang en bso dus met 5,58% omhoog om rekening te houden met de stijgende lonen en prijsontwikkelingen. Als wij voor lage inkomens en middeninkomens een ander tarief zouden hanteren dan voor hogere inkomens, stappen we af van de inkomensonafhankelijke vergoeding waar we juist naartoe willen om het simpeler te maken. U vraagt om met voorstellen te komen om lage inkomens en middeninkomens te ondersteunen die te maken hebben met kinderopvangtarieven boven de maximumuurprijs. Als ik het al zou willen, zou ik het voor iedereen moeten doen, want anders stappen we af van die inkomensonafhankelijkheid en dus van de vereenvoudiging van het stelsel. Maar ten tweede is hier nu geen geld voor voorzien. Wat we in het algemeen natuurlijk wel gaan doen, is dat we in augustus echt goed gaan kijken naar de koopkrachtplaatjes van al die verschillende groepen. Daar gaan dit soort onderdelen allemaal mee in de voorbeelden van de koopkrachtplaatjes, bijvoorbeeld van gezinnen met jongere kinderen en werkende ouders.

De voorzitter:
En het oordeel over deze motie is?

Minister Van Gennip:
Het oordeel over deze motie, zoals die nu verwoord is, is ontraden.

De voorzitter:
Oké, de motie op stuk nr. 451.

Minister Van Gennip:
Ja, ik kan geen onderscheid maken tussen laag en midden. Ik wil u wel graag toezeggen dat we juist dit voorbeeld meenemen in die koopkrachtplaatjes in augustus.

De voorzitter:
Dat is toegezegd. De motie op stuk nr. 451.

Minister Van Gennip:
Ja. Dat is een motie van mevrouw Kathmann. Daar hebben we het in het commissiedebat, en ook in een aantal schriftelijke vragen, flink over gehad. Het gaat er eigenlijk over hoe je de positie van de ouders versterkt in een situatie waarin sprake is van fusies, overnames, noem maar op. Dat was mede naar aanleiding van een aantal situaties waarin de ouders heel laat werden geïnformeerd. Wat ik er belangrijk aan vind, is dat de informatiepositie van ouders inderdaad beter wordt. Als ik de motie zo mag lezen dat er staat "verzoekt de regering te onderzoeken hoe ouders bijvoorbeeld via de oudercommissie een betere informatiepositie krijgen of betere informatierechten kunnen krijgen", dus niet "of en hoe", maar gewoon "hoe", dan geef ik de motie oordeel Kamer. Als u om dezelfde rechten vraagt als in de WOR, dan wordt het allemaal heel ingewikkeld. Maar ik wil heel graag onderzoeken — ik ben het namelijk met u eens — hoe wij die positie van de ouders kunnen versterken.

De voorzitter:
Mevrouw Kathmann knikt. Dat betekent dat ze het daarmee eens is. Oké. Oordeel Kamer met de interpretatie van de minister. De motie op stuk nr. 452.

Minister Van Gennip:
Dat is de motie van mevrouw Van den Hil. Zij had ook een vraag. Die ga ik misschien eerst even beantwoorden. Die ging over de evaluatie van de IKK en de kwaliteitseisen bij personeelstekorten. In de evaluatie van de Wet ikk, die net gedaan is, is gekeken naar de onbedoelde effecten van de kwaliteitseisen in de kinderopvang. Hierbij is ook gekeken naar werk- en regeldruk. Dat hangt samen met het personeelstekort. Naar aanleiding van deze evaluatie ga ik nog bezien — de evaluatie is natuurlijk pas net af — of en hoe het nodig is om een duurzame aanpassing van de kwaliteitseisen door te voeren. Dat is mede naar aanleiding van die evaluatie. Uiterlijk dit najaar zal ik een reactie geven op de bevindingen en hoe ik daarmee verder wil gaan.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik ben blij dat de minister daarnaar gaat kijken. Wij hebben natuurlijk het onderzoek nog niet gehad. U zegt "dit najaar", maar de personeelstekorten zijn nu natuurlijk al groot. Ik benoemde ook het anders opleiden met andere competenties en andere mensen inzetten zonder kwaliteitsverlies. Ik vind het wel van belang dat dat tempo erin blijft. Dat vind ik richting de ouders, de kinderen en de sector belangrijk.

Minister Van Gennip:
Ja, dat ben ik met mevrouw Van den Hil eens. Ik moet u eerlijk zeggen: ik heb de evaluatie zelf ook nog niet gezien, dus die is echt net af. Daar moet door mijn mensen naar worden gekeken. Vervolgens moet die van een appreciatie worden voorzien. Die krijgt u dus gewoon in dit najaar.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 452.

Minister Van Gennip:
De motie op stuk nr. 452 is van mevrouw Van den Hil. Die gaat over de significante hervorming van de kinderopvangsector en de effecten die die zou hebben op de vraag naar de kinderopvang. Het is natuurlijk belangrijk om daaraan te kunnen voldoen om juist allerlei andere transformaties en de grotere participatie van mensen op de arbeidsmarkt voor elkaar te kunnen krijgen. Ik ben blij dat mevrouw Van den Hil het heeft over al die verschillende partijen die nodig zijn om die ambities voor elkaar te krijgen. U noemt daarbij een aantal punten om vooral te agenderen. Daarbij gaat het met name om samenwerking en de positie van het kind. Ik wil deze motie graag oordeel Kamer geven en optrekken met de sector om dat voor elkaar te krijgen. Zoals mevrouw Van den Hil en een aantal anderen van u natuurlijk ook weten, zijn daar verschillende belangen. Dan hoort het er wel bij dat als we naar een stelselherziening gaan, we die mensen met elkaar achter dezelfde visie krijgen. Dat zal voor een aantal soepel gaan en voor een aantal wat minder, maar die uitdaging neem ik graag aan. Oordeel Kamer.

Dan mevrouw Maatoug. Het was een belangrijk debat. Dat zei mevrouw Maatoug. Mevrouw Maatoug speelt wel een hoofdrol in dit debat, maar het was een belangrijk debat, ja. En we gaan ermee verder!

De voorzitter:
Heel goed! Dan gaan wij door naar de motie op stuk nr. 453 van mevrouw Palland.

Minister Van Gennip:
Ja, precies, mevrouw Palland. Dat ging over de opc's. Dat is inderdaad iets waar u al vaker over hebt gesproken. Ook met mijn voorganger hebt u daarover gesproken. Ik begrijp uw wens dat de opc's, juist omdat ze zo goed functioneren, een plek krijgen in het nieuwe stelsel. Wij zullen dat voortbestaan stimuleren. Wij zullen overigens wel zien in hoeverre ouderparticipatiecrèches op die grote schaal voorkomen als de tarieven inderdaad veel hoger worden. Dat heb ik in het commissiedebat ook gezegd. Maar het is zeker zo dat de opc's een mooie, maatschappelijke invulling zijn. Wat mij betreft krijgt deze motie dus oordeel Kamer.

Mevrouw Sahla vroeg naar de roadmap. Ja, die gaan wij maken. Het onderzoek naar de regulering van de uurprijs komt inderdaad in het voorjaar van 2023. Dat is het streven. Dat is onderdeel van het toegezegde onderzoek. Ik begrijp waarom u dat belangrijk vindt. Ik weet eigenlijk even niet wanneer we die roadmap precies gaan maken, maar volgens mij hadden we toegezegd om dat na de zomer te doen. Niemand steekt z'n hand op, dus dan is het inderdaad na de zomer.

Dan de motie-Sahla/Maatoug op stuk nr. 454. Mevrouw Sahla vraagt naar het identificeren van de verschillende knelpunten. U vraagt om te kijken wat er in de weg staat om een kansrijke start voor alle kinderen voor elkaar te krijgen. U vraagt ook om met oplossingen te komen. Ik zou het ook wel acties willen noemen, maar volgens mij is dat een semantische discussie. Het gaat om de vraag: wat is het knelpunt? Wat kunnen we daaraan doen? Wat gaan we daaraan doen? Die motie krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.

De heer De Jong vroeg naar de kwaliteit van de kinderopvang en de personeelstekorten. Hij had daar ook een motie over. Zoals ik net al in antwoord op mevrouw Van den Hil zei, zijn wij bezig met de evaluatie van de Wet ikk. Dat zou dus ook kunnen betekenen dat een aantal van de huidige kwaliteits- en veiligheidsnormen anders worden. U spreekt in uw motie over "geldende kwaliteitsnormen". U spreekt in uw motie ook over "op geen enkele manier afwijken". Laat ik eerst even het volgende zeggen. Ik denk dat we het met elkaar eens zijn dat de kwaliteit buiten kijf moet staan. We hebben echter wel te maken met personeelstekorten. Er zijn al een aantal maatregelen genomen door mijn voorganger, waaronder het zwaarder mee laten tellen van mensen in opleiding in het aantal mensen dat op de kinderopvang aanwezig is. Dat is dus al aan de hand, maar dat doet niets af aan de kwaliteit ter plekke. Het kan wel afdoen aan of de administratie helemaal wordt bijgehouden. Ik noem maar even wat. Dat is op dit moment dus al de vigerende praktijk. Als u zegt "we moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit goed blijft; het personeelstekort dwingt ons niet om de kwaliteit verder te verlagen", dan ben ik het met u eens. Dan krijgt de motie oordeel Kamer. Als u zegt "het zal zo zijn zoals het nu is; we kunnen het kwaliteitskader niet veranderen" … Ik denk niet dat dat uw bedoeling is, maar dat gaat u nu tegen mij zeggen.

De heer Léon de Jong (PVV):
Het is de eerste interpretatie die de minister gebruikt. We mogen de kwaliteitsnormen niet verlagen door het feit dat we personeelstekorten hebben. Dat is de essentie van de motie. Fijn dat de minister die op die manier leest. Dat is namelijk precies wat we bedoelen.

De voorzitter:
Dan krijgt de motie op stuk nr. 455 oordeel Kamer.

Minister Van Gennip:
Als ik de motie op die manier mag lezen, dan krijgt zij oordeel Kamer. De kwaliteitseisen zullen wellicht door de evaluatie veranderen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de acht ingediende moties wordt volgende week dinsdag gestemd.

Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag

Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag

Aan de orde is het tweeminutendebat Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag (31322, nr. 445).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan direct door met een tweeminutendebat dat ook weer over de kinderopvang gaat, maar net anders is. Het gaat over de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag. Het debat voeren we weer met dezelfde bewindspersoon. Ik geef het woord aan de heer Kwint. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Kwint (SP):
Dank u wel. We hebben hier een schriftelijk overleg over gehad. Waar het ons om gaat, is dat er op dit moment ouders zijn die, al dan niet tijdelijk, ernstig ziek zijn. Daardoor kunnen ze niet werken. Ze vallen vaak vanwege het tijdelijke karakter van hun ziekte niet onder de zogenaamde Wet langdurige zorg. Ze krijgen dan ook geen verruiming op hun recht op kinderopvangtoeslag. Dat is ingewikkeld, want je zit weliswaar de hele dag thuis, maar als je heel erg ziek bent, betekent dat niet automatisch dat je voor je kind kunt zorgen. Het gebeurt ongetwijfeld met de beste bedoelingen, maar je bent dan overgeleverd aan de willekeur van gemeenten of ze er wel of niet mee aan de slag gaan. Dat kan volgens ons beter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er gezinnen zijn waarin een of meerdere ouders (al dan niet tijdelijk) ernstig ziek zijn, zij daardoor (tijdelijk) niet kunnen werken en tevens niet onder de Wet langdurige zorg vallen;

tevens constaterende dat deze ouders daarom niet altijd recht hebben op kinderopvangtoeslag en worden doorverwezen naar de sociaal-medische indicatie-regeling van de gemeente waar zij wonen;

overwegende dat deze regeling verschilt per gemeente en niet altijd passend is voor gezinnen met een of beide ernstig zieke ouders, waardoor kinderopvang vaak niet te betalen maar wel noodzakelijk is;

verzoekt de regering het recht op kinderopvangtoeslag te verruimen naar ouders die niet kunnen werken vanwege een (al dan niet tijdelijke) ernstige ziekte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 456 (31322).

De heer Kwint (SP):
Dat was 'm alweer, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de andere heer De Jong, voor alle kijkers die dit volgen. Deze is van D66.

De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter. We hebben twee De Jongs, maar achter in de zaal zit er nog een. Die is nog maar 3 jaar oud, maar hij mag vanavond even een avondje met heit mee.

De voorzitter:
Van harte welkom. Wat mooi! Wat leuk dat je er bent.

De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, we zijn hier in vervolg op het schriftelijke overleg. We hebben het gehad over het ontwerpbesluit met betrekking tot de koppeling van gewerkte uren voor de ouders met een partner met een Wlz-1-indicatie of een gedetineerde partner. Dat was een hele mond vol, maar precies dit soort wijzigingen maakt het verschil voor veel mensen die nu nog benadeeld worden door overheidsbeleid. Het is geen geheim dat mijn partij het toeslagenstelsel het liefst ziet verdwijnen. Tot die tijd is het essentieel dat we zo veel mogelijk hardheden uit het verschrikkelijk complexe toeslagenstelsel halen. Mijn collega Van Weyenberg diende samen met de VVD een motie in om die hardheden te inventariseren en weg te werken, de zogenoemde quick fixes. Ik moet zeggen dat het me dan ook verbaast dat het kabinet in zijn schriftelijke reactie over de quick fixes vooral spreekt over de financiële consequenties en het budgettaire beeld. Het gaat er vooral om dat we een rechtvaardiger stelsel realiseren voor de Nederlandse burgers. Ik wil graag de bevestiging van de minister dat zij het met mij eens is dat het filteren van hardheden voor burgers zwaarder weegt dan het financiële plaatje.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Er was één vraag en één motie. Ik schors voor een enkel moment. Daarna kan de minister de gestelde vraag beantwoorden en de motie van een oordeel voorzien.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Van Gennip:
Dank u wel, voorzitter. Dank dat ik eventjes kon overleggen. Deze ambtenarenkamer is veel dichterbij dan die bij de commissiedebatten. Dat is een voordeel.

De heer Kwint. Nee, laat ik eerst even in het algemeen zeggen dat ik uit deze discussie opmaak dat de Kamer het ermee eens is dat we een belangrijke stap hebben gezet om het voor mensen met een Wlz-indicatie en met een partner in detentie mogelijk te maken dat ze recht hebben op kinderopvangtoeslag als ze werken. Ik denk wel echt dat dit een van de zaken is — de heer De Jong zei het al — waarmee je het verschil maakt voor individuele burgers. Dit is een van de redenen waarom we ons werk hier elke dag willen doen en waarom we het goed willen doen. Dit maakt echt uit voor de kinderen van die mensen en voor die mensen zelf.

Dan heb ik één motie van de heer Kwint en dadelijk nog een vraag van de heer De Jong. De groep ouders die een Wlz-indicatie heeft, is natuurlijk duidelijk aan te wijzen. Dat weet de heer Kwint ook. De groep ouders die vanwege een ernstige ziekte tijdelijk of langer niet voor hun kinderen kunnen zorgen maar geen Wlz-indicatie hebben, is vrij divers. Dan is maatwerk gepaster dan het generieke instrument van de kinderopvangtoeslag. Voor dat maatwerk hebben we de gemeentes. Die kunnen dat benodigde maatwerk leveren. Die kennen die gezinnen. Er is een onderzoek gedaan naar de werking van de SMI. De SMI wordt door de gemeentes uitgevoerd. Dat onderzoek uit 2020 heeft dat ook aangetoond. Daar kwam ook naar voren dat gemeentes de SMI vaker hebben ingebed in het bredere domein van jeugd en onderwijs. Gemeentes geven ook aan dat zij blij zijn met hoe ze die SMI kunnen uitvoeren en een afweging kunnen maken tussen de SMI en andere instrumenten, zodat ze voor de gezinnen die die problemen hebben, dat maatwerk kunnen leveren. Dat betekent dus ook dat de financiële tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang voor die situaties via de gemeente loopt. Daarmee moet ik uw motie op stuk nr. 456 ontraden.

De heer Kwint (SP):
Eén vraag. Dat onderzoek laat zien dat de gemeentes zelf heel tevreden zijn over de werking van de Sociaal Medische Indicatie. Maar ik heb nog nooit een onderzoek meegemaakt waarbij gemeentes een taak toegewezen hadden gekregen en niet zelf vonden dat ze tevreden waren over de uitvoering, tenzij er meer geld bij moest. Ik snap dat we het misschien nu niet eens kunnen worden, maar zou het een idee zijn dat we op termijn ook een keer aan de ontvangende kant gaan bekijken hoe dit bevalt? Want uiteindelijk maakt het mij niet zo heel veel uit of de gemeenten tevreden zijn, maar willen wij, zoals u net aan het begin ook zei, vooral dat die kwetsbare groepen geholpen worden. Ik bedoel dat we daar breder naar kijken dan alleen de tevredenheid van de gemeentes.

Minister Van Gennip:
Dat vind ik wel een goed idee, juist omdat ik vermoed dat de heer Kwint deze motie heeft ingediend omdat hij bepaalde signalen heeft. Ik zou benieuwd zijn naar die signalen. Dan kunnen we dat meenemen in het onderzoek en bekijken of het een breed of een smaller probleem is, of het komt doordat de ene gemeente het anders interpreteert dan de andere of omdat de regeling op de een of andere manier niet goed loopt. Maar dan kunnen we uw signalen meenemen en de evaluatie, die we dus twee jaar geleden hebben gedaan, gewoon herhalen, maar dan met een duidelijke focus op de ontvangende kant: de ouders met een ernstige ziekte die nu onder de SMI vallen.

Dan de vraag van de heer De Jong. Dat moest ik even opzoeken. De vraag gaat over de brief die door mijn collega van Toeslagen aan u is gestuurd. Die staat geagendeerd voor het commissiedebat Toeslagen dat u volgende week met de staatssecretaris hebt. We hebben natuurlijk in het coalitieakkoord oplossingen voor een aantal van die knelpunten opgenomen, bijvoorbeeld de KGU, die we geregeld hebben. We gaan ondertussen door met het verkennen van verbeteringen in het systeem. Maar u zegt eigenlijk: realiseer je je wel hoe belangrijk de toon is die wij hier met elkaar aanslaan? Dat hoorde ik u vooral zeggen: realiseer je je wel dat we ergens vandaan komen en niet voor niks hier bezig zijn met hardheden? We zijn in het algemeen — u hebt daar een aantal moties over aangenomen — aan het kijken wat we kunnen doen, of we anders naar burgers kunnen kijken, namelijk vanuit vertrouwen in plaats vanuit wantrouwen, en hoe we niet meer naar 1-0-situaties gaan, waarbij een fout van een burger onmiddellijk leidt tot een grote boete. Al dat soort zaken hebben ermee te maken dat die burger — en dat zijn u en ik ook — wanneer die aan een loket komt, het gevoel heeft dat die een gelijkwaardige partner is en echt een gesprek over zijn of haar situatie kan voeren. Dat is in ieder geval mijn interpretatie van wat u zojuist zei. Dat is volgens mij hoe we dat inderdaad moeten aanvliegen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dan stemmen we volgende week dinsdag over de ingediende motie.

Gezond en veilig werken

Gezond en veilig werken

Aan de orde is het tweeminutendebat Gezond en veilig werken (CD d.d. 12/05).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dan gaan we naar het laatste tweeminutendebat van vanavond. Dat is het tweeminutendebat Gezond en veilig werken. Ik geef het woord aan mevrouw Kathmann. Zij zal spreken namens de PvdA. Mevrouw Kathmann heeft dus het woord; daar komt ze aan. Ik snap dat alle stapels papier en moties erbij gepakt moeten worden, maar we gaan wel door.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Voorzitter. Wie in structurele armoede leeft, leeft vaak zeven jaar korter, dus ik denk dat de allergezondste en meest veilige werkplek een werkplek is waar eindelijk dat minimumloon omhoog is gegaan. Dat wilde ik dus wel even gezegd hebben.

Maar daar ging het debat niet over. Het debat ging wél over uitbuiting en de handhaving daarop, en over seksuele intimidatie en de ILO-verdragen die we daarop nog moeten ratificeren en implementeren. Het ging ook over de platformmedewerkers op Schiphol, die al jaren worden blootgesteld aan giftige stoffen; het ging erover dat daar ook een keer iets aan gedaan moet worden en dat dat moet stoppen.

We zijn blij met de toezeggingen van de minister, maar toch heb ik nog twee moties. Vanochtend sprak ik namelijk met een dame die met long covid kampt, net als duizenden van haar collega's in de zorg en het onderwijs. Excuses voor mijn stem; ik heb net heel hard gerend.

De voorzitter:
En alsnog te laat.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dan de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vele zorg- en onderwijsmedewerkers op het werk zijn besmet met covid vanwege onvoldoende bescherming tijdens het werk;

overwegende dat werknemers nu kampen met gezondheidsschade, financiële schade en het verlies van hun baan;

overwegende dat covid en long covid al zijn aangemerkt als beroepsziekten;

verzoekt de regering in analogie van de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten een tegemoetkomingsfonds long covid in te stellen voor in ieder geval werknemers in het onderwijs en de zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 436 (25883).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de stormachtige ontwikkeling van de flitsbezorging en krapte op de arbeidsmarkt ertoe kan leiden dat kinderen steeds vaker aan de slag gaan als flitsbezorger;

overwegende dat de Arbeidsinspectie bij flitsbezorging dezelfde arbeidsrisico's als in de maaltijdbezorging ziet en om die reden de suggestie doet om ook een verbod voor jongeren onder 16 jaar in de flitsbezorging in te stellen;

verzoekt de regering een verbod op flitsbezorging door jongeren onder de 16 jaar te betrekken bij de modernisering van de regels voor kinderarbeid;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann en Maatoug.

Zij krijgt nr. 437 (25883).

Dank u wel. Ik dacht dat mevrouw Maatoug iets vertraagd was, dus dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Palland, die spreekt namens het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank. We hebben een debat gehad over gezond en veilig werken. Ik zou hier in het tweeminutendebat graag op één punt terug willen komen. We hebben natuurlijk onder andere gesproken over alle punten die mevrouw Kathmann al aangaf, maar ik heb ook vragen gesteld over asbest en hoe we daarmee omgaan, en ook over ons asbeststelsel. Dat was ook mede naar aanleiding van ruggespraak met collega's van de SGP, die daar ook al een consistente lijn in hebben over de jaren heen.

Wij constateren namelijk dat er onvrede is bij de VNG en bij Aedes over de meerjarenaanpak en de voortgang in de innovatieve technieken. Zij hebben ook een pas op de plaats bepleit. Er is discussie in het veld over de positie van certificerende instellingen. Daarom hadden wij in het commissiedebat ook gevraagd een onafhankelijke commissie daar nog eens een keer naar te laten kijken. De minister gaf echter aan dat zij dat om moverende redenen niet wil, maar dat zij wel de motie-Renkema zou uitvoeren, die vraagt om een externe evaluatie. Maar wij blijven wat worstelen op dit punt. De innovatie loopt maar dat gebeurt in onze beleving beperkt, want er zijn er inmiddels drie goedgekeurd. Heeft de minister overleg met VNG en Aedes over onder andere de mogelijkheden om innovatie te versnellen? Kan zij de zorg wegnemen over de positie van certificerende instellingen en over de vermeende vermenging daarbij tussen publiek en privaat? Wanneer is er zicht op die toegezegde evaluatie?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot in dit tweeminutendebat geef ik het woord aan de heer De Jong, die zal spreken namens de PVV.

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter. Figuren die binnen malafide uitzendbureaus arbeidsmigranten uitbuiten, moeten kei- en keihard worden aangepakt. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering maatregelen te treffen om malafide uitzendbureaus en verantwoordelijken binnen deze organisaties die zich (mede) schuldig hebben gemaakt aan uitbuiting van medewerkers dan wel het faciliteren van uitbuiting nooit meer direct of indirect werkzaam te laten zijn binnen de uitzendbranche en verantwoordelijken binnen deze organisaties tevens hoofdelijk aansprakelijk te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 438 (25883).

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter. Dan de volgende motie. Tijdens dit commissiedebat ging het ook over arbeidsmigratie en over de gevolgen daarvan. Vandaag tijdens het vragenuurtje hebben we het gehad over het interview met de minister als het gaat om het al dan niet faciliteren van arbeidsmigratie uit Frankrijk, Parijs, de banlieues, de getto's aldaar. De minister heeft in dat interview aangegeven dat ze er een voorstander van is om dat soort gasten in de Nederlandse horeca te laten werken terwijl we onze eigen mensen hier niet eens aan de slag krijgen en er een gigantisch probleem is met 1,2 miljoen mensen die niet aan de slag komen. Daar moet de minister mee bezig zijn en niet met dit gevaarlijke plan. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om op geen enkele manier (criminele) migranten uit de Franse banlieues direct of indirect richting Nederland te faciliteren dan wel onder de noemer "arbeidsmigratie" naar Nederland te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 439 (25883).

Dank u wel. Ik had hem niet op mijn lijstje staan, maar hij is er nu toch, de heer Van Kent namens de SP.

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. We hebben het in het debat over een aantal zaken gehad. We hebben een hele hoop toezeggingen, brieven en dergelijke van de minister gekregen.

Ik zou er één ding uit willen lichten. Dat is de bouwplaats-ID, zodat je op de bouwplaats precies weet wie er voor welke aannemer of onderaannemer werkt, voor welke tarieven en wat eenieders nationaliteit is. Al dat soort zaken weet je dan, zodat ook inspectie en controle mogelijk worden. Daar is anderhalf jaar geleden al een motie voor aangenomen. Er zou ergens in het najaar wellicht een brief gaan komen van de minister, maar wij zouden dit toch echt eerder willen. Dit is heel concreet en al anderhalf jaar geleden voorgesteld. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer in februari 2021 een motie heeft aangenomen om een landelijke pilot van de bouwplaats-ID mogelijk te maken;

verzoekt de regering alle mogelijkheden, onmogelijkheden en alternatieven voor de bouwplaats-ID te onderzoeken, en de Kamer hier voor Prinsjesdag over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent.

Zij krijgt nr. 440 (25883).

De heer Van Kent (SP):
Hierbij nadrukkelijk het verzoek aan de minister om dat zo kant en klaar en concreet mogelijk bij de Kamer aan te leveren, zodat we na anderhalf jaar niet nóg heel veel langer hoeven te wachten voordat er echt wordt ingegrepen op de bouwplaats. Dat is namelijk nodig en kan levens redden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn vijf moties ingediend. Kan dat in enkele minuten, minister? Ik begrijp dat dat kan.

De vergadering wordt van 20.18 uur tot 20.26 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor het oordeel over de vijf ingediende moties.


Termijn antwoord

Minister Van Gennip:
Voorzitter. Ik heb hier ook een aantal vragen. Mevrouw Kathmann sprak over het debat en noemde daar een aantal onderwerpen bij. Wat ik bovenal meeneem van het debat is dat we het met elkaar hebben gehad over hoe belangrijk het is dat er een aanwezige overheid is, die normen stelt, een visie heeft en deze visie vervolgens naar beleid vertaalt. Dat beleid moet vervolgens door de markt en de verschillende partijen in die markt worden opgepakt. Dat is ook iets waar ik voor sta, door te zeggen: wat willen wij nou met elkaar als het gaat over arbeidsmigranten en arbeidsomstandigheden? Hoe willen we als overheid dat die arbeidsplaats eruitziet? Dat is even mijn parapluterugkoppeling van het debat.

Dan zei mevrouw Kathmann ook dat mensen in armoede zeven jaar korter leven. Dat is inderdaad een schrijnend feit. We hebben daar een aantal — ik denk twee — maanden geleden ook een SER-advies over aangevraagd, omdat we het als kabinet belangrijk vinden om te begrijpen hoe dat komt en wat we eraan kunnen doen. Ik denk dat we daar naar aanleiding van het SER-advies ook weer een goed debat over kunnen voeren, want dat is een hele belangrijke. Maar het zal wel even duren voordat dat advies uitkomt. Zo gaat dat met SER-adviezen.

Mevrouw Kathmann heeft twee moties ingediend. De eerste gaat over longcovidpatiënten. Daarin verzoekt mevrouw Kathmann om een regeling à la de TSB in te stellen voor, in ieder geval, werknemers in het onderwijs en de zorg. Het kabinet vindt het heel belangrijk dat mensen met long covid goed geholpen worden en erkend worden in hun klachten. Dat heeft mijn collega Helder natuurlijk ook al een aantal keer gezegd. We kunnen hier nu een heel juridisch debat gaan voeren waarom de vergelijking met de TSB-regeling hier niet opgaat, want die kent een andere achtergrond, maar volgens mij is dat niet de juiste weg om het debat te voeren. Volgens mij gaat het om die werknemers, en ook niet-werknemers natuurlijk, met long covid. Ik interpreteer uw motie vooral als een aansporing aan het kabinet om met die verschillende sectoren in gesprek te gaan, dus mijn collega van Onderwijs met het onderwijs en mijn collega van Zorg met de zorg, en om te kijken hoe we deze mensen met long covid het beste kunnen helpen. Ik zou u willen vragen om de motie tot vlak na de zomer aan te houden, want dan informeert het kabinet uw Kamer over waar we staan met al die gesprekken en hoe we dat willen oppakken. Laten we niet nu al voorsorteren op de manier waarop het moet worden opgelost. Laten we eerst even kijken wat de verschillende mogelijkheden zijn en wat er precies aan de hand is. Het is echt nog vroeg in de ontdekkingstocht van wat long covid precies is, hoelang dat gaat duren en wat je eraan kunt en moet willen doen. Mijn vraag is of u de motie tot na de zomer wilt aanhouden.

De voorzitter:
Mevrouw Kathmann, wilt u de motie aanhouden?

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Als ik de woorden van de minister zo mag wegen dat SZW wel de regie pakt over de gesprekken van de verschillende ministeries met de sectoren, omdat we het hier hebben over een beroepsziekte, houd ik de motie graag aan.

Minister Van Gennip:
Ik vind het op zich prima om de regie te nemen, maar de vraag is even wie vanuit het kabinet het beste de regie kan nemen. Moet ik dat zijn of een collega-minister? Maar het staat buiten kijf dat er één aanspreekpunt komt en dat wij daar allemaal bij betrokken zijn.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Kathmann knikken.

Op verzoek van mevrouw Kathmann stel ik voor haar motie (25883, nr. 436) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik vraag de minister om een beetje vlotjes door de moties heen te gaan.

Minister Van Gennip:
De motie over de flitsbezorging, op stuk nr. 437, kan heel flitsend. Die motie gaat over kinderarbeid bij flitsbezorgers. Wij hebben een wijziging van de regelgeving in de in de pijplijn zitten, zoals u weet, in het kader van de bredere modernisering van de regels voor kinderarbeid. Er is een onderzoek bijna afgerond om integraal te kunnen kijken welke wijzigingen in de regelgeving over kinderarbeid nodig zijn. Die regels wil ik graag in samenhang aanpassen. Daar neem ik deze motie in mee. Na de zomer krijgt u het onderzoek en mijn reactie daarop ten aanzien van de modernisering van de regels. Als u het met die aanpak eens bent, krijgt de motie wat mij betreft oordeel Kamer, waarbij ik ook nog even wil zeggen: ik deel uw zorgen.

De voorzitter:
Mevrouw Kathmann knikt. De motie op stuk nr. 437 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 438.

Minister Van Gennip:
Ik ga eerst even in op een aantal vragen van mevrouw Palland. Zij vroeg of wij in overleg kunnen treden met VNG en Aedes over de mogelijkheden om innovatie te versnellen. Wij spreken op dit moment met alle stakeholders, dus ook met de VNG en Aedes. We zijn graag bereid om met allebei overleg te voeren om te kijken waar zij die belemmeringen ervaren. Ik zou u eigenlijk willen zeggen: ik denk dat het goed is om een analyse uit te voeren waarom die innovatie niet van de grond komt. Want u had het over drie voorbeelden. Ik ben zelf op een asbestwerkbezoek geweest. Toen waren het er inmiddels vijf, geloof ik. Het waren er in ieder geval een handvol. Ik weet niet meer het precieze aantal, maar het waren er niet zo veel dat je zegt: ja, dat loopt lekker. Dus als ik het overleg wat breder mag trekken, dan zou ik zeggen dat ik een analyse wil doen naar het waarom en naar hoe we het kunnen versnellen. Met "het waarom" bedoel ik de vraag waarom het wat stokt met de innovatie.

Mevrouw Palland vroeg ook naar de onduidelijkheid over certificerende instellingen en publiek-private vermenging. Ik begrijp dat dat een jaar of twee, drie geleden in een brief is toegelicht. Die willen wij best opnieuw … We willen natuurlijk niet die brief opnieuw sturen, maar de inhoud verversen voor dit moment en dat op die manier aan u laten weten. We moeten natuurlijk even bekijken wat er precies aan de hand is.

Dan de externe evaluatie. De evaluatie zoals omschreven in de motie waar u aan refereert, zal ik zeker uitvoeren, maar niet voordat de aanpassingen in het stelsel zijn uitgevoerd. We zijn nu dat stelsel aan het verbouwen. Dan is het een beetje raar om tussendoor te gaan evalueren. Dus we gaan het stelsel eerst afmaken en dan evalueren. Dat is de planning op dit moment.

Mevrouw Palland (CDA):
Dank voor de beantwoording en het begrip daarvoor. Ik vroeg ook wanneer we die evaluatie kunnen zien. U had in het commissiedebat al aangegeven dat u dat niet wilde doorkruisen. Dat is dus volgtijdelijk. Maar ik ben ook blij met de eerste toezegging over de analyse. Dat is wat mij betreft een stap de goede kant op, dus ik kan ermee volstaan dat die evaluatie na de implementatie volgt. We zien dan wel wanneer dat is.

De voorzitter:
Ik zie de minister knikken. Dan kunnen we naar de motie op stuk nr. 438, denk ik.

Minister Van Gennip:
Ja.

De voorzitter:
Mooi.

Minister Van Gennip:
De motie op stuk nr. 438 gaat over arbeidsmigratie en uitzendbureaus. Ik zou de heer Léon de Jong willen vragen om die motie aan te houden tot het tweeminutendebat over arbeidsmigratie, omdat ik mij zomaar kan voorstellen dat er dan meerdere moties over dit onderwerp ingediend worden. Het lijkt mij wel zo prettig om die bij elkaar te kunnen zien.

De voorzitter:
Ik zie meneer De Jong niet knikken, dus wat is het oordeel over de motie als die niet wordt aangehouden?

Minister Van Gennip:
Het aanhouden vraagt … Dat tweeminutendebat over arbeidsmigratie gaan we nog …

De voorzitter:
Maar als hij dat niet zou doen? Wat is dan uw oordeel?

Minister Van Gennip:
Als ik even mag. Het tweeminutendebat over arbeidsmigratie gaat nog plaatsvinden voor het reces. Dat heb ik de Kamer toegezegd. U krijgt nog een brief over wat er op dit moment wel en niet mogelijk is om die foute toestanden bij uitzendbureaus aan te pakken. Daarin gaan ongetwijfeld dit soort zaken terugkomen. Maar ik zou u willen vragen om de motie aan te houden tot dat tweeminutendebat en totdat die brief er is, ook omdat een aantal collega's van de heer De Jong hebben gevraagd om dit mee te nemen in de discussie over het aanpakken van die toestanden. Ik zou het mooi vinden als ik dat allemaal in één keer kan doen.

De voorzitter:
Meneer De Jong, het verzoek is om uw motie aan te houden.

De heer Léon de Jong (PVV):
Maar we hebben het hier gewoon over gehad tijdens het commissiedebat. U kunt de Handelingen er gewoon op nalezen. Ik heb het aangegeven over de uitzendbureaus. Ik heb aangegeven dat de gasten die arbeidsmigranten uitbuiten, keihard moeten worden aangepakt. Dat was een onderdeel van mijn spreektekst. Dat was een onderdeel van het debat. Waarom zou ik in hemelsnaam moeten wachten op een ander moment? Dit kwam ter sprake tijdens het commissiedebat. Ik zou graag een oordeel willen hebben over deze motie.

Minister Van Gennip:
Ik ben even aan het denken. Ik vind het te vroeg. Op dit moment moet ik de motie dus ontraden. Ik begrijp welke richting u op wilt gaan. We hebben het over de plof-bv's gehad. Ik begrijp waarom dit belangrijk is, niet alleen voor u, maar voor veel mensen in dit debat. Maar ik vind het te vroeg om het nu op deze manier te doen. Ik wil er echt even voor zorgen dat ik de toegezegde brief aan uw Kamer stuur.

De heer Léon de Jong (PVV):
Ik heb het aangegeven tijdens het debat. Het lijkt erop dat de minister deze motie helemaal niet eens echt in haar overleg van zojuist heeft overwogen. U dacht dat ik de motie wel zou aanhouden tot een tweeminutendebat over een ander commissiedebat. Het is tijdens dit commissiedebat naar voren gebracht. Nu gaat u gewoon iets ontraden omdat u er niet over heeft nagedacht. Als u mij toestaat, voorzitter. Dit gaat over de belangen van werknemers. Het gaat over de malafide praktijken van uitzendbureaus. Het zou zo moeten zijn dat de minister zegt: "Ik vind de strekking van deze motie hartstikke goed. We moeten die gasten aanpakken, dus ik sta achter de strekking. Het zou mooier zijn als ik het in z'n geheel zou kunnen benoemen, maar ik heb dezelfde insteek als meneer De Jong. Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer." Dan zou ik zelf nog wel de afweging willen maken om het te betrekken bij een volgend VAO. Maar de motie ontraden omdat u er gewoon niet over heeft nagedacht terwijl het een onderdeel was van het commissiedebat, kan ik niet accepteren. Dus ik vraag toch opnieuw: kijk even naar die motie. Misschien moeten we even schorsen, want ik wil dat u een eerlijk en normaal oordeel geeft over die motie.

De voorzitter:
We gaan niet schorsen. We vragen de minister nog om een reactie en dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 439.

Minister Van Gennip:
We hebben dit debat ook in het commissiedebat gevoerd. De vraag is of je kunt faciliteren dat medewerkers nooit meer direct of indirect werkzaam zijn binnen de uitzendbranche. De verantwoordelijken hoofdelijk aansprakelijk stellen, is op dit moment gewoon ... Ik heb u in het commissiedebat toegezegd dat we dat soort dingen moeten uitzoeken. We komen in onze hoofdlijnenbrief over de uitzendbranche in de zomer terug op de vraag op welke manier we die plof-bv's en hun eigenaren kunnen aanpakken. Dat heb ik u allemaal toegezegd. Daar wil ik gewoon niet op vooruitlopen. We moeten juridisch goed uitzoeken wat wel en niet kan. Ik begrijp wat uw wens is. Het ergert mij ook dat er plof-bv's zijn die doorgerold kunnen worden, maar ik weet niet of dit de manier is om dat nu aan te pakken. Ik heb in het commissiedebat ook gezegd dat ik het eerst echt beter wil uitzoeken.

De voorzitter:
Dan zijn we bij de motie op stuk nr. 439.

Minister Van Gennip:
De motie op stuk nr. 439 is ook van de heer De Jong. Hij verzoekt de regering om op geen enkele manier direct of indirect te faciliteren dat arbeidsmigranten naar Nederland worden gehaald. Als u met "indirect faciliteren" een stop op het vrije verkeer van personen bedoelt, dan weet u dat ik het daar niet mee eens ben. Als u bedoelt "geen proactief plan om op dit moment Franse jongeren naar Nederland te halen", dan weet u ook dat dat plan er niet is. Dat heb ik vanmiddag gezegd. Als ik "indirect faciliteren" moet lezen als het stoppen van het vrije verkeer binnen Europa ... Dat kan niet.

De voorzitter:
Dus het oordeel is?

Minister Van Gennip:
Ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 439 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 440.

Minister Van Gennip:
Die is van de heer Van Kent en gaat over een bouwplaats-ID. Daar hebben we het inderdaad in het commissiedebat over gehad. Ik begrijp uw ongeduld. U zei dat u in februari 2021 een motie heeft ingediend. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die wel is opgepakt, maar niet zo snel als u en ik misschien zouden willen. We hebben die inmiddels fanatiek opgepakt. U vraagt mij om dat voor Prinsjesdag voor elkaar te krijgen, maar dat gaat niet lukken. Ik heb u in het Kamerdebat wel toegezegd dat ik u in het derde kwartaal zal informeren over de uitkomsten van de verkenning. Ik wil die verkenning, die ik in het commissiedebat heb toegezegd, best verduidelijken, verbreden of verdiepen met de zaken die u in deze motie noemt. Maar Prinsjesdag halen we niet. Ik begrijp uw ongeduld, maar we zijn inmiddels flink op stoom.

De heer Van Kent (SP):
Het ongeduld is inderdaad groot. Begrijp ik het goed dat u de toezegging wilt uitbreiden met een aantal andere zaken die ik in de motie noem? Als ik van "Prinsjesdag" "najaar" maak, wordt de toezegging dan uitgebreid als de motie wordt aangenomen?

Minister Van Gennip:
Ja, maar Prinsjesdag halen we niet. Als we het in het najaar, in het derde kwartaal, kunnen doen ... Zoals het hier staat, is het wel heel breed, dus dat wordt dan het vierde kwartaal. De toezegging uit het commissiedebat, dat we het in het derde kwartaal doen, was al vrij krap. Dit wordt het vierde kwartaal. Dan moeten we u echt kunnen laten zien wat we wel of niet kunnen doen met een bouwplaats-ID. Het is duidelijk dat we iets willen waardoor we weten wie er op de bouwplaats is, maar het is nog even de vraag wat kan. Daarmee kom ik op de beren op de weg. Private organisaties, publieke organisaties en de cao-partners zijn er allemaal bij betrokken. Er moet gegevensuitwisseling plaatsvinden. Dat is nog niet zo makkelijk. Dat leidt tot de bekende discussies over gegevensuitwisseling. Dat is een van de voorbeelden waarom dit op dit moment nog verder uitgezocht moet worden. Het staat nog een beetje in de kinderschoenen, maar het verdient wel reuzenlaarzen.

De voorzitter:
De heer Van Kent tot slot.

De heer Van Kent (SP):
Dan pas ik mijn motie graag aan door "Prinsjesdag" te vervangen door "derde kwartaal".

Minister Van Gennip:
Vierde kwartaal.

De voorzitter:
En dan is het oordeel Kamer?

Minister Van Gennip:
Ja. Met "vierde kwartaal" is het oordeel Kamer.

De voorzitter:
Oké.

De motie-Van Kent (25883, nr. 440) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Kent en Kathmann, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer in februari 2021 een motie heeft aangenomen om een landelijke pilot van de bouwplaats-ID mogelijk te maken;

verzoekt de regering alle mogelijkheden, onmogelijkheden en alternatieven voor de bouwplaats-ID te onderzoeken, en de Kamer hier uiterlijk het vierde kwartaal over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 441, was nr. 440 (25883).

De motie is aangepast en krijgt oordeel Kamer. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het vierde achtereenvolgende tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan heel kort schorsen voor een changement in vak-K en daarna gaan we door met een initiatiefwet.

De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.47 uur geschorst.

Wet werken waar je wilt

Wet werken waar je wilt

Aan de orde is de behandeling van:

  • het Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Maatoug tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats (Wet werken waar je wilt) (35714).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Het is een bijzonder mooie avond om twee redenen, collega's, mensen thuis, collega's in vak-K, minister. Er is namelijk een initiatiefwetsvoorstel aan de orde. Dat is het Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Maatoug tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats oftewel de Wet werken waar je wilt, Kamerstuk 35714. Het is bijzonder dat Kamerleden gebruikmaken van misschien wel het meest bijzondere en belangrijkste recht dat wij als Kamerleden hebben, namelijk het initiatiefrecht, het recht van initiatiefwetgeving. Het is mooi dat u gebruikmaakt van dit instrument.

De initiatiefnemers worden vanavond in vak-K ondersteund door mevrouw Agnes Maassen, medewerker van de D66-fractie, en mevrouw Meike Hellevoort, medewerker van de GroenLinksfractie. Van harte welkom. Ik heet ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wederom van harte welkom, vanavond in de hoedanigheid van adviseur.

We hebben een eerste termijn wetsbehandeling. De indieners gaan zelf over het vervolg van de wetsbehandeling, dus de eerste termijn van de Kamer is vandaag. De indieners komen later aan het woord.

Ik zei al dat er twee heugelijke feiten zijn vanavond, want er is ook een maidenspeech. Dat is een van de mooiere dingen die je in de Kamer kan meemaken. Daar mag u vanavond allemaal bij zijn, want de heer Simons van de VVD gaat straks, als derde spreker, zijn maidenspeech houden. Ik zal daarna schorsen om de felicitaties over te brengen. Daarvoor moet hij natuurlijk wel eerst de maidenspeech houden.

Geniet ervan met z'n allen, zou ik zeggen.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Kröger. Zij zal spreken namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Vandaag behandelen we de initiatiefwet Werken waar je wilt, van collega's Steven van Weyenberg en Senna Maatoug, en daarvoor andere indieners die geen Kamerlid meer zijn. Allereerst natuurlijk complimenten aan de indieners en hun ondersteuning voor het vele, vele werk dat zij hebben verzet.

Voorzitter. Het coronavirus heeft de wereld even op zijn kop gezet. Allerlei vanzelfsprekendheden waren opeens niet vanzelfsprekend meer. Je zou het al bijna weer vergeten na dit zonovergoten weekend met volle terrassen en festivals vol mensenmassa's, alhoewel ik vrees dat het nog terugkomt, maar nog geen tweeënhalf jaar geleden liepen mensen op straat met een grote boog om elkaar heen. Menselijk contact was opeens iets gevaarlijks. Ook voor ons werk had de coronacrisis grote gevolgen. Zorgverleners bleven hun werk doen, maar stonden daarbij bloot aan grote risico's. Leraren moesten hun vak opnieuw uitvinden: het lesgeven vanuit huis aan een scherm dat soms bestond uit zwarte vierkantjes. Vele mensen met een kantoorbaan hadden opeens geen kantoor meer, maar een keukentafel. Uitspraken als "je staat nog op mute" en "is dat een oud handje?" kunnen inmiddels toegevoegd worden aan het standaard kantoorvocabulaire. Ik denk dat iedereen met een kantoorbaan het kan bevestigen: er is iets wezenlijk veranderd in ons werken. Overleggen zijn vaker digitaal en men doet vaker werk vanuit huis. Dat heeft ook echt zo zijn voordelen. Het scheelt reistijd en je kan je werktijden flexibeler indelen, wat veel mensen als een vorm van vrijheid ervaren. Het feit dat het reistijd scheelt, scheelt ook een hele hoop CO2- en stikstofuitstoot, zeg ik als woordvoerder klimaat en mobiliteit — mijn normale portefeuilles.

De maatschappelijke baten van het recht op thuiswerken zijn dus groot. Bovendien is het ook positief voor mensen die tot nu toe meer moeite hadden om aan werk te komen, bijvoorbeeld vanwege de combinatie met zorgtaken of vanwege een fysieke beperking. Maar het vele thuiswerken heeft natuurlijk ook de mindere kanten daarvan laten zien. Mensen verloren het contact met collega's en konden daardoor vereenzamen. Ook leidde thuiswerken er soms toe dat werk en privé meer door elkaar heen gingen lopen. Als het niet meer nodig is om fysiek op locatie te zijn om te vergaderen, dan kan je dat dus altijd en overal doen, ook 's avonds als de kinderen op bed liggen of zelfs vanaf je vakantieadres. Daar hebben we volgens mij allemaal ervaring mee. Dat maakt het dus ook moeilijker om je grenzen te bewaken. In dat kader wil ik de indieners van deze wet heel graag vragen om wat uitgebreider toe te lichten hoe zij kijken naar het recht op onbereikbaarheid. Daar heeft de Partij van de Arbeid een heel mooi voorstel voor gemaakt. Ik ben heel benieuwd of de indieners dat ook steunen. Dat was eigenlijk een soort balancering van deze wet.

De maatschappelijke verandering die gaande is rondom thuiswerken krijgt met deze initiatiefwet een wettelijke basis. In de maatschappij verandert er iets. Normen over hoe we kijken naar thuiswerken veranderen. Deze wet borgt dat verder. Dat is wat ons betreft een hele goede zaak. Op dit moment kan een werkgever een verzoek om thuis te werken eigenlijk met elke reden afwijzen. Het is verstandig om daar meer richting aan te geven. Overigens geldt deze wetswijziging niet alleen voor een verzoek tot thuiswerken, maar ook juist voor een verzoek tot op kantoor werken. Zeker in de latere fases in de coronacrisis zagen we dat sommige werkgevers druk uitoefenden op werknemers om zo veel mogelijk thuis te werken, bijvoorbeeld om daarmee kantoorkosten te besparen. Dan is het goed dat werknemers een recht kunnen claimen om juist op kantoor te werken. Deze wet geeft werknemers die hiermee te maken krijgen ook meer mogelijkheden om een werkplek op kantoor op te eisen. Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat een verzoek van een werknemer moet worden ingewilligd als dat een redelijk en billijk verzoek is. Daarmee ligt er wat GroenLinks betreft een gebalanceerd voorstel. Het is fijn dat de SER hierop met een gezamenlijk standpunt van werkgevers en werknemers is gekomen.

Ik heb nog twee specifieke vragen. De ene vraag is naar aanleiding van de nota van wijziging. Het is goed dat ook de werknemer motivering moet aanvoeren bij zijn verzoek, maar kunnen de initiatiefnemers nog iets meer toelichten wat dat precies inhoudt? Wat wordt mensen nu echt gevraagd? Dat mag wat ons betreft geen drempel worden om een dergelijk verzoek in te dienen.

De tweede vraag gaat over arbeidsvoorwaarden. We hebben een heleboel arbowetgeving. Hoe werkt dit recht op thuiswerken in op de arbowetgeving? Wat vraag je van werkgevers om ervoor te zorgen dat je thuis ook echt prettig kunt werken?

Voorzitter. Tot slot wil ik de initiatiefnemers nogmaals heel erg bedanken, en nogmaals benadrukken hoe belangrijk thuiswerken is, zeker in een tijd waarin we ook voor een hele grote klimaatopgave staan. In de cijfers las ik hoeveel CO2 er wel niet bespaard kan worden met veel meer thuiswerken, als je één dag per week thuiswerkt. Daarom zeg ik als klimaatwoordvoerder van GroenLinks dat ik ook om die reden erg blij ben met dit wetsvoorstel.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kathmann. Zij zal spreken namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kathmann (PvdA):
Dank, voorzitter. Voor ons ligt de initiatiefwet Werken waar je wilt. Daarmee wil ik de collega's Van Weyenberg en Maatoug natuurlijk ongelofelijk complimenteren, want het is een hartstikke mooi wetsvoorstel. Het kostte ook ongelofelijk veel tijd. Even ter verduidelijking voor de kijkers: vaak zijn het de mensen op de tweede rij die echt heel, heel veel werk verrichten. Dus ook dank aan mevrouw Maassen en mevrouw Hellevoort. Meneer Van Weyenberg, u mag zich gelukkig prijzen, want met mevrouw Maatoug in vak-K heeft u toch wel een sleutel in handen om een initiatiefwetsvoorstel gegarandeerd succesvol af te ronden.

Voorzitter. De coronacrisis heeft veel nadelige effecten gehad voor veel mensen. Er zijn ook enkele positieve innovaties die versneld en goed ingezet konden worden. Na wat opstartproblemen werkten eindelijk duizenden werknemers thuis, waar dat tot voor kort niet denkbaar was. Dat bracht heel veel voordelen met zich mee. Zelf kunnen bepalen wanneer je werkt, en tussendoor nog even sporten, naar de tandarts of je kinderen naar school brengen; het kon allemaal een stuk eenvoudiger. Daarbovenop kan het leiden tot minder drukte op de weg of in de trein. Thuiswerken of op locatie werken kan dus vele voordelen hebben. In de basis is het dus een goede wet.

Uit FNV-onderzoek blijkt dat negen op de tien werknemers behoefte heeft aan meer zeggenschap over zijn of haar werkplek. Ook het SER-advies over hybride werken is duidelijk. Naar aanleiding van dit SER-advies hebben de initiatiefnemers een nota van wijziging gestuurd. Daar heb ik nog enkele vragen over. Vraag één: komt het initiatief met deze wijziging juist meer bij de werkgevers te liggen? Twee: wordt het nu moeilijker voor werknemers om op locatie te kunnen werken? En drie: met andere woorden, wat zijn de concrete gevolgen van de nota van wijziging voor de werknemer?

Voorzitter. Ik heb ook wel zorgen bij dit wetsvoorstel. Talloze onderzoeken hebben uitgewezen dat het vele thuiswerken leidt tot meer stress- en burn-outgevallen. De scheiding tussen werk en privé vervaagt. Daar had mevrouw Kröger het ook al over. 's Avonds nog even je mail versturen als je laptop op de eettafel staat, lijkt zo gedaan. Het gevolg daarvan is dat je continu aan staat. De hele dag ontvang je berichtjes en mailtjes, en er komt eigenlijk geen einde aan. Het is de ratrace van deze tijd. Dat moeten we ook een beetje tegengaan. Wat de Partij van de Arbeid betreft moet er een wettelijk recht op onbereikbaarheid komen. Dat betekent dat de werkgever en werknemers met elkaar in overleg dienen te gaan om afspraken te maken over die bereikbaarheid buiten werktijd. Mevrouw Kröger zei het daarnet eigenlijk ook al: deze initiatiefwet staat niet los van de initiatiefwet over het recht op onbereikbaarheid. Eigenlijk is het recht op onbereikbaarheid een logisch gevolg van deze wet. Daarom zou ik van de initiatiefnemers graag een expliciete uitspraak horen over de vraag hoe zij staan tegenover de initiatiefwet over het recht op onbereikbaarheid. Ze hebben daar al een soort eerste beantwoording op gegeven, maar daar was ik niet helemaal tevreden over. Daarom geef ik ze nog een keer de gelegenheid om daarop in te gaan. Zijn de initiatiefnemers het met me eens dat deze wet eigenlijk niet zonder de wet over het recht op onbereikbaarheid kan bestaan? Concreet gezegd: gaan ze die wet steunen?

Een ander punt van zorg is het feit dat veel werknemers geen goede werkplek hebben. Ze zitten op een verkeerde stoel of in een verkeerde houding. Nu hebben veel werkgevers überhaupt geen risico-inventarisatie en -evaluatie, ook wel RI&E, en als ze die al hebben, dan bieden ze onvoldoende faciliteiten om goed thuis te kunnen werken. Hoe denken de initiatiefnemers ervoor te kunnen zorgen dat meer bedrijven een RI&E krijgen? Hoe denken de initiatiefnemers dat het thuiswerken onderdeel wordt van die RI&E? En daarbovenop: hoe denken de initiatiefnemers dat werkgevers, los van de al bestaande fiscale ruimte, arbovoorzieningen gaan treffen?

Voorzitter. Thuiswerken heeft naast voordelen voor werknemers ook kostenvoordelen voor werkgevers. Werkgevers hoeven bijvoorbeeld minder reiskosten te vergoeden. Werknemers hebben daarentegen juist meer kosten. De kosten van het verwarmen van het huis en van elektriciteit zijn natuurlijk torenhoog. Dat hoef ik u allemaal niet te vertellen. Zijn de initiatiefnemers het ermee eens dat de huidige thuiswerkvergoeding, die sporadisch wordt verstrekt, op dit moment te laag is om deze hoge kosten van te kunnen betalen? Klopt het dat deze thuiswerkvergoeding nu niet is geïndexeerd? Zijn de initiatiefnemers het ermee eens dat de fiscale vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding moet worden verruimd?

Voorzitter, tot slot. Het recht om op een locatie te werken, is belangrijk. Wel maak ik me zorgen over de vervaging van de scheiding tussen werk en privé. Vandaar mijn oproep om ook het recht op onbereikbaarheid serieus te nemen.

Als laatste wil ik nog opmerken dat deze wet niet geldt voor de buschauffeur, de verpleegkundige en de leraar, terwijl zij juist meer zeggenschap willen over hun werk en werktijden. Graag vraag ik de initiatiefnemers hoe zij ertegen aankijken dat werknemers met een flexcontract of laagbetaald werk juist vaak weinig zeggenschap over hun werk ervaren. Hoe kunnen we dit juist voor hen verbeteren?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de maidenspeech. Gaat u er allemaal voor zitten. Het woord is aan de heer Simons. Hij zal spreken namens de VVD. Veel plezier.

De heer Chris Simons (VVD):
Voorzitter, beste collega's en belangstellenden. Voor mij is het een grote eer om hier voor u als Tweede Kamerlid mijn maidenspeech te mogen houden; een positie waar ik twee jaar geleden nog niet aan gedacht had. En dat over het onderwerp flexibel werken, waar mijn voorgangers ook al veel over gezegd hebben. Het is echt een onderwerp waar we de afgelopen twee jaar, maar ook al veel langer, veel ervaring mee hebben opgedaan.

Geboren en getogen in Middelburg, de hoofdstad van Zeeland. Daar groeide ik, samen met mijn zus, op in een lief en veilig gezin waarin vrijheid, omzien naar elkaar, maar vooral ook verantwoordelijkheid de norm was. Mijn ouders hadden een onderneming in facilitaire zaken, maar vonden daarnaast vrijwilligerswerk ook echt belangrijk. Ik herinner me nog heel goed de zomers, die voor mij de basis waren voor wat ik in de toekomst gedaan heb. Wij gingen namelijk vanwege de drukte in het bedrijf in de zomer nooit op vakantie. Dus vanaf mijn vijftiende werkte ik drie weken — ik deed dat eigenlijk al wat eerder, maar dat mag ik officieel niet zeggen — in de zaak bij mijn ouders. Maar ik was ook drie weken strandwacht op het mooiste strand van Nederland, Zoutelande. Vanaf dat strand zorgden wij voor de veiligheid van de vele badgasten langs de kust.

Met je ouders werken in die drie weken en een zakcentje verdienen, was heel gewoon en nooit een discussie. Werktijden van acht tot vijf heb ik nooit gekend. Op het strand begonnen we, ongeveer net als hier, rond 10.00 uur. Maar de eindtijd was ook heel rekbaar. En dat voor een vergoeding van €12,50 per dag. Als lid van de reddingsbrigade zorgde ik voor diverse vaaropleidingen en trainingen om 's zomers op het strand voldoende vrijwilligers te krijgen die de zorg voor de veiligheid van de badgasten konden oppakken. Dit ging van het uitvoeren van EHBO en een zoekgeraakt kind terugvinden, of de ouders, tot het redden van drenkelingen op zee. En dat aan een stuk strand dat schijnbaar voor iedereen zeer veilig leek. Maar de zeeschepen — dat is wel heel mooi — voeren op minder dan 100 meter afstand langs de rubberbootjes, zwemmers en surfers. Ook de stroming werd zwaar onderschat.

Wat een zeer diepe indruk op mij gemaakt heeft, is de inzet bij de overstromingen in Limburg in 1993. Vlak voor kerst moesten we met spoed vanuit Zeeland met de reddingsboot naar Limburg, om daar in de nachtelijke uren rond Baarlo mensen en dieren van woningen en boerderijen te halen. Dat deden we de dag erna ook nog in Venlo. Dit herhaalde zich nog een keer in 1995. De schrijnende situaties die je tegenkwam, blijven altijd bij je. Veel ervaringen van deze inzet heb ik later gebruikt om input te leveren voor de vernieuwing van onze reddingsvloot. Dat ik later veiligheidskundige werd en van mijn hobby mijn werk maakte, zal u niet vreemd in de oren klinken. Verder ging ik natuurlijk ook werken in het bedrijf, waarbij ik naast de uitvoering op verschillende locaties en met specialistische opdrachten ook het kwaliteitsbeleid en veiligheidsbeleid vormgaf. Ik gaf daarnaast ook heel veel bedrijven in metaal en hout adviezen over hun VCA-trajecten. Dat is heel leuk, want je kijkt dan gewoon bij anderen in de keuken.

Toen mijn ouders vroegen of ik het bedrijf van hen over wilde nemen, heb ik dit gedaan. Mijn vader gaf me vooral mee goed voor onze mensen te zorgen, want dat was de basis van het bedrijf. Met 150 medewerkers was het echt een grote familie. Mijn politieke interesse begon al vroeg, maar werd nooit actief, totdat negentien jaar geleden mijn goede vriend André Bosman mij vroeg — of eigenlijk mij strikte, zoals mijn vrouw zei — voor een klankbordgroep van de plaatselijke VVD. Van het een kwam het ander: van fractieassistent via raadslid tot fractievoorzitter. U snapt: André is regelmatig bij mijn vrouw terug geweest.

De laatste tien jaar mocht ik wethouder in Middelburg zijn. De keuze om dit op je 47ste te doen, maak je niet alleen. Na goed overleg met André, maar vooral met mijn vrouw en zeker met mijn moeder nam ik afscheid van het bedrijf en begon ik deze nieuwe uitdaging, met een hele diverse portefeuille. Daarbij was vooral Sociale Zaken voor een VVD'er heel bijzonder. Ik vond dat juist leuk, want hier kwam mijn ondernemersgeest, maar ook het veiligheidskundige gedeelte echt goed van pas. Het veranderen van een klassieke sociale dienst en een klassieke sociale werkvoorziening in een geïntegreerd werk-leerbedrijf gaf veel voldoening. Daarnaast maakte het vele contact met inwoners en ondernemers het tot een tijd die ik niet had willen missen. Dat herkent u ook wel, denk ik. Mijn uitgangspunt was en is dat je moet werken op basis van vertrouwen, met open vizier en bereid tot overleg. Mijn ervaring in de regelgeving is juist dat men uitgaat van: vertrouwen is goed maar controle is beter. Dat werkt vaak averechts. Ook in het veiligheidsbeleid op de werkvloer is veel dicht geregeld, zodat werknemers niet meer zelf denken en soms juist heel averechts gaan werken. Regels moeten werknemers en werkgevers helpen en moeten dit niet onmogelijk maken. Plezier in je werk, mogen meedenken en hart voor de zaak moeten gewoon weer terugkomen.

Voorzitter. Afgelopen vrijdag was ik op bezoek bij zo'n familiebedrijf, PDL, een groot familiebedrijf, dat met veel medewerkers werkt in verschillende innovatieve sectoren in Nederland en daarbuiten. Hun basis is kracht door samenwerking. Met "samenwerking" bedoelen ze dan vooral: met hun personeel. Dit zorgt voor een stabiele, groeiende, platte organisatie, wat echt hun kracht is. Ook hier in de Tweede Kamer moeten we echt met elkaar inzien dat we meer kracht uitstralen als we op basis van vertrouwen samenwerken. Hier wil ik graag ook aan werken.

Voorzitter. Nu kom ik, met de bovenstaande ervaringen, bij het initiatiefvoorstel, maar voordat ik daarop inga, wil ik de initiatiefnemers hartelijk danken voor de inzet voor hun voorstel en voor het vele werk dat daarvoor is verricht, want dat kan ik me echt voorstellen. De afgelopen twee jaar heeft het thuiswerken het werkzame leven van veel inwoners bepaald, zoals ook de voorgangers hebben aangegeven. Dat heeft veel positieve ervaringen opgeleverd, maar ook kanttekeningen. De wens van de initiatiefnemers om hierin meer zekerheid en continuïteit aan te brengen, is hier een begrijpelijk gevolg van. Voor de VVD zijn vooral het nut en de noodzaak van de wet, de administratievelastendruk van het mkb en de sociale cohesie binnen de onderneming aandachtspunten. De VVD ziet vooral op basis van vertrouwen graag dat de werkgevers en de werknemers in goede samenwerking met elkaar tot een gepaste invulling komen voor plaatsonafhankelijk werken.

Met de nota van wijziging van afgelopen donderdag, waarbij het advies van de SER volledig overgenomen werd, zien wij dat deze samenwerking tussen werkgever en werknemer vorm krijgt. Vooral de uitleg van de initiatiefnemers ten aanzien van het "redelijk" en "billijk" is bij het afwegen van een thuiswerkverzoek cruciaal. In dat kader heb ik aan de initiatiefnemers nog enkele vragen.

Ten eerste betreffende het nut en de noodzaak van de wet. De Raad van State vond dat een kritiekpunt. Waarom is er niet gekozen voor een periode van twee jaar om te kijken of werkgevers en werknemers het onderling zelf kunnen regelen? Hoe gaat het met de sociale cohesie binnen bedrijven? Het blijkt namelijk dat veel werknemers vanwege hun werk niet thuis kunnen of mogen werken. Zouden de indieners een toelichting op de begrippen "redelijk" en "billijk" kunnen geven? Voor welke beroepen is het bijvoorbeeld al dan niet mogelijk — net werden al de buschauffeur en de zorg genoemd — om een verzoek toe te kennen? Op welke wijze wordt de balans tussen de belangen van werkgever en werknemer nu voldoende geborgd met dit voorstel?

Tot slot, voorzitter, ons mkb: de familiebedrijven. Zij vormen de kracht van onze economie, waar werknemers vooral bij de familie horen. Waarom is de kwalitatieve administratievelastendruk niet meegenomen als toetsingskader bij de evaluatie, terwijl het Adviescollege toetsing regeldruk, het ATR, dit wel adviseert? Kunnen de indieners toezeggen dat dit wel gebeurt?

Voorzitter, beste collega's. Dank voor uw aandacht.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Simons. Ik mag u als eerste feliciteren en complimenteren met uw persoonlijke maidenspeech over het belang van het familiebedrijf en het warme gevoel voor Sociale Zaken, voor de portefeuille die u nu beheert. Het Scheveningen hier in de buurt is weliswaar geen strand van Zoutelande, maar het is vandaag wel een van de langste dagen van het jaar. Als we dus een beetje de vaart erin houden, kunt u daar wellicht nog even uw hart ophalen na deze mooie speech van vanavond. Van harte gefeliciteerd. Ik schors voor een enkel moment, zodat de collega's u ook kunnen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Kent. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Allereerst felicitaties aan de heer Simons. Zo af en toe worden er bij zo'n maidenspeech dingen gezegd die je vervolgens de hele tijd bijblijven als je iemand op latere momenten ziet. Veel mensen zullen dat herkennen. Ik denk dat het in dit geval inderdaad de reddingsbrigade is, zowel het belangrijke werk in Zeeland, in Zoutelande, als in het noodgebied in Limburg. Dat was een indrukwekkend verhaal. Dank daarvoor.

Voorzitter. Dank aan de indieners van deze initiatiefwet. In het bijzonder dank ik mevrouw Maassen en mevrouw Hellevoort voor het werk dat verzet is. Zij zitten ongeveer achter de paal verstopt, maar zijn daardoor niet minder belangrijk.

Voorzitter. We hebben een aantal vragen bij deze wet, maar willen wel vooraf aangeven dat we positief staan tegenover het streven van de indieners om te komen tot meer zeggenschap van werknemers om te kiezen waar ze willen werken. Er is al veel positiefs gezegd over het thuiswerken. Ik weet nog dat deze wet werd aangekondigd in coronatijd en dat er toen veel mensen waren die heel graag thuis wilden werken. Later sloeg dat een beetje om, want toen wilden heel veel mensen weer dolgraag naar hun werk gaan. Toen is ook de aard van de wet iets aangepast, zodat het kunnen werken waar je wilt meer leidend werd dan het recht op thuiswerken. Dat lijkt me ook verstandig. Ik zou de indieners wel willen vragen welke risico's zij zien, ook als het gaat om vereenzaming, de arbeidsomstandigheden bij mensen thuis en alle andere nadelige gevolgen van het thuiswerken die we hebben gezien. Hoe zien zij het beperken van het risico dat dit optreedt als mensen meer thuis gaan werken door dit voorstel? En hoe zien de indieners de communicatie? Heel veel mensen weten niet dat ze hiervoor bij de baas aan kunnen kloppen. Hoe gaat dat eruitzien?

Ook de positie van flexwerkers baart ons zorgen. Hoe zien de indieners de werknemers die niet zo'n sterke positie hebben ten opzichte van de werkgever, omdat zij bijvoorbeeld in een flexrelatie of in een zzp-relatie zijn? Hoe zien de indieners dat ook deze mensen gebruik kunnen maken van het recht om te werken waar zij willen?

Een andere vraag aan de indieners is of een werknemer altijd het verzoek van de werkgever om thuis te werken, kan weigeren. Het gaat hier dus heel nadrukkelijk om de situatie dat de werkgever de werknemer verzoekt om te thuis te gaan werken. Mag de werknemer dat altijd weigeren?

Voorzitter. Deze vragen zijn belangrijk voor ons. We constateren verder dat de nota van wijziging van een paar dagen terug eigenlijk de hele wet vervangt. Ik vraag de indieners ook of er gekeken is hoe het zit wat betreft de Raad van State. Zijn er verder nog adviezen ingewonnen om te voorkomen dat er eventueel nog foutjes in staan of dat dingen toch scherper of anders geformuleerd moeten worden dan in het voorstel dat nu in heel hoog tempo naar de Kamer is gestuurd?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Beukering-Huijbregts namens D66.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil eerst collega Simons feliciteren met zijn maidenspeech. We hebben een gezamenlijk interesse. Ik was altijd EHBO-instructeur en reanimatie-instructeur. Ik ben daar een paar jaar geleden mee gestopt. Ik hoorde dit terug in uw maidenspeech. Erg mooi. Dank u wel, daarvoor.

Voorzitter. Als werkende moeder weet ik hoe belangrijk het is als je werk en huishouden kunt combineren. Het is gewoon makkelijker om die combinatie te maken als je de mogelijkheid hebt om vanuit huis te werken. Dat geldt ook voor mensen die werk met hun zorgtaken moeten combineren. Tijdens de coronacrisis moesten veel mensen gedwongen thuiswerken. Hoewel dat niet altijd fijn werd gevonden, omdat de omstandigheden zich er niet goed voor leenden, bleek dat veel mensen thuiswerken meer en meer zijn gaan waarderen. Er werd altijd gedacht dat het thuiswerken negatief van invloed zou zijn op de productiviteit, maar uit studies blijkt nu eerder het tegendeel.

Daarom ben ik blij dat we vanavond spreken over de initiatiefwet Werken waar je wilt. Ik vind het belangrijk dat mensen vrijheid hebben, de vrijheid om te kiezen waar ze werken, thuis of op kantoor. Laten we de kans die we nu na de coronalockdowns hebben, grijpen om dit te stimuleren. Ik wil mijn collega Van Weyenberg, collega Maatoug en de medewerkers Maassen en Hellevoort en ook de medewerker die hier niet aanwezig is, maar heel hard meegewerkt heeft, heel hartelijk danken voor het initiatief en voor alle tijd die zij in de initiatiefwet hebben gestoken. Het is altijd heel bijzonder als collega's de moeite nemen om het mooie instrument van het initiatief te benutten. Dit zei de voorzitter ook al bij aanvang van dit debat.

Het gesprek tussen werknemers en werkgevers is voor D66 belangrijk. Het is belangrijk dat er een gesprek op gang komt tussen werknemers en werkgevers over de werkplek. Het is goed dat de positie van de werknemer hierin wordt verstevigd. Het is ook mooi dat er nu een advies ligt van de SER. Daarmee is er een breed draagvlak. Met de laatste nota van wijziging hebben de initiatiefnemers het wetsvoorstel in lijn gebracht met het advies van de SER. Ze komen daarmee tegemoet aan de punten van de polder. In eerste instantie zou een verzoek om de werklocatie aan te passen hetzelfde moeten worden beoordeeld als een verzoek rondom de arbeidsduur of werktijden. Maar met de laatste nota van wijziging is dit, in lijn met het advies van de SER, aangepast naar de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Dit is interessant, omdat er zo een afweging wordt gemaakt tussen de belangen van de werkgever enerzijds en die van de werknemer anderzijds. Ik hoor graag van de indieners, ook omdat er al eerder vragen over waren, of zij dat wat meer zouden kunnen toelichten.

D66 is natuurlijk een heel dualistische partij, dus ik heb ook nog wel wat kritische vragen, die ik niet vooraf heb afgestemd met de initiatiefnemers, die ik graag zou willen stellen. Ik ken namelijk ook best wel wat mensen — ik ben een hele tijd wethouder geweest — die in een kwetsbare positie zitten en voor wie het wel belangrijk is om een vaste werkplek te hebben, zodat er een klein beetje aandacht voor ze is, zodat ze niet vereenzamen. Er zijn ook al door andere collega's vragen over gesteld. Ik zou graag van de indieners een bevestiging krijgen dat deze mensen gewoon naar kantoor kunnen komen en dat wij oog blijven houden voor de mensen in een kwetsbare positie.

Verder ben ik benieuwd naar de gendereffecten. Kan deze initiatiefwet als negatief gevolg hebben dat juist veel vrouwen gaan thuiswerken en zorgtaken vervullen, in plaats van de man? Hebben de indieners hier ook over nagedacht? Welke gendereffecten voorzien de indieners?

Daarnaast ontvang ik signalen van mensen die over de grens wonen of werken. Voor hun sociale zekerheid is er een onderscheid tussen het woonland en het werkland. Dat wordt diffuser met het thuiswerken. Tijdens corona zijn er gelukkig afspraken over gemaakt en vanavond tijdens het tweeminutendebat Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid heeft de minister er ook al even wat over gezegd. Maar ik zou graag willen weten hoe de indieners de situatie van deze grenswerkers voor zich ziet.

Dan heb ik nog een paar vragen aan de minister. Is de minister bereid om in de evaluatie van de uitvoering van deze wet — ik ga er voor het gemak even van uit dat de wet wordt aangenomen — rekening te houden met de effecten op de verkeersdrukte? En hoe kunnen we voorkomen dat werkgevers te veel inbreuk gaan maken op de privacy van werknemers met bijvoorbeeld toezichtsoftware, vraag ik aan de minister.

Deze wet prikkelde mij ook. Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat als er om een aanpassing van de arbeidsduur gevraagd werd, het juist ging om minder uren gaan werken. Maar ik heb ook best wel veel mensen gesproken die meer uren zouden willen werken. Daarom zou ik willen vragen aan de minister: kunt u aangeven of verzoeken tot vermeerdering van de arbeidsduur vaak worden afgewezen op basis van het huidige wettelijke kader? Want ik denk dat het misschien ook wel goed is om daar, juist in deze tijden van krapte op de arbeidsmarkt, wat extra aandacht voor te gaan vragen.

Voorzitter. Nogmaals, deze wet geeft werknemers de vrijheid om te kiezen waar ze werken, thuis of op kantoor, en vooral om daarover met elkaar, werknemer en werkgever, in gesprek te gaan. Ik zie uit naar de reactie van de indieners.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Palland. Zij zal spreken namens het CDA.

Mevrouw Palland (CDA):
Voorzitter, dank u wel. In 2011, ruim tien jaar geleden, diende een van mijn voorgangers binnen de CDA-fractie en provinciegenoot Eddy van Hijum samen met GroenLinkscollega Ineke van Gent een initiatiefwetsvoorstel in, de Wet flexibel werken, met als doel te bevorderen dat werknemers meer mogelijkheden krijgen om te telewerken — zo noemden we dat toen — en op voor hen gunstige tijden te werken. De wet werd in 2014 aangenomen in de Tweede Kamer en in 2015 in de Eerste Kamer, overigens niet helemaal unaniem.

Voorzitter. Hybride werken is dus niet nieuw. Het bestond al voor de coronacrisis. Maar door die crisis zijn veel mensen meer thuis of op andere tijden gaan werken. Veel organisaties richten het werk daar ook al op in. Door technologisering en digitalisering kan hybride werken in de toekomst voor meer werknemers en werkgevers mogelijk worden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de grote groep werkenden die niet hybride kan of wil werken. Dat lezen wij dan op de website van de SER.

Thuiswerken bleek in de coronacrisis veel voordelen te hebben. In het verkeer zorgde het bovendien voor minder files en uitstoot. We hebben ook begrepen dat, zeker voor mensen met een handicap, thuiswerken een uitkomst kan bieden. Daarom wil het CDA thuiswerken voor beroepen waarin dat mogelijk is ook stimuleren. Afspraken over het combineren van kantoor- en thuiswerk en flexibele werktijden worden wat ons betreft opgenomen in cao's. Maar daarbij mag de soms negatieve invloed van thuiswerken op het sociale aspect van werken niet uit het oog worden verloren. Dat valt weer te lezen in ons CDA-verkiezingsprogramma.

Voorzitter. In lijn met het advies van de SER zegt de CDA-fractie: om de kansen van hybride werken te benutten is het belangrijk om werknemers voldoende zeggenschap te geven. Werkgevers dienen daarbij over voldoende mogelijkheden tot maatwerk te beschikken die passen bij de organisatie. Het SER-advies biedt ook handvatten voor werkgevers en werknemers om samen afspraken te maken voor een passende verdeling tussen werk op locatie en thuis. Zo kan iedereen de kansen benutten die hybride werken biedt. Morgen hebben we overigens ook nog een technische briefing van de SER over zijn advies inzake dat hybride werken. Wat dat betreft komt de behandeling wellicht wat ontijdig wat mij betreft. Ik heb ook begrepen dat dat te wijten valt aan een samenloop van omstandigheden, en niet aan de initiatiefnemers, maar toch.

Voorzitter. Terug naar het initiatiefvoorstel zoals dat hier voorligt, waarbij uiteraard de complimenten horen aan de initiatiefnemers, de collega's Van Weyenberg en Maatoug, en hun ondersteuners voor het initiatief dat zij hebben genomen en het werk dat hiervoor is verricht. Ook felicitaties aan de heer Simons met zijn maidenspeech. Mij sprak natuurlijk ook vooral de aandacht voor het familiebedrijf aan, en dat u daar ook persoonlijk ervaring mee heeft en van uw ouders hebt meegekregen vooral ook goed voor dat personeel te zorgen. Ik denk dat dat een heel sterk kenmerk is van vele familiebedrijven en dat dat karakteristiek is voor die bedrijven. Het is mooi dat u die ervaring ook meebrengt hier in de Kamer.

Dank ook aan de initiatiefnemers voor het beantwoorden van de vragen uit de schriftelijke ronde. We hebben kennisgenomen van de nota van wijziging, die vorige week is toegestuurd, en wij zien dat het initiatiefwetsvoorstel twee keer flink is aangepast, eerst naar aanleiding van het advies van de Raad van State en afgelopen week conform het SER-advies. Dat vinden wij een goede en verstandige zet en aanpassing.

De CDA-fractie is, zoals gezegd, voorstander van meer zeggenschap, meer grip op werk, en het benutten van de mogelijkheden van hybride werken, maar we vinden ook dat we niet moeten doorslaan. Voor veel groepen werkenden is thuiswerken geen mogelijkheid of slechts zeer beperkt een mogelijkheid. Wij lezen in de rapporten dat ook vooral hoger opgeleiden de vruchten van het thuiswerken plukken. Het CDA wil oppassen met doorschietende regelgeving die een kloof tussen groepen werkenden doet toenemen. Daarin zit niet alleen verschil tussen sectoren, maar ook binnen sectoren, en gewoon binnen bedrijven tussen de mensen die op het kantoor werken en mensen die in de productie zitten.

Voorzitter. De CDA-fractie heeft een aantal vragen over dit wetsvoorstel. Als eerste menen wij enige haast te bespeuren bij de initiatiefnemers. Corona is een aanleiding, geven de initiatiefnemers aan. Maar men kan ook stellen dat er al een beweging van onderop tot stand is gekomen, zonder dat een en ander nu per se direct in wetgeving vastgeklikt dient te worden. Daarnaast is het wetsvoorstel vorige week inderdaad flink aangepast. De SP had daar ook al opmerkingen over. Het is vrij fundamenteel aangepast en ligt nu al direct voor. Is er haast? Waarom is die haast er, of zien wij dat verkeerd?

Dan de zorgen van het Adviescollege toetsing regeldruk over nut en noodzaak van het wetsvoorstel. Zo stellen ze de vraag of een voorlichtingscampagne niet zinvoller kan zijn dan het invoeren van een wetsvoorstel. Wij willen er ook met het ATR voor waken dat we geen extra administratieve lasten bij werkgevers neerleggen. Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen de adviezen van het ATR, ook nu ten aanzien van het gewijzigde voorstel?

Voorzitter. Door de coronacrisis werkten we de afgelopen twee jaar al massaal thuis. In met name de tweede en derde coronagolf en -lockdown constateerden we echter een wat ongemakkelijke situatie: een aanzienlijke groep werkgevers vraagt ondanks het dwingende thuiswerkadvies van werknemers dat zij op de arbeidsplaats werken terwijl thuiswerken een alternatief zou zijn. Daarnaast zien we dat een derde van het personeel juist meer op kantoor wil werken, terwijl ook een derde voor meer thuiswerken is; dit onder andere vanwege de toen geldende coronasituatie, oplopende besmettingscijfers, of juist weer vanwege het combineren van de werk- en privésituatie. Ook op de werkvloer kan mogelijk polarisatie ontstaan. De SER moedigt organisaties dan ook aan om te onderzoeken of werk geschikt te maken is voor thuiswerken, zodat bijvoorbeeld ook flexwerkers en mensen met een beperking hybride kunnen werken. Het is goed om afspraken te maken over de momenten waarop thuiswerkers op kantoor zijn, zodat de collega's die niet thuis kunnen werken met hen kunnen schakelen. Hoe kijken de initiatiefnemers daartegen aan? Aan de minister zou ik willen vragen: welke rol ziet zij hierin voor zichzelf en welke instrumenten heeft zij om hierin voor partijen tot een werkbare oplossing te komen? Deelt de minister de opvatting van de initiatiefnemers dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan het beter kunnen naleven van het advies om thuis te werken? Geeft het werknemers ook daadwerkelijk meer steun en invloed om de keuze te maken om meer thuis te gaan werken?

Voorzitter. Ook na corona willen we de kansen van het hybride werken op de agenda houden. We zijn van mening dat het combineren van werk en zorg ook beter bespreekbaar moet worden op de werkvloer. Ook jonge ouders komen steeds vaker in de knel. Onder alleenstaande ouders loopt de arbeidsparticipatie het snelste terug. Zij moeten meer mogelijkheden krijgen voor een goede balans tussen werk en privé, zodat ze zich niet gedwongen voelen om minder te gaan werken. Door de mogelijkheden voor flexibel werk te vergroten wordt het niet alleen voor ouders maar ook voor mantelzorgers makkelijker om naast hun zorgtaken het werk te blijven doen. Juist in een krappe arbeidsmarkt behouden we hiermee ook ervaren werknemers. Delen de initiatiefnemers dit ook?

Dan de evaluatie. De initiatiefnemers hebben een evaluatie opgenomen na drie jaar, afwijkend van de standaardperiode van vijf jaar. In de nota van wijziging lezen wij over een verwijzing naar een aanbeveling om na een jaar een reflectietoets uit te voeren. Dat lijkt ons ook heel goed, maar waarom dan na drie jaar? Waarom niet een reflectietoets na een jaar en dan de standaardperiode van vijf jaar aanhouden voor de gebruikelijke evaluatie?

Tot slot had ik ook nog aandacht willen vragen voor de grenswerkers. We hebben net gehoord dat er vanmiddag ambtelijke overeenstemming is bereikt waarbij de regeling voor thuiswerken voor grenswerkers vermoedelijk met zes maanden wordt verlengd, als tijdelijke maatregel. Maar we moeten natuurlijk ook naar een structurelere oplossing toe. Thuiswerken zal immers voor veel grenswerkers op termijn niet mogelijk zijn of slechts zeer beperkt wegens fiscale en socialezekerheidsconsequenties. Aan zowel de initiatiefnemers als aan de minister de vraag of er ook nog extra administratieve lasten worden verwacht vanuit dit wetvoorstel hieromtrent, of zij dit beleid willen continueren en hoe dit initiatiefwetsvoorstel uitpakt voor deze grenswerkers.

Voorzitter, ik sluit af. Goed dat de initiatiefnemers hun vervolgstap op de Wet flexibel werken vormgeven langs de lijnen van het SER-advies. Het CDA hecht aan die nuancering in het initiatiefwetsvoorstel en heeft een altijd positieve grondhouding als de SER vanuit werkgevers en werknemers met gedragen oplossingsrichtingen komt. Wij wachten dan ook de beantwoording met belangstelling af alvorens tot een definitieve weging te komen omtrent dit wetsvoorstel.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we tot slot van de zijde van de Kamer naar de heer De Jong, die zal spreken namens de PVV.

De heer Léon de Jong (PVV):
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan en mijn waardering voor de initiatiefnemers en hun ondersteuning. Het is gewoon altijd of in ieder geval bijna altijd een heugelijk feit. Er zit veel werk in. Dat hoort ook bij de politiek en het democratische proces. Dank daarvoor aan jullie allen.

Voorzitter. Zoals in de memorie van toelichting valt te lezen, is het doel van het wetsvoorstel om werknemers meer rechten te geven ten aanzien van de keuze van de arbeidsplaats, waardoor werknemers meer vrijheid krijgen in hoe zij de balans tussen het werken op werklocatie en het werken thuis willen inrichten. Tevens voorziet het wetsvoorstel in een wettelijk kader voor meer sturing bij het gesprek tussen werknemer en werkgever over de arbeidsplaats. Daartoe wordt het recht op aanpassing van de arbeidsplaats in dezelfde mate in de Wet flexibel werken verankerd als het recht op aanpassing van de werktijden of het aantal arbeidsuren.

In eerste instantie bevatte dit wetsvoorstel voor het verzoek tot aanpassing van de arbeidsplaats deze hoofdregel: het verzoek wordt ingewilligd tenzij zich tegen de aanpassing, waaronder het ingangstijdstip en de omvang, zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen verzetten. Dit is inmiddels via een nota van wijziging aangepast. Nu zou het een afweging moeten zijn naar de maatstaf van redelijkheid en billijkheid. Ik vind dat een goede aanpassing, maar het is ook wel een fundamentele aanpassing. Het is ook een flinke nota van wijziging, dus ik sluit me aan bij de opmerkingen daarover die eerder in de Kamer zijn gemaakt, zoals door de heer Bart van Kent: hoe zit het dan met het advies daarop? Dat vraag ik ook in het kader van het feit dat jullie er zo veel werk in hebben gestoken maar nu met zo'n nota van wijziging komen. Het moet allemaal wel goed gedragen zijn. Daar krijg ik dus graag een reactie op.

De werkgever hoeft het verzoek ook niet in te willigen als de arbeidsplaats een locatie buiten het grondgebied van de Europese Unie is of het woonadres van de werknemer of de werklocatie van de werkgever. De bewijslast om niet aan het verzoek te voldoen, ligt bij de werkgever. Ik moet eerlijk zijn: ik heb wel moeite met dit voorstel. Die moeite zit erin dat ik toch het gevoel krijg dat werkgevers nu met een extra administratieve last worden opgezadeld. Voor de coronacrisis was het al zo dat veel bedrijven bezig waren met het faciliteren van thuiswerken of in ieder geval een soort van hybride manier van werken. Dat gebeurde al. Dat is door de coronacrisis versterkt. Ik zie dat op heel veel plekken gewoon hartstikke goed gaan. Ik zie tegelijkertijd ook dat als het op plekken minder goed gaat, werknemers mondig zijn en goed naar voren weten te brengen dat ze er grote moeite mee hebben. De krapte op de arbeidsmarkt zorgt er nu ook voor dat het logisch zou zijn dat werkgevers daar heel goed naar luisteren. Dit recht is in zekere zin natuurlijk ook al wettelijk verankerd, want de mogelijkheid krijgen om thuis te werken is al wettelijk verankerd. Daarom heb ik wel moeite met deze wet. Het zorgt namelijk voor een extra administratieve last voor die bedrijven, zeker ook voor kleinere organisaties. We ontvangen namelijk met name berichten van familiebedrijven die zich zorgen maken over het wettelijk verankeren van het recht op thuiswerken. Er zijn immers branches waarin dat simpelweg niet gaat, niet omdat men tegen thuiswerken is — dat is echt niet zo — maar omdat het gewoon niet gaat. Kijk naar de bouw, de horeca, de zorg en noem maar op. Toch moet een werkgever dan z'n best doen om te bewijzen dat het in zijn organisatie niet gaat, terwijl hij wel iets anders aan z'n hoofd heeft. Het werken in het bedrijf is van essentieel belang. Zaken als de sociale cohesie binnen de organisatie, het welzijn van werknemers, de samenstelling van de teams, de samenwerking daarbij en de administratieve lasten voor werkgevers spelen daarin een grote rol. Ik zou heel graag van de initiatiefnemers willen weten hoe zij daarnaar kijken. Begrijpen zij dat het voor die bedrijven lastig is, zeker ook gelet op het feit dat ze hier al zo veel aan hebben gedaan? Ze worden hiermee in een positie gedrukt waarin het lijkt alsof ze iets niet zouden willen, terwijl ze het op zich juist wel zouden willen maar niet altijd kunnen waarmaken. Hoe kijken de initiatiefnemers daartegen aan?

Voorzitter, ik rond af. Afspraken over de werklocatie zijn primair iets tussen werkgever en werknemer. Dat is ook de dagelijkse praktijk. De huidige wetgeving geeft al ruimte voor afspraken over al dan niet hybride werken. Graag zou ik willen weten of de initiatiefnemers het met mij eens zijn dat het daar eigenlijk primair zou moeten komen te liggen. We moeten dus de werkgevers ertoe oproepen om goed naar hun werknemers te luisteren. Op zich is dit dus een heel goed initiatief, maar wellicht komt het iets te vroeg, zeker gezien het feit dat werkgevers al heel erg hun best doen.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer en daarmee ook aan het einde van deze vergadering. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid. Ik dank de sprekers en in het bijzonder de heer Simons voor zijn maidenspeech vandaag. Ik dank de mensen thuis voor de aandacht voor het debat.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
De initiatiefnemers bepalen zelf wanneer dit wetsvoorstel verdere voortgang krijgt. Daarbij wens ik hun veel succes bij de verdediging. In het bijzonder wens ik mevrouw Agnes Maassen en mevrouw Meike Hellevoort veel succes bij de voorbereiding daarvan. Dit wordt op een later moment vervolgd.

Sluiting

Sluiting 21.38 uur.