Plenair verslag Tweede Kamer, 38e vergadering
Donderdag 21 december 2017

  • Begin
    10:15 uur
  • Sluiting
    22:15 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Amhaouch, Arib, Arissen, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Dijksma, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Gerbrands, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Grashoff, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Klaver, Koerhuis, Kooiman, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Roemer, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Dekker, minister voor Rechtsbescherming, de heer Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie.


Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018.


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

De voorzitter:
Vandaag gaan we verder met de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heet de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de mensen op de publieke tribune, de Kamerleden en de medewerkers van harte welkom. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van de regering.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Koolmees:
Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier met een dubbel gevoel. Dat bedoel ik positief, want ik ben hier te gast maar ik voel me hier toch ook een beetje thuis. Na zeven jaar lid te hebben mogen zijn van uw Kamer, is het altijd weer thuiskomen in deze zaal. Ik wil uw Kamer van harte bedanken voor de mooie inbreng van gisteren. Ik vond het een boeiend debat. Vanmorgen heeft u een set met schriftelijke antwoorden gekregen, zowel van mij als van de staatssecretaris. Hierbij wil ik de ambtenaren op het departement van harte bedanken omdat ze gisteravond en vannacht hebben doorgewerkt om die antwoorden te geven en om mijn spreektekst klaar te maken. Hulde daarvoor.

Ik ga nu aan de slag. Ik ga zo meteen een schets geven van de blokjes waarlangs ik wil antwoorden. Wees gerust: ik ga geen heel uitgebreide bespiegelingen houden vandaag. Het is de laatste dag voor het reces; ik begrijp dat. Ik had Fidel Castro-achtige teksten in voorbereiding, maar die sla ik maar over vandaag.

(Hilariteit)

Minister Koolmees:
Voorzitter, ik hoor dat de Kamer daar toch behoefte aan heeft. Ik heb ze voorbereid, dus ik zal ze ook maar uitspreken. Nee? Oké. Er wordt nu gevraagd: inhoud of lengte? Allebei natuurlijk. Dat hoort zo.

Voorzitter. Voordat ik begin met de blokjes, zeg ik het volgende. Wat ik gisteren mooi vond in het debat, was de discussie tussen de heer Özdil en de heer Heerma over de Nederlandse droom, the Dutch dream. Ook de heer Gijs van Dijk en de heer Eppo Bruins spraken daarover. Dat vind ik een mooi thema. Je ziet hier grote politieke verschillen van inzicht. Ik zie echt politieke verschillen in opvatting over hoe je naar de maatschappij kijkt, maar er is in deze Kamer toch breed een soort onrust, een gevoel van: hoe gaan we nou om met de dreigende kloof, met dreigende tegenstellingen in de maatschappij, op de arbeidsmarkt en in de integratiediscussie? Juist door de politieke discussies te gebruiken om te kijken waar we samen kunnen komen, moeten we in deze commissie de komende tijd proberen om die tegenstellingen te overbruggen. In het betoog van de heer Özdil, met een verwijzing naar zijn grootvader, en het verhaal van de heer Heerma over de Nederlandse droom zie ik heel veel aanknopingspunten, ook voor het beleid. Ik kom daar straks op terug, maar als aftrap wilde ik zeggen dat ik dat een mooi punt vind. Het is een mooi begin van wat komen gaat, want ik wil samen met u plannen smeden en uitvoeren. Ik wil samen kijken naar de toekomst, maar ik wil ook bouwen op wat we al hebben. En dat mag best met wat Dutch dreaming op zijn tijd.

De heer Özdil vroeg aan mij wat voor soort politicus ik wil zijn. Ik ben vooral een Hollandse realist. Ik wil niet alleen dromen over wat kan, maar vooral ook kijken hoe het moet en hoe ik het kan doen. Ik wil dingen voor elkaar krijgen; dat is mijn motto voor de komende jaren. Dat doe je door aan te pakken en door samen te werken. Dat wordt mijn leidraad voor de komende tijd.

Nogmaals, ik heb geen lange inleidingen vandaag. Ik zal de vragen thematisch beantwoorden. Per thema heb ik natuurlijk wel een korte schets van het regeerakkoord, omdat het wel moet contextualiseren, zoals de minister-president zou zeggen.

Ik heb drie prioriteiten. Allereerst wil ik de balans op de arbeidsmarkt herstellen en de kloof tussen vast en flex kleiner maken. De reden hiervoor is simpel. Ik wil geen samenleving van insiders en outsiders. Iedereen verdient dezelfde kansen. Mijn tweede prioriteit is de vernieuwing van het pensioenstelsel. Het is hard nodig dat we de impasse doorbreken en het vertrouwen in het stelsel herstellen, bijvoorbeeld door het pensioen persoonlijker en inzichtelijker te maken. We moeten echt voorkomen dat generaties tegenover elkaar komen te staan. De derde prioriteit tijdens mijn ministerschap is dat het inburgeringsbeleid op de schop moet. Nieuwkomers moeten zo snel mogelijk aan het werk en de taal leren. Dat gebeurt nu echt onvoldoende, met alle gevolgen van dien. Meedoen is het credo vanaf dag één. Dit motto zult u de komende jaren vaak van mij gaan horen; ik waarschuw u alvast.

Op deze drie blokjes ga ik kort in in mijn inleiding. Vervolgens ga ik in op een aantal thema's die gisteren aan de orde zijn gekomen, namelijk scholing en skills, arbeid en zorg, en een blokje koopkracht. Daarna zal de staatssecretaris ingaan op de thema's loondispensatie, Wajong, arbeidsdiscriminatie, Inspectie SZW, handhaving en armoede en schulden.

Ik begin met een ander blokje, namelijk de gesprekken die ik heb gevoerd met de sociale partners en de uitkomsten daarvan. De heer Gijs van Dijk en de heer Kuzu vroegen daar expliciet naar. Afgelopen vrijdag heb ik u een brief gestuurd. Laat ik maar met de deur in huis vallen: de situatie die ik bij mijn aantreden aantrof, is bijzonder complex. Er was namelijk ...

De heer De Graaf (PVV):
Ik ben een klein beetje in verwarring, een puntje van orde. Is de minister nu begonnen met de beantwoording van het eerste blokje? Want ik weet niet helemaal in welke volgorde alle blokjes zullen komen, bijvoorbeeld het blokje integratie.

Minister Koolmees:
Voor de volledigheid. Ik heb een blokje waar ik nu mee begin, blokje nul: sociale partners. Dan heb ik de arbeidsmarkt, pensioenen, integratie, opleidingen, arbeid en zorg en koopkracht.

De heer De Graaf (PVV):
Oké, dan snap ik het. Dank u.

Minister Koolmees:
Eerst wil ik nog even stilstaan bij mijn brief van afgelopen vrijdag over het proces. Nogmaals, de situatie die ik aantrof, was bijzonder complex. Er was meer dan een jaar onderhandeld tussen werkgevers en werknemers over belangrijke onderwerpen op de arbeidsmarkt en tijdens de formatie is die onderhandeling nog geklapt zonder resultaat, maar wel met een flinke dosis wantrouwen tussen de partijen als gevolg. Dat vind ik zorgelijk, want ik wil niet dat een patstelling in de polder de vooruitgang van de arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel verlamt. Nogmaals, ik ben een realist en weet dat je zo'n patstelling niet doorbreekt door elke keer hetzelfde te proberen. Daarom heb ik de afgelopen zes weken constructieve gesprekken gevoerd met sociale partners. Ik heb gekozen voor een andere aanvliegroute, eigenlijk voor vijf routes. Dat heeft u kunnen lezen in mijn brief van afgelopen vrijdag over de balans op de arbeidsmarkt. Zorgvuldige afstemming in die vijf routes staat voorop. Mijn inspanningen zullen gericht blijven op het realiseren van een zo groot mogelijk draagvlak. Per thema heb ik gekeken naar wat nu nodig is om echt meters te kunnen maken. Dat wil ik de komende jaren doen samen met u en ook samen met de sociale partners. Want samen moeten we knopen doorhakken om de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel te hervormen.

Ik heb daarbij bewust gekozen voor verschillende versnellingen, verschillende oplossingen en verschillende samenwerkingsverbanden. Want de vraagstukken die voor ons liggen beantwoord je niet alleen met de juiste antwoorden maar ook met het juiste proces. Anders dreigt er namelijk echt stilstand. Alleen door de samenhang te zien, kun je vooruitgang boeken. Kortom, ik wil snel veranderingen teweegbrengen, maar wel met een uitgestoken hand. Ik streef naar een maximaal draagvlak in de polder en in deze Kamer, zonder daarbij snelheid te verliezen. Want ik heb gisteren ook een aantal keren gehoord: minister maak tempo! Ook dat neem ik ter harte.

Ik ga nu in op enkele vragen op het punt van het tijdpad en het proces. Meer inhoudelijke onderwerpen komen straks bij de afzonderlijke blokjes aan de orde. Verschillende partijen hebben mij opgeroepen om haast te maken met het overleg met de partners en met het schrijven van de wetsvoorstellen. Nogmaals, ik neem die oproep ter harte, maar haastige spoed is zelden goed. Dat zeg ik er ook maar bij. Ik wil zorgvuldig te werk gaan. Ik heb in mijn brief vijf routes geschetst die een tijdpad weergeven van hoe ik het proces en die wetsvoorstellen voor ogen zie.

In de derde route staan een aantal onderwerpen centraal die te maken hebben met de combinatie van vast en flex. De heer Wiersma, de heer Van Weyenberg en de heer Bruins hebben gisteren uitgebreid gesproken over de WWZ, de payroll, de transitievergoeding vanaf dag één en de premiedifferentiatie in de WW op voorstel van SP, GroenLinks en Partij van de Arbeid. Ik wil de wetgeving op dit punt snel na het zomerreces van 2018 naar de Kamer sturen. De heer Wiersma vroeg of het lukt voor de zomer. Ik heb echt mijn uiterste best gedaan. Ik heb ook gekeken naar het meest haalbare tijdpad. We hebben hier te maken met uitvoeringstoetsen, met een mkb-toets waar de heer Wiersma om heeft gevraagd, en ook met zorgvuldigheid. Ik ga hier echt de turbo op zetten, zoals de heer Wiersma vroeg, met het doel om het wetsvoorstel in het derde kwartaal van 2018 in zijn totaliteit naar de Kamer te sturen, inclusief dus het proces van de Raad van State.

U merkt ...

De voorzitter:
Het zou handig zijn als u uw zin afmaakt.

Minister Koolmees:
Ik zag de heer Wiersma opstaan, dus ik neem graag een slok van mijn kopje koffie.

De voorzitter:
Oh, dan is het goed. De heer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):
Ik begrijp het punt van zorgvuldigheid. Ik zal de laatste zijn die zegt dat dat niet van belang is. Maar de minister heeft ambities en ook de ambitie om dit snel waar te maken. Dat betekent ook dat het niet alleen naar de Tweede Kamer moet, maar ook naar de Eerste Kamer. Ik ben dus benieuwd hoe de minister zijn planning daarvoor beziet en ook wat de mogelijke inwerkingtredingsdatum van het totaalpakket is. Want daar zou wat ons betreft toch wel haast mee gemaakt moeten worden.

Minister Koolmees:
Ik ben het met de heer Wiersma eens. Om de heer Frans Weekers te citeren: we trekken in dezen aan dezelfde kant van het touw. Ik heb intern ook gevraagd wat er allemaal moet gebeuren. Er moet overlegd worden met het UWV en met de Sociale Verzekeringsbank. Dan moet er een wetsvoorstel naar de Raad van State. Er moet een zorgvuldig advies komen. Het is gewoon realistisch om te verwachten dat we na de zomer het pakket bij de Tweede Kamer kunnen indienen. Dan hoop ik — daarbij kijk ik ook naar de Voorzitter — op een snelle behandeling in de Tweede Kamer, zodat het daarna heel snel naar de Eerste Kamer kan. Een groot deel van de wetten moet uiterlijk 01-01-2020 in werking treden, maar dat betekent wel dat je in 2019 al klaar moet zijn met wetgeving.

De voorzitter:
Tweede vraag, de heer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):
Ik hoorde net van mijn collega dat diezelfde heer Weekers ook zei dat je geen knollen voor citroenen moet verkopen.

Minister Koolmees:
O, word ik nu ergens van beschuldigd?

De heer Wiersma (VVD):
Ik neem dat gelijk terug, uiteraard. In die context zou het voor onze fractie wel heel belangrijk zijn om het tempo maximaal te houden en om te onderzoeken of de inwerkingtreding ook al in de zomer van 2019 mogelijk zou zijn.

Minister Koolmees:
Ik ga echt mijn best doen. Nogmaals, ik ben het volledig eens met de heer Wiersma. Ik vind ook dat er hierbij snelheid moet komen. Er wordt al heel lang over gesproken. Ook in de polder wordt al lang over dit soort onderwerpen gesproken. Ik ga het wel zorgvuldig doen. Ik ga geen brokken maken, maar de oproep van de heer Wiersma neem ik ter harte.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Het is goed om te horen dat we een minister hebben die daadkracht heeft, die tempo wil maken, met een uitgestoken hand naar de polder én naar de Kamer. Nou wil het toeval dat er al een wetsvoorstel over payrolling bij de Raad van State ligt, van GroenLinks, de SP en de Partij van de Arbeid. Is de minister bereid om daar serieus naar te kijken? Dan hoeft hij niet te wachten tot na de zomer, maar kunnen we dat voorstel heel snel invoeren.

Minister Koolmees:
In mijn tekst was ik toevallig precies bij dit blokje aangekomen. Alle voorstellen die ik heb genoemd, van WWZ en payroll tot een transitievergoeding vanaf dag één, hebben te maken met de balans tussen vast en flex. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de loondoorbetaling bij ziekte. Deze voorstellen hebben allemaal te maken met vast en flex. Ik heb veel waardering voor de initiatieven van de SP, de Partij van de Arbeid en GroenLinks over payroll, maar ook over de premiediff. Deze onderwerpen zijn namelijk ook in het regeerakkoord opgenomen en zijn onderdeel van dit wetgevingspakket. Wat ik wel ingewikkeld vind, zeg ik maar eerlijk tegen de heer Gijs van Dijk, is dat het pakket natuurlijk inhoudelijk en politiek evenwichtig moet zijn. Ik kan niet uit onderdelen shoppen. Het is namelijk gewoon een totaalpakket dat we met elkaar hebben afgesproken. Ik voel me er ook verantwoordelijk voor om dit totaalpakket te realiseren. Als de heer Gijs van Dijk dus zegt dat hij heel positief naar het totaalpakket gaat kijken, dan komen we ergens.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De payrollwetgeving komt niet uit de lucht vallen. Denk aan de motie-Hamer van jaren geleden en het sociaal akkoord. Dat is in de afgelopen periode niet gelukt. Natuurlijk moet er samenhang zijn, maar dit is eigenlijk een versterking van de huidige zekerheden voor werknemers. Ik begrijp dat er politieke samenhang moet zijn, maar als er echt een uitgestoken hand is van het kabinet, moeten we dit gewoon doen.

Minister Koolmees:
Als je elkaar de hand wilt schudden, moet je allebei je hand uitsteken. Nogmaals, mijn waardering voor het feit dat twee onderdelen uit het regeerakkoord nu in een initiatief van de SP, de Partij van de Arbeid en GroenLinks apart worden neergelegd. Inhoudelijk zitten er her en der wat verschillen, maar daar komen we nog over te spreken bij de inhoudelijke behandeling. Nogmaals, zoals de heer Van Weyenberg volgens mij gisteren terecht zei, het gaat wel om de inhoudelijke en politieke samenhang. De heer Van Dijk heeft gelijk dat de discussie over payroll al een tijdje loopt, maar dat geldt ook voor de discussie over de WWZ. Door die zaken samen te nemen, denk ik dat je de kracht juist versterkt.

De heer Van Kent (SP):
Deze minister wil het ontslagrecht versoepelen. Zou hij willen uitleggen wat de relatie is tussen het versoepelen van het ontslagrecht en het wijzigen van de wetgeving rondom payrolling, zodat deze mensen een inkomen krijgen dat collega's ook hebben?

Minister Koolmees:
Dat wil ik graag. Ik hoor heel vaak dat heel veel werkgevers terughoudend zijn met het in vaste dienst nemen van mensen. Ze zijn wel bereid om mensen een flexcontract te geven, of twee flexcontracten, maar daarna moeten ze weer op zoek naar iemand anders met een flexcontract, vanwege allerlei verplichtingen die aan de werkgever zijn gekoppeld. Deels heeft dat te maken met de Wet werk en zekerheid. Een ander voorbeeld, waar de heer Van Kent gisteren ook warme woorden over sprak, is de loondoorbetaling bij ziekte. Laatst sprak ik een werkgever uit Dokkum, die zei: ik heb iemand aangenomen die nu in de Ziektewet zit en die moet ik twee jaar lang doorbetalen, dus ik ga mensen geen vast contract meer geven. Als dat de situatie is waarin we zijn beland, gaat er iets fout. Met de combinatie van de aanpassing van de Wet werk en zekerheid door een cumulatiegrond en daarbij een hogere ontslagvergoeding, wat het een evenwichtig voorstel maakt, willen wij werkgevers verleiden om mensen een vast contract aan te bieden.

De heer Van Kent (SP):
Over het ontslagrecht komen we nog te spreken. Ik ben ervan overtuigd dat het ontslagrecht helemaal geen probleem is voor een werkgever die goed met zijn werknemers omgaat. Maar ik snap de koppeling met de payrollwetgeving niet. Begrijp ik de minister goed dat het, zolang het ontslagrecht niet versoepeld wordt, blijkbaar prima is dat mensen een payrollcontract hebben of dat ze bij Deliveroo als schijnzelfstandige werken? Is dat allemaal zo aan elkaar gekoppeld? Als het antwoord daarop ja is, begrijp ik daar helemaal niets van, omdat een aantal zaken gewoon onwenselijk zijn en we daar een einde aan moeten maken.

Minister Koolmees:
Eerlijk gezegd begrijp ik deze vraag niet. Gisteren in het debat is juist heel duidelijk naar voren gekomen dat alles wel degelijk met elkaar te maken heeft. In de afgelopen jaren zie je dat met name het aandeel flexcontracten fors is gestegen. De economie trekt aan. De arbeidsmarkt trekt aan. Het aantal vaste banen trekt ook aan, maar de groei van het aantal flexcontracten is nog steeds nog veel groter. Dat heeft alles te maken met onze instituties en met hoe we het in Nederland hebben geregeld. Wij willen nu iets doen aan het vaste contract en aan loondoorbetaling bij ziekte. Daardoor maken we het voor werkgevers aantrekkelijk om mensen in dienst te nemen. Tegelijkertijd maken we flex weer wat duurder, bijvoorbeeld door de transitievergoeding vanaf dag één of de premiedifferentiatie in contracten. Zo zorgen we aan twee kanten van deze balans dat we de vaste baan dichterbij brengen. Daarom heet mijn brief ook "Naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt"; dat vond ik zelf wel creatief verzonnen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Over de inhoudelijke samenhang ben ik het met de minister eens. Ik heb een vraag over het tijdpad. De minister zei net dat hij dacht, en misschien wel vreesde, dat de wet voor flex en vast in het derde kwartaal lukt, maar dat er ook dan nog aan moet worden doorgewerkt. Wil de minister mij beloven dat hij alles op alles blijft zetten om de wet enkele weken voor de zomer alsnog in de Kamer te krijgen? Ik snap dat de minister het niet kan beloven, maar ik hoor hem net zeggen dat de wet in het derde kwartaal komt. Ik zou daarvan willen maken: maar hij gaat er alles aan doen om de wet in het slot van het tweede kwartaal hier te krijgen.

Minister Koolmees:
Zoals ik daarnet ook tegen de heer Wiersma heb gezegd, ga ik mijn uiterste best doen. Een complexiteit is dat het deels niet in mijn handen ligt, omdat het bijvoorbeeld gaat om adviezen van de Raad van State. Een andere complexiteit is dat het zomerreces van 2018 vroeg valt. Dat zijn omstandigheden waarmee ik rekening moet houden, maar ik hoor de opmerkingen van de heer Wiersma en van de heer Van Weyenberg. Ik heb ze genoteerd en ga ermee aan de slag.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Koolmees:
De tweede route in mijn brief gaat over het pensioenstelsel. Ik heb het nog steeds over het tijdpad en het proces. Op de inhoud kom ik zo meteen. Dat gaat door elkaar lopen, zie ik nu al, maar ik ga mijn best doen.

In het regeerakkoord is, in lijn met eerdere SER-adviezen ...

De voorzitter:
Voordat u verdergaat: mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Excuses, voorzitter. Ik had niet in de gaten dat het eerste blokje al afgerond was.

Minister Koolmees:
Nee, ik was nog met het proces bezig.

De voorzitter:
Goed, gaat u dan verder.

Minister Koolmees:
In het regeerakkoord is, in lijn met eerdere SER-adviezen, een ambitieus pakket aan maatregelen opgenomen om het pensioenstelsel te vernieuwen. Ook dit vraagt om een zorgvuldige aanpak. De sociale partners hebben daarin een belangrijke rol, zo erkent ook het kabinet. Het kabinet roept de SER op om snel met een advies te komen over de vernieuwing van het pensioenstelsel. De heer Wiersma vroeg mij gisteren naar de planning die ik op dit terrein voor ogen heb. Ik probeer begin 2018 met de sociale partners tot een akkoord te komen over de invulling op hoofdlijnen binnen de kaders die in het regeerakkoord zijn opgenomen over het pensioendossier. Het doel daarachter is dat de wetgeving in 2020 rondkomt. Dat betekent dat we tussen medio 2018 en 2020 de tijd hebben om de wetstechniek uit te werken, de sommen te maken en andere dingen uit te werken. Dat is dus het tijdpad. Ik voorspel u dat daarna nog een lang transitietraject komt, maar begin 2018 moet er dus een akkoord zijn op hoofdlijnen en de uitwerking van de wetgeving moet er zijn in 2020.

Tot slot, voorzitter. Route 1 in mijn brief gaat over de skills, de zekerheden die nodig zijn voor de arbeidsmarkt voor de toekomst. Dan gaat het onder andere over een leven lang leren, duurzame inzetbaarheid en om- en bijscholing. In de gesprekken met de sociale partners hierover — dat staat ook in mijn brief over spoor 1 — komt wat mij betreft ook van werk naar werk aan bod. De heer Heerma refereerde daar gisteren aan. Het een kan niet zonder het ander. Zonder de juiste vaardigheden is het lastig om van baan te wisselen en zonder te wisselen van baan is het in sommige sectoren lastig om gezond de eindstreep te halen. Ik geef vaak het voorbeeld van de brandweer, waar men op 45-jarige leeftijd wordt voorgelegd: welke functie ga je de rest van je carrière vervullen zodat je ook gezond de eindstreep haalt? Dat moet echt de norm worden. Ik heb toevallig twee weken geleden een subsidieregeling opengesteld voor een loopbaanadvies vanaf 45 jaar, juist ook vanuit deze gedachte. Ik merk ook aan het debat van gisteren en aan het amendement dat daarbij is ingediend dat dit op warme belangstelling in deze Kamer kan rekenen.

Omdat werkgevers en werknemers in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor de scholing van werkenden zijn afspraken hierover met de sociale partners van groot belang, wat de heer Van Weyenberg gisteren in zijn inbreng terecht constateerde. De gesprekken hierover worden in de komende periode gevoerd. De minister van Onderwijs heeft bij de begrotingsbehandeling al aangegeven dat het kabinet voor de zomer met een brief naar de Kamer komt over de stand van zaken ten aanzien van een leven lang leren, inclusief de individuele leerrekening.

Voorzitter. Dit was allemaal proces en tijdpad. Ik hoop dat ik daarmee de vragen heb beantwoord die hierover zijn gesteld. Dan ga ik nu echt in op de inhoud van de wetsvoorstellen. Dan kom ik op de eerste plaats op het blokje arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt kan een stuk fitter, ook al zou je denken dat het best goed gaat. Vanmorgen waren er weer nieuwe cijfers. De arbeidsmarkt gaat gewoon als een speer. Het aantal vacatures stijgt, de werkloosheid daalt als een dolle en vandaag is de werkloosheid onder de 400.000 geduikeld. En dat is alleen maar goed nieuws. Het laagste punt in acht jaar. Het aantal werkende 55-plussers is nog nooit zo hoog geweest. Ook dat vind ik belangrijk om te benadrukken. In de laatste 50 jaar daalde de werkloosheid alleen in de jaren negentig sneller dan nu. Het zijn records om trots op te zijn en ook alle lof voor het vorige kabinet voor de maatregelen die genomen zijn — ik kijk ook even naar de heer Gijs van Dijk — om de uitgangspositie te versterken. Maar als je goed kijkt, zie je dat de arbeidsmarkt niet is opgewassen tegen nieuwe ontwikkelingen die ons raken. Trends als digitalisering, robotisering en globalisering zorgen ervoor dat banen veranderen, verdwijnen maar ook ontstaan. Alleen een fitte arbeidsmarkt kan zulke veranderingen aan. Wat je ziet, is dat de balans op de arbeidsmarkt verstoord is. Flexibel en vast werk vulden elkaar ooit aan, lagen in elkaars verlengde, maar de laatste jaren zijn deze twee steeds meer uit elkaar gegroeid. Sommige mensen hebben een vast contract met veel bescherming en veel zekerheid en hebben de mogelijkheid om zich verder te ontplooien, terwijl anderen juist door een flexibeler contract bijvoorbeeld geen hypotheek meer kunnen afsluiten; ze draaien daardoor zelf op voor allerlei risico's en er is geen ruimte voor ontwikkeling.

Een gezonde arbeidsmarkt is als een geloliede machine die zichzelf en alle radertjes draaiende houdt. In zo'n arbeidsmarkt krijgen de mensen de kans om te werken op een manier die bij ze past. Ze krijgen de kans om door te groeien, zich te ontwikkelen. In zo'n arbeidsmarkt halen mensen ook fit hun pensioen, is er perspectief op een match. Samengevat, dan is er een ontwikkeling van baanzekerheid naar werkzekerheid. Daarvoor moeten we keuzes durven maken. Hoe ga je om met flexibilisering? Hoe blijven we gezond tot aan ons pensioen? Hoe zorg je ervoor dat mensen zich blijven ontwikkelen? Uitgangspunt van het kabinet is natuurlijk: werk moet weer lonen. We moeten de balans op de arbeidsmarkt herstellen. De kloof tussen vast en flex leidt tot een onacceptabele kloof ten aanzien van kansen. Ik wil geen samenleving van insiders en outsiders. Daarom vind ik het ontzettend belangrijk dat we die kloven terugdringen. Niet door alle verschillen weg te nemen — ik geloof dat de heer Özdil gisteren zei dat sommige vormen van flexwerk hartstikke goed zijn en mensen een kans bieden om ertussen te komen — maar juist door te werken aan een nieuwe balans die past bij deze tijd.

De heer Heerma stelde in dit verband de interessante vraag wat de maatregelen zijn waar ik het meeste vertrouwen in heb. Daar heb ik gisteravond en vannacht even over nagedacht. Ik ga een ontwijkend antwoord geven, excuus daarvoor, maar ik denk dat juist de integrale benadering nodig is. De heer Heerma en ik hebben samen onderhandeld over het regeerakkoord en kennen ook de achtergrond van de discussie. Juist het feit dat we er aan de onderhandelingstafel voor hebben gekozen allebei te doen, én vast én flex, en daar ook samenhang in te zien, is denk ik de meerwaarde van deze plannen.

Los gezien, zijn dat misschien allemaal kleine plannetjes. Van de transitievergoeding vanaf dag een kun je je afvragen wat die voorstelt, maar als je al die dingen bij elkaar optelt — de transitievergoeding, de differentiatie in contracten, maar ook de zzp'ers aan de onderkant, de aanpak van de payroll, de aanpak van nul uren — heeft dat geheel een balans. Ik denk dat daar ook de meerwaarde zit.

Dan wil ik een aantal concrete vragen gaan beantwoorden die door uw Kamer zijn gesteld. Ik begin bij de heer Van Kent. Dit sluit aan het betoog dat ik net richting de heer Heerma hield. Anders dan de heer Van Kent suggereert, brengt het kabinet vast en flex juist meer in balans, want het kabinet maakt in zijn analyse van de arbeidsmarkt onderscheid tussen de verschillende vormen van flex.

De arbeidsmarktpositie van zzp'ers is wezenlijk anders dan die van werknemers met een flexibel contract. Zzp'ers — dan kijk ik naar de heer Van Weyenberg — zijn in meerderheid tevreden met hun positie als zzp'er. Slechts een klein deel zou liever een vaste baan hebben. Het omgekeerde is het geval bij mensen met een flexcontract. Die zijn juist in meerderheid ontevreden met hun positie en willen juist liever een vast contract. Ik denk dat het heel belangrijk is om dit onderscheid ook mee te nemen in hoe u naar de arbeidsmarkt kijkt. Het kabinet zet er daarom op in om juist die positie van de flexcontracten te verbeteren. Enerzijds door in te zetten op minder flexibele arbeidscontracten, door de rechtspositie van werknemers met een oproepcontract te versterken, waardoor payroll niet langer een instrument is voor concurrentie op de arbeidsvoorwaarden. Waar ik met de heer Van Kent van mening verschil, is dat het kabinet van mening is dat het vaste contract ook aantrekkelijk moet worden. Ik heb net al een interruptiedebatje daarover gehad. Juist door die balans, juist door twee kanten te doen, zorg je voor meer evenwicht op de arbeidsmarkt. Als je alleen maar aan één kant gaat trekken herstel je dat evenwicht niet en heb je inderdaad het risico dat je weer in nieuwe vormen terechtkomt, zoals contracting, om onder het vaste contract uit te komen. Dus je moet beide doen om een stap vooruit te kunnen zetten.

Op de vraag van de heer Özdil over het type werkgelegenheid dat ik wens, kan ik dan ook helder zijn. Dat ligt in het verlengde van deze discussie. Het is mijn ambitie dat meer mensen aan het werk kunnen in contracten voor onbepaalde tijd. De heer Özdil is het daarmee eens.

De heer Wiersma vroeg mij om in het wetsontwerp inzake de cumulatiegrond in het ontslagrecht concrete casussen uit de praktijk mee te nemen. Ik ben al hard bezig met de uitwerking van deze maatregel uit het regeerakkoord en natuurlijk wordt daarbij ook gekeken naar de ontslagpraktijk, gewoon naar hoe het er in de praktijk aan toegaat. Al betekent dit niet dat we een concrete casus opnieuw zullen beoordelen, want ik kan niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Ik kan natuurlijk wel de ervaringen meenemen en dat verwerken in het wetsvoorstel, maar niet terugblikken op concrete casussen. Om de wet te laten aansluiten op de praktijk zullen werkgevers en werknemers als een extra waarborg worden betrokken bij de uitwerking van die maatregel.

Ook bij de uitwerking van de andere maatregelen heb ik uiteraard oog voor de praktische toepasbaarheid, waaronder die voor kleine werkgevers. De heer Wiersma had het over een mkb-toets. Formeel bestaat die niet, maar ik begrijp wel wat de heer Wiersma bedoelt met dit punt. We zullen er rekening mee houden.

Een ander blokje vragen gaat over de zzp'ers en de Wet DBA. Daar ga ik iets uitgebreider op in, omdat daarvoor gisteren terecht heel veel aandacht is gevraagd maar het ook een ingewikkeld onderwerp is. Dit valt in route 4 van mijn brief Naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt, samen met de uitwerking van de loondoorbetaling bij ziekte. Er is veel over te doen en het is ingewikkeld, zeg ik er maar bij. Het is niet voor niets dat ik deze route heb losgekoppeld van andere routes, omdat daar gewoon veel werk moet gebeuren. Ik hoor heel veel vragen over de kwalificatie van zzp'ers, want enerzijds is er de onzekerheid waarin echte zelfstandigen en hun opdrachtgevers op dit moment verkeren sinds invoering van de Wet DBA. Anderzijds hoor ik heel veel geluiden over organisaties die werken met schijnzelfstandigen. Juist de balans tussen die twee is voor mij een ingewikkelde discussie. Ik begrijp heel goed uw ongeduld in de Kamer om deze zaak aan te pakken. Ongeduld heb ik ook. Ik heb de vraag van de heer Wiersma ook gehoord om hier ook de turbo erop te zetten. De heer Wiersma is een fan van de turbo. Dat heb ik heel goed gehoord. Ik schets eerst even de afspraken in het regeerakkoord en daarna een aantal stappen om hiermee verder te komen. In het regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd de Wet DBA te vervangen, omdat deze wet niet de helderheid heeft geboden die gewenst is en niet tot terughoudendheid heeft geleid bij opdrachtgevers als het gaat om de inhuur van zzp'ers in schijnzelfstandigheid.

In antwoord op de vraag van de heer Bruins of ik kan schetsen hoe de nieuwe wet er uit gaat zien, kan ik globaal het volgende zeggen. De wet wordt vervangen door drie maatregelen. In de eerste plaats krijgen mensen die werken tegen lage tarieven — in het regeerakkoord staat tussen de €15 en €18 of 125% van het WML — een arbeidsovereenkomst wanneer het gaat om reguliere bedrijfsactiviteiten of werkzaamheden die langer dan drie maanden duren. In de tweede plaats wordt mensen die hogere tarieven kunnen vragen voor hun werkzaamheden — volgens het regeerakkoord boven de €75 — de mogelijkheid geboden tot een opt-out uit de loonheffing en de werknemersverzekeringen wanneer zij korter dan een jaar hun diensten verlenen of geen reguliere bedrijfsactiviteiten verrichten. In de derde plaats kan een opdrachtgever via een opdrachtgeversverklaring vooraf zekerheid krijgen over het al dan niet verschuldigd zijn van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen, uiteraard zolang er wordt gewerkt conform de aangeleverde informatie van die opdrachtgeversverklaring. Dit zijn de drie stappen die volgens het regeerakkoord worden gezet. Nogmaals, daar komt een complexiteit van wetgeving, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid achter vandaan.

Voorzitter. De staatssecretaris van Financiën en ik willen de huidige onrust zo snel mogelijk wegnemen en zo veel mogelijk helderheid geven, net als veel fracties in uw Kamer. Dit zijn echter grote aanpassingen van het arbeidsrecht met grote implicaties voor de uitvoering, voor de handhaving en voor de Belastingdienst. Dat betekent dat wij zorgvuldigheid moeten betrachten bij de uitwerking. Bovendien moet het geen tekentafelexercitie worden. Het gevaar is dat we dan weer van de regen in de drup belanden en nog geen probleem hebben opgelost. Daarom gaan we goed luisteren naar veldpartijen, zoals de zzp-organisaties, werkgevers en werknemers, zodat de maatregelen in de praktijk ook goed uitvoerbaar zijn. Ik kan u melden dat ik ondertussen samen met de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken een uitnodiging heb verstuurd aan de zzp-organisaties om eind januari bij elkaar te komen en alle opties uit het regeerakkoord te verkennen, alsmede breder te kijken naar de toekomst van de zzp'er. Dat gebeurt dus eind januari. We zijn dus aan de slag gegaan en pakken dit voortvarend op, met alle zzp-organisaties. In mijn brief heb ik aangegeven te streven naar inwerkingtreding per 2020. Ik begrijp heel goed dat dit heel ver weg voelt, maar voor dergelijke grote aanpassingen is een wetswijziging nodig en is er aanpassing in de uitvoering en handhaving nodig. Het is dus al een ambitieuze doelstelling om te mikken op 1 januari 2020. De focus van het kabinet — we hechten eraan dit te benadrukken — ligt nu eerst bij het wegnemen van de onzekerheid bij zelfstandigen en hun opdrachtgevers, namelijk door de opdrachtgeversverklaring, de opt-out en de verplichte arbeidsovereenkomst voor bepaalde groepen met een laag tarief. De opdrachtgeversverklaring zou per 2020 in werking kunnen treden. De heer Van Weyenberg vroeg daarnaar.

Ik zie een paar mensen trappelen van ongeduld om hier een vraag over te stellen!

De voorzitter:
Ik zie ze ook. De heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De Wet DBA is er niet meer. Er komen nieuwe plannen van het kabinet, waarnaar we zeker goed gaan kijken, maar we leven nu in een soort niemandsland. Met name de schijnzelfstandigen hebben daar last van. Gisteren hebben we in de Kamer gesproken over Deliveroo, over de fietsbezorgers. We zien het ook in de schoonmaak. We zien het in de horeca.

De voorzitter:
Uw vraag is ...?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Mijn vraag is wat de minister in de tussentijd gaat doen om dit te handhaven.

Minister Koolmees:
Voorzitter, met uw goedvinden kom ik daar zo meteen op terug. Dit staat verderop in mijn tekst.

De heer Wiersma (VVD):
Het is heel goed dat de minister nadrukkelijk veel partijen wil betrekken bij de plannen voor zzp'ers. De zzp'ers stonden de afgelopen dagen ook in de krant met precies die oproep. Het is dus heel goed dat daaraan gehoor wordt gegeven, maar ze hebben nog een andere oproep, namelijk om snel met duidelijkheid en helderheid te komen. Daarvan zegt de minister: dat is mooi; die turbo heb ik gehoord.

De voorzitter:
Ja?

De heer Wiersma (VVD):
Ik ben ook benieuwd hoe hij die dan gaat toepassen, want er is natuurlijk een groep zzp'ers, dat zijn de echte ondernemers ...

De voorzitter:
De minister. De vraag is helder.

De heer Wiersma (VVD):
... die het afgelopen jaar in onzekerheid hebben gezeten. Kunnen we hun niet sneller duidelijkheid bieden, bijvoorbeeld in die criteria ...

De voorzitter:
Het moet echt kort zijn, meneer Wiersma, echt waar. Ik word heel vervelend vandaag. Ik waarschuw alvast.

De heer Wiersma (VVD):
Ik merk het, maar het komt goed. Kan het sneller, is mijn vraag?

De voorzitter:
Dat geldt ook voor u! Kan het sneller, meneer Wiersma?

Minister Koolmees:
Ik begrijp het ongeduld van de heer Wiersma. Ik heb wel geschetst dat het in de praktijk echt heel complex is, ook in de wetgeving en ook in de uitvoering. Dus ik begrijp het ongeduld, maar ik wil ook geen fouten maken. Ik wil niet weer de situatie krijgen dat we de onrust niet wegnemen, wat ons doel is, maar juist groter maken. Ik vraag dus enig begrip voor deze complexe uitvoering.

De heer Wiersma (VVD):
Heel snel, heel kort. Dat begrip is er altijd. Alleen zou het voor de echte zzp'ers helpen als die duidelijkheid er is, bijvoorbeeld door opheldering te geven over de gezagsverhouding en ook door duidelijkheid te geven over het hogere tarief. Zou dat niet bijvoorbeeld al in januari 2019 kunnen?

Minister Koolmees:
Ik ga erover nadenken en kom daarop terug in tweede termijn. Is dat goed?

De voorzitter:
Ja, prima.

De heer De Jong (PVV):
Het zzp-schap en alles wat eromheen hangt kent heel veel voordelen, vooral op het moment dat je het er goed naar je zin hebt, maar het kent ook heel veel nadelen. In ieder geval gaat de minister er nu mee aan de slag. Dat is goed om te weten, maar ik ben toch benieuwd wat hij gaat doen voor de mensen die bijvoorbeeld onder die €15 tot €18 per uur zitten bij opdrachten.

Minister Koolmees:
Het regeerakkoord is wat dat betreft heel helder. Mensen die onder de €15 tot €18 of 125% van het WML zitten, zijn in de toekomst geen zzp'er. Dat betekent dat er sprake is van een dienstverband.

De heer De Jong (PVV):
Dat is toch een beetje gek. Er zijn ontzettend veel mensen die bijvoorbeeld opdrachten in totaalbedragen aannemen en die daar een x-aantal uren voor gebruiken. Als je dat zou terugrekenen, dan zou het kunnen dat ze dat bijvoorbeeld voor €10 per uur doen. Met andere woorden: wat is nou het signaal aan die mensen, die proberen het beste voor elkaar te boksen voor hun bedrijfje als zzp'er of op andere manieren? Zijn die zo meteen nog wel of niet zzp'er?

Minister Koolmees:
Deze vraag valt eigenlijk in twee delen uiteen. Het eerste deel is: vind je dat deze groep ondernemer is of eigenlijk in loondienst zou moeten? Het antwoord in het regeerakkoord is helder: loondienst. Het tweede punt geeft precies aan waarom deze wetgeving zo complex is. Ik begrijp de signalen van de heer De Jong heel goed, want die heb ik zelf ook: hoe ga je dat handhaven, hoe ga je dat uitvoeren in de praktijk? Daarom hebben we echt de tijd nodig om dit uit te werken. Ik zeg daar wel bij dat dit geen nieuw terrein is. We hebben in Nederland bijvoorbeeld ook de Wet minimumloon. Daar zou ook een dergelijke constructie toegepast kunnen worden waarmee je de wet ontduikt. Ook daarop wordt gehandhaafd in de praktijk. Het is ook een norm geworden voor werkgevers om toe te passen. Maar de heer De Jong heeft gelijk. In de uitvoering zit de complexiteit.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik denk dat de heer Wiersma en ik in de tweede termijn de minister nog wel wat verder zullen uitdagen rondom die verduidelijking voor zzp'ers.

Minister Koolmees:
O, wordt hier gedreigd?

De heer Van Weyenberg (D66):
Dit heet een heads-up. In goed Nederlands is dat een aankondiging, geloof ik.

Ik heb een vraag over de ondernemersovereenkomst, dus het wat verdergaande doorkijkje in het regeerakkoord naar een eigen rechtspositie. Ook dat is heel ingewikkeld en moet zorgvuldig. Kan de minister aangeven wat daarbij het tijdpad is? Ik ga ervan uit dat in alle wetgeving ook dat nadenken niet stilstaat.

Minister Koolmees:
Zeker niet. Ik pak gelijk twee dingen van de heer Van Weyenberg bij elkaar: het herijken van de gezagsrelatie, niet in de uitvoering maar in het Burgerlijk Wetboek, waar ook een passage over staat in het regeerakkoord, en de ondernemersovereenkomst. Die vallen in mijn brief in spoor één. Daar is een fundamentele verkenning voor nodig. Ik vind het heel moeilijk om daar een tijdpad voor te schetsen, omdat er echt fundamenteel over nagedacht moet worden. Maar ik ga deze discussie nu wel starten om die op tijd te kunnen afronden.

De heer Van Weyenberg (D66):
Zou de minister in het gesprek dat hij samen met de staatssecretaris van Financiën voert met de organisaties van zzp'ers en ik hoop ook met een aantal individuele zzp'ers, naast de wetgeving voor de opvolging van de Wet DBA ook die toekomstverkenning op de agenda willen zetten?

Minister Koolmees:
Ja, doe ik. Ik ga alleen geen concrete termijn noemen. Dat vind ik te link op dit moment.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Koolmees:
Dan kom ik nu terug op het punt van ... Maar nu is de heer Gijs van Dijk er even niet.

De voorzitter:
Die is er wel, maar alleen even ...

Minister Koolmees:
De heer Gijs van Dijk had net een interruptie over de handhaving en de discussie naar aanleiding van een individueel bedrijf. Ik heb goed geluisterd. Ik heb breed in de Kamer het ongemak gevoeld en ook de roep om aandacht gehoord voor de handhaving, als het gaat over schijnzelfstandigheid. Ik vind het wel een dilemma, zoals ik al eerder heb geschetst. Naast het wegnemen van onrust voor opdrachtgevers en voor zelfstandigen, zijn er ook in de praktijk constructies die lijken op schijnzelfstandigheid waar ik graag iets aan zou willen doen. Zoals u begrijpt, ga ik geen oordeel geven over individuele bedrijven — dat past mij niet — maar de signalen die uit de Kamer komen en van de hoorzittingen, zijn helder. Ook de staatssecretaris van Financiën heeft het bij de Algemene Financiële Beschouwingen heel helder gemaakt. Ik vind het dus ook een zorgelijke ontwikkeling.

Met de maatregelen uit het regeerakkoord worden belangrijke stappen gezet om dat aan te pakken, met name als het gaat om het minimumtarief. Wat ik wel al kan toezeggen aan de heer Heerma, de heer Van Weyenberg en de heer Van Dijk, is dat ik middels een brief van mij en de staatssecretaris van Financiën laat weten hoe het kabinet de handhaving ten opzichte van de kwaadwillenden voortzet totdat de nieuwe wetgeving in werking is getreden. Die brief komt in de loop van januari, eind januari.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Is dit een nieuwe brief of is dit de brief die ook raakt aan de kluseconomie, waar de minister eerder deze week al in antwoorden aan refereerde? Wordt er daarbij ook heel expliciet gekeken naar de rol die de Inspectie SZW hierbij kan vervullen? Eerder bij PostNL is er ook al naar voornamelijk de Belastingdienst verwezen. Er is een motie van de heer Van Weyenberg en mijzelf die zegt dat ook daar de inspectie een rol zou moeten hebben. We trekken meer geld uit voor de inspectie. Dat is ook gericht op constructies. Heeft de inspectie daar dan ook een expliciete rol in en wordt daar in de brief op ingegaan?

Minister Koolmees:
De eerste vraag van de heer Heerma was of het een nieuwe brief is. Ja, het is een nieuwe brief. Het onderzoek naar de platformeconomie is in maart afgerond, zoals ik ook in de antwoorden aan de heer Özdil heb aangegeven. Dit is een nieuwe brief als het gaat om de zzp, omdat ik de signalen heel duidelijk vind, ook gelet op wat er de afgelopen weken is gebeurd in de Tweede Kamer. De tweede vraag. Er zijn natuurlijk meer instrumenten. De Inspectie SZW — de staatssecretaris gaat er straks uitgebreid op in — houdt risicogericht toezicht en kijkt ook waar arbeidswetgeving niet wordt nageleefd. Daar wordt dus zeker aandacht voor gevraagd. Je hebt ook het wettelijk minimumloon. We hebben de Wet aanpak schijnconstructies. Dus er zijn verschillende wettelijke mogelijkheden en constructies, die zeker ook altijd worden gehanteerd. Wat ik in de brief wil doen is samen met staatssecretaris Menno Snel een bredere schets geven van hoe we de komende tijd omgaan met de discussie over de zzp, vooruitlopend op de wetgeving die komt. Maar dat is een nieuwe brief.

De heer Van Kent (SP):
Een brief met beschouwingen is natuurlijk altijd welkom, prima. Maar ik heb eigenlijk een heel simpele vraag aan de minister. Gaat er in het geval van Deliveroo of van andere bedrijven waar dit aan de hand is, gehandhaafd worden door dit kabinet, ja of nee?

Minister Koolmees:
Er wordt altijd gehandhaafd conform de wet. Het ingewikkelde in deze situatie is dat de wetgeving die wij voor ogen hebben, er nog niet is. Het is een ingewikkeld vraagstuk, waarin ik ook zorgvuldig moet zijn. Ik moet er dus ook voor zorgen dat ik geen nieuwe onrust creëer op de arbeidsmarkt, bij opdrachtgevers, bij zzp'ers. Ik moet hier gewoon voorzichtig te werk gaan. Daarom zei ik net in reactie op de vragen van de heer Heerma die brief toe richting eind januari. Dat is omdat ik een belangrijk signaal vind van de Kamer, maar ook omdat ik op dit moment niet direct de oplossing heb. Ik moet er iets langer over nadenken. Ik hoop ook op begrip van de heer Van Kent hiervoor.

De heer Van Kent (SP):
Ja, "langer over nadenken". Ik bedoel, dit speelt al lang. De regering is allang op de hoogte. We hebben er schriftelijke vragen over gesteld. Toen is dat onderzoek aangekondigd, dat we dan ergens in maart krijgen. We zien allemaal wat er gebeurt, en de minister ook. Ik kan echt niet begrijpen dat de minister hier zegt dat we voorzichtig moeten optreden. Nee, het kabinet moet hard optreden. Wat hier gebeurt, kan echt niet. Daarom nogmaals de vraag: is deze minister bereid om in het geval van Deliveroo en vergelijkbare situaties, op te treden, of kiest de minister ervoor om brieven te sturen, onderzoeken te doen en voorzichtig te zijn?

Minister Koolmees:
Ik begrijp dit retorische trucje van de heer Van Kent. Ik hecht er toch aan om erop te wijzen dat ik geen nieuwe onrust wil creëren. Want als ik nieuwe onrust zou creëren, staat de heer Van Kent direct weer aan de interruptiemicrofoon om te vragen hoe ik dit ga oplossen. Wat ik heb aangegeven, ook in antwoord op vragen van de heren Heerma, Van Weyenberg en Van Kent gister, is dat ik de signalen rond schijnzelfstandigheid zeer serieus neem, dat ik hiermee aan de slag ga en dat ik goed ga kijken wat er kan. Het bestaande instrumentarium is: de Wet aanpak schijnconstructies, de WML, de Inspectie SZW en het risicogericht toezicht. Maar ik heb wel de tijd nodig. Ik ben nu zes weken minister, dus ja, sommige dingen gaan nu eenmaal niet zo snel dat ik al volgende maand met een brief kan komen, samen met staatssecretaris Snel, hoe ermee om te gaan. Het signaal uit de samenleving en uit deze Kamer is helder en daar ga ik mee aan de slag. Maar ik ga ook geen verwachtingen wekken die ik niet waar kan maken. Ik hoop dat u daar begrip voor heeft.

De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Er bestaat ook de regeling van de kwaadwillenden, die bij Financiën ligt. Is de minister bereid daarnaar te kijken als het gaat over Deliveroo?

Minister Koolmees:
Ik ga geen uitspraken doen over individuele bedrijven. Ik hoop dat u daar begrip voor heeft. In mijn positie is dat ingewikkeld. Maar inderdaad, de bestaande praktijk is, ook naar aanleiding van de Wet DBA, handhaving op de kwaadwillenden. Daar ga ik naar kijken, zeker.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Koolmees:
Dit was mijn blokje arbeidsmarkt, voorzitter. Dan kom ik ...

De heer Özdil (GroenLinks):
Een vraag van orde: als we ervan uitgaan dat de minister klaar is met zijn zzp-blokje, dan mis ik volgens mij nog een antwoord op mijn vragen over de mogelijkheid om een verzekering te kunnen afsluiten tegen het minimumtarief voor zzp'ers.

Minister Koolmees:
Die zit inderdaad volgens mij niet in de schriftelijke set. Volgens mij heeft de heer Van Weyenberg daar gister uitstekend antwoord op gegeven: juist de tariefstelling als het gaat om 125% WML is natuurlijk vanuit de gedachte dat het ligt boven wat we normaal gesproken als minimum hanteren, waarin ruimte zit om premies af te kunnen dragen. De heer Özdil weet ook dat er geen verplichting is om zo'n verzekering af te sluiten, maar die ruimte is er wel. Daarom is gerekend met 125% WML.

De heer Özdil (GroenLinks):
80% van de zzp'ers heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Daarvan geeft 70% aan dat dat is omdat ze het te duur vinden. Is de minister het met mij eens dat een vrije keuze om verzekeringen af te kunnen sluiten, alleen werkelijkheid is als er ook daadwerkelijk de financiële mogelijkheid is om die verzekering te kunnen betalen?

Minister Koolmees:
Ja, dat ben ik met u eens. Daarmee is in het regeerakkoord rekening gehouden bij de opbouw van het tarief. Overigens: in de schriftelijke set die vanmorgen is gestuurd, zit wel een verwijzing naar het overleg met het Verbond van Verzekeraars, wat ik begin volgend jaar heb over dit soort kwesties. Maar die vraag is schriftelijk beantwoord, dus ...

De heer Özdil (GroenLinks):
Dit antwoord van de minister stemt optimistisch. Kan ik er dus van uitgaan dat hij mijn verzoek aan hem meeneemt om dit uitgangspunt mee te nemen in de definitieve bepaling van het minimumtarief?

Minister Koolmees:
Ja, dat is al gebeurd. Dus ik kan dat makkelijk toezeggen. Het zit er al in.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Özdil (GroenLinks):
Afrondend, voorzitter, vraag 1c. Ik heb hier de toezegging van de minister dat het minimumtarief dat er gaat komen minstens genoeg zal zijn om die verzekering te kunnen afsluiten. Dan heb je een vrije keuze.

Minister Koolmees:
Even voor de volledigheid, de helderheid en de zuiverheid het volgende. Mijn antwoord was net: in de tariefstelling in het regeerakkoord is gekozen voor 125% WML, wat meer is dan 100% WML, het minimum, juist om ruimte te creëren voor dit soort aspecten. Ik hoef de toezegging dus niet te doen, want hij zit al in het regeerakkoord. Maar als de heer Özdil dat wil, ga ik zijn signaal meenemen. Is al gebeurd, maar ik ben zo ontzettend flexibel dat ik het weer meeneem.

Voorzitter. Blok 2, de pensioenen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb antwoord gekregen van de minister op mijn vraag over de dienstverlening van het UWV, in het kader van het goed begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt. We hebben vandaag inderdaad positief nieuws gekregen. Ik ben benieuwd of het ook uitgekomen was als het minder positief was. Ik heb een vraag aan de minister. De minister zegt dat het allemaal goed zit met het UWV, maar wij hebben gevraagd om meer maatwerk. We zien en horen nu het volgende over de dienstverlening. We krijgen daar berichten over. Ik citeer uit een interne memo van het UWV: "klanten met het bsn-eindcijfer 8 en 9 krijgen onlinedienstverlening en klanten met het bsn-eindcijfer 0 tot en met 7 krijgen reguliere dienstverlening ...

De voorzitter:
En de vraag is?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
... Als er vragen komen waarom de ene klant wel een uitnodiging krijgt voor een gesprek en de andere niet, dan zeggen we dat we de dienstverlening afstemmen op wat we denken dat de klant nodig heeft". Dat is toch geen maatwerk? Met het ene bsn-nummer ga je in de ene molen en met het andere ga je in een andere molen.

Minister Koolmees:
Deze vraagstelling van mevrouw Van Brenk bevat twee aspecten. De eerste is de suggestie dat het CBS niet onafhankelijk zou zijn. Die wil ik wegnemen. Het CBS heeft deze gegevens vanmorgen gepubliceerd. Wij hebben echt geen invloed op de timing. Dat wil ik toch even benoemd hebben. Dan het tweede punt. Juist voor maatwerk bij het UWV is in het regeerakkoord 70 miljoen vrijgemaakt voor meer face-to-facegesprekken. Die 70 miljoen zijn verdeeld over zowel het WW-traject als het arbeidsongeschiktheidstraject, juist vanuit de gedachte: hoe zorgen we ervoor dat het UWV meer dienstverlening kan bieden om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te helpen aan een baan? De partijen van de coalitie vinden dat hier meer aandacht voor moet komen. Het regeerakkoord is daar ook helder over. Daarom is er 70 miljoen gereserveerd voor deze activiteiten.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik vertelde net hoe het UWV mensen behandelt. Ik zou toch echt van de minister willen weten of hij dit soort dingen goedkeurt en of hij vindt dat dit maatwerk is.

Minister Koolmees:
Ik ga dit checken en dan kom ik er in de tweede termijn op terug. Ik ken dit voorbeeld van die bsn-nummers niet, dus ik vind het gevaarlijk om daarover te filosoferen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb het hier, dus ik kan het u zo geven.

Minister Koolmees:
Ja, als u het aan mij geeft, dan kan ik het laten uitzoeken.

De voorzitter:
Ja. Prima.

Minister Koolmees:
Ja.

De heer De Jong (PVV):
In dit blokje mag ik denk ik ook wel een vraag stellen over de werkloosheidscijfers.

Minister Koolmees:
Zeker.

De heer De Jong (PVV):
Ik zou graag van de minister willen weten hoeveel mensen op dit moment een baan hebben van onder de twaalf uur per week, hoeveel van de nieuw bij gekomen banen een flexbaan is en hoeveel flexbanen er op dit moment in totaal zijn.

Minister Koolmees:
Ik kan mij herinneren dat ik schriftelijke antwoorden heb gestuurd op 395 vragen naar aanleiding van de begroting, inclusief een setje dat vorige week aan de Kamer is gestuurd. Daarin zijn een heleboel feitelijke vragen over de samenstelling van de arbeidsmarkt en het aantal uren opgenomen. Ik kan de antwoorden op deze specifieke vragen straks schriftelijk naar u opsturen, maar ik weet het niet uit mijn hoofd. Het enige cijfer dat ik uit mijn hoofd weet, is het aantal vaste banen, dat in het laatste jaar is gegroeid met ongeveer 50.000, en het aantal flexbanen, dat is gegroeid met ongeveer 100.000. Maar ik ga nu filosoferen en vrij associëren en dat vind ik gevaarlijk.

De heer De Jong (PVV):
De reden waarom ik deze vraag stel, is dat er vanochtend cijfers naar buiten zijn gekomen. De minister zegt dat hij ontzettend trots is, terwijl uit de cijfers blijkt dat ontzettend veel mensen een flexbaan hebben, ontzettend veel mensen geen vaste baan hebben en ontzettend veel mensen nog steeds meer zouden willen werken dan op dit moment gebeurt. Hoe rijmt hij dat met zijn gevoel van trots? De minister kent de cijfers ook helemaal niet uit zijn hoofd, maar goed. Als hij ziet dat er nog ontzettend veel mensen aan de kant staan, hoe rijmt hij dat dan met zijn gevoel van trots?

Minister Koolmees:
Mijn trots zit hem in het feit dat de werkloosheid heel snel is gedaald en dat heel veel mensen weer een baan hebben. Zij hebben geen uitkering en staan niet aan de zijlijn, maar zijn weer aan het werk. Dat vind ik positief. Tegelijkertijd is het hele betoog van de heer De Jong een bewijs van het belang van het regeerakkoord. Ik heb net aangegeven dat juist de ontwikkeling van flexbanen en de kloof tussen vaste banen en flexbanen een van de ontwikkelingen is die mij zorgen baart. Daar willen we iets aan doen om het dichter bij elkaar te brengen en om meer vaste banen in het bereik te brengen. Eigenlijk zegt de heer De Jong dat hij het regeerakkoord van harte steunt en dat vind ik positief nieuws.

De heer De Jong (PVV):
Nee. Wat ik zeg is dat er nog 1,3 miljoen mensen met onbenut arbeidspotentieel aan de kant staan. En dan staat hier een minister zo ongeveer nog net niet met een rode neus, oranje haar, champagneflessen en confetti de nieuwe werkloosheidscijfers naar voren te brengen. Maar de realiteit is dat er op dit moment superveel mensen zijn die met die onzekere factor te maken hebben, die in bestaansonzekerheid leven en die hun financiële ruimte niet op orde hebben. En dan zegt deze minister: het is ontzettend fijn. Ik wil gewoon nu van de minister weten hoeveel mensen op dit moment een baan van minder dan twaalf uur hebben, zodat we ervoor kunnen zorgen dat die mensen weer een vast dienstverband krijgen.

Minister Koolmees:
De suggestie van de heer De Jong in deze vraagstelling verwerp ik. Natuurlijk zijn er nog steeds meer dan 1,3 miljoen mensen die in een uitkering zitten. Ik denk eerder dat het 1,6 miljoen mensen zijn. Het regeerakkoord is in dat opzicht heel breed: de staatssecretaris is bezig met de loondispensatie en de Wajong, en ik ben bezig met de integratieagenda. Hoe zorgen we ervoor dat mensen uit de bijstand komen? Hoe zorgen we ervoor dat mensen als ze gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, weer aan een baan kunnen komen? Hoe zorgen we ervoor dat mensen die in de Wajong zitten, aan een baan kunnen komen? Met andere woorden, zo zeg ik in de richting van de heer De Jong: hoe krijgen alle mensen, die nu nog langs de zijlijn staan, een kans om mee te doen op de arbeidsmarkt? De heer De Jong vermengt dat met de specifieke vraag hoeveel banen er zijn met minder dan twaalf uur in de week. Ik weet het niet. Ik wil het best voor u laten opzoeken op StatLine van het CBS, zodat u daar in tweede termijn een antwoord op krijgt, maar ik ben het gewoon niet eens met de suggestie in de vraag van de heer De Jong. Het gaat voor het eerst in jaren weer goed: de werkloosheid daalt. Laten we daar blij mee zijn. Tegelijkertijd constateer ik dat de groei vooral in flexbanen zit, en ik heb net een heel betoog gehouden dat we er iets aan gaan doen om de vaste baan weer bereikbaar te maken.

Voorzitter. Het pensioen, blok twee. Ons pensioenstelsel is een van de beste in de wereld, volgens al die internationale ranglijstjes. Maar ook als je ...

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Ik zou toch willen voorstellen dat de minister eerst dit blokje afmaakt.

Minister Koolmees:
Nou, ik ben net begonnen met het pensioenblok.

De voorzitter:
Oké, dan geef ik de heer Wiersma het woord.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, excuses. Ik moest even van achteren uit de zaal komen.

Ik heb gisteren een vraag gesteld omdat er een onderzoek loopt naar de aard en omvang en de groei van de klusseneconomie en de eventuele knelpunten daarbij. Wij voelen de behoefte om eens breder te kijken naar waar de arbeidsovereenkomst knelt met hoe we het arbeidsrecht hebben ingevuld. Ons verzoek gisteren was of de minister bereid is om daar verder onderzoek naar te doen. In de antwoorden geeft hij aan dat hij niet wil vooruitlopen op dit onderzoek. Maar we hebben gisteren een discussie gehad over contracting en andere vormen die opkomen. Zou de minister in ieder geval kunnen toezeggen dat als dat onderzoek over de klusseneconomie is afgerond, hij dan vervolgstappen zou willen zetten door ook te kijken naar andere vormen, die niet alleen de klusseneconomie raken maar die wel van belang zijn voor de toekomst van de arbeidsovereenkomst?

Minister Koolmees:
Ja.

De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Koolmees:
We hebben dus een goed pensioenstelsel. Maar het lijkt wel alsof we een collectieve blinde vlek hebben voor de sterke signalen die er zijn. Van ouderen die boos zijn omdat hun pensioen al jaren niet meer wordt geïndexeerd. En van jongeren die bang zijn dat er voor hen straks helemaal geen geld meer in de pot zit. Eerlijk gezegd hebben we verwachtingen gewekt die je niet kunt waarmaken, en dat zorgt voor onzekerheid. We moeten voorkomen dat mensen mentaal afhaken. Ik wil ons pensioenstelsel vernieuwen en dus niet, zoals de heer De Jong gisteren suggereerde, afschaffen. Ik doe dat niet omdat ik zo graag wil hervormen, maar om het vertrouwen in het stelsel te herstellen. Dat kan ik uiteraard niet alleen. De sociale partners spelen hierbij een ontzettend belangrijke rol. In de eerste plaats omdat het pensioen natuurlijk een arbeidsvoorwaarde is, maar ook omdat je zo'n grote operatie alleen samen goed en zorgvuldig kunt opzetten en uitvoeren.

Zo is het van belang dat bijvoorbeeld bij de overgang naar een nieuwe opbouwsystematiek geen groepen buiten de boot vallen, en dat de effecten van de overgang evenwichtig zijn voor alle deelnemers. Het kabinet helpt daarbij, door in het regeerakkoord extra fiscale ruimte tijdens de overgang te bieden en door kaders op te stellen die maatwerk mogelijk maken. Als gelijktijdig met de afschaffing van de doorsneesystematiek wordt overgestapt op een nieuw pensioencontract, zoal in het regeerakkoord staat, wordt de transitie aanzienlijk vergemakkelijkt. Tegen de heer Van Kent zeg ik dat een evenwichtige overgang naar een nieuwe manier van pensioenopbouw een gezamenlijke opgave is voor sociale partners en het kabinet. Het is ook echt noodzakelijk dat we dat samen doen.

De discussie over de houdbaarheid van het pensioenstelsel is niet van vandaag of gisteren. Ze is er ook niet sinds het regeerakkoord. We praten er ondertussen al tien jaar over. In 2009en 2010 brachten de commissie-Goudswaard en de commissie-Frijns de structurele problemen van het pensioenstelsel in kaart. Tijdens de vorige kabinetsperiode hebben sociale partners, de pensioensector en deskundigen een stevige bijdrage geleverd aan De Nationale Pensioendialoog. In 2015 heeft de Sociaal-Economische Raad een belangrijk pensioenadvies uitgebracht, en in 2016 een aanvulling op dat advies. Er ligt dus nog heel veel goed materiaal waar we op kunnen voortbouwen.

Bovendien hechten alle partijen aan een goed stelsel van arbeidsvoorwaardelijk pensioen. We hebben hierin een gedeeld belang. Daarom ben ik ervan overtuigd dat wij begin volgend jaar goede stappen met elkaar kunnen maken in de SER. Daar heeft de heer Özdil ook naar gevraagd. Want samen moeten we antwoorden zoeken voor een pensioenstelsel dat weer decennia meekan, een stelsel dat beter past bij de veranderende manier waarop we leven en werken, dat beter aansluit bij de persoonlijke behoeften van mensen, en waar we weer vertrouwen in kunnen hebben. Dat is waar we het voor doen. De heer Van Kent vroeg expliciet: waarom doen we dit? Hiervoor.

Het moet duidelijk zijn wat je kunt verwachten van je pensioen, bijvoorbeeld met een pensioencontract met persoonlijke pensioenvermogens. Er moet een neutralere manier van pensioen opbouwen komen, waarbij premie en opgebouwd recht beter met elkaar in balans zijn. In reactie op de vraag van de heer Özdil wil ik dat zzp'ers makkelijker mee kunnen doen met het opbouwen van pensioen. Ook hierbij geldt dat ik geen samenleving wil van insiders en outsiders.

Tot slot wil ik wel kijken of er meer keuzemogelijkheden kunnen worden gecreëerd, een pensioen op maat. Natuurlijk moeten we bij dit alles niet het kind met het badwater weggooien, want collectiviteit, risicodeling en verplichtstelling zijn prachtige kernwaarden die we moeten behouden in ons pensioenstelsel. Maar alleen door op tijd te veranderen kunnen we deze mooie kernwaarden ook behouden en kunnen we met elkaar het vertrouwen in het stelsel herstellen.

Voorzitter. Voor de houdbaarheid van het stelsel van oudedagsvoorziening is een koppeling aan de levensverwachting van belang. Ik ben ook ...

De voorzitter:
Maak uw zin af.

Minister Koolmees:
Nou ja, ik ga nu eigenlijk over naar de AOW en andere vormen, en ik denk dat de heer Van Rooijen, die bij de interruptiemicrofoon staat, het over de discontovoet wil hebben. Daar sta ik natuurlijk graag bij stil.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het verbaast mij dat ik, als ik vijf minuten over het pensioenstelsel praat, van de minister geen enkel antwoord over de discontovoet krijg, terwijl hij het zelf uitlokte. Ik ben ook erg teleurgesteld over de schriftelijke antwoorden die we vannacht hebben gekregen. Ik heb een vraag gesteld over artikel 83 van de Pensioenwet, en ik heb inderdaad gesproken over de discontovoet. Ik wil op beide vragen een antwoord hebben. De minister zegt over artikel 83: nou, dat komt ook aan de orde; het raakt artikel 83, dus dat zal er onderdeel van uitmaken. Ik wil klip-en-klaar van de minister weten of hij van plan is om artikel 83 gewoon te schrappen, zoals dat ook in het reële stelsel gebeurde. En ik wil van de minister weten waarom hij vindt dat de risicovrije rente de beste manier is voor het huidige stelsel, en of alleen die risicovrije rente niet gewoon de oorzaak is van het feit dat het vertrouwen aangetast is. U bent daar niet op ingegaan. Ik vind dat niet erg chic.

Minister Koolmees:
Ik kan hier heel lang op ingaan, maar ik probeer het toch kort te houden, als u dat goed vindt. Ik heb ook in mijn schriftelijke set, die vanmorgen naar u toe gestuurd is, gezegd dat artikel 83 van de Pensioenwet onderdeel zal zijn van alle discussies over de toekomst van het stelsel. Zoals ik net richting de heer Wiersma heb aangegeven, gaat het er eigenlijk om dat er tussen een akkoord op hoofdlijnen en de implementatie in wetgeving ontzettend veel techniek zit. Daar horen ook het invaren van oude rechten, premiestelling en transitie bij. Daar komt het zeker op terug. Daar refereert mijn antwoord in de schriftelijke set aan.

Over het tweede punt, dat van de risicovrije rente, heeft de heer Van Rooijen heel vaak een discussie gevoerd, ook met mijn voorgangers en het vorige kabinet. Laat ik daar heel kort over zijn, want we kunnen echt een keer een apart AO hebben over het hele pensioenstelsel; ik denk dat dat verstandiger is. Ik ben voorstander van het hanteren van de risicovrije rente, omdat het bij de bepaling van de dekkingsgraad van pensioenen aan twee kanten van de balans op dezelfde manier gebeurt. De verplichtingen en de bezittingen van een pensioenfonds worden op dezelfde manier gewaardeerd. Als je aan één kant van de balans met een andere rente gaat rekenen, met een kunstmatige, hogere rente, dan geef je eigenlijk een verkeerde voorstelling van zaken. Dat vind ik niet verantwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
We hebben hier inderdaad misschien een keer een AO over, maar we praten hier over een groot onderwerp. De minister zegt eigenlijk dat alle techniek nog aan de orde komt. Ik wil nu ten principale van de minister horen of hij artikel 83 gaat schrappen. Dat is een ordinaire onteigening. Dat is invaren. Als het kabinet dat van plan is, zullen we daar vanaf dit moment tegen ten strijde trekken. Het reëel contract heeft daar ook schipbreuk op gelopen. Ik heb toen gezegd: we gaan naar Straatsburg. Dan gaan we straks naar Luxemburg. U bent hier bezig om 1.400 miljard eventueel over het hek te gooien en in te varen, omdat u zegt dat u de bestaande aanspraken gewoon in een persoonlijk potje gaat stoppen.

De voorzitter:
De minister.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat is een heel principiële keuze. Ik begrijp niet dat u daar totaal langsloopt.

De voorzitter:
De minister.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
U heeft mij niet eens een antwoord gegeven.

Minister Koolmees:
Ik begrijp de emotie van de heer Van Rooijen eerlijk gezegd niet zozeer. Ik heb aangegeven dat in de uitwerking al deze onderwerpen terugkomen. Er is nog helemaal geen besluit genomen; laat staan dat er een akkoord op hoofdlijnen is. Wij moeten dit de komende tijd in dit veld verder uitwerken. Dan komt dit onderwerp zeker terug. Dat heb ik net gezegd. Er is geen kabinetsstandpunt op dit punt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar u weet toch ook dat de SER daar al jarenlang mee bezig is? Ik heb u overigens ook gevraagd of u de berekeningen van de tussenvariant wil overleggen of aan de SER wil vragen. Ook daar krijg ik geen antwoord op. Daar gaat u allemaal langs heen. Weet u wat de Nederlandse vertaling van het Franse "fait accompli" is? Wij krijgen hier straks via de SER gewoon een hele wet, die er dan gewoon doorheen gejast wordt en waar je niks meer aan kan veranderen. De ouderen hebben het nakijken en zijn hun collectieve aanspraak, hun eigendomsrecht, kwijt. Daar heb ik het over.

De voorzitter:
De minister.

Minister Koolmees:
De heer Van Rooijen gaat echt met hinkstapsprongen door deze discussie heen. Ik heb net geschetst dat deze discussie al sinds 2010 wordt gevoerd, via de commissie-Goudswaard, de commissie-Frijns, SER-adviezen en onderdelen, dat de Sociaal-Economische Raad, waar werkgevers, werknemers én Kroonleden in zitten, met een advies op hoofdlijnen moet komen, dat we dan nog anderhalf jaar nodig hebben om dit allemaal uit te werken in wetgeving en in een vertaling en dat het echt nog te vroeg is om deze discussie op dit moment te voeren. Ik begrijp de vraag van de heer Van Rooijen wel, maar als we deze discussie sinds tien jaar voeren en als de heer Van Rooijen dat dan vertaalt in "een fait accompli", vind ik dat toch een ingewikkelde constatering.

De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, dit is uw vierde vraag op dit punt; dat zeg ik alvast.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
We hebben nu een regeerakkoord. Daarin staat klip-en-klaar dat het regeerakkoord eigenlijk het te verwachten SER-advies — dat kent u allang maar dat hangt op de berekeningen — overneemt. Dat is het fait accompli waar ik op doel. Laat ik de vraag nog anders stellen. U verdedigt de bestaande rekenrente. Voor de premieberekening wordt het verwachte rendement gebruikt. Het is volledig inconsistent dat je voor de premies met verwacht rendement mag werken en voor de verplichtingen niet; dat vindt iedereen, ook De Nederlandsche Bank. Dat is meten met twee maten, net zoals dat bij de UFR gebeurt. De verzekeraars hebben 4% en de pensioenfondsen nu 2%. Dat zijn totaal verschillende behandelingen.

De voorzitter:
De minister.

Minister Koolmees:
Het gevaar is dat hier drie dingen door elkaar gaan lopen: de UFR, de premievaststelling en de dekkingsgraadmethodiek. Daar wil ik graag op ingaan, maar ik ben bang dat dat gewoon meer tijd vergt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Wilt u dat dan doen?

Minister Koolmees:
Het lijkt mij verstandig om dat een keer apart te doen in een algemeen overleg en niet hier bij de begroting, tenzij de voorzitter ...

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Waar praten we hier dan voor?

Minister Koolmees:
Er ligt nog geen voorstel van de SER. De SER moet met een akkoord op hoofdlijnen komen.

De voorzitter:
Ik ga even ingrijpen. Dit is een begroting. Als u de begrotingsbehandeling aan pensioenen wil wijden, meneer Van Rooijen, dan moet u een ordevoorstel doen. Dan gaan we een ander soort debat voeren, maar er staan een stuk of acht onderwerpen op de agenda, waaronder ook pensioenen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, maar pensioenen behoren tot de verantwoordelijkheid van de minister.

De voorzitter:
Natuurlijk. Daarom krijgt u het woord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Als we daar bij de begroting niet over praten en als zij weggeschoven worden in een AO, nadat er straks een fait accompli is ... De minister zei dat er nog niks is, maar als er wel wat is, is het te laat. Ik waarschuw u hier voor de laatste keer: dit mag niet gebeuren. Artikel 83 is een eigendomsrecht en anders gaan wij naar Luxemburg. Het Verdrag van Lissabon geeft die mogelijkheid. Als deelnemer ga je naar je pensioenfonds, vraag je een schadevergoeding en zeg je dat je je recht wil behouden.

Minister Koolmees:
Ik neem hier nota van. We gaan verder met het uitwerken van het akkoord. Ik hoop dat de Sociaal-Economische Raad inderdaad begin 2018 met een akkoord op hoofdlijnen komt over de pensioenen. Daar wordt allang over nagedacht. Daaronder hoort inderdaad ook artikel 83. Daar gaan we netjes over praten met elkaar op het moment dat dat akkoord is. Daarvóór is het speculeren.

De voorzitter:
Dit wordt een herhaling.

Minister Koolmees:
Ja.

De voorzitter:
Ik stel dus eigenlijk voor dat u verdergaat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit is geen antwoord.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.

Minister Koolmees:
Ja, dank u wel, voorzitter.

Ik kom bij de discussie over de houdbaarheid van het stelsel en de koppeling aan de levensverwachting. Ik ben heel blij dat de heer Gijs van Dijk gisteren heeft aangegeven dat bevriezing van de AOW-leeftijd niet reëel is. Daar ben ik echt heel blij mee. Tegelijkertijd hoor ik in uw Kamer, onder anderen bij de heer Gijs van Dijk, de heer Özdil en de heer Van Kent, veel zorgen over de stijging van de pensioengerechtigde leeftijd en over de vraag of mensen de eindstreep wel kunnen halen. Ik snap heel goed dat hier zorgen over zijn. Ook in het regeerakkoord is daarom veel aandacht besteed aan het kunnen doorwerken tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Hierbij is onder andere gewezen op het belang van een leven lang leren en een ambitieus, leeftijdsbewust personeelsbeleid, en de rol van de sociale partners hierbij. Tevens is in het regeerakkoord aangegeven dat het kabinet zal kijken naar mogelijke belemmeringen voor langer doorwerken. Dit kan onder meer gaan over het deeltijdpensioen en over generatiepactregelingen.

De heer Gijs van Dijk vroeg mij gisteren of ik bereid ben om over deze onderwerpen in overleg te treden met werkgevers en werknemers. Zeker. Daar ben ik zeker toe bereid, omdat ik inderdaad mogelijkheden zie om een oplossing te vinden voor mensen die moeite hebben om gezond de pensioengerechtigde leeftijd te halen. Het is goed om in dat overleg met werkgevers en werknemers in te zoomen op de precieze problemen en op de oplossingen die daarvoor denkbaar zijn. Maar u merkt aan mijn antwoord dat ik daar heel veel ruimte zie. Ik roep werkgevers en werknemers ook op om met elkaar die ruimte te pakken en tot een oplossing te komen. Die oplossingen moeten natuurlijk wel duurzaam zijn. De heer Heerma vroeg gisteren terecht: hoe gaan we nou eindelijk scholing structureel regelen, juist om ervoor te zorgen dat mensen gezond de AOW-leeftijd kunnen halen? Het moet ook binnen de financiële kaders passen, maar ik ben zeker bereid om over deze brede thematiek met sociale partners in overleg te treden.

De voorzitter:
Ik wil toch voorstellen dat u dit onderwerp, pensioenen, eerst afrondt, want het kan niet zo zijn dat er na elke zin een aantal interrupties komen.

Minister Koolmees:
Ik ben klaar met de pensioenen.

De voorzitter:
Oké, dan krijgt de heer Özdil het woord.

De heer Özdil (GroenLinks):
Als ik het goed heb begrepen, wil de minister ook een regeling voor mensen in zware beroepen, zodat zij vervroegd met pensioen kunnen. Dat vindt hij wenselijk, als ik het goed begrijp.

Minister Koolmees:
Wat ingewikkeld is aan deze discussie over zware beroepen, is ten eerste dat die al heel lang wordt gevoerd. Ook hebben sociale partners recent geconcludeerd dat het bijna onmogelijk is om een onderscheid te maken tussen wat wel een zwaar beroep is en wat geen zwaar beroep is. Er zijn ook cijfers die zeggen dat eigenlijk 50% van Nederland een zwaar beroep heeft. Dat kan ik me ook voorstellen. Denk aan leraren, verpleegkundigen, bouwvakkers en stratenmakers. Er zijn andere definities. Ik zie de heer Grashoff nu zijn hoofd schudden. Er is lang over nagedacht en veel over gesproken, maar er is geen eenduidige definitie van zware beroepen. Daarom gaf ik zonet in mijn antwoord ook aan dat we naar specifieke oplossingen moeten zoeken voor specifieke problemen, en niet naar generieke oplossingen.

De heer Özdil (GroenLinks):
Het EIB heeft een definitie van zware sectoren. Ik heb daar ook vragen over gesteld. Die definitie is: een sector waarin de kans op arbeidsongeschiktheid twee keer zo hoog is als het gemiddelde, kunnen we als zwaar definiëren. Ook andere landen hebben dat gedaan. Dat werkt. Wat is de reflectie van de minister daarop? Is hij bereid om naar die definitie te kijken en die te proberen uit te voeren?

Minister Koolmees:
Deze discussie loopt al een tijdje, eigenlijk al sinds het pensioenakkoord van 2009. Er is steeds geprobeerd om een definitie te vinden. Een aantal maanden geleden, voor de installatie van dit kabinet, hebben sociale partners ook een brief gestuurd waarin zij schreven dat het eigenlijk onmogelijk is en dat daarin dus niet de oplossing zit. De oplossing zit in specifieke oplossingen voor specifieke problemen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Komt de minister nog over de AOW te spreken of is dat onderwerp hiermee afgedaan?

Minister Koolmees:
Ik heb aangegeven dat ik blij was met de woorden van de heer Van Dijk dat bevriezen van de AOW-leeftijd geen reële optie is. Ik denk dat helder is dat dit kabinet geen voorstander is van het terugbrengen van de AOW-leeftijd naar 65. Ik heb dat zelf ook aangegeven in reactie op de heer Gijs van Dijk. Dus daarmee is het onderwerp inderdaad behandeld.

De voorzitter:
Dit is uw zesde interruptie, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter. Ik kan ook tellen. Dank u wel.

De voorzitter:
Nou, ik waarschuw alleen, omdat ook mevrouw Van Brenk ...

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, uiteraard. Heel concreet. Ik heb bij de regeling van werkzaamheden gevraagd om een reactie op het stuk van het planbureau van vorige week. Het is heel opmerkelijk dat in het antwoord van drie pagina's het woordje AOW één keer wordt genoemd. Ik had concreet gevraagd wat u vindt van de suggesties van mevrouw Van Geest om de versnelling te vertragen en eventueel de levensverwachting los te koppelen van de AOW-leeftijd. Op beide vragen krijg ik in de brief geen antwoord. Ik wil nu van de minister een klip-en-klaar antwoord op die twee opvattingen waarover ik bij de regeling van werkzaamheden een brief heb gevraagd en waarop ik geen antwoord heb gekregen.

Minister Koolmees:
Het kabinetsbeleid en ook het regeerakkoord zijn helder op dit punt. Het regeerakkoord gaat uit van een koppeling van de AOW-leeftijd aan de stijging van de levensverwachting. Recent heb ik de Kamer nog een brief gestuurd over 2023, omdat de levensverwachting in 2023 inderdaad achterblijft bij eerdere verwachtingen. In die brief staat dat de AOW-leeftijd in 2023 niet verder wordt gekoppeld. Maar voor de rest is die in het regeerakkoord en alle financiële doorrekeningen aan elkaar gekoppeld.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dus u gaat niet in op de suggesties van mevrouw Van Geest?

Minister Koolmees:
Nee, ik ga niet in op de suggesties van mevrouw Van Geest, maar wel op die van de heer Van Dijk van gisteren. Ik vind dat we inderdaad een serieuze discussie moeten voeren over hoe werkgevers, werknemers en de overheid gezamenlijk ervoor zorgen dat mensen gezond hun pensioenleeftijd halen. Ik wil benadrukken dat het stelsel voor de langere termijn financieel niet haalbaar en niet houdbaar is, als we die koppeling los zouden laten. Dat geldt zowel het systeem van de AOW als het stelsel van de aanvullende pensioenen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
U gaat dus ook niet nadenken over het vertragen van de versnelling die eventueel gekoppeld wordt aan het pensioenstelsel? Ik wil een klip-en-klaar antwoord krijgen.

Minister Koolmees:
Nee, daar heeft dit kabinet geen plannen toe.

De voorzitter:
Dat was uw achtste vraag, meneer Van Rooijen. 50PLUS heeft dus nog twee vragen. Dat zeg ik alvast.

De heer Van Kent (SP):
De minister noemt het verlagen of het bevriezen van de AOW-leeftijd onhoudbaar en onhaalbaar. Volgens mij is de verdere stijging van de AOW-leeftijd onhaalbaar en daarmee onhoudbaar. We zien de instroom in de WIA, de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ik spreek heel veel mensen die simpelweg niet door kunnen werken. Een schilder van 63 met een versleten rug, bijvoorbeeld, kan echt onmogelijk zijn werkzaamheden uitvoeren. Daarbij komt dat mensen met zware beroepen vaak eerder begonnen zijn met werken en nu in de praktijk ook langer doorwerken. Volgens mij is de minister op de verkeerde weg en laat de realiteit zien dat die leeftijd niet alleen bevroren, maar zelfs verlaagd moet worden. Is de minister dat met ons eens?

Minister Koolmees:
Dat ben ik niet met de heer Van Kent eens. Dat mag helder zijn. Ook op de schriftelijke vragen die gesteld zijn naar aanleiding van de begroting, is een aantal antwoorden gegeven over de financiële consequenties. Ik heb in reactie op vragen van mevrouw Van Brenk over de WIA-instroom recent antwoorden gestuurd naar uw Kamer. Als je kijkt naar de participatie van ouderen in Nederland is er positief nieuws. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat die participatie stijgt als een dolle. Ja, ik zie tegelijkertijd dat er een hogere instroom is in de WIA, namelijk 1,25% instroom van mensen tussen de 61 en 65 jaar. Dat heb ik ook in de antwoorden op vragen van mevrouw Van Brenk gezet. Mijn oproep aan de sociale partners en ook aan de heer Gijs van Dijk is: hoe zorgen we er nou voor dat we op sectoraal niveau in de cao's een oplossing vinden zodat mensen gezond de pensioengerechtigde leeftijd halen?

In de andere antwoorden zit ook de financiële consequentie van het niet koppelen. Die is fors: 13,5 miljard euro, 1,8% bbp haalbaarheid. Dit staat nog los van de effecten die het heeft op het pensioenstelsel. Want door de AOW-stijging en de koppeling aan de levensverwachting, is het pensioenstelsel natuurlijk ook houdbaarder geworden. Als je dat los zou laten, zou ook de dekkingsraad van pensioenfondsen naar beneden gaan en zou daar weer verder op gekort moeten worden. Dus, nee, ik vind het geen verstandige of reële oplossing om de AOW terug te brengen naar 65.

De heer Van Kent (SP):
De minister was als Kamerlid een van de eersten die hier voorstelde dat de leeftijd direct naar 67 zou moeten gaan. Wij kennen D66 als de partij die mensen eindeloos wil laten doorwerken, tot 71,5 en dan mag je nog langer doorwerken ook als je de AOW later zou willen opnemen. Maar mensen redden het simpelweg niet en stromen de WIA in. De minister erkent ook dat daar een toename te zien is. Wat doet het kabinet vervolgens? Dat is de toetreding tot de WIA beperken via de keuringseisen.

De voorzitter:
En wat is de vraag?

De heer Van Kent (SP):
Probeert u op deze manier te maskeren dat mensen die simpelweg niet door kunnen werken, arbeidsongeschikt worden?

Minister Koolmees:
Drie antwoorden. In de eerste plaats is de participatie onder 60-plussers de afgelopen jaren fors gestegen. In de antwoorden op vragen van mevrouw Van Brenk staat dat het aantal werkende 60-plussers is gestegen van 850.000 naar 1,2 miljoen. Ik zeg dit uit mijn hoofd. De instroom in de WIA is inderdaad hoger. Die is 5.000 naar 7.500 gevallen gegaan. Die instroom is te hoog. Dat ben ik onmiddellijk met de heer Van Kent eens. Maar als je kijkt naar de grotere beweging, naar de stijging van de participatie, ook onder de groep oudere werknemers, is dat positief nieuws. Sorry, ik ben de vraag van de heer Van Kent vergeten. Wat was de vraag?

De voorzitter:
Meneer Van Kent, u mag hem herhalen.

De heer Van Kent (SP):
Ik had het over het aanscherpen van de toetredingseis voor de WIA, om daarmee te maskeren dat mensen simpelweg niet door kunnen werken.

Minister Koolmees:
Dat is echt een verkeerde voorstelling van zaken. Door ervoor te zorgen dat mensen langer kunnen doorwerken en gezond hun pensioenleeftijd halen, zorgen we er ook voor dat onze collectieve voorzieningen, de zorg, het onderwijs, in de toekomst betaalbaar blijven.

De heer Van Kent (SP):
In de eerste plaats verhoogt D66, deze minister, de AOW-leeftijd eindeloos. Mensen raken arbeidsongeschikt, omdat ze simpelweg niet door kunnen werken. Wat is het antwoord van D66 daarop? We gaan de toetredingseisen voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering aanscherpen. Dat is toch de wereld op zijn kop?

Minister Koolmees:
We hebben een tiental jaren een discussie gehad in het Nederlandse parlement over de vraag hoe we ervoor zorgen dat ons pensioenstelsel, ons AOW-stelsel, in de toekomst houdbaar is. Hoe zorgen we ervoor dat dit betaalbaar is? Hoe zorgen we er tegelijkertijd voor dat er voldoende geld overblijft voor belangrijke collectieve voorzieningen als het onderwijs, de gezondheidszorg, de infrastructuur en defensie? Niet alleen dit kabinet maar ook de kabinetten hiervoor hebben deze discussie over de AOW-leeftijd al gevoerd. Dus zelfs het kabinet-Rutte I en het kabinet-Balkenende IV, met Agnes Jongerius. Ik vind het verstandig dat in 2013 is besloten om de AOW-leeftijd met drie maanden per jaar te verhogen tot aan 2021. In Rutte II heeft er, een detail, nog een versnelling plaatsgevonden. Vanaf 2022 is die gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. Dat vind ik een verstandig besluit, gegeven de langetermijnhoudbaarheid van onze overheidsfinanciën, maar ook gegeven het feit dat we, niet allemaal maar gemiddeld, in Nederland ouder worden. Dit besluit is eigenlijk al twee kabinetten geleden genomen. Daar staat dit kabinet achter.

De heer De Jong (PVV):
Politiek is keuzes maken. Dat geldt dus ook voor de AOW-leeftijd. Mijn vraag is heel helder: waarom kiest u er wel voor om bakken met geld aan ontwikkelingshulp uit te geven en kiest u er niet voor om dat geld te gebruiken om de AOW-leeftijd weer op 65 te zetten, terwijl u ziet dat heel veel mensen ziek richting die AOW-leeftijd gaan en die asociale AOW-leeftijdsverhoging niet trekken?

Minister Koolmees:
Ik ga maar een technisch antwoord geven. Deze discussie kan ik ook filosofisch en politiek voeren. In de schriftelijke antwoorden op de vragen over deze begroting is aangegeven wat het zou kosten om de AOW te bevriezen op 65, zoals de heer De Jong wil. Dat is 1,8% van het bbp, dus structureel 13 tot 14 miljard euro. In Nederland geven we geen 14 miljard euro uit aan ontwikkelingssamenwerking. Het is fors minder dan dat. Het is, zeg ik uit mijn hoofd, 4,2 miljard. Met andere woorden, als de heer De Jong dit echt wil, zal hij om dit te kunnen financieren andere bezuinigingen moeten doorvoeren of lastenverlichtingen moeten schrappen, of bijvoorbeeld moeten bezuinigen op de gezondheidszorg. Daar kiest het kabinet niet voor. Wij willen namelijk ook investeren in het onderwijs, in de gezondheidszorg en in defensie. Daarvoor moet je dus dit soort maatregelen nemen, om ervoor te zorgen dat de financiën op de lange termijn houdbaar zijn.

De heer De Jong (PVV):
We moeten er geen politiek spelletje van maken. De minister kan nu wel lachen, maar hij kan het ontwikkelingshulpbudget, het geld dat daaraan wordt besteed, gewoon gebruiken om de AOW-leeftijd terug te zetten op 65. Dat ligt namelijk rond de 4 miljard per jaar. U komt met 12 miljard per jaar, maar dat is niet waar. Het is 4 miljard. U moet wel bij de cijfers blijven, minister. Mijn vraag blijft dus: waarom kiest deze minister ervoor om bakken met geld aan ontwikkelingshulp te geven? Waarom kiest hij ervoor om het geld te besteden aan asiel en ontwikkelingshulp aan Afrika in plaats van aan onze eigen mensen, de Nederlanders, door de AOW-leeftijd weer op 65 te zetten?

Minister Koolmees:
Twee antwoorden. Het eerste, feitelijke antwoord is dat het bevriezen van de AOW-leeftijd op 65 volgens het Centraal Planbureau 1,8% van het bbp kost. Bij een bbp van 750 miljard is dat ongeveer 13,5 miljard euro, dus geen 4 miljard. Dat is één. De heer De Jong refereert alleen maar aan de AOW-uitgaven, maar ik heb het ook over belastinginkomsten doordat meer mensen langer werken. Het heeft ook allerlei consequenties voor de pensioenen. De heer De Jong moet wel het hele verhaal vertellen en niet focussen op één onderdeel.

Mijn tweede punt betreft iets wat mij verbaast in het betoog van de heer De Jong. Dit kabinet zet via ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld ook in op opvang in de eigen regio, door de grondoorzaken van migratie aan te pakken. Als je bezuinigt op het budget voor ontwikkelingssamenwerking, kun je dat niet doen. Dat vind ik heel onverstandig, ook in het licht van de agenda van de heer De Jong.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank voor het antwoord van de minister en de toezegging over de scenario's. Er wordt inderdaad al heel lang over de AOW-leeftijd gesproken, met name over de zorg of mensen gezond het einde halen. Ook in de Kamer is altijd over allerlei beleidsmaatregelen, los van alleen die verhoging ...

De voorzitter:
En nu de vraag.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Is de minister echt bereid daar eens goed naar te kijken? Er zaten allerlei maatregelen in om mensen iets minder te laten werken en gezond het einde te kunnen laten halen. Daartoe roep ik de minister echt op.

Minister Koolmees:
Zeer mee eens. Ik ben ook blij met de houding van de heer Gijs van Dijk. Als het gaat over deeltijdpensioen, het generatiepact en hoe we ervoor zorgen dat we op sectorniveau maatwerk kunnen bieden, ben ik het daar zeer mee eens. Ik zie het probleem ook.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Koolmees:
Ik kom op blok drie: integratie en inburgering. De verandering gaat verder dan alleen de arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel. Nederland verandert voor iedereen. Het is belangrijk dat niemand achterblijft. Ik geloof niet in de maakbare samenleving, wel in een eerlijke. Een samenleving waarin iedereen meedoet. Daarvoor moet je tegelijk een kans krijgen en je best doen. Dat geldt voor jong en voor oud, voor werkgever en voor werknemer, voor nieuwkomer en voor oudgediende.

En ja, daarvoor is werk aan de winkel. De inburgering en integratie van nieuwkomers gaat namelijk niet goed. Te veel mensen zitten thuis zonder werk. Ze kennen de taal onvoldoende en hebben daardoor weinig kans in onze samenleving om mee te doen. Het stelsel van inburgeren moet op de schop, vindt het kabinet. Vanaf de eerste dag moet alles gericht zijn op meedoen, met kleinschalige opvang, taalles vanaf dag één en zo snel mogelijk aan het werk gaan. De economie biedt daar op dit moment kansen voor. Werkgevers zijn hard op zoek naar mensen, dus dit is het moment om nieuwkomers die kans te geven. Als dat nu niet lukt, durf ik zelfs te zeggen dat het in de toekomst nog veel moeilijker gaat worden.

Ah, we hebben een nieuwe voorzitter.

Voorzitter: Tellegen

Minister Koolmees:
Voorzitter. Het ene hangt samen met het andere. Meedoen is de sleutel voor het werken van onze samenleving, voor succesvolle integratie en voor het terugdringen van kloven. Alleen in een land waarin we goed samenleven, kan iedereen ook echt meedoen. Het kabinet zet zich in voor meer tolerantie en binding in de samenleving. Mensen buitensluiten hoort daar niet bij. Precies om die reden ben ik het niet eens met de suggestie van de heer De Graaf om de grenzen dicht te gooien voor moslims. We kennen in Nederland gelukkig vrijheid van godsdienst. Iedereen in Nederland is gelijk voor de wet, ongeacht geloof.

De heer Van Weyenberg vroeg mij wanneer er een plan van aanpak komt voor het nieuwe inburgeringssysteem. Ook mevrouw Nijkerken-de Haan vroeg dat. Zoals ik ook tijdens het AO van 13 december heb toegezegd, komt er voor de zomer een uitgewerkt plan. De focus van inburgering zal meer gericht zijn op werk. Een praktische invulling van de oriëntatie op de arbeidsmarkt is daarbij een goede suggestie van mevrouw Nijkerken-de Haan. Mevrouw Becker vroeg er tijdens het AO aandacht voor om ONA, Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt, meer te focussen op echte participatie in plaats van theoretische. Ik ben zeker bereid om met werkgevers en gemeenten om tafel te gaan om dit te onderzoeken.

De heer De Graaf vroeg mij naar de ontwikkeling van de multiculturele samenleving. Diversiteit heeft invloed op Nederland. Daar moeten we niet omheen draaien. De regering staat ook voor een herkenbaar Nederland. Gisteren hield de heer Heerma een mooi betoog over de Dutch dream, dat ik herken van de formatietafel. In lijn daarmee is het belangrijk dat we een herkenbaar Nederland ook uitdragen. Dat gaat inderdaad over de historie, over de taal, over de vlag, over onze Grondwet, over onze democratische rechtsorde, over de waarden die we met elkaar delen. Ik vind het ontzettend belangrijk dat die lijn wordt uitgedragen.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Ik ben blij met de toezegging van de minister over de praktische oriëntatie op de arbeidsmarkt. Werk vanaf dag één is ontzettend belangrijk en daar moeten we echt haast mee maken. Dank dus daarvoor. De minister is niet ingegaan op de andere dingen die we in het regeerakkoord hebben afgesproken, bijvoorbeeld de consequenties bij verwijtbaar niet inburgeren. Kunt u daar misschien ook nog wat aandacht aan geven?

Minister Koolmees:
Daar kan ik twee dingen over zeggen die belangrijk zijn om te benadrukken. Op 13 december hebben we een AO gehad waarin we op dit onderwerp zijn ingegaan. Het is eigenlijk iets wat nog loopt. Eind januari gaan we dat AO afronden in de tweede termijn. Dus dan wil ik daarop terugkomen. Voor nu kan ik nog wel het volgende zeggen. We gaan een stelsel maken dat enerzijds ontzorgt en anderzijds activeert. Daar is ook de staatssecretaris van Sociale Zaken bij betrokken als het gaat over het handhaven van bijvoorbeeld de taaleis en het handhaven van bestaande afspraken over de tegenprestatie. Dat is ook onderdeel van het nieuwe inburgeringsstelsel. In het regeerakkoord staat er zelfs over dat er niet-vrijblijvende afspraken met gemeenten over moeten worden gemaakt, waar de staatssecretaris en ik samen voor aan de lat staan. Een ander punt betreft de toezegging die ik net heb gedaan aan mevrouw Nijkerken-de Haan over de arbeidsmarktoriëntatie. Ik heb in het AO gemeld dat ik wel een groot probleem heb met de examens in relatie tot de ONA, de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. In januari zal ik met een brief komen om een out-of-the-boxoplossing te vinden voor de oplopende wachtlijsten. Op dit moment duurt het namelijk oplopend tot vijftien weken totdat mensen inburgeringsexamen kunnen doen, wat natuurlijk niet acceptabel is.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Eens op dat punt. Het heeft inderdaad prioriteit maar volgens mij kan dat parallel aan elkaar lopen. Hoor ik het goed dat u nu ook toezegt dat u die andere punten waar ik het net over had, in dat plan verwerkt en dat we dat dan voor de zomer van volgend jaar tegemoet mogen zien?

Minister Koolmees:
Ja, voor de zomer van volgend jaar en dan bestaat het inderdaad uit het complex van taalles, uit regie voor inburgering naar gemeenten maar wel met rijksverantwoordelijkheid voor de toetsen en de examens, uit ontzorging zodat mensen snel de tijd krijgen om de taal te leren en actief te worden op de arbeidsmarkt en uit activering als het gaat om de Participatiewet, de taaleis en de niet-vrijblijvende afspraken met gemeenten. Het geheel zal voor de zomer uw kant opkomen. Dat is een ambitieus streven, maar de VVD houdt van tempo en ik ook.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Turbo.

Minister Koolmees:
De turbo erop!

Wat ik ten aanzien van integratie verder van belang vind om te benadrukken en waarmee ik ook begon in mijn reactie op de heer Heerma en de heer Özdil over de Dutch dream, de Nederlandse droom, is dat het belangrijk is dat we niet tegenover elkaar komen te staan. De heer Heerma formuleerde dat heel mooi, namelijk dat er af en toe het beeld bestaat van: zij willen ons niet en wij zijn hier niet welkom. Juist die tegenstelling moeten we voorkomen, waar er een groot probleem zit in de integratie. Er gaat heel veel de goede kant op, echt heel veel, waarbij het gaat over scholing, diploma's halen, meedoen in de maatschappij en het erkennen van de democratische rechtsorde, maar er is echt wel een groot probleem waar het de arbeidsparticipatie betreft. Dat probleem heeft verschillende oorzaken. De heer Kuzu heeft daar gisteren naar gevraagd waarop ik schriftelijk heb geantwoord. Zoals gezegd, zit daar een groot probleem en ook daarvoor geldt dat we er alles aan moeten doen om mensen een eerlijke kans te geven op een baan in deze samenleving en om daarmee dus ook polarisatie tegen te gaan, kloven te dichten in plaats van verschillen te versterken. Dat is een wortel en dat is een stok, zeg ik ook richting de heer Heerma. Ik ga dat tot vervelens toe herhalen.

De heer De Graaf (PVV):
Dank, voorzitter. Ineens een andere voorzitter, zie ik nu. Welkom!

De minister praat over de Nederlandse droom, evenals de heer Heerma gisteren, maar er zijn in Nederland ook bewegingen, die ik gisteren ook vrij breed heb aangestipt, die een heel andere droom hebben in Nederland. Die hebben een Turkse droom; kijk naar DENK. Die hebben een Marokkaanse droom; kijk naar de ontwikkelingen die er zijn. Maar er zijn vooral heel veel mensen in Nederland die een islamitische droom hebben. De minister sprak net over de herkenbaarheid van Nederland die we in stand moeten houden. Ik zie het nieuwe regeerakkoord als een manier van wegkijken van de islamisering, want het wordt nergens meer genoemd. Zelfs integratie is niet of bijna niet terug te vinden op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wat onder de voorganger van deze minister nog wel het geval was. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Kan hij in dat wegkijken toch vijf aspecten van de islam noemen waarin de islam Nederland heeft verrijkt, onze democratie en onze rechtsstaat heeft verrijkt en beter gemaakt?

Minister Koolmees:
Ik ga geen antwoord geven op deze vraag. Als het gaat over de herkenbaarheid, als het gaat over integratie, over inburgering, is het regeerakkoord glashelder. Wat gaan wij de komende jaren doen om ervoor te zorgen dat mensen, nieuwkomers van buitenaf, inderdaad de taal leren, meedoen in de maatschappij en ook een eerlijke kans krijgen? Daar hoort ook iets tegenover te staan, namelijk de bereidheid om in te burgeren. De heer Heerma heeft daar gisteren naar gevraagd. De bereidheid om mee te doen in de Nederlandse rechtsstaat, de democratische rechtsorde. Dat is een evenwicht. Daarmee wil ik aan de slag, met die discussie, en niet, ik zal maar zeggen een polarisatiediscussie gaan voeren over welke groep er nou achterloopt. Wat gaan we nou echt doen om ervoor te zorgen dat mensen de kans krijgen om te integreren en ook verantwoordelijk worden gesteld voor de integratie?

De heer De Graaf (PVV):
Dan is dus eigenlijk de opdracht die de minister zichzelf geeft: geen antwoord vragen op noden die spelen in de maatschappij. Dat is die islamisering waar ik het gisteren over gehad heb. Dus het tegengaan van polarisatie is inderdaad dat wegkijken. Dan lopen we met zijn allen een polonaise en dan gaan we over een aantal onderwerpen gewoon niet praten in Nederland. Dat is hoe het hele regeerakkoord in elkaar zit. Ik heb gisteren een uitgebreid, laat ik het netjes zeggen, exposé gegeven over de multiculturele hel waar steeds meer mensen in Nederland in terechtkomen. De minister weigert gewoon te benoemen wat er aan de hand is, hij weigert antwoord te geven. Ik heb gevraagd: noem nou eens vijf voorbeelden vanuit de islam die Nederland hebben verrijkt, onze democratie, onze rechtsstaat. Laat ik het makkelijker maken. Noem er drie.

Minister Koolmees:
Voorzitter. Ik ga dus niet meedoen in dit spelletje vijf, drie, twee, een. Ik geef aan wat het beleid van het kabinet is als het gaat over het belangrijke onderwerp integratie en inburgering. Dat hier veel maatschappelijke spanning op zit, heb ik ook vorige week gezien in het algemeen overleg met uw commissie op dit punt. Mijn uitdaging vind ik om echt stappen te zetten de goede kant op als het gaat over die inburgering, als het gaat over mensen een eerlijke kans geven en als het gaat om mensen aan te spreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Allerlei spelletjes over de top vijf, de top drie, als u het goed vindt sla ik die over. Op het beleid wil ik graag ingaan, niet op dit soort vragen.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter, we hadden nog vijf vragen, dus dit wordt de derde, de laatste voor mij in dit blokje. Ik moet op dit punt dus concluderen dat wegkijken inderdaad de norm wordt.

Dan heb ik nog een laatste vraag. Over de Moslimbroederschap heb ik vragen gesteld. In de schriftelijke beantwoording heeft de minister gezegd: ik ga ze niet op de terreurlijst plaatsen. Maar dat is niet wat ik gevraagd heb. Ik heb gevraagd: is de minister bereid om een onderzoek te doen naar de belangen, de leden, de invloeden, de financiën van de Moslimbroederschap in Nederland? Omdat ook toenmalig minister Donner in 2011 al heeft gezegd: er zijn heel veel invloeden in Nederland, maar we hebben ze niet goed in kaart. Maar ondertussen zijn er zoveel rapporten uitgekomen waaruit blijkt dat streng islamitische, salafistische tendensen waar veel mensen, veel partijen in de Kamer zich zorgen om maken, zich meester hebben gemaakt van Nederland. Dan is het toch goed om deze sterke kracht van de Ikhwan, van de Moslimbroederschap, wereldwijd, ook in Nederland te onderzoeken? Ik zou graag toch van de minister wat meer toegeeflijkheid willen in deze richting.

Minister Koolmees:
Voorzitter. Als u het goed vindt, kom ik op het tweede punt terug in de tweede termijn. Ik heb inderdaad een schriftelijke set antwoorden gevraagd op vragen die naar ik dacht waren gesteld door de heer De Graaf. Maar blijkbaar heb ik de vraag verkeerd begrepen, dus kom ik er in de tweede termijn op terug.

Over het eerste punt, wegkijken de norm, begrijp ik retorisch wat de heer De Graaf doet. Het zal vast de afgelopen jaren gewerkt hebben. Ik denk dat er als je naar het regeerakkoord kijkt, als je het regeerakkoord leest, juist op het belangrijke onderwerp integratie en inburgering, echt sprake is van een grote stap vooruit om elkaar de hand te reiken, om kloven te dichten, om mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en tegelijkertijd ook echt een reële kans te bieden.

De heer De Graaf reduceert het tot een spelletje top vijf. Ik wil daarmee stoppen. Ik wil gewoon het debat voeren over het beleid. Hoe zorgen we ervoor dat het beter wordt, hoe kunnen we mensen aanspreken, en niet een wedstrijdje vliegen afvangen? Ik hoop dat de heer De Graaf ook met mij samen de komende tijd, want we hebben een aantal leuke discussies gevoerd over de Europese Unie en Europa, inhoudelijk dat debat wil voeren.

Ik ga verder met blok vier, scholing en skills. Ik heb het eerder gehad over het pensioenstelsel, maar om tot de pensioengerechtigde leeftijd mee te kunnen blijven doen is scholing hard nodig. Een fitte arbeidsmarkt betekent dat mensen fysiek en mentaal fit moeten blijven. Dat doe je door te blijven leren en door gezond te blijven. In een veranderende arbeidsmarkt is het voor werkenden verstandig om regelmatig na te denken over hun eigen ontwikkeling en de toekomst van hun beroep. Daarmee voorkom je dat je een achterstand oploopt, bijvoorbeeld op het gebied van scholing. Dat maakt het vinden van nieuw werk ook echt lastiger; dat zien we gewoon in de praktijk. Het ontwikkeladvies, recent beschikbaar gesteld, kan werkenden helpen om tijdig na te denken over de regie over hun eigen loopbaan, om tijdig een omscholings- of bijscholingscursus te volgen en om inderdaad fit te blijven op de arbeidsmarkt. Met het persoonlijk loopbaanadvies krijgen werkenden een beeld van hun situatie op de arbeidsmarkt en welke stappen ze kunnen nemen om gezond en werkend de pensioenleeftijd te halen.

Op dit specifieke punt zijn een aantal vragen gesteld en is er een amendement ingediend. Op het amendement kom ik aan het einde van mijn betoog terug. De heer Wiersma heeft twee vragen gesteld over de individuele leerrekeningen. De leerrekeningen bestaan op dit moment al. In cao's worden afspraken gemaakt over individuele scholingsbudgetten of individuele trekkingsrechten op de collectieve budgetten. Dat laatste is een andere vorm maar heeft hetzelfde doel. Het is belangrijk dat de inzet van overheidsmiddelen op deze dingen aansluit om ervoor te zorgen dat we die scholing echt een boost gaan geven. In het regeerakkoord is inderdaad een ambitieuze passage opgenomen. Ik heb net al gezegd dat ik samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de zomer met een brief kom om dit aspect verder uit te werken. Bij de uitwerking daarvan moeten we oog hebben voor de uitvoerbaarheid en de effectiviteit maar moeten we ook, en dat is echt een uitdaging, die groepen bereiken die op dit moment niet worden bereikt door scholing. Het gaat dan met name om ouderen, laagopgeleiden en mensen in dienst bij een mkb-onderneming. We weten uit de cijfers dat daar echt een achterstand is als het gaat om het volgen van scholing. De individuele leerrekening is een onderdeel van een bredere set afspraken die het kabinet met sociale partners en het onderwijsveld heeft gemaakt om tot een gedeelde aanpak te komen op het terrein van een leven lang leren en om de doorbraak waarover in het regeerakkoord wordt gesproken, een stap dichter bij te brengen. De MBO Raad heeft hier aandacht voor gevraagd, net als de HBO-raad. Ook de SER heeft er aandacht voor gevraagd.

Ik zal de suggestie van de heer Wiersma meenemen met betrekking tot de experimenten, de persoonlijke leerrekening en de koppeling met de transitievergoeding. In het regeerakkoord is natuurlijk wel degelijk een koppeling gelegd tussen de transitievergoeding en onderwijs, maar deze experimenten vind ik een interessante verkenning naar een nadere duiding daarvan. De heer Heerma vroeg daarnaast of ik bereid was om in het verlengde hiervan ook demotie te bespreken met de sociale partners. Dit ligt natuurlijk in elkaars verlengde: omscholing, bijscholing, fit ouder worden en de juiste baan op de juiste leeftijd. Richting de heer Gijs van Dijk zeg ik dat ook deeltijdpensioen daarvan deel kan uitmaken. U ziet dat hier echt een groot raakvlak zit in deze hele discussie. Hoe halen we gezond de pensioengerechtigde leeftijd? Dat kan door scholing, deeltijdpensioen of het zoeken van een andere baan of functie, binnen of buiten je eigen werkgever. Het is een heel interessant terrein waarop we de komende tijd fors aan de slag moeten.

Het is wel een onderwerp waarbij de sociale partners ook zelf aan zet zijn. Ik ga graag met sociale partners in gesprek, waarbij ik graag plannen ontwikkel en uitwerk om een stap vooruit te zetten, maar het moet in onderling overleg per sector en soms per bedrijf. Ik wil vooral benadrukken dat dit maar een van de instrumenten is om invulling te geven aan het thema duurzame inzetbaarheid. De brede agenda is des te noodzakelijker om ook in de toekomst mensen fit te houden voor de arbeidsmarkt.

De heer Wiersma (VVD):
Dank voor de toezegging om ook te kijken naar de mogelijkheden om experimenten te doen. Ik neem aan dat de minister dat dan ook meeneemt in de brief die hij met zijn collega van OCW zal opstellen.

Minister Koolmees:
Ja.

De heer Wiersma (VVD):
Ook dank dat de koppeling met de transitievergoeding daarbij wordt onderzocht. We praten natuurlijk al heel lang over dit thema, dus ik vraag de minister of hij ruimte ziet om dat iets sneller te doen dan helemaal precies voor de zomer, want dan praten we er pas na de zomer over. Het zou helpen als we dat sneller deden. De minister is natuurlijk afhankelijk van heel veel sectoren, maar het is niet alsof dit onderwerp helemaal nieuw is. Mijn suggestie zou zijn om het iets sneller te doen. Ik heb ook nog gevraagd of gekeken kan worden naar prikkels in arbeidsvoorwaarden om een permanente leercultuur te bevorderen. Mijn vraag is dus of de minister wil toezeggen dit in de brief mee te nemen.

Minister Koolmees:
Kan het sneller? Ik ga mijn best doen. Er liggen inderdaad heel veel adviezen op dit terrein, van de commissie-Sap recent nog, waar heel veel mee kan. De prikkels in de arbeidsvoorwaarden zie ik niet een-twee-drie direct. Ik vraag om een nadere duiding van de heer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):
Het gaat om het gesprek met sociale partners of leren ook mag lonen, dat er dus ook gestimuleerd wordt in cao's om je te ontwikkelen en dat dat ook de koppeling is met de leerrekening, zodat we niet puur sec zo meteen een heel mooi systeem hebben gemaakt vanuit de overheid, maar er in de arbeidsvoorwaarden eigenlijk helemaal geen ruimte is om het in te vullen. Dus dat moet met elkaar samenhangen. Mijn vraag is hoe dat gaat samenhangen en of de minister dat kan meenemen in de brief.

Minister Koolmees:
Precies, dan begrijp ik het heel goed. Het hangt inderdaad samen. Daarom verwees ik ook naar sectorale bedrijfsafspraken tussen werkgevers en werknemers. Het is natuurlijk onderdeel van arbeidsvoorwaarden, van de loonruimte, en dus hoort het daar ook bij. Eens.

Voorzitter. Ik ga over naar blokje 5: arbeid en zorg. Ik vind het belangrijk dat mannen en vrouwen evenveel kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Dat is nu, helaas, nog niet zo. Zwangerschapsdiscriminatie is nog steeds een feit. De positie van vrouwen op de arbeidsmarkt kan je op verschillende manieren versterken. Het partnerverlof, waar in het regeerakkoord voor is gekozen, is er daar één van. Dat klinkt misschien als een paradox, maar juist door de balans op verlof recht te trekken, versterk je ook de balans op de arbeidsmarkt tussen man en vrouw. Tijd spenderen met je kinderen zou de gewoonste zaak van de wereld moeten zijn, voor mannen en voor vrouwen. In antwoord op de heer Gijs van Dijk: ik verwacht het wetsvoorstel partnerverlof voor het zomerreces aan de Kamer te kunnen aanbieden. Het zit ook in spoor 3, samen met vast en flex.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik had in mijn inbreng gisteravond ook een vraag over zzp en partnerschapsverlof. Ik heb de schriftelijke antwoorden gezien. Is de minister bereid om er wel een verkenning op te doen?

Minister Koolmees:
Dit vind ik eerlijk gezegd wel ingewikkeld. In mijn schriftelijke antwoorden heb ik daaraan gerefereerd, inderdaad. De systematiek die wij nu opbouwen gaat uit van loondoorbetaling door de werkgever de eerste vijf dagen, en daarna vijf weken 70% van het maximumdagloon, premiegefinancierd. Aangezien zzp'ers geen premie betalen, zijn ze geen onderdeel van die structuur. In de vormgeving is daar dus geen ruimte voor. Bovendien hebben zzp'ers natuurlijk andere instrumenten om verlof in te kopen. Dus het eerlijke antwoord is nee.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank voor het eerlijke antwoord. Het was ook niet mijn voornemen om het te laten financieren vanuit de werknemerskant, maar vooral om te kijken, te verkennen wat er mogelijk is voor zzp'ers om het, wellicht fiscaal aantrekkelijk, wel te organiseren.

Minister Koolmees:
Hier twijfel ik. Een deel van de redenering is dat zzp'ers een zelfstandigenaftrek hebben vanwege de financiële ruimte om verzekeringen, private overeenkomsten af te sluiten voor dingen als arbeid en zorg, arbeidsongeschiktheid en pensioenen. Door dat weer te gaan vermengen, wordt het wel een stapeling van fiscale instrumenten. Wat ik wel interessant vind, is om in lijn ook met de oproep van de heer Özdil over de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de pensioenen, waar in het regeerakkoord wordt gesproken over meer mogelijkheden om bijvoorbeeld pensioen op te bouwen als zzp'er, in die richting te gaan zoeken. Als dat een beweging is waar de heer Gijs van Dijk tevreden mee is, zeg ik die graag toe.

Voorzitter. Het laatste blokje: de koopkracht. Daar zijn ook veel vragen over gesteld. Nederlanders gaan de vooruitgang in de economie in deze kabinetsperiode ook echt in hun portemonnee voelen, want de lasten worden flink verlaagd door het kabinet. In doorsnee stijgt de koopkracht de komende jaren met 1,1% per jaar. Dat is per jaar, dus vier jaar lang. De afgelopen tien jaar waren er in totaal maar drie jaar met een betere koopkrachtontwikkeling. Dat is dus echt een forse impuls van de koopkracht voor mensen. Daarvoor worden verschillende maatregelen genomen, ook voor kwetsbare groepen waarvoor de koopkracht leek te dalen, zoals uitkeringsontvangers en gepensioneerden. Daar heeft de heer Van Rooijen expliciet aandacht voor gevraagd. We hebben de zorgtoeslag verhoogd. Het kindgebonden budget en de ouderenkorting worden verhoogd. Zo profiteren werkenden, uitkeringsontvangers en gepensioneerden van het economisch herstel.

Naast de maatregelen die voor 2018 zijn genomen om de koopkracht te repareren maakt het kabinet per saldo 5,2 miljard euro vrij voor lastenverlichting, in totaal opbouwend tot 2021. De eerste 2 miljard lastenverlichting komt in 2019. Die bouwt op tot 5,2 miljard in 2021. Dat komt voornamelijk ten goede aan de invoering van het tweeschijvenstelsel met lagere belastingtarieven en hogere heffingskortingen en arbeidskorting. Mijn allereerste brief als minister van Sociale Zaken aan uw parlement is van 28 oktober, geloof ik. Daarin is een uitgebreid koopkrachtbeeld gegeven voor alle vier de jaren van deze kabinetsperiode. Daarin is ook een frequentietabel gegeven waarin de spreiding en wat daaronder ligt, is weergegeven. Het is een uitgebreide brief van dertien of veertien pagina's waarin gedetailleerd wordt ingegaan op het hele koopkrachtbeeld. Aan de heer De Jong kan ik melden dat juist de middenklasse hiervan profiteert, want een groot deel van die 5,2 miljard lastenverlichting komt terecht in dat tweeschijvenstelsel en daarmee dus bij de middengroepen. Dat zie je ook aan de doorrekening van het regeerakkoord door het Centraal Planbureau: de grootste koopkrachtstijging zit bij de twee inkomensgroepen die modaal en bovenmodaal zijn. Bij de echte middengroepen, de verpleegkundige, de leraar en de agent, zit de grootste koopkrachtstijging. Tegelijkertijd is die evenwichtig voor de onderkant en de bovenkant.

De heer De Jong (PVV):
Is het niet zo dat die koopkrachtplaatjes afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de lonen?

Minister Koolmees:
Zeker.

De heer De Jong (PVV):
Dan is mijn vraag hoe de minister in hemelsnaam dat succes van die koopkrachtkruimels kan claimen. Nu stijgen de lonen helemaal niet zoals we hadden verwacht. Die koopkrachtplaatjes zien er dus heel anders uit dan verwacht. Zou de minister geen berekening willen geven van de koopkrachtontwikkeling van mensen aan de hand van de manier waarop de lonen zich écht ontwikkelen? Werkgevers zeggen zelf namelijk dat ze geen ruimte hebben voor een loonontwikkeling van boven de 3%.

Minister Koolmees:
De koopkrachtontwikkeling in alle sommetjes van het Centraal Planbureau bij de doorrekening van het regeerakkoord is een optelsom van alle maatregelen. Dat is inderdaad — de heer De Jong heeft gelijk — een optelsom van de contractloonontwikkeling, incidentele loonontwikkelingen maar ook lastenmaatregelen: lastenverzwaringen en lastenverlichtingen. Die komen terug in het koopkrachtbeeld van al die verschillende groepen huishoudens. In mijn brief van 28 oktober heb ik laten zien dat 95% van Nederland erop vooruitgaat door de maatregelen van het kabinet én de economische ontwikkeling, die ik onmiddellijk aan de heer De Jong geef. Dat is inderdaad deels het gevolg van de aantrekkende conjunctuur en de verbetering van de arbeidsmarkt, van het feit dat meer mensen een baan hebben en dat de contractloonstijging de komende jaren naar verwachting toeneemt. Dat is onderdeel van die koopkrachtplaatjes. Twee of drie dagen geleden kwam De Nederlandsche Bank nog met een doorrekening van de economische verwachtingen voor 2018 en 2019. Daarin zie je dat de loonstijging gaat toenemen, gelukkig, ook omdat de arbeidsmarkt steeds krapper wordt. Vanmorgen hebben we nieuwe cijfers van het CBS gekregen over de werkloosheid. Daarin zie je dat de werkloosheid lager is en dat de krapte op de arbeidsmarkt toeneemt. In sommige sectoren zitten werkgevers alweer te springen om mensen aan te nemen. Dat heeft consequenties voor de loonontwikkeling. Al die ontwikkelingen zitten in die koopkrachtplaatjes. Om het beeld volledig te maken: in 2018 zien wij een paar ontwikkelingen die verschillende kanten op werken. In 2018 komt de contractloonstijging lager uit dan eerder was verwacht. Tegelijkertijd komen ook de inflatie en de stijging van de zorgpremies iets lager uit dan eerder was verwacht. Per saldo zijn er dus drie ontwikkelingen die anders uitpakken dan we eerder hadden verwacht, maar die er per saldo toe leiden dat het koopkrachtbeeld ongeveer hetzelfde is als we hadden verwacht.

De heer De Jong (PVV):
Als het gaat om de lonen: een rondgang langs de werkgevers geeft aan dat ze de lonen niet kunnen laten stijgen met meer den 3%, waar dit kabinet wel vanuit is gegaan toen het regeerakkoord werd gepresenteerd. Dat zien we ook terug in de koopkrachtplaatjes. De minister heeft overigens niets te zeggen over de lonen, want het zijn de werkgevers die daarover gaan. Als het allemaal niet gaat gebeuren, waar het naar uitziet, dan komen de mensen dus in de min. Dat zien we nu al aan de huidige koopkrachtplaatjes: ben je een werkende alleenstaande met kinderen, dan ga je in de min en houd je helemaal niets over. Plus: hoe zit het dan met die verhoging van de energierekening? Met andere woorden: de mensen worden lekker gemaakt met koopkrachtstijgingen. Vorig zouden ze er een procent bij krijgen, bleek 0,6% te zijn, wat we overigens ook nog maar moeten afwachten. Ze worden elke keer lekker gemaakt, terwijl ze het moeilijk hebben. Dus mijn vraag aan de minister is: geef die mensen nou duidelijkheid en wees ook eerlijk als het zo meteen zo blijkt te zijn. Want als je naar de werkgevers luistert, gaan de contractlonen niet omhoog. Dan gaan de mensen dus in de min. Geef dat nou eens eerlijk toe.

Minister Koolmees:
Voorzitter. Ik heb net in mijn uitgebreide antwoord aangegeven wat er allemaal in de koopkrachtcijfers zit. Daar zitten inderdaad de contractloonstijging en de inflatie in. Daar zitten ook belastingen in, waaronder de energiebelasting voor huishoudens en de btw-verhoging. Ook lastenverlichtingen zitten daarin: het tweeschijvenstelsel en de verhoging van de arbeidskorting. Het totaal van deze maatregelen geeft het koopkrachtbeeld. Ik heb afgelopen woensdag, dus gisteren, mijn loonstrookjesbrief naar de Kamer gestuurd, waarin inderdaad de mediane koopkrachtontwikkeling positief is. Er zijn inderdaad ook groepen die in de min komen. Ook in mijn koopkrachtbrief van 28 oktober zie je dat 95% van de Nederlanders er de komende jaren op vooruit gaat, maar dat nog steeds 5% in de min komt. Dat heeft te maken met een aantal factoren, zoals het niet indexeren van de pensioenen, waar de heer Van Rooijen gisteren naar vroeg.

Maar de heer De Jong heeft geen gelijk als hij zegt dat we een deel van de waarheid presenteren. De koopkrachtcijfers zijn een integraal totaalbeeld van alle maatregelen en de economische ontwikkelingen, die onafhankelijk worden geraamd door het Centraal Planbureau, waarop wij ons als kabinet baseren. Nogmaals, 95% van Nederland gaat er de komende jaren op vooruit, deels door de economische conjunctuur en deels door maatregelen die het kabinet neemt.

Gisteren is door verschillenden mensen — de heer Jasper van Dijk, de heer Özdil, de heer Van Weyenberg en de heer Van Rooijen — gevraagd om de loonontwikkeling extra aan te jagen. De loonstijging is beperkt, of slechts indirect te beïnvloeden door kabinetsbeleid. Want de contractloonstijging wordt in de marktsector bepaald door de sociale partners in de cao's. Loonbeleid vereist dus maatwerk. Dat is aan de decentrale cao-partijen. De situatie is immers van sector tot sector verschillend. In de ene sector is er veel ruimte voor hogere lonen, in de andere sector is die ruimte er gewoon niet, vanwege concurrentieoverwegingen, concurrentie met buitenlandse ondernemingen of juist terugvallende vraag, dus dat er gewoon minder vraag is naar bepaalde producten. Of werkgevers hogere lonen aan hun werknemers kunnen betalen, hangt af van de winstgevendheid en de financieel-economische vooruitzichten van de bedrijven. Wat natuurlijk opvallend is, is dat een aantal economen, onder wie Klaas Knot, en ook het Centraal Planbureau, aandacht heeft gevraagd voor de dalende arbeidsinkomensquote, dus het aandeel in de economie wat gaat naar lonen en niet naar kapitaal, zal ik maar zeggen. Daarom is de oproep van de heer Knot, maar ook van minister-president Rutte, een appel aan de sociale partners om hun verantwoordelijkheid te nemen en de beschikbare loonruimte op sectoraal niveau passend te benutten. Ik sluit me als minister van Sociale Zaken van harte aan bij dat appel.

Wat ik net al zei tegen de heer De Jong: DNB en het Centraal Planbureau zijn deze week gekomen met nieuwe cijfers. Daarin zie je inderdaad dat de contractloonstijging iets aantrekt, ook als gevolg van een krapper wordende arbeidsmarkt. De komende jaren verwacht ik dat die loonstijging gaat doortrekken, juist ook omdat de arbeidsmarkt krapper wordt. De verwachting van DNB is dat de werkloosheid ook in 2019 onder de 3,5% uitkomt, en daarmee een opwaartse druk heeft op de contractloonstijging.

Tot slot wil ik in mijn eerste termijn een aantal amendementen becommentariëren.

De voorzitter:
Maar voordat u ...

Minister Koolmees:
Mag ik eerst de amendementen doen en daarna de resterende vragen beantwoorden?

De voorzitter:
Ja, dat lijkt me een goed idee.

Minister Koolmees:
Er zijn op dit moment zes amendementen ingediend. Twee daarvan ga ik adresseren. De overige vier doet de staatssecretaris zo meteen. Eerst het amendement op stuk nr. 10 over de verhoging van de AOW-uitkering met 2%. De AOW is gekoppeld aan de ontwikkeling van de lonen. Daarnaast bekijken we ieder jaar hoe het met de koopkracht is gesteld, ook de koopkracht van ouderen, en worden er eventueel maatregelen genomen. Een verhoging van de AOW vind ik op dit moment dan ook niet nodig. Het is ook niet gedekt en daarom ontraad ik dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 15 van D66, CDA, VVD en de ChristenUnie gaat over scholingstrajecten voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Door scholing vang je twee vliegen in één klap. Kwetsbare werklozen kunnen immers door de juiste scholing aan de slag in zogenaamde krapteberoepen. Dit vraagt om een gerichte aanpak. Scholing sluit nauw aan bij het doel van de sectorplannen. Het oorspronkelijke budget van de sectorplannen wordt hiervoor gebruikt. Daarom laat ik het oordeel over dit voorstel aan de Kamer.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn eerste termijn, maar er zullen vast nog vragen zijn die zijn blijven liggen.

De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Özdil.

De heer Özdil (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over het kopje arbeid en zorg. Allereerst wil ik namens GroenLinks nogmaals benadrukken dat we heel blij zijn met het voorstel tot uitbreiding van het partnerverlof, maar dat terzijde.

Ik heb nog een vraag over de compensatieregeling voor zwangere zzp'ers. GroenLinks vindt de aanmeldtermijn van drie maanden echt veel te kort. Ik begrijp heel goed dat de minister zegt dat het beter zou zijn als de uitbetaling in 2018 zou geschieden. Mijn vraag is: waarom wordt de regeling dan niet eerder gepubliceerd in de Staatscourant, bijvoorbeeld al op 1 januari 2018? Dan nog even over de informatievoorziening. Het is heel goed dat de minister zegt: we gaan de gebruikelijke middelen inzetten zoals websites en sociale media. Waarom wordt er niet ook meteen een brief gestuurd naar het woonadres van de 20.000 vrouwen die hier potentieel recht op hebben?

Minister Koolmees:
Als u het goedvindt, dan kom ik hierop terug in de tweede termijn. Deze vraag zit in de schriftelijke set; dat weet ik. Maar zo gedetailleerd ken ik het voorbeeld niet, dus ik kom daar in de tweede termijn op terug.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik wil het even hebben over het belang van hogere lonen. Als ik de minister net goed heb begrepen, dan zegt hij: ik onderschrijf de oproep van de minister-president. Ik heb daar gisteren ook veel collega's in de Kamer over horen praten. Maar er is natuurlijk één verschil, namelijk dat deze minister op dit moment ook praat met sociale partners en hen regelmatig ziet. Ik heb gevraagd of hij deze oproep ook in die gesprekken wil herhalen, zeker richting werkgevers.

Minister Koolmees:
Ik heb dat reeds gedaan, ook voor een camera. Ik zal dat herhalen in mijn gesprekken met sociale partners, maar het blijft natuurlijk primair een verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, ook op sector- en bedrijfsniveau. Dat heb ik net ook gezegd. In het regeerakkoord staat niet voor niets heel helder dat het kabinet het verstandig vindt dat de loonruimte wordt gebruikt als daar ruimte voor is. Ik ben het dus met u eens.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat is heel mooi. En ja, het kan per sector of bedrijf verschillen, maar er is gewoon veel ruimte. In het verleden heeft de politiek vaak gezegd: het is nu tijd voor loonmatiging. Dan vind ik het ook heel goed dat we ook een keer met kracht zeggen: nu is het tijd voor loonstijging.

De voorzitter:
Dank u wel. Voordat wij doorgaan met ...

Minister Koolmees:
... de staatssecretaris, denk ik.

De voorzitter:
Ik zie de minister nog even peizend kijken, maar ...

Minister Koolmees:
Er is mij geen vraag gesteld.

De voorzitter:
Nee, dat klopt.

Minister Koolmees:
Ik was het alleen even aan het verwerken.

De voorzitter:
Voordat we verdergaan met de staatssecretaris, schors ik voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt van 12.14 uur tot 12.19 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan het woord is de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
Dank u, voorzitter. Allereerst wil ik de leden van deze Kamer hartelijk danken voor hun inbreng. Een deel van de vragen heb ik reeds schriftelijk beantwoord. Op andere vragen zal ik straks reageren. Dat zal ik, net als de minister, in thematische blokjes doen aan de hand van mijn drie beleidsprioriteiten. Dat zijn het bieden van perspectief op werk, de aanpak van schulden en armoede, en handhaving en fraudebestrijding.

Maar voordat ik dat doe, wil ik graag kort op hoofdlijnen schetsen hoe ik aankijk tegen werk en sociale zekerheid. De meeste mensen kunnen het zelf rooien, op eigen kracht. Dat laten mensen zien, elke dag weer, overal in Nederland. Ook als het tegenzit, komen mensen er vaak zelf weer bovenop. Maar soms lukt dat even niet. Iedereen kan te maken krijgen met grote tegenslag, zoals werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of schulden. Dan is het goed dat er een overheid is die steun biedt, en daarbij goed kijkt naar individuele omstandigheden, want iedere situatie is verschillend. Wat mensen dan nodig hebben, is dus ook enorm verschillend: een steuntje in de rug, een goed gesprek, tijdelijk een uitkering, maar soms ook een stevige hand of een streng gesprek als het moet. Helaas is het niet altijd te voorkomen dat mensen hun baan kwijtraken of om een andere reden uitvallen. Dan is het ontzettend belangrijk dat hun perspectief op werk niet achter de horizon verdwijnt. We moeten ervoor zorgen dat mensen die langs de kant staan zo veel en zo snel mogelijk weer aan het werk komen. Machines schrijf je af, maar mensen niet.

Belangrijk is ook dat we ons realiseren dat banen vooral ontstaan in bedrijven. Daar liggen kansen voor werklozen om weer aan de slag te komen, en zijn er mogelijkheden voor mensen met een beperking en andere kwetsbare groepen, waar nodig met steun van de overheid. Veel werkgevers willen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en deze mensen een plek geven, maar dat moeten ze wel kunnen doen zonder bureaucratische zorgen. Bedrijven ontzorgen biedt een reëel perspectief op werk.

Voorzitter. Werk is ook een krachtig wapen tegen schulden en armoede. Maar het is geen panacee, want iedereen kan in een problematische schuldensituatie terechtkomen: mensen met een uitkering, maar ook bijvoorbeeld tweeverdieners met heel behoorlijke inkomens. Ook hier geldt dat elke situatie verschillend is. Maar hoe dan ook hebben schulden een desastreus effect op mensen. Snel handelen en een laagdrempelige toegang tot goede schuldhulpverlening zijn dan ontzettend belangrijk. Zo wordt erger voorkomen en kunnen mensen weer een nieuwe start maken.

Het is niet alleen belangrijk dat we een goed sociaal stelsel hebben dat recht doet aan individuele verschillen. We willen dat stelsel ook overeind houden. Daarom moeten we ons goed realiseren dat we die voorzieningen samen opbrengen. Misbruik van voorzieningen moet daarom worden aangepakt. Dat is belangrijk voor de financiële houdbaarheid van ons sociale stelsel, maar ook voor het maatschappelijk draagvlak onder sociale voorzieningen. Als wij met elkaar regels afspreken, moeten we ervoor zorgen dat ze worden nageleefd. Dat geldt voor sociale voorzieningen, maar ook voor arbeidsomstandigheden, het wettelijk minimumloon of welk terrein dan ook.

Voorzitter. Zonder goede handhaving en fraudebestrijding bestaan regels slechts op papier. Dan zijn het tandeloze tijgers, die ruim baan geven aan bijvoorbeeld ontduiking van het minimumloon of misbruik van uitkeringen. Dat schaadt het geloof in een eerlijk speelveld en ondermijnt het vertrouwen in de overheid. Al met al hebben wij in Nederland een mooi sociaal stelsel dat goed in balans is, een stelsel dat er is voor mensen en niet andersom. Dat wil ik graag zou houden. Dat gezegd hebbend zou ik nu graag ingaan op de drie beleidsprioriteiten en de vragen die hierover vanuit de Kamer zijn gesteld. Bij perspectief op werk zou ik het graag hebben over de loondispensatie, de Wajong en de korting op de Wajong, de arbeidsmarktdiscriminatie en de arbeidsmarktregio's.

Voorzitter. Zoals gezegd biedt werk bestaanszekerheid. Het is de beste remedie tegen armoede, schulden en sociale uitsluiting. Werk levert sociale contacten op en ook kansen op persoonlijke ontwikkeling. En werk hangt positief samen met gezondheid en geluk. Maar nog te veel mensen staan aan de kant. We moeten ervoor zorgen dat ook zij weer perspectief op werk krijgen. Het momentum is er, nu het weer goed gaat met de economie en er banen ontstaan in Nederland. Laat ik maar met de deur in huis vallen als het over dit onderwerp gaat. Er is veel onrust over de invoering van de loondispensatie, ook hier in de Kamer. De heer Raemakers van D66 sprak gisteren van "de olifant in de Kamer". Er zijn dan ook veel vragen over dit onderwerp gesteld, onder meer door mevrouw Voortman van GroenLinks, de heren Jasper van Dijk en Gijs van Dijk en de heren Peters, Bruins en Kuzu. Laat ik over één ding duidelijk zijn: over het uitgangspunt dat werk moet lonen, zijn we het allemaal eens. Ik begrijp ook de zorgen die mensen hierover hebben. Dat is ook de reden geweest waarom ik, ook op verzoek van de Kamer, de Kamer in de brief van 14 december de contouren heb geschetst van de regeling die ik graag met alle betrokken partijen wil uitwerken.

Ik heb in mijn brief aangegeven dat de afgelopen tijd over de voornemens uit het regeerakkoord beelden zijn ontstaan die niet kloppen. Zo bestaat de zorg dat mensen die werken met loondispensatie, teruggaan naar de bijstand en dat er structureel 500 miljoen wordt bezuinigd op mensen met een arbeidsbeperking. Die beelden zijn niet terecht, want met de maatregelen wordt beoogd om een extra impuls te geven aan de arbeidsdeelname van mensen met arbeidsbeperkingen en om belemmeringen voor arbeidsdeelname weg te nemen. Ik wil de maatregelen zo uitwerken dat mensen met een arbeidsbeperking perspectief krijgen op werk, al naargelang hun mogelijkheden, waarbij werken ook lonend is. Ik wil bij de uitwerking ook kijken naar de positie van niet-uitkeringsgerechtigden, waar de heer Jasper van Dijk expliciet naar vroeg.

De heer Jasper van Dijk stelde ook dat de kans op werk voor arbeidsgehandicapten minimaal is. Ze worden, zo zei hij in zijn betoog, weggemoffeld in de bijstand. Dat zit ook in de schriftelijke antwoorden. Daar is in mijn reactie alleen het woordje "niet" weggevallen. Ik zou hier graag dus plenair recht willen zetten dat ik het daar níet mee eens ben. Ik weet dat de schriftelijke beantwoording onderdeel is van de begrotingsbehandeling. Vandaar dat ik dit zo expliciet meld.

Bij de invoering van de loondispensatie is geen sprake van een bezuiniging, maar van een andere aanwending van financiële middelen, want het budget voor activering en dienstverlening voor mensen in een kwetsbare positie wordt verhoogd. Gemeenten krijgen hiermee ruimte om bijvoorbeeld meer beschutte werkplekken te organiseren, om werkgevers te ontzorgen en om maatwerk te bieden dat aansluit bij de behoeften van burgers. Meer mensen komen zo aan de slag.

De heer Bruins heeft gevraagd naar concrete plannen voor het realiseren van de extra 20.000 beschutte werkplekken. De middelen komen vanaf 2019 beschikbaar en bouwen op tot de mogelijkheid van 20.000 beschutte werkplekken — dat zijn extra plekken in een structurele situatie — omstreeks 2050. Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat de behoefte leidend is. Het gaat erom dat, als er behoefte is aan beschut werk, gemeenten die plekken ook realiseren. Maatwerk is daarbij essentieel. Gemeenten komen nu goed op stoom en ik wil de tot nu toe met beschut werk opgedane ervaringen meenemen bij de uitwerking van de ambitie in het regeerakkoord.

In het eerste kwartaal van 2018 wil ik u de uitwerking van de loondispensatie meesturen. Daarbij zal ik ook mijn eerste gedachten over de invulling van beschut werk meenemen, want deze twee maatregelen zijn in het regeerakkoord aan elkaar gekoppeld.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik begrijp natuurlijk dat de staatssecretaris nog met een uitwerking moet komen, maar een van de bezwaren die onder andere door mijn fractie werden aangegeven tegen loondispensatie, is dat mensen geen rechten opbouwen: geen recht op pensioen, geen recht op WW. Daarmee creëer je dus een verschil in rechten tussen mensen met een beperking en mensen zonder beperking. Als het de staatssecretaris erom gaat om een voorstel uit te werken dat mensen perspectief op werk geeft en dat werken lonend maakt, is zij dan ook bereid om met de sociale partners en met cliëntenorganisaties te kijken of dat ook op een andere manier gaat? Je kijkt dan dus naar een systeem waarmee je die doelen bereikt, zonder daarbij vast te zitten aan die loondispensatie, omdat daar wel een verschil in rechten in zit.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik kan nu inderdaad de antwoorden geven. Ik heb geprobeerd om er een samenhangend verhaal van te maken, omdat er veel vragen over zijn gesteld en ook omdat er veel elementen in deze discussie zitten. Ik meen dat ik deze vraag in het vervolg van mijn betoog zal beantwoorden. Daarna zal ik heel graag die discussie, die dan zeker nog ontstaat, oppakken, maar misschien is het wel goed om al die elementen even genoemd te hebben. Mag ik mevrouw Voortman dus vragen om haar vraag nog even te bewaren?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ja, dat is goed.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik zou nog een stap terug willen doen, want ik heb gemerkt dat het kabinet en ook de staatssecretaris echt op zoek zijn naar draagvlak. Dat straalt zij uit en dat straalt het kabinet ook uit. We hebben brieven ontvangen van de VNG, van verschillende werkgevers, van werknemers en van gemeenten, die allemaal zeggen: wij willen dit helemaal niet. Dus waar is het draagvlak voor deze maatregel?

Staatssecretaris Van Ark:
In de brieven die wij gekregen hebben, zijn een aantal zorgen geuit. Die zorgen hadden ook te maken met veronderstellingen ten aanzien van de uitwerking van loondispensatie. Nu moet ik uitkijken dat ik niet toch op de vraag van de heer Van Dijk inga, terwijl ik eigenlijk eerst even het hele verhaal wil vertellen. Maar dan toch even specifiek. Er zijn een aantal zorgen geuit. Tegelijkertijd is er een oproep gedaan om wel tot loondispensatie over te gaan, met name vanuit de kant van werkgevers, een partij die we graag willen ontzorgen, omdat daar banen vandaan komen. Ook zien we dat we met het instrument loondispensatie, dat in de Wajong ook al wordt toegepast, meer mensen kunnen helpen dan nu met loonkostensubsidie. Dat is de keuze die in het regeerakkoord is gemaakt. Daar staat ook bij dat werken moet lonen. Dat is een belangrijke zorg die we van partners hebben gehoord. Ik heb dan ook gemeend om vorige week een contourenbrief te moeten sturen om in ieder geval de zorg weg te nemen dat mensen onder de bijstand gaan werken, maar om wel tegen partners te zeggen: laten we voor de uitwerking om tafel gaan zitten, want ik heb jullie zorgen goed gehoord en ik denk dat we met elkaar een aantal van die zorgen in de uitwerking weg kunnen nemen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Volgens mij is de enige werkgever de Malietoren geweest. VNO-NCW is voor deze maatregel, maar er zijn heel veel werkgevers die nu al aangeven dat ze dit niet willen. Mocht het draagvlak echt ontbreken, is de staatssecretaris dan bereid om dit plan terug te trekken?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik kan me heel goed voorstellen dat een individuele werkgever die nu iemand met loonkostensubsidie heeft werken, zich afvraagt waarom het anders moet. Tegelijkertijd moet ik ook naar het hele land kijken, en naar de ontwikkeling waar we voor staan. Ik zie dat we, aan het begin van de ontwikkeling van instrumenten, zo'n 17.000 mensen met loondispensatie hebben werken en ook een aantal met loonkostensubsidie. Ik ben heel blij dat werkgevers en gemeenten daar gezamenlijk mee aan de slag gaan. Maar we hebben de opgave om tot 2050 een veelvoud van deze mensen aan de slag te laten gaan en hun een perspectief te bieden op werk. Daarom willen we nu het instrument kiezen waarbij we zo veel mogelijk mensen aan de slag kunnen helpen op een manier dat werken loont. Dat is ook de reden om aan de slag te gaan met loondispensatie. Daarom ben ik niet voornemens om op voorhand al op dat instrument in te wisselen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
1,4 miljard naar buitenlandse aandeelhouders en 500 miljoen minder naar mensen met een beperking: ik vind het schaamteloos. Vorige week zei de staatssecretaris: we kóérsen op het minimumloon; in het regeerakkoord staat dat mensen onder het minimumloon kunnen gaan werken. Dat is natuurlijk onbegrijpelijk. Het minimumloon heet niet voor niets het minimumloon. Wat bedoelt u nou met dat koersen? Gaat u ons hier garanderen dat het minimumloon gewoon staat als een huis? Of gaat u daaronder en breekt u de beschaving af?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik ga toch even in op de introductie. Er zijn al best wel wat debatten gevoerd in de Kamer over de dividendbelasting. Ik ga daar verder niks aan toevoegen, maar laat ik er wel dit over zeggen. Ik ben voor elke maatregel die banen behoudt of banen oplevert. Ik zou heel graag met uw Kamer in dit debat kijken naar manieren om zo veel mogelijk banen te genereren. Dat gezegd hebbende, is er geen sprake van een bezuiniging, aangezien we het geld dat de loondispensatie oplevert ten opzichte van de loonkostensubsidie gaan aanwenden om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen. Dat is wat ik daarover wil aangeven. In mijn brief heb ik met "koersen op" bedoeld dat dat mijn inzet is. Maar zoals gezegd kan ik deze maatregel niet alleen uitvoeren. Ik heb daarbij te maken met sociale partners en met gemeenten. Ik heb ook van harte de cliëntenorganisaties hierbij betrokken. Ik zal deze maatregel graag samen met hen uitwerken. Maar u kunt het "koersen op" zo lezen dat ik het belangrijk vind dat mensen de uren die ze werken ook betaald krijgen volgens het minimumloon dat daarvoor staat. Dat is een fatsoenlijke basis en ik wil dat mensen die basis ook op kunnen bouwen. We hebben niet voor niets een minimumloon in Nederland, zoals we ook AOW hebben. Mensen die in Nederland wonen en werken, bouwen AOW op. Dat geldt ook voor mensen die met loondispensatie te maken krijgen. Over alle andere zaken ga ik ook graag het gesprek aan met de partners.

Voorzitter: Arib

De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarom zo'n wollig antwoord? Er is nul komma nul draagvlak voor dit plan, hè? Uit het hele land horen we: doe dit niet; wij zijn nu goed bezig met de loonkostensubsidie dus laat dit nou staan, anders krijgen we eerste- en tweederangswerknemers. Nou zegt de staatssecretaris: ik koers op dat minimumloon, maar ik wil het overleggen met andere mensen in het land. Staatssecretaris, u bent degene die moet staan voor de norm, voor de standaard. U gaat over het minimumloon. U kan nu iedereen hier geruststellen door te zeggen dat het minimumloon als een huis staat. Dat doet u niet en dat vind ik zeer zorgelijk.

Staatssecretaris Van Ark:
In de aanloop naar dit debat was de grote zorg dat mensen zouden gaan werken onder de bijstand. Ik heb daarom gemeend om vorige week in de brief duidelijkheid te moeten scheppen, voor zover ik dat nu kan. Dat betekent dat ik heb aangegeven dat ik koers op minimumloon, waarbij ik het zo zie dat mensen het minimumloon krijgen voor het aantal uren dat ze werken. Ik realiseer me dat daardoor nieuwe onduidelijkheden ontstaan, dus voor de rest ga ik met partners in gesprek om deze maatregel verder uit te werken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik vind het heel goed dat deze staatssecretaris in overleg gaat met sociale partners en met cliëntenorganisaties. Dat vroeg ik in eerste termijn. Maar ik gaf aan dat ik het punt van gelijke rechten ook belangrijk vind, namelijk dat mensen pensioen en WW opbouwen. Mijn vraag is of dat dan ook het uitgangspunt gaat zijn van het overleg met die organisaties.

Staatssecretaris Van Ark:
Wat ik bij gelijke rechten heel belangrijk vind, is de kans om aan het werk te komen. Nu zie ik dat een heel groot deel van de mensen met een arbeidsbeperking thuiszit. Ik wil graag dat iedereen de kans krijgt om mee te doen. Daar begint wat mij betreft de invulling van die gelijke rechten. We zien dat het met loondispensatie voor mensen ook vanaf een klein aantal uren zal gaan lonen om te werken. Ik vind het heel belangrijk om dat gezegd te hebben, want dat is daadwerkelijk mijn vertrekpunt. We maken een politieke keuze om in te zetten op meedoen.

Voor het stadium waarin ik nu zit, kan ik in ieder geval aangeven dat ik koers op minimumloon. Ik realiseer me dat er daarvoor nog heel veel uitwerkingen zijn en dat je te maken hebt met mensen met een bepaalde productiviteit en die na die productiviteit inderdaad met emolumentenregelingen te maken kunnen krijgen. Dat moet ik echter uitwerken met partners. Daarom kan ik daar op dit moment nog geen volledige helderheid over geven anders dan dat ik daar graag over in gesprek ga.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het spijt mij, maar dat is mij op dit moment niet genoeg. Ja, we moeten in gesprek gaan. Maar het VN-verdrag is helder: toegang tot de arbeidsmarkt op basis van gelijke rechten. Het gaat niet alleen om de toegang tot de arbeidsmarkt, maar ook om de rechten die je als werknemer hebt. Het kan toch niet zo zijn dat een werknemer zonder beperking wel per definitie recht heeft op pensioen en WW — daar staan wij natuurlijk achter — en dat iemand met een beperking dat niet zou hebben? Dan leef je het VN-verdrag toch niet goed na? Gelijke rechten, ook op dit punt!

Staatssecretaris Van Ark:
Ik heb in de schriftelijke beantwoording al een reactie gegeven op hoe we het VN-verdrag naleven. Ik denk dat we daarover geen verschil van mening hebben. Dat is heel belangrijk en hoe we dat gaan uitwerken, is het uitgangspunt. In het eerste kwartaal van 2018 kom ik graag met de uitwerking van deze maatregel bij u terug. Daar zal ik deze vraag ook in opnemen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik hecht eraan om een misverstand weg te nemen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: er wordt niet bezuinigd op mensen met een beperking. Jawel, er wordt 500 miljoen bezuinigd op mensen met een beperking door ze onder het minimumloon of net aan het minimumloon te betalen en ze geen pensioen en geen socialezekerheidsrechten toe te kennen. Dat wordt toegevoegd aan beschutte werkplekken die op dit moment niet nodig zijn. Dus ja, het misverstand moet weggenomen worden: er wordt in deze tijden 500 miljoen bezuinigd op mensen met een beperking.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik hecht eraan om te zeggen dat de bestaande arbeidsrelaties bestendigd worden. Er wijzigt op dit moment niets aan de rechten van mensen in hun huidige arbeidsrelatie. Het veranderen van instrument levert 500 miljoen op. Dat bedrag is te herleiden naar de 500 miljoen die het kostte toen het sociaal akkoord werd omgezet in de Participatiewet en het instrument loonkostensubsidie werd ingevoerd. Het is van belang om aan te geven dat het geld dat dat oplevert wordt ingezet om een bredere doelgroep aan het werk te helpen. In het regeerakkoord staat de mogelijkheid tot beschut werk en dienstverlening bij gemeenten. Ik vind het van het grootste belang om dat aan te geven. Ik hecht eraan om te zeggen dat mensen het minimumloon krijgen voor het aantal uren dat zij werken. Dat heb ik vorige week ook in mijn brief geschreven. Dat is de koers die ik inzet. Dat wil ik ook graag uitwerken met partners.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb een schriftelijke reactie gekregen op onze vraag om in overleg te gaan en een deltaplan voor de onderkant te maken. Ik zeg het in onze woorden. Wij zien nu verdringing. Mevrouw Voortman zei het al: je hebt mensen die onder een cao vallen en mensen die er niet onder vallen; je hebt mensen die wel subsidie krijgen en mensen die geen subsidie krijgen. Aan de onderkant begint dat te wringen. U zegt dat dit niet hoeft, omdat er allerlei verschillende regelingen zijn. Ik pleit ervoor om het breder te bekijken als u met al die partijen in gesprek gaat. We zien nu namelijk dat er echt knelpunten zijn. Wat ons betreft zou iedereen, zoals mevrouw Voortman bepleitte, pensioen moeten opbouwen en gewoon onder een cao moeten vallen. Iedereen heeft daar recht op in Nederland.

Staatssecretaris Van Ark:
In aanvulling op de schriftelijke beantwoording, die ik op dit specifieke punt niet helemaal scherp heb, zeg ik in ieder geval dat ik ook aansluiting zoek bij het betoog dat de heer Heerma gisteren heeft gehouden, waarin hij aangaf dat we al enkele jaren bezig zijn met een grote wijziging. Het uitgangspunt daarbij is dat je aan de slag kunt, dat je kunt meedoen en dat je daarvoor een eerlijke beloning krijgt.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zit met dat woordje "koersen". Dat is toch heel kwetsbaar. De PVV koerst bijvoorbeeld op regeringsdeelname, maar we weten allemaal dat dit nooit gaat gebeuren. Snapt u dat dit een zwak onderdeel is van uw betoog? Zolang u blijft zeggen dat u koerst op het minimumloon, blijven we allemaal onzeker. U garandeert het minimumloon niet.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik kan me best voorstellen dat er nog steeds vragen openblijven. Vorige week heb ik geprobeerd om zo veel mogelijk duidelijkheid — zo ver als ik op dit moment kan gaan — te verschaffen over de zorgen dat mensen onder de bijstand moeten gaan werken. Ik begrijp ook dat de heer Van Dijk zegt dat ik hier al zes weken zit en dat hij zich afvraagt of ik dat niet wat eerder had kunnen doen. Ik doe dat zo snel mogelijk. "Koersen op" betekent dat ik het belangrijk vind dat mensen voor de uren die ze werken ook het minimumloon krijgen. Tegelijkertijd geef ik ook aan dat ik dit niet helemaal in mijn eentje kan beslissen. Ik geef aan waar mijn haven ligt voor het schip waar ik de stuurvrouw van ben. Daar koers ik op. Ik zal zo spoedig mogelijk met andere partijen aan de slag gaan. Gemeentes zijn bijvoorbeeld ook sociale partners. Ik hoop u in het eerste kwartaal van 2018 volledige duidelijkheid hierover te kunnen geven. Mijn inzet, wat ik belangrijk vind, namelijk een eerlijk loon voor het aantal uren dat mensen werken, moge hierbij duidelijk zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vraag steeds of de staatssecretaris vasthoudt aan het minimumloon en dan zegt ze: ik ga niet onder het bijstandsniveau zitten. Het moet niet gekker worden. Maar goed, dan even over dat draagvlak en de uitgestoken hand. De staatssecretaris zegt steeds dat ze dit met mensen moet overleggen, met de VNG, met wethouders, met bestuurders. Als die nou allemaal zeggen "we zien dit niet zitten, laat ons nou lekker doorgaan met die loonkostensubsidie", kan er een punt komen dat de staatssecretaris zegt dat ze er geen draagvlak voor heeft en het zo niet gaat doen. Dit is immers ook jojobeleid. Wat vindt u van de alternatieven die nu al worden aangedragen door bijvoorbeeld wethouders? Zij zeggen: kijk eens naar dat lage-inkomensvoordeel; kijk eens naar die beschutte werkplekken. U kunt een en ander daarvoor inruilen en dan zijn alle zorgen van de mensen met een beperking weggenomen.

Staatssecretaris Van Ark:
Vanuit het oogpunt van een individuele werkgever die mensen heeft rondlopen met loonkostensubsidie en vindt dat dit voor hem prima werkt, of vanuit het perspectief van de gemeente die dit nu twee jaar doet en vindt dat dit prima werkt, kan ik me heel goed voorstellen dat de vraag wordt opgeworpen waarom het nu weer anders moet. Tegelijkertijd hebben werkgevers gevraagd om het voor hen eenduidig te maken en om hen te ontzorgen. Ik vind dat een heel duidelijke oproep, want uiteindelijk moeten werkgevers banen genereren. Dat vind ik ontzettend belangrijk. We zien dat er in de Wajong met loondispensatie wordt gewerkt. In de Participatiewet wordt met loonkostensubsidie gewerkt, maar we zien dat we meer mensen aan het werk kunnen krijgen met loondispensatie. Met de enorme opgave in aantallen mensen die we de komende jaren nog willen bedienen, is het niet meer dan logisch om nu deze discussie te voeren en te werken aan een uitwerking van de loondispensatie, die ervoor zorgt dat werkgevers worden ontzorgd en dat het voor de mensen die ermee te maken hebben, lonend is.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik denk dat er in de formatie een deal is gemaakt tussen de partijen. De ene partij zei: ik wil meer beschutte werkplekken. De andere partij zei: dat kost geld. Toen is er gezegd: nou, misschien kunnen we dan aan loondispensatie doen; die halen we dan weg bij mensen en stoppen we bij de beschutte werkplekken. De realiteit is echter dat er in het sociaal akkoord staat dat er 30.000 beschutte werkplekken moeten komen. Op dit moment hebben 1.100 mensen een beschutte werkplek. Het is nog lang niet klaar. Die 20.000 extra werkplekken zijn dus nog helemaal niet nodig. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Staatssecretaris Van Ark:
Zowel de aantallen voor beschutte werkplekken alsook de financiële middelen die het omzetten van de loonkostensubsidie naar loondispensatie moet opleveren, betreffen een periode tot 2050. Dus wel degelijk, zeg ik ook tegen mevrouw Van Brenk via een omweg, zijn we bezig met een langdurige visie op de onderkant van de arbeidsmarkt. Die zaken moeten we wel in samenhang bezien. Dat is ook gebeurd in het regeerakkoord.

De voorzitter:
De laatste vraag.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Is er een onderbouwing voor die 20.000 extra werkplekken? Als je tijdens de formatie met elkaar om tafel zit, neem ik aan dat je zegt: dat is echt nodig, want daar vraagt de samenleving om. Maar waar is de onderbouwing? Anders is het wat mij betreft een slechte formatiedeal en zou je die direct moeten terugtrekken. Ik zie graag die onderbouwing, want anders gaan we heel veel mensen pijn doen terwijl dat niet nodig is.

Staatssecretaris Van Ark:
De 20.000 tot 2050, gerelateerd aan het aantal mensen met een beperking dat we aan het werk willen hebben, vond ik geen gek getal, maar ik kan het even nazoeken en dan zal ik er in tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik houd ook van feitelijke onderbouwingen, zeg ik tegen de heer Gijs van Dijk.

Ik ken uw strakke tijdschema vandaag, dus ik moet even kijken om dubbelingen te voorkomen.

Voorzitter. Ik heb het net ook al bij een interruptie gezegd: het regeerakkoord van het kabinet betekent voor mensen met een arbeidsbeperking vooral een beoogde voortzetting van het ingezette beleid, dat toewerkt naar een inclusieve arbeidsmarkt. Het belangrijkste is dat zo veel mogelijk mensen mee kunnen doen op de arbeidsmarkt. Daarvoor is het belangrijk dat werkgevers worden gestimuleerd om ook mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Werkgevers willen graag eenduidige regels. Dat vergroot de kans dat ze mensen die extra aandacht nodig hebben in dienst nemen. Dat is ook de reden dat werkgevers zich voorstander hebben betoond van de loondispensatie. Ik ben graag bereid om bij de uitwerking van de loondispensatie de suggestie van de heer Bruins mee te nemen om bij te houden of loondispensatie er ook toe leidt dat werkgevers iemand makkelijker in dienst nemen als die een beperking heeft.

In mijn brief heb ik aangegeven te koersen om de systematiek zo uit te werken dat mensen die vanuit een uitkering met loondispensatie gaan werken een loonaanvulling krijgen die voldoet aan twee uitgangspunten. Het inkomen van deze mensen moet hoger uitkomen dan het voor hen geldend sociaal minimum. Als mensen gaan werken en als mensen meer gaan werken, wil ik dat ze er echt op vooruitgaan. Verder vind ik het belangrijk dat hun inkomen gaat naar een niveau conform het minimumloon naar rato van het aantal uren dat ze werken. En dit alles passend binnen de financiële kaders van het regeerakkoord.

Ik heb zojuist een interruptiedebat gehad met mevrouw Voortman over de relatie van het voornemen van loondispensatie tot het VN-verdrag. Ik vind het van belang om te zeggen dat de invoering van loondispensatie getoetst wordt aan het VN-verdrag. Zoals gezegd, zal ik bij de uitwerking van de loondispensatie dit nader toelichten.

Mevrouw Voortman heeft in haar betoog ook gesproken over de ingewikkeldheid. Ik vind het van groot belang om bij de uitwerking van de loondispensatie te letten op de uitvoerbaarheid en de effecten voor werkgevers maar ook voor werknemers die met loondispensatie werken, juist ook voor de mensen die het betreft. Ik streef een zorgvuldig proces na waarbij alle betrokkenen hun inbreng kunnen leveren bij de uitwerking van de maatregelen. Bij die uitwerking komen ook de vijf concrete elementen aan de orde die de heer Peters van het CDA leidend noemde. Over de uitwerking ga ik nu eerst in gesprek met sociale partners, gemeenten, cliëntenorganisaties en andere betrokkenen. Zoals ook in de interruptie is gezegd, gelden daarbij voor mij als belangrijke punten het ontzorgen van werkgevers en het feit dat werken moet lonen.

Dan kom ik op de korting op de Wajong. Verschillende leden van de Kamer hebben gevraagd waarom het kabinet ervoor kiest om de korting van 5% niet terug te draaien en of het kabinet bereid is om dat alsnog wel te doen. De maatregel kent een lange historie, zoals gisteren ook door de heer Heerma van het CDA werd gememoreerd. Met de verlaging van de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen brengt het kabinet de behandeling van deze groep en die van jonggehandicapten in de Participatiewet meer in lijn met elkaar. Aan deze maatregel ging een intensieve herbeoordelingsoperatie vooraf. Daarom geef ik aan dat het kabinet niet voornemens is om de verlaging van de uitkering van de Wajongers met arbeidsvermogen terug te draaien.

Mevrouw Voortman heeft mij gevraagd naar een reactie op de sollicitatiebrieven van Wajongers. Laat ik zeggen dat ik het heel positief en ook heel knap vind van deze Wajongers dat ze zo actief bezig zijn om aan het werk te komen en dat ik ook zie hoe lastig dat kan zijn. Wat ik wil benadrukken, is dat ik er echt alles aan doe om werkgevers uit de markt en de overheid ertoe aan te zetten en te faciliteren om mensen met een beperking aan te nemen. Zo is er destijds voor Wajongers onder het oude regime 95 miljoen euro extra uitgetrokken voor ondersteuning naar werk door het UWV. Daarnaast ben ik voornemens een deel van de extra middelen voor dienstverlening die in het regeerakkoord staan, voor Wajongers in te zetten.

De voorzitter:
Was u klaar met dit punt?

Staatssecretaris Van Ark:
Ja.

De voorzitter:
Meneer Jasper van Dijk, uw laatste vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzitter, en de laatste kans voor de staatssecretaris om een uitgestoken hand te tonen, want met die "loondiscriminatie" is het niet gelukt. En dan nu de Wajongkorting, waarover gisteren uitgebreid is gesproken. Het betreft hier een plan van uw voorgangers. Dus u verliest geen eer als u het nu intrekt. Sterker nog, u wordt voor mij dan de heldin van dit debat. Korting is volstrekt onnodig, oneerlijk en laf. En er is een uitstekende dekking. Valt er met u te praten over het ongedaan maken van deze schaamteloze korting op de Wajongers?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik kan mij heel goed voorstellen dat het onrechtvaardig voelt als je in deze situatie zit, maar ik geef hier ook aan dat we bezig zijn met een grote ontwikkeling: mensen in dezelfde situatie worden in dezelfde uitgangspositie gebracht. Het antwoord is niet het terugdraaien van de korting, het antwoord is meer banen. En daar wil ik mij heel graag aan committeren.

De voorzitter:
Nee, meneer Van Dijk, echt niet meer. Mevrouw Voortman is nu aan de beurt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mensen worden dus in dezelfde uitgangspositie gebracht, maar het lastige is natuurlijk wel dat je ook te maken hebt met een aantasting van de rechtszekerheid van mensen. De uitleg die wij van ambtelijke zijde hebben gekregen, was heel goed. Ik had een specifieke vraag over iemand die in de ABWZ is gekomen. Ik zal dit niet helemaal herhalen. Maar de politieke vraag die eronder ligt, is of dit nu de bedoeling is. Is het de bedoeling dat Wajongers in Nederland als enige van alle groepen in Nederland er direct in inkomen op achteruitgaan? Ja of nee?

Staatssecretaris Van Ark:
Het is de bedoeling dat mensen die kunnen werken, geholpen worden om aan het werk te gaan. Dat is de achterliggende gedachte van wat wij hier doen. Dat is ook de reden van de banenafspraak. Dat is ook de reden dat mensen die geen arbeidsvermogen hebben, in die regeling kunnen blijven en dat mensen die wel de mogelijkheid hebben om aan het werk te gaan, in de omstandigheden worden gebracht dat wij ze ook graag aan het werk willen helpen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Als het erom gaat mensen aan het werk te helpen, zou het dan niet logisch zijn om de korting niet door te voeren aangezien de overheid zich niet heeft gehouden aan de banenafspraak, en om in elk geval deze maatregel uit te stellen? Zou dat dan ook niet logisch en redelijk zijn?

Staatssecretaris Van Ark:
Deze zorg kan ik me echt heel goed voorstellen. Tegelijkertijd zijn in totaliteit door alle werkgevers meer banen gerealiseerd dan was afgesproken, zo'n 2.000 meer. Dat neem ik ook in ogenschouw. Uiteindelijk gaat het erom — dat herhaal ik graag — dat de oplossing hiervoor niet is een terugdraaien van de korting, maar dat de oplossing voor dit vraagstuk is meer banen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan zegt de staatssecretaris dus eigenlijk dat het aan hem of haar zelf ligt als een Wajonger nu niet werkt; had je maar beter je best moeten doen.

Staatssecretaris Van Ark:
Nee, dat zei ik niet en zeker niet nadat ik de verhalen heb gehoord en gelezen van mensen die heel erg hun best doen om aan het werk te komen. Daar heb ik gewoon heel veel respect voor en dat is ook waarom ik graag wil aanjagen dat ook de overheid zich van de betere kant laat zien en de doelstellingen gaat halen.

De heer Raemakers (D66):
Ik heb een vraag over beschut werk voor Wajongeren. Wij hebben daar gisteren naar geïnformeerd. De staatssecretaris geeft in de schriftelijke beantwoording aan dat zij geen aanleiding ziet om de zorgvuldig gekozen kaders voor beschut werk te wijzigen. Maar als wij kijken naar de groep in de Wajong, zijn het meer dan 60.000 jongeren. Dan gaat het over Wajongeren uit de oude Wajong, dus voor 2010, en mensen die tussen 2010 en 2015 in de Wajong zijn gekomen. Dat zijn meer dan 60.000 jongeren. Wij lopen echt het risico dat het een tweede granieten bestand wordt.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Raemakers (D66):
Dus welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om voor die groep meer beschut werk mogelijk te maken?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik zal het even controleren, ook om er in tweede termijn op terug te komen, maar voor zover ik weet is er een heel specifieke keuring om voor beschut werk in aanmerking te komen. Het is namelijk een heel specifieke doelgroep en wij moeten daar ook zorgvuldig mee omgaan. Ik zal dit nog even checken voor de tweede termijn.

De heer Raemakers (D66):
Dat snap ik, maar ik wil ook vragen of de criteria niet aangepast kunnen worden. Het is net al genoemd. Er zouden dit jaar 2.600 beschutte werkplekken moeten worden gerealiseerd, wij zitten op 1.100 tot 1.300. Als je dit per maand bekijkt, zouden er per maand 200 beschutte werkplekken bij moeten komen. Wij zitten op iets meer dan 100 per maand. Is de staatssecretaris het niet met D66 eens dat er eens gekeken moet worden naar de criteria voor beschut werk?

Staatssecretaris Van Ark:
De criteria zijn op heel zorgvuldige wijze vormgegeven. Het is altijd goed om daarnaar te kijken, maar wat vooral van belang is, is dat ook gemeenten aan de slag gaan om de behoefte leidend te laten zijn. Het is van belang dat zij goed op zoek zijn naar mensen die in aanmerking komen voor beschut werk of dat zij als mensen aangeven in aanmerking te willen komen voor beschut werk, ze ook die mogelijkheid geven.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Ik kom bij arbeidsdiscriminatie, want ook arbeidsdiscriminatie ontneemt mensen vaak het perspectief op werk. Als mensen geen kansen krijgen omdat ze te oud zouden zijn, een beperking hebben of op basis van geslacht, is dat een heel groot probleem dat ons allemaal aangaat. Dat geldt eveneens voor discriminatie vanwege afkomst. Arbeidsdiscriminatie is ontoelaatbaar en vereist een stevige aanpak. Dit probleem is een belangrijk aandachtspunt en de bestrijding van arbeidsdiscriminatie is een verantwoordelijkheid van de gehele samenleving, van overheid, werkgevers, werknemers, sociale partners en maatschappelijke organisaties. In de komende maanden wordt het regeerakkoord uitgewerkt en krijgt het Actieplan arbeidsdiscriminatie, waar onder anderen de heer Van Weyenberg naar vroeg, een vervolg. Daarbij wordt onder meer aandacht gegeven aan het bestrijden van discriminatie in sollicitatieprocedures en bij zwangerschap en ook aan een stevige handhavende rol van de inspectie. Ik zal u voor 1 juni 2018 hierover nader informeren.

Ik kom bij de arbeidsmarktregio's, want in mijn inleiding gaf ik al aan dat banen ontstaan bij bedrijven. Werkgevers dringen aan op eenduidige en herkenbare dienstverlening in arbeidsmarktregio's. Zij willen bediend worden vanuit één regionaal werkgeversloket. Dit kabinet wil dat werkgevers zo veel mogelijk ontzorgd worden. Ontzorgd bij hun zoektocht naar personeel en bij vragen over de arbeidsmarkt. Daarom wil ik mij de komende jaren inzetten op het versterken van de gecoördineerde werkgeversdienstverlening in de arbeidsmarktregio's. Het is van belang om dit gezamenlijk te doen. De primaire verantwoordelijkheid voor het functioneren van de arbeidsmarktregio's ligt immers bij de partijen die ze vormen. Bij gemeenten en hun SW-bedrijven, het UWV, het onderwijs, private intermediairs, werknemers en werkgevers. Ik wil deze partijen daarbij faciliteren en ik wil dat de vraag van werkgevers centraal wordt gesteld. Want door het ontzorgen van werkgevers kunnen meer mensen aan het werk en dat is de ambitie van dit kabinet.

Mevrouw Nijkerken-de Haan van de VVD vraagt om doorontwikkeling van de kandidatenverkenner banenafspraak. En de heer Raemakers van D66 heeft gevraagd naar de stand van zaken rond het gebruik hiervan. Dit onderwerp vraagt om out-of-the-boxdenken, zoals mevrouw Nijkerken-de Haan deed met haar kandidatenapp.

Gemeenten krijgen ondersteuning van de vliegende brigade van de Programmaraad. Centrumgemeenten in alle 35 arbeidsmarktregio's hebben dit jaar uit het amendement van vorig jaar €88.500 ontvangen als stimulans. Het UWV biedt gemeenten aan om ook op papier aangeleverde profielen in te lezen en experimenteert met het inlezen uit gemeentelijke systemen. Dat maakt het voor gemeenten makkelijker. En deze ondersteuning werkt. We zien dat gemeenten dit jaar een inhaalslag aan het maken zijn. Eind vorig jaar hadden gemeenten 777 kandidatenbanenafspraken in de kandidatenverkenner geregistreerd, nu zijn dat er 3.854. Maar ik constateer ook dat het voor veel gemeenten een opgave is om in verschillende systemen en verschillende formats gegevens te registreren. In mijn brief van 5 december aan uw Kamer over de voortgang van de werkgeversdienstverlening heb ik dan ook aangegeven dat ik aan het verkennen ben of het mogelijk is dit te verbeteren.

De voorzitter:
Ik wil eigenlijk eerst dat u dit stukje afrondt en dan krijgt mevrouw Nijkerken-de Haan het woord. U was al klaar, staatssecretaris.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Dit antwoord heb ik voor een deel natuurlijk ook kunnen lezen in de beantwoording van de vragen van vanmorgen. Mij moet van het hart dat ik wel vind dat het ambitieniveau nog niet heel erg hoopgevend klinkt. Dus ik doe toch een klemmend beroep op de staatssecretaris om hier echt met partijen werk van te maken, want ik zou het heel erg vervelend vinden als mijn opvolger hier over vijf jaar misschien nog steeds met dezelfde vragen staat, zoals ik in mijn inbreng gisteren ook al heb aangegeven. Dat is misschien nog niet zo erg voor mijn opvolger als wel voor al die werkzoekenden en die werkgevers, die dan nog steeds niet geholpen zijn. Dus het ambitieniveau echt een tandje hoger. Ik hoop op een bevestigend antwoord.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik hoopte zo door mijn intonatie aan te geven hoe belangrijk ik dit onderwerp vind. Maar laat ik dan benadrukken aan mevrouw Nijkerken-de Haan dat mijn ambitieniveau hier heel hoog ligt.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
De turbo erop!

Staatssecretaris Van Ark:
In het verlengde van de minister.

De heer Raemakers (D66):
Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dit wil aanjagen en faciliteren. Dat is allemaal heel mooi, maar wij weten ook dat er een heel aantal gemeenten is die echt hopeloos achterblijven met het aantal kandidaten aanmelden in die kandidatenverkenner. Het is natuurlijk ook een optie dat wij zeggen: maak gewoon allemaal openbaar welke gemeenten nu echt achterblijven. Is de staatssecretaris bereid om een overzicht aan de Kamer te geven van de gemeenten die achterlopen?

Staatssecretaris Van Ark:
Volgens mij komen wij nog te spreken over dit instrument. Ik vind het vooral ook goed om te kijken waar het goed gaat. Dat gebeurt namelijk ook. Recent is er een bijeenkomst geweest waarbij de arbeidsmarktregio's met elkaar om tafel hebben gezeten en best practices hebben uitgewerkt. Ik zou dat eerst willen doen voordat we naar naming-and-shaming gaan. Mijn beeld van die dag was dat juist het centraal zetten van het perspectief van werkgevers en het aan elkaar laten vertellen van gemeenten hoe ze dingen deden, tot heel veel nieuwe inspiratie heeft geleid. Ik heb het verslag van die bijeenkomst gekregen en ik was daar heel positief over. Die stap zou ik dus graag eerst willen zetten.

De heer Raemakers (D66):
Oké, vooruit; dan gaan we daar voorlopig in mee. In de brief lezen we ook dat het gaat om een verkenning van de mogelijkheden om digitale matchinggegevens uit te wisselen. Ik zou graag echt tempo hebben. Kan de staatssecretaris misschien toezeggen dat we dit uiterlijk in maart of april kunnen krijgen?

Staatssecretaris Van Ark:
Even uit mijn hoofd: we rapporteren de Kamer een à twee keer per jaar over dit onderwerp. Ik zal even nagaan op welke termijn dat is, en dat in mijn tweede termijn laten weten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Ik kom bij de aanpak van schulden en armoede. Net als de verschillende Kamerleden die hierover spraken, heb ik gezien hoe schulden mensen boven het hoofd kunnen groeien, waardoor ze in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Dat kan iedereen gebeuren, als mensen hun baan verliezen maar bijvoorbeeld ook door gezondheidsproblemen of een scheiding. Nogal eens komen tegenslagen tegelijk. Er is dan een stapeling van problemen. Ik constateer, ook tijdens dit debat, dat uw Kamer de zorgen over de schuldenproblematiek deelt. Ik snap dat heel goed, want we hebben het hier over een groot probleem dat zorgt voor veel menselijk leed en maatschappelijke kosten.

Circa een op de tien huishoudens heeft problematische schulden. Een ongeveer even grote groep loopt het risico om problematische schulden te krijgen. Het kabinet wil het aantal mensen met problematische schulden terugdringen en mensen met schulden effectiever helpen. Het regeerakkoord bevat een pakket maatregelen voor de aanpak van schulden. Zo willen we programmatische afspraken maken met gemeenten om tot verbeteringen in de schuldhulpverlening te komen. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte om met vernieuwende aanpakken en maatwerk te experimenteren. De stapeling van boetes en bestuursrechtelijke premies bij te laat betalen wordt gemaximeerd. Mogelijkheden voor betalingsregelingen worden uitgebreid. Het kabinet wil ook misstanden in de incassobranche effectiever bestrijden, onder meer door handhaving van de maximale incassokosten die in rekening mogen worden gebracht en door de inrichting van een incassoregister. We zullen excessen in kredietverlening tegengaan en de gerechtelijke afhandeling van schulden verbeteren. Samen met gemeenten wordt meer financiële begeleiding bij schulden mogelijk gemaakt via een landelijk dekkend netwerk van vrijwilligersprojecten. Het bestaansminimum moet voor mensen met schulden beter worden geborgd. De lopende trajecten, zoals de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en de beslagvrije voet bij bankbeslag, worden dan ook onverkort doorgezet. De overheid heeft als schuldeiser daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid om onnodige verhoging van schulden te voorkomen. De overheid dient de beslagvrije voet te respecteren.

De heer Raemakers van D66 vroeg om een helder tijdpad, waarin vermeld staat welke maatregel uit het regeerakkoord wanneer wordt genomen. Ook de heren Bruins en Peters vroegen naar een uitwerking op het gebied van schulden, inclusief tijdplan en concrete acties. In mijn brief van 18 december heb ik aangegeven dat de uitwerking van bestaande en nieuwe plannen uit het regeerakkoord landt in een brede schuldenaanpak, die ik in het voorjaar van 2018 naar de Kamer zal sturen. Daarin zal ik ook aangeven wanneer welke tussenresultaten van de verschillende maatregelen te verwachten zijn en ook in de komende kabinetsperiode worden gemonitord. De heer Bruins vroeg ook hoe ik de gemeenten ga betrekken bij de acties op het schuldendossier. Het is duidelijk dat de aanpak van schulden een brede samenwerking vereist tussen SZW en de andere departementen. Er zijn echt heel veel organisaties bij betrokken: Financiën, JenV, VWS, BZK en EZK, maar ook grote overheidsorganisaties, de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank, het UWV, DUO, het Centraal Justitieel Incassobureau, het CAK, private partijen en dus ook gemeenten. Die laatste worden via de VNG betrokken.

Behalve een goede en toegankelijke schuldhulpverlening en snel handelen als mensen in de schulden zitten, is het natuurlijk ontzettend belangrijk dat we zo veel mogelijk voorkomen dat mensen in schulden komen. Daarvoor komen extra middelen beschikbaar, evenals voor de bestrijding van armoede. Het gaat in het bijzonder om gezinnen met kinderen.

Dat brengt mij op het volgende onderwerp: armoede. Zoals ik recent ook tijdens het mondeling vragenuur heb gezegd, ben ik niet van de school die stelt dat armoede in Nederland niet bestaat, want die bestaat wel. Veel mensen leven in armoede, constateerde ook de heer Jasper van Dijk. Volgens de laatste cijfers van het CBS leefden in 2015 626.000 huishoudens onder de lage-inkomensgrens. Maar ik ben ook niet van de school die zegt dat er een blauwdruk vanuit Den Haag mogelijk is om problemen op te lossen. De gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het armoedebeleid en decentraliseren betekent ook loslaten. Ik wil hier dan ook gezegd hebben dat ik vertrouwen heb in mijn medeoverheden. Ik vind het ook van belang dat de gemeenten voldoende ruimte hebben voor maatwerk om armoede aan te pakken. Ook maatschappelijke organisaties vervullen een belangrijke rol.

De heer Jasper van Dijk vroeg mij naar mijn ambitie op armoedebeleid. Armoede is schrijnend en ik vind dat we die moeten bestrijden. Werk is de eerstaangewezen weg voor een structurele oplossing om uit armoede te komen. De inzet van het kabinet is om werk meer lonend te maken, onder andere door afspraken met de gemeenten over lokaal beleid om de armoedeval te verkleinen. Ik vind het ook belangrijk dat er steun is voor mensen die in de schulden of in armoede zijn beland en dan echt hulp nodig hebben. Ik vind dat dat moet gebeuren op een manier die geen afbreuk doet aan het rechtvaardigheidsgevoel van mensen die de eindjes bij elkaar leggen en zo de eindjes aan elkaar knopen. Ik vind ook dat het moet gebeuren op een manier die mensen ertoe zet om zelf aan de slag te gaan, zodat zij er niet op achteruitgaan als zij gaan werken. Ook hier geldt: werken moet lonen.

Bij de aanpak van armoede heeft het kabinet bijzondere aandacht voor de positie van kinderen. Armoede onder kinderen is extra schrijnend. In 2015 groeiden volgens het CBS 323.000 kinderen op in een gezin met een laag inkomen. Je gunt het elk kind dat het mee kan doen. Het vorige kabinet heeft met ingang van 2017 structureel 100 miljoen euro per jaar vrijgemaakt. Van deze middelen gaat 85 miljoen structureel via een decentralisatie-uitkering naar gemeenten. Over de inzet van deze middelen heeft mijn voorganger in november 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt met de VNG. De heer Peters vroeg hoe ervoor gezorgd wordt dat gemeenten het al beschikbaar gestelde geld op de juiste manier besteden aan de bestrijding van armoede en zeker armoede bij kinderen. Ik kan hem zeggen dat het kabinet een vinger aan de pols houdt. In het najaar van 2018 wordt de rapportage van de eerste evaluatie van de bestuurlijke afspraken opgeleverd. Deze evaluatie is een goede aanleiding om gezamenlijk met de gemeenten het gesprek aan te gaan over de voortgang of de bijstelling van de criteria, als dat wenselijk is voor de inzet van de middelen. Ik zal u over de uitkomsten van deze evaluatie informeren. In 2021 zal er een eindevaluatie plaatsvinden van de bestuurlijke afspraken met de VNG.

De voorzitter:
Was u hiermee klaar?

Staatssecretaris Van Ark:
Ja.

De voorzitter:
De heer Peters had een vraag over het vorige punt.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik het wist, was de staatssecretaris klaar over het onderwerp schulden. Misschien heb ik iets gemist, maar ik had een vraag gesteld over de Wsnp. Voordat de rechter dat kan opleggen, moet de gemeente aantonen een minnelijk traject zo goed mogelijk te hebben gevolgd. Door een heel strenge interpretatie van die wet zeggen sommige rechters nu: wacht even, dat mag niet gebeuren door een ingehuurd bureau dat dit in mandaat doet. Daardoor komen veel mensen niet in aanmerking voor de Wsnp. Volgens mij is dat niet de bedoeling. En als dat niet de bedoeling is, dan zouden we het moeten repareren. Graag een reactie.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik kijk even of ik dat snel kan plaatsen. Bij mijn weten was deze vraag via de schriftelijke beantwoording beantwoord, maar ik weet niet of er dan nog een vraag overblijft.

De voorzitter:
De heer Peters kan daar in zijn tweede termijn op terugkomen. Mevrouw Van Brenk, uw laatste vraag.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, dat u dat zo hard zegt. Nu hoeft de staatssecretaris geen antwoord meer te geven.

De voorzitter:
Nou, we houden het in de gaten.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
O, gelukkig.

Ik heb geturfd. De staatssecretaris heeft vier keer gezegd dat zij werkgevers wil ontzorgen, maar ons verzoek was: laten we nou de mensen met schulden ontzorgen. Daar heb ik u een voorstel voor gedaan. U heeft schriftelijk gereageerd. Daar ben ik redelijk teleurgesteld over, dus daar wil ik toch bij u op terugkomen. U zegt: ik zie de voordelen van een vast contactpersoon, maar ja, ik ga daar niet over. Maar u kunt er wel een rol in spelen. U zegt dat de gemeenten erover gaan. Wij hebben een probleem met de gemeentelijke kredietbanken over de hoogte van een schuld. U zegt: ja, maar daar ga ik niet over. Eigenlijk is mijn basisvraag: zijn we nou met z'n allen bezig om die mensen uit de schulden te halen of proberen we ze d'r nog verder in te krijgen? U kunt hier wat aan doen. Ons verzoek is om te proberen om deze mensen te ontzorgen. Zij hebben het nodig. Dus probeer nou te zorgen voor die ene contactpersoon, zorg dat die kredieten naar beneden gaan, zodat die mensen niet nog verder de schulden ingetrapt worden, en laten we inderdaad als overheid zelf ook niet voor schuldverdubbelaar spelen.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik ben buitengewoon gemotiveerd om met dit onderwerp aan de slag te gaan. Een paar van de eerste werkbezoeken die ik heb gedaan, gingen ook over schulden en armoede. Een van de gesprekken die het meeste indruk op mij heeft gemaakt, was in Leiden met een schuldhulpmaatje en iemand die zelf ook in een schuldhulpverleningstraject zit. Ik kan me dus heel goed voorstellen wat mevrouw Van Brenk bedoelt met haar vragen. Al is het een verantwoordelijkheid van gemeenten, die hier zelf in grote vrijheid mee aan de slag kunnen, heeft het kabinet gekozen voor een gecoördineerde aanpak. Een van de dingen die wij ook doen, is gemeenten goede voorbeelden met elkaar laten uitwisselen. Ik vind het dus heel erg van belang om deze onderwerpen wel gespreksonderwerp te maken. Tegelijkertijd heb ik ook aangegeven dat dit beleidsonderwerpen zijn die voor een groot deel gedecentraliseerd zijn. Ik wil dit punt ook zeker terug laten komen bij de uitwerking van de schuldenagenda. Dan wil ik ook graag meer inhoudelijk, en niet zoals nu vooral procedureel, over dit onderwerp spreken. Mevrouw Van Brenk kan ervan op aan dat we er nog over van gedachten wisselen.

Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste prioriteit, binnen alle belangrijke onderwerpen die ik onder mijn hoede mag hebben, en dat is handhaving en fraudebestrijding. Dat is voor het kabinet zeker ook een belangrijk thema. Alleen als je ervoor zorgt dat de regels ook worden nageleefd, blijft het sociale stelsel financieel houdbaar en houden we ook maatschappelijk draagvlak. Dat wil niet zeggen dat dit kabinet de burger wantrouwt. Zowel de heer Özdil als mevrouw Voortman sprak van het wantrouwen in het socialezekerheidsstelsel. Ik wil daar toch graag nog even bij stilstaan.

Mevrouw Voortman schetst het volgende beeld van de praktijk: in de Participatiewet geldt dat je schuldig bent, tenzij je het tegendeel kunt bewijzen. Ik zie dat toch anders. In de Participatiewet, en dat is ook goed in een rechtsstaat, geldt dat je onschuldig bent, tenzij het tegendeel, namelijk schuld, is bewezen. Ik ga er met mevrouw Voortman van uit dat mensen graag willen werken, graag wat van het leven willen maken en dat we dat moeten stimuleren. Daarin vinden wij elkaar. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk niet naïef zijn, want sommige mensen maken misbruik van uitkeringen, zoals ook sommige werkgevers onder het minimumloon betalen of andere regels overtreden. Pak je dat niet aan, dan lijden de goeden onder de kwaden en kalft het maatschappelijk draagvlak onder sociale voorzieningen af. Bonafide werkgevers ondervinden ook nadeel van oneerlijke concurrentie. Werknemers zien zich dan geconfronteerd met onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden. We hebben daar recent nog over gesproken.

Het handhavingsbeleid van SZW is zowel gericht op de sociale zekerheid als op de arbeidswetten. Het gaat over het bestrijden van fraude met uitkeringen en over handhaving op het terrein van veilig, gezond en eerlijk werk. En handhaving betreft de hele keten, van preventie, bijvoorbeeld door voorlichting en gedragsbeïnvloeding, en controle tot het sanctioneren, bijvoorbeeld het opleggen van boetes en opsporing van strafbare feiten. Daarin acteren diverse organisaties, waaronder SZW, Inspectie SZW, sociale partners, brancheorganisaties, UWV, SVB en medeoverheden. Het kabinet trekt in het regeerakkoord extra middelen uit voor de handhavingsketen, niet alleen gericht op bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, maar ook op bevordering van veilig, gezond en eerlijk werken. Het kabinet maakt, geleidelijk oplopend tot 2021, jaarlijks 50 miljoen extra vrij voor versterking van de handhavingsketen.

Voorzitter. Daarmee rond ik mijn prioriteiten af en de beantwoording, en kom ik op de beoordeling van de amendementen.

Eerst de Wajong. Er zijn twee amendementen ingediend om de verlaging van de uitkering voor Wajongers terug te draaien, dat op stuk nr. 9 en dat op stuk nr. 16. Met de verlaging van de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen brengt het kabinet de behandeling van Wajongers met arbeidsvermogen en jonggehandicapten in de Participatiewet meer in lijn met elkaar. Daarom ben ik geen voorstander van het terugdraaien van de maatregel. Wel zet ik me in om deze groep aan het werk te helpen. Daarom ontraad ik deze amendementen.

Dan de inspectie. Met het amendement op stuk nr. 13 wil de indiener regelen dat de capaciteit van de inspectie versneld wordt uitgebreid. Ook de heer Van Kent vroeg daarnaar. De capaciteit van de Inspectie SZW wordt vanaf 2018 aanzienlijk vergroot. Dat vergt al veel inspanning van de huidige organisatie, waarin de werkdruk al heel hoog is. Juist om de extra budgetten vanaf 2018 effectief in te kunnen zetten is gekozen voor een ingroeipad. Op deze manier krijgt de inspectie de kans om de organisatie evenwichtig op te bouwen. Daarom ontraad ik dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 17 gaat over een goed werkende regionale arbeidsmarkt. Het amendement sluit aan bij het bestaande beleid om via Matchen op werk te komen tot gecoördineerde werkgeversdienstverlening. We hebben daar uitgebreid over gesproken. De dekking past bij het doel van de sectorplannen, namelijk het beter laten functioneren van de arbeidsmarkt. Ik laat het oordeel over dit voorstel over aan de Kamer.

De voorzitter:
Meneer Jasper van Dijk, heeft u een vraag over uw amendement?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo is het, voorzitter. Ik had de staatssecretaris gisteren gevraagd om nog even te kijken naar het amendement op stuk nr. 5 bij de Najaarsnota. Dat gaat namelijk over het ongedaan maken van de Wajongkorting met een uiterst sympathieke dekking: onder andere de onderbesteding bij de Wajong-uitgaven zelf. Is dat geen mooie kans om de Wajongers tegemoet te komen?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik heb een inhoudelijke weging gegeven, namelijk dat we mensen in dezelfde uitgangspositie willen krijgen en vervolgens aan het werk willen laten gaan. Het verkrijgen van meer banen is wat mij betreft belangrijker dan het terugdraaien van de korting. Dus ik handhaaf de beoordeling van de amendementen.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is ook net een amendement binnengekomen: dat op stuk nr. 18 van het lid Van Weyenberg. Maar ik weet niet onder wie het amendement valt. Oké. De minister komt daarop terug in tweede termijn. Prima. Mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris zei eerder in haar betoog dat decentraliseren ook loslaten betekent. Als zij dat vindt, waarom is zij er dan niet voor om gemeentes ook vrij te laten in of en hoe ze de instrumenten uit de Participatiewet toepassen, bijvoorbeeld een instrument als de tegenprestatie? Het zou toch heel consequent zijn om gemeenten daarin beleidsvrijheid te gunnen?

Staatssecretaris Van Ark:
Het werkterrein van werk en inkomen neemt een aparte plek in in de decentralisatie, omdat inkomensbeleid ook rijksbeleid is. Daarom zitten daar randvoorwaarden aan, waardoor wij gemeenten ook nog een aantal wettelijke verplichtingen hebben opgelegd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Maar je zou juist ook kunnen zeggen: wij vertrouwen gemeentes en wij maken met gemeentes afspraken over de doelen, bijvoorbeeld over het percentage uitkeringsfraude dat moet worden aangepakt. Vervolgens kun je gemeentes vrijlaten in hoe ze dat doen. Dat zou toch veel logischer zijn dan zo strak sturen in de zin van: je moet en je zal die tegenprestatie uitvoeren?

Staatssecretaris Van Ark:
In het regeerakkoord staat een opdracht die ik graag vervul, namelijk om met gemeenten in gesprek te gaan over de tegenprestatie. Recent is nog een onderzoek uit Rotterdam gekomen waarin, ik meen uit mijn hoofd, driekwart van de mensen zegt dat die tegenprestatie gewoon heel goed voelt: ik ben weer nodig; wat fijn dat er ook op die manier aandacht voor mij is. Dus het is zeker niet alleen negatief. Ik wil graag daarover met gemeenten in gesprek gaan.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de regering. De eerste termijn, bedoel ik. U bent nog niet klaar; dat is waar.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Na de schorsing beginnen we eerst met de regeling van werkzaamheden. Daarna vervolgen wij het debat.

De vergadering wordt van 13.18 uur tot 13.51 uur geschorst.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Aan de orde is de regeling van werkzaamheden. Ik geef mevrouw Kröger namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het VSO over het Luchthavenindelingsbesluit dat ik gisteren heb aangevraagd, stond voor vanavond gepland. Inmiddels heb ik begrepen dat de minister niet aanwezig kan zijn. Ik vind het belangrijk om dit VSO wel met de minister te doen en zou het graag zo snel mogelijk na het reces ingepland zien.

De voorzitter:
Heeft iemand daar bezwaar tegen?

De heer Graus (PVV):
Nee, steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Oké. Dan zullen we daar rekening mee houden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. In 2014, drie jaar geleden, verlieten drie militairen hun eenheid vanwege vernederingen, mishandelingen, aanrandingen en een verkrachting. Uit een rapport uit 2015 dat onlangs is opgedoken, blijkt dat deze misstanden nog erger zijn dan gedacht. Volgens de militaire vakbonden is er na deze risicoanalyse nauwelijks iets veranderd. Ik citeer even de vakbond: ...

De voorzitter:
Nee, nee, dat hoeft niet.

De heer Kuzu (DENK):
... "Mensen durven nauwelijks aangifte te doen; ze zijn bang als verrader te worden gezien". Daarom wil ik over dit onderwerp een debat met de minister van Defensie voorafgegaan door een brief.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, dit zijn zorgelijke omstandigheden. Dit raakt ons allemaal. We zijn er allemaal bezorgd over, maar volgens mij hebben we hier ook een Kamerbrede afspraak over. Het is onderdeel van een onderzoek. Dat onderzoek komt begin volgend jaar. Ik vind een brief verstandig, maar laten we die betrekken bij een breedschalig onderzoek ...

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Bosman (VVD):
... waar de staatssecretaris begin volgend jaar mee komt.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben het eens met het voorstel van de heer Bosman om eerst de brief af te wachten met informatie van de staatssecretaris over deze situatie, die ook GroenLinks als zorgwekkend betitelt. Of er een debat nodig is, zullen we alsdan besluiten.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, wat collega Bosman naar voren brengt, steun ik van harte.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, er vindt nu ook ter plekke onafhankelijk onderzoek plaats in Schaarsbergen ...

De voorzitter:
Dat is al gezegd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
... vanwege alle ellendigheden die daar zijn gebeurd. De vraag bij dit onderzoek is of er nadere disciplinaire maatregelen komen. Moet het Openbaar Ministerie ook hiermee weer aan de slag? Die brief is noodzakelijk, maar het debat steun ik nu niet omdat we als Kamer hebben afgesproken om dat na het onderzoek te doen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, gisteren heb ik over een verwante zaak een dertigledendebat op de lijst mogen zetten. Ik zie zeer veel in een brief. Ik hoop dat we die ook bij dat onderwerp kunnen betrekken.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, ook geen steun. Het is een heel ernstige zaak. We wachten de brief en het onderzoek eerst af.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter, onze fractie heeft hier vanochtend vragen over gesteld, dus we wachten eerst de antwoorden af. Er komt ook nog een brief. Geen steun op dit moment.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik sluit mij aan bij de woorden die de vorige sprekers hebben uitgesproken. Nu geen steun, maar wel een brief.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik zie dan in ieder geval de brief graag tegemoet. Het lijkt me een wijs voorstel om die te betrekken bij het dertigledendebat dat door mevrouw Ploumen is aangevraagd.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Özdil namens GroenLinks.

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Vanochtend ontvingen wij het langverwachte verslag van het rapport over het automatisch stopzetten van het studentenreisproduct. Helaas is de conclusie dat automatisch stopzetten te duur zou zijn slechts gebaseerd op een analyse van een van de mogelijke technische scenario's en mogelijkheden, zoals ook de TU Delft vandaag bevestigt. Daarom wil ik een debat met de minister, voorafgegaan door een brief over de alternatieve mogelijkheden voor het automatisch stopzetten van het studentenreisproduct.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, ik kan me voorstellen dat we per brief aan de minister vragen om dit punt toe te lichten. Zonder die brief kunnen we geen debat voeren. We kunnen pas beoordelen of een debat gepast is als we de brief hebben, dus geen steun voor het debat maar wel voor een brief.

De heer Van Kent (SP):
Steun voor het verzoek, voorzitter.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, steun voor een brief en daarna bezien of een debat nodig is.

De heer Bisschop (SGP):
Een brief en daarna bezien of een debat nog nodig is.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Steun voor het verzoek.

De heer Beertema (PVV):
Wel een brief, geen debat, voorzitter.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wel een brief, geen debat nu.

De heer Azmani (VVD):
Wel een brief, geen debat.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben blij met de steun van mijn collega's voor een brief. Ik heb niet meer geteld of ik voldoende steun heb voor een dertigledendebat ...

De voorzitter:
Ja.

De heer Özdil (GroenLinks):
... maar ik zou toch eerst die brief willen afwachten en dan als het nodig is een echt debat voeren. Dus ik zet dat dertigledendebat op pauze. Kan dat?

De voorzitter:
Ja. Nee, dat kunt u later nog een keer aanvragen. Maar als u eerst de brief wilt afwachten, stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank u wel.

De heer Azmani van de VVD.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik sta hier als voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken. Aan u het verzoek om een debat te plannen met de minister-president rondom de informele top die gehouden wordt op 23 februari.

De voorzitter:
Volgend jaar, hè?

De heer Azmani (VVD):
Ja, voorzitter, dat klopt. Volgend jaar. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Tot slot de heer Markuszower namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden werd Nederland, en Joods Nederland in het bijzonder, opgeschrikt door een aanslag op een Joods restaurant. De islamitische terrorist werd na een paar uurtjes echter weer vrijgelaten. Gisteren verscheen deze terrorist voor de rechtbank. Hij verklaarde een vulkaan te zijn die op uitbarsten staat, en hij dreigde dat de aanslag die hij pleegde slechts zijn eerste stap zou zijn. De minister weigert in te grijpen, ondanks een nieuw gepleegd strafbaar feit en ondanks het imminente gevaar dat nu van deze dader uitgaat.

De voorzitter:
U wilt een debat.

De heer Markuszower (PVV):
Ja, want de minister moet het Openbaar Ministerie nu een aanwijzing geven om deze terrorist op te pakken en Nederland te behoeden voor een tweede aanslag. Daarom, voorzitter, vraag ik om vandaag nog hierover met de minister te debatteren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, voorzitter. Deze zaak is nu onder de rechter. De rechter zal spreken en niemand anders.

De heer Van Oosten (VVD):
Nee, voorzitter. Deze zaak ligt onder de rechter. Ik snap de zorgen over de uitlatingen van de man wel, maar wij zijn nu niet in de positie om daar wat van te vinden. Laat de rechter oordelen. Dan kunnen we daarna in de Kamer discussiëren over de vraag hoe je omgaat met dit soort situaties.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, we zullen die hele procesgang allemaal met meer dan gemiddelde belangstelling volgen en daar allemaal onze gevoelens bij hebben. Die wil ik gaarne delen, maar niet in dit stadium.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De zaak baart ons ook zorgen, maar hij is nu onder de rechter. Het lijkt ons zuiver om hem daar te laten en er nu niet over te spreken in het parlement.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan. De zaak is onder de rechter. In dit land zijn het rechters die rechtspreken, geen politici.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter, ik kan me aansluiten bij de voorgaande sprekers. Nadat er een uitspraak is, staat het ons vrij om een debat te voeren, maar nu niet.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik sluit me aan bij mevrouw Voortman.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik sluit me aan bij mevrouw Ploumen.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel. Het lijkt alsof deze Kamer niet ...

De voorzitter:
Nee, meneer Markuszower! Vorige keer hadden we daar ook een discussie over. Het is echt aan de Kamer om te beslissen of ze wel of geen debat wil, en niet aan de voorzitter.

Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Nu ga ik een paar mededelingen doen die te maken hebben met de regeling.

Ik stel voor hedenavond ook te stemmen over de aangehouden motie-Laçin (34775-XII, nr. 32), de aangehouden motie-Agema (34775-XVI, nr. 68), de aangehouden motie-Ellemeet c.s. (29628, nr. 735), de aangehouden motie-Van Ojik (34775-VI, nr. 54) en de aangehouden motie-Veldman c.s. (34775-XIII, nr. 65), en over een brief van de vaste commissie voor Europese Zaken (34856, nr. 1).

Op verzoek van de aanvrager stel ik voor het interpellatiedebat over het bericht dat het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn pas volgend jaar met de Kamer kan worden besproken van de agenda af te voeren.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Luchtvaartwet met het oog op de aanwijzing van luchtvaartterreinen waarvan gebruikt dient te worden gemaakt voor de landing van vluchten die een sterk verhoogd risico vormen om te worden gebruikt voor drugssmokkel (34684).

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik in de contactgroep België het lid Ploumen tot lid.

Ik deel mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 22054-289; 34674-15; 27625-390; 30175-261; 33104-15; 34775-A-29.

Op verzoek van het lid-Kröger stel ik voor de volgende door haar ingediende motie opnieuw aan te houden: 31936-406.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (34775-XV).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We gaan verder met het debat over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en we zijn toegekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:
Ik geef de heer De Graaf namens de PVV het woord.

De heer De Graaf (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst bedankt voor de mooie kerstkaart. Ik hoop dat de andere Kamerleden die ook hebben gekregen. Dan ten eerste.

Het is snel gegaan, voorzitter. Vroeger hadden we een minister die regelmatig de plantjes doodpraatte. Dat duurde heel lang en nu hebben we een minister die op één onderwerp het debat doodpraat. Dat is ook een manier en dat vind ik niet netjes, maar ik ga wel vijf moties indienen. De eerste motie dien ik toch alvast in, voorafgaand aan het antwoord van de minister over de Moslimbroederschap. Ik kan de motie altijd nog aanhouden, eventueel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Moslimbroederschap wereldwijd tot doel heeft om seculiere democratische regeringen te vervangen door een islamitisch kalifaat onder de sharia;

overwegende dat de Moslimbroederschap in sommige landen openlijk actief is, maar ook geïnfiltreerd is in politieke partijen, organisaties en moskeeën, zo ook in Nederland;

overwegende dat de Moslimbroederschap zowel de geweldloze alsmede de gewelddadige jihad aanhangt;

constaterende dat een dergelijke organisatie de democratie, rechtsstaat, cultuur en veiligheid van Nederland bedreigt;

verzoekt de regering om de AIVD opdracht te geven diepgravend onderzoek te doen naar de aanhangers, het netwerk, de belangen en de invloed van de Moslimbroederschap in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Diyanet (Islamitische Stichting Nederland) de hand en de lange arm van Erdogan in Nederland is;

overwegende dat de inmenging van Diyanet een ontwrichtende werking heeft op de Nederlandse samenleving en uiteindelijk op de openbare orde;

van mening dat een nieuwe voorzitter van Diyanet in Nederland nog steeds Erdogan vertegenwoordigt;

verzoekt de regering Diyanet Nederland en alle daaraan gelieerde stichtingen en moskeeën te ontmantelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34775-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Toch even voor de mensen die dit debat volgen en voor de orde: ik steek met collega's mijn hand op, niet omdat ik dit soort verwerpelijke aanvallen op de godsdienstvrijheid steun maar omdat ik de motie van de heer De Graaf de kans wil geven om in stemming te komen. Dan zal mijn fractie daar vol overtuiging tegen stemmen.

De voorzitter:
Gaat u verder, meneer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):
Dat was een stemverklaring. Iedereen die de islam wil faciliteren in Nederland, heeft daartoe het recht. Het is alleen niet zo slim.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat asieleisers voorrang krijgen op sociale huurwoningen;

constaterende dat asieleisers gratis zorg en scholing krijgen, alsmede stageplaatsen en leefgeld;

overwegende dat Nederlanders daardoor achtergesteld worden, aangezien zij langer moeten wachten op een sociale huurwoning en de kosten van de "ontzorging" van asieleisers op zich moeten nemen;

verzoekt de regering te stoppen met de discriminatie van Nederlanders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34775-XV).

De heer De Graaf (PVV):
Ik ben bijna klaar, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering statushouders wil ontzorgen door gemeenten alles voor ze te laten regelen, met gratis leefgeld toe;

overwegende dat dit geperfectioneerde hangmatbeleid van Nederland een zoete inval voor asieleisers zal maken;

verzoekt de regering dit beleid niet in te stellen en streng te gaan handhaven op de geldende inburgeringseisen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34775-XV).

De heer De Graaf (PVV):
De laatste motie is de kortste en is medeondertekend door mijn collega Wilders.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de-islamisering tot doelstelling van beleid te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Graaf en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34775-XV).

De heer De Graaf (PVV):
En dan heb ik nog een minuut over ook. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord nu aan de heer De Jong, namens de PVV.

De heer De Jong (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. In dit debat zijn veel onderwerpen voorbijgevlogen. Ik hoop wel dat we in de komende tijd veel meer en veel uitgebreider kunnen debatteren. Dat zal ook wel moeten, want het gaat helemaal de verkeerde kant op. Ik begin met het indienen van een motie over het pensioenstelsel, het mooiste pensioenstelsel van de wereld, dat geweld wordt aangedaan. Dat moeten we niet willen, dus daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de voorgenomen herziening van het pensioenstelsel in te trekken en te komen tot een reële rekenrente voor pensioenfondsen waardoor kortingen kunnen worden voorkomen en indexering op korte termijn mogelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Het is ook nodig dat we Brussel, de EU, geen toegang laten krijgen tot ons pensioenstelsel. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering geen enkele EU-richtlijn op pensioengebied te implementeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Politiek is keuzes maken. Op dit moment wordt door dit kabinet de keuze gemaakt om het geld niet uit te geven aan onze eigen mensen, maar wel bakken vol geld uit te geven aan bijvoorbeeld ontwikkelingshulp. Wij vinden dat dat geld moet worden uitgegeven aan onze eigen mensen. Het moet besteed worden aan de verlaging van de AOW-leeftijd. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te stoppen met ontwikkelingshulp en dit geld te gebruiken om de verhoging van de AOW-leeftijd terug te draaien en de AOW-leeftijd weer op 65 te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong, Van Weerdenburg en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Op het gebied van arbeidsmarktbeleid dien ik graag de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de tewerkstellingsvergunning voor werknemers uit het buitenland opnieuw in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Het is ook enorm belangrijk dat we de verzorgingsstaat, waar we trots op mogen zijn, beschermen. Om dat te kunnen doen, hebben wij als politiek nu echt een keuze te maken. Dat zou wat ons betreft de keuze moeten zijn om te erkennen dat we een verzorgingsstaat zijn en geen immigratieland. Want die combinatie, dus een immigratieland én een verzorgingsstaat zijn, kan niet. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat Nederland geen immigratieland is;

verzoekt de regering de verzorgingsstaat te beschermen en derhalve de Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong, Fritsma en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Om die verzorgingsstaat houdbaar te houden voor de toekomst moeten we een aantal maatregelen nemen. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat bijstandsuitkeringen van mensen die niet voldoen aan de taaleis per direct worden ingetrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat alle bijstandsuitkeringen van statushouders per direct worden ingetrokken en tevens niet meer worden verstrekt aan statushouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Dan mijn laatste motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering gemeenten te verplichten te handhaven op de vereisten en voorwaarden voor het ontvangen van bijstand,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34775-XV).

De heer De Jong (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wiersma van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. En vooral ook dank aan de minister en de staatssecretaris voor al hun antwoorden. Ik dank uiteraard ook hun ambtenaren voor het helpen daarbij. Het was heel prettig om daar vanmorgen al veel resultaat van te zien. Ik kan me voorstellen dat dat best een klus is geweest. Veel dank dus aan beide kanten, des te meer omdat daaruit al snelheid bleek. Snelheid — of "de turbo", zo u wilt — was ook onderwerp van het debat dat wij gevoerd hebben. Wij hebben hier met heel veel partijen geconstateerd dat er op de arbeidsmarkt wel werk aan de winkel is. Er is veel gewisseld over hoe we dat doen, waar we dat doen en hoe snel we dat doen. Ik ben blij dat we daar in het brede gezelschap van deze Kamer een goed debat over hebben gehad.

Er zijn twee elementen waar wij onze zorgen over hebben uitgesproken. Het ene was de snelheid als het gaat om de zzp-regelingen. Het andere element was het breder kijken naar de fundamentele discussie rond de arbeidsmarkt en de toekomst daarvan. Op die twee elementen zal ik ook moties indienen.

De eerste motie gaat over de zzp'ers.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister in zijn arbeidsmarktbief aangeeft nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van zelfstandigen wegens uitvoeringstechnische redenen pas in 2020 te kunnen laten ingaan;

overwegende dat het van belang is om zelfstandigen en opdrachtgevers zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van de gezagsverhouding en handhaving van de huidige DBA-wetgeving;

constaterende dat bijvoorbeeld de criteria voor de opdrachtgeversverklaring ten behoeve van de webmodule eerder beschikbaar zullen zijn dan 1 januari 2020;

overwegende dat de opdrachtgeversverklaring vooraf zekerheid geeft over het (niet) verschuldigd zijn van loonbelasting en werknemersverzekeringspremies zolang inderdaad wordt gewerkt conform de aangeleverde informatie voor de opdrachtgeversverklaring;

verzoekt de regering de gezagsverhouding — binnen de huidige wettelijke kaders — al voor 1 januari 2019 spoedig te verduidelijken en de Kamer hierover te informeren;

verzoekt de regering voor 1 januari 2019 aan te geven op welke wijze de overige afspraken in het regeerakkoord betreffende de Wet DBA zullen worden vormgegeven, waaronder de opt-out voor de groep met een tarief boven de €75 per uur, opdat ook daarover al meer duidelijkheid ontstaat;

verzoekt de regering voorts de Kamer op korte termijn te informeren over de nadere opschorting van de handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34775-XV).

De heer Wiersma (VVD):
Dank, dat was een hele mond vol. Ik heb nog een motie. Die gaat over onderzoek en over de verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben om voortdurend te kijken naar hoe de arbeidsmarkt klaar is voor de toekomst. Er loopt bijvoorbeeld een onderzoek naar de kluseconomie. De suggestie die wij in eerste termijn hebben gedaan, hebben wij nu omgezet in een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment een onderzoek loopt naar de aard en de omvang van de kluseconomie en deze naar verwachting in het begin van het voorjaar 2018 gereed zal zijn;

overwegende dat de arbeidsmarkt de komende jaren aan verandering onderhevig is door onder meer nieuwe vormen van werk zoals de kluseconomie en contracting;

overwegende dat het daarom voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt van belang is om beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt in relatie tot het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst;

verzoekt de regering in navolging op het onderzoek naar de kluseconomie een vervolgonderzoek in te stellen naar de toekomst van de arbeidsmarkt op het gebied van het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst en hierbij ook met oplossingsrichtingen te komen;

verzoekt de regering tevens bij dit onderzoek ook alle relevante veldpartijen te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34775-XV).

De heer Wiersma (VVD):
Dan ben ik aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Ik dank nogmaals de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording en ik wens hen succes met hun tweede termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan namens de VVD.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zal ook de turbo erop zetten en de zes minuten spreektijd die ik nog heb hopelijk niet gebruiken, gelet op de drukte van vandaag. In aanvulling op mijn collega ook namens mij een hartelijk woord van dank voor alle antwoorden, ook richting de ondersteuning, want wij hebben heel veel vragen gesteld.

Even terug naar het debat van vandaag. De VVD vindt het goed om te horen dat de staatssecretaris nogmaals heeft benadrukt dat haar ambitieniveau echt hoog ligt waar het gaat om dienstverlening aan werkgevers in de arbeidsmarktregio's. Ik ben blij dat we een oordeel Kamer hebben gekregen op het amendement dat wij hebben ingediend met de coalitie. Zo kunnen we een extra slag maken voor de mkb'ers in de arbeidsmarktregio's, want zij zorgen immers voor de banen. Dat vinden wij echt cruciaal, niet alleen voor de werkgevers, maar ook voor alle potentiële kandidaten en de mensen die nog aan de kant staan.

Ik heb gezegd dat werkgevers en potentiële kandidaten elkaar nog steeds te veel mislopen. Ik sprak over een doorontwikkeling van de kandidaatverkenner, waarover we de afgelopen jaren al veel gesproken hebben. Gemeenten mogen daarin wat mij betreft echt nog wel een tandje bij zetten. Ik zei ook dat we toe moeten naar een doorontwikkeling van het instrument, een soort Tinder-achtige app. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkgevers zitten te springen om personeel en dat er nog steeds een grote groep mensen is die afhankelijk is van een uitkering;

constaterende dat beide partijen elkaar nog steeds moeilijk kunnen vinden;

overwegende dat om vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen, eerder al de "kandidaatverkenner" ontwikkeld is voor de doelgroep Banenafspraak;

verzoekt de regering te onderzoeken of een doorontwikkeling van de "kandidaatverkenner" mogelijk is, waarbij kandidaten die dat zelf graag willen via bijvoorbeeld een app zich kunnen presenteren, zodat werkgevers en potentiële kandidaten elkaar sneller en beter kunnen vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijkerken-de Haan, Raemakers, Peters, Bruins en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34775-XV).

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Dan nog kort over integratie. Werk maakt daar wat de VVD betreft een heel belangrijk onderdeel van uit. Een praktische oriëntatie op de arbeidsmarkt als onderdeel van het inburgeringstraject hoort daar wat de VVD betreft dan ook echt bij. Daarom ook daarover een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het SCP vaststelt dat de arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond in Nederland achterblijft en zelfs is verslechterd de afgelopen jaren;

overwegende dat werk juist een belangrijke sleutel is tot integratie;

constaterende dat het onderdeel "oriëntatie op de arbeidsmarkt" in het inburgeringstraject theoretisch is en niet een praktijkervaring inhoudt;

overwegende dat een te grote groep inburgeraars weliswaar hun inburgeringsexamen haalt, maar vervolgens in de bijstand blijft zitten;

verzoekt de regering er via de herziening van het inburgeringstraject voor te zorgen dat nieuwkomers als onderdeel van het inburgeringstraject actief praktijkervaring op de werkvloer gaan opdoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijkerken-de Haan en Becker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34775-XV).

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Volgens mij ben ik ruim binnen de tijd. Ik kijk uit naar het oordeel van de staatssecretaris en de minister. Daar houd ik het bij. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop, namens de SGP. Zo te zien gaat het ietsje beter dan gisteren met de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Dank voor uw medeleven, dat doet ook altijd goed. Ik kan al af en toe zelfs even zonder sjaal, dus het gaat vooruit.

Allereerst dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vragen, ook schriftelijk. In die dank begrijp ik ook graag de ondersteunende ploeg, die een stevige klus heeft geleverd. Ik heb verschillende begrotingsbehandelingen meegemaakt, maar volgens mij heeft de ploeg van deze bewindspersonen de topprestatie geleverd door misschien wel de meeste vragen in de kortste termijn te beantwoorden. Meestal zat er ongeveer 24 uur tussen, maar hier was het echt korter, dus dank daarvoor.

De inhoud van de antwoorden vond ik af en toe een beetje sober. Dat geldt niet voor allemaal, maar voor die antwoorden waar dat wel het geval is, heb ik toch nog een motie. Ik beperk mij ertoe om die voor te lezen. Dan wordt vanzelf wel duidelijk waarom.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouders die om sociale of medische redenen gebruik moeten maken van kinderopvang geen wettelijk recht op financiële ondersteuning hebben, terwijl de noodzaak daartoe juist bij deze groep sterk aanwezig is;

constaterende dat gemeenten zich bij de ondersteuning van deze doelgroep vaak beperken tot lage inkomens en dat het evaluatierapport aangeeft dat ten minste wettelijke minimumnormen nodig zijn voor financiële ondersteuning van deze ouders;

verzoekt de regering wettelijk te borgen dat ouders die vanwege sociale of medische noodzaak gebruik moeten maken van kinderopvang kunnen rekenen op een gelijkwaardig niveau van financiële ondersteuning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat financiële drempels geen belemmering mogen vormen voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en dat de wet veronderstelt dat ouders een aanmerkelijke financiële bijdrage leveren aan de studie van hun kinderen;

constaterende dat ouders van kinderen die als minderjarige gaan deelnemen aan het hoger onderwijs duizenden euro's financiële ondersteuning verliezen, terwijl dit in het middelbaar beroepsonderwijs niet aan de orde is en dat zelfs de aanvullende beurs voor lage inkomens onvoldoende soelaas biedt;

verzoekt de regering te waarborgen dat ook ouders van minderjarigen die deelnemen aan het hoger onderwijs tot de leeftijd van 18 jaar kunnen rekenen op kinderbijslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (34775-XV).

De heer Bisschop (SGP):
Even ter toelichting. Ik denk dat iedereen de redelijkheid van deze regeling inziet, alleen er zijn wat formele drempeltjes die het onmogelijk maken om een doorlopende lijn te krijgen. Het verzoek in deze motie is om die regels niet bepalend te laten zijn, maar om vooral het doel te realiseren dat we bij deze regeling voor ogen hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel werkgevers als werknemers in de land- en tuinbouwsector er netto op achteruitgaan wanneer de fiscale verrekening van onkosten door het verbod op inhoudingen niet meer mogelijk is;

overwegende dat het mogelijk is om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te regelen op het verbod op inhoudingen, zoals al geregeld is voor huisvesting;

verzoekt de regering ook voor de fiscale verrekening van onkosten een uitzondering te regelen, zodat de positie van werkgevers en werknemers in de land- en tuinbouwsector niet onnodig wordt geschaad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (34775-XV).

De heer Bisschop (SGP):
U schrikt ervan natuurlijk, voorzitter, want ik heb zelfs een vierde motie. Dat is heel ongebruikelijk voor de SGP, maar dat betekent wel dat het er echt eventjes om spant.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nog steeds zorgen bestaan over het risico dat in het niet-bekostigde onderwijs radicalisering kan worden gekweekt, bijvoorbeeld door het oprichten van salafistische scholen;

constaterende dat de aangenomen motie-Bisschop (34412, nr. 20) heeft verzocht om vanuit het perspectief van de openbare orde het toezicht op niet-bekostigd onderwijs te laten onderzoeken, maar dat dit onderzoek nog niet is uitgevoerd;

verzoekt de regering te laten onderzoeken welke mogelijkheden de grondwettelijke functie van het toezicht op niet-bekostigd onderwijs biedt om voor de rechtsorde gevaarlijke invloeden tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (34775-XV).

De heer Bisschop (SGP):
En dit was mijn bijdrage, voorzitter. Dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik nu het woord aan de heer Özdil namens GroenLinks.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil namens GroenLinks graag u, de minister, de staatssecretaris en alle collega's bedanken voor een mooi begrotingsdebat. Het was een inhoudelijk debat, waar nodig ook scherp, maar altijd constructief. Ik ben ook blij dat we een aantal gezamenlijke doelen delen hier. Om die doelen te helpen realiteit te worden, dien ik graag drie moties in.

De eerste motie gaat over zzp'ers.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een minimumtarief voor zzp'ers wil invoeren;

constaterende dat de regering het afnemen van sociale verzekeringen voor zzp'ers een vrije keus wil laten;

overwegende dat die vrije keus pas werkelijkheid is als zzp'ers ten minste genoeg verdienen om die keus daadwerkelijk te kunnen maken;

verzoekt de regering bij vaststelling van het definitieve minimumtarief voor zzp'ers te zorgen dat dit tarief hoog genoeg is om ook een pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering af te kunnen sluiten als zelfstandige,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Özdil, Van Kent en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (34775-XV).

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben het hier gisteren en vandaag ook gehad over een betrouwbare overheid. Mijn collega Voortman, ik en anderen hebben niet alleen gesproken over hoe de overheid burgers, helaas soms klanten, bejegent, maar wat GroenLinks betreft is die betrouwbaarheid ook afhankelijk van afspraken die nagekomen dienen te worden, waarbij indien die niet nagekomen worden, we niet bij de pakken neer moeten gaan zitten en we niet de deur moeten sluiten. Daarom de volgende motie over de AOW-leeftijd voor mensen met zware beroepen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de verhoging van de AOW-leeftijd afgesproken is een regeling te treffen voor mensen die in zware sectoren werken;

constaterende dat die afspraak nog niet ten uitvoer is gebracht;

overwegende dat het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een werkbare en financieel haalbare definitie heeft geformuleerd voor zware sectoren;

verzoekt de regering binnen zes maanden in overleg met sociale partners een voorstel te doen voor een regeling voor werknemers in zware sectoren middels het schrappen van de boete op vervroegde uittreding (RVU-heffing),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Özdil, Grashoff en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (34775-XV).

De heer Özdil (GroenLinks):
Dan de compensatieregeling voor vrouwelijke zzp'ers die zwanger zijn of waren. Ik wacht nog steeds op de antwoorden van de minister op mijn vragen hierover. Ik dien alvast een motie in, maar ik ga ervan uit dat de minister in zijn beantwoording deze motie overbodig zal maken. Mocht het zo zijn dat de motie iets aangepast moet worden om die gezamenlijke doelen te realiseren, dan sta ik daar ook voor open.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de periode tussen 2004 en 2008 geen publieke regeling in verband met zwangerschap en bevalling bestond;

overwegende dat de regering terecht heeft besloten een compensatieregeling in te stellen voor vrouwen die in die periode zijn bevallen;

constaterende dat niet alle betreffende vrouwen op de hoogte zijn van de regeling, en zij slechts drie maanden na publicatie van de regeling de tijd krijgen om een compensatie-uitkering aan te vragen;

verzoekt de regering de vrouwen die in aanmerking komen voor compensatie zo mogelijk actief te wijzen op de regering;

verzoekt de regering de regeling zo snel mogelijk te publiceren in het Staatsblad zodat de aanvraagperiode kan worden uitgebreid naar zes maanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34775-XV).

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag mijn dankwoord herhalen aan iedereen. Ik sluit af met: dit smaakt naar meer. Tot ziens!

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid een van de grootste schuldeisers is;

overwegende dat minnelijke trajecten moeilijker tot stand komen vanwege de preferente status van de overheid;

verzoekt de regering in het kader van de brede schuldenagenda te onderzoeken of deze preferente status van de overheid aangepast kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rijke tweeverdieners met een kind er netto twintig keer zoveel op vooruitgaan als een bijstandsmoeder met een kind;

constaterende dat een op de negen kinderen in Nederland in armoede leeft;

van mening dat het voor het tegengaan van armoede onder kinderen nodig is om de financiële positie van de ouders te versterken;

verzoekt de regering in de begroting van 2019 de 250 miljoen die in het regeerakkoord is uitgetrokken voor kinderbijslag in te zetten voor het kindgebonden budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Jasper van Dijk en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor gemeenten lastig is de doelgroep voor armoederegelingen te bereiken;

van mening dat er te veel geld naar het verwerken van formulieren gaat, terwijl dit geld ook direct bij arme gezinnen terecht kan komen;

verzoekt de regering met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te bespreken of de mogelijkheid om voor gezinnen categorale bijstand in te kunnen zetten, de problemen met het bereiken van mensen en de bureaucratie kan verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (34775-XV).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Tot slot, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat alle partijen het erover eens zijn dat er voor iedereen perspectief moet zijn op werk en dat werk moet lonen;

van mening dat ieder mens recht heeft op gelijk werk voor gelijk loon met gelijke rechten;

overwegende dat loondispensatie met dit principe op gespannen voet staat, omdat er bij loondispensatie in tegenstelling tot loonkostensubsidie geen pensioen en WW opgebouwd wordt;

verzoekt de regering in overleg te gaan met sociale partners en belangenorganisaties om tot een voor iedereen werkbaar alternatief voor loondispensatie te komen, waarbij in ieder geval het recht op pensioen en WW zijn meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Jasper van Dijk, Gijs van Dijk en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (34775-XV).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zie dat de staatssecretaris echt een luisterende opstelling heeft, maar het is voor een goed, open gesprek ook belangrijk dat de principes wel helder zijn. Daarom diende ik deze motie in, die ook gebaseerd is op de woorden van de staatssecretaris uit haar eerste termijn.

Voorzitter. Ik wil nog een vraag stellen. Of het nou loondispensatie wordt of toch iets anders, waar wij natuurlijk vurig op hopen: is de staatssecretaris bereid om voorafgaand aan dat voorstel in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor de verschillende groepen Wajongers in de verschillende situaties waar zij in zitten, zodat ook duidelijk is waar we aan beginnen en wat de consequenties voor mensen zullen zijn?

Voorzitter. Tot slot een woord van dank aan de ambtelijke ondersteuning. Wij waren gister om 22.30 uur klaar en vanochtend om 07.45 uur zat de schriftelijke beantwoording in onze mailbox. Dank daarvoor.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Voortman. Dan geef ik nu het woord aan de heer Pieter Heerma namens het CDA.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik wil de beide bewindslieden danken voor de beantwoording in eerste termijn. Specifiek wil ik een woord van dank richten aan de minister. Hij startte zijn betoog met een verwijzing naar het debatje van gisteren tussen de heer Özdil en mijzelf over de Nederlandse droom. Ik waardeer de woorden van de minister op dit vlak. De heer Özdil sloot zijn termijn af met de woorden "het smaakt naar meer". Ik kan dat op dit punt ook zeggen, want ik heb gisteravond na het debat nog een filmpje van de heer Özdil teruggekeken. Dat is een filmpje van een toespraak die hij eerder voor z'n eigen partij heeft gehouden. Daarin spreekt hij eigenlijk zijn verwondering uit over het feit dat hij aan de ene kant, namelijk uit de exclusief nationalistische hoek, soms "rot op naar je eigen land" te horen krijgt, maar dat hij, als hij een boek schrijft onder de titel "Nederland mijn vaderland", tegelijkertijd van Turks-Nederlandse jongeren te horen krijgt: je bent een landverrader. Zijn verwondering zit in die twee kanten van de discussie, terwijl hij zichzelf herkent in die Nederlandse droom en op zoek is naar dat inclusief nationalisme. Ik heb dat gisteravond laat bekeken. De minister is daar vanochtend op ingegaan. Ik denk dat we hier in de tweede termijn van het AO Integratie ook met elkaar over door kunnen discussiëren. Er werd namelijk ook terecht geconcludeerd dat er, bijvoorbeeld als het gaat om inburgering, wel heel grote verschillen tussen partijen zijn.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb een klein punt van orde. Allereerst hartelijk dank voor de woorden van mijn collega. Mijn boek is overigens nog steeds verkrijgbaar.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Dat is gratis reclame voor de heer Özdil.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voor de volledigheid: dit is niet een heel originele grap van de heer Özdil, want in hetzelfde filmpje dat ik gisteravond keek maakt hij deze grap ook, waaraan hij dan toevoegt: ik ben wel een Nederlander hè!

De heer De Graaf (PVV):
De heer Heerma voelt 'm misschien al aankomen. Hij heeft gisteren een heel betoog gehouden over patriottisme of verlicht patriottisme, maar vorige week stemde zijn partij het CDA juist een motie van mijn collega Beertema weg, die ertoe strekte om die mooie Nederlandse vlag die daar staat, ook in schoolklassen neer te zetten. Daar was het CDA tegen. Maar dat had toch prima gepast bij het betoog van de heer Heerma?

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik heb de afgelopen jaren ook met de heer De Graaf veel debatten op het terrein van integratie gevoerd. Ik zie er natuurlijk naar uit om dat de komende vier jaar te blijven doen. Daarbij zal aan de orde zijn dat de PVV met regelmaat voorstellen zal doen die wij niet zullen steunen. Maar de heer De Graaf herinnert zich ook vele voorstellen van het CDA op het gebied van gezonde vaderlandsliefde, onze tradities en onze cultuur. Daar staat gelukkig ook heel veel over in het regeerakkoord.

De voorzitter:
Tot slot, meneer De Graaf, want het is een tweede termijn. Ik wil niet dat de discussie opnieuw wordt gevoerd.

De heer De Graaf (PVV):
Ik heb nog een korte slotopmerking daarover. Dan gaat waarschijnlijk het CDA-patroon gevolgd worden. Dan zien we exact dezelfde motie als die de heer Beertema had ingediend, over een jaar over drie terug uit CDA-handen. Maar dan weten we meteen weer hoe het zit.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Tegen de heer De Graaf zeg ik: hoop doet leven, maar de realiteit is dat het CDA bij het integratiedebat en zelfs bij het patriottismedebat toch vaak een net wat andere insteek heeft dan de PVV. Maar we gaan daar met elkaar over doordiscussiëren.

We hebben ook een scherp debat met elkaar gevoerd. Dat mag ook binnen de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want het gaat over zaken. De verschillen ten aanzien van de arbeidsmarkt waren in dit debat heel duidelijk. De bewindslieden kunnen aan hun theewater voelen dat die verschillen in de uitwerking van het debat ook aan de orde zullen zijn. De heer Van Kent gaf heel vaak aan dat we niet weten wat er allemaal gaat komen. Wat we wel weten, is dat die scherpe tegenstellingen in die debatten weer zichtbaar zullen zijn.

Tegelijkertijd zijn er ook thema's waar in deze commissie Kamerbreed druk achter wordt gezet. Dat heb ik ook gewaardeerd toen ik in de vorige periode in de oppositie zat. Ik refereer daarbij graag aan oud-collega Ulenbelt die zich inzette voor een beëindiging van verschrikkelijke toestanden bij de truckstops. Daar kreeg hij de hele Kamer in mee. De hele commissie, van links tot rechts, heeft daar druk op gezet. Ook tijdens de hoorzitting over de platformeconomie en de handhaving daarbij zagen we iets soortgelijks. De heer Van Kent ging er hard in, maar dat gold ook voor de heer Wiersma.

De minister heeft aangegeven dat hij de commissie heeft gehoord en dat hij de Kamer heeft begrepen. Ik hoop dat we die kant, ondanks de scherpe tegenstellingen, ook met elkaar kunnen doorzetten. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de meerderheid van de Kamer schijnzelfstandigheid wil bestrijden;

overwegende dat nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van zelfstandigen wegens uitvoeringstechnische redenen pas in 2020 kan ingaan;

constaterende dat voor aan elkaar gelijke werkzaamheden in de platformeconomie, bijvoorbeeld bij maaltijdbezorging, verschillende vormen van arbeid worden ingezet;

constaterende dat de omstandigheden van de werkzaamheden op deze markt naar verwachting veelal kunnen worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst;

constaterende dat uit de twintigste halfjaarlijkse rapportage van de Belastingdienst blijkt dat sinds januari 2017 slechts bij elf van de onderzochte gevallen mogelijk sprake is van kwaadwillendheid;

verzoekt het kabinet zich uit te spreken over de situatie op de markt voor maaltijdbezorging en met de spelers op deze markt in gesprek te gaan;

verzoekt het kabinet tevens om te kijken of er meer mogelijkheden zijn om bij evidente kwaadwillendheid te handhaven, en of daarbij samenwerking kan worden gezocht met de Inspectie SZW en de risicoanalyse die bij de Inspectie SZW wordt gebruikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma, Wiersma, Van Weyenberg, Bruins, Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent.

Zij krijgt nr. 47 (34775-XV).

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik heb nog een tweede en laatste motie. Ik maak het niet zo bont als collega Bisschop, die er met vier kwam. De motie heeft te maken met het amendement van de coalitie over de mismatch op de arbeidsmarkt. De minister heeft daar welwillende woorden over gesproken, maar de schriftelijke beantwoording over de regionale kant daarvan was mij iets te summier. Overigens heb ik er respect voor dat wij vanochtend binnen zo weinig tijd een hele stapel papier kregen. Ook de heer Van Weyenberg, die hier gisteren aandacht voor vroeg, vond dit punt iets te summier. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord inzet op een doorbraak op het terrein van "een leven lang leren" en duurzame inzetbaarheid, en hiertoe een individuele leerrekening wil introduceren voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben behaald;

voorts constaterende dat niet alle werkenden in gelijke mate toegang hebben tot middelen voor om- en bijscholing om hun vakmanschap op peil te houden via bijvoorbeeld O&O-fondsen, en dat niet alle werkenden beschikken over een startkwalificatie op mbo-2-niveau;

overwegende dat het primaat voor een leven lang leren ligt bij werkgevers en werknemers zelf en dat de overheid de juiste institutionele randvoorwaarden dient te scheppen zodat "een leven lang leren" in de praktijk ook echt van de grond komt;

voorts overwegende dat de arbeidsmarkt in belangrijke mate regionaal functioneert, en dat er interessante samenwerkingsinitiatieven zijn die om- en bijscholing tot stand proberen te brengen;

verzoekt de regering om regionale initiatieven die bijdragen aan de realisatie van "een leven lang leren" actief te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (34775-XV).

Dank u wel, meneer Heerma. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters, ook namens het CDA.

De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In eerste termijn heb ik gesproken over een meneer in West-Brabant, in een dorp, die diep in de problemen is geraakt. Niet alleen door zijn eigen schuld, maar vooral ook doordat iedereen die hem probeerde te helpen, dat effectief langs elkaar heen deed. De staatssecretaris refereerde er al aan: we hebben in ons land zo'n 400.000 mensen met problematische schulden. Wij pompen er heel veel geld in om die mensen te helpen en het lukt ons steeds niet. Sterker nog, het lijkt erger te worden. Ik ben erg blij met wat we in het regeerakkoord hebben afgesproken en met de houding van de staatssecretaris, die dat ook tot haar ambitie heeft gemaakt. Ook ben ik blij dat we Kamerbreed vinden dat we er in deze periode echt veel aan gaan doen. Mensen gaan dat merken en daar ben ik erg blij mee.

In eerste termijn heb ik gesproken over 180.000 mensen die onder schuldbewind vallen. Dat kost €140 per maand; dat is 302 miljoen euro per jaar. Gemeenten gaan dat betalen vanuit het armoedebeleid of vanuit het potje individuele bijzondere bijstand. Nu dacht ik daar eerst een motie over in te dienen, maar wat bleek? Een heel verstandige voorganger van mij, die hier ook aanwezig is, heeft in 2015 al een vergelijkbare motie ingediend over precies dit punt. Hij verzocht de regering om met gemeenten en de rechtspraak in overleg te treden om te komen tot aanpassing van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap, om te realiseren dat de rechter bij een verzoek tot beschermingsbewind het advies van gemeenten vraagt of een minder vergaande voorziening mogelijk is. Hij verzocht te onderzoeken of meer tijdelijke vormen van beschermingsbewind bij problematische schulden ook mogelijk zijn en te bezien in hoeverre de gemeenten in staat zijn de kosten van beschermingsbewind op te vangen. Nou is mijn vraag in tweede termijn hoe het staat met de uitvoering van deze motie. Heeft het ondersteuning nodig om iets vergelijkbaars nog een keer te doen in een volgend overleg?

Ten slotte heb ik in eerste termijn gesproken over de maatschappelijke opvang. Ik ben met mensen in gesprek gegaan die daar komen om hulp te krijgen. Voordat ze worden geholpen, moeten ze eerst extra in de schulden zijn gekomen doordat allerlei regels langs elkaar heen werken. Ik geef een voorbeeld. U betaalt een eigen bijdrage. Dat is heel terecht en heel goed, maar u moet dat betalen van een uitkering die u nog niet krijgt. Kijk, dan is het natuurlijk heel ingewikkeld. Daarom dien ik samen met de heer Bruins de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat cliënten in de maatschappelijke opvang meerdere problemen hebben, die vooral financieel van aard zijn;

overwegende dat deze problemen erger kunnen worden door gebrek aan afstemming van regelingen op het gebied van inkomen, zorg, opvang en wonen;

verzoekt de staatssecretaris:

  • de elkaar tegenwerkende regelingen, waardoor financiële problemen onbedoeld erger worden, in beeld te brengen;
  • een interdepartementale werkgroep in te stellen met als opdracht de regelingen beter op elkaar af te stemmen en naar oplossingen te zoeken die de financiële problemen van cliënten verminderen in plaats van verergeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (34775-XV).

De heer Peters (CDA):
Dit sluit aan bij mijn afsluiting in eerste termijn, mijn cri de coeur zogezegd dat u bij dezen echt mijn aanspreekpunt bent. Dank u wel.

De voorzitter:
De heer Van Kent namens de SP.

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. In dit debat zijn een aantal dingen duidelijk geworden. De heer Heerma refereerde bijvoorbeeld aan de opstelling van de Kamer rondom Deliveroo. Ik ben er heel blij mee, want de steun om daar zo snel mogelijk in te grijpen is echt heel erg breed. Dat is ook de reden dat ik de motie van de heer Heerma heb meegetekend. Ik kijk naar de heer Heerma en ik zie dat hij het niet ...

De heer Pieter Heerma (CDA):
Een heel klein punt. Veel dank voor de steun voor de motie, maar ik heb heel bewust geen namen van individuele bedrijven in de motie staan, ook vanwege wat de minister aangaf.

De heer Van Kent (SP):
Dat begrijp ik.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Maar we weten over welk týpe bedrijven we het hebben.

De heer Van Kent (SP):
We weten waar het over gaat: een zekere maaltijdbezorger in Nederland!

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Ik ben daar heel erg blij mee. Wat mij wel verbaasd heeft in dit debat, is de koppeling die gelegd wordt tussen alle mogelijke maatregelen. Ik heb de minister dan ook gevraagd wat het ontslagrecht nou eigenlijk te maken heeft met het voorkomen dat payrollconstructies worden misbruikt. Die link zie ik niet. Ik begrijp dat er allerlei deals zijn gesloten tussen verschillende partijen in de Kamer. Het lijkt me wel verstandig dat verbeteringen waar we allemaal achter staan, zo snel mogelijk worden ingevoerd. De motie-Hamer, die in het verleden is ingediend, is ook Kamerbreed gesteund; iedereen was daarvoor. Dat soort grote verbeteringen en belangrijke oplossingen voor problemen, waar iedereen achter staat, moeten we gewoon zo snel mogelijk met elkaar werkelijkheid laten worden. Volgens mij moeten we dat niet allemaal gaan verknopen met alle mogelijke andere onderwerpen.

Voorzitter, dan een motie in het kader van de discussie over flexwerk en de proeftijd van vijf maanden. In de ogen van de SP kan dat er echt voor gaan zorgen dat het als schijnconstructie gebruikt gaat worden. Misbruikers kunnen daar misbruik van gaan maken en daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is een proeftijd tot vijf maanden mogelijk te maken indien direct een contract voor onbepaalde tijd wordt aangeboden;

constaterende dat de regering tevens van plan is een proeftijd tot drie maanden mogelijk te maken voor meerjaarscontracten;

van mening dat een proeftijd van vijf respectievelijk drie maanden misbruik in de hand werkt en tweederangswerknemers creëert;

roept de regering op om de maximale proeftijd ongewijzigd te laten op twee maanden bij meerjaarscontracten en één maand bij jaarcontracten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (34775-XV).

De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Er is ook veel gesproken over de onduidelijkheid rondom de pensioenen. De heer Van Rooijen had daar ook een flink aantal vragen over richting de regering. Het lijkt me dat we daar een uitgebreid debat over moeten gaan voeren. Wat voor mijn fractie wel heel belangrijk is, is dat we weten waar die kosten komen te liggen. Dat is nog allerminst duidelijk en ik heb het dan vooral over het afschaffen van de doorsneepremie, oftewel het verdelen van de kosten van de pensioenregeling tussen jong en oud. Daarom de volgende motie samen met de heer Van Rooijen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om, indien zij besluit om de manier van verdeling van de pensioenpremie tussen jong en oud af te schaffen, de rekening hiervan niet bij werknemers en gepensioneerden te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (34775-XV).

De heer Van Kent (SP):
Dan de discussie over al dan niet mensen de mogelijkheid geven om eerder te stoppen met werken. Zoals u allen weet, hebben de Partij van de Arbeid, de SP en GroenLinks rond Prinsjesdag samen een alternatief plan op tafel gelegd, waarbij er 1 miljard beschikbaar wordt gesteld om regelingen voor eerder uittreden in sectoren mogelijk te maken. Om dat nader in te vullen de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om 1 miljard beschikbaar te stellen aan sectoren om eerder stoppen met werken mogelijk te maken en dit te dekken met een verhoging van de vermogensrendementsheffing voor degenen met een vermogen groter dan 1 miljoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent, Gijs van Dijk en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (34775-XV).

De heer Van Kent (SP):
Zolang de AOW-leeftijd niet teruggaat naar 65, zoals onze wens is, zullen heel veel ouderen zinloos moeten solliciteren als we niet oppassen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel oudere werklozen ontelbare sollicitaties hebben verstuurd waar zij in de meeste gevallen niet eens een reactie op krijgen;

verzoekt de regering de sollicitatieplicht voor ouderen vanaf 60 jaar af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (34775-XV).

De heer Van Kent (SP):
Helemaal tot slot: het heeft mij wel echt verbaasd dat de AOW-leeftijd tegelijkertijd zo omhooggaat. We zien dat de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen, in de WIA, enorm toeneemt. Deze minister besluit om de AOW-leeftijd gewoon door te laten stijgen terwijl hij tegelijkertijd het gebruik van die arbeidsongeschiktheidsverzekeringen gaat bemoeilijken en de eisen gaat aanscherpen. Dat past echt niet bij het grote probleem dat heel veel ouderen hebben. Je probeert daarmee te maskeren dat mensen simpelweg niet door kunnen werken en letterlijk door moeten werken tot ze erbij neervallen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kent. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk, ook namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo, voorzitter. Ik geloof dat ik nog een minuut of tien spreektijd heb.

De voorzitter:
Die wilt u allemaal vol gaan praten?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, gaat u er eens goed voor zitten!

De voorzitter:
Dat wordt filibusteren voor de heer Jasper van Dijk!

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, dat hebben we al zo lang niet meer gedaan!

Voorzitter. Eerst even over die Dutch dream. Dat idee wordt omarmd. Er klinken allemaal mooie woorden over tegenstellingen tegengaan en gezamenlijke normen en en waarden. Prachtig, maar daar zit een risico in dat het gratuit is. De minister zegt dat het belangrijk en mooi is en dat we daarmee tegenstellingen te lijf gaan, maar ik constateer ook dat het kabinet 1,4 miljard weggeeft aan buitenlandse aandeelhouders en tegelijkertijd een half miljard bezuinigt op arbeidsgehandicapten en Wajongers erop achteruit laat gaan. De premier zegt: iedereen gaat erop vooruit met dit kabinet! Dat is dus niet waar. Erkent de staatssecretaris dat niet iedereen erop vooruitgaat, maar dat Wajongers erop achteruitgaan per 1 januari 2018? Het zou u sieren als u dat straks erkende en dat het dus niet helemaal correct was wat de premier daar zei. Snapt u dus ook dat mensen zich belazerd voelen als er zulke mooie woorden worden gesproken?

Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging over Frits. Frits was iemand die wij gezien hebben bij een sociale werkvoorziening in Amsterdam. Die had 40% loonwaarde, zoals dat dan heet, en woonde bij zijn ouders. De staatssecretaris gaat uitzoeken wat hij gaat krijgen. Mijn vooronderstelling is dat hij er niet op vooruitgaat en dat hij zwaar onderbetaald blijft. Ik wacht het af.

Voorzitter. Je kunt op het minimumloon koersen, maar je kunt het ook waarborgen. Dat laatste is wat wij willen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat werken onder het wettelijk minimumloon onaanvaardbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Voortman en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (34775-XV).

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ten overvloede zeg ik dat dit een uitspraak is van de Kamer, dus de regering is niet verplicht om hierop te reageren. Maar als de staatssecretaris wel wil zeggen dat ze die motie gaat uitvoeren, omarm ik dat natuurlijk alleen maar. Ik wacht het af.

Voorzitter. Over de Wajong heb ik twee amendementen ingediend. Ik zou toch nog een keer willen vragen om nog eens goed naar dat amendement bij de Najaarsnota te kijken. Belofte maakt schuld. Geen banen, geen korting. Er waren banen afgesproken en er was een quotum afgesproken. Dat quotum is uitgesteld, dus stel dan op z'n minst ook die korting uit.

Voorzitter. Ik heb nog een motie over mensen die er nu al niet op vooruitgaan of zelfs op achteruitgaan, ondanks die belofte van de premier.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen die arbeidsongeschikt zijn of een arbeidshandicap hebben er geregeld niet op vooruitgaan of er zelfs op achteruitgaan indien zij gaan werken vanuit de uitkering;

verzoekt de regering met voorstellen te komen die ervoor zorgen dat arbeidsongeschikten en arbeidsgehandicapten (met een WIA-, WAO- of Wajong-uitkering) erop vooruitgaan als zij gaan werken of als zij meer uren gaan werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (34775-XV).

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter ...

De voorzitter:
Ja, u kunt langzaam gaan praten, maar ...

De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee, ik kijk naar het klokje ...

De voorzitter:
Ja, ik ook.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Drie minuut tien, ik heb nog heel veel tijd.

Mevrouw Voortman heeft drie prachtige moties ingediend die ik heb medeondertekend: over het kindgebonden budget, over de categoriale bijstand en over de loondispensatie, waar we niet aan moeten beginnen en die we tot die tijd liever loondiscriminatie moeten noemen wat mij betreft.

Tot slot een vraag aan de staatssecretaris. Motie 24515, nr. 395 is voor haar tijd ingediend en aangenomen onder oud-staatssecretaris Jetta Klijnsma. Dat is een geweldige motie die gaat over schulden. Veel mensen zitten in de schulden. 90.000 mensen zitten in de schuldhulpverlening, maar het is vaak een oerwoud hoe je die regelingen kunt bereiken. Mijn fractie heeft ervoor gepleit om een eenduidig aanspreekpunt te maken waar alle mensen die in problemen zitten met schulden terecht kunnen. Laten we dat dan noemen "1-5-5, schuld te lijf". Die motie is aangenomen. Uw voorganger was er ook zeer gecharmeerd van: een landelijke schuldhulplijn. Ik vraag de nieuwe staatssecretaris hoe het staat met de voortgang van die briljante motie.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording en inderdaad ook aan alle medewerkers van het ministerie van Sociale Zaken die — ik heb er enige eigen ervaring mee — de hele nacht alle vragen hebben zitten beantwoorden in een bijna militaire operatie, waarvoor wederom mijn complimenten. Ik werd inderdaad wakker met een mooi document in mijn inbox. Zeer gewaardeerd!

Ik heb twee amendementen ingediend. Het eerste gaat over omscholing van met name ouderen die een kwetsbare arbeidsmarktpositie hebben. Daar maken wij 30 miljoen voor vrij met de coalitie. Ik was blij met het "oordeel Kamer" daarover.

Het tweede amendement heb ik ingediend om 0,5 miljoen euro vrij te maken om te experimenteren met het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven om mensen die kanker hebben gehad en uit het arbeidsproces zijn gevallen weer een kans op een baan te geven. Het is een experiment. Je weet nooit van tevoren wat de effecten daarvan zijn, maar ik vind het een poging waard, gegeven hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Het amendement is enkele uren geleden rondgestuurd.

Een aantal moties is al mede namens mij ingediend. In het bijzonder vraag ik graag aandacht voor de twee moties over zelfstandigen. Aan de ene kant is er de motie van collega Wiersma en mijzelf met een oproep tot versnelling van de duidelijkheid, de verduidelijking voor 1 januari 2019. Aan de andere kant is er de motie om aan de onderkant, zonder het bedrijf te noemen — we hebben het natuurlijk ook over de maaltijdbezorging, maar het punt is breder — op te treden wanneer er sprake is van evidente kwaadwillendheid. Ik vind het heel fijn dat we daar zo breed gesteund in de Kamer aandacht voor vragen. Het is een manier van werken die mij ook goed bevalt. Natuurlijk zullen we het op momenten ook niet met elkaar eens zijn, maar dit vind ik echt een voorbeeld waarbij we samenwerken. De heer Heerma noemde eerder al het voorbeeld van de parkeerplaatsen voor buitenlandse truckchauffeurs. Ik zie daarnaar uit. Ik zie zelfs dat de oppositie soms bijna dreigt door te slaan in samenwerken. Ik merk dat hoe langer wij praten, hoe meer plannen van de coalitie opeens warm worden bepleit vanuit de oppositie. In die zin kan het debat over de minimumtarieven voor zelfstandigen — ik kijk naar de heer Özdil — mij niet lang genoeg duren.

Met het oog op de klok wil ik zelf nog twee moties indienen. De eerste gaat over krapte.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een op de zes ondernemers aangeeft dat het tekort aan personeel de groei van het bedrijf remt en dat daarmee de toenemende krapte een rem zet op de groei van de Nederlandse economie;

constaterende dat er ondanks de steeds krapper wordende arbeidsmarkt nog steeds 428.000 mensen werkloos zijn, 445.000 deeltijdwerkers aangeven meer uren te willen werken en in totaal 1,3 miljoen mensen tot het onbenut arbeidspotentieel worden gerekend;

overwegende dat een integrale aanpak van krapte, zowel in de marktsector als bij de overheid nog ontbreekt, waardoor kansen worden gemist om van elkaar te leren;

verzoekt de regering voor 1 juni met een aanvalsplan tegen krapte te komen om de mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt structureel te verkleinen en de krapte te verminderen. Het aanvalsplan dient in ieder geval:

  • een analyse te bevatten over de aansluiting tussen de huidige tekorten en het nog onbenutte en onderbenutte arbeidspotentieel;
  • maatregelen te identificeren die de overheid en sociale partners verder kunnen nemen om het arbeidsaanbod in tekortsectoren op korte termijn te vergroten en de uitwisseling van goede voorbeelden te bevorderen;
  • in samenwerking met sociale partners voorstellen te doen die structureel de aansluiting tussen vraag en aanbod verder versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Pieter Heerma, Wiersma, Bruins en Özdil.

Zij krijgt nr. 56 (34775-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dan zijn er ook nog twee moties meer over de toekomst. De ene met de heer Wiersma. Los van alle hervormingen die al op stapel staan, verandert de arbeidsmarkt snel. Daarom heb ik die motie met plezier meeondertekend. De heer Gijs van Dijk zal nog een motie indienen om daarbij ook de denkkracht van jongerenorganisaties in te zetten. Dat hebben ooit politieke jongerenorganisaties met de pensioenen al succesvol gedaan. Voor de toekomst van de arbeidsmarkt kijk ik naar de jongerenorganisaties van de polder.

Dan heb ik nog een motie over arbeidsmarktdiscriminatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er helaas nog discriminatie voorkomt op de arbeidsmarkt en dat arbeidsmarktdiscriminatie een hardnekkig probleem is;

overwegende dat het regeerakkoord inzet op voortzetting van het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en een stevige handhavende rol van de Inspectie SZW;

verzoekt de regering voor 1 juni met een vernieuwd Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie te komen;

verzoekt de regering tevens daarin voorstellen te doen om de handhavende rol van de Inspectie SZW te versterken, en daarbij ook te bezien of en, zo ja, hoe aanpassing van wetgeving de Inspectie SZW een steviger instrumentarium kan geven om op te treden tegen arbeidsmarktdiscriminatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (34775-XV).

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dan wil ik beide bewindspersonen veel succes wensen om het ambitieuze en gebalanceerde regeerakkoord om te zetten van papier naar praktijk. De uitdagingen zijn groot. Laten we daarmee aan de slag gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Raemakers namens D66.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Het gaat in dit debat over perspectief. Hoe bieden we mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt perspectief? Dan gaat het bijvoorbeeld over werk, maar kan het ook gaan over studie. Daarover wil ik graag een motie indienen. Die zal D66 indienen samen met het CDA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de individuele studietoeslag voor mensen met een arbeidshandicap kan bijdragen aan het verbeteren van hun positie op de arbeidsmarkt middels het behalen van een diploma;

overwegende dat uit het Klantonderzoek monitor Participatiewet blijkt dat iets minder dan een kwart van de jongeren met een arbeidsbeperking die sinds de inwerkingtreding in de Participatiewet zijn ingestroomd, bekend is met deze mogelijkheid en dat slechts 7% er gebruik van maakt;

overwegende dat er met het amendement-Van Weyenberg (33161, nr. 121) 35 miljoen euro structureel is vrijgemaakt voor bekostiging van de studietoeslag en dat gemeenten deze toeslag kunnen toekennen, maar dat dit geld voor besteding door gemeenten niet specifiek geoormerkt is;

roept de regering op gemeenten te ondersteunen bij het vergroten van de bekendheid van de regeling van de individuele studietoeslag;

roept de regering tevens op om voor 1 september 2018 de besteding van de vrijgemaakte budgetten te evalueren en daarbij ook de verschillen in gebruik door de diverse gemeenten mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Raemakers en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (34775-XV).

De heer Raemakers (D66):
In de tweede plaats wil ik het hebben over het perspectief op werk. Dan gaat het ook over beschut werk. Daar hebben we het vandaag in het debat veel over gehad. Ik zal een motie indienen samen met mijn collega van de ChristenUnie. De heer Bruins zal die zo meteen namens ons twee indienen. Ik wil heel even schetsen dat er echt een verschil is tussen de banenafspraak en beschut werk. Het is echt een of-oftraject. Wanneer mensen in aanmerking komen voor een plaats voor beschut werk, dan betekent dat dat ze niet meetellen bij de banenafspraken. Wij moeten als politiek onderkennen dat het op dit moment nog niet goed genoeg lukt om alle mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt goed te helpen.

Ik heb vandaag en gister goed geluisterd naar het debat. Vaak zeggen oppositiepartijen dat er wordt bezuinigd op deze groep mensen en dat deze vorm van organiseren niet inclusief is. Maar ik wil benadrukken dat we niet bezuinigen. We gaan naar een herallocatie van middelen. We moeten eerlijk zijn en zeggen: dat beschut werk is misschien wel een optie voor veel meer mensen. Als we kijken naar de Wajong, dan zien we meer dan 60.000 jongeren die jarenlang niet aan het werk komen. Misschien voldoet die banenafspraak bij reguliere werkgevers onder reguliere omstandigheden niet voor die groep, dus moeten we daarvoor openstaan en kijken naar nieuwe wegen. Dat geldt ook bij die banenafspraken. Wij hebben echt een plicht, ook als overheid, om meer banen te creëren, maar ik wil nogmaals benadrukken dat die inclusieve arbeidsmarkt voor D66 vooropstaat. Dat is heel belangrijk.

Voorzitter. Ik sluit af met de kandidatenverkenner. Daarover heeft collega Nijkerken van de VVD ook een motie ingediend, die wij mede hebben ondertekend. Ik heb de staatssecretaris vandaag ook gevraagd of zij wat meer aan naming-and-shaming kan doen, maar zij heeft aangegeven eerst te willen inzetten op het beter faciliteren van gemeenten. Ik heb ook een duidelijke toezegging gevraagd over wanneer er meer informatie komt over de verkenning van mogelijkheden om de digitale matchinggegevens beter tussen gemeentes uit te gaan wisselen. Ik wil heel graag dat punt nog benadrukken. Ik hoop dat de staatssecretaris daar nog op terug kan komen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sloot gisteravond af met een oproep voor een discussie tussen werkgevers en werknemers over meer onbereikbaarheid, over af en toe vrij zijn van je werk. Voor de ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken gold dat vannacht niet. Ik heb uitstekend geslapen overigens, dus ik zou zeggen: morgen de hele dag vrij voor het ministerie van Sociale Zaken. Dat kunnen we hier volgens mij wel met elkaar afspreken. Nee, goed werk. Dank!

Maar serieus, voorzitter. Volgens mij hebben we een goed debat gehad. Ik ben nog wat zoekende naar de uitgestoken hand van het kabinet naar de sociale partners, naar de oppositie. Ik weet nog niet precies hoe ik dat moet duiden. We krijgen nog grote debatten over de arbeidsmarkt, over de zekerheden voor werknemers, die zo hard nodig zijn. Want het gaat goed met Nederland, maar met heel veel mensen in Nederland gaat het nog niet zo goed. Daar moeten we oog voor hebben. Daarom zeg ik niet voor niets: vaste grond onder de voeten van mensen is essentieel om weer vooruit te komen. Dat is een opdracht voor ons. Zo zullen we ook het debat ingaan met het kabinet en de coalitie. Voorstellen die daartoe bijdragen, zullen we steunen. Voorstellen die dat niet doen, zullen we bestrijden.

Toch nog even een woord over een van de voorstellen die dat wat mij betreft niet doet: de loondispensatie. Daar zijn veel woorden aan gewijd. Er zijn veel verwijten over en weer gegaan, maar in mijn ogen is die 500 miljoen echt een keiharde bezuiniging op mensen met een beperking. Ik wil daar niet omheen draaien, want het geld dat bedoeld is voor mensen met een beperking, voor aanvulling zodat ze ook pensioen en sociale zekerheid opbouwen, wordt weggehaald voor extra beschutte werkplekken. Dus ik ben heel benieuwd naar de onderbouwing van die 20.000 extra beschutte werkplekken. Ik wil niet dat mensen met een beperking erop achteruitgaan. Erop achteruitgaan betekent ook minder of geen pensioen opbouwen en alleen een AOW opbouwen. Achteruitgaan betekent ook minder socialezekerheidsrechten en leven in een uitkering. Dat is echt een andere wereld dan leven op een werkvloer tussen collega's. Dat gezegd hebbende; daar gaan we het de komende tijd over hebben.

Voorzitter. Ik heb vier moties. De eerste gaat ...

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):
Zonder het debat helemaal over te willen doen ... De kleine oorlog die de heer Van Dijk hier als PvdA-Kamerlid voert tegen dit kabinet kan ik mij aan de ene kant wel voorstellen, want ik heb zelf ook grote zorgen. Maar aan de andere kant vind ik het zeer, zeer vreemd. De Partij van de Arbeid heeft er in de afgelopen jaren een ontzettende puinhoop van gemaakt op de arbeidsmarkt en voor arbeidsgehandicapten. Sterker nog, het punt waar de heer Van Dijk zo'n groot probleem mee heeft, de loondispensatie, is al in 2010 door mevrouw Klijnsma, een PvdA'er, in pilotvorm ingezet. Met andere woorden, de heer Van Dijk van de Partij van de Arbeid heeft kilo's boter op zijn hoofd en een enorm grote broek aangetrokken om hier vandaag zo'n oorlog van te maken. Ik ben het ermee eens dat loonkostensubsidie nu de beste weg zou zijn, maar zou de heer Van Dijk in ieder geval willen toegeven dat de moeilijke positie waarin al die mensen zitten mede door de Partij van de Arbeid komt?

De voorzitter:
Helder.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Echt dikke onzin! Ik debatteer graag met de heer De Jong, maar dat doe ik graag in de eerste termijn. We hebben hier gisteravond tijdens mijn bijdrage uitgebreid over gesproken, maar toen heb ik u niet gezien. Die loonkostensubsidie is er, die is in werking. Die heeft onze volledige steun en die wordt inmiddels ook gesteund door gemeenten, werknemers en werkgevers. Daarom is het ook van belang dat we daarmee doorgaan en dat we op dit moment niet tegen mensen met een beperking zeggen: het is toch even anders; u gaat terug naar een uitkering.

De voorzitter:
Dit is echt de tweede termijn. Dat betekent een korte opmerking over moties of een vraag die is blijven liggen, maar we gaan het debat niet opnieuw doen. Een korte reactie, meneer De Jong.

De heer De Jong (PVV):
Er is een familielid van mij opgenomen in het ziekenhuis. Ik had gisteren heel graag met u in debat willen gaan, maar ik heb dat netjes gemeld. Het is jammer dat de heer Van Dijk dit nu naar voren brengt. Maar goed, ik heb nu de mogelijkheid om dit even naar voren te brengen. Ik houd het heel kort, mevrouw de voorzitter. De loondispensatie werd al in 2010 door mevrouw Klijnsma van de Partij van de Arbeid naar voren gebracht. Het betrof een pilot, waar de Partij van de Arbeid voor was. In de afgelopen periode heeft de Partij van de Arbeid de arbeidsmarkt en de positie van arbeidsgehandicapten gesloopt en kapotgemaakt. Dus mijn vraag is nogmaals: wil de heer Van Dijk, met zijn hippe bril waar hij niet zo heel erg goed en helder door kijkt, alsjeblieft de eigen plannen van de Partij van de Arbeid er nog eens bij pakken en bekijken en daarna zijn excuses aanbieden aan zijn kiezers?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ten eerste een excuus aan de heer De Jong over gisteravond. Dat kan iedereen overkomen, dus dat neem ik bij dezen terug. Maar ik neem niets terug van wat ik zeg over het standpunt van de Partij van de Arbeid. U kunt beginnen met persoonlijke aanvallen; dat vind ik allemaal prima. Ik sta voor mensen met een beperking. We leven in 2017, een tijd van economische voorspoed. Er gaat geld, miljarden, naar bedrijven, maar juist bij de mensen die het hard nodig hebben, halen we het weg. Dat kan niet, daarom dit standpunt.

De voorzitter:
De moties.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De moties. Er is een brief van de heer Koolmees over de planning voor de komende tijd wat betreft de belangrijke wetten die zekerheden moeten terugbrengen op de arbeidsmarkt. Die brief is op sommige onderdelen nog wat vaag als het gaat over tijd, dus ik wil hem graag vragen om een wetgevingskalender, zodat we weten wanneer we wat kunnen verwachten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord allerlei wetswijzigingen worden voorgesteld;

overwegende dat deze wetgevingsprocessen complex en langdurig zijn;

van mening dat snelheid maar ook duidelijkheid en zekerheid over deze wetswijzigingen voor werknemers en werkgevers van groot belang zijn;

verzoekt de regering met een wetgevingskalender te komen, waarin de planning en samenhang van de voorgestelde wetswijzigingen indicatief worden weergegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (34775-XV).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. De pensioenleeftijd gaat omhoog. We zien dat sommige groepen mensen het daar lastig mee hebben. Die mensen werken al heel lang en halen niet gezond hun pensioen. Vaak leven ze ook niet zo lang. We hebben het daar in de eerste termijn veel over gehad. De minister heeft toegezegd om dit nadrukkelijk aan de orde te stellen in het overleg met sociale partners. Wat is mogelijk om vormen van minder werken of eerder stoppen sectoraal mogelijk te maken? Om hem daartoe verder op te roepen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vooral mensen in zware beroepen niet altijd kunnen doorwerken tot de verhoogde AOW-leeftijd;

overwegende dat het aantal kwetsbare ouderen de komende jaren snel toeneemt;

van mening dat eerder stoppen met werk niet alleen haalbaar moet zijn voor wie rijk en gezond is;

verzoekt de regering in overleg met de sociale partners een aantal scenario's uit te werken om eerder stoppen met werk mogelijk te maken voor de groepen waarvoor dat nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (34775-XV).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Dan kom ik bij de positie van onze jongeren en vooral bij de vraag hoe zij de toekomst zien. We hebben hier in de Kamer het Jongerenplatform van de Sociaal-Economische Raad ontvangen en zij hebben ons gevraagd om ons weer via de SER te laten adviseren. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat jongeren zekerheid over werk, inkomen, onderwijs, zorg en huisvesting nu en in de toekomst nodig hebben;

constaterende dat ondersteuning en bescherming vanuit de overheid sterk veranderd is, terwijl tegelijkertijd een breder beroep op jongeren wordt gedaan;

constaterende dat verschillende jongerenorganisaties verenigd in het SER Jongerenplatform tijdens de hoorzitting op 28 september 2017 ervoor hebben gepleit om de positie van jongeren te verbeteren;

overwegende dat inzicht in de positie van jongeren relevant is voor hun positie op de toekomstige arbeidsmarkt;

verzoekt de regering het SER Jongerenplatform te vragen een ambitieuze verkenning te laten doen naar de mogelijkheden in het rijksbeleid om jongeren meer zekerheid te geven en toekomstperspectief te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (34775-XV).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Tot slot, voorzitter. Al vaak genoemd: wij hebben een ronde tafel georganiseerd over de platformeconomie, over de maaltijdbezorgers. We hebben ook een motie medeondertekend van de heer Heerma, die we zeker ondersteunen. Maar met de drie linkse partijen willen we toch nog één stapje extra doen. De steun voor de motie van de heer Heerma staat natuurlijk, maar de volgende motie is met name gericht op Deliveroo.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Deliveroo al zijn fietskoeriers als zelfstandige wil gaan inzetten, terwijl zij een werkgeversrol voor hen vervullen;

overwegende dat de staatssecretaris van Financiën eerder heeft aangegeven "evident kwaadwillenden" te willen aanpakken;

van mening dat Deliveroo overduidelijk een evident kwaadwillende is, doordat zij hun fietskoeriers als schijnzelfstandigen inzetten;

verzoekt de regering de Belastingdienst direct te laten handhaven op de schijnzelfstandigheid van de fietskoeriers van Deliveroo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk, Van Kent en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (34775-XV).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gijs van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording en de ambtenaren die vannacht hebben doorgewerkt. Ook dank aan de mensen achter u, die vanaf hier niet zichtbaar zijn. Het is een grote ploeg mensen die heel hard heeft gewerkt. Ik heb dezer dagen twee bewogen bewindspersonen ontmoet. Het is fijn om zulke sociaal bewogen mensen te zien op het ministerie voor Sociale Zaken. We hebben een debat gehad dat uiteindelijk veel vroeger klaar is dan dat we met zijn allen getimed hadden. We lopen voor op schema, en dat komt natuurlijk omdat we in de beantwoording vooral hebben gehoord dat er heel veel plannen aankomen. Ambitieuze plannen, waarvoor we de tijdlijn hebben gehoord. Dat toont ook wel aan dat het een regeerakkoord is met heel veel ambities op het gebied van arbeidsmarkt, leven lang leren, pensioenen, mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, schulden, armoede. Kortom: veel plannen. En door de moties komen er nog meer plannen. Dus als de ambtenaren denken dat dit een zware nacht was: you ain't seen nothing yet.

Er zijn natuurlijk ook best wel heel pijnlijke maatregelen waar we wat minder gelukkig mee zijn. Maar we hebben gezien dat loondispensatie wel degelijk socialer kan worden ingericht dan dat het in eerste instantie leek. Huidige arbeidsrelaties worden niet opengebroken en we gaan richting minimumloon. Ik zie heel erg uit naar de invulling van de contouren zoals de staatssecretaris die eerder heeft geschetst.

We hebben nog wel zorgen over de rompslomp voor de mensen zelf en over wat het met mensen doet als je ineens geld uit meerdere potten ontvangt en geen volledig loon van de werkgever krijgt. Dat doet ook iets met je gevoel van eigenwaarde.

De korting op de Wajong, de tijdens het vorige kabinet onder de heer Asscher op SZW ingezette maatregel, gaat door, maar gelukkig hebben we die als oppositie destijds kunnen verzachten. Het gaat alleen om Wajongers die kunnen werken. Maar het blijft toch pijnlijk, want zij kunnen er alleen op vooruit gaan als er daadwerkelijk werk is. Dat is ook iets waartoe de heer Jasper van Dijk in zijn bijdrage zeer gepassioneerd heeft opgeroepen. Het is dan ook heel erg belangrijk dat er genoeg geschikte plekken komen. Ik dank ondernemers die deze jongeren in de kraag vatten en zeggen: ik heb voor jou een baan. De voorbeeldrol van de overheid is hierbij cruciaal. De overheid moet hier echt aan de bak. Ik heb daarom één motie, en ook nog één plan erbij voor de bewindspersonen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord de ambitie is opgenomen om 20.000 extra plekken voor beschut werk te creëren;

overwegende dat gemeenten aangeven dat het al een opgave is om de huidige 30.000 plekken voor beschut werk te creëren;

roept de regering op voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen over hoe extra plekken beschut werk gecreëerd kunnen worden, daarbij extra aandacht te besteden aan het activeren van Wajongeren die al jaren zonder baan zitten, en daartoe aan te geven of wet- en regelgeving aangepast dient te worden en, zo ja, hoe dan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Raemakers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (34775-XV).

De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Bruins heeft het over een aantal pijnlijke maatregelen. Hij noemt terecht de Wajong-korting. Is hij het eens met het principe van belofte maakt schuld? Er zijn banen beloofd aan deze mensen. De heer Bruins zegt zelf dat die banen er niet zijn. Hij komt met een motie die dat aantoont. We hebben Wajongers op het Plein gezien die enorm hun best doen om een baan te vinden, maar die geen baan kunnen vinden. Vervolgens zegt de overheid doodleuk: dat quotum stellen we nog een jaartje uit, maar die korting blijft staan. Ik heb een mooie dekking. Ik heb een mooi amendement. Zullen we deze mensen dan recht doen?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik kan het gevoel van onrechtvaardigheid van de heer Jasper van Dijk meevoelen. Ik ga er niet in mee. We hebben onze handtekening gezet. Belofte maakt schuld. We hebben ook een belofte gedaan aan deze coalitie. We houden het zoals het is, maar de pijn voel ik mee.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Even een vraag naar aanleiding van de motie over de 20.000 plekken voor beschut werk. Er is in het regeerakkoord een koppeling tussen die 20.000 plekken voor beschut werk en de loondispensatie. Het kabinet heeft gezegd dat het in het voorjaar komt met de uitwerking van de loondispensatie. Dan zou het toch logisch zijn om hetgeen waar de heer Bruins om vraagt in dezelfde periode te plaatsen. Mijn vraag aan hem is dus: zou het niet logischer zijn om de formulering "voor de zomer" in zijn motie te veranderen in "het voorjaar"?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie de koppeling waarop mevrouw Voortman wijst. Ik zie ook uit naar de technische uitwerking en de financiële berekening die wij van de bewindspersonen zullen ontvangen. Laat ik het zo interpreteren: als het samen kan, als het dus vroeger kan en ook die koppeling kan worden gemaakt, heel graag. Ik hoor dat graag terug in de waardering die de bewindspersonen aan deze motie gaan geven. Dan kan dat nog, maar voor nu laat ik de tekst even zoals die is.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins. Ik geef het woord aan mevrouw Van Brenk. Zij spreekt namens de fractie van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Wij zullen de motie van de SP over de vrijstelling van 60-plussers steunen, maar wij zijn op zichzelf nog niet zo ver om zo'n motie in te dienen, omdat wij ons er zorgen over maken dat de inspanning dan vervalt om mensen die de 60 zijn gepasseerd weer aan het werk te helpen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat circa 70% van de 55-plussers in de WW er niet in slaagt binnen vijf jaar werk te vinden, en dat 55-plussers door de sollicitatieplicht vaker in de Ziektewet terechtkomen;

roept de regering op de generieke sollicitatieplicht voor mensen die 55 jaar of ouder zijn en méér dan een jaar werkloos, te heroverwegen en binnen een halfjaar voorstellen te doen om de sollicitatieplicht beter toe te snijden op de kansen en mogelijkheden van betrokkenen op de arbeidsmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat financieel kwetsbare mensen, waaronder ouderen, in 132 gemeenten tussen de 12% en 14% rente moeten betalen voor "sociale" kredieten bij gemeentelijke kredietbanken;

roept de regering op de maximale rentetariefstelling voor gemeentelijke sociale kredietverlening te heroverwegen en te verlagen voor mensen die financieel kwetsbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Van Rooijen en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat cijfers van het Nibud uitwijzen dat bijstandsgezinnen ondanks alle landelijke en gemeentelijke minimaregelingen tot honderden euro's per maand tekort kunnen komen;

overwegende dat landelijke en gemeentelijke regelingen beter op elkaar kunnen en moeten worden afgestemd;

verzoekt de regering toereikendheid, toegankelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van het minimabeleid breed te evalueren, en de Kamer hierover vóór Prinsjesdag 2018 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Van Rooijen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat macrobudget voor de bijstand (BUIG) de laatste jaren ontoereikend is en dat het regeerakkoord hier geen verandering in brengt;

overwegende dat artikel 108, lid 3 Gemeentewet er wettelijk in voorziet dat het Rijk in deze kosten dient te voorzien;

roept het kabinet op in goed overleg met de VNG incidentele en structurele oplossingen te bieden voor de financiële tekorten, en de Kamer hier binnen een halfjaar over te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk, Van Rooijen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kostendelersnorm realisatie van de participatiesamenleving belemmert en langer zelfstandig wonen en bieden van structurele (mantel)zorg in de thuissituatie ontmoedigt;

van mening dat afschaffing van de kostendelersnorm een investering is in de participatiesamenleving;

roept de regering op geheel af te zien van de kostendelersnorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat oudere werknemers na ontslag — al of niet na een faillissement — een relatief kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt;

overwegende dat bij ontslag het afspiegelingsbeginsel van toepassing is, maar bij aanname niet;

roept de regering op na te gaan hoe het afspiegelingsbeginsel bij doorstart van ondernemingen een meer prominente rol kan krijgen en verzoekt de regering de Kamer hierover binnen een halfjaar te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat levenslange ontwikkeling bijdraagt aan het verkrijgen én behouden van werk;

roept op de in het regeerakkoord voorgestelde individuele leerrekening uit te werken als een persoonlijke ontwikkelrekening voor iedereen, ongeacht het hebben van een startkwalificatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (34775-XV).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik wil alle ambtenaren bedanken voor het harde werk afgelopen nacht.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen, ook namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Onder het motto "geen woorden maar daden" dien ik een aantal moties in. Het debat van vanochtend leidde tot weinig.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is aangegeven dat het kabinet het collectief omzetten van bestaande aanspraken in persoonlijke pensioenvermogens wil faciliteren;

overwegende dat het kabinet heeft erkend dat dit raakt aan artikel 83 van de Pensioenwet en dat dit artikel derhalve onderdeel zal uitmaken van de verdere uitwerking door het kabinet;

verzoekt de regering het eigendomsrecht van bestaande pensioenaanspraken van werkenden en gepensioneerden, zoals vastgelegd in artikel 83 van de Pensioenwet, integraal te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de huidige spectaculaire groei van de economie aanzienlijk meer tot uitdrukking te laten komen in groei van besteedbare inkomens, waarbij een evenwichtige inkomensontwikkeling tussen werkenden, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden in acht wordt genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (34775-XV).

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan een paar mozaïekmoties over de AOW-leeftijd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting vanaf 2022 geen doorgang te laten vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de verhoging van de AOW-leeftijd te temporiseren en deze weer in lijn te brengen met de afspraken voorafgaand aan de versnellingswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de AOW-leeftijd in 2021 te bevriezen op 67 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de AOW-leeftijd in 2018 te bevriezen op 66 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de evaluatie van de Wet werk en zekerheid 2015 (WWZ) pas in 2020 zal plaatsvinden;

overwegende dat de wet onvoldoende bijdraagt aan de balans tussen flex- en vast werk en aanpassing behoeft;

voorts overwegende dat zorgvuldige aanpassing van wet- en regelgeving voorafgaande evaluatie van de WWZ vereist;

verzoekt de regering om de voorgenomen evaluatie van de Wet werk en zekerheid zo veel mogelijk te vervroegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijziging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bij ministeriële regeling geschiedt;

overwegende dat de wijziging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet grote impact kan hebben, waaronder op de koopkracht van verzekerden, en dat parlementaire goedkeuring voor wijziging derhalve wenselijk is;

roept de regering op over te gaan tot wijziging van artikel 45, lid 3 van de Zorgverzekeringswet, zodat aanpassing van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet bij wet geschiedt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (34775-XV).

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De aanleiding voor het indienen deze motie was mede de verhoging van de premie met een kwart procent, die per 1 januari tot koopkrachtdaling voor ouderen leidt. We worden nu al bedolven onder de brieven hierover.

De voorzitter:
Dit is de begroting van Sociale Zaken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, maar dit heeft grote gevolgen voor de koopkracht van de gepensioneerden, al per januari, omdat alleen de gepensioneerden die premie betalen. Lees de kranten van vanochtend, zeg ik tegen de collega's.

Ten slotte, voorzitter. Ik ben buitengewoon teleurgesteld over de beantwoording door de minister, met name ten aanzien van het pensioenstelsel maar ook ten aanzien van de AOW. In eerste instantie gaf hij mij, anders dan aan de andere collega's, geen enkel antwoord. In tweede instantie was de beantwoording ontwijkend of onvolledig, verwijzend naar een eventueel toekomstig AO, terwijl we het pensioenstelsel hier uitvoerig mogen en moeten behandelen. Ik heb nog één vraag aan de minister. Misschien kan hij die toch beantwoorden, beter laat dan niet. De vraag is: kan hij bevestigen dat er geen koppeling zal plaatsvinden tussen de AOW-leeftijd, met name de eventuele vertraging van de verhoging, en een nieuw pensioenstelsel? Dus geen koppelverkoop. Daar wil ik klip-en-klaar een antwoord op krijgen.

Ten slotte constateer ik dat de minister er wel duidelijk over was dat hij de versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd niet gaat vertragen. Dat was een uitdrukkelijke suggestie van de directeur van het planbureau, omdat dat ook een crisismaatregel was. Ook de heer Spekman heeft eerder een keer gezegd dat de Partij van de Arbeid dat nooit had moeten ondersteunen. Ik ben benieuwd wat de Partij van de Arbeid daar nu van vindt. Ten tweede heeft de minister gezegd — ook dat is anders dan de directeur van het planbureau suggereerde — dat hij er niet over piekert om de verhoging van de AOW-leeftijd los te koppelen van de levensverwachting. Dat laatste verplicht tot niets: je zegt alleen maar dat je niet automatisch koppelt, maar dat je, nadat de leeftijd 67 is, gaat beslissen of en wanneer je verdere verhogingsstappen gaat zetten. Zelfs dat is voor de minister niet bespreekbaar. Dat geeft eigenlijk aan dat je kunt praten als Brugman maar dat je geen antwoorden krijgt. En als ze er wel zijn, gooien ze de deur volledig dicht. Dat is iets anders dan uitgestoken handen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef tot slot het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. In de eerste plaats dank aan de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden in de eerste termijn. Niet in de laatste plaats dank ik de ambtelijke ondersteuning, die waarschijnlijk tot diep in de nacht heeft gewerkt.

Wij van DENK hebben in de afgelopen weken en maanden aan bijna alle begrotingsdebatten deelgenomen. We signaleren niet alleen problemen en we adresseren niet alleen uitdagingen voor de samenleving, maar we proberen ook concrete oplossingsrichtingen aan te dragen. Voor deze begrotingsbehandeling heb ik er ook een aantal.

In de eerste plaats gaat het over een groot probleem, een onrechtvaardigheid in de samenleving: arbeidsmarktdiscriminatie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer nader geïnformeerd zal worden over hoe de regering met betrekking tot het antidiscriminatiebeleid invulling zal geven aan het regeerakkoord;

verzoekt de regering om bij de uitwerking hiervan de mogelijkheid te betrekken om te komen tot:

  • een gestandaardiseerd educatief programma voor personen die veroordeeld zijn voor discriminatie;
  • een programma dat ziet op de uitvoering van sollicitaties met mysteryguests om discriminatie bij werving en selectie te bestrijden;
  • een effectievere en meer zichtbare wijze van naming-and-shaming van bedrijven die onherroepelijk veroordeeld zijn voor discriminatie;

verzoekt de regering tevens om de Kamer over de uitkomst hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het emancipatiebeleid bij de sociale acceptatie van homoseksualiteit middels een standaardmeetinstrument een indicator met een streefwaarde hanteert;

van mening dat dit goed is, maar dat de uitdagingen op het gebied van emancipatie en acceptatie groot zijn;

van mening dat afrekenbaarheid van beleid door middel van het stellen van targets de beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering ten goede komt;

verzoekt de regering om binnen het antidiscriminatiebeleid standaardmeetinstrumenten te hanteren die worden benut ten behoeve van het opstellen van streefwaarden op het gebied van de sociale acceptatie van groepen mensen in Nederland die relatief veel te kampen hebben met discriminatie, zoals religieuze groepen, ouderen, lhbtqi en mensen met een migratieachtergrond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (34775-XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in te zetten op continuering en versterking van het team arbeidsdiscriminatie bij de Inspectie SZW en bij de besluitvorming hieromtrent in het derde kwartaal van 2018 de mogelijkheid te betrekken om het mandaat van het team arbeidsdiscriminatie dusdanig uit te breiden, dat het tevens een rol kan spelen in de bestrijding van discriminatie bij werving en selectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (34775-XV).

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. De een-na-laatste alweer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om bij de verdere uitwerking van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt een ambassadeur en/of rolmodellen op te nemen als maatregel om de positie van jongeren met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (34775-XV).

De heer Kuzu (DENK):
De laatste motie gaat over het AOW-gat van Surinaamse Nederlanders. Ik heb gezien dat de minister daar uitgebreid op in is gegaan in de schriftelijke beantwoording. Dat is een stap in de goede richting, maar nog niet helemaal wat wij willen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er 28.000 Nederlanders met een Surinaamse achtergrond zijn die een AOW-gat hebben;

constaterende dat dit komt door een onrechtvaardig verloop van onze geschiedenis, waarbij het Statuut voor het Koninkrijk en de AOW-wetgeving als gevolg hebben dat staatsburgers van het Koninkrijk der Nederlanden te kampen hebben met een achtergestelde inkomenssituatie ten opzichte van andere staatsburgers van het Koninkrijk;

verzoekt de regering om het AOW-gat onder Surinaams-Nederlandse ouderen te compenseren, zonder dat zij vallen onder het strenge bijstandsregime,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (34775-XV).

De heer Kuzu (DENK):
Dank u vriendelijk.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Er zijn 66 moties ingediend. Ach, de heer Van Weyenberg is heel blij met dat getal, zie ik. Er is natuurlijk behoefte aan een schorsing om de moties te bestuderen. Daarom stel ik voor om te schorsen tot 16.05 uur. O, liever 16.15 uur, hoor ik van de bewindspersonen. Het zijn inderdaad 66 moties.

De vergadering wordt van 15.34 uur tot 16.14 uur geschorst.

De voorzitter:
We gaan verder met de tweede termijn van de kant van de regering. Er zijn 66 moties ingediend. Dat betekent dat de bewindspersonen echt snel alle moties moeten gaan beoordelen, te beginnen met de moties op het terrein van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Koolmees:
Dank, mevrouw de voorzitter. Dank voor alle inbreng, het debat en alle vragen die vandaag en gisteren zijn gesteld. Het was een interessant debat. Ik kijk uit naar meer. Nogmaals heel veel dank aan alle ambtenaren voor de beantwoording. Vannacht om 4.45 uur kreeg ik mijn conceptspreektekst en om 8.30 uur zaten ze alweer klaar. Hulde, prachtig. Ik ga alle complimenten van de Kamer doorgeven aan het departement.

In eerste termijn zijn er drie vragen blijven liggen waar ik op terug zou komen in tweede termijn. Dat was de vraag over de zwangere zelfstandigen van de heer Özdil, de vraag over de Moslimbroederschap van de heer De Graaf en de vraag van de heer Wiersma over zzp. Die onderwerpen zitten allemaal verwerkt in de moties. Ik denk dus dat ik het antwoord meeneem in mijn reactie op de moties. Dan kan ik er snel doorheen, voorzitter.

Voordat ik aan de moties kom, merk ik op dat ik de moties doe die op mijn terrein liggen. De staatssecretaris doet de moties op haar terrein. Dat gaat allemaal niet heel overzichtelijk, want dat loopt een beetje door elkaar heen. Dus let vooral goed op de stuknummers.

Voordat ik met de moties begin, wil ik stilstaan bij het amendement van de heer Van Weyenberg dat in de loop van de eerste termijn is ingediend en waarover nog geen oordeel is gegeven. Dat amendement wil ik graag oordeel Kamer laten. Dat wilde ik graag van tevoren nog meedelen.

De motie op stuk nr. 19 van de heer De Graaf gaat over de Moslimbroederschap. Ik deel de overwegingen niet. Dit is bovendien niet het debat over het werkprogramma van de AIVD. Daar gaat de minister van JenV over. Derhalve ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 20 is ook van de heer De Graaf. Zoals hij weet, hecht het kabinet aan de vrijheid van godsdienst. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De motie op stuk nr. 21 van de heer De Graaf gaat over discriminatie van Nederlanders. Van discriminatie van Nederlanders is geen sprake, dus daarom ontraad ik deze motie.

Wat betreft het inburgeringsbeleid en de inburgeringseisen wil ik juist het stelsel hervormen. Ontzorgen moet ertoe leiden dat integratie en participatie sneller gaan. Mensen hebben juist een grotere kans om te gaan werken en de taal te leren. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 22.

De motie op stuk nr. 23 van de heer De Graaf en de heer Wilders vraagt de-islamisering tot doelstelling van beleid maken. Nogmaals, dat is dezelfde vrijheid van godsdienst. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De motie op stuk nr. 24 van de heer De Jong gaat over een reële rekenrente voor pensioenfondsen. Het is van groot belang dat we nu echt vaart maken met een nieuw pensioenstelsel. Ik heb al tegen de heer Van Rooijen gezegd dat we niet moeten morrelen aan de rekenrente. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De motie op stuk nr. 25 is ook van de heer De Jong en gaat over het implementeren van de EU-richtlijn op pensioengebied. Daar hebben we al een debatje over gehad. Ik heb aangekondigd dat op 13 januari 2019 de IORP-richtlijn geïmplementeerd moet worden. Daarom ontraad ik deze motie. Excuses voor deze stortvloed aan ontraden, maar het is niet anders.

De motie op stuk nr. 26 van de leden De Jong, Van Weerdenburg en Wilders over de AOW-leeftijd moet ik ook ontraden. Er is een integrale afweging gemaakt in het regeerakkoord. Er is ook geen dekking voor. We hebben het daar in de eerste termijn ook een paar keer over gehad. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking is 4,2 miljard. Dit kost 13,5 miljard. Daarmee is er dus geen dekking voor deze motie. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Een heel korte toelichting op de motie van de heer De Jong.

De heer De Jong (PVV):
Het is niet waar. Aan ontwikkelingshulp wordt per jaar 4 miljard euro uitgegeven. De AOW terug naar 65 wordt door het CPB voor de komende vier jaren op datzelfde bedrag gezet. Voor daarna zijn er ook miljarden nodig en die dekking hebben we: ontwikkelingshulp. De minister zit hier echt fout. Kijk maar naar het CPB.

Minister Koolmees:
Ontwikkelingssamenwerking geeft per jaar 4,2 miljard euro uit. Als je tijdelijk zou bevriezen, zou je dit een aantal jaren kunnen financieren, maar dan zou je in een keer een klap moeten maken naar een hogere AOW-leeftijd, nog los van de belastinginkomsten die we mislopen. Daar hebben we het in eerste termijn over gehad. Ik ontraad deze motie.

De motie-De Jong op stuk nr. 31 over de tewerkstellingsvergunning voor werknemers is in strijd met het EU-verdrag over vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie en daarmee moet ik deze ontraden.

De motie van de leden De Jong, Fritsma en Wilders op stuk nr. 28 om de grenzen te sluiten voor asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen is in strijd met de ideeën, principes en internationale afspraken en met het Nederlandse belang, en daarmee ontraad ik ook deze motie.

De motie-De Jong op stuk nr. 30 verzoekt dat alle bijstandsuitkeringen van statushouders per direct worden ingetrokken. Ook dit is in strijd met de principes, de rechtsstaat, internationale afspraken en het maatschappelijk belang, en daarmee ontraad ik ook deze motie.

Dan kom ik op de motie-Wiersma/Van Weyenberg op stuk nr. 32. Deze ging inderdaad over de discussie over zzp en over wat er sneller zou kunnen. Na de eerste termijn heb ik daarover nagedacht en overleg gehad over wat er kan op de turbo, om in de termen van de heer Wiersma te blijven. De motie roept op om snel te laten weten hoe het kabinet omgaat met het handhavingsmoratorium en het verduidelijken van het gezagscriterium. Dat zeg ik u toe. In januari ontvangt u een brief van mij en de staatssecretaris van Financiën; een soort roadmap richting 2020. Daarmee kan ik deze motie op stuk nr. 32 oordeel Kamer laten.

Over de motie-Wiersma/Van Weyenberg op stuk nr. 33 heb ik een verzoek. Als het onderzoek naar de kluseconomie er is — en dat zal omstreeks maart 2018 zijn — kan ik bezien of er nog meer vragen zijn. Als ik deze motie mag zien in relatie tot de uitwerking van de herijking van het gezagscriterium, dan laat ik het oordeel aan de Kamer. Anders wil ik u vragen om deze even aan te houden om het in samenhang te bezien.

De heer Wiersma (VVD):
Het is geen zzp-motie, maar de motie gaat over de toekomst van allerlei vormen van werk die we hebben, die zich ontwikkelen in relatie tot het arbeidsrecht en de arbeidsovereenkomst.

Minister Koolmees:
Ik begrijp dat. Mijn brief met antwoorden aan de heer Van Weyenberg over de ondernemingsovereenkomst en aan de heer Wiersma over de toekomst van het arbeidsrecht zitten op één spoor, maar de motie is nu heel erg gekoppeld aan het onderzoek naar de kluseconomie. Ik zou het iets breder willen bekijken, in relatie tot wat er uit het onderzoek naar de kluseconomie komt, om het daarna op te pakken.

De voorzitter:
Alleen als u hem aanhoudt.

Minister Koolmees:
Als ik hem zo mag uitleggen, is het oordeel Kamer.

De heer Wiersma (VVD):
Daar komen we niet uit, maar het gaat over de kluseconomie. Volgens mij zijn de vormen die we op de arbeidsmarkt zien breder, dus het verzoek is om als vervolg op die kluseconomie ook delen te bekijken.

Minister Koolmees:
Over de motie over de toekomst van de arbeidsmarkt laat ik het oordeel aan de Kamer.

We gaan door. De motie-Nijkerken-De Haan/Becker op stuk nr. 35 vraagt bij de herziening van de inburgeringstrajecten voor nieuwkomers actieve praktijkervaring op de werkvloer. Zoals ik al gezegd heb in eerste termijn, vind ik dat een interessant voorstel. Ik neem het graag mee bij de hervorming. Natuurlijk moet het wel passen binnen de budgettaire kaders, maar dat zal de VVD aanspreken, als het gaat om de uitwerking. De vraag is ook hoe je dit praktisch vorm geeft, maar de ideeën vind ik sympathiek en daarmee is het oordeel Kamer.

Dan de motie-Bisschop op stuk nr. 38 over de fiscale verrekening voor werkgevers en werknemers in de land- en tuinbouwsector. Ik heb hierover een debat gehad met de heer Dijkgraaf, die helaas nog steeds ziek is. Ik heb vorige week ook een brief gestuurd richting mevrouw Nijkerken-De Haan en de heer Dijkgraaf over de gastouderopvang en over dit punt voor de LTO, waarin ik inhoudelijk ben ingegaan op de belemmeringen die er nu zijn om dit voor elkaar te krijgen. Daarom moet ik deze motie ontraden. In die brief heb ik wel geschetst wat er de komende tijd moet gebeuren om dit mogelijk te maken. Daarom verwijs ik graag naar die brief die ik aan de heer Dijkgraaf heb gestuurd.

Dan kom ik op de motie van de leden Bisschop en Jasper van Dijk op stuk nr. 39 over de grondwettelijke functie van toezicht op niet-bekostigd onderwijs. Dit gaat over private en religieuze instellingen en daar heeft de overheid geen rol in. Het gaat ook over de vrijheid van godsdienst. Er is wel eerder onderzoek gedaan, omdat er zorgen waren over moskee-internaten. Toch zou ik deze motie willen ontraden, maar meneer Bisschop komt al naar voren rennen.

De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Dit is een beetje het standaardantwoord. Natuurlijk zijn de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs ook voor onze fractie een groot goed. Daar staan we voor.

Minister Koolmees:
Dat begrijp ik.

De heer Bisschop (SGP):
Alleen, er is ook in de sfeer van het grondwettelijk artikel, behoudens het toezicht — dat kan dus ook openbare orde zijn — wel het een en ander mogelijk. Deze motie beoogt om dat nu in beeld te brengen. Welke mogelijkheden zijn er binnen onze rechtsstatelijke verhoudingen om daar eventueel preventief in op te kunnen treden ten behoeve van de veiligheid?

Minister Koolmees:
Mag ik dan een beweging vragen van de heer Bisschop? Dan ga ik namelijk ook een beweging maken. Zou de heer Bisschop de motie even willen aanhouden? Dan ga ik namelijk even in conclaaf met mijn collega van Justitie en Veiligheid. Na het reces kom ik dan met een kort briefje zijn kant op met een oordeel over deze motie. Dan kunnen we het misschien een stap verder brengen.

De voorzitter:
Houdt u de motie aan?

De heer Bisschop (SGP):
Dat kunnen we doen. Dan houden we die aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 39) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:
Dank voor de fijne werkhouding.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 40 van de heer Özdil over het minimumtarief voor zzp'ers. Ik zou de indiener willen vragen om de motie aan te houden tot de uitwerking er is. In eerste termijn hebben we een gedachtewisseling gehad over hoe die 125% tot stand is gekomen. Eigenlijk ben je onder de 125% WML in loondienst, waarvoor dan weer andere regels gelden. Boven de 125% kan het een zzp-contract zijn. Ik ga het uitwerken. Ik zou de heer Özdil willen vragen of hij tot die tijd deze motie wil aanhouden.

De heer Özdil (GroenLinks):
Heeft de minister een indicatie van wanneer die uitwerking ons toe zal worden gezonden?

Minister Koolmees:
Als het aan de heer Wiersma ligt in januari 2018. In ieder geval zo snel mogelijk. Het wetgevingspakket komt in het derde kwartaal van 2018, maar al eerder komen er dingen ter consultatie rond. Dus als dit al duidelijker wordt, zal ik vast een debat met uw Kamer hebben en iets uw richting opsturen.

De heer Özdil (GroenLinks):
Ik neem dit in overweging en kom er later op terug.

Minister Koolmees:
Ja, dank u wel.

De voorzitter:
Stel dat de heer Özdil de motie in stemming brengt, wat is dan uw oordeel?

Minister Koolmees:
Als hij de motie in stemming brengt, moet ik die ontraden, maar dat vind ik eigenlijk zo'n hard "nee". Als hij de motie zou willen aanhouden dan kan ik die in de uitwerking meenemen.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 41 van de heer Özdil over de zware beroepen en het Economisch Instituut voor de Bouw. Zoals ik in eerste termijn al heb aangegeven, zijn er heel veel kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek van het EIB. Er is een langlopende discussie geweest over de definitie van "zware beroepen". Instroom in de arbeidsongeschiktheidsregeling hangt van veel meer factoren af dan alleen maar de zwaarte van het beroep. Het is een ingewikkelde indicator. Ook de SER, ook de sociale partners hebben geconstateerd dat het moeilijk te definiëren valt. Dus eigenlijk wil ik mij in het overleg met de sociale partners focussen op de hoofdlijnen van het pensioenakkoord. Daarom zou ik deze motie willen ontraden.

Vervolgens kom ik op de motie op stuk nr. 42 van de heer Özdil over de vrouwelijke zelfstandige waarvoor tussen 2004 en 2008 geen zwangerschapsuitkering beschikbaar was. De heer Özdil vroeg om een brief om potentieel 20.000 vrouwen te alerteren op deze regeling. Het ingewikkelde is nu juist dat we die adresgegevens niet hebben. We weten niet over wie het gaat. Er wordt wel een publiekscampagne gestart en we gaan mensen wel op de hoogte stellen van het bestaan van die regeling. Die staat drie maanden open, juist ook vanuit de gedachte dat we het ook snel willen afronden en het dus in 2018 afgerond kan worden. Die publiekscampagne gaat lopen, evenals de voorlichting, maar aangezien we niet weten om wie het gaat, is zo'n brief sturen onmogelijk. Ook het langer openstellen zorgt ervoor dat je weer de vertraging ingaat, wat ik onverstandig zou vinden. Derhalve moet ik de motie ontraden, alhoewel ik die wel sympathiek vind en ik ook wel heb gekeken naar waar de ruimte zit. Ik denk dat dit de meest werkbare oplossing is om ervoor te zorgen dat de mensen over wie het gaat, sneller die uitkering krijgen.

De voorzitter:
Een korte reactie graag. Aanhouden of in stemming brengen?

Minister Koolmees:
Nee, ontraden.

De heer Özdil (GroenLinks):
Even ter verduidelijking, als dat mag.

De voorzitter:
Nou, ik weet niet of dat helpt.

De heer Özdil (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed wat de minister zegt. Daarom staat in mijn motie ook niet "een brief" maar staat er "zo mogelijk actief te wijzen". Dus volgens mij is die ruimte er ook in de motie. Wat dat betreft kan het ook in de Handelingen worden opgenomen, want ik begrijp dat de minister geen brieven kan sturen.

Minister Koolmees:
Er zijn twee dingen die in de motie staan die ingewikkeld zijn. Ten eerste staat er in de motie "actief te wijzen op", terwijl we niet weten wie het zijn, dus we hebben het over een generieke voorlichtingscampagne. Dat gaan we doen; dat gaat het UWV doen. Maar erop wijzen lukt niet. Het tweede wat ingewikkeld is, zijn die zes maanden na publicatie in de Staatscourant, want dan heb je het risico dat het uit 2018 loopt, waardoor de regeling niet meer goed afgesloten kan worden en niet netjes snel uitgevoerd kan worden. Ik heb gevraagd hoe snel het maximaal kan. Het advies is om het drie maanden open te houden, omdat je anders het risico hebt dat het uit 2018 gaat lopen. Vanwege die twee factoren heb ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Ja. Gaat u verder.

Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 47 is ondertekend door Heerma, Wiersma, Van Weyenberg, Bruins, Gijs van Dijk, Özdil en Van Kent en is dus breed gedeeld. De motie gaat over de mogelijkheden om te handhaven bij evidente kwaadwillendheid. Deze motie laat ik graag over aan het oordeel van de Kamer.

De motie-Heerma/Van Weyenberg op stuk nr. 48 gaat over regionale initiatieven. Vanuit het perspectief van een leven lang leren kunnen we goed uit de voeten met de overwegingen in de motie. De heer Heerma heeft in eerste termijn aangegeven dat het niet gaat over financiële claims, maar over andere vormen van ondersteuning. Dat wil ik graag benadrukken. Met die aantekening laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer.

In de motie-Van Kent/Gijs van Dijk op stuk nr. 50 wordt de regering ertoe opgeroepen om de voornemens uit het regeerakkoord ten aanzien van de vijf maanden proeftijd en de ketenbepaling niet uit te voeren; daar gaat het eigenlijk om. Derhalve moet ik de motie ontraden, omdat zij in strijd is met het regeerakkoord. Dat zal geen verrassing zijn voor de heer Van Dijk.

De motie-Van Kent/Van Rooijen op stuk nr. 51 gaat over de verdeling van de pensioenpremie tussen jong en oud bij de afschaffing van de doorsneesystematiek. Een eventuele overgang naar een nieuw pensioenstelsel is een gezamenlijke opgave voor werkgevers, werknemers en de overheid. Daarvoor hebben we in het regeerakkoord ook een financiële ruimte opgenomen, zowel aan de fiscale kant als aan de kant van de overheid en werkgevers. De sociale partners zullen een bijdrage moeten leveren aan de transitie naar een nieuw systeem. Ik kan nu niet vooruitlopen op de uitkomst van dit traject. Het advies over de hoofdlijnen moet nog komen, als er een akkoord komt; en ik hoop dat. Derhalve moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Een korte vraag, de heer Van Kent.

De heer Van Kent (SP):
Ik heb niet eens een vraag. Ik zou deze motie graag even willen aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Kent stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 51) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:
In de motie op stuk nr. 52 wordt de regering verzocht om 1 miljard beschikbaar te stellen om eerder te stoppen met werken, te betalen uit de vermogensrendementsheffing. Dat is echt niet in lijn met het regeerakkoord. Het is te grof en te generiek. Er zijn afspraken gemaakt over de omvorming van de vermogensrendementsheffing in het regeerakkoord. Derhalve moet ik de motie ontraden.

De motie-Van Kent op stuk nr. 53 gaat over de afschaffing van de sollicitatieverplichting voor ouderen vanaf 60 jaar. Ik heb aangegeven de sollicitatieverplichting ook voor oudere werklozen belangrijk te vinden. Ook mevrouw Van Brenk gaf dat aan in haar inbreng. Ik ga er ook niet van uit dat het allemaal zinloos zou zijn. Derhalve ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 56, ondertekend door Van Weyenberg, Heerma, Wiersma, Bruins en Özdil, gaat over een aanvalsplan tegen krapte om de mismatch te verkleinen. Allereerst is natuurlijk het aantrekken van de arbeidsmarkt bijzonder gunstig. Dat de werkloosheid zo snel daalt, is gewoon goed nieuws. Ik vind het aantrekken van personeel primair een verantwoordelijkheid van werkgevers zelf. Dat gezegd hebbende, ondersteunen we werkgevers natuurlijk in het verlagen van de lasten, een betere dienstverlening en een betere aansluiting met het onderwijs. Een aanvalsplan maken vind ik sympathiek, maar daarin moet wel de rol van werkgevers, die belangrijk is, worden meegenomen. Ik laat derhalve het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie-Gijs van Dijk op stuk nr. 59 gaat over een indicatieve wetgevingskalender. Ik ben van mening dat mijn brief van vorige week vrijdag over de balans op de arbeidsmarkt al een dergelijke indicatieve wetgevingskalender bevat, omdat in de vijf sporen wordt aangegeven wat wanneer wordt ingediend. Ik stuur overigens in januari een planningsbrief naar de Kamer. Daarom kan ik de motie overlaten aan het oordeel van de Kamer.

Dan de motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 60 met het verzoek in overleg met de sociale partners een aantal scenario's uit te werken om eerder stoppen met werken mogelijk te maken. Ik begrijp de richting die deze motie zoekt. Op zich ben ik het ermee eens dat we breder moeten kijken om ervoor te zorgen dat we het mogelijk maken dat mensen bijvoorbeeld via het deeltijdpensioen of het generatiepact gezond de AOW-leeftijd halen. Ik heb het hele rijtje in eerste termijn genoemd. Ik vind deze motie te beperkt. Die is alleen maar gericht op stoppen met werken, terwijl we ook moeten nadenken — de heer Heerma gaf het ook aan — over wat we aan de andere kant doen, bijvoorbeeld met scholing, om ervoor te zorgen dat mensen ook gezond de pensioenleeftijd halen. Ik heb richting de heer Van Dijk wel aangegeven — en dat zeg ik ook graag nog een keer toe — dat ik met de sociale partners in overleg ga over die alternatieve mogelijkheden om te kijken wat er mogelijk is tussen werkgevers en werknemers. Zoals het nu in de motie staat, moet ik het ontraden. Ik vind het wel belangrijk om richting de heer Van Dijk te betogen dat de richting zeer goed is gehoord.

Dan de motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg op stuk nr. 61. Ik vind het een sympathieke motie. Ik zit met één probleempje: ik weet niet precies hoe ik dit moet regelen, om het maar eens huiselijk te zeggen. Ik weet niet of ik dit bij de SER moet neerleggen of bij het SER Jongerenplatform. Mijn verzoek aan beide heren is om deze motie even aan te houden. Dan kunnen we even uitzoeken hoe dit precies zit en dan kom ik hier na het kerstreces op terug, als u mij dat toestaat.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik wil de minister best een handje helpen, want ik heb enige kennis van hoe het bij de SER werkt.

Minister Koolmees:
Oké!

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
In feite vraagt het kabinet een advies van de SER. De SER moet dan vervolgens overwegen of hij dat aan het Jongerenplatform geeft. We hebben de motie zo verwoord dat we het Jongerenplatform echt in die positie zetten, maar uiteindelijk is het een afweging van de SER. De minister vraagt het dus aan de SER en dan wordt het verder doorgeleid.

Minister Koolmees:
De motie verzoekt dus eigenlijk de SER om dit te doen? Ik merk enig verschil van inzicht over hoe we dit zouden moeten doen. Ik stel voor de motie nog even aan te houden. Dan kom ik snel na het kerstreces met een reactie richting uw Kamer. Dan kunnen we het oppakken. Er lopen overigens ook nog wat andere initiatieven.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Prima.

De voorzitter:
Goed.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 61) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:
Dan de motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 62 met het verzoek om de Belastingdienst direct te laten handhaven op de schijnzelfstandigheid van de fietskoeriers van Deliveroo. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat ik geen uitspraken doe over individuele bedrijven. Bovendien is er de motie-Heerma c.s. op stuk nr. 47, die ook meeondertekend is door deze heren. De motie-Gijs van Dijk c.s. op stuk nr. 62 ontraad ik en voor de motie-Heerma c.s. op stuk nr. 47 geldt oordeel Kamer.

Dan de motie-Van Brenk/Van Rooijen op stuk nr. 64 over de generieke sollicitatieplicht voor mensen die 55 jaar of ouder zijn en meer dan een jaar werkloos. De sollicitatieplicht bij het UWV is veel minder generiek dan mevrouw Van Brenk beweert. Het UWV krijgt volgens het regeerakkoord ook meer middelen om maatwerk te leveren. Dat traject zal ik verder intensiveren. In die zin moet ik deze motie ontraden.

Overigens, mevrouw Van Brenk had nog een antwoord tegoed op de vraag uit de eerste termijn over de burgerservicenummers. Ik heb dat laten nazoeken. Het gaat om een experiment met de dienstverlening aan mensen. Daarvoor is er een experimentgroep en een controlegroep. Men is dus bezig met het samenstellen van een controlegroep om te kijken wat het effect is van de dienstverlening rondom het bsn-nummer. Dat is een kort traject en geen standaard beleid. Het is meer om inzicht te krijgen in welke trajecten wel of niet werken bij het aan het werk helpen van mensen. Daar komt misschien de verwarring vandaan, maar het is geen standaard beleid.

De motie op stuk nr. 69 van mevrouw Van Brenk en de heer Van Rooijen gaat over het afspiegelingsbeginsel bij de doorstart van ondernemingen. Dit onderwerp maakt deel uit van het wetgevingsprogramma inzake de herijking van het faillissementsrecht van de minister voor Rechtsbescherming. De Kamer is hierover door hem geïnformeerd. Het is dus staand beleid. Daarmee kan het oordeel aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 70 van de leden Van Brenk en Van Rooijen gaat over de individuele leerrekening zonder startkwalificatie. In het regeerakkoord is een andere keuze ... Ik kan, eerlijk gezegd, niet lezen wat hier staat. Voor mensen zonder startkwalificatie zijn reeds andere budgetten en regelingen van het ministerie van OCW beschikbaar. Ik wil nu niet vooruitlopen op een verdere uitwerking van de voornemens uit het regeerakkoord. Ik kom samen met de minister van Onderwijs voor de zomer met een brief. Derhalve moet ik deze motie in deze vorm ontraden.

De motie op stuk nr. 71 van de leden Van Rooijen en Van Brenk gaat over artikel 83. Ik merkte dat er wat irritatie bij de heer Van Rooijen was over de beantwoording in eerste termijn. Dat zit misschien ook een beetje in het onbegrip van mijn kant. Het antwoord zat namelijk in de schriftelijke set antwoorden. Ik heb in de schriftelijke beantwoording aangegeven dat het onderdeel is van een breder traject. De heer Van Rooijen vatte dat op als zijnde onwelwillendheid van mijn kant. Ik dacht echter dat ik de vraag al beantwoord had. Nogmaals, de motie in deze vorm over artikel 83 is prematuur. Ik heb in de schriftelijke set aangegeven dat het inderdaad onderdeel kán zijn van een akkoord met de SER, maar dat moet er dan begin 2018 komen. En dan hebben we nog minimaal anderhalf jaar de tijd voor de wetgeving waarin dit zeker aan de orde zal komen. De motie is dus echt prematuur. Daarom wil ik de motie ontraden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
...

De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, u staat te interrumperen, maar niemand heeft u gehoord.

Minister Koolmees:
De microfoon stond niet aan.

De voorzitter:
Dat klopt. De microfoon stond niet aan. Een korte vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De motie vraagt klip-en-klaar of artikel 83 integraal in stand blijft. De minister zegt: het kan best zijn dat ik het toch afschaf.

Minister Koolmees:
In de schriftelijke set antwoorden van vanmorgen staat expliciet dat artikel 83 hierin wordt meegenomen. En hoe het zal worden, dat weten we simpelweg nog niet, omdat het SER-advies er nog niet is. Daarom is het prematuur. Daarmee is de motie op stuk nr. 71 dus overbodig. Daarom ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 72, eveneens van de heer Van Rooijen en mevrouw Van Brenk, gaat over de koopkracht, het besteedbaar inkomen en een evenwichtige inkomensontwikkeling. Het kabinet vindt dat het beeld evenwichtig is. We hebben in ieder geval maatregelen genomen om het evenwichtiger te maken, ook als je kijkt naar het effect van het plan in het regeerakkoord ten opzichte van het basispad, om het maar eens technisch te duiden. Daarmee ontraad ik deze motie.

De motie op de stukken nrs. 73 tot en met 77 gaan allemaal in een of andere vorm in op de AOW-leeftijdsverhoging. Er wordt gesproken over 67 jaar en 3 maanden, 67 jaar, 66 jaar, 65 jaar. Ik denk dat ik daar één oordeel over kan vellen. Voor alle moties geldt dat er geen dekking voor is. Het loopt in de miljarden. Er is gewoon geen financiële dekking voor. Daarmee moet ik al deze moties ontraden. Het kabinet is van mening dat het verstandig is om de AOW-leeftijd te koppelen aan de levensverwachting voor de houdbaarheid van onze oudedagsvoorziening. Derhalve ontraad ik al deze moties.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Er zijn er een paar bij die niets kosten, maar dat zal de minister wel duidelijk zijn. Er zijn ook moties bij die wel geld kosten. Wij zullen zorgen voor een dekking als we met de wetsvoorstellen daarover komen. Niemand weet hoe je dat moet doen, maar het kan wel met een initiatiefwetsvoorstel. Wij zullen ervoor zorgen dat ook de komende vier jaar het terugbrengen naar 65 jaar gedekt wordt. Dat kost netto 3 miljard. Ik kijk naar de SP. Er is een doorberekening van het Planbureau waaruit blijkt dat het 3,1 miljard kost. Dan is bruto met netto vergeleken. Dan zal er een integrale dekking zijn via fiscale voorstellen.

Minister Koolmees:
Ik kijk uit naar de voorstellen van 50PLUS en de dekking. Ik denk overigens dat de rekening iets groter is, maar daar komen we later op terug. Sorry, dit is uitlokking van mijn kant, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, dat mag u niet meer doen. Gaat u verder.

Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 78 is ook van de heer Van Rooijen. Die gaat over de Wet werk en zekerheid. Ik heb vorige week de brief "Balans op de arbeidsmarkt" gestuurd. Daarin staat bij route 3 een passage over lopende evaluaties, het muizengaatje en de overbruggingsregeling. Die worden meegenomen bij de uitwerking van het wetsvoorstel. Voor alle andere belangrijke punten hebben we in het regeerakkoord een keuze gemaakt. Daar ga ik mee aan de slag bij de uitwerking van het wetsvoorstel. Dat komt uw kant op. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 79 is ook van de heer Van Rooijen. Die gaat over de Zorgverzekeringswet en de inkomensafhankelijke bijdrage. Dit hoort naar mijn idee thuis bij de begroting van het ministerie van VWS of in een debat met de minister van VWS. Ja, het heeft repercussies voor de koopkracht, waar ik dan weer verantwoordelijk voor ben, maar het gaat hierbij echt om de Zorgverzekeringswet en daar ga ik niet over.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar u bent verantwoordelijk voor het koopkrachtbeleid. Mijn vraag is of u deze motie kunt ondersteunen en of u er met uw collega van Volksgezondheid voor wil zorgen dat dit in de toekomst bij wet gebeurt. Anders zal ik een initiatiefwetsvoorstel hierover indienen.

De voorzitter:
Dat staat u altijd vrij.

Minister Koolmees:
Ja, dat staat u vrij, mijnheer Van Rooijen. In deze vorm moet ik de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 84 van de heer Kuzu gaat over het opnemen van een ambassadeur en/of rolmodellen in de uitwerking van de VIA, Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Ik vind het een sympathiek idee. Ik ben bezig om een ambitieus plan neer te zetten. Het is dus in de maak. We zullen dat optuigen. Rolmodellen kunnen daarbij een rol spelen, maar ik ben er nog niet uit. Bovendien is er ook nog geen dekking voor. In deze vorm moet ik de motie ontraden, maar dan wel met deze uitleg erbij voor de heer Kuzu. We komen hier zeker over te spreken bij de verdere uitwerking van het plan dat ik op 13 december in het AO heb aangekondigd. U kunt de motie ook aanhouden, mijnheer Kuzu.

De voorzitter:
Wat is uw reactie hierop, mijnheer Kuzu?

Minister Koolmees:
Mag ik gelijk de motie op stuk nr. 85 van de heer Kuzu bespreken? Dan kunnen we misschien twee in één doen. Deze laatste motie gaat over AOW voor mensen met een Surinaamse achtergrond. In de schriftelijke set van vanmorgen is een uitgebreid antwoord gegeven. Daarin staat ook dat het in 2008 en 2010 een aantal keer echt intensief is uitgezocht, dat het heel erg ingewikkeld is en dat het ook weer leidt tot rechtsongelijkheid. Bovendien is het ook niet gedekt. Daarmee moet ik deze motie ontraden. Ik ben er zelf ook echt ingedoken. In 2008 en 2010 is het echt uitvoerig besproken en uitgezocht.

De heer Kuzu (DENK):
Die tweede motie breng ik wel graag in stemming, maar wat betreft de eerste motie geef ik de minister ...

De voorzitter:
Over welk nummer gaat het?

De heer Kuzu (DENK):
Het gaat over de motie op stuk nr. 85.

De voorzitter:
Over de AOW?

De heer Kuzu (DENK):
Ja, de motie over de AOW brengen we wel in stemming. Maar dat geldt niet voor de motie over de ambassadeur en/of de rolmodellen. Ik zie dat de minister daar sympathiek tegenover staat, dus ik geef hem graag het voordeel van de twijfel als het gaat om de verdere uitwerking. Voor nu houden we die motie dus even aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 84) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:
Tot slot. De heer De Jong had in de eerste termijn de vraag gesteld: hoeveel mensen hebben een baan onder de twaalf uur? Op basis van CBS-statistieken weten we dat er in het derde kwartaal van 2017 932.000 werkenden minder dan twaalf uur werkten en dat 673.000 werkenden tussen de twaalf en de twintig uur per week werkten. Ik weet niet hoeveel mensen precies twaalf uur werken, want ik weet niet precies welke groep twaalf uur werkt.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording, mevrouw de voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst even door de vragen heen lopen die nog gesteld waren in de tweede termijn en dan door de moties. Ik heb een vraag gekregen van de heer Jasper van Dijk van de SP over 115 schuldenlijn. Dat is inderdaad door de vorige staatssecretaris besproken met de gemeenten. Dat was ook de toezegging bij die motie. De gemeenten wilden het op andere manieren regelen, dus daarmee is voldaan aan die motie.

De heer Jasper Van Dijk heeft tevens gevraagd om een reactie op de uitspraak "als iedereen erop vooruit zou gaan". Die was dat 95% van de mensen erop vooruit zal gaan.

De heer Peters heeft een vraag gesteld over het Wsnp-traject. Ik zou graag willen toevoegen aan het schriftelijke antwoord dat wij de problematiek die de heer Peters schetst scherp op het netvlies hebben staan. Ik deel de urgentie om tot een oplossing te komen. Wij zijn met de departementen van Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid in overleg over de nadere analyse van het probleem en over een passende oplossing.

De heer Peters heeft ook een vraag gesteld over de eerder ingediende motie-Heerma over beschermingsbewind. Op dit moment lopen pilots in een zestal gemeenten en bij drie rechtbanken. De inzet is om bij een verzoek tot onderbewindstelling de samenwerking tussen rechtbanken, gemeenten en beschermingsbewindvoerders te bevorderen. In deze pilots kan de gemeente nog bezien of een alternatief aanbod passender is dan bewind. De uitwerking hiervan, waaronder ook de uitrol naar andere gemeenten en rechtbankregio's, zal ik uw Kamer begin volgend jaar doen toekomen.

Mevrouw Voortman van GroenLinks heeft gevraagd of ik bereid ben in kaart te brengen wat loondispensatie betekent voor verschillende groepen mensen. Daar ben ik zeker toe bereid. Ik zal dat ook betrekken bij de uitwerking.

Dan is er nog een aantal vragen gesteld door de fractie van D66, de heer Raemakers. Wanneer zijn de verkenningen van matchen op werk gereed? Dat zal voor de zomer van 2018 zijn. Hoe verder met naming-and-shaming dan wel best practices? Op de website Samen voor de klant wordt voor alle gemeenten het aantal klantprofielen geregistreerd. In die zin kan ik u de heugelijke mededeling doen dat aan uw verzoek reeds wordt voldaan.

U hebt ook een vraag gesteld over het kader voor beschut werk. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dat aan te passen. Wajongers kunnen ervoor in aanmerking komen. Dat gebeurt nu ook. De criteria voor beschuit werk zijn daarbij leidend. Die zijn zorgvuldig tot stand gekomen. Bij de evaluatie van beschut werk in 2019 nemen wij ook de werking van de criteria mee.

De heer Raemakers heeft ook gevraagd om twee keer per jaar een update te sturen over de kandidatenverkenner en de overzichten daarvan. Op 5 december heb ik de Kamer per brief geïnformeerd over het versterken van de werkgeversdienstverlening en ook aangegeven dat ik aan het verkennen ben of het mogelijk is om digitaal matchingsgegevens uit te wisselen tussen de systemen van de partijen die publieke re-integratietaken hebben. Dat gaat verder dan de doelgroep van de Kandidatenverkenner banenafspraak. Ik wil het gemakkelijker maken om passende profielen te vinden bij een vacature, dus niet alleen van de doelgroep banenafspraak, maar van alle werkzoekenden, ook die van gemeenten. Ik zal dit straks ook betrekken bij het antwoord op de vraag over de app die is gesteld, bij de motie.

De heer Gijs Van Dijk heeft gevraagd naar de 20.000 extra beschut werkplekken. In het regeerakkoord is opgenomen dat het budget voor activering en dienstverlening wordt verhoogd, waarmee voor 20.000 extra personen de mogelijkheid van beschut werk ontstaat. Het gaat om een opbouwmodel. Het aantal van 20.000 betreft een structurele situatie, dus in 2050. Ik wil de ervaringen die gemeenten nu hebben, betrekken bij de uitwerking van de maatregel in het regeerakkoord. In de uitwerking van de notitie die u in het eerste kwartaal ontvangt, kom ik terug op mijn gedachte over de invulling van beschut werk.

Dan kom ik nu toe aan de moties.

De voorzitter:
Een korte opmerking. De heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Het ging mij om de onderbouwing waarom er 20.000 extra nodig zijn. Het gaat dus op zich niet om de financiële onderbouwing, maar met name om de vraag: is het nodig?

Staatssecretaris Van Ark:
Ja. Verder dan wat ik net heb gezegd, kan ik op dit moment niet gaan.

De voorzitter:
Gaat u verder met de moties.

Staatssecretaris Van Ark:
Kom ik bij de elfde motie, op stuk nr. 30. Ik zal de nummering hanteren zoals die aan mij is doorgegeven. De motie op nummer 30 is een motie van de heren De Jong en De Graaf. Die motie moet ik ontraden. Ik krijg in het eerste kwartaal van 2018 wel CBS-gegevens en zoals ook in het regeerakkoord staat, ga ik daarover met gemeenten in gesprek.

De motie op stuk nr. 31. De gemeenteraad is controlerend. Dus ook deze motie ik ontraden. Maar zoals aangegeven in het regeerakkoord ga ik ook hierover met gemeenten in gesprek.

De motie op stuk nr. 34. Zoals ik zojuist aangaf in antwoord op de heer ...

De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 31?

Staatssecretaris Van Ark:
Ontraden.

De motie op stuk nr. 34 van mevrouw Nijkerken-de Haan cum suis: "een soort vinder-app" heb ik voor mezelf genoteerd. Out of the box denken is nodig. "Vinder" zei ik, hè. Vinder met een v! Ik wil graag kijken wat er aan out-of-the-boxmaatregelen mogelijk is. Het gaat verder over een onderzoek en daarom geef ik haar oordeel Kamer.

Dan de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 36 over sociaal-medische kinderopvang. Die motie moet ik ontraden. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten en het wordt ook gefinancierd uit het Gemeentefonds.

Dan is er de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 37 over de kinderbijslag en de studiefinanciering voor 18-minners. Deze motie moet ik ontraden, want als je jonger bent dan 18 jaar, krijg je studiefinanciering, en studiefinanciering en kinderbijslag sluiten elkaar uit. Het is verder een bijdrage vanuit de overheid aan de jongeren zelf en niet aan de ouders. Dit voorstel heeft helaas ook geen deugdelijke dekking en dus moet ik haar ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 43 over de overheid als preferente schuldeiser. Dat is een motie van mevrouw Voortman en de heer Peters. Deze motie sluit aan bij het onderzoek naar de effecten van de bijzondere incasso-instrumenten en de preferente vordering op onder meer de schuldhulpverlening. Het kabinet zal in het kader van de brede schuldenaanpak bezien welke vervolgstappen nodig zijn en derhalve geef ik de motie oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 44 over het kindgebonden budget. Deze motie ontraad ik. Het kabinet heeft een integrale koopkrachtafweging gemaakt en deze uitwerking past daar niet bij.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 45 over de categorale bijstand. Deze motie ontraad ik, omdat individueel maatwerk het uitgangspunt is. Categoraal verstrekken past daar niet bij.

De motie op stuk nr. 46 ontraad ik. Ik wil daar wel bij aangeven dat de tweede overweging, dat er geen pensioen en WW wordt opgebouwd, onderdeel is van de uitwerking. Ik ondersteun verder ook dat het voor iedereen werkbaar moet zijn, maar deze motie ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 49.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris sloeg aan op de overweging dat er bij loondispensatie geen pensioen en WW worden opgebouwd. Betekent dat dat zij er bij de gesprekken die ze gaat voeren met al die organisaties, wel degelijk van uitgaat dat er een oplossing komt waarbij pensioen en WW wel opgebouwd zullen worden?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik heb bij de behandeling hiervan aangegeven dat we hierover vorige week een brief hebben doen uitgaan. Daarin staat dat er duidelijkheid is over het loon en dus ook over basale zaken als de AOW. Alles wat secundair is, bijvoorbeeld het pensioen, hangt ook af van de productiviteit van mensen, het aantal uur dat zij werken. Dat betrek ik bij de uitwerking en daarop kom ik terug in de notitie die ik de Kamer in het eerste kwartaal zal doen toekomen. Ik kan er nu gewoon nog niets over zeggen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is heel erg jammer, want als de staatssecretaris dat wel zou doen, dan had ik de motie kunnen intrekken. Nou moet ik haar helaas wel in stemming brengen.

Staatssecretaris Van Ark:
Ja, maar dit onderwerp komt terug in het eerste kwartaal bij de uitwerkingsbrief.

Dan kom ik bij de motie Peters/Bruins op stuk nr. 49 over de maatschappelijke opvang. Er lopen diverse trajecten waarin gemeenten en betrokken organisaties ondersteund worden om ruimte in de regelgeving beter te benutten. Ik ga graag voortvarend door op deze weg en geef deze motie daarom oordeel Kamer.

De motie-Jasper van Dijk c.s. op stuk nr. 54 vraagt een Kameruitspraak. Daar zal ik mij niet over uitspreken.

Achter de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 55 zit een hele wereld met betrekking tot de weging, zou je kunnen zeggen, tussen bestaande rechten en prikkels, maar deze motie moet ik ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 57 van de heren Van Weyenberg en Gijs van Dijk over arbeidsmarktdiscriminatie. Voor 1 juni komt er een vernieuwd actieplan. Zij stellen voor de rol van de inspectie te verstevigen. Met deze motie wordt het hardnekkige probleem van de arbeidsmarktdiscriminatie onderschreven. Ik ga hier actief mee aan de slag. Ik kijk ook naar de rol van de inspectie, naar sollicitatieprocedures en naar discriminatie bij zwangerschap. Dus deze motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 58 van de heren Raemakers en Peters. Er loopt bij het departement van OCW een onderzoek waar ik deze motie graag bij zou willen betrekken. Het gaat wel om de beleidsvrijheid van gemeenten. Het is gedecentraliseerd, maar omdat het hier ook gaat om voorlichting, geef ik binnen die context oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 81 ... Nee, excuus voorzitter, ik sla er een paar over.

Ik ga verder met de motie op stuk nr. 63 van de heren Bruins en Raemakers. Zij vraagt erom, voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen over extra plekken beschut werk. Ik heb aangegeven dat ik na de zomer met het wetsvoorstel over loondispensatie wil komen. Daarbij zal ik ook de plannen voor beschut werk naar de Kamer sturen. Ik wil een uiterste inspanning doen om dat voor de zomer te doen, dus als dat zou kunnen, prima. Maar het is wel van belang dat dit ook zorgvuldig en met elkaar in samenhang wordt bezien. Als ik deze motie als een inspanningsverplichting mag beschouwen, geef ik de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 66 van mevrouw Van Brenk over de effectiviteit van het minimabeleid moet ik ontraden, want de verantwoordelijkheid voor de evaluatie van het minimabeleid ligt op lokaal niveau.

De motie op stuk nr. 67 van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en mevrouw Voortman over het BUIG-budget moet ik ook ontraden. Over de jaren heen is er namelijk geen sprake van systematische tekorten op het BUIG-budget. Per saldo loopt het rond over de afgelopen vijf jaar. Maar ik zeg daar wel bij dat ik uiteraard spreek met de VNG over de financiële situatie van gemeenten.

De voorzitter:
De heer Peters. Over welke motie heeft u een opmerking, voor mijn helderheid?

De heer Peters (CDA):
De motie op stuk nr. 65, want die heb ik gemist. Maar ik wil het oordeel toch wel weten.

De voorzitter:
De motie van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en Gijs van Dijk. Ik dacht dat die is behandeld door de minister. Ik heb hem hier. De bode is al onderweg ermee naar vak-K, zie ik.

Staatssecretaris Van Ark:
Hartelijk dank. Even kijken. Dank voor uw opmerkzaamheid, meneer Peters. Ik ga even terug naar de motie op stuk nr. 65 van mevrouw Van Brenk, de heer Van Rooijen en Gijs van Dijk over maximale rentetariefstelling.
De verlaging van de rente voor specifieke sociale kredietverlening treedt in de lokale verantwoordelijkheid. Het invoeren van een maximumtarief voor kredietbanken moet ik daarom ontraden.

De motie op stuk nr. 68 van mevrouw Van Brenk en de heer Van Rooijen gaat over de kostendelersnorm. Die ontraad ik. Deze motie heeft geen dekking en is ook strijdig met het beleid.

Dan de motie-Kuzu op stuk nr. 82 over standaardmeetinstrumenten. We doen op dit moment veel onderzoek, maar dit is niet de plek en de tijd om het over streefcijfers te hebben. Dus deze motie ontraad ik.

Dan de motie op stuk nr. 83 van de heer Kuzu over de rol van de Inspectie SZW bij arbeidsdiscriminatie. In het derde kwartaal van 2018 willen wij graag met de Kamer spreken over de toekomstplannen van de inspectie. Ik wil daar op dit moment niet op vooruitlopen, dus die motie wil ik ontraden.

De heer Kuzu (DENK):
De staatssecretaris gaf aan dat dit niet de plek is om het over streefcijfers te hebben. Ik heb eigenlijk één vraag: waarom niet?

Staatssecretaris Van Ark:
Het emancipatiebeleid wordt sowieso gecoördineerd vanuit het ministerie van OCW. Wat betreft arbeidsdiscriminatie heb ik, ook in reactie op het voorstel van de heer Van Weyenberg, aangegeven dat we in juni plannen naar de Kamer sturen en die dan inhoudelijk willen bespreken. Ik wil daar nu nog geen voorschot op nemen.

De heer Kuzu (DENK):
De motie vraagt om vergelijkbaar met het emancipatiebeleid van OCW streefcijfers op te stellen voor SZW.

Staatssecretaris Van Ark:
Ja, maar toch handhaaf ik mijn advies ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 81, staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
De motie op stuk nr. 81 van de heer Kuzu gaat over mystery guests. Het is de motie met al die Engelse termen, voorzitter. Ik wil de heer Kuzu vragen om deze motie aan te houden. Dat heeft te maken met de planning van het actieplan, dat in juni naar de Kamer komt. Als de motie nu in stemming zou worden gebracht, zou ik haar moeten ontraden. Want ik wil niet vooruitlopen op het actieplan.

De heer Kuzu (DENK):
Vooruit. Laten we haar aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kuzu stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 81) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 82 had ik reeds ontraden. Dat was de motie over de streefcijfers.

De motie op stuk nr. 83 had ik ontraden, want die loopt vooruit op het plan voor de toekomst van de Inspectie SZW.

Ik kijk even naar de voorzitter. Volgens mij ben ik door de moties heen.

De voorzitter:
Ja. De heer Van Weyenberg heeft nog een vraag.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, voorzitter. Het is een beetje ongebruikelijk, maar de motie op stuk nr. 83 raakt aan de motie op stuk nr. 57 die ik samen met collega Gijs van Dijk heb ingediend. U ontraad die motie. Ik neem aan dat de ideeën die erin staan wel worden meegenomen in het denken over het Actieplan arbeidsmarkdiscriminatie voor juni, zeg ik ook met een schuin oog naar de heer Kuzu. Dit los van de vraag of ze erin terechtkomen.

Staatssecretaris Van Ark:
Zeker. Dat is ook aan de orde geweest in de eerste termijn van het debat. Ik handhaaf wat daar is besproken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Heel veel moties hebben het advies oordeel Kamer gekregen. Ik vroeg me af of het kabinet wellicht bereid is om die moties over te nemen. Dat zou echt een hoop stemmingen schelen vanavond.

De voorzitter:
Dan moeten we helemaal terug, per motie. Dat kost meer tijd dan stemmen.

Staatssecretaris Van Ark:
De Kamer is de baas. Voorzitter, mag ik nog een kort afsluitend woord spreken?

De voorzitter:
Ja, dat mag.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik wil aan het eind van mijn termijn de Kamer nadrukkelijk bedanken. Een begrotingsdebat is toch een beetje, om het huiselijk te zeggen, alsof je een taartje bakt. Wat mij betreft hebben we hier een goede bodem gelegd. Ik hoop dat ik al uw inbrengen, los van de moties, met een soort staafmixer de komende tijd tot een mooie mix kan maken en dat we er dan allemaal een goed stuk van kunnen nemen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel voor deze mooie afsluiting. Ik dank de bewindspersonen en de Kamerleden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties en de begroting zullen we vanavond stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Ggz

Ggz

Aan de orde is het VAO Ggz (AO d.d. 19/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Er zijn acht deelnemers van de zijde van de Kamer. Niet iedereen van hen gaat spreken. Dat lucht weer op. De eerste spreker is mevrouw Kooiman van de fractie van de SP. Het woord is aan haar.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. De oplettende collega heeft mogelijk al opgemerkt dat in zijn of haar mailbox een hele mooie brief te vinden is van cliëntenraden, psychiaters, ervaringsdeskundigen, verpleegkundigen, psychologen. Zij zeggen allemaal: er is wat aan de hand rondom de ROM-gegevens en rondom de privacy van patiënten in de ggz. Ook om het medisch beroepsgeheim te handhaven, heeft de SP een hele mooie motie opgesteld. Die ga ik graag voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verkrijgen van expliciete, geïnformeerde toestemming van de patiënt een van de wettelijk vastgelegde grondslagen is om medische gegevens op individueel niveau te mogen verstrekken aan, en te doen ontvangen en verwerken door een derde partij;

constaterende dat ook de strekking van het medisch beroepsgeheim is dat zonder wettelijke grondslag, zonder expliciete toestemming van de patiënt, geen medische gegevens op individueel niveau mogen worden verstrekt aan, en ontvangen en verwerkt door een derde partij die niet direct betrokken is bij de behandeling;

verzoekt de regering om erop toe te zien dat ROM-gegevens alleen worden aangeleverd bij, en ontvangen en verwerkt door de Stichting Benchmark GGZ op basis van expliciete, geïnformeerde toestemming van de patiënt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 379 (25424).

Mevrouw Kooiman (SP):
Rest mij eigenlijk alleen nog maar aan te geven, vooral aan de staatssecretaris, dat in deze motie niet iets anders wordt voorgesteld dan in de huidige wet al staat. Ik vraag de staatssecretaris eigenlijk alleen maar om erop toe te zien dat die wet ook wordt nageleefd.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar mevrouw Voortman van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zal mij beperkten tot het indienen van twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie per 1 januari 2018 het vervoer van personen met verward gedrag wil beëindigen;

overwegende dat nog niet in alle regio's goede afspraken zijn gemaakt over hoe het vervoer van personen met verward gedrag vanaf dat moment wordt georganiseerd en de staatssecretaris de Kamer begin 2018 informeert over de voortgang;

overwegende dat de minister in maart 2017 een onderzoek met aanbevelingen over vervoer van personen met verward gedrag aan de Kamer heeft gestuurd, maar dat niet duidelijk is hoe en of deze zijn opgevolgd;

verzoekt de regering uiterlijk 15 januari te rapporteren aan de Kamer in welke regio's wel en in welke regio's nog geen goede afspraken over het vervoer zijn gemaakt, in hoeverre de eerder genoemde aanbevelingen zijn opgevolgd en of zij voornemens is het wettelijke gat dat er bestaat rond het vervoer van personen met verward gedrag, te dichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 380 (25424).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment niet openbaar inzichtelijk is hoeveel dwangmaatregelen in de geestelijke gezondheidszorg per instelling worden toegepast, terwijl aanbieders dit wel bijhouden en doorgeven;

van mening dat transparantie kan helpen om inzicht te krijgen in de toepassing van dwangmaatregelen, relevante ontwikkelingen en opvallende uitschieters bij instellingen of regio's;

overwegende dat uit eerder onderzoek blijkt dat er sterke regionale verschillen bestonden en het goed is dat deze verschillen opnieuw zichtbaar worden;

verzoekt het kabinet te zorgen dat de dwangmaatregelen per ggz-instelling, begeleid door een analyse van de ontwikkelingen en duiding in de context, openbaar gemaakt worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 381 (25424).

Dank u wel. Op de sprekerslijst staat dat nu mevrouw Dijksma van de Partij van de Arbeid zou spreken, maar die zie ik niet in de zaal.

Het woord is aan mevrouw Sazias van 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u, voorzitter. Wij hebben tijdens het AO en ook al eerder geconstateerd dat het gat gewoon te groot is voor ggz-cliënten die uit een instelling komen en die met ambulante hulp zelfstandig gaan wonen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een tekort is van circa 10.000 woningen met ambulante begeleiding voor mensen die doorstromen vanuit een ggz-instelling;

overwegende dat voorkomen moet worden dat deze kwetsbare groep tussen wal en schip valt;

overwegende dat er lokaal al afspraken worden gemaakt, maar dat dit per gemeente kan verschillen;

verzoekt de regering meer regie te nemen in deze kwestie door in gesprek te gaan met VNG en zorgverzekeraars om te bezien hoe dit tekort aangepakt kan worden en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 382 (25424).

Dank u wel. Dan de laatste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):
Voorzitter. Graag wil ik de staatssecretaris bedanken voor zijn toezeggingen op het gebied van eerdere afspraken over de Wlz. Wij blijven ons nog wel zorgen maken over één zaak: de privacy van cliënten binnen de ggz. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van ROM-data (Routine Outcome Monitoring) positieve gevolgen kan hebben voor diverse partijen, zoals cliënten en zorgaanbieders;

overwegende dat de discussie rondom het gebruik van ROM-data veelal draait om de mate waarin de privacy van de cliënten en hun data geborgd zijn;

overwegende dat de Autoriteit Persoonsgegevens zich buigt over de ROM-data en dat vanaf 25 mei 2018 de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing is, waardoor de Wet bescherming persoonsgegevens niet meer geldt;

van mening dat privacy binnen de zorg, met name binnen de geestelijke gezondheidszorg, van groot belang is en dat de betrokken partijen zonder angst voor inbreuken op privacy gebruik moeten kunnen maken van ROM-data;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de ROM-data voldoen aan de AVG en de Kamer hierover te informeren voordat de AVG van toepassing is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens en Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 383 (25424).

Eén vraag, mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):
Het verbaast me heel erg dat D66 met een andere motie over de ROM komt, temeer omdat ik vooraf mijn motie aan mevrouw Diertens heb voorgelegd. Mijn vraag is eigenlijk simpel: waarom steunt of ondertekent ze mijn motie niet gewoon mee? Daarin is die expliciete toestemming wel geregeld en in haar motie niet.

Mevrouw Diertens (D66):
Dat is nou precies het knelpunt waar wij een verschil van mening over hebben, want wij vinden dat de expliciete toestemming eigenlijk al in onderzoek is. Daar wordt ook aan gewerkt en dat willen wij aan de zorgaanbieders zelf overlaten. Het gaat ons precies om de nieuwe wetgeving op het gebied van privacy en persoonsgegevens gekoppeld aan de ROM. Dat vinden wij dus essentieel voor deze motie. Dat is wel een groot verschil.

De voorzitter:
Helder, dank u wel. Tot zover de inbreng van de Kamer. Is de staatssecretaris reeds in staat om de moties te becommentariëren en antwoord te geven op de vragen? U heeft nog niet alle moties? Nou, dan doet u het toch gewoon even uit de losse pols! Nee hoor, ik zal voor vijf minuten schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, dank. Bij mijn weten zijn er vijf moties ingediend. Daarvan gaan er twee over ROM. Mevrouw Kooiman heeft al eerder aangekondigd dat zij met een motie daarover kwam. Zij heeft een motie ingediend met een dictum dat vrij rigide is. In ROM mag namelijk alleen informatie op basis van expliciete, geïnformeerde toestemming van de patiënt worden opgenomen. Daar staat een motie naast van mevrouw Diertens, die eigenlijk dezelfde intentie heeft maar wel wil aansluiten bij de normen die worden voorgeschreven in de AVG. Het zal de indieners niet verbazen dat het kabinet zich meer thuis voelt bij de laatste motie. Die AVG is immers een wettelijk regime. Het is inderdaad de vraag of in alle gevallen sprake moet zijn van vooraf gegeven toestemming. Ik wil daar niet mee marchanderen. In een heel aantal gevallen zal dat moeten, maar er zijn situaties denkbaar waarin dat niet per se nodig is.

De motie op stuk nr. 379 ontraad ik, in het licht van wat ik zonet zei. De motie op stuk nr. 383 van mevrouw Diertens kan wat mij betreft door de Kamer worden aangenomen. Het oordeel daarover is dus aan de Kamer. Als de Kamer daarmee instemt, is dat wat ons betreft prima.

De voorzitter:
Prima. Een korte vraag nog van mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):
Het is natuurlijk ontzettend vreemd. Vooraf vraag je aan een collega "goh, wil je even meetekenen?" Achter je rug wordt het kabinet geïnformeerd en wordt er een nieuwe motie gecreëerd. Zo gaat dat collegiaal hier blijkbaar bij VWS. In mijn motie heeft de Autoriteit Persoonsgegevens het getest aan de Wbp, de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarin staat, en dat heeft minister Schippers ook al aangegeven, dat expliciete toestemming een van de grondslagen van de wet is, dat dat al een wettelijke grondslag is. Ik vraag niet iets heel raars. Ik vraag alleen maar dat de wet nu wordt nageleefd en dat er dus wel expliciete toestemming gevraagd wordt.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, en het bijzondere is dat ook de andere indiener vraagt om de wet te volgen, namelijk de AVG, die als wettelijke grondslag dient, waarbij de toepassing minder rigide is. Ik wil niet marchanderen met het verstrekken en delen van persoonsgegevens, maar als het binnen de normen van de AVG gebeurt, is dat dus binnen wettelijke normen. Daar wordt dus aan voldaan. Mevrouw Kooiman verwijst naar de minister van VWS. Diezelfde minister heeft geadviseerd te werken met toestemming zolang er geen definitieve uitspraak van de rechter of van de Autoriteit Persoonsgegevens is of het daadwerkelijk gaat om persoonsgegevens en toestemming in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat is een relevante vraag. Zoals mevrouw Kooiman weet, is het de bedoeling dat de AVG op 25 mei in werking treedt. Vanaf dat moment mag er op gerekend worden dat binnen die normen wordt gehandeld. Dat is de wettelijke grondslag op dat moment.

De voorzitter:
Prima. Nee, mevrouw Kooiman, we gaan door. De motie op stuk nr. 380.

Staatssecretaris Blokhuis:
In de motie op stuk nr. 380 vraagt mevrouw Voortman de regering om uiterlijk 15 januari te rapporteren aan de Kamer hoe het vervoer is geregeld in de verschillende regio's. Op zich snap ik dat goed, want er is urgentie en we willen allemaal — ik wil dat blijven onderstrepen — dat mensen humaan worden vervoerd en dat personen met verward gedrag niet met geweld in een politieauto verdwijnen, wat traumatisch is voor de betreffende patiënt maar zeker ook voor de betrokken politiemensen. Passend vervoer moet er zijn. Ik wil kijken of we elkaar kunnen ontmoeten. Mevrouw Voortman noemt 15 januari. Dat vind ik wel heel snel. Ik hoop dat dat haar openingsbod is. Ik zou die informatie wel in februari kunnen verstrekken. Om 15 januari te kunnen halen, moeten alle verloven in de kerstvakantie worden ingetrokken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat wil ik ook niet op mijn geweten hebben. Moet ik de motie nu nog aanpassen of is het goed dat ik instem met de uitleg die de staatssecretaris eraan geeft?

Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind dat laatste wel acceptabel, maar ik laat het aan de voorzitter.

De voorzitter:
U moet haar echt even aanpassen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
"In februari", maak ik er dan van.

Staatssecretaris Blokhuis:
Tenzij u genoegen neemt met mijn toezegging, want dan kunt u de motie intrekken.

De voorzitter:
Nee, er moet echt even die datum in. Zei u "in februari" of "1 februari"?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
1 februari is prima.

De voorzitter:
Dat is maar een woord verschil dan. Prima.

De motie-Voortman (25424, nr. 380) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie per 1 januari 2018 het vervoer van personen met verward gedrag wil beëindigen;

overwegende dat nog niet in alle regio's goede afspraken zijn gemaakt over hoe het vervoer van personen met verward gedrag vanaf dat moment wordt georganiseerd en de staatssecretaris de Kamer begin 2018 informeert over de voortgang;

overwegende dat de minister in maart 2017 een onderzoek met aanbevelingen over vervoer van personen met verward gedrag aan de Kamer heeft gestuurd, maar dat niet duidelijk is hoe en of deze zijn opgevolgd;

verzoekt de regering uiterlijk 1 februari 2018 te rapporteren aan de Kamer in welke regio's wel en in welke regio's nog geen goede afspraken over het vervoer zijn gemaakt, in hoeverre de eerder genoemde aanbevelingen zijn opgevolgd en of zij voornemens is het wettelijke gat dat er bestaat rond het vervoer van personen met verward gedrag, te dichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 384, was nr. 380 (25424).

Staatssecretaris Blokhuis:
Daar zijn we het over eens, voorzitter.

De derde motie gaat over de toepassing van dwangmaatregelen. Mevrouw Voortman vraagt om ervoor te zorgen dat die dwangmaatregelen per ggz-instelling openbaar worden gemaakt, begeleid door een analyse. Ik snap de intentie heel goed, maar we moeten ons daarbij wel een paar dingen afvragen. Als wij die informatie hebben, die kennis, is het de vraag of daaraan conclusies te verbinden zijn, zoals: als die instelling zo veel dwangmaatregelen toepast, dan zal ze niet goed bezig zijn. Dat is misschien niet de intentie van de indiener. Kwaliteit gekoppeld aan het aantal dwangmaatregelen is geen een-op-eenrelatie; er zit geen causaal verband tussen. Een andere kanttekening die ik bij de motie wil maken, is dat het de vraag is of er een juridische grondslag voor is. Kunnen we het wel op die manier doen? Ik snap het verzoek, maar ik zou haar willen vragen — ja, ik vraag heel veel van mevrouw Voortman nu — of zij mij even de tijd wil geven om dit te bestuderen, zodat ik de Kamer eind januari, begin februari kan informeren over wat er mogelijk is. Ik zou mevrouw Voortman dringend willen verzoeken om de motie in ieder geval tot die tijd aan te houden of genoegen te nemen met de toezegging. Ik zal de Kamer informeren over wat er kan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik maak mij geheel geen zorgen over de vraag of hier een juridische grondslag ligt. De staatssecretaris zal mij daarover informeren en tot die tijd houd ik de motie aan.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor haar motie (25424, nr. 381) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Blokhuis:
De motie op stuk nr. 382 van mevrouw Sazias verzoekt de regering meer regie te nemen waar het gaat om het ongedaan maken van het tekort van ongeveer 10.000 woningen voor mensen met een speciale zorgvraag. Zij verzoekt de regering de regie te nemen en in overleg te gaan met de VNG en de zorgverzekeraars. In het algemeen overleg en tijdens de begrotingsbehandeling heb ik gezegd dat ik er ook over in gesprek ben met de minister van Binnenlandse Zaken, die over wonen gaat. Ik denk dat ik haar vast niet op de kast jaag als ik zeg dat ik het gevraagde gesprek graag zal voeren en de Kamer zal informeren. Het oordeel is wat mij betreft bij deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 383 hebben we al gehad. Waren er nog vragen die u moet beantwoorden? Ik dacht het niet.

Staatssecretaris Blokhuis:
Nee.

De voorzitter:
Prima. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Vanavond stemmen wij over de overgebleven moties.

Arbeidsmarktbeleid in de zorg

Arbeidsmarktbeleid in de zorg

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid in de zorg (AO d.d. 07/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We vervolgen met het VAO Arbeidsmarkt in de zorg. Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u bij ons bent. We hebben zes deelnemers van de zijde van de Kamer, waarvan er vier gaan spreken. De eerste is de zorgwoordvoerder van de PVV, de heer Markuszower. Het woord is aan hem en hij heeft, zoals alle sprekers, twee minuten spreektijd. De heer Markuszower vervangt mevrouw Agema.

De heer Markuszower (PVV):
Zo is het, voorzitter. Dank u wel. Inderdaad, mede namens mevrouw Agema wil ik de Kamer een drietal moties voorlezen. Ik begin bij de eerste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zorgbreed en Kamerbreed zo veel mogelijk concrete voorstellen te verzamelen, die kunnen leiden tot meer zorgmedewerkers, en deze onder te brengen in een uit te voeren Deltaplan Zorgmedewerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 294 (29282).

De heer Markuszower (PVV):
De tweede motie luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een overheadnorm, de aanpak van verspilling van geld en producten, fraudebestrijding en het blokkeren van het weglekken van zorgmiljoenen middels zorg-bv's ook te betrekken bij de plannen om te komen tot meer zorgmedewerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 295 (29282).

De heer Markuszower (PVV):
Dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de uitkomsten uit de projecten In voor zorg! (Balkenende IV), Experiment regelarme instellingen (Rutte I) en Waardigheid en trots (Rutte II) te vatten in concrete voorstellen voor het schrappen van regels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 296 (29282).

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Ellemeet van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tot 2025 125.000 extra verpleegkundigen en verzorgenden nodig zijn;

overwegende dat een goed salaris bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de sector;

overwegende de signalen uit het veld over het verschillend inschalen van verpleegkundigen met vergelijkbare functiezwaarte in ziekenhuizen enerzijds en verpleeghuizen en de wijkverpleging anderzijds;

verzoekt de regering de signalen over ongelijke beloning tussen verpleegkundigen in ziekenhuizen enerzijds en verpleegkundigen in de verpleeghuizen en de wijkverpleging anderzijds over te brengen aan de sociale partners met het verzoek hier kritisch naar te kijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 297 (29282).

Dank u wel. Dan komt nu de heer De Lange van de VVD.

De heer De Lange (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik zou een motie willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de "zorgkanjers" die dag en nacht klaarstaan voor liefdevolle en goede zorg onze steun en waardering verdienen;

constaterende dat er naar verwachting 190.000 extra medewerkers in de zorg nodig zijn in de komende periode tot en met 2022 en dat er een tekort dreigt van ongeveer 100.000 tot 125.000 medewerkers als we nu niet iets extra's of iets anders doen;

constaterende dat de regering heeft toegezegd om in het voorjaar van 2018 te komen met een brede arbeidsmarktagenda voor de gehele zorg;

overwegende dat het hier gaat om een urgent probleem waarbij de zorginstellingen zelf, samen met de werknemers- én werkgeversorganisaties, het onderwijs, overheden en andere partijen aan zet zijn om met elkaar doelgerichte oplossingen te vinden die recht doen aan regionale verschillen;

verzoekt de regering om:

  • in overleg met zorgpartijen, onderwijs en overheden, aan de hand van heldere en meetbare doelstellingen, inzichtelijk te maken hoe de vooruitgang van de brede arbeidsmarktagenda wordt gemonitord, waarbij als uitgangspunt geldt dat de administratieve lasten niet toenemen;
  • de mensen die vandaag werken in de zorg en de toekomstige zorgprofessionals hier nadrukkelijk bij te betrekken;
  • in de monitoring de regionale verschillen goed in beeld te brengen;
  • te stimuleren dat de goede en inspirerende voorbeelden breed worden geïmplementeerd;
  • de Tweede Kamer jaarlijks in het voorjaar en het najaar hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Lange, Bergkamp, Dik-Faber en Van den Berg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298 (29282).

Mevrouw Dijksma is er niet en dat betekent dat de heer De Lange de laatste spreker was van de zijde van de Kamer. Zal ik schorsen voor een enkel minuutje wellicht? Perfect, de minister kan meteen antwoorden. Het woord is aan hem.


Termijn antwoord

Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Ik ga ervan uit dat die laatste motie nog even wordt gebracht. Tegen de tijd dat we daar zijn, heb ik haar ook onder mijn neus liggen.

De voorzitter:
Maar u heeft dan wel een kwartiertje nodig om haar te lezen, volgens mij, want ze was niet te kort.

Minister De Jonge:
Ik lees haar gewoon straks nog een keer voor. We kijken wel hoe we het zo meteen doen.

Voorzitter. Dank voor de moties naar aanleiding van het eerdere AO over de arbeidsmarkt in de zorg. Ik loop de moties na op volgorde van indienen en voeg daar het oordeel van het kabinet aan toe. De eerste motie van de leden Markuszower en Agema zou ik willen ontraden. Als ik de motie lees, voegt zij niet heel veel toe aan datgene wat we van plan zijn en wat ik ook uitvoerig heb toegelicht. Zij zou alleen een nieuwe titel toevoegen. Het plan van aanpak dat er toch al gaat komen, zouden we dan opeens "Deltaplan" gaan noemen. Ik geloof niet dat dit ons heel veel verder brengt, dus ik zou deze motie willen ontraden.

De motie op stuk nr. 295 zou ik ook willen ontraden. We hebben naast het programma Arbeidsmarkt ook een programma Rechtmatige zorg. Beide zijn te verwachten in het eerste kwartaal van 2018. Die beide programma's bieden een antwoord op de thema's die hier worden genoemd, terecht overigens, want ik ben het daar van harte mee eens. Wij komen daarover te spreken in het voorjaar en daarvoor zou nu geen aanvullende motie noodzakelijk zijn.

De motie op stuk nr. 296 verzoekt om de uitkomsten van eerdere projecten — In voor zorg!, Experiment regelarme instellingen en Waardigheid en trots — te betrekken bij de nieuwe plannen om de regeldruk tegen te gaan. Ik sluit me daarbij aan en wil het oordeel hierover aan de Kamer laten. Het kan inderdaad heel nuttig zijn om die bij de eerdere ideeën over het schrappen van regels te betrekken.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 297. Daarbij moet ik opmerken dat dit type thematiek eigenlijk onderwerp van gesprek is aan de cao-tafel. Ik denk dat de motie aan die verhouding goed recht doet door te spreken over het overbrengen van de zorg en de signalen die u heeft gekregen, aan de sociale partners. Om die reden zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen laten.

De laatste motie is inderdaad een heel epistel. Ik denk dat ook deze best weer op de literatuurlijst gezet kan worden van een gemiddelde middelbare school. Dat gezegd zijnde, is zij denk ik wel heel ondersteunend aan datgene wat wij in de komende periode als grote opdracht hebben. Wij hebben hier uitvoerig debat over gevoerd in het AO. Ik zou deze motie willen overnemen.

De voorzitter:
Ik moet even vragen of er leden zijn die daartegen bezwaar hebben. Dat is vooralsnog niet het geval. Mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):
Daar wil ik bezwaar tegen aantekenen. Ik zie niet in hoe je meer kan monitoren en hulpverleners nog meer in de gaten kan houden zodat het deze motie gaat helpen. Dat kan alleen maar tot meer registratie leiden.

De voorzitter:
Perfect. Dank u wel. Zij wordt dan gewoon in stemming gebracht. Ik hoor graag nog de aanbeveling van de minister.

Minister De Jonge:
Als de motie in stemming wordt gebracht, zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. Ik ben het ermee eens, dat is volgens mij uitvoerig in het debat gewisseld, dat dit niet tot een extra registratieverplichting van professionals moet leiden. Volgens mij is het huiswerk in mijn richting dat ik uw Kamer twee keer per jaar goed in de gelegenheid moet stellen om het debat hierover te kunnen voeren en dat ik daartoe een goede monitor moet inrichten die daadwerkelijk tot op het niveau van de regio informatie biedt en zicht biedt op de problematiek in de arbeidsmarkt. Ik zie haar dus als huiswerk in mijn richting en met dat huiswerk ga ik graag aan de slag.

De voorzitter:
U heeft de komende weken alle tijd voor huiswerk, zou ik zeggen.

Minister De Jonge:
Zo is dat.

De voorzitter:
Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor enkele ogenblikken en dan gaan we praten over de F-35. Hartelijk dank aan de minister voor zijn aanwezigheid hier.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Verwerving F-35

Verwerving F-35

Aan de orde is het VAO Verwerving F-35 (AO d.d. 07/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan staatssecretaris Visser van Defensie, die naar ik begrijp ook spreekt namens de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Wij hebben vijf deelnemers van de zijde van de Kamer, waarvan er vier iets gaan zeggen. De eerste spreker zou moeten zijn Jasper van Dijk van de SP, maar dat is mevrouw Karabulut geworden. Zij heeft, net als iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan haar.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Give peace a chance.

De voorzitter:
All we are saying.

Mevrouw Karabulut (SP):
Een wereld zonder kernwapens. Ik wil dit pleidooi overhandigen aan de staatssecretaris, omdat het bijna Kerst is en een wereld zonder kernwapens kan en mogelijk is als wij dat met zijn allen willen.

Vooralsnog hebben wij het over de F-35, de vliegende Fyra, de JSF. Daarover de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten tijde van het besluit tot aanschaf van de JSF is besloten tot een vastgesteld budget van 4,5 miljard euro voor 37 toestellen (prijspeil 2013);

verzoekt de regering niet af te wijken van het voorgenomen budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 440 (26488).

Dan mevrouw Ploumen van de Partij van de Arbeid. Zij ziet af van haar spreektijd. Dan is de laatste spreker van de zijde van de Kamer de heer Bosman van de VVD.

De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Er wordt heel veel gesproken over de F-35. Daarom dit VAO na een debat dat wij serieus hebben gevoerd over de verwerving van de F-35. Ik merk dat er heel veel informatie is die niet altijd juist is. Dat vind ik jammer. Mijn hoop is dan ook dat wij meer informatie kunnen krijgen van de mensen die er echt verstand van hebben. Ik hoop dat wij binnenkort kunnen spreken met mensen van de luchtmacht bijvoorbeeld, die een prima verhaal kunnen houden hoe de F-35 werkt, wat de F-35 doet en wat de mogelijkheden zijn van de F-35. Dat is mijn hoop voor de toekomst. Dan gaan wij als Kamer kijken wat de mogelijkheden zijn om daarin een serieuze overweging te maken. Het zal u niet verbazen dat ik de motie van mevrouw Karabulut niet steun.

De voorzitter:
Heel goed. Dan weten wij dat alvast. Tot zover de termijn van de Kamer. Is de staatssecretaris reeds in staat om de ene motie te becommentariëren? Dat is het geval. Het woord is aan haar.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Ik zal niet op het pamflet reageren. Dat kan de komende periode wellicht onder de kerstboom. Ik reageer wel op de motie van mevrouw Karabulut en de heer Van Dijk. Ik ontraad die motie. Deze discussie hebben wij in het algemeen overleg ook met elkaar gevoerd, niet zozeer over de JSF, maar vooral over de functie van het jachtvliegtuig de F-35. Wij willen ons luchtruim beschermen, wij willen deelnemen aan VN-missies, wij willen zorgen dat wij ook aan andere missies kunnen deelnemen als het gaat om gevechtsondersteuning, bijvoorbeeld bij Litouwen. Daarvoor hebben wij een jachtvliegtuig nodig en dat is de F-35 geworden. Wij hebben daar ten minste 37 jachttoestellen voor nodig.

Volgend jaar ga ik met u in overleg als blijkt dat het budget onvoldoende is voor de laatste drie toestellen. Wij gaan eerst met u in overleg over de Defensienota, waarin staat welke ambities wij hebben en wat daarvoor nodig is. Dan hebben wij het ook over de budgetten die daarvoor nodig zijn, inclusief de jachtvliegtuigen.

De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, één vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):
We hebben de F-16. Die wordt zelfs verkocht aan andere landen. Die doet het nog prima. Maar goed, u wilt per se dit toestel. Wij hoorden recent tijdens een hoorzitting van specialisten dat het ding van geen kanten functioneert en dat de Amerikanen er zelf ook geen vertrouwen in hebben. Het wordt ook ... Ik hoor wat ruis achter mij, voorzitter.

De voorzitter:
Dat hoor ik niet, dus praat gewoon door.

Mevrouw Karabulut (SP):
Oké, misschien kunt u de Kamerleden daar even op wijzen. Er is 4,5 miljard voor uitgetrokken en deze motie vraagt om daarbij te blijven. Dat was de afspraak. Voor 4,5 miljard koop je toestellen die je kunt kopen, waar ik ook niet voor ben, en als het duurder wordt, gaat het feest gewoon niet door. Het gaat ten koste van andere zaken, van onze zorg, van het militair personeel. Waarom nog meer miljarden uittrekken voor een toestel waarvan wij nu al weten dat het allemaal mankementen vertoont?

Staatssecretaris Visser:
De JSF is bedoeld om onszelf te beschermen, om Nederland te beschermen, om het Koninkrijk te beschermen en om de internationale rechtsorde in de wereld te bewerkstelligen. Daar hebben we ze voor nodig. U kunt daar iets van vinden. Ik weet wat de mening is van de SP, maar wij als regering delen die niet. Wij hebben juist besloten om de F-35 aan te schaffen. We gaan in de Defensienota aangeven wat daarvoor nodig is. Dat doen wij met u, want u kunt aangeven wat volgens u het ambitieniveau zou moeten zijn en welke inzetbaarheidsdoelstellingen daarbij horen. Daarvan kunt u dan aangeven of het budget voldoende of onvoldoende is. Wij zeggen dat wij er ten minste 37 nodig hebben, dat die echt nodig zijn voor de huidige inzetbaarheidsdoelstellingen. Maar wij zitten inmiddels in een andere wereld met een andere dreiging. Die discussie ga ik graag met u aan bij de Defensienota. Wellicht komen wij dan wel tot elkaar, ook na uw kerstboodschap. Tot op heden ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Prima. Nee, we zijn klaar. U hebt één vraag per motie. Tot zover.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan vanavond stemmen over deze motie. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid bij dit uitgebreide debat.

Ik schors voor enkele minuten wellicht, in ieder geval tot 18.00 uur. Dan gaan wij praten over het gevangeniswezen. We gaan misschien eerder verder als de minister voor Rechtsbescherming eerder arriveert. Voor de mensen die het nog volgen: ik schors tot 18.00 uur of zo veel eerder als mogelijk is.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.55 uur geschorst.

Gevangeniswezen

Gevangeniswezen

Aan de orde is het VAO Gevangeniswezen (AO d.d. 23/11).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Een hartelijk welkom aan de minister voor Rechtsbescherming. Wij hebben zes deelnemers van de zijde van de Kamer, die allemaal twee minuten spreektijd hebben. De eerste spreker is de heer Van Nispen van de SP-fractie. Het woord is aan hem.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Mijn eerste motie gaat over de verloven van criminelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het systeem van verloven bijdraagt aan een betere re-integratie van criminelen in de samenleving, maar dat ook van elk incident dat zich tijdens een verlof voordoet, geleerd moet worden om een soortgelijk incident in de toekomst te voorkomen;

verzoekt de regering periodiek onderzoek te doen naar, en lessen te trekken uit de incidentenmeldingen over de (jeugd)gevangenissen en tbs-klinieken en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 709 (24587).

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik weet wel dat deze meldingen maandelijks worden gepubliceerd, maar voor mij was de ernst van de omschreven gevallen in De Telegraaf van afgelopen maandag wel nieuw. Ik vraag een rapportage van de minister over welke lessen hieruit steeds worden getrokken. Dat is de kern van de motie.

De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat van gevangenispersoneel in heel korte tijd is gevraagd veel langer door te werken;

overwegende dat werk in de penitentiaire inrichting vaak zowel fysiek als mentaal zwaar is;

constaterende dat oudere werknemers zwaar te lijden hebben onder het werk in de penitentiaire inrichting en omscholing bij hen in dat kader niet altijd uitkomst biedt;

verzoekt de regering adequaat rekening te houden met de zwaarte van het werk van gevangenispersoneel en op basis daarvan de pensioenleeftijd voor gevangenispersoneel te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 710 (24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het onlangs gesloten DJI-convenant staat dat de inzet van meerpersoonscellen verantwoord plaats moet vinden;

van mening dat het veelvuldig gebruik van meerpersoonscellen een verhoging van de werkdruk betekent voor het gevangenispersoneel;

verzoekt de regering in goed overleg met het gevangenispersoneel te bezien hoe de inzet van meerpersoonscelgebruik verminderd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Buitenweg en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 711 (24587).

De heer Van Nispen (SP):
Tot slot. Ik citeer uit een e-mail van een gevangenisbewaarder. "De theorie in het convenant ziet er allemaal mooi uit, maar de praktijk is helaas anders. Het ziekteverzuim onder de piw'ers is bijna 20%. Het resultaat: de werkdruk neemt nog verder toe, de cursussen worden ingetrokken, verlof kan niet meer worden gegeven. In plaats van dat de directie iets doet om de druk te verlichten, gaan ze dubbelcellen vullen, waardoor de druk op het nog wel aanwezige personeel nog verder toeneemt. Collega's zitten met tranen in hun ogen tijdens teamvergaderingen, omdat zij niet meer weten hoe zij hun werk nog kunnen doen." Dat was het citaat. Ik wil dat de mensen op de werkvloer snel iets gaan merken van de mooie beloftes uit het convenant. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u. Het woord is aan de heer Van Oosten van de fractie van de VVD.

De heer Van Oosten (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met complimenten uit te spreken in de richting van de minister voor Rechtsbescherming. In de paar maanden dat hij minister is, is het hem gelukt om een convenant te sluiten. Een convenant, niet alleen met het gevangeniswezen, maar ook met de directie, met de ondernemingsraad en zelfs met de vakbonden, om te komen tot een solide personeelsbeleid, precies waar de heer Van Nispen over sprak. Ik kan slechts hopen dat de minister ten aanzien van de andere ambities uit het regeerakkoord een zelfde voortvarendheid tentoon zal spreiden.

Ik merk op dat er recent in de media zorgwekkende berichten opkwamen over het verlofstelsel ten aanzien van gedetineerden en ten aanzien van tbs'ers. Ik weet het niet zeker, maar de aaneenschakeling van voorbeelden waarbij het mis is gegaan, suggereert duidelijk dat hier iets niet goed gaat. Ik zie daarom graag dat de minister, bijvoorbeeld in het jaarverslag van het ministerie, de trends in kaart brengt van zogeheten piketmeldingen. Dat zijn ontsnappingen tijdens verlof, maar het kunnen ook ontsnappingen zijn als bijvoorbeeld iemand naar het ziekenhuis wordt gebracht. Dat kan dan eventueel de basis vormen voor aanpassing van het beleid, maar ik heb graag de gegevens op een rij.

Tot slot, voorzitter, ik rond af. Een van mijn persoonlijke grootste ergernissen als wij het hebben over het gevangeniswezen is het binnensmokkelen van goederen. Dat is een aanhoudende plaag en in potentie levensgevaarlijk. Op 1 januari 2018 treedt als ik het goed heb de wijziging van de Politiewet in werking. Die maakt het mogelijk om inwendige controles uit te voeren. Heeft deze wet ook werking in het gevangenisregime? Met andere woorden: is dan ook inwendig onderzoek mogelijk indien daar aanleiding toe zou zijn?

Afsluitend: kunnen wij in diezelfde strijd tegen dat binnensmokkelen van goederen niet wat meer innovatieve maatregelen treffen? Ik denk dan aan security scans of aan gsm-stoorzenders, zodat de binnengesmokkelde telefoontjes niet kunnen worden misbruikt, of aan technologie om de criminele inzet van drones tegen te gaan. Kan de minister toezeggen dat hij dit in kaart brengt?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Gevangeniswezen hebben wij veel gesproken over de toeleiding van gevangenen naar de beveiligde ggz. Het feit dat er heel vaak onvoldoende bedden waren, baarde ons zorgen. Dat er onvoldoende bedden zijn, komt doordat in de onderhandelingen tussen de zorgverzekeraars en de ggz-instellingen er vaak onvoldoende bedden beschikbaar worden gesteld. Vanaf 2019 is er een veldnorm, maar voor 2018 lijken er toch nog onvoldoende plekken te zijn. Dat moet anders. Vandaar de motie die ik samen met de heer Van Nispen heb opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een aantal gedetineerden met dusdanig ernstige psychosociale problematiek kampt dat opname in een ggz-instelling na detentie gerechtvaardigd is, maar dat het regelmatig ontbreekt aan geschikte opvangvoorzieningen of tijdige toeleiding naar een ggz-plaatsing;

overwegende dat gewerkt wordt aan een veldnorm vanaf 2019;

verzoekt de regering om maatregelen voor te stellen hoe de overdracht vanuit detentie aan ggz-instellingen in 2018 kan worden verbeterd en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 712 (24587).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik hoor graag van de minister hoe hij dat nou ziet in 2018. Ik hoor ook graag of hij echt denkt dat die veldnorm in 2019 in werking zal treden, want ik heb van verschillende bronnen gehoord dat het misschien toch weer later wordt. Dat is natuurlijk zorgelijk, omdat wij allemaal willen dat mensen die uit de gevangenis zijn en die met zulke grote problemen kampen, op een goede plek zijn waar zij geholpen worden, waardoor de samenleving ook weer veiliger is. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Van Toorenburg van de fractie van het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank, voorzitter. Allereerst een vraag naar aanleiding van het verzoek van de heer Van Oosten over de mogelijkheid om telefoons te verstoren. Mij is altijd verteld dat dat niet kan, omdat dan de alarmsystemen in de gevangenis het niet meer doen. Wil de minister daar vooral naar kijken? Het moet er niet onveiliger op worden voor het personeel.

Ook wij hebben twee moties. Die gaan over het verlofsysteem, zowel in het gevangeniswezen als bij de tbs. Ik begrijp best dat er nog allerlei onderzoeken lopen en dat er nog van alles gebeurt, maar ik wil toch twee accenten zetten, zowel bij het gevangeniswezen omdat ik daar zie dat de detentiefasering wellicht consequenties heeft gehad voor de manier waarop het nu gaat, als bij de tbs met betrekking tot de druk op de doorlooptijden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doorlooptijd in tbs-instellingen de afgelopen jaren onder druk is komen te staan;

constaterende dat tbs-klinieken van de overheid boetes krijgen als ze patiënten niet op tijd met proefverlof sturen en niet binnen acht jaar klaar zijn met de behandeling;

overwegende dat er nog altijd veel incidenten plaatsvinden met betrekking tot verlof bij tbs-patiënten;

verzoekt de regering te onderzoeken of het verlofsysteem bij tbs-klinieken nog naar behoren functioneert en of het verkorten van de doorlooptijden bijdraagt aan meer incidenten bij verlof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 713 (24587).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de praktijk de detentiefasering wordt vormgegeven op een manier waarbij gedetineerden bij elkaar worden geplaatst met een individueel verlofregime;

overwegende dat er bij begeleid en onbegeleid verlof van gedetineerden nog vaak sprake is van incidenten zoals (pogingen tot) ontsnapping;

overwegende dat de Kamer en samenleving bij dergelijke incidenten niet standaard worden geïnformeerd;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de huidige werking van het verlofsysteem in het gevangeniswezen en daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan hoe er wordt omgegaan met piketmeldingen en de huidige praktijk van detentiefasering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 714 (24587).

Dank u wel. De heer Groothuizen van D66 ziet af van zijn spreektijd. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Markuszower van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Afgelopen week berichtte Jorn Jonker van De Telegraaf dat veroordeelde misdadigers de dienst uitmaken in de gevangenissen en in tbs-klinieken. Bewakers worden met hun eigen kleren gewurgd; criminelen mogen van de minister heel vaak met verlof en tijdens dat verlof ontsnappen zij te vaak en plegen zij nota bene weer een misdaad.

Criminelen horen natuurlijk in de cel, zo vindt ook 95% van de lezers van die grootste krant van Nederland. Maar wat doet dit ministerie eraan? Dat ministerie zwijgt in alle toonaarden. Het schuift de ellende en de genoemde feiten onder een heel dik CDA- en VVD-tapijt. Bijna geen enkele partij wilde hierover debatteren deze week. Vandaag ook niet. Zij laten dus de minister wegkomen met het verhullen van de waarheid. Die waarheid is dat Nederland niet veilig is als criminelen in de cel of tbs-kliniek belanden, want al die engerds gaan op verlof, en heel vaak ook. Vaak ontsnappen zij. Er gluren honderden gevaarlijke criminelen, waaronder verkrachters en moordenaars, langs de schoolpleinen. Ze staan langs de fietsroutes en lopen in de supermarkten. Wat een schande. Het is vooral schandalig dat de coalitiepartijen en de Kamerleden dit hier allemaal maar toestaan.

Naar aanleiding van het AO Gevangeniswezen van vorige maand dien ik graag twee moties is. Gevangenissen in Nederland zijn te luxe en bovendien nu een broedplaats van de islam. Dat moet natuurlijk anders. Daarom de volgende twee moties, waarvan de eerste mede is ingediend namens mevrouw Agema en de tweede mede wordt ingediend namens de heren De Graaf en Wilders, allen PVV-Kamerleden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gevangenissen in Nederland veel te luxe zijn en daardoor ook te kostbaar;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk alle airconditioning uit gevangeniscellen te halen en in verpleeghuizen te installeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 715 (24587).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er gevangenissen zijn waar islamitische gebedsruimtes zijn, de koran gelezen kan worden en halal eten de standaard is;

van mening dat gevangenissen bij uitstek plaatsen zijn waar de-islamisering de norm moet zijn in plaats van een plek waar de islamisering wordt gefaciliteerd;

verzoekt de regering te stoppen met het faciliteren van de islam in gevangenissen door islamitische gebedsruimtes te sluiten, de koran te verbieden, imams te weren en geen halalvoedsel meer te serveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Markuszower, De Graaf en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 716 (24587).

Dank u wel. De heer Markuszower is de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik schors enkele minuten voor de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Dekker:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de inbreng van de Kamerleden. Laat ik beginnen met de heer Van Nispen te bedanken voor het feit dat hij mij deze week schriftelijk vragen heeft gesteld. Dat stelde mij vandaag in staat om het beeld dat maandag in de krant werd geschetst toch wel enigszins te nuanceren. Dat ging over verlof en onttrekkingen. Als je vraagt naar piketmeldingen van de afgelopen drie jaar, je daar de ergste gevallen uitpakt, je die onder elkaar zet en zegt: "jongens, jongens, kijk eens hoe erg het is", begrijp ik best dat daar een vervelend beeld uit ontstaat. Als je ziet hoeveel verlofbewegingen er in Nederland zijn en het aantal onttrekkingen waar we het uiteindelijk over hebben, dan plaatst dat het wel in een context. Dat betekent niet dat die onttrekkingen daarmee goed zijn of dat er in sommige gevallen niet wat fout gaat. Ik hoop dat u daar in ieder geval ook kennis van heeft kunnen nemen.

De heer Markuszower (PVV):
Ik verzoek de minister toch om misschien een keer te debatteren over dat artikel en ook over het antwoord op de vragen. U noemt dat een nuancering, maar ik vraag wat die nuancering is. Uit mijn hoofd, maar ik heb het niet helemaal paraat, schrijft de minister in de antwoorden dat het niet aan de orde is, al die incidenten. En dan schrijft de minister zelf dat er 391 incidenten zijn geweest. Dat is dus meer dan elke dag één, want er zijn maar 365 dagen in het jaar. 391 vind ik dus wel "aan de orde". Al die verlofbewegingen komen dus doordat er zoveel verlofbewegingen zijn. De vraag is natuurlijk hoeveel mensen er met verlof gaan. Dan is het percentage waarbij het fout gaat veel groter. Het derde probleem uit het artikel was dat er werd gezwegen. Het ministerie verzwijgt dat er dingen fout gaan tijdens het verlof. Het verzwijgt dat, als er misdaden worden gepleegd, de dader op verlof was of ontsnapt was tijdens verlof. Kunt u dus nog iets nader ingaan op de nuance?

Minister Dekker:
Ik heb dat uitgebreid gedaan in de schriftelijke beantwoording. Ook als het gaat om de inbreng van de heer Markuszower past wel weer enige nuancering. Als je het namelijk hebt over 30.000 tot 40.000 verlofbewegingen per jaar en over bijvoorbeeld 391 onttrekkingen in 2016, dan moet je ook even kijken wat een onttrekking precies is. In sommige gevallen is dat heel vervelend. Dat is als iemand echt misbruik heeft gemaakt van zijn verlof, niet terugkeert en we daar de politie op af moeten sturen. Dat is heel vervelend. Dan blijkt dat iemand nog niet klaar is om terug de samenleving in te gaan. Dan wordt er ook een extra sanctionerende maatregel genomen. Maar een onttrekking betekent soms ook dat iemand te laat terugkeert. Dat is ook niet goed, maar dat is in dat opzicht minder ernstig. Daar kun je ook weer een maatregel bij nemen.

Als we nu met zijn allen vaststellen dat het hele stelsel van verloven erbij hoort als iemand op een gegeven moment aan het einde van zijn straf komt en weer moet wennen aan hoe het is om terug te gaan de samenleving in, en dat daarbij ook hoort dat je je houdt aan afspraken, en dat als je die afspraak niet nakomt er vervolgens een sanctie wordt toegepast — dat gebeurt in dit soort gevallen ook — dan vind ik op het totaal van 30.000 tot 40.000 verlofbewegingen per jaar ... Ik wil niet goedpraten dat het hier en daar een keer fout gaat, maar de context is wel dat er heel veel mensen in Nederland een straf uitzitten en dat ook heel veel van die mensen een keer moeten terugkeren. Dan is het beter om te kijken of dat langzamerhand kan aan de hand van een stelsel van verlof, dan dat je ze zonder verlof terug laat komen, want dan wil ik ook niet weten wat er gebeurt.

De voorzitter:
Prima. Kunnen we naar de moties?

Minister Dekker:
Ja. Dat is misschien ook een goede opmaat naar de moties. Ik kan ze natuurlijk stuk voor stuk aflopen, maar misschien mag ik beginnen met de moties van mevrouw Van Toorenburg. Die vragen namelijk om onderzoek naar hoe het nou zit met die verlofregelingen. Dat zijn de moties op de stukken nrs. 713 en 714. Zij stelt vragen over het tbs-stelsel. Daarbij hebben we het jaarlijks over zo'n 40.000 verlofbewegingen, waarbij in het afgelopen jaar 32 keer sprake was van iemand die niet op tijd was teruggekeerd. 26 maal is de maatregel van één jaar geen verlof opgelegd, waarbij in twaalf zaken sprake was van een strafbaar feit.

Kijk, ik vind dat wij van al dit soort gevallen ook weer moeten leren. Ik loop niet weg voor dingen die fout gaan, maar we moeten ook niet de illusie hebben dat in een gevangeniswezen waarin zo veel mensen vastzitten, alles foutloos is. Wel vind ik het van belang dat systemen en dus ook het verlofsysteem met hun tijd meegaan. Dat betekent dat eens in de zoveel tijd eens wordt bezien of alles nog functioneert.

Als ik uw motie nou zo mag opvatten dat we dat gaan doen, ben ik bereid om te kijken of we aan de wens van de Kamer tegemoet kunnen komen op een manier zonder dat we weer een enorm omvangrijk onderzoek starten. Wellicht is het dan goed om aan te sluiten bij het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat is aangekondigd naar aanleiding van de zaak in Den Dolder. Die heeft gezegd: wij willen eens kijken naar dat stelsel van verlofsystemen. Wellicht mag ik dan vragen of zij bereid zijn om deze vraag van mevrouw Van Toorenburg daarin mee te nemen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Prima, voorzitter. Als daarin dan ook de doorlooptijden in de tbs expliciet aandacht kunnen krijgen, kan ik de motie aanhouden.

Minister Dekker:
Ik ga dat verzoeken. De Onderzoeksraad voor Veiligheid is natuurlijk zelfstandig in het bepalen van zijn onderzoeksvragen, maar als zij dat doen, kunnen we daar wellicht in één keer, in zijn totaliteit naar laten kijken. Mocht dat niet het geval zijn dan kom ik bij u terug. Dan kunt u zien of we dat op een andere manier willen doen.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor haar motie (24587, nr. 713) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 714. Die vraagt eigenlijk ook om een onderzoek naar het verlofsysteem, maar dan in het gevangeniswezen. Ik ga even niet op de cijfers in, omdat die ook al in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Van Nispen staan. Wellicht mag ik ook die vraag daar neerleggen. Dan zijn er nog twee andere dingen in deze motie. Het ene gaat over de detentiefasering. Volgens mij hechten u en ik daar allebei heel erg aan, maar er zit ook een expliciete opdracht in het regeerakkoord om daarmee door te gaan. We kunnen daar dus onderzoek naar doen, maar ik kan u ook toezeggen dat ik daar gewoon op terugkom. Ik ga dat meenemen in mijn visie op het gevangeniswezen die u in het voorjaar krijgt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, terecht geeft de minister aan dat daar een passage over is opgenomen in het regeerakkoord. Waar het in essentie op neerkomt, is dat ik me afvraag of het feit dat de detentiefasering is vormgegeven door iedereen door elkaar heen te zetten nou invloed heeft gehad op het aantal incidenten, waar ze voorheen helemaal in een cultuur zaten van voorbereiding op de samenleving. Als de minister dat aspect mee kan nemen, kan ik ook deze motie aanhouden. Want voorzitter, u wilt niet de hele nacht stemmen.

De voorzitter:
Ik ben daar altijd toe bereid.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor haar motie (24587, nr. 714) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:
Ik ga dat in ieder geval voorleggen en ik kom daarop bij u terug.

Dat hoop ik ook te doen in de richting van de heer Van Nispen. Hij vroeg wat er nu wordt geleerd van hoe het gaat met de verloven, van de dingen die goed gaan en de dingen die niet goed gaan. Aan de ene kant gebeurt dat voortdurend. Ik zou met terugkijken ook niet willen wachten tot het einde van het jaar. Ik wil eigenlijk dat steeds als er wat gebeurt, een instelling daarvan leert. Daarmee gaan we er dan wat fundamenteler kijken of in ieder geval de OVV vragen om daarnaar te kijken. Wellicht is daarmee ook aan uw verzoek voldaan.

De heer Van Nispen (SP):
Nog niet helemaal. Als de minister zegt dat je van fouten moet leren, kan ik het daar natuurlijk alleen maar mee eens zijn. Maar in het artikel in De Telegraaf las ik dusdanige nieuwe dingen en ook schokkende incidenten, dat ik denk dat de brieven die wij van de minister krijgen, niet op dit soort incidenten ingaan. Bijvoorbeeld: iemand die ongeoorloofd belt met een mobiele telefoon in een inrichting, die de volgende dag gewoon op verlof mag en met een klaarstaande auto vlucht. Ik wil dus eigenlijk in de komende rapportages periodiek bericht krijgen van het aantal onttrekkingen in de afgelopen periode. Daarom deze motie. Dat krijgen we tot nu toe wel van de minister, maar ik wil daar dus wat meer inkleuring in en, wat concreter: welke lessen zijn daaruit getrokken en hoe gaan we daarmee verder?

Minister Dekker:
Ik wil ervoor oppassen dat we elkaar gaan bedelven onder een pak papier. Ik ben het met u eens: er gaan veel dingen goed, maar als er iets niet goed gaat, moeten we daarvan leren en moeten we daar niet geheimzinnig over doen. In een grote organisatie als het gevangeniswezen gaat vast weleens wat mis. Dan vind ik het belangrijk dat op locatie, bij de instelling, met het team gekeken wordt wat er niet goed ging en hoe daarvan geleerd kan worden. Als u daar wat meer van wilt weten, dan begrijp ik dat ook wel. Maar ik zoek naar een manier waarop we dat kunnen doen, zonder dat we daar enorme jaarlijkse rapportages over opstellen. Want dan zijn de mensen met heel veel dingen bezig, maar niet met het binnenhouden van gevangenen, en daar hebben we ze hard voor nodig. Als ik nou eens vraag aan DJI om in het eerstvolgende jaarverslag aan dit thema aandacht te besteden? Dan kijken we allebei of dat bevalt en, zo ja, dan kan het misschien een terugkerend element worden in het jaarverslag. En als u dan nog wilt dat er een aparte brief komt, dan moet u dat dan maar inbrengen. Wellicht kunt u tot die tijd uw motie aanhouden.

De voorzitter:
Dat is een vraag aan de heer Van Nispen dus.

De heer Van Nispen (SP):
Ik zal de motie aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (24587, nr. 709) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dekker:
Dank u wel. Dan de motie op stuk nr. 710, die gaat over de pensioenleeftijd. Personeelsleden in een substantieel bezwarende functie, zoals piw'ers, kunnen eerder in aanmerking komen om uit de functie te treden. De SBF-regeling valt echter onder de cao voor rijksambtenaren, dus die zal in de bespreking met de bonden — waar BZK de kar trekt — op tafel liggen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van de cao. Die motie ontraad ik dus.

Dan de motie op stuk nr. 711, die gaat over de meerpersoonscellen. Ik zie dat punt en daarover wordt ook gesproken met personeel en ondernemingsraden. Tegelijkertijd hecht ik ook waarde aan de mogelijkheid om tweepersoons- of meerpersoonscellen in Nederland te hebben en te houden. Ik heb al toegezegd om daar in de visie op terug te komen; dan kan dat ook beredeneerd. Eigenlijk vraagt u nu om, daarop vooruitlopend, te kijken of we dat kunnen afbouwen. Daar ben ik geen voorstander van en daarom ontraad ik de motie.

Er zijn een aantal vragen gesteld door de heer Van Oosten. Ik denk dat ik een deel daarvan heb kunnen wegnemen. De heer Van Oosten had het ook over piketmeldingen en incidenten op verlof. Daar gaan we wat fundamenteler naar laten kijken, als de OVV dat wil meenemen. Piketmeldingen zijn breder dan dat. Soms ontstaat er een piketmelding omdat er sprake is van iemand die een poging tot zelfmoord heeft gedaan. Of een piketmelding ontstaat omdat er sprake is geweest van een brandje omdat iemand zijn jas in de magnetron heeft gedaan. Ik vind het heel erg belangrijk dat de organisatie open is over dit soort piketmeldingen. Daar geheimzinnig over doen, wil ik nu juist niet. Ik vind het dus heel belangrijk dat die piketmeldingen er zijn, dat die worden gedaan en dat we die maandelijks publiceren op de website. Als daaruit blijkt dat sommige dingen echt anders lopen, bijvoorbeeld rond onttrekkingen verlof, dan heeft u een punt om over te praten. Maar zoals u heeft kunnen zien aan de antwoorden op de vragen van de heer Van Nispen, zijn die onttrekkingen, ook al gebeuren die af en toe, al jaren redelijk stabiel.

De voorzitter:
De heer Van Oosten, kort en puntig.

De heer Van Oosten (VVD):
Ja, heel kort, voorzitter. Mijn verzoek was eigenlijk meer of er trends in kaart zouden kunnen worden gebracht. Ik snap wel dat niet elke magnetronbrand gemeld moet worden richting de Tweede Kamer. Maar als we nu een trend zien ontstaan waarbij mensen zich proberen te onttrekken of anderszins, misschien pogingen tot zelfmoord in cellen, dan wil ik het wel horen op het moment dat daar een trend in zichtbaar is. Ik vond uw suggestie in de richting van de heer Van Nispen om dat mee te nemen in het jaarverslag, wel een aardige. Zou ik daar dan om mogen vragen?

Minister Dekker:
Ja, voor een deel kan dit in het jaarverslag, voor een deel brengt DJI ook ieder jaar DJI in cijfers uit. Die laten zien hoe het zit met het verloop van gevangenen, verlof, incidenten, et cetera, et cetera. Als daar dingen in zitten waarvan je zegt: dat is trend en dat gaat niet goede kant maar de verkeerde kant op, dan hebben we een aanleiding voor een debat in deze Kamer.

Voorzitter. Dan over het binnensmokkelen van goederen en over hoe het zit met de Politiewet. Is het nu zo dat recente aanpassingen van de Politiewet ook gelden voor DJI? Nee, dat is formeel niet het geval, want daar geldt de Penitentiaire beginselenwet. Overigens heeft DJI op dit moment al ruimere bevoegdheden. De bevoegdheden in de Politiewet worden in feite op het niveau van die van het gevangeniswezen gebracht.

Dan vroeg de heer Van Oosten of, als het gaat over het binnensmokkelen — waarover een wet uw kant op komt — ernaar gekeken kan worden om dat strafbaar te stellen en om na te denken over slimmere manieren, omdat je ook ziet dat in dat kat-en-muisspel, gevangenen, criminelen, steeds slimmere manieren weten te vinden. Ik vind dat heel erg zinnig. Ik kan u toezeggen dat u voor de zomer van 2018 een brief ontvangt over waar dat precies toe leidt. U zult ook zien dat een aantal van die innovatieve methoden misschien een aanpassing van wet- en regelgeving vergen als we ze ook in de praktijk willen gaan inzetten.

Dan kom ik tot slot bij de twee moties van de heer Markuszower.

De voorzitter:
We missen nog de motie op stuk nr. 712, de motie-Buitenweg/Van Nispen.

Minister Dekker:
O sorry. U heeft daar helemaal gelijk in. Dan doen we die eerst nog. Die motie gaat over de veldnorm. Ik begrijp het punt van mevrouw Buitenweg die zegt: dat is 2019, maar wat ga je al doen in 2018? Ik zou deze motie willen overnemen, maar ik wil wel de verwachtingen wat temperen. We zullen natuurlijk niet lopende dit jaar al direct alles geregeld hebben. In 2019 willen we over de veldnorm graag goede afspraken maken, maar als opmaat daarnaartoe kan ik u wel een doorkijkje geven in waar we mee bezig zijn.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Begrijp ik dan goed van de minister dat hij nog bij ons terugkomt om te vertellen wat er in 2018 gebeurt en of dat inderdaad enigszins tegemoetkomt aan de nood die er is aan die beveiligde bedden?

Minister Dekker:
Dat is wat u hier vraagt. Volgens mij had ik de motie al overgenomen, voorzitter.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Hartelijk dank, minister.

Minister Dekker:
Ik ga dat doen en ik zal daar niet al te veel tijd overheen laten gaan. Maar ik zeg er wel onmiddellijk bij dat we de tijd hebben genomen om dit in 2019 te doen. Dat betekent dus niet dat we in 2018 het probleem hebben opgelost. Maar als je vraagt "wat ga je dan wel lopende dat jaar doen?", dan wil ik u daar best inzicht in bieden.

De voorzitter:
Bestaat er bezwaar bij de leden dat de motie wordt overgenomen? Dat is niet het geval.

De motie-Buitenweg/Van Nispen (24587, nr. 712) is overgenomen.

Minister Dekker:
Dan kom ik nu toch bij de motie op stuk nr. 715 van de heer Markuszower en mevrouw Agema over het verwijderen van airconditioning uit het gevangeniswezen. Ik zou de heer Markuszower willen meegeven dat er niet alleen criminelen in het gevangeniswezen zitten, maar dat er ook nog mensen werken. Een goed binnenklimaat voor iedereen lijkt mij toch verstandiger. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 716 waarin hij ertoe oproept het faciliteren van de islam in gevangenissen te stoppen. Wij kennen in Nederland nog steeds de vrijheid van godsdienst. Die geldt buiten gevangenissen, maar ook in gevangenissen. Daarom zou ik deze motie willen ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit debat. Vanavond stemmen wij over de moties. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Vreemdelingen- en asielbeleid

Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 14/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid. Wij hebben acht deelnemers van de zijde van de Kamer. Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Hij krijgt vandaag de titel "Bewindspersoon van de dag", want hij is zo goed om vanavond aanwezig te zijn bij de stemmingen. Dat betekent dat hij eerst onze dinerpauze helemaal gaat meemaken hier in dit gebouw, en dat hij vervolgens de stemmingen vanuit vak-K mag gadeslaan. Daar zou weleens, zeg eens wat, anderhalf uur mee gemoeid kunnen zijn. Wij waarderen het dus extra dat u hier bent, meneer de staatssecretaris.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Karabulut van de fractie van de SP. Zij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij dat de voorzitter overweegt om misschien de pledge voor het verbod op kernwapens te ondertekenen. Wij hebben die vanavond uitgereikt. Maar dat geheel terzijde, voorzitter.

We hebben het hier ook over Afghanistan, waar zich geen kernwapens bevinden, maar waar wel oorlog is. Het toeval wil dat wij en de commissie voor Buitenlandse Zaken vorige week spraken over de verslechterde situatie en de verlenging van de oorlog in Afghanistan, en dat tegelijkertijd een debat gaande was omdat er nog steeds mensen, vluchtelingen, worden teruggestuurd, ondanks de verslechterde veiligheidssituatie. Kinderen mogen daar niet de dupe van worden. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de VN stellen dat Afghanistan in oorlog is en dat uit onderzoek blijkt dat negen op de tien Afghaanse kinderen onder de 15 jaar te maken krijgen met geweld en dat het aantal kinderen onder de slachtoffers sterk is toegenomen;

constaterende dat de UNHCR geen voorstander is van terugkeer van vluchtelingen naar Afghanistan vanwege het voortdurende conflict en het gebrek aan opnamecapaciteit;

overwegende dat een nieuw ambtsbericht pas in mei 2018 wordt gepubliceerd;

verzoekt de regering tot de publicatie van het nieuwe ambtsbericht geen kinderen uit te zetten naar Afghanistan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2358 (19637).

Mevrouw Karabulut (SP):
Het zou een mooi kerstbericht zijn als we dit vanavond op z'n minst kunnen regelen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Ojik van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn collega Buitenweg heeft tijdens het AO aandacht gevraagd voor het lot van bekeerlingen en afvalligen in Irak en voor het lot van lhbti's in Oekraïne. Mijn moties gaan daarover.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Freedom Of Thought Report 2017 stelt dat Irak voor afvalligen een van de gevaarlijkste landen ter wereld is en dat de UNHCR stelt dat bekeren van de islam in Irak veelal leidt tot sociale uitsluiting en geweld van de zijde van de familie of de lokale gemeenschap;

overwegende dat personen die op de vlucht slaan vanwege uitsluiting en geweld op basis van religieuze overtuigingen in beginsel recht hebben op bescherming;

verzoekt de regering in het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Irak bekeerlingen en islamafvalligen aan te merken als risicogroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2359 (19637).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering Oekraïne heeft aangemerkt als veilig land van herkomst zonder hierbij een uitzondering te maken voor lhbti's, ondanks een oproep van de UNHCR aan Nederland tot een dergelijke uitzondering vanwege het toegenomen geweld tegen lhbti's in Oekraïne en gebrek aan bescherming van deze groep door de overheid in praktijksituaties;

verzoekt de regering Oekraïne niet als veilig land van herkomst aan te merken voor lhbti's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2360 (19637).

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb nog 20 seconden, mijnheer de voorzitter. Daarin wil ik mijn collega's er graag op wijzen dat ik de gewijzigde motie over de kustwacht in Libië, die ik heb aangehouden op verzoek van de staatssecretaris, die nog een brief heeft gestuurd, vanavond in stemming zal brengen. Ik heb die motie zo redelijk mogelijk geprobeerd te formuleren. Ik spreek niet meer over het opschorten van steun aan de kustwacht, maar over het heroverwegen daarvan. Ik hoop dan ook op steun daarvoor. Dank u wel.

De voorzitter:
Even een kleine reclame voor een eigen motie. Dan de heer Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij, voor zijn laatste bijdrage dit jaar aan onze beraadslagingen.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dank u zeer. Bij het gesprek over asiel en immigratie zijn verschillende maatregelen de revue gepasseerd die genomen zijn om het asielbeleid te stroomlijnen. Ik wil daar graag mijn waardering voor uitspreken. Ik heb echter ook de vinger gelegd bij nog een maatregel, die wat complexer is omdat die internationale dimensies heeft. Het lijkt ons als SGP de moeite waard om eens in beeld te brengen hoe we op dat punt ook ons asielbeleid kunnen stroomlijnen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat het onwenselijk is dat veel asielzoekers lange tijd in onzekerheid verkeren over hun verblijfsstatus;

van oordeel dat het voor alle betrokkenen het beste is om zo snel mogelijk uitsluitsel te geven over de verblijfsstatus van een asielzoeker teneinde te kunnen werken aan zijn of haar inburgering of uitzetting;

verzoekt de regering om in Europees en ander internationaal verband na te gaan op welke manier de mogelijkheid voor asielzoekers om onbeperkt vervolgaanvragen in te kunnen dienen aan banden kan worden gelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2361 (19637).

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan staat op onze lijst de heer Voordewind. Wordt hij vervangen door mevrouw Van der Graaf? Dat is niet het geval. De heer Fritsma van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Fritsma (PVV):
Dank u wel. Voorzitter. De aanslag op een joods restaurant in Amsterdam is ook tijdens het algemeen overleg over vreemdelingenzaken besproken. Naar aanleiding daarvan wil ik graag één motie indienen, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een week na de aanslag op een joods restaurant in Amsterdam niets wist over de verblijfsstatus van de Palestijnse dader;

overwegende dat hij wel over deze kennis had moeten beschikken om bijvoorbeeld te beoordelen of er fouten zijn gemaakt bij de toekenning van de verblijfsstatus, of er fouten zijn gemaakt bij de screening van de dader en of het verblijfsrecht van de dader kan worden ingetrokken;

overwegende dat een snelle dergelijke beoordeling van groot belang is mede gelet op de gevechtservaring die de dader in Syrië heeft opgedaan en de dreiging die dit voor onze samenleving met zich meebrengt;

overwegende dat de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor alle aspecten die het verblijfsrecht van de dader raken, zich persoonlijk bezig dient te houden met deze zaak die de nationale veiligheid immers direct raakt;

spreekt uit dat het niet goed is dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een week na de aanslag op een joods restaurant niets wist over de verblijfsstatus van de Palestijnse dader en dat dit in toekomstige vergelijkbare zaken verbetering behoeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2362 (19637).

Een vraag van de heer Azmani.

De heer Azmani (VVD):
Voorzitter, met alle respect richting de heer Fritsma, maar om eerlijk te zijn is deze motie toch volledig onzin? Er zit toch een verschil in wat de staatssecretaris weet en wat de staatssecretaris in het openbaar kan communiceren over een bepaalde zaak?

De heer Fritsma (PVV):
Nou, de VVD-fractie mag dit onzin vinden, maar deze staatssecretaris en alle staatssecretarissen houden zich bezig met heel veel individuele zaken. Uitgerekend een zaak waarbij een levensgevaarlijk persoon een aanslag pleegt op een restaurant in Amsterdam, die zelf zegt dat hij informatie heeft achtergehouden bij de verblijfsaanvraag, daar moet een staatssecretaris toch ook persoonlijk bovenop zitten? Dat is niet meer dan logisch, want er moet gekeken worden hoe het kan dat er een verblijfsstatus is verstrekt; wat er is gebeurd bij de screening; hoe de verblijfsstatus kan worden ingetrokken. Dan is het niet uit te leggen dat de staatssecretaris een week na deze aanslag gewoon helemaal niets over deze zaak kan zeggen en niet eens weet wat de verblijfsstatus is. Als de VVD-fractie dit onzin vindt, dan zegt dat heel veel over de VVD-fractie en de onwil van de VVD-fractie om terreurbestrijding serieus te nemen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Groothuizen van de fractie van D66.

De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. De situatie in Libië blijft zorgen baren. Ik zie echter wel dat er bemoedigende berichten zijn die melden dat steeds meer mensen uit Libië worden gerepatrieerd. Er moet wat mij betreft toch wel veel meer gebeuren. Wat D66 betreft zijn de toegang tot de detentiekampen, het liefst alle detentiekampen, en het evacueren van mensen uit Libië van het allergrootste belang. Daarna moeten we er op de lange termijn voor zorgen dat mensen het liefst helemaal niet meer de reis naar Libië ondernemen, zodat ze daar ook niet in de problemen kunnen komen.

In het verslag van de Europese Raad dat wij voorgisteren kregen, lees ik dat de minister-president de kwestie van het onafhankelijke monitoringsmechanisme heeft opgebracht. Dat was ook vastgelegd in een motie van D66 van vorige week. Dat is goed nieuws. De vraag is echter wel hoe dit nu verdergaat. Welke vervolgstappen gaat Europa nemen om ervoor te zorgen dat dit mechanisme in de praktijk gaat werken? Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Kan hij ook toezeggen dat hij deze kwestie kritisch zal blijven volgen?

Dank u wel.

De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van Toorenburg van de fractie van het CDA, maar zij ziet af van haar spreektijd. De staatssecretaris vraagt om twee minuten bedenktijd. Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter, dank u wel. Vier moties en een vraag: laat ik ze in volgorde langslopen.

De eerste motie, van mevrouw Karabulut en de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 2358. Ook naar aanleiding van het begrotingsdebat eind november is door de Kamer een motie ingediend met betrekking tot het stopzetten van de terugkeer naar Afghanistan. Die motie heb ik destijds ontraden en die motie is vervolgens door uw Kamer verworpen. Ook in deze motie wordt de regering opgeroepen om de terugkeer naar Afghanistan te stoppen. Alleen is deze motie specifiek gericht op kinderen.

Ik breng in herinnering dat ik op de eerdere motie heb aangegeven dat ik over de terugkeer naar Afghanistan van mening ben dat het huidige beleid voor Afghanistan recht doet aan de precaire situatie in dat land. Een groot aantal groepen is aangemerkt als risicogroep of als kwetsbare minderheidsgroep. Binnen die groepen kunnen zich natuurlijk evenzeer kinderen bevinden en in dat geval gelden die kinderen natuurlijk ook als risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep. Daarbovenop geldt natuurlijk in elke zaak dat er een individuele toets wordt gedaan op basis van het individuele relaas.

Naar mijn mening wordt hiermee voldoende rekening gehouden met de moeilijke situaties in Afghanistan. Ik zie dus in de landeninformatie geen grondslag om te oordelen dat álle Afghaanse kinderen in het bezit moeten worden gesteld van een asielvergunning, enkel omdat zij kind zijn. De Kamer weet dat in ons wettelijk stelsel besloten ligt dat het niet verlenen van een vergunning impliceert dat terugkeer aan de orde is. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Eén vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, voorzitter. Maar deze motie vraagt helemaal niet om nooit meer terug te sturen, maar om op te schorten totdat het nieuwe ambtsbericht er is. Ik wijs de staatssecretaris erop dat het super onveilig is in Afghanistan, dat de Amerikanen de bombardementen hebben opgevoerd, dat de taliban oprukt en dat de UNHCR en de VN spreken over schrijnende situaties onder kinderen. Het enige wat deze motie verzoekt is: alsjeblieft geen kinderen uitzetten, totdat het nieuwe ambtsbericht er is en er daarover een nieuw debat heeft plaatsgevonden. That's all!

De voorzitter:
Helder. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Harbers:
Ja, voorzitter. Dat is exact dezelfde strekking als die van de motie die bij de begroting voorlag. Toen ging het ook over een moratorium tot het nieuwe ambtsbericht. We hebben het nieuwe ambtsbericht naar voren gehaald. In de tussentijd, zo heb ik zojuist gemeld, wordt in individuele aanvragen ook altijd het individuele relaas getoetst. Dat kan dus betekenen dat er ook in het individuele relaas aanleiding kan zijn om hier een vergunning te verstrekken als mensen buiten de geïdentificeerde risicogroepen of minderheidsgroepen vallen.

Nou ja, ik heb geantwoord zoals ik net heb geantwoord. Ik zie geen reden om nu tot een algeheel vertrekmoratorium over te gaan.

De voorzitter:
De tweede motie.

Staatssecretaris Harbers:
De tweede motie, op stuk nr. 2359, gaat over bekeerlingen en afvalligen in Irak. Dat is de motie van de heer Van Ojik over islamafvalligen in Irak. In het AO heb ik de Kamer gezegd dat afvalligheid van de islam niet specifiek genoemd wordt in het landgebonden asielbeleid voor Irak. Wel zijn in dat beleid een aantal religieuze minderheidsgroepen als kwetsbare minderheidsgroep aangewezen, bijvoorbeeld de christenen. Hier vallen dan ook de voormalige moslims onder die zich hebben bekeerd tot het christendom. Uiteraard kunnen we hier nog meer voorbeelden bedenken van personen die zich tot een andere religie hebben bekeerd of om andere redenen als een afvallige worden gezien. Maar de vraag is of het dan wenselijk en opportuun is om al die voorbeelden in het landenbeleid op te gaan nemen. Volgens mij moeten we ons in het landgebonden beleid willen beperken tot groepen die een substantieel deel zijn van de asielinstroom vanuit dat land naar Nederland, dit temeer omdat ik in het AO ook heb toegelicht dat het niet noemen van afvalligheid in het landenbeleid Irak niet betekent dat aanvragen niet zorgvuldig worden getoetst. Bij de individuele beoordeling wordt de precaire situatie voor afvalligen nadrukkelijk betrokken en er zal dan ook in veel gevallen een vergunning worden verleend.

Maar ik zeg daar wel bij dat in incidentele gevallen ook kan worden geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om asielbescherming te verlenen, bijvoorbeeld als iemand eerder geen enkel probleem ondervond en er ook geen concrete aanwijzingen zijn voor toekomstige vervolging. Individuele toetsing zou overigens ook het geval zijn als afvalligen in het asielbeleid voor Irak als risicogroep waren opgenomen, want ook dan is nog altijd het individualiseringsvereiste van toepassing. Vanuit die argumentatie is er volgens mij geen noodzaak om islamafvalligen als risicogroep toe te voegen, dit onder inbegrip van alles wat ik heb gezegd, namelijk dat er voor heel veel van die mensen een grond bestaat om uiteindelijk wel een asielvergunning te verkrijgen.

De voorzitter:
Eén vraag, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter, ik weet het. Ik heb uiteraard goed geluisterd naar de staatssecretaris en ook naar wat hij eerder zei in het AO. Ik neem aan dat de individuele toetsing altijd zorgvuldig is. Dat is in dit geval ook zo, zegt de staatssecretaris. Daar ga ik eerlijk gezegd zonder meer van uit, maar dat zou betekenen dat je nooit een bepaalde categorie als een risicogroep hoeft te identificeren, want je toetst het individuele geval altijd zorgvuldig. Mijn vraag is waarom bijvoorbeeld in het geval van Iran wel specifiek wordt gepraat over islamafvalligheid, terwijl er in het geval van Irak wordt gezegd: we lossen het op middels een individuele toetsing. Ik begrijp dat verschil eerlijk gezegd niet.

Staatssecretaris Harbers:
Dat verschil heeft ermee te maken dat het in de eerste plaats gebaseerd is op periodieke ambtsberichten, waarbij er wordt gekeken naar de situatie in het land zelf en naar tal van groepen. Vervolgens is het landenbeleid een hulpmiddel voor de IND om te helpen bij de individuele toets. Om die reden ben ik er voorstander van dat we dat dan ook vooral doen voor die groepen waarvan we hier een grotere instroom zien. Je kunt voor tal van groepen de hele situatie in kaart brengen, maar als het maar om enkele aanvragen in Nederland gaat, heeft het meer zin om dat op dat moment gewoon individueel te beoordelen.

Voorzitter, de motie-Van Ojik op stuk nr. 2360 gaat over de lhbti's in Oekraïne. Nederland heeft een verantwoordelijkheid voor het bieden van bescherming aan personen die in hun land van herkomst gegronde reden hebben voor vrees van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, om welke reden dan ook. Mijn ambtsvoorganger heeft eerder aan uw Kamer aangegeven op welke gronden Oekraïne is aangemerkt als een veilig land van herkomst en hoe de positie van lhbti's aldaar geduid wordt. Belangrijk hierbij was dat in Oekraïne op het gebied van de rechten van lhbti's voorzichtig positieve ontwikkelingen werden geconstateerd. Maar ook hier — en dat hebben we in het AO uitvoerig gewisseld — wordt uiteraard ieder asielverzoek van een vreemdeling die stelt LHBT te zijn, zorgvuldig beoordeeld. Het kabinet onderkent dat er in Oekraïne sprake is van sociale discriminatie en intimidatie van de groep lhbti 's en dat wordt meegewogen in de beslissing over individuele asielverzoeken. Gezien de geconstateerde voorzichtig positieve ontwikkelingen zie ik nu geen reden om Oekraïne als onveilig land voor lhbti 's te beschouwen. Periodiek gaan we de landen die we nu als veilig beschouwen, waaronder Oekraïne, ook weer toetsen, dus volgt er ook op enig moment weer een herbeoordeling. Dan kijken we ook weer opnieuw of die voorzichtig positieve ontwikkeling zich bestendigd heeft. Ik zie op dit moment geen aanleiding om bij het benoemen van Oekraïne tot veilig land van herkomst een algehele uitzondering voor lhbti 's te maken en daarom ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 2361 van de heer Bisschop. In het AO gaf ik al aan dat ik op zichzelf sympathie voel voor de gedachte achter deze motie, want het komt inderdaad voor dat vreemdelingen meerdere vervolgaanvragen indienen die allemaal ongefundeerd zijn. In die gevallen kan dat ook voor medewerkers van de vreemdelingenketen heel onbevredigend zijn. U voelt natuurlijk al een "maar" aankomen, want zoals ik tijdens het AO al aangaf, is het op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Hof in Straatsburg niet mogelijk om een maximum te stellen aan het aantal in te dienen asielaanvragen. Het is immers altijd mogelijk dat zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen, waardoor de asielzoeker alsnog in aanmerking komt voor een asielvergunning, want die feiten en omstandigheden worden per definitie in een asielprocedure getoetst. Zou die mogelijkheid er niet zijn, dan zou de kans bestaan dat de asielzoeker wordt teruggestuurd in strijd met het refoulementverbod in het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dat is de reden dat ik de motie ontraad, maar ik zeg daar wel bij dat het onverlet laat dat wij de afgelopen jaren binnen de ruimte die de internationale en EU-wetgeving biedt, naar maatregelen hebben gezocht om vervolgaanvragen versneld af te kunnen doen. Het regeerakkoord geeft daar ook weer een impuls aan en ik denk dat we daar uiteindelijk de oplossing moeten zoeken voor dit geschetste probleem.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, inderdaad, ik heb daar ook mijn oprechte waardering voor uitgesproken. Ik denk dat dat in het belang van iedereen is, van alle betrokkenen. Waar het mij in deze motie om gaat, is het volgende. Wij lopen nu aan tegen het feit dat het niet kan. Dan is deze motie juist een verzoek aan de regering om scherp in beeld te brengen waarom het niet kan en wat we daaraan kunnen doen. Wat voor mogelijkheden zijn er om misschien op dit punt — waar een gapend gat zit, een lek in het hele beleid, want daar lopen wij gewoon tegenaan — wél wat stappen te zetten? De motie vraagt niet om nu concreet stappen te ondernemen, maar om onderzoek te doen, om dingen te inventariseren en om daar vervolgens het gesprek over aan te gaan, binnen de zorgvuldige rechtsstatelijkheid.

Staatssecretaris Harbers:
Precies om die reden denk ik toch dat het zuiverder is om de motie te ontraden. Wij weten namelijk de bezwaren waar dit op stuit. Die heb ik u zojuist geschetst: het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof in Straatsburg. Maar het onderwerp van die vervolgaanvragen heeft wél de voortdurende aandacht van zowel het vorige kabinet als van dit kabinet tijdens de onderhandelingen over dat Europese gemeenschappelijke asielsysteem. Daarbij is het de Nederlandse inzet om procedures snel te kunnen blijven afhandelen en om aanspraak op opvang tijdens vervolgaanvragen te beperken tot degenen met een serieuze vervolgaanvraag. Maar ik zeg er meteen bij: we hebben het beperken van die opvangaanspraak dus ingebracht in Brussel, maar voor het beperken daarvan heeft Nederland geen bijval gekregen. Dat maakt uiteindelijk dat het snel afhandelen van ongefundeerde herhaalde asielverzoeken des te belangrijker is. Nederland heeft daarbij herhaaldelijk aangegeven dat de voorstellen van de Commissie te weinig ruimte bieden om die vervolgaanvragen in een zeer kort tijdsbestek af te handelen, met name als het gaat om aanvragen die op het allerlaatste moment worden ingediend met het kennelijke doel om de geplande terugkeer te frustreren. Hier blijven wij, ook in het komende jaar bij die onderhandelingen, aandacht voor vragen. Maar dit is nog geen gelopen race, zeg ik erbij. Ik denk echter dat het verstandiger is om voor deze route te kiezen dan om heel principieel de vraag op tafel te leggen of we het EVRM zullen gaan aanpassen. Dat lijkt me niet. We dienen dus concrete tekstvoorstellen in en we blijven daarmee aan de slag.

Tot slot de motie van de heer Fritsma. Daarna kom ik nog op de vraag van de heer Groothuizen. Strikt genomen denk ik niet dat ik een oordeel over de motie van de heer Fritsma zou moeten geven, want het gaat daarin over een oordeel van de Kamer. Maar ik wil er drie dingen over zeggen. Het is niet juist dat ik of mijn diensten geen informatie hadden of hebben over deze zaak, al is het maar omdat natuurlijk alles zich onder de verantwoordelijkheid van een lid van het kabinet afspeelt. Verder is het ook zo dat leden van het kabinet echt wel persoonlijk meekijken wat er in beeldbepalende maatschappelijke kwesties gebeurt. Tijdens het AO heb ik aangegeven niet in te gaan op een individuele zaak. Ik stel overigens vast dat de motie een aantal overwegingen kent waarover, indien ze waar zijn, op dit moment in de eerste plaats het OM en de rechtbank moeten oordelen. Ik heb tijdens het AO ook al aangegeven dat, zodra er een straf is opgelegd, in de vreemdelingenketen bekeken kan worden welke consequenties dat heeft voor een eventuele verblijfsvergunning. Dit conform de regelgeving; ik heb daar uw Kamer gisteren ook nog een brief over gestuurd.

De heer Fritsma (PVV):
Als de staatssecretaris kennis had over de verblijfsstatus van deze jihadist en over de manier waarop hij die had gekregen, dan heeft hij die kennis na het AO van 14 december verworven. Want tijdens het AO van 14 december heeft de staatssecretaris gezegd dat hij het niet wist. Ik heb hier het verslag bij me waar dat in staat. Dan blijft de vraag staan waar de staatssecretaris ook nu weer niet op ingaat: hoe kan het dat hij een week na deze aanslag zich niet had verdiept in vragen als: wat voor verblijfsstatus heeft deze jihadist gekregen, hoe is hij door de screening gekomen, is er gelogen, kan het verblijfsrecht worden ingetrokken, wat moet er beter bij de screening? Misschien zijn er nog wel meer gevallen. Het is heel simpel: dit is een zaak waar je natuurlijk bovenop moet zitten, omdat die de nationale veiligheid raakt. Ik stel nogmaals de vraag: waarom heeft de staatssecretaris er niet persoonlijk bovenop gezeten? Ik blijf het vragen. Ik heb op deze vraag ook tijdens het AO steeds geen antwoord gekregen.

Staatssecretaris Harbers:
Ja, en ik blijf het antwoord geven dat ik tijdens een AO niet inga op zo'n individuele zaak. De inhoud van een aantal krantenberichten moet niet verward worden met de verantwoordelijkheid die leden van het kabinet hebben voor de inhoud van een zaak. Maar ik stel nog steeds vast dat het niet aan mij was op dat moment, en het ook nu niet aan mij is om in te gaan op alle individuele aspecten van een zaak die deels in de media staan, omdat dit op dit moment ter weging is aan het OM en aan de rechtspraak. Pas daarna is er iets, een handelingsperspectief waar we in de asielketen iets mee kunnen. Ik verval nog een keer in herhaling: dit betekent dat iedere keer als er een incident is in de vreemdelingenketen, er vanzelfsprekend door alle betrokken diensten wordt gekeken welke nieuwe informatie er eventueel naar boven komt en wat we daaruit leren als het niet eerder bekend was. Dat hoort echt tot de standaardhandelingen van de diensten. Punt.

Dan nog de vraag van de heer Groothuizen. Hij vroeg naar de monitoring van wat de kustwacht in Libië doet. U hebt in het verslag van de Europese Raad kunnen lezen dat de minister-president conform de motie van de Kamer daarvoor aandacht heeft gevraagd. De volgende stap is nu natuurlijk dat dit daarmee ook een kwestie is in de Europese Unie. Ik zou niet kunnen zeggen wat de Europese Unie daarmee in de afgelopen drie dagen heeft gedaan. Maar ik kan de heer Groothuizen en de Kamer wel verzekeren dat wij vanzelfsprekend vanuit de Nederlandse regering erbovenop zitten. De situatie in Libië is schrijnend, dat hebben wij vele malen gewisseld in de afgelopen debatten. Ik vrees dat dit ons ook na de jaarwisseling nog een aantal keren zal bezighouden. Dat beweegt ons ertoe om er extra bovenop te zitten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Vanavond stemmen wij over de moties. Ik schors de vergadering tot 20.30 uur voor het diner en wellicht voor wat vergaderwerk bij diverse fracties. Daarna gaan wij stemmen.

De vergadering wordt van 19.01 uur tot 20.37 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. Voordat we gaan stemmen, geef ik eerst mevrouw Van Brenk namens 50PLUS het woord.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, onder 18a, de stemmingen over de begroting Sociale Zaken, willen wij de motie op stuk nr. 65 aanhouden. Die komt zeker nog een keer terug, maar vandaag niet.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor haar motie (34775-XV, nr. 65) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Özdil.

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Ik wil op hetzelfde agendapunt mijn motie op stuk nr. 40 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Özdil stel ik voor zijn motie (34775-XV, nr. 40) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Laçin. Hij heeft een minder leuke mededeling.

De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Ik denk dat het een heel leuke mededeling is. We hebben al maandenlang gedebatteerd over de uitbreiding van Lelystad Airport, dus ik wil vandaag hoofdelijke stemming vragen over agendapunt nummer 22, de enige motie bij dat punt.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming Begroting Koning 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2018 (34775-I).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

In stemming komt het amendement-Arissen (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Staten-Generaal 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2018 (34775-IIA).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2018 (34775-IIB).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Algemene Zaken, Kabinet van de Koning en Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2018 (34775-III).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Begroting Koning en Algemene Zaken 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) en van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2018,

te weten:

  • de motie-Özütok/Van Raak over openstelling van paleis Noordeinde (34775-I, nr. 7);
  • de motie-Van Raak over de intrekkingswet voor het referendum (34775-III, nr. 6);
  • de motie-Van Raak over de belastingvrijstellingen voor het Koninklijk Huis (34775-I, nr. 8);
  • de motie-Sneller over de agenda van de ministerraad (34775-III, nr. 7);
  • de motie-Arissen over het jaarrond openstellen van Het Loo (34775-I, nr. 9);
  • de motie-Arissen over het niet langer financieren van het Koninklijk Faunabeheer (34775-I, nr. 10).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Özütok/Van Raak (34775-I, nr. 7) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Mevrouw de voorzitter, wij willen graag een hoofdelijke stemming over de motie van de heer Van Raak over de intrekkingswet voor het referendum. Wij vinden dat onderwerp zó ontzettend belangrijk dat we precies willen weten wie voor en wie tegen is.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 6. Dan gaan we daar gelijk hoofdelijk over stemmen. We beginnen bij nummer 113. Dat is de heer Van Raak!

(Hilariteit)

In stemming komt de motie-Van Raak (34775-III, nr. 6).

Vóór stemmen de leden: Van Raak, Van Raan, Roemer, Van Rooijen, De Roon, Sazias, Snels, Thieme, Van Tongeren, Voortman, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Wilders, Van Aalst, Agema, Arib, Arissen, Asscher, Azarkan, Baudet, Beckerman, Beertema, Martin Bosma, Van Brenk, Buitenweg, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijksma, Diks, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Gerbrands, De Graaf, Grashoff, Graus, Helder, Hiddema, Hijink, Van den Hul, De Jong, Karabulut, Van Kent, Klaver, Kooiman, Kops, Kröger, Krol, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laçin, Van der Lee, Leijten, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Moorlag, Edgar Mulder, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Ploumen en Popken.

Tegen stemmen de leden: Raemakers, Rog, Ronnes, Arno Rutte, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Van der Staaij, Tellegen, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs, Amhaouch, Azmani, Becker, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van Dam, Diertens, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Geluk-Poortvliet, Geurts, Van der Graaf, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Jetten, Koerhuis, Koopmans, Kuik, Laan-Geselschap, De Lange, Van der Linde, Lodders, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Van Oosten, Paternotte, Pechtold en Peters.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 71 tegen 78 stemmen is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raak (34775-I, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Sneller (34775-III, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Arissen (34775-I, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Arissen (34775-I, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Wij denken dat uw conclusie bij de vorige motie dat de motie verworpen is misschien niet juist was. Ik had willen vragen om opnieuw te stemmen, maar u was al begonnen met de motie die daarna kwam.

De voorzitter:
Dan hebt u het over de motie op stuk nr. 9? Die is echt verworpen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zal de Handelingen nakijken. Opnieuw stemmen kan nu niet, omdat u de stemming over de volgende motie al had ingezet. Nou, als de stemuitslag positief is, dienen we de motie gewoon nog een keer in.

De voorzitter:
Zo ken ik u weer. Dank u wel.


Stemmingen Begroting Koninkrijksrelaties 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2018 (34775-IV).

(Zie vergadering van 7 november 2017.)

In stemming komt het amendement-Kuzu (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Zaken 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2018 (34775-V).

(Zie vergadering van 15 november 2017.)

In stemming komt het amendement-Van Ojik (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Justitie en Veiligheid 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018 (34775-VI).

(Zie vergadering van 30 november 2017.)

De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de PVV wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen artikel 37 van de departementale begrotingsstaat te hebben gestemd.

In stemming komt het amendement-Van der Graaf/Van Dam (stuk nr. 28, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 28 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 22, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 22 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Buitenweg (stuk nr. 25, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 25 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Buitenweg (stuk nr. 26, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 26 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kuiken/Van Nispen (stuk nr. 34, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 34 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Oosten/Van Dam (stuk nr. 37, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 37 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 48, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 48 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Verhoeven/Kuiken (stuk nr. 36, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 36 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 19, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 19 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 38, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 38 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Groothuizen/Kuiken (stuk nr. 35, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 35 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Buitenweg (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 39 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Dam/Groothuizen (stuk nr. 40, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 40 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komen de amendementen-Van der Graaf c.s. (stuk nrs. 32, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van der Graaf/Van Dam (stuk nrs. 28, I en II), de amendementen-Van Nispen c.s. (stuk nrs. 22, I en II), de gewijzigde amendementen-Van Oosten/Van Dam (stuk nrs. 37, I en II), de gewijzigde amendementen-Van Nispen c.s. (stuk nrs. 48, I en II), de gewijzigde amendementen-Verhoeven/Kuiken (stuk nrs. 36, I en II), de amendementen-Groothuizen/Kuiken (stuk nrs. 35, I en II), de gewijzigde amendementen-Van Dam/Groothuizen (stuk nrs. 40, I en II) en de amendementen-Van der Graaf c.s. (stuk nrs. 32, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018 (34775-VII).

(Zie vergadering van 16 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Gemeentefonds 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2018 (34775-B).

(Zie vergadering van 16 november 2017.)

De voorzitter:
Het amendement-Van der Lee (stuk nr. 11) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Kooiman (stuk nr. 8, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Agema (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Provinciefonds 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2018 (34775-C).

(Zie vergadering van 16 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2018 (inclusief het onderdeel Groen onderwijs)

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018 (34775-VIII).

(Zie vergadering van 7 december 2017.)

De voorzitter:
Het amendement-Kwint (stuk nr. 14) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Kwint c.s. (stuk nr. 62, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 62 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van den Hul c.s. (stuk nr. 63, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 63 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van den Hul c.s. (stuk nr. 64, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 64 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Raan (stuk nr. 114).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Financiën 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018) (34775-IX).

(Zie vergadering van 9 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Defensie 2018 (inclusief Kustwacht Caribisch NL uit de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII))

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 (34775-X).

(Zie vergadering van 23 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2018 (inclusief Elektrisch Vervoer uit de begroting EZK/LNV (XIII), exclusief Klimaat en Ruimte 2018)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 (34775-XII).

(Zie vergadering van 29 november 2017.)

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Kröger (stuk nrs. 65, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Aalst (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Infrastructuurfonds 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2018 (34775-A).

(Zie vergadering van 29 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Deltafonds 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018 (34775-J).

(Zie wetgevingsoverleg van 27 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting EZK/LNV 2018 (deel Economie en Klimaat)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII), de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018 (34775-XIII).

(Zie vergadering van 14 december 2017.)

De voorzitter:
Het gewijzigde amendement-Van der Lee/Moorlag (stuk nr. 114) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

De aanwezige leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen de departementale begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds te hebben gestemd.

In stemming komt het amendement-Wassenberg (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 46, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 46 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komen de nader gewijzigde amendementen-Bruins/Veldman (stuk nrs. 113, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze nader gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

In stemming komen de nader gewijzigde amendementen-Van der Lee (stuk nrs. 115, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze nader gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Grashoff (stuk nrs. 122, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Grashoff (stuk nrs. 123, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en de SGP voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Raan (stuk nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de nader gewijzigde amendementen-Bruins/Veldman (stuk nrs. 113, I en II) en de nader gewijzigde amendementen-Van der Lee (stuk nrs. 115, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (34775-XV).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Brenk/Van Rooijen (stuk nr. 9) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Van Kent (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 13 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Weyenberg c.s. (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Nijkerken-De Haan c.s. (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Weyenberg (stuk nr. 18, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk c.s. (stuk nr. 86, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 86 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Rooijen/Van Brenk (stuk nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van Weyenberg (stuk nrs. 15, I en II), het amendement-Nijkerken-de Haan (stuk nr. 17) en de amendementen-Van Weyenberg (stuk nrs. 18, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Wij worden geacht tegen het amendement-Van Rooijen/Van Brenk op stuk nr. 10 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dan zal deze aantekening in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2018

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (34775-XV),

te weten:

  • de motie-De Graaf over een onderzoek naar de Moslimbroederschap (34775-XV, nr. 19);
  • de motie-De Graaf over ontmantelen van Diyanet Nederland (34775-XV, nr. 20);
  • de motie-De Graaf over stoppen met de discriminatie van Nederlanders (34775-XV, nr. 21);
  • de motie-De Graaf over handhaven op de inburgeringseisen (34775-XV, nr. 22);
  • de motie-De Graaf/Wilders over de-islamisering als doelstelling (34775-XV, nr. 23);
  • de motie-De Jong over een reële rekenrente (34775-XV, nr. 24);
  • de motie-De Jong over geen EU-richtlijnen op pensioengebied implementeren (34775-XV, nr. 25);
  • de motie-De Jong c.s. over stoppen met ontwikkelingshulp (34775-XV, nr. 26);
  • de motie-De Jong over opnieuw invoeren van de tewerkstellingsvergunning (34775-XV, nr. 27);
  • de motie-De Jong c.s. over de grenzen sluiten voor alle asielzoekers (34775-XV, nr. 28);
  • de motie-De Jong/De Graaf over de taaleis (34775-XV, nr. 29);
  • de motie-De Jong over geen bijstandsuitkeringen voor statushouders (34775-XV, nr. 30);
  • de motie-De Jong over handhaven op de voorwaarden voor bijstand (34775-XV, nr. 31);
  • de motie-Wiersma/Van Weyenberg over de afspraken over de Wet DBA (34775-XV, nr. 32);
  • de motie-Wiersma/Van Weyenberg over de toekomst van de arbeidsmarkt (34775-XV, nr. 33);
  • de motie-Nijkerken-de Haan c.s. over een doorontwikkeling van de kandidaatverkenner (34775-XV, nr. 34);
  • de motie-Nijkerken-de Haan/Becker over opdoen van praktijkervaring in het inburgeringstraject (34775-XV, nr. 35);
  • de motie-Bisschop over financiële ondersteuning bij kinderopvang (34775-XV, nr. 36);
  • de motie-Bisschop over kinderbijslag voor minderjarigen in het hoger onderwijs (34775-XV, nr. 37);
  • de motie-Bisschop over fiscale verrekening van onkosten in de land- en tuinbouwsector (34775-XV, nr. 38);
  • de motie-Özdil c.s. over een AOW-regeling voor werknemers in zware sectoren (34775-XV, nr. 41);
  • de motie-Özdil over de compensatieregeling voor vrouwen die tussen 2004 en 2008 zijn bevallen (34775-XV, nr. 42);
  • de motie-Voortman/Peters over de preferente status van de overheid (34775-XV, nr. 43);
  • de motie-Voortman c.s. over inzetten van 250 miljoen voor het kindgebonden budget (34775-XV, nr. 44);
  • de motie-Voortman c.s. over categorale bijstand voor arme gezinnen (34775-XV, nr. 45);
  • de motie-Voortman c.s. over een alternatief voor loondispensatie (34775-XV, nr. 46);
  • de motie-Pieter Heerma c.s. over de situatie op de markt voor maaltijdbezorging (34775-XV, nr. 47);
  • de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over ondersteunen van initiatieven voor een leven lang leren (34775-XV, nr. 48);
  • de motie-Peters/Bruins over elkaar tegenwerkende regelingen (34775-XV, nr. 49);
  • de motie-Van Kent/Gijs van Dijk over de maximale proeftijd bij meerjaarscontracten en jaarcontracten (34775-XV, nr. 50);
  • de motie-Van Kent c.s. over 1 miljard om eerder stoppen met werken mogelijk te maken (34775-XV, nr. 52);
  • de motie-Van Kent over de sollicitatieplicht voor 60-plussers (34775-XV, nr. 53);
  • de motie-Jasper van Dijk c.s. over werken onder het wettelijk minimumloon (34775-XV, nr. 54);
  • de motie-Jasper van Dijk over voorkomen dat arbeidsongeschikten of arbeidsgehandicapten erop achteruitgaan (34775-XV, nr. 55);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over de krapte op de arbeidsmarkt (34775-XV, nr. 56);
  • de motie-Van Weyenberg/Gijs van Dijk over een vernieuwd Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie (34775-XV, nr. 57);
  • de motie-Raemakers/Peters over de regeling individuele studietoeslag (34775-XV, nr. 58);
  • de motie-Gijs van Dijk over een wetgevingskalender (34775-XV, nr. 59);
  • de motie-Gijs van Dijk c.s. over uitwerken van scenario's voor eerder stoppen met werken (34775-XV, nr. 60);
  • de motie-Gijs van Dijk c.s. over de fietskoeriers van Deliveroo (34775-XV, nr. 62);
  • de motie-Bruins/Raemakers over extra plekken voor beschut werk; (34775-XV, nr. 63);
  • de motie-Van Brenk/Van Rooijen over de generieke sollicitatieplicht voor 55-plussers (34775-XV, nr. 64);
  • de motie-Van Brenk c.s. over een evaluatie van het minimabeleid (34775-XV, nr. 66);
  • de motie-Van Brenk c.s. over het budget voor de bijstand (34775-XV, nr. 67);
  • de motie-Van Brenk/Van Rooijen over de kostendelersnorm (34775-XV, nr. 68);
  • de motie-Van Brenk/Van Rooijen over het afspiegelingsbeginsel bij doorstart van ondernemingen (34775-XV, nr. 69);
  • de motie-Van Brenk/Van Rooijen over een persoonlijke ontwikkelrekening voor iedereen (34775-XV, nr. 70);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over een evenwichtige groei van de besteedbare inkomens (34775-XV, nr. 72);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting; (34775-XV, nr. 73);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over de verhoging van de AOW-leeftijd (34775-XV, nr. 74);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over bevriezen van de AOW-leeftijd op 67 jaar (34775-XV, nr. 75);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over bevriezen van de AOW-leeftijd op 66 jaar (34775-XV, nr. 76);
  • de motie-Van Rooijen/Van Brenk over verlagen van de AOW-leeftijd (34775-XV, nr. 77);
  • de motie-Van Rooijen over de evaluatie van de Wet werk en zekerheid (34775-XV, nr. 78);
  • de motie-Van Rooijen over de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (34775-XV, nr. 79);
  • de motie-Kuzu over standaardmeetinstrumenten binnen het antidiscriminatiebeleid (34775-XV, nr. 82);
  • de motie-Kuzu over versterking van het team arbeidsdiscriminatie (34775-XV, nr. 83);
  • de motie-Kuzu over het AOW-gat onder Surinaams-Nederlandse ouderen (34775-XV, nr. 85).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-De Graaf (34775-XV, nr. 20) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Diyanet (Islamitische Stichting Nederland) de hand en de lange arm van Erdogan in Nederland is;

overwegende dat de inmenging van Diyanet een ontwrichtende werking heeft op de Nederlandse samenleving en uiteindelijk op de openbare orde;

verzoekt de regering Diyanet Nederland en alle daaraan gelieerde stichtingen en moskeeën te ontmantelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87, was nr. 20 (34775-XV).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-De Graaf (34775-XV, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Graaf (34775-XV, nr. 87, was nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (34775-XV, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (34775-XV, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf/Wilders (34775-XV, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34775-XV, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34775-XV, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong c.s. (34775-XV, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34775-XV, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong c.s. (34775-XV, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong/De Graaf (34775-XV, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34775-XV, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong (34775-XV, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wiersma/Van Weyenberg (34775-XV, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wiersma/Van Weyenberg (34775-XV, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijkerken-de Haan c.s. (34775-XV, nr. 34).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijkerken-de Haan/Becker (34775-XV, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop (34775-XV, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop (34775-XV, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop (34775-XV, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özdil c.s. (34775-XV, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özdil (34775-XV, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman/Peters (34775-XV, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voortman c.s. (34775-XV, nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman c.s. (34775-XV, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Voortman c.s. (34775-XV, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma c.s. (34775-XV, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (34775-XV, nr. 48).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peters/Bruins (34775-XV, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Gijs van Dijk (34775-XV, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent c.s. (34775-XV, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent (34775-XV, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk c.s. (34775-XV, nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (34775-XV, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (34775-XV, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Gijs van Dijk (34775-XV, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Raemakers/Peters (34775-XV, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (34775-XV, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk c.s. (34775-XV, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk c.s. (34775-XV, nr. 62).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins/Raemakers (34775-XV, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Rooijen (34775-XV, nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk c.s. (34775-XV, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk c.s. (34775-XV, nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Rooijen (34775-XV, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Rooijen (34775-XV, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Rooijen (34775-XV, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Brenk (34775-XV, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (34775-XV, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (34775-XV, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34775-XV, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34775-XV, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (34775-XV, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
De heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, wij willen geacht worden ook voor de motie op stuk nr. 72 te hebben gestemd. Excuus.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 (34775-XVI).

(Zie vergadering van 14 december 2017.)

In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Veldman (stuk nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Ellemeet/Pia Dijkstra (stuk nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66 en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Gerbrands (stuk nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Marijnissen c.s. (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Dik-Faber/Veldman (stuk nr. 53) en het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2018 (34775-XVII).

(Zie vergadering van 23 november 2017.)

In stemming komt het amendement-Hijink c.s. (stuk nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Hijink/Karabulut (stuk nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van den Hul (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Kuzu/Van den Hul (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming Begroting Wonen en Rijksdienst 2018

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2018 (34775-XVIII).

(Zie vergadering van 16 november 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Begroting Infrastructuur en Waterstaat (34775-XII) inclusief Infrastructuurfonds (A) en Elektrisch Vervoer uit de begroting EZK/LNV (XIII), exclusief Klimaat en Ruimte 2018

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 (34775-XII),

te weten:

  • de motie-Laçin c.s. over extra vliegbewegingen van en naar Lelystad (34775-XII, nr. 32).

(Zie vergadering van 29 november 2017.)

De voorzitter:
De motie-Laçin c.s. (34775-XII, nr. 32) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Laçin, Van Raan, Kröger, Graus en Van Brenk.

Zij krijgt nr. 66, was nr. 32 (34775-XII).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

We gaan hoofdelijk stemmen over deze motie.

In stemming komt de gewijzigde motie-Laçin c.s. (34775-XII, nr. 66, was nr. 32).

Vóór stemmen de leden: Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Moorlag, Edgar Mulder, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Ouwehand, Özdil, Özütok, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Roemer, Van Rooijen, De Roon, Sazias, Snels, Van der Staaij, Thieme, Van Tongeren, Voortman, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Wilders, Van Aalst, Agema, Arib, Arissen, Asscher, Baudet, Beckerman, Beertema, Bisschop, Martin Bosma, Van Brenk, Buitenweg, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijksma, Diks, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Gerbrands, De Graaf, Grashoff, Graus, Helder, Hiddema, Hijink, Van den Hul, De Jong, Karabulut, Van Kent, Klaver, Kooiman, Kops, Kröger, Krol, Kuiken, Kwint, Laçin, Van der Lee en Leijten.

Tegen stemmen de leden: Lodders, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Van Oosten, Öztürk, Paternotte, Pechtold, Peters, Raemakers, Rog, Ronnes, Arno Rutte, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Tellegen, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs, Amhaouch, Azarkan, Azmani, Becker, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Den Boer, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van Dam, Diertens, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Geluk-Poortvliet, Geurts, Van der Graaf, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Jetten, Koerhuis, Koopmans, Kuik, Kuzu, Laan-Geselschap, De Lange en Van der Linde.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 70 tegen 79 stemmen is verworpen.

We hadden de heer Asscher niet gehoord, dus zouden we opnieuw moeten stemmen. Hij laat echter weten dat hij voor is.


Stemmingen moties Milieueffectrapportage inzake Lelystad Airport

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de milieueffectrapportage inzake Lelystad Airport,

te weten:

  • de motie-Kröger over advies over het toetsen van de eindsituatie (31936, nr. 433);
  • de motie-Bruins/Paternotte over de effecten van veranderende planningen op de businesscase (31936, nr. 436);
  • de motie-Van Raan c.s. over onderzoek naar de aantallen vogels (31936, nr. 437);
  • de motie-Van Raan/Kröger over de veiligheid van het luchtruim (31936, nr. 438);
  • de motie-Amhaouch/Remco Dijkstra over afspraken over het minimaliseren van de overlast (31936, nr. 439).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

In stemming komt de motie-Kröger (31936, nr. 433).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins/Paternotte (31936, nr. 436).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan c.s. (31936, nr. 437).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Kröger (31936, nr. 438).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Amhaouch/Remco Dijkstra (31936, nr. 439).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 (34775-XVI),

te weten:

  • de gewijzigde motie-Agema over de afhandeling van de backpay-regeling (34775-XVI, nr. 115, was nr. 68).

(Zie vergadering van 14 december 2017.)

In stemming komt de gewijzigde motie-Agema (34775-XVI, nr. 115, was nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik dank de Kamer. Ik zou de staatssecretaris van VWS graag willen verzoeken om de Kamer voor het einde van het jaar een brief te sturen over de uitvoering van deze motie.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Najaarsnota 2017

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Najaarsnota 2017 (34845),

te weten:

  • de motie-Tony van Dijck/De Jong over meer inzetten op lastenverlichting (34845, nr. 3);
  • de motie-Tony van Dijck over compensatie voor de nalatigheid van de Belastingdienst (34845, nr. 4);
  • de motie-Nijboer over meevallers in de huurtoeslag (34845, nr. 5);
  • de motie-Bruins over het begroten van niet-belastingontvangsten (34845, nr. 7).

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

In stemming komt de motie-Tony van Dijck/De Jong (34845, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (34845, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer (34845, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins (34845, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2017

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2017 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (34845-XV).

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

In stemming komt het amendement-Jasper van Dijk/Leijten (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.


Najaarsnota 2017

Aan de orde zijn de stemmingen over in verband met de Najaarsnota 2017 (34845).

De voorzitter:
Ik stel voor de Kamerstukken 34845, hoofdstukken I, IIA, IIB, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIII, XVI, XVII en XVIII en de fondsen A, B, C en J zonder stemming aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Arbeidsomstandigheden - Handhaving

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Arbeidsomstandigheden - Handhaving,

te weten:

  • de motie-Van Kent/Gijs van Dijk over een maximale tilnorm (25883, nr. 315);
  • de motie-Van Kent/Gijs van Dijk over uitbreiding van de taaleis (25883, nr. 316);
  • de motie-Özütok/Gijs van Dijk over seksuele intimidatie op de werkvloer (25883, nr. 317);
  • de motie-Gijs van Dijk/Van Kent over een claimbeoordelingsinstituut (25883, nr. 318);
  • de motie-Pieter Heerma/Van Haga over veiligheidsverbeterplannen voor bedrijven (25883, nr. 319).

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

In stemming komt de motie-Van Kent/Gijs van Dijk (25883, nr. 315).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Gijs van Dijk (25883, nr. 316).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özütok/Gijs van Dijk (25883, nr. 317).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk/Van Kent (25883, nr. 318).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Van Haga (25883, nr. 319).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Eritrese diasporabelasting in Europa

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Eritrese diasporabelasting in Europa,

te weten:

  • de motie-Sjoerdsma/Azmani over sluiten van de Eritrese ambassade (22831, nr. 132);
  • de motie-Karabulut/Van Ojik over een verbod op de diasporabelasting (22831, nr. 133);
  • de motie-Van Helvert over het onmogelijk maken van diasporabelasting (22831, nr. 134).

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

In stemming komt de motie-Sjoerdsma/Azmani (22831, nr. 132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Van Ojik (22831, nr. 133).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, D66, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert (22831, nr. 134).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Verlenging Nederlandse bijdrage strijd tegen ISIS

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de artikel 100-brief inzake verlenging Nederlandse bijdrage strijd tegen ISIS,

te weten:

  • de motie-Karabulut over geen F-16's naar Irak (27925, nr. 620);
  • de motie-Karabulut over een onafhankelijk onderzoek naar burgerslachtoffers (27925, nr. 621);
  • de motie-Sjoerdsma c.s. over rapporteren over militaire wapeninzet (27925, nr. 622);
  • de motie-Voordewind/Van Helvert over kwetsbare minderheden in Irak (27925, nr. 623);
  • de motie-Bisschop/Van Helvert over betrokkenheid van religieuze minderheden in Irak en Syrië (27925, nr. 624).

(Zie vergadering van 20 december 2017.)

De voorzitter:
De motie-Sjoerdsma c.s. (27925, nr. 622) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sjoerdsma, Ten Broeke, Voordewind, Van Helvert en Van Rooijen, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de coalitie in de strijd tegen ISIS nog geen eenduidige lijn heeft over rapportage over militaire inzet en over verantwoording over burgerslachtoffers en civiele nevenschade;

verzoekt de regering, zonder militairen in gevaar te brengen, gedetailleerder te rapporteren over militaire wapeninzet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 625, was nr. 622 (27925).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Karabulut (27925, nr. 620).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (27925, nr. 621).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sjoerdsma c.s. (27925, nr. 625, was nr. 622).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voordewind/Van Helvert (27925, nr. 623).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop/Van Helvert (27925, nr. 624).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ggz

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ggz,

te weten:

  • de motie-Kooiman over de ROM gegevens (25424, nr. 379);
  • de gewijzigde motie-Voortman over het vervoer van personen met (25424, nr. 384, was nr. 380);
  • de motie-Sazias over het tekort aan woningen met ambulante begeleiding voor mensen die doorstromen vanuit een ggz-instelling (25424, nr. 382);
  • de motie-Diertens/Van den Berg over de ROM-data (25424, nr. 383).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Kooiman (25424, nr. 379).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voortman (25424, nr. 384, was nr. 380).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sazias (25424, nr. 382).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Diertens/Van den Berg (25424, nr. 383).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid in de zorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid in de zorg,

te weten:

  • de motie-Markuszower/Agema over voorstellen die kunnen leiden tot meer zorgmedewerkers (29282, nr. 294);
  • de motie-Markuszower/Agema over de plannen om te komen tot meer zorgmedewerkers (29282, nr. 295);
  • de motie-Markuszower/Agema over uitkomsten uit projecten vatten in concrete voorstellen voor het schrappen van regels (29282, nr. 296);
  • de motie-Ellemeet over verschillen in arbeidsvoorwaarden (29282, nr. 297);
  • de motie-De Lange c.s. over een brede arbeidsmarktagenda voor de zorg (29282, nr. 298).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Ellemeet (29282, nr. 297) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ellemeet en Bergkamp, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tot 2025 125.000 extra verpleegkundigen en verzorgenden nodig zijn;

overwegende dat een goed salaris bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de sector;

overwegende de signalen uit het veld over het verschillend inschalen van verpleegkundigen met vergelijkbare functiezwaarte in ziekenhuizen enerzijds en verpleeghuizen en de wijkverpleging anderzijds;

verzoekt de regering de signalen over verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen verpleegkundigen in ziekenhuizen enerzijds en verpleegkundigen in de verpleeghuizen en de wijkverpleging anderzijds over te brengen aan de sociale partners met het verzoek hier kritisch naar te kijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299, was nr. 297 (29282).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Markuszower/Agema (29282, nr. 294).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower/Agema (29282, nr. 295).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower/Agema (29282, nr. 296).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ellemeet/Bergkamp (29282, nr. 299, was nr. 297).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Lange c.s. (29282, nr. 298).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
De heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Nu de motie op stuk nr. 296 met algemene stemmen is aangenomen — waarvoor dank aan de Kamer — wil ik graag aan het kabinet vragen om voor 1 januari in een reactie aan te geven hoe het deze motie wenst uit te voeren.

De voorzitter:
Gaat u ook een tweet de wereld in sturen waarin staat dat de Kamer u heeft gesteund?

Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik ga naar het volgende agendapunt.


Stemmingen moties Gevangeniswezen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Gevangeniswezen,

te weten:

  • de motie-Van Nispen over de zwaarte van het werk van gevangenispersoneel (24587, nr. 710);
  • de motie-Van Nispen c.s. over meerpersoonscelgebruik (24587, nr. 711);
  • de motie-Buitenweg/Van Nispen over de overdracht vanuit detentie aan ggz-instellingen (overgenomen) (24587, nr. 712);
  • de motie-Markuszower/Agema over airconditioning uit gevangeniscellen halen en in verpleeghuizen installeren (24587, nr. 715);
  • de motie-Markuszower c.s. over stoppen met het faciliteren van de islam in gevangenissen (24587, nr. 716).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De aanwezige leden van fractie van de PVV wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden tegen de motie op stuk nr. 712 te hebben gestemd.

In stemming komt de motie-Van Nispen (24587, nr. 710).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (24587, nr. 711).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower/Agema (24587, nr. 715).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower c.s. (24587, nr. 716).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Verwerving F-35

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Verwerving F-35,

te weten:

  • de motie-Karabulut/Jasper van Dijk over niet afwijken van het voorgenomen budget (26488, nr. 440).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Karabulut/Jasper van Dijk (26488, nr. 440).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie dwangmaatregelen en de inzet van politie in de ggz

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het dertigledendebat over dwangmaatregelen en de inzet van politie in de ggz,

te weten:

  • de motie-Ellemeet c.s. over verbieden van het stroomstootwapen binnen ggz-instellingen (29628, nr. 735).

(Zie vergadering van 4 oktober 2017.)

De voorzitter:
De motie-Ellemeet c.s. (29628, nr. 735) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ellemeet, Van Dam, Diertens en Voortman, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nationale politie momenteel in drie eenheden bezig is met een pilot met stroomstootwapens;

overwegende dat het gebruikte stroomstootwapen niet eerder getest is op mensen met psychiatrische problemen;

overwegende dat vertrouwen in een veilige en beschermende opvang binnen een ggz-instelling een groot publiek belang is;

overwegende dat het gebruik van het stroomstootwapen binnen ggz-instellingen niet bijdraagt aan dat vertrouwen;

verzoekt de regering gedurende de tijdelijke toestemming voor het gebruik van het stroomstootwapen in de basispolitiezorg per direct het gebruik van dit wapen te verbieden binnen ggz-instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 753, was nr. 735 (29628).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ellemeet c.s. (29628, nr. 753, was nr. 735).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, nu deze motie is aangenomen, zou ik graag vóór 1 februari een brief van de regering ontvangen waarin zij uitlegt hoe zij deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemming motie Begroting Justitie en Veiligheid 2018

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2018,

te weten:

  • de motie-Van Ojik over steun aan de Libische kustwacht (34775-VI, nr. 54).

(Zie vergadering van 30 november 2017.)

De voorzitter:
De motie-Van Ojik (34775-VI, nr. 54) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat migranten die door de Libische kustwacht worden teruggebracht naar Libië worden onderworpen aan mensonwaardige detentie, marteling, afpersing of zelfs slavernij;

verzoekt de regering om de financiële en operationele steun aan de Libische kustwacht te heroverwegen, en om zich ervoor in te zetten dat er een einde komt aan de betrokkenheid van de Libische kustwacht bij structurele mensenrechtenschendingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86, was nr. 85 (34775-VI).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Van Ojik (34775-VI, nr. 86, was nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD en DENK voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Economische en Monetaire Unie

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over het plaatsen van een parlementair behandelvoorbehoud bij de EU-voorstellen inzake de Economische en Monetaire Unie COM (2017) 824 en 827 (34856, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het voorstel te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Begroting EZK/LNV 2018 (deel Economie en Klimaat)

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII), de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018,

te weten:

  • de motie-Veldman c.s. over een sleuteltabel voor het lastenkader en binnen het WBSO (34775-XIII, nr. 65);
  • de motie-Paternotte c.s. over de SBIR-oproepen (34775-XIII, nr. 91).

(Zie vergadering van 14 december 2017.)

De voorzitter:
De motie-Veldman c.s. (34775-XIII, nr. 65) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bevordering van innovatie van cruciaal belang blijft om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan en economische groeikansen van maatschappelijke transformatie te realiseren;

overwegende dat de Wbso daarbij een belangrijk instrument is om private kosten van R te verlagen waardoor de investeringen in onderzoek en innovatie meer in lijn worden gebracht met maatschappelijke behoeften;

overwegende dat het budget voor de Wbso gefixeerd is, terwijl de grondslag (innovatieve werkgelegenheid, lonen) trendmatig groeit, waardoor bij ongewijzigd beleid Wbso-percentages waarschijnlijk zullen dalen;

roept de regering op om in het eerste kwartaal van 2018 een sleuteltabel voor het lastenkader en een sleuteltabel binnen het Wbso aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125, was nr. 65 (34775-XIII).

De motie-Paternotte c.s. (34775-XIII, nr. 91) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Paternotte, Bruins, Van Eijs, Van der Lee, Öztürk en Moorlag, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat SBIR-oproepen een succesvolle manier zijn om innovatieve start-ups te stimuleren;

overwegende dat SBIR-oproepen in de Verenigde Staten hebben geleid tot de oprichting van succesvolle bedrijven als Symantec, Qualcomm en iRobot;

overwegende dat in het regeerakkoord de focus in het innovatiebeleid legt op de economische kansen van drie grote maatschappelijke thema's, te weten: energietransitie/duurzaamheid, landbouw/water/voedsel en quantum/hightech/nano/fotonica;

verzoekt de regering een deel van de extra investeringen in toegepast onderzoek te reserveren voor SBIR-oproepen binnen deze drie grote maatschappelijke thema's,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 126, was nr. 91 (34775-XIII).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Veldman c.s. (34775-XIII, nr. 125, was nr. 65).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Paternotte c.s. (34775-XIII, nr. 126, was nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,

te weten:

  • de motie-Karabulut/Jasper van Dijk over geen kinderen uitzetten naar Afghanistan (19637, nr. 2358);
  • de motie-Van Ojik over bekeerlingen en islamafvalligen als risicogroep aanmerken (19637, nr. 2359);
  • de motie-Van Ojik/Kuiken over de Oekraïne niet als veilig land van herkomst aanmerken voor LHBTI's (19637, nr. 2360);
  • de motie-Bisschop over de mogelijkheid om onbeperkt vervolgaanvragen in te kunnen dienen (19637, nr. 2361);
  • de motie-Fritsma over de dader van de aanslag op een joods restaurant (19637, nr. 2362).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel voorzitter, om de spanning er nog een beetje in te houden: vanavond leg ik de volgende stemverklaring af. De motie op stuk nr. 2359 gaat over het aanmerken van risicogroepen voor de beoordeling van asielzaken met betrekking tot Irak. De motie spreekt over bekeerlingen. Nu vallen bekeerlingen al onder de groep christenen en deze groep valt al onder de categorie risicogroepen. De motie is daarmee overbodig en daarom zal de ChristenUnie tegen deze motie stemmen. Helaas.

De voorzitter:
Dank u wel, dan gaan wij nu stemmen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Jasper van Dijk (19637, nr. 2358).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik (19637, nr. 2359).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Kuiken (19637, nr. 2360).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter, wij wensen graag hoofdelijke stemming over de motie op stuk nr. 2362.

De voorzitter:
Dat is de motie van de heer Fritsma. We gaan eerst stemmen over de motie op stuk nr. 2361.

De voorzitter:
Dat is de motie van de heer Fritsma.

In stemming komt de motie-Bisschop (19637, nr. 2361).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Fritsma (19637, nr. 2362).

Vóór stemmen de leden: Martin Bosma, Tony van Dijck, Fritsma, Gerbrands, De Graaf, Graus, Helder, Hiddema, De Jong, Kops, Madlener, Maeijer, Markuszower, Edgar Mulder, Popken, De Roon, Van Weerdenburg, Wilders, Van Aalst, Agema, Baudet en Beertema.

Tegen stemmen de leden: Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Dijksma, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Geurts, Van der Graaf, Grashoff, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hijink, Van den Hul, Jetten, Karabulut, Van Kent, Klaver, Koerhuis, Kooiman, Koopmans, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Marijnissen, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Roemer, Rog, Ronnes, Van Rooijen, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs, Amhaouch, Arib, Arissen, Asscher, Azarkan, Azmani, Becker, Beckerman, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer en Van den Bosch.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 22 tegen 127 stemmen is verworpen.


Stemming motie Landbouw- en Visserijraad 3 t/m 5 september 2017

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Landbouw- en Visserijraad 3 t/m 5 september 2017,

te weten:

  • de motie-Lodders over een minimum aanhoudperiode van acht weken voor vanggewassen (21501-32, nr. 1046).

(Zie vergadering van 21 september 2017.)

De voorzitter:
De motie-Lodders (21501-32, nr. 1046) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europees Parlement heeft ingestemd met voorstellen voor vereenvoudiging en versoepeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

constaterende dat één van deze voorstellen ertoe geleid heeft dat vanggewassen volgens de Europese regels minimaal acht weken op het veld moeten staan;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk binnen de kaders van het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit te gaan van de Europese minimumaanhoudperiode van acht weken voor vanggewassen te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1075, was nr. 1046 (21501-32).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Lodders (21501-32, nr. 1075, was nr. 1046).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie MIRT

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het MIRT,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Von Martels/Amhaouch over complete realisering van de Maaslijn (34775-A, nr. 51, was nr. 41).

(Zie vergadering van 19 december 2017.)

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Von Martels/Amhaouch (34775-A, nr. 51, was nr. 41) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de realisering Maaslijn (Nijmegen- Sittard) problemen kent door vertraging en een financieel tekort;

overwegende dat alle politieke partijen in het Limburgs parlement een oproep steunen voor complete realisatie;

overwegende dat de provincie Limburg wederom een substantiële bijdrage wil doen;

overwegende dat regionale initiatieven bijdragen aan positieve ontwikkelingen aan leefbaarheid en economie van de regio;

verzoekt de regering in overleg met de provincies de financiële uitdagingen hiertoe voor de Kamer inzichtelijk te maken en mogelijke niet-financiële oplossingsrichtingen aan te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54, was nr. 51 (34775-A).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Von Martels/Amhaouch (34775-A, nr. 54, was nr. 51).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

(Geroffel op de bankjes)

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Collega's, we zijn aan het einde gekomen van de stemmingen en zoals het hoort, moet de voorzitter een speech houden aan het eind van het jaar. Ik heb mijn best gedaan.

Collega's, traditioneel wordt het laat op de laatste dag voor het kerstreces. Vandaag valt het een beetje mee, maar in de afgelopen weken hebben we vaak tot laat in de avond en soms tot laat in de nacht vergaderd. Gisteren zelfs tot één uur. Er is ooit een Kamerlid geweest dat heeft geprobeerd het nachtelijk vergaderen aan banden te leggen. Hij — het is een hij — diende in 2014 de volgende motie in:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nachtelijk vergaderen de kwaliteit van debatten in de Tweede Kamer en daarmee de kwaliteit van een deel van het democratisch besluitvormingsproces onder druk zet;

overwegende dat nachtelijk vergaderen een flinke belasting vormt voor bewindslieden, het ambtenarenapparaat, fractiemedewerkers en Kamerleden, en bovendien extra kosten met zich meebrengt;

spreekt de wens uit, dat het Presidium van de Tweede Kamer onderzoekt hoe het vergaderen in nachtelijke uren substantieel kan worden teruggebracht, en hierover een voorstel presenteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

Wie was de indiener van deze motie? Juist, de heer Krol. Helaas hebben alleen 50PLUS en de SP vóór die motie gestemd, maar ik weet zeker dat, als de heer Krol deze motie opnieuw zou indienen, deze met algemene stemmen zou worden aangenomen. Alleen weet ik óók dat de heer Krol dit niet gaat doen, want toen de heer Krol deze motie in 2014 indiende, zat de heer Van Rooijen nog niet in de Kamer. Hij zou nooit zíjn nacht hebben beleefd als we niet tot diep in de nacht waren doorgegaan. Het debat over de wet-Hillen, ook wel het filibusterdebat genoemd, duurde 11 uur, 56 minuten en 48 seconden. Het was de langste nachtelijke vergadering van 2017. Ik sloot de vergadering om negen over half vijf.

Soms is het niet anders dan dat we tot diep in de nacht vergaderen. We hebben de langste kabinetsformatie in onze parlementaire geschiedenis achter de rug en daardoor zijn de begrotingsbehandelingen naar achteren geschoven. We hebben geprobeerd om daarnaast zo veel mogelijk debatten in te plannen, dus het kon echt niet anders. 2017 was ook een enerverend jaar. In maart werden er 71 nieuwe Kamerleden beëdigd. In oktober stond er een nieuw kabinet op het bordes, en stroomden er dus nog eens twaalf nieuwe Kamerleden in, waaronder ook een paar oude collega's. In totaal zijn er na de verkiezingen 80 nieuwe Kamerleden begonnen. Dat is meer dan de helft van de Kamer. Iedereen heeft moeten wennen aan de nieuwe gezichten, maar vooral ook aan de nieuwe namen. Het trio Özdil, Öztürk en Özütok bezorgt de griffiers die de namen moeten oplezen bij de hoofdelijke stemming klamme handen. En o jee als de naam Öztürk verkeerd wordt uitgesproken.

Waar er vroeger maar een enkele keer een hoofdelijke stemming werd aangevraagd — in 2013 waren dat er maar negen — groeit het aantal hoofdelijke stemmingen sneller dan de bitcoinkoers. Ik heb vandaag dat aantal nog bijgewerkt. In 2017 hebben we 37 keer hoofdelijk gestemd.

Een nieuwe Kamer brengt ook een andere dynamiek. Veel Kamerleden hebben na de lange kabinetsformatie hun geduld verloren. De oude Kamer liet ons achter met negen meerderheidsdebatten en geen enkel dertigledendebat. Maar sinds 22 maart hebben we 2 interpellatiedebatten, 29 meerderheidsdebatten en 53 dertigledendebatten op de lijst staan. Ook deze cijfers heb ik vandaag even moeten bijwerken. Het wordt druk volgend jaar.

Ook tijdens de debatten ging het er niet altijd zachtzinnig aan toe. Bewindspersonen die voor het eerst in hun leven in de Tweede Kamer moesten optreden, werden getrakteerd op een ontgroeningsprogramma. Zo heb ik de kersverse minister van Financiën, de heer Hoekstra, en staatssecretaris Snel in een kennismakingsgesprek voorafgaand aan de Financiële Beschouwingen verteld dat de financiële woordvoerders heel geestig en relaxed zijn, en vaak ook graag samenwerken. Het debat was nog niet begonnen of de heer Tony van Dijck stond bij de interruptiemicrofoon om een hoofdelijke stemming te vragen. En toen we daarna aan het debat konden beginnen, dacht de heer Van Rooijen: dit kunstje kan ik ook! Moesten we opnieuw hoofdelijk stemmen. De heer Hoekstra begon een beetje beduusd aan zijn eerste termijn. "Voorzitter", zei hij, "ik had me allerlei romantische en minder romantische voorstellingen gemaakt van mijn begin hier, maar dit had ik helemaal niet verwacht." De Financiële Beschouwingen duurden uiteindelijk 17,5 uur.

Overigens: niet alle Kamerleden staan iedere week bij het spreekgestoelte om een brief of een debat aan te vragen. Er zijn ook Kamerleden die niet op de voorgrond treden en niet altijd op de voorpagina van de krant staan, maar die óók belangrijk werk doen voor hun kiezers.

Ik zie ook een paar trends die zich in de zaal afspelen. De mobiele telefoons blijven ergernis nummer één. Bijna dagelijks komen er e-mails binnen van mensen die zich eraan storen. Gisteren kreeg ik nog een e-mail van een meneer die vond dat na de autobestuurders ook de landsbestuurders moeten stoppen met appen en beter moeten opletten.

Maar dit speelt overal en niet alleen bij ons. Mijn ambtgenoot in Duitsland, de heer Schäuble, heeft de Bondsdag een brief gestuurd waarin hij het gebruik van mobiele telefoons nog nét niet verbiedt, maar het wel probeert te ontmoedigen. Ik denk niet dat het een goed idee is om u vóór de vergadering te vragen om uw mobiele telefoon in te leveren, maar een beetje terughoudendheid kan geen kwaad.

Andere trends zijn de breedsprakigheid, het niet accepteren dat de voorzitter orde houdt of tóch doorpraten ondanks het verzoek om het kort en bij het onderwerp te houden. Overigens hebben niet alleen Kamerleden hier last van, maar ook sommige bewindspersonen. Daar heb ik ook een rol in als Kamervoorzitter. En soms leidt dat tot resultaat. Vandaag, tijdens de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kreeg ik een briefje vanuit vak-K. "Voorzitter, ik was in twee uur klaar; ik wil graag een stickertje! Groetjes, Wouter Koolmees."

Het doorpraten en niet luisteren heeft ook te maken met het maken van filmpjes. Want als een Kamerlid daar achter het spreekgestoelte staat, wil hij of zij vaak een filmpje maken. In Politieke Junkies van een paar weken geleden zei journalist Avinash Bhikhie dat Kamerleden in de zaal eigenlijk permanent campagne voeren. Kamerleden zijn niet altijd in gesprek met elkaar, luisteren niet altijd naar elkaars argumenten. In plaats daarvan steken ze een goed voorbereide monoloog af, die ze daarna gemakkelijk op Facebook of Twitter kunnen zetten. In veel filmpjes zie je Kamerleden een prachtig betoog afsteken of een scherpe interruptie plaatsen, en op het moment dat je denkt "wat zou het andere Kamerlid daarop zeggen?", stopt het filmpje.

Wat natuurlijk ook heel vervelend is, is een voorzitter die je halverwege je betoog onderbreekt. Dat maakt het knip- en plakwerk lastig, erg lastig. Dat is mij door een Kamerlid verteld. Of ik er alsjeblieft niet meer doorheen wilde praten. Toch heb ik de microfoon een aantal keer moeten uitzetten. Niet om uw ruimte te beknotten, maar omdat het nu eenmaal mijn taak is om te zorgen dat bewindspersonen en Kamerleden niet te veel in herhaling vallen, dat er niet door elkaar heen wordt gepraat en dat het debat ordentelijk verloopt. Dat zegt niks over emoties tijdens het debat of dat het debat niet op het scherpst van de snede gevoerd mag worden. Dat hoort erbij, maar deze zaal is geen studio Aalsmeer. Het debat hoort in de Kamer plaats te vinden. Het mag zich niet verplaatsen naar sociale media. De discussie op Facebook en Twitter is ter aanvulling, al begrijp ik heel goed dat het gebruik van sociale media in ons vak heel belangrijk is. En het heeft ook veel voordelen. Het maakt het Kamerwerk en waar Kamerleden mee bezig zijn voor iedereen toegankelijk en levendig. Maar goed, zo denk ik erover.

Maar in deze zaal gebeuren natuurlijk genoeg spannende dingen. Zoals die keer dat het spreekgestoelte op- en neerging toen de heer Asscher met zijn bijdrage bezig was. Een van de bodes was per ongeluk op de afstandsbediening gaan zitten. Maar ook als leden het spreekgestoelte zélf hoger of lager willen zetten, gaat het weleens mis. De heer Van Raan heeft dat vorige week nog meegemaakt. Gelukkig is er op zulke momenten altijd Dion Graus! Hij is van alle markten thuis. Hij ging zelfs op zijn knieën om het spreekgestoelte te repareren en uiteindelijk is het gelukt en kon de heer Van Raan ons verder in zijn verhaal meenemen. Maar omdat het onmogelijk is om de heer Graus bij alle debatten aanwezig te laten zijn, gaan we daar iets aan doen. Dat beloof ik jullie dus.

Dan is er nog iets wat tot heel veel reuring heeft geleid: de vlag, inderdaad. In hun motie noemden de heren Van der Staaij en Wilders de vlag een "symbool van de natie". Ze riepen op tot het plaatsen van een, en ik citeer, "nationale vlag". Maar ze waren vergeten in het dictum van de motie op te nemen:

de Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het Presidium om een vlag van 7 meter 50 bij 14 meter 25, hangend aan de muur of eventueel aan het plafond, níet op pootjes, en zéker niet met een vierkante voet, met een subtiele glans maar niet té glimmend, eigenlijk met een soort matte gloed, op precies 1 meter 65 achter het rostrum en op 50 centimeter van de muur, direct achter de stoel van de Voorzitter en die altijd lichtjes dient te wapperen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Maar dat stond er niet in! Ze noemden het gewoon "een nationale vlag". Zo'n vage omschrijving, dat is vragen om moeilijkheden. De vlag werd gelijk trending topic op Twitter. "De Action heeft de aanbesteding gewonnen", zag ik voorbijgaan.

(Hilariteit) Anderen vonden het heel behulpzaam, zo'n vlag in ons parlement, want anders zouden we kunnen denken dat we in België vergaderen. De dag na het plaatsen van de vlag stond er een prachtige foto op de voorpagina van De Telegraaf. Ik dacht: kijk, wat een mooie foto, wat een positief bericht! Maar nee hoor, eronder stond een citaat van de heer Hiddema: "Dit is een Ikea-vlag".

Natuurlijk nemen we alle kritiek serieus. En dus komt er na het reces een nieuwe vlag. Maar dat is geen garantie voor consensus, dat weet ik wel zeker. Ook daar zullen meer meningen dan Kamerzetels over zijn.

Er waren natuurlijk ook nieuwe woorden en uitdrukkingen, die altijd voor wat levendigheid zorgen. Bij het VAO RBZ/Handel en WTO zei mevrouw Diks dat een voorstel van de minister "op twee benen hinkelt" in plaats van op twee gedachten. En mevrouw Sazias zei in datzelfde debat dat de "minister de alarmbel heeft aangetrokken". Het woord "inzoomen" deed het goed in de zaal. Er wordt veel en overal op ingezoomd.

Verder zijn de Pottertjes terug van weggeweest. Niemand weet wat het zijn. Tijdens het filibusteren had de heer Van Rooijen ze nodig. Mensen onder de 50 wisten niet wat het waren en mensen boven de 50 wisten niet dat ze nog bestonden. De heer Krol en mevrouw Sazias konden ze in ieder geval niet vinden in de big shopper met overlevingsmiddelen.

Ook nieuw in ons vocabulaire: de eikeltjespyjama. Een grote hit. Hij was meteen uitverkocht. Maar ik begrijp dat het laatste exemplaar van de heer Klaver nog beschikbaar is en wordt geveild. Ik heb het net nog even gecheckt: de teller staat nu op €310. Ik weet niet welke maat het is, maar misschien kan de heer Pieter Heerma maar beter niet bieden. Het is voor het goede doel bedoeld.

Ook voor de interne organisatie was het een enerverend jaar. Ik begin dit jaar met de fractiemedewerkers. Die worden vaak vergeten. Na de verkiezingen hebben sommige fracties afscheid moeten nemen van een groot aantal trouwe medewerkers. Dat was pijnlijk. Tijdens de begrotingsbehandelingen worden de ambtenaren van de departementen altijd in het zonnetje gezet. We weten allemaal dat de ondersteuning van Tweede Kamerfracties in schril contrast staat met de ondersteuning van ministers. Maar juist de fractiemedewerkers zijn vaak de motor achter het werk van Kamerleden. Ze staan ons dag en nacht bij en zitten bij debatten vaak tot laat in de avond in de loges. Zonder hen hadden wij ons werk niet kunnen doen.

(Geroffel op de bankjes)

Ook voor de Kamerorganisatie was het een jaar waarin hard werd gewerkt. Denk aan het nieuweledenplein, de interne verhuizing of de mensen van de technische dienst die met ventilators of juist met kacheltjes moesten sjouwen, omdat de onderhandelaars het te warm of te koud vonden in de Stadhouderskamer.

Iedereen heeft op zijn of haar eigen manier wel bijgedragen, of het nu ging om publieksvoorlichters of bodes, om griffiers, beveiligers of mensen van het Restaurantbedrijf. Als Voorzitter ben ik er trots op dat het allemaal is gelukt. Namens ons allemaal wil ik iedereen daar heel hartelijk voor bedanken.

(Geroffel op de bankjes)

En natuurlijk wil ik, dat is inmiddels een traditie, ook de parlementaire pers bedanken. Ik zie Wouter de Winther, Jeroen Stans van BNR en de fotografen. En natuurlijk de beveiliging; daar kunnen we niet zonder. Maar ik wil toch speciaal de parlementaire pers danken. Ze maken het ons soms ontzettend lastig, maar ze zijn onmisbaar in ons democratisch functioneren en zeker in ons parlementaire werk. Ze zijn en blijven ons geweten; dank u wel.

Tegen de heer Kuzu en iedereen in de zaal zeg ik: u bent moe, ga lekker naar huis! Geniet van de feestdagen. Rust uit met uw familie en vrienden. Ik wens u een heel mooi, gelukkig en gezond nieuwjaar. Ik zie u graag op 16 januari volgend jaar weer terug.

Dank jullie wel!

(Geroffel op de bankjes)

Sluiting

Sluiting 22.15 uur.