Plenair verslag Tweede Kamer, 69e vergadering
Dinsdag 18 april 2017

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    18:11 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 144 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg-Jansen, Bergkamp, Bisschop, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Dekker, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Dijksma, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dijsselbloem, Dik-Faber, Diks, Duisenberg, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Engelshoven, Fritsma, Futselaar, Gerbrands, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Harbers, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Keijzer, Van Kent, Klaver, Knops, Koerhuis, Koolmees, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laçin, Van der Lee, Leijten, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Mark Rutte, Sazias, Schouten, Segers, Sjoerdsma, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Van Veldhoven, Verhoeven, Visser, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Groothuizen

Vragen van het lid Groothuizen aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, over het bericht dat homo's in Tsjetsjenië worden ontvoerd en gemarteld.

De voorzitter:
We beginnen vandaag met de vragen van mevrouw Groothuizen van D66 … Pardon, het is de heer Groothuizen! Vroeger was er mevrouw Gesthuizen, nu is er de heer Groothuizen. Ik moet even wennen aan de nieuwe namen. Van harte welkom, ook aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het woord is aan u, mijnheer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):
Mevrouw de voorzitter. In Tsjetsjenië zijn geen homo's, aldus de president van deze Russische deelrepubliek. Nu blijkt echter wat er gebeurt met mensen die wel blijk geven van een andere geaardheid. Dit weekend bereikten ons verschrikkelijke berichten over Tsjetsjeense lhbti'ers die worden ontvoerd en gemarteld. Mensen zouden worden opgesloten in kazernes en er zou zelfs een aantal mensen zijn vermoord. De berichten spreken van grof en grootschalig geweld op een ongekende schaal, geweld dat heel specifiek lijkt te zijn gericht tegen een specifieke groep mensen. Er lijkt sprake te zijn van razzia's. Wat mij betreft is dit schokkende geweld volstrekt onaanvaardbaar. Ik heb daarom een aantal vragen aan de minister.

Ten eerste: kan zij deze berichten bevestigen en aangeven om hoeveel mensen het gaat? Ten tweede: weet de minister hoeveel lhbti'ers om het leven zijn gebracht in Tsjetsjenië vanwege hun geaardheid? Ten derde: is de minister bereid met haar Russische collega contact te zoeken om deze praktijken namens Nederland te veroordelen? Ten vierde: kan de minister toelichten welke maatregelen zij bereid is te nemen om de veiligheid van deze mensen in Tsjetsjenië te vergroten? Ten vijfde: is Nederland bereid deze kwestie ook in EU-verband aan te kaarten en de Hoge Vertegenwoordiger te vragen om deze schendingen van de mensenrechten te veroordelen?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik dank de heer Groothuizen voor zijn vragen. Ik las dat hij zich wil inzetten voor een veilig en rechtvaardig Nederland, maar ik ben blij dat hij het daar niet bij laat. Deze schokkende berichten vragen namelijk om onze aandacht maar ook om onze actie.

Voordat het dit weekend in het nieuws was, waren onze mensen er al mee bezig. De berichten dateren van eerder. Het speelt al een tijdje en we hebben dus ook al een aantal acties in gang gezet. Op 6 april is er een verklaring uitgegaan vanuit de EU, waarin wordt opgeroepen tot nader onderzoek. Dat is misschien nog niet het soort verklaring waarnaar de heer Groothuizen hier vraagt, maar het was een eerste oproep om dat te doen. Onder meer op aandringen van Nederland is ook binnen de OVSE actie ondernomen. Er is een oproep gedaan aan de Russische Federatie to investigate. Kunnen de berichten worden geverifieerd? Ook werkt Nederland er in het kader van de Equal Rights Coalition, een verbond van 33 landen voortkomend uit de Montevideoconferentie in 2016, aan om een verklaring uit te brengen om dit geweld te veroordelen. Het is belangrijk om te noemen dat het hier niet alleen gaat om Nederland, Denemarken en Duitsland, maar ook om Uruguay, Albanië, Oekraïne, Servië en Chili.

Wij hebben geen reden om te twijfelen aan de berichtgeving die door Human Rights Watch naar voren is gebracht. Die bevestigt de berichten die wij al eerder kenden en waarop we al eerder actie hadden ondernomen.

Wat kunnen we nu doen om de veiligheid van mensen te vergroten? Onze ambassade in Moskou en het consulaat in Sint-Petersburg steunen actief homorechtenorganisaties. Dat doen ze financieel en praktisch, op allerlei manieren. Dat is een belangrijk onderdeel van ons werk daar. We hebben een programma dat Shelter City heet. Wanneer de bedreigde lhbti'ers leider zijn van mensenrechtenorganisaties, kunnen ze daarvoor in aanmerking komen. We hebben dus een vrij breed scala aan acties ingezet. Dat betekent ook dat wij het zeer nauwgezet zullen blijven volgen. In de geest van wat de heer Groothuizen vraagt, zullen wij eventueel nadere actie ondernemen of oproepen doen.

De heer Groothuizen (D66):
Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik ben heel blij dat zij de urgentie ook voelt op dit thema en dat Nederland al een actieve positie heeft ingenomen. Ik heb nog wel een aantal aanvullende vragen.

De minister geeft onder andere aan dat opgeroepen is tot nader onderzoek, zowel door de EU als in OVSE-verband. Is daar al een Russische reactie op gekomen? Zo ja, hoe waardeert de minister die Russische reactie?

Zojuist vroeg ik ook of de minister bereid is contact te zoeken met haar Russische ambtsgenoot om deze praktijken te bespreken of misschien zelfs wel te veroordelen. Kan de minister nog op die vraag ingaan? Kan de minister ook ingaan op de vraag of zij bereid is om de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie in stelling te brengen tegen deze kwestie?

Minister Ploumen:
Mij is niet bekend of de Russische Federatie al gereageerd heeft, maar als zij dat al heeft gedaan of als zij er nog op reageert, lijkt het mij heel verstandig om dat aan de Kamer te melden. Onze ambassade heeft veel contacten, ook met de Russische autoriteiten. Misschien is het goed als de ambassade het eerst ter plaatse aankaart, voordat we verdere stappen zetten. Ik zal dat verzoek ook doorgeleiden naar mijn collega Bert Koenders. Hij spreekt de Hoge Vertegenwoordiger en zijn collega's deze week tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Dan kunnen we bekijken wat de EU naast het geven van deze verklaring nog meer zal doen.

Ik zeg de heer Groothuizen graag het volgende toe. Ik ben aanstaande donderdag in New York. Dan spreek ik de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Ik heb begrepen dat ook Boris Dittrich deze week namens Human Rights Watch een gesprek met hem heeft. Ik zal een en ander dus ook heel graag zelf nader opvolgen.

We zoeken naar een geëigend moment voor het sturen van een brief om de voortgang aan de Kamer mee te delen en om eventuele vervolgacties in de geest van wat de heer Groothuizen suggereert aan te kondigen.

De heer Groothuizen (D66):
Ik ben blij met de toezegging van de minister. Ik denk dat het goed is dat we een brief krijgen over zowel de Russische reactie als het resultaat van de inspanningen van minister Koenders. Ik heb nog een aantal vragen die zich wat meer richten op de Nederlandse situatie. Kan de minister aan de hand van de berichten die ons hebben bereikt, aangeven in hoeverre het ambtsbericht over de Russische Federatie voldoende actueel is? Is Nederland eventueel bereid om humanitaire visa te verlenen voor de groep slachtoffers waar het hier om gaat?

Minister Ploumen:
Over het ambtsbericht wil ik het volgende zeggen. We hebben de situatie redelijk scherp in kaart, juist ook door de actieve rol van onze ambassade en onze posten in de Russische Federatie. Maar ik zal graag bijzondere aandacht besteden aan de situatie van lhbti'ers in Tsjetsjenië. Nogmaals, ik heb niet het idee dat we daar iets missen, maar in het licht van het verzoek en de situatie is het goed om er specifiek op in te zoomen. Formeel moet de staatssecretaris van V en J het verzoek doen, maar ik zal het verzoek van de heer Groothuizen aan hem doorgeleiden en hij zal dat ongetwijfeld inwilligen.

Ik kom op de humanitaire visa. Er zijn twee opties. Ik begrijp waar de heer Groothuizen op doelt en waar de heer Dittrich op duidde. Formeel-juridisch bestaat er niet zoiets als een humanitair visum, maar er zijn wel twee andere mogelijkheden. Ten eerste: als mensen zich hier zouden melden, wordt er, gegeven de situatie in Tsjetsjenië, altijd per persoon beoordeeld wat zijn of haar situatie is. De situatie kan voldoende aanleiding geven om te zeggen dat men hier bescherming zou kunnen krijgen. Nogmaals: daarbij is sprake van een persoonlijke beoordeling. Ten tweede werkt Nederland samen met de UNHCR, die mensen kan voordragen voor hervestiging. Daar zou deze groep mensen ook voor in aanmerking komen. Ten slotte noem ik nogmaals Shelter City voor de leiders van ngo's. Shelter City is ook in de regio, in Georgië. Vaak willen mensen in de regio blijven om hun werk voort te kunnen zetten, ondanks de moeilijke omstandigheden. Daar verdienen zij onze steun en respect voor.

De voorzitter:
De heer Groothuizen, tot slot.

De heer Groothuizen (D66):
Ik ben blij met de toezeggingen van de minister en met al haar inspanningen. Ik hoop dat we in deze kwestie toch een kleine bijdrage kunnen leveren.

De voorzitter:
Dank u wel, en lhbti'ers zijn lesbiennes, homo's, biseksuelen, transseksuelen en interseksuelen.

Minister Ploumen:
Ja, sorry, maar als ik heel even mag, voorzitter?

De voorzitter:
Ja.

Minister Ploumen:
Wij zeggen vaak kortheidshalve homo's, maar het is wel fijn om mensen te noemen zoals je zelf genoemd zou willen worden. Vandaar deze afkorting.

De voorzitter:
Daarom. Dank u wel.


Vragen Nijboer

Vragen van het lid Nijboer aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de overspannen woningmarkt en de ongewenste concurrentie op voorwaarden.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA voor zijn vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die ik hier ook van harte welkom heet.

De heer Nijboer (PvdA):
Zo is het, voorzitter. Ik ben het eens met de laatste woorden van minister Ploumen.

Als je nu een woning koopt in een wat grotere stad, dan kan het voorkomen dat je daar met vijf of soms wel tien mensen om je heen in een woonkamer staat te kijken, en dat je eigenlijk je bod al gedaan moet hebben op het moment dat je de deur achter je dicht trekt. Dat duidt op oververhitting en dat is ook wel te verklaren door de lage rente. In situaties waarin mensen heel erg snel een bod moeten doen, is het wel belangrijk dat ze ook een beetje worden beschermd. We zien nu steeds vaker dat makelaars de verkopende partijen vragen om af te zien van een financieringsvoorbehoud of een verzoek om een bouwtechnische keuring, waardoor ze eigenlijk het bod direct al afkeuren. Dat is echt niet goed, want wat gebeurt er als je een kat in de zak koopt, zeker met zulke hoge woningprijzen? Dan beland je echt op achterstand. Dat moeten we voorkomen, want daar wordt niemand beter van en ook de samenleving wordt daar slechter van. Ik heb de minister daarover vragen gesteld en hij heeft antwoord gegeven. Hij heeft gezegd: ja, dat zien wij wel als probleem en wij willen het onderzoeken. Het probleem speelt echter nu, dus ik vraag de minister om aan de makelaars te vragen het met mij en met het kabinet eens te zijn en om als branche, als sector niet meer toe te staan dat men concurreert op ontbindende voorwaarden van financieringsvoorbehoud en bouwtechnische keuring. Dat is mijn vraag aan de minister voor Wonen en Rijksdienst.

Minister Plasterk:
Voorzitter, voor de goede orde: ik ben minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar heb de portefeuille wat uitgebreid de laatste maanden.

Ik ben het geheel eens met de vragensteller dat het in de overspannen woningmarkt die zich lijkt af te tekenen op een aantal plekken in het land, met name in de grote steden — volgens mij niet alleen vanwege de lage rente, maar ook omdat er te weinig huizen zijn voor de vraag die er is — zeer onwenselijk is als mensen gaan afzien van het voorbehoud van financiering, alleen maar om zeker te weten dat ze die woning kunnen krijgen. Dat kan een onwenselijk risico zijn. We zien inderdaad een stijging. In Amsterdam speelt nu bij 47% van de aankopen geen financieringsvoorbehoud meer. Landelijk is dat 12%. Dat is inderdaad een groot verschil en dat is een reden tot zorg.

Nu kan overigens de relatie met de overspannen woningmarkt twee kanten opgaan. Omdat de huizenprijzen zijn gestegen, bijvoorbeeld in Amsterdam, kan het ook zijn dat mensen weten dat hun oude huis veel gaat opbrengen, waardoor ze het risico van de financiering al afgedekt hebben met de opbrengst van hun oude huis. Het is dus nog maar even de vraag welk deel van die 47% het gevolg is van onverantwoorde risico's en welk deel komt door het feit dat men het financieringsvoorbehoud niet nodig heeft, omdat men de financiering feitelijk al in de pocket heeft en weet dat het goed komt.

Niettemin heb ik in de schriftelijke beantwoording al toegezegd dat ik bereid ben om onderzoek te doen. Ik zal dat ook snel laten doen. Ik kan voor de zomer aan de Kamer rapporteren over de bevindingen en ik zal daarnaast in gesprek gaan met de branchevereniging van de makelaars om mij er nog eens van te verzekeren dat zij zelf dit risico ook onder ogen zien. Ik heb al met ze gesproken. In hun standaardkoopcontract is de ontbindende voorwaarde wel opgenomen. Dat vereist in ieder geval dat de koper bewust ervan afziet. Dat kan dus niet per ongeluk gebeuren. Ik wil dat zij in hun rol van aankopend makelaar zich ervan bewust zijn dat zij voor hun cliënt verantwoorde interacties moeten organiseren. Dat gebeurt niet door een financieringsrisico te nemen als men dat niet voldoende kan overzien.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank voor het versnellen van het onderzoek. Het komt nu voor de zomer. Ik blijf toch een beetje zitten met het percentage in Amsterdam. Ik woon zelf in Groningen en daar bloeit de woningmarkt ook aardig op. Zonder voorbehoud van financiering bieden, is bedoeld voor mensen die het geld hebben. Het is ook prima als je het geld gewoon op de bank hebt staan. De meeste mensen hebben echter toch een hypotheek nodig om een huis te kopen, zeker als ze zo duur zijn als in Amsterdam. Ik zag vandaag nog dat er een woning van 26 vierkante meter te koop stond voor €199.000. Ik geloofde het zelf ook bijna niet. De meeste mensen hebben toch een hypotheek nodig en moeten een boete betalen als het misgaat. We moeten dat niet toestaan. De branche moet dat zelf ook niet willen. Dat geldt niet alleen voor de aankopende makelaar die kopers bijstaat. Niet iedereen heeft een aankopende makelaar, zeker niet als je met drommen door het te koop staande huis loopt. Ook de verkopende makelaars moeten wat de PvdA betreft in hun beroepsethiek opnemen dat ze dit niet moeten willen. Zij moeten geen bod meer weigeren omdat er een financieringsvoorbehoud is gemaakt. Is de minister bereid om dit niet alleen aan de aankopende maar ook aan de verkopende makelaar te vragen? Als ze dat niet willen, is de minister dan bereid om een wet voor te bereiden?

Minister Plasterk:
Mensen kunnen inderdaad zonder voorbehoud van financiering bieden als zij het geld hebben. Dat kan ook omdat zij weten wat hun etage die zij in Amsterdam-Zuid achterlaten gaat opbrengen als zij in het hippe Amsterdam-Oost willen gaan wonen. Dan hebben ze het geld technisch nog niet, maar dan kunnen ze wel het risico overzien. In dat geval kunnen ze besluiten om te bieden. Op zichzelf leent het vervallen van het voorbehoud zich ook voor deze gevallen. Ik zei al dat ik bereid ben om met de makelaars hierover in gesprek te gaan. Er is wel een verschil in verantwoordelijkheid. De verkopende makelaar treedt op namens zijn cliënt. Ik vind het onjuist als hij gaat proberen om mensen te stimuleren om onverantwoorde risico's te nemen om een aankoop tot stand te brengen. Die makelaar kan natuurlijk niet in de portemonnee kijken van degene die biedt. Het is hooguit de verantwoordelijkheid van de aankopende makelaar om met zijn of haar cliënt mee te kijken en in voorkomende gevallen te vragen of men dit bod wel moet doen. Er zijn grenzen aan wat je van de verkopende makelaar op dit punt kan verwachten. Maar goed, ik ben bereid om dat gesprek aan te gaan omdat makelaars beide rollen voor verschillende cliënten vervullen.

De heer Nijboer (PvdA):
Dank voor de toezegging. Natuurlijk staat de aankopende makelaar de koper bij. In de makelaarssector moet het echter ook een beetje ordentelijk en netjes gaan. Je ziet dat de huizenmarkt overspannen is. Je ziet dat mensen al een bod uitbrengen zonder dat de partner het huis heeft gezien en dan ook nog zonder financieringsvoorbehoud, terwijl je een boete van 10% krijgt als het misgaat. Dan moet men in de sector ook zien dat het niet helemaal goed gaat. De markt loopt niet goed en dat gaat tot ellende leiden.

Mijn laatste vraag is de volgende. We zien steeds meer opkopers, terwijl er in veel gebieden al te weinig woningen zijn. Die opkopers, investeringsfondsen kunnen zonder financieringsvoorbehoud bieden. In sommige gebieden lopen de huizenprijzen met 10% of 20% per jaar op. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat die woningen wel beschikbaar blijven? Wat gaat hij doen om te voorkomen dat huizen voor gewone mensen onbetaalbaar worden in Amsterdam — dat is nu al een beetje het geval — Utrecht, Leiden en straks in mijn stad, Groningen?

Minister Plasterk:
Dat is een heel goede vraag, maar ook een heel andere vraag. Feitelijk is dit een vraag naar de woningnood. Dan is het belangrijkste dat er gebouwd wordt. Ik ben een ronde aan het maken langs de verschillende woningbouwregio's in het land om met verschillende partijen te kijken wat de belemmeringen zijn. Waarom is er nog niet voldoende gepland? Waarom wordt er niet gebouwd als de vraag er kennelijk is? Ik kan daar lang over spreken. De woningnood zelf ligt onder deze hele problematiek. Daar moet de komende jaren heel veel aan gebeuren. Ik ben bezig met het middenhuursegment voor de steden om te zorgen dat starters ergens een plek kunnen vinden. Het voert echter te ver om daar nu uitgebreid op in te gaan.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik krijg graag een bevestiging van de minister dat hij eerst het onderzoek gaat doen en pas daarna wetgeving. Als hij met de makelaars gaat praten, moet hij niet het voorstel van de heer Nijboer bespreken. Mijn vraag is wat hij gaat bespreken. Het onderzoek gaat plaatsvinden, maar wetgeving zou huiseigenaren echt onnodig op kosten jagen.

Minister Plasterk:
Toen er eerder sprake was van oververhitting op de woningmarkt, heeft de wetgever ervoor gekozen om een bedenktijd van drie dagen op te nemen. Dat betekent dat de aankoper drie dagen zonder opgaaf van redenen mag afzien van zijn aankoop. Dat werd destijds ook gezien als een inbreuk op de contractvrijheid, maar ik geloof dat inmiddels iedereen eraan gewend is en er geen bezwaar tegen heeft. Ik sluit niet op voorhand uit dat wetgeving noodzakelijk zal zijn, maar dat brengt wel complicaties met zich mee, zeg ik ook in de richting van de fractie van de VVD. Ik heb nu dan ook geen voorstel daartoe gedaan.

De heer Azarkan (DENK):
Is de minister ook van plan om te focussen op de mensen die wegens het niet nakomen van de financieringsverplichting een boete van 10% moeten betalen? Is dat verstandig?

Minister Plasterk:
Dat is inderdaad een van de vragen waarop ik in de komende maanden antwoord wil krijgen. De stijging naar 47% aankopen zonder financieringsvoorbehoud is met name zorgelijk, als blijkt dat het ook tot een stijging leidt van het aantal mensen die de aankoop niet kunnen financieren en een boete moeten betalen. Als meer mensen de financiering zelf kunnen regelen, dan is het wellicht nog tot daaraan toe. Een belangrijke deelvraag is hoe vaak het inderdaad tot zo'n boete komt. Als je de aankoop niet kunt financieren en 10% van het geboden bedrag als boete kwijt bent, dan is dat natuurlijk een heel grote aanslag op het vermogen van mensen. Dat is een zeer onwenselijke situatie, dus we zullen dat in beeld moeten krijgen.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de uitstoot van het broeikasgas methaan, die in werkelijkheid veel hoger blijkt dan gemeld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Vorig jaar sprak onze minister-president op de nationale klimaattop uit dat we er hier in Nederland alles aan gaan doen om ruim onder de 2°C opwarming van de aarde te blijven. Belofte maakt schuld. Het CBS meldde vorig jaar: hoera, de uitstoot van broeikasgassen is gedaald terwijl de economie is gegroeid; is dat even goed nieuws. Ja, in het sprookjesboek van de boekhoudkundige modellen, zo blijkt nu. Het bleek een alternatieve werkelijkheid. De regering zegt dat de uitstoot van methaan, een van de gevaarlijkste broeikasgassen, met 42% is gedaald ten opzichte van 1990. Maar als je het daadwerkelijk gaat meten, dan blijkt dat maar 20% te zijn. Dat is heel vervelend en heeft grote gevolgen. Methaan is een veel krachtiger broeikasgas, veel sterker dan CO2. Deze realiteit die uit de metingen blijkt, die heel anders is dan de rekenmodellen waarop de Nederlandse overheid zich tot nu toe heeft gebaseerd, heeft grote gevolgen voor onze doelstellingen om binnen de 2°C-doelen van Parijs te blijven.

Het baart ons zorgen dat een woordvoerder van het ministerie van de staatssecretaris al heeft gezegd: dit maakt eigenlijk niks uit, dit vormt geen obstakel, wij blijven vasthouden aan de rekenmodellen en dit heeft geen gevolgen voor het Nederlandse klimaatbeleid. De Partij voor de Dieren vindt dat heel onverstandig. Is de staatssecretaris bereid te erkennen dat wij al die jaren van te lage cijfers zijn uitgegaan, als het gaat om de methaanuitstoot? Is zij bereid om stappen te zetten om daarover voortaan eerlijker te rapporteren? Is zij met de Partij voor de Dieren van mening dat de methaanuitstoot onder controle moet worden gebracht, omdat we anders de klimaatdoelen niet gaan halen? Welke stappen ziet zij voor zich om de specifieke methaansectoren, niet alleen de gasindustrie, maar ook de vee-industrie, de melkveestapel en de geitenstapel, binnen de normen te brengen die we zullen moeten respecteren, als we het klimaat werkelijk onder controle willen houden?

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Ouwehand hartelijk voor haar vragen. Zij begon met de opmerking dat de premier tijdens de nationale klimaattop heeft uitgesproken dat wij er alles aan moeten doen om met onze bijdrage onder de 2°C te blijven. Ik wil dat vanzelfsprekend — ik heb die nationale klimaattop georganiseerd — nogmaals onderstrepen in dit huis. Dat is ontzettend belangrijk. Ik ben het ook eens met al diegenen die zeggen dat we precies moeten weten waar de taak en de opgave liggen. Methaanemissies worden berekend door het RIVM. Dat gebeurt op basis van internationale afspraken, in dit geval in het kader van het VN-instituut dat zich bezighoudt met klimaatverandering, namelijk het IPCC. Op het moment dat uit feitelijke metingen blijkt dat de modellen soms niet kloppen, dan moet dat natuurlijk gecheckt worden. Dan zullen de modellen uiteindelijk ook moeten worden veranderd.

Om die reden hebben wij deze situatie, waarin uit praktijkmetingen blijkt dat de uitstoot van methaan inderdaad hoger is dan de modellen veronderstellen, wel degelijk aangemeld. Het moet nu dus in het wetenschappelijke circuit worden gecheckt. Dat moet om meerdere redenen. We moeten weten wat de oorzaak is en welke sectoren daar nou precies verantwoordelijk voor zijn. Dat kan inderdaad betekenen dat de opgave voor Nederland, maar ook voor andere Europese landen waar dit fenomeen zich soms laat zien, gewoon groter wordt.

We moeten het echter wel doen volgens de spelregels die we met elkaar hebben gemaakt. We zijn hier dus niet omzichtig over geweest en hebben het niet ontkend. Dat lijkt mij slecht. Daarover zullen wij het snel eens zijn. We moeten de metingen wel dubbelchecken. Dat moet ook internationaal. Dan moeten we ook bekijken welke consequenties daaraan vastzitten en welke sectoren het veroorzaken. Als dat internationaal leidt tot verandering van de modellen, zouden we vervolgens ook kunnen vaststellen dat dat soms tot een grotere opgave leidt. Daar loop ik niet voor weg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Op zichzelf zet de staatssecretaris wel een aantal stappen binnen de regels van het spel, maar het probleem is nou juist dat we ervoor worden gewaarschuwd dat we enorm achter de feiten aan lopen. Dat blijkt uit onderzoeksjournalistiek, bijvoorbeeld dit artikel van De Correspondent. We hebben berekeningen. Op basis van die berekeningen voeren we een bepaald klimaatbeleid. Daar kunnen we niet mee sollen. De klimaatverandering is echt heel ernstig. Uit de daadwerkelijke metingen blijkt dat we meer moeten doen.

We kunnen dan twee dingen doen. Of we gaan de modellen in een traject van jaren aanpassen, zodat op termijn onze analyses wel gebaseerd zijn op de werkelijkheid. Of we gaan nu al uit van de metingen, hanteren het voorzorgsbeginsel en concluderen dat er voor bijvoorbeeld de gasproductie, waar structureel sprake is van methaanlekken, een grotere opgave is en dat de groei van de melkveestapel en de geitenhouderij weleens onverantwoord zou kunnen zijn, gelet op de klimaatdoelen. De staatssecretaris kan daarnaast dan natuurlijk het traject van internationale validatie volgen, maar we kunnen niet achterover blijven leunen en wachten tot de modellen aansluiten op de werkelijkheid, die nu al bekend is.

Staatssecretaris Dijksma:
Volgens mij zijn twee dingen tegelijkertijd waar. Om te beginnen het laatste: we kunnen niet wachten. Dat is gewoon waar. Dat betekent dat we voor alle sectoren — ook sectoren die buiten het ETS zitten, waaronder de landbouw en de mobiliteit — gewoon stappen moeten zetten, en wel nu. Als we te lang wachten, halen we de doelstelling immers niet. Maar laten we deze specifieke situatie bekijken. Methaan is inderdaad een ingewikkeld broeikasgas. Het is een van de enige waarvan we weten dat het diffuus is. Het is verantwoordelijk voor ongeveer een tiende van de totale uitstoot. Daar hebben we het dus over.

In de praktijk meten we nu meer uitstoot dan we in de modellen waarnemen. Om te weten waar we precies moeten handelen, welke sector we als het ware harder moeten laten rennen, moeten we wel weten wie de veroorzaker is. Mevrouw Ouwehand noemde een paar opties, maar uit het onderzoek blijkt nog niet exact welke sector de veroorzaker is. Dat vind ik wel relevant om uiteindelijk nadere stappen te zetten. Als het de veehouderij is, dan is dat een gegeven. Maar als het bijvoorbeeld ook ontstaat omdat we veel veenweidegebied hebben, dan is dat ook een gegeven. We moeten het wel weten om echt precies te kunnen handelen.

Ik deel dus het gevoel van urgentie van mevrouw Ouwehand. Ik vind ook dat modellen en berekeningen zo veel mogelijk met elkaar in lijn moeten worden gebracht. Dat doen we ook. Dat hebben we herhaaldelijk op dit thema gedaan. Maar we moeten wel precies blijven, want anders gaan we fouten maken en dan vervliegt letterlijk het draagvlak voor het klimaatbeleid. Dat moeten we niet hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris maakt op zich een steekhoudend punt, maar ze gaat wel de mist in als je je realiseert dat het beleid nu al gebaseerd is op wiebelige informatie. En dus, zou ik denken, is dat een extra argument voor het pleidooi om toch vooral het voorzorgsbeginsel te hanteren als het gaat om het klimaatbeleid. Het is niet nieuw dat de melkveestapel en de geitenstapel methaan uitstoten. Je kunt daarover uit voorzorg zeggen: laten we die sectoren in elk geval niet laten exploderen. Als je weet dat er structureel sprake is van methaanlekken in het hele gasproces, kun je daar ook vanuit het voorzorgsbeginsel stappen in zetten. De staatssecretaris kan niet volhouden dat zij met haar berekeningen geen urgentie heeft om dat wel te doen. Dus ik zou graag een toezegging van haar willen. Wat wordt haar concrete actie naar aanleiding van de meetgegevens?

Staatssecretaris Dijksma:
Nogmaals, die urgentie is er. Al die sectoren die u noemt, zullen alleen al op basis van de huidige modellen stappen moeten zetten. Soms denk ik wel eens dat die stappen veel groter zijn dan heel veel mensen zich op dit moment realiseren. Dus dat zal een enorme inspanning vragen van de veehouderij, op het terrein van de mobiliteit, echt all over. Tegelijkertijd, als je dit soort berekeningen ziet en ziet dat er dus een verschil zit tussen wat we feitelijk aan uitstoot waarnemen en wat de modellen laten zien, dan moet je toch ook willen weten waar dit verschil wettenschappelijk door verklaard wordt om ook precies te kunnen zijn in je antwoord daarop. Dat is echt wel nodig. Dat weerhoudt mij er niet van om door te gaan met onderhandelen binnen Europa en, in Nederland, met u over de vraag wat we in al die sectoren moeten doen. Want die stappen komen eraan en worden voor een deel ook al gezet. Op zo'n punt gaan we niet duiken. Daar hebt u volstrekt gelijk in. We erkennen dat het zo is. Maar ik wil ook wetenschappelijk verantwoord zien worden waar het door komt. Dan kunnen we hier ook weer met elkaar beslissen welke stappen daar verder bij horen. Ik erken ook dat dit in de praktijk kan leiden tot een grotere opgave dan wij nu denken. Dat is belangrijk, denk ik.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Gegeven de omvang van het klimaatprobleem en de ernst van de situatie is onze vraag welke stappen het kabinet gaat nemen om ervoor te zorgen dat in de toekomst de daadwerkelijke uitstoot van methaan bekend is. Het is duidelijk dat er nu een discrepantie is tussen de metingen en de modellen. Maar hoe gaan we zorgen dat we niet weer in eenzelfde soort situatie terechtkomen waarbij eigenlijk de metingen veel alarmerender zijn dan de modellen laten zien? En in hoeverre zijn de data over emissies van andere broeikasgassen wel accuraat? Wat zegt dit dus eigenlijk over de hele methodiek?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik ben geen wetenschapper. Ik laat mij hierover, net zoals u waarschijnlijk, dus gewoon voorlichten door de experts. Wat zij zeggen, is dat met name methaan een lastig broeikasgas is. Recent nog hebben we bij de uitstoot van stortplaatsen tot 1990 moeten terugredeneren voor het verminderen, in dit geval, van de uitstoot, want die hadden we hoger ingeschat dan in de praktijk bleek. Dat doen we voortdurend, maar we doen dat wel wetenschappelijk gevalideerd. Het is belangrijk om te blijven meten, ook in Europees verband, en ook om aan de bel te trekken bij het IPCC op het moment dat wij denken dat hun modellen beter kunnen. Dat is onze opgave als Nederland. Er is natuurlijk recentelijk ook discussie geweest over de vraag of we wel blijven meten. Daar was ongerustheid over. Ik denk dat het belangrijk is, ook van mijn kant, om te zeggen dat we dat moeten blijven doen. We hebben dat dit jaar ook financieel opgelost. We praten ook met betrokken partijen over de komende jaren. Het is natuurlijk ook voor een deel aan een nieuw kabinet om daar verantwoordelijkheid in te nemen. Maar ik zou het wel weten: ik zou dat doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Met die laatste woorden neemt de staatssecretaris mij eigenlijk al de vraag uit de mond. Want ik kan mij inderdaad herinneren dat wij gesproken hebben over de subsidie voor Cabauw, die ter discussie stond. Het is goed om te horen dat daaraan gewerkt is en dat er hoop is voor de komende jaren. Laat ik dan mijn vraag over een ander punt stellen. Diverse sectoren moeten ingrijpen. Ze zullen allemaal hard moeten ingrijpen. Dat blijkt al op basis van de modellen, en de ingrepen zullen alleen maar forser worden wanneer we weten wat de echte metingen zijn.

De voorzitter:
En nu de vraag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Hoe gaat het kabinet de diverse sectoren helpen? Wanneer zijn de echte metingen bekend? Gaat het kabinet naast de sectoren staan om te bekijken welke stappen er moeten worden gezet?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat is een heel brede vraag. Daar zouden we bijna een aparte discussie over kunnen hebben. Wat we nu in Europees verband doen, is afspreken welk deel van de opgave Nederland op zich neemt. Wat dat betekent, vertalen we door naar de verschillende sectoren. Wat betekent dat voor de veehouderij? Wat betekent dat voor de mobiliteit? Daar hoort daarna natuurlijk ook een plan met maatregelen bij. Dat zullen we voor een deel — ik neem aan dat dit ook in de toekomst zo zal zijn — gezamenlijk met de sectoren bespreken, maar de stip op de horizon is wel duidelijk. Dit is het percentage en daar moeten we aan gaan voldoen. Nederland heeft verschillende momenten om hierover te overleggen, vooral op Europees niveau, maar ook in de Kamer. Ik kan mij herinneren dat de heer Dijkstra mij daarover regelmatig bevraagd heeft. Hoe zorgen we ervoor dat dit samen met de Kamer wordt besproken? Op elk moment waarop dat aan de orde is, zullen we dat doen. Dat zal snel zijn, want de onderhandelingen lopen op dit moment. Dat betekent dat ik op enig moment naar u toe kom met een voorstel voor de verschillende sectoren. Het is dan aan de Kamer om te beslissen of zij dat een fair voorstel vindt.

De heer De Groot (D66):
Voor het draagvlak voor het klimaatbeleid en de maatregelen die voor alle sectoren moeten worden genomen, is het van groot belang dat de cijfers op basis waarvan dit plaatsvindt, juist zijn. Ik kan mij iets voorstellen bij de stappen die de staatssecretaris wil zetten om de cijfers, of althans de modellen, kloppend te krijgen, maar ik ben er toch niet helemaal gerust op. Wanneer denkt de staatssecretaris dat zij de Kamer de juiste cijfers kan aanleveren op basis waarvan er over maatregelen kan worden gesproken?

Staatssecretaris Dijksma:
Dit is toch iets te veel eer. Ik ben niet degene die de cijfers maakt. Dat doet uiteindelijk het IPCC in VN-verband. Ik zou het juist andersom willen zeggen. Het feit dat wij in Nederland meten en vaststellen dat er een verschil is tussen het model en de werkelijkheid, is juist van grote waarde. Dat zorgt ervoor dat we dit internationaal aan de orde stellen en dat we tegen de organisatie die uiteindelijk in VN-verband wereldwijd besluit hoe de modellen eruitzien, zeggen: hé, jongens, let even op, want hier gebeurt misschien iets wat niet helemaal conform de realiteit is. Wat wij in Nederland doen — dat doen ook andere Europese landen — is de modellen keer op keer accuraat maken. Het is niet zo dat er ooit één eindmodel is. De wetenschap schrijdt voort en we weten soms gewoon meer. Dat zie je ook terug in de veranderingen in de modellen. Het belangrijkste is dat zodra we de kennis hebben, we haar niet wegstoppen of ontkennen, maar we ervoor zorgen dat ze terechtkomt op de plek waar ze nodig is, zodat we er ook iets mee kunnen doen.

De voorzitter:
Dit is uw tweede aanvullende vraag, mijnheer De Groot. Per fractie mag men twee vragen stellen; dat weet u.

De heer De Groot (D66):
Dank u wel. Ik begrijp de aanpak, maar ik denk toch dat we dan weer een paar jaar verder zijn voordat de modellen zullen zijn aangepast. Zo gaat dat. Daarom vraag ik de staatssecretaris toch of zij, misschien door aanvullend onderzoek, kan bekijken wat een proxy zou zijn voor de juiste cijfers, zodat op basis daarvan hier de gesprekken kunnen plaatsvinden. Kan zij bekijken of de metingen geïntensiveerd kunnen worden of dat er nog andere onderzoeksgegevens samengevat kunnen worden? Kan zij bijvoorbeeld aan het RIVM vragen om alleen dit krantenartikel wat dieper te bekijken om op basis daarvan meer informatie te krijgen dan we nu hebben?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind het net als de heer De Groot heel belangrijk dat we meten — meten is weten — dat we daarmee het internationale debat kunnen beïnvloeden en dat we een afweging kunnen maken. Ik ben zelf heel nieuwsgierig naar de vraag wat in Nederland — en ik begrijp dat dit ook voor de Benelux geldt — de oorzaak is van het feit dat wij een hogere methaanuitstoot hebben dan de modellen laten zien. Als we dat weten, kunnen we die informatie internationaal aandragen, waardoor de modellen hopelijk sneller naar de werkelijkheid kunnen worden gebracht. Maar ik wil hier nog wel één ding zeggen: het lijkt nu alsof alles ter discussie staat, maar dat is niet zo. Dit gaat over een tiende deel van de uitstoot en daarbinnen doen we het volgens metingen slechter dan verwacht. Daarmee is niet in één klap de mat onder alle berekeningen voor alle broeikasgassen uitgetrokken. Dat moeten we wel tegen elkaar zeggen, want als je daarover twijfel laat bestaan ga je vooral diegenen steunen die — ik kijk even naar een bepaald vak — nog steeds denken dat er helemaal geen klimaatprobleem is. Er wordt nu zelfs gezwaaid uit dat vak; dat beschouw ik als een bevestiging. Klimaatontkenners brengen de volgende generatie pas echt schade toe.

De voorzitter:
Dat was een beetje uitlokking.

Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren heeft een vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wat de staatssecretaris schetst, klopt allemaal wel en dat weten we ook …

Staatssecretaris Dijksma:
Goed zo.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
… en we hechten veel waarde aan de internationale discussie over de berekeningen, metingen en IPCC-adviezen van groepen van experts. Het gaat er echter ook om dat we in de tussentijd beleid maken. Als de staatssecretaris met een plan komt met de opgave voor de verschillende sectoren, waar zal dat dan op gebaseerd zijn? Zou het niet verschrikkelijk zonde zijn als je over een paar jaar moet concluderen dat je opgaves groter hadden moeten zijn?

Staatssecretaris Dijksma:
Laat ik alvast een voorspelling doen: daar gaan we de komende jaren sowieso tegen aanlopen. Want mocht het zo zijn dat in 2018 de internationale gemeenschap besluit dat we niet onder de 2°C maar onder de 1,5°C moeten blijven, dan zal dat ook gevolgen hebben voor de opgaven van Europa en dus van Nederland. Sterker nog: het hele fundament van het akkoord van Parijs is erop gericht dat je tijdens het afleggen van de route kunt bijstellen. Ik zie dat zelf dus niet als een probleem. Het is natuurlijk wel lastig in sommige gevallen, maar op basis van de huidige modellen zullen alle sectoren die de methaangassen veroorzaken, sowieso enorm aan de bak moeten. En daar is geen alternatief voor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ook dat ben ik met de staatssecretaris eens, maar de vraag blijft wanneer je dan bijstuurt. Is de staatssecretaris van mening dat je dat pas zou moeten doen wanneer de internationale IPCC-modellen zijn aangepast aan de gewijzigde metingen? Of denkt zij in haar plan met de opgave voor die sectoren alvast rekening te moeten houden met wat er nu aan de oppervlakte is komen drijven? Wat gaat dat plan straks zijn? Is dat erin meegenomen of wacht Nederland echt op die aanpassing van de IPCC-modellen?

Staatssecretaris Dijksma:
Het gaat mij niet zozeer alleen om het model, hoewel dat natuurlijk wel belangrijk is omdat het voor alle landen wereldwijd leidend is. Nederland kan dus niet in zijn eentje beslissen dat het anders is. Veel fundamenteler vind ik dat je echt moet weten waar het verschil zit. Daarmee kun je namelijk definiëren welke stap je extra moet zetten. Is dat een stap in de ene sector of in de andere sector of in alle sectoren? Om dat te weten hebben we meer gegevens nodig dan de gegevens die er zijn. Het onderzoek zegt daar nu namelijk niets over met 100% wetenschappelijke garantie. 100% garantie krijg je in de wetenschap sowieso nooit, maar meer dan wat er nu ligt moet er echt wel komen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Om het klimaatakkoord te halen is een grote, ambitieuze omwenteling nodig. Het is mij onduidelijk hoe het wachten op modellen die wetenschappelijk moeten worden aangepast, gaat leiden tot de omwenteling die nodig is. Welke concrete no-regretmaatregelen denkt de staatssecretaris in de tussentijd te kunnen nemen om die 1,5°C daadwerkelijk in zicht te houden? Dat is wat er in Parijs namelijk is afgesproken. Een van die maatregelen is het zuiverder omgaan met het slib en de bagger door Rijkswaterstaat.

Staatssecretaris Dijksma:
Even een paar correcties: in Parijs is afgesproken dat we onder de 2°C blijven en dat we in de komende periode gaan beslissen of daar nog een stap bij moet. Een ander punt is dat we op basis van de huidige opgave, met doelstellingen voor 2020 en voor 2040, al enorme stappen gaan zetten. Dus het beeld dat ik met al die sectoren niets zou doen in afwachting van één model, is volstrekt bezijden de werkelijkheid. De werkelijkheid is dat we alle sectoren in onze economie fundamenteel zullen herzien; allemaal, zonder uitzondering. De discussie gaat over de vraag of op basis van deze modellen op één onderwerp wellicht nieuwe stappen nodig zijn en, zo ja, welke sector daar dan verantwoordelijk voor is en welke stap dat dan is. Maar de gedachte dat we tot dan toe maar niets doen, klopt niet. Dat kan niet, want we hebben geen tijd te verliezen. Ik heb gezegd dat die plannen al naar de Kamer toe komen. Ik reken op uw steun.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Van Toorenburg

Vragen van het lid Van Toorenburg aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Nederland narcostaat".

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. "Nederland narcostaat." Geen fijne krantenkop tijdens het afgelopen paasweekeinde. Europol schetst een bijna beschamend beeld van pillendraaiers en poederstampers, zo lezen we. Nederland is naast de wietschuur nu ook de harddrugsproducent geworden en de handelaar in de wereld. Dat neemt ontwrichtende vormen aan. Onze haven lijkt zo lek als een mandje, maar ook langs andere wegen vinden de hier bereide drugs hun klanten, bijvoorbeeld via de post. Het tij moet worden gekeerd.

Dat vraagt in de eerste plaats om voldoende capaciteit bij politie en justitie, bijvoorbeeld om grootschalige strafrechtelijke onderzoeken te kunnen doen. Laten we in dit geval een broedende kip niet storen. Wel moeten we nu weten of men het aankan. Dat is dan ook de eerste vraag aan de minister.

Professor Fijnaut verbaast zich erover dat Nederland zo veel produceert. Hij lijkt daarvoor een verklaring te hebben gevonden, namelijk in de lage straffen. Strafrechtelijk optreden heeft hierdoor onvoldoende een verstorend, laat staan verlammend effect op de criminele industrie, aldus Fijnaut. Ook op dit punt graag een reactie: zijn onze straffen inderdaad veel lager dan die in de landen om ons heen?

Natuurlijk kan het strafrecht nooit het enige antwoord zijn, het vraagt ook om creatieve acties, waarbij politie en OM samenwerken met de lokale overheden en de Belastingdienst. Denk aan de taskforce in Brabant. Raak misdadigers daar waar het pijn doet: in hun bezittingen en in hun portemonnee. Daar doen zich problemen voor. Wij horen dat gemeentes hun informatie niet meer mogen delen. In Tilburg is dat aan de hand. Zijn misdadigers straks de lachende derde van onze privacybescherming? De Brabantse burgemeesters hebben een aantal voorbeelden van knelpunten aangereikt: goed voorwerk voor strafvorderlijk onderzoek. Kan de minister aangeven of dat vast in gang wordt gezet en wat daarvan de uitkomsten zijn?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Van Toorenburg verwijst naar het rapport van Europol over de stand van zaken van de grootschalige criminaliteit in Europa. Dat rapport schetst inderdaad een beeld dat op het gebied van drugshandel en drugsgerelateerde criminaliteit Nederland een centrale rol speelt. Dat is aan de ene kant helaas een onvermijdelijke keerzijde van het zijn van een land met een uitstekende infrastructuur. Denk aan onze goede havens, luchthavens en wegen. Bovendien spreekt de bevolking haar talen. Daar maakt de legale handel gebruik van, maar helaas ook de illegale handel. Het rapport van Europol is met medewerking van Nederland opgesteld en zal als basis dienen voor de prioriteiten die Europol de komende jaren zal hanteren.

Mevrouw Van Toorenburg vraagt naar aanleiding daarvan of er op dit moment voldoende capaciteit is voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit en drugshandel. Zoals mevrouw Van Toorenburg weet, is er voor de aanpak van deze problematiek extra geld toegekend in de begroting. Er is extra geld specifiek voor de problematiek in Limburg, Brabant en Zeeland toegekend, er is extra geld toegekend voor de recherchecapaciteit en vervolging en er is extra geld toegekend voor de regionale samenwerking tussen gemeenten, opsporing, politie en andere diensten in de Regionale Informatie- en ExpertiseCentra. Natuurlijk is iedere minister blij met meer geld — zoals mevrouw Van Toorenburg terecht aangaf, is dat nu aan de mensen die rond de onderhandelingstafel zitten — maar op dit moment kan ik uit de voeten met het extra geld dat beschikbaar is.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg vervolgens naar de strafmaat in Nederland. Ook ik heb de uitspraak van de heer Fijnaut gelezen. Ik ben altijd zeer geïnteresseerd in zijn onderzoeken. Ik heb geen onderzoek dat ik als basis kan gebruiken om zijn uitspraak te onderschrijven of ontkennen. Ik heb gewoon geen vergelijkend onderzoek over de werkelijk opgelegde straffen — daar gaat het dan immers om — bij drugscriminaliteit.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg hoe de integrale aanpak gestalte krijgt. Ik ben het met haar eens dat het daar uiteindelijk van moet komen. Het strafrecht is cruciaal, maar het kan nooit genoeg zijn. Daarbij is het inderdaad van belang om vanaf de bron actief te zijn. Dat zijn we letterlijk. Deze week werd bekend dat het Nederlandse fregat Zr. Ms. Van Amstel op de Antillen, op de aanvoerroute, twee drugstransporten heeft kunnen onderscheppen. We zijn actief in de havens en op de luchthavens. We werken goed samen met de gemeentes.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg of gemeentes voldoende mogelijkheden hebben tot informatiedeling. Zoals ik eerder in de Kamer heb aangegeven, ben ik mede op grond van de verzoeken van de Brabantse burgemeesters een lijst aan het opstellen van het type informatie dat zij willen kunnen delen in het kader van het aanpakken van deze criminaliteit en waarvoor zij op dit moment belemmeringen aantreffen. Ik heb aangegeven dat ik op dit moment geen ingrijpende wetgeving aan de Kamer kan presenteren, maar dat ik wel graag bereid ben om die lijst met de Kamer te delen zodra die er is. Dat zal voor de zomer zijn. Ik doe dat overigens ook in samenwerking met de Brabantse burgemeesters.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb goed geluisterd naar de antwoorden van de minister en ik dank hem daarvoor. Ik begrijp dat het bij veel dingen vaak over geld gaat. De burgemeester van Heusden zei vandaag: het is een groot Europees probleem; is er ook een mogelijkheid om geld vanuit Europa daarvoor te krijgen? Deze vraag leg ik hierbij meteen aan de minister voor. We hebben aangegeven dat we willen dat geld dat wordt afgepakt, terugvloeit naar de samenleving, ook om de criminaliteit beter te kunnen bestrijden. De minister zou daarover in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie en mogelijk ook met de burgemeesters. Heeft dat gesprek inmiddels plaatsgevonden?

Het is goed dat de minister de knelpunten in beeld brengt, zoals hij eerder heeft gezegd. Mijn vraag richt zich op het hele traject dat nu gaande is met betrekking tot het Wetboek van Strafvordering. We zijn bezig met een herijking daarvan. Wordt er ook vanuit dit oogpunt gekeken naar de maatregelen die we met elkaar bedenken? Wordt er bijvoorbeeld ook bekeken of die maatregelen passen bij de aanpak die in het zuiden van het land nodig is?

Zoals professor Fijnaut en de minister hebben aangegeven, komt er veel deze kant op omdat we een goede infrastructuur hebben, via internet maar zeker ook bij de post. Vervolgens wordt het heel simpele voorstel gedaan om bij het bezorgen van pakketten gebruik te maken van drugshonden. Zijn er mogelijkheden daarvoor? Kan de minister ook daarop ingaan?

Minister Blok:
Ik begin met de vraag naar de Europese gelden. Het rapport van Europol wordt besproken in de komende Europese Raad. In de JBZ-Raad worden de prioriteiten vastgesteld. Als er een mogelijkheid is om daar geld aan te koppelen, dan zal ik daar graag gebruik van maken.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook naar de nationale middelen. Zij vroeg of het mogelijk is om te gaan werken met een afpakfonds, waarbij de opbrengsten van het afpakken weer worden ingezet voor de criminaliteitsbestrijding. Ik heb de Kamer eerder laten weten dat ik in samenwerking met de collega van Financiën onderzoek daarnaar heb gedaan. Dat onderzoek liet in eerste instantie helaas zien dat de opbrengsten niet hoger waren dan de kosten. We hebben daar geen genoegen mee genomen. Daarom laten we nu een aanvullend onderzoek doen om te bekijken of het toch mogelijk is om daar een sluitende financiële plaat van te maken.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de inzet van honden specifiek bij pakketdiensten. Zij weet ongetwijfeld dat onze diensten honden inzetten bij drugscontroles, onder meer op Schiphol. Van pakketdiensten, waarmee overigens wel wordt samengewerkt door politie en justitie, heb ik dat verzoek niet gekregen. Als we dat al zouden willen doen, dan zullen we natuurlijk zowel de praktische kanten — lukt het je in dat distributieproces? — als de juridische kanten — wat is de relatie met het briefgeheim? — moeten bekijken, maar op dit moment ligt het verzoek er gewoon niet.

De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg, laatste zin.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We krijgen nog een aantal berichten van de staatssecretaris. Ik vind het belangrijk om terug te horen of er een mogelijkheid is om geld uit Europa te krijgen. Wat betreft de rechtsvergelijking zei de minister niet te weten of onze straffen lager zijn, maar de vraag is natuurlijk of hij dat kan laten onderzoeken.

Tot slot de drugshonden. Ik herinner mij nog uit mijn studietijd — die was echt in de vorige eeuw! — dat we al met elkaar discussies voerden over de grote hoeveelheid drugs via de post. Misschien kan de minister toch iets meer outreachend optreden en naar de postpakketbedrijven gaan om te bekijken of de inzet van drugshonden een mogelijkheid is.

De voorzitter:
Een korte reactie, minister.

Minister Blok:
Ik ben graag bereid om de Kamer te informeren over zowel het Europese geld als beschikbare informatie over de strafmaat in verschillende landen.

De periode die verstreken is sinds het afstuderen van mevrouw Van Toorenburg en onze aanwezigheid hier is kennelijk niet besteed aan het trainen van honden voor de post, maar ik ben graag bereid om het overleg aan te gaan over de praktische consequenties. Daarvan moeten we namelijk eerst een beeld hebben voordat we daarover überhaupt een beslissing kunnen nemen. Ook daarover zal ik de Kamer informeren.

De heer Segers (ChristenUnie):
Het zijn buitengewoon zorgwekkende berichten van de heer Fijnaut, die spreekt over een narcostaat, over het Colombia van Europa. Dan heeft hij het over Nederland. Dat is zeer zorgelijk. Al eerder is het boek "De achterkant van Nederland" van de heren Tops en Tromp uitgekomen, die schrijven over ondermijning van lokaal bestuur, waarbij burgemeesters niet altijd hun hand in het vuur durven te steken voor wethouders of raadsleden. Dat is zeer bedreigend, niet alleen in het zuiden van Nederland, want de overlast en de dreigende ondermijning rukken op, bijvoorbeeld in Gelderland. Is de minister bereid om met Gelderland te overleggen over de vraag welke assistentie men daar nodig heeft, waar wij eerder langszij zijn gekomen in Brabant, Zeeland en Limburg? Heeft Gelderland assistentie nodig in de strijd tegen de ondermijning, die zo vitaal en cruciaal is?

Minister Blok:
Ik ben het met de heer Segers eens dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit ongelofelijk belangrijk is. Daarom bieden we in het hele land ondersteuning, onder meer in de vorm van geld voor de Regionale Informatie- en Expertise Centra. Verder overleg ik met alle regionale korpsbeheerders in een vast overlegplatform, waarin georganiseerde criminaliteit en het thema van informatiedeling vast op de agenda staan. Daarbij zijn ook de Gelderse korpsbeheerders aanwezig. Volgens mij is het overleg waarop de heer Segers doelt langs die route gewaarborgd.

De heer Van Oosten (VVD):
Als het gaat om het onderwerp ondermijnende criminaliteit kun je over een veelheid aan onderwerpen spreken. We zullen dat op een nader moment ook moeten doen. Ik beperk me nu tot één heel concreet onderwerp, aangezien ik één vraag mag stellen. Een aantal weken geleden sprak ik met de mensen die elke dag weer met de voeten in de klei staan en die dus in zo'n taskforce werken, zoals mensen van de politie en de Belastingdienst. Zij denken iedere dag weer na over de vraag hoe ze de criminelen pakken. Toen ik met hen sprak, vroegen zij mij om het volgende voor te leggen aan de minister. De misdaad is internationaal en gaat onze eigen grens over. Dan is het ontzettend belangrijk om te kunnen vertrouwen op snelheid en medewerking van de buitenlandse autoriteiten. In het bijzonder schijnt het zo te zijn dat het in Spanje sneller kan gaan. Dat kan betekenen dat je keuzes maakt die ertoe leiden dat misdadigers die zich daar verstoppen, niet gaat pakken. Kan de minister zich hierin verdiepen en kan hij eventueel zijn collega in Madrid hierover bellen?

Minister Blok:
De heer Van Oosten vraagt specifiek naar de samenwerking met Spanje, een van de landen die inderdaad wordt genoemd in het Europol-rapport. De heer Van Oosten kan zich voorstellen dat ik er inderdaad even in moet duiken om na te gaan of er specifieke barrières optreden. Ik zal de Kamer dat laten weten.

Mevrouw Helder (PVV):
In Europa zijn op dit onderwerp 5.000 criminele organisaties actief, met een jaaromzet van 24 miljard euro. De burgemeesters vragen een strijdkas van 150 miljoen. Kan de minister toezeggen dat hij iets meer dan een aanvullend onderzoek kan doen om met Financiën en zijn ministerie de begroting sluitend te krijgen? Deze burgemeesters staan al heel lang alleen met deze oproep. Kan de minister hun iets meer geven dan alleen een nader onderzoek?

Minister Blok:
Mevrouw Helder vraagt om geld op een moment in het parlementaire jaar waarop zij weet wat mijn antwoord is. Bij de begroting heb ik namelijk extra geld gekregen. Ik heb mevrouw Van Toorenburg ook aangegeven welke bedragen specifiek worden ingezet met het oog op drugscriminaliteit en georganiseerde criminaliteit. Extra geld kan echter alleen aan de orde zijn bij een begroting en is nu een onderwerp aan de formatietafel.

Mevrouw Helder (PVV):
Dat is dan weer teleurstellend voor de betreffende burgemeesters, maar we onthouden dit. We parkeren het niet; we onthouden het zeker. Ik heb nog een vraag: zijn de straffen lager? De minister zegt dat hij de strafmaat zal laten onderzoeken, want hij heeft geen vergelijkend onderzoek voorhanden. Professor Fijnaut zegt dit echter niet voor niets. Mijn conclusie namens mijn fractie is dus: die straffen zijn echt lager. Kan de minister toezeggen dat er uiterlijk eind dit jaar een vergelijkend rapport is over de strafmaten van de landen?

Minister Blok:
Ik heb mevrouw Van Toorenburg al aangegeven dat ik zal kijken hoe we die vergelijking kunnen maken. Het lijkt me van groot belang dat dat dan ook een goede vergelijking is. Ik kan nu niet even beoordelen of het voor het eind van dit jaar lukt om een goede vergelijking te maken, maar ik heb aangegeven dat ik die informatie graag zelf wil hebben en ook graag met de Kamer deel.

De heer Van der Staaij (SGP):
Opnieuw blijkt uit dit nieuwe onderzoek dat Nederland hoog staat op het verkeerde lijstje, namelijk van productie en van doorvoer van drugs. Mijn vraag aan de minister is: van welke maatregelen die nu lopen, verwacht hij dat ze echt zouden kunnen helpen? Van welke maatregelen verwacht hij dat ze echt een overtuigende stap zullen zijn in de goede richting, namelijk van dat lijstje af? Wil hij daarbij ook in het bijzonder ingaan op de gegroeide markt online?

De voorzitter:
Het is erg onrustig in de zaal.

Minister Blok:
De heer Van der Staaij vraagt eigenlijk twee dingen: van welke maatregelen ik verwacht dat ze werken en of wij daarmee van het lijstje af kunnen komen. Ik zal met het laatste beginnen: ik gaf in reactie op mevrouw Van Toorenburg al aan dat een land met een heel goede infrastructuur voor de legale handel, met havens, luchthavens, wegen en een goed opgeleide bevolking, bijna onvermijdelijk ook de route wordt voor illegale handel. Die lift namelijk vaak letterlijk mee in containers, schepen, vliegtuigen en met reizigers. Dat neemt niet weg dat ik de ambitie van de heer Van der Staaij zeer deel om dit verschrikkelijke verschijnsel zo veel mogelijk de kop in te drukken. Alle deskundigen zijn het met elkaar zijn eens dat je dan een heel aantal maatregelen moet nemen. Je moet maatregelen nemen bij de bron. Ik noemde niet voor niets de actie van onze marine bij de Antillen; Zuid-Amerika is immers de bron van cocaïne. Dat houdt controles in havens en luchthavens in. Het houdt ook in dat je de infrastructuur aanpakt, die vaak lokaal geworteld is. Daarvoor heb je samenwerking nodig van gemeente, Belastingdienst, politie en Openbaar Ministerie. Vandaar dat we die ook ondersteunen. We zien dat die bewustwording veel groter is dan een aantal jaren geleden. In die zin is er wel licht. We krijgen ook de eerste signalen dat een deel van die criminaliteit de grens over gaat. Die moet natuurlijk ook daar aangepakt worden. Het feit dat hiervan nu zo veel in beeld komt — ik denk bijvoorbeeld ook aan de motorbendes, die aangepakt worden — heeft ook te maken met de extra inzet. Dat is geen reden om achterover te leunen, maar dit betekent wel dat we de eerste resultaten zien.

De heer Van Raak (SP):
Nederland dreigt ontwricht te worden, er is een tornado van cocaïne en alle zeilen moeten worden bijgezet. Dat is voor het CDA reden om hier acuut vragen te stellen. Het CDA wil meer politie, meer justitie en recherche. Als het gaat om geld, zegt mevrouw Van Toorenburg van het CDA: "Een broedende kip kunnen we niet storen." Het CDA vraagt dus wel acuut om meer mensen, maar niet om meer geld.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Van Raak (SP):
De vraag aan de minister is: waarom laat de minister zich lenen voor dit politieke spelletje en hoe gaat hij dit uitleggen aan de burgemeesters die wel meer geld vragen om deze bedreiging te voorkomen?

Minister Blok:
De heer Van Raak bestempelt een ordentelijk politiek proces — eigenlijk ordentelijk staatsrecht — als "een spelletje". Voor de heer Van Raak, die volgens mij zelfs is gepromoveerd in de politicologie, kan het geen verrassing zijn … O, hij is gepromoveerd in filosofie, maar het kan voor hem geen verrassing zijn dat er na de verkiezingen een nieuw kabinet wordt geformeerd en dat het zittende kabinet in de tussentijd alles doet wat nodig is maar zich daarbij houdt aan de lopende begroting en in die positie geen extra geld uit de zak kan toveren voor welk belangrijk doel dan ook.

De voorzitter:
Nu is iedereen benieuwd waarin u bent gepromoveerd, mijnheer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):
Nou, voorzitter, ik kan zeggen dat ik geen politicoloog ben; ik ben een filosoof. Ik vind de opmerking van de minister heel opmerkelijk. Het kabinet is demissionair maar de Kamer niet. Als er acute problemen zijn, bijvoorbeeld als de burgemeesters in Brabant zich bedreigd voelen en zeggen dat in Brabant de veiligheid niet meer te waarborgen is, dat er acuut maatregelen moeten worden genomen en dat er acuut geld moet worden geïnvesteerd, is het aan de Tweede Kamer om dat te doen. Dan is het overigens ook aan het CDA om dat te doen. Het is dan niet aan de minister om zich te laten lenen voor partijpolitieke spelletjes.

De voorzitter:
Dat was geen vraag. Mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Je zou bijna denken dat de SP er spijt van heeft dat zij meteen de deur heeft dichtgegooid bij de onderhandelingen, maar dat terzijde.

Het debat leeft. Terwijl wij hier een debat voeren, krijgen wij berichten uit het land, bijvoorbeeld uit Tholen. Daaruit blijkt dat er grote containers in de haven komen die worden leeggehaald. Men wil toch kijken waar die container naartoe gaat. Die gaat naar een groot industrieterrein en wat gebeurt er dan? De vertegenwoordigers van het industrieterrein kunnen geen maatregelen nemen, want er zitten geen drugs meer in de container.

De voorzitter:
Uw vraag is?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wil de minister serieus naar dit soort casuïstiek kijken om te bezien wat wij hieraan kunnen doen opdat zo'n drugspand, dat helaas geen bewezen drugspand is maar de container was op weg, uiteindelijk toch zou kunnen worden gesloten? Daar vragen de burgemeesters om.

Minister Blok:
Mevrouw Van Toorenburg verwijst naar een zaak die op dit moment in Tholen speelt. Ik ben daarvan nog niet op de hoogte.

De voorzitter:
Ik moet u onderbreken, want het is bijna niet te verstaan.

Minister Blok:
Het lijkt mij verstandig dat ik mij daar eerst in verdiep.

De voorzitter:
Het helpt niet als u harder gaat praten. Ik verzoek iedereen om het even een paar minuten vol te houden. Daarna gaan wij stemmen. Het woord is aan de minister.

Minister Blok:
Ik had mevrouw Van Toorenburg al toegezegd dat ik haar nader zal informeren. Ik zal dat ook doen over dit specifieke geval en de achterliggende vraag naar de mogelijkheid van het sluiten van panden.

De vergadering wordt van 15.06 uur tot 15.09 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Karabulut.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming Alleenstaandennorm en inkomensondersteuning oorlogsgetroffenen

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen woonachtig in niet-verdragslanden en van overgangsrecht voor de inkomensondersteuning (34571).

(Zie vergadering van 11 april 2017.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Alleenstaandennorm en inkomensondersteuning oorlogsgetroffenen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen woonachtig in niet-verdragslanden en van overgangsrecht voor de inkomensondersteuning,

te weten:

  • de motie-Kuzu c.s. over een parlementair onderzoek naar AOW-uitkeringen in door Israël bezet gebied (34571, nr. 6);
  • de motie-De Jong c.s. over afspraken met Israël om AOW-exportbeperkingen op te heffen (34571, nr. 7).

(Zie vergadering van 11 april 2017.)

In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (34571, nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Jong c.s. (34571, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Implantatenregister

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de totstandkoming van het implantatenregister ter bescherming van de gezondheid van cliënten (34483).

(Zie vergadering van 11 april 2017.)

In stemming komt het amendement-Agema/Gerbrands (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, de PVV en Forum voor Democratie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bruins Slot/Keijzer (stuk nr. 8) tot het invoegen van een artikel IA.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Agema/Gerbrands (stuk nrs. 10, I en II) en het amendement-Bruins Slot/Keijzer (stuk nr. 8) tot het invoegen van een artikel IA.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Implantatenregister

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met de totstandkoming van het implantatenregister ter bescherming van de gezondheid van cliënten,

te weten:

  • de motie-Bruins Slot over advies van de Gezondheidsraad over de bewaartermijn van gegevens van implantaten (34483, nr. 9).

(Zie vergadering van 11 april 2017.)

De voorzitter:
De motie-Bruins Slot (34483, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het de vraag is of de wettelijke bewaartermijn van patiëntgegevens van ten minste vijftien jaren in het geval van implantaten voldoet;

constaterende dat een wetsvoorstel in voorbereiding is om de bewaartermijn te verlengen naar twintig jaren;

constaterende dat de Gezondheidsraad in 2004 adviseerde om de bewaartermijn voor patiëntgegevens te verlengen naar ten minste dertig jaren;

verzoekt de regering om de Gezondheidsraad advies uit te laten brengen over de bewaartermijn van de gegevens van implantaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12, was nr. 9 (34483).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bruins Slot (34483, nr. 12, was nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Onschendbaarheid brief-, telefoon- en telegraafgeheim

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim (33989).

(Zie vergadering van 12 april 2017.)

In stemming komt het amendement-Van Raak (stuk nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK en Forum voor Democratie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Özütok (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Verhoeven (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK, D66 en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Onschendbaarheid brief-, telefoon- en telegraafgeheim

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim,

te weten:

  • de motie-Verhoeven over bescherming van zowel verkeersgegevens als inhoud van communicatie (33989, nr. 13);
  • de motie-Verhoeven over een aanvullende grondwettelijke bescherming tegen inmenging door derden (33989, nr. 14).

(Zie vergadering van 12 april 2017.)

In stemming komt de motie-Verhoeven (33989, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, D66 en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven (33989, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, D66 en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Uitwisseling landenrapporten

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdende aanvullende regels in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten (Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten) (34651).

(Zie vergadering van 12 april 2017.)

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA en de PvdD voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 12 voorkomende nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Leijten (stuk nr. 10) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van der Lee (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, het CDA en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van der Lee (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Forum voor Democratie voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Lijst van controversiële onderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met de lijst van controversiële onderwerpen (34407).

De voorzitter:
Op verzoek van de fractie van de PvdA wordt over de onderdelen van 6, I apart gestemd.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu tot het doen vervallen van wetsvoorstel 34666 (34707, stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Forum voor Democratie voor dit voorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Economische Zaken tot het toevoegen van enkele brieven (34707, stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het toevoegen van het wetsvoorstel 34699 (34707, nr. 6, I, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor dit voorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het toevoegen van het wetsvoorstel 34617 (34707, nr. 6, I, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor dit voorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot het toevoegen van enkele brieven (34707, nr. 6, ).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bij het vorige onderdeel, artikel 6, lid II — zeg ik even uit mijn hoofd — hadden wij echt niet onze hand omhoog. Wij zijn wel genoemd, maar wij zijn tegen.

De voorzitter:
Oké. Deze opmerking wordt in de Handelingen opgenomen.


Stemming brief Broeikasgasemissies van luchtvaartuigen

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de intrekking van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: verordening tot reductie van broeikasgasemissies van luchtvaartuigen COM (2017) 54 (34697, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Europees onderzoek naar de fiscale houdbaarheid van pensioenstelsels

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over onderzoek door de eurozone naar de fiscale houdbaarheid van pensioenstelsels,

te weten:

  • de motie-Van Rooijen over waarborgen dat de eerste- en tweedepijlerpensioenen een nationale aangelegenheid blijven (21501-07, nr. 1427);
  • de motie-Van Rooijen over een onafhankelijk onderzoek naar de gevolgen van het ongelijke speelveld (21501-07, nr. 1428);
  • de motie-Van Rooijen/Van Kent over geen inperking van de zeggenschap van de lidstaten over hun pensioenarrangementen. (21501-07, nr. 1429);
  • de motie-Lodders over geen Europese regelgeving voortkomend uit de benchmark (21501-07, nr. 1430);
  • de motie-Lodders/Omtzigt over geen raamwerk voor Europese persoonlijke pensioenproducten (21501-07, nr. 1431);
  • de motie-Omtzigt over tijdig beschikbaar maken van documenten voor een eurogroepbijeenkomst (21501-07, nr. 1432);
  • de motie-Omtzigt over een benchmark over btw in relatie tot pensioenregelingen (21501-07, nr. 1433).

(Zie vergadering van 12 april 2017.)

De voorzitter:
De motie-Lodders/Omtzigt (21501-07, nr. 1431) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie een voorstel voorbereidt tot een raamwerk voor persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler;

overwegende dat pensioenregelgeving een nationale aangelegenheid is;

verzoekt de regering, zich in de Europese onderhandelingsgremia uit te spreken tegen een raamwerk voor Europees persoonlijke pensioenproducten in de derde pijler,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1435, was nr. 1431 (21501-07).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De motie-Omtzigt (21501-07, nr. 1433) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in beeld te brengen op welke wijze elke lidstaat van de Unie omgaat met het opleggen van btw voor beleggen bij pensioenfondsen en of en in welke gevallen zij daadwerkelijk btw in rekening brengen voor beheersdiensten (administratie en vermogensbeheer) en in welke gevallen er een vrijstelling van toepassing is;

verzoekt de regering tevens, te rapporteren hoe de Europese Commissie invulling geeft aan het waarborgen van een gelijk speelveld van btw-heffing op beheersdiensten van pensioenfondsen in alle lidstaten;

verzoekt de regering ten slotte, deze inventarisatie en informatie voor 15 juni 2017 aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1436, was nr. 1433 (21501-07).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (21501-07, nr. 1427).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (21501-07, nr. 1428).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen/Van Kent (21501-07, nr. 1429).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Lodders (21501-07, nr. 1430).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Lodders/Omtzigt (21501-07, nr. 1435, was nr. 1431).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (21501-07, nr. 1432).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt (21501-07, nr. 1436, was nr. 1433).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Forum voor Democratie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Versterking stelsel legaal wapenbezit

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit (34432).

(Zie vergadering van 13 april 2017.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Oosten/Van Toorenburg (stuk nr. 12, I) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 12 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel. Bij de behandeling van het wetsvoorstel heb ik namens de PVV aangegeven dat er een keer een grens getrokken moet worden met de aanscherping van de wapenwetgeving. We hebben aangegeven dat mijn fractie met twee van de drie maatregelen kan instemmen. Dat betreft het actief informeren door de officier van justitie van de korpschef als er sprake is of is geweest van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis en het koppelen van de systemen van het Openbaar Ministerie en de politie, zodat ook zichtbaar is dat er een opname in een psychiatrisch ziekenhuis is geweest. Mijn fractie heeft steeds vraagtekens gezet bij de e-screener. Dat zou gevalideerd moeten worden en met name de KNSA heeft daar haar twijfels over uitgesproken. Helaas heeft de staatssecretaris gezegd dat hij verder in gesprek gaat met de organisaties. Dat bij elkaar genomen en het feit dat mijn fractie wel met twee van de drie maatregelen kan instemmen, heeft mijn fractie ertoe gebracht om dan toch voor het wetsvoorstel te stemmen.

De voorzitter:
Dank u wel.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van Oosten/Van Toorenburg (stuk nrs. 12, I tot en met III) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Versterking stelsel legaal wapenbezit

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit,

te weten:

  • de motie-Van Oosten over intrekken van de toestemming voor vuurwapenbezit bij een gedwongen psychiatrische opname (34432, nr. 9);
  • de motie-Van Nispen/Van der Staaij over de personeelscapaciteit bij de politie (34432, nr. 10);
  • de motie-Van der Staaij over verlenging van de looptijd van een jachtakte of andere vergunning (34432, nr. 11).

(Zie vergadering van 13 april 2017.)

In stemming komt de motie-Van Oosten (34432, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen/Van der Staaij (34432, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij (34432, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Mijden van zorg om financiële redenen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat 10% van de Nederlanders zorg om financiële redenen mijdt,

te weten:

  • de motie-Marijnissen/Nijboer over afschaffen van het eigen risico (29689, nr. 818);
  • de motie-Van Brenk over meer uniformiteit in ondersteuningsregelingen (29689, nr. 819);
  • de motie-Van Brenk over gebruiken van de winsten van zorgverzekeraars voor het verlagen van het eigen risico (29689, nr. 820);
  • de motie-Dik-Faber over maximeren van de eigen bijdragen (29689, nr. 821);
  • de motie-Ellemeet/Keijzer over intensiveren van de voorlichting over het eigen risico (29689, nr. 822);
  • de motie-Kuzu over een quickscan naar zorgmijden onder kwetsbare groepen mensen (29689, nr. 823);
  • de motie-Agema over afschaffen van het eigen risico (29689, nr. 824).

(Zie vergadering van 13 april 2017.)

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. We stemmen zo meteen over twee identieke moties: van de leden Marijnissen en Nijboer enerzijds en het lid Agema anderzijds. Laat ik duidelijk zijn: 50PLUS zal beide moties voluit steunen, omdat wij het eens zijn met de inhoud. Het maakt wat ons betreft geen verschil van welke partij de motie komt. Als we in deze Kamer iets willen bereiken, geldt volgens mij dat we de krachten moeten bundelen. 50PLUS hoopt dat dit voor elke fractie geldt.

De voorzitter:
Dank u wel.

In stemming komt de motie-Marijnissen/Nijboer (29689, nr. 818).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (29689, nr. 819).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (29689, nr. 820).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (29689, nr. 821).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ellemeet/Keijzer (29689, nr. 822).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (29689, nr. 823).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (29689, nr. 824).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Medische hulpmiddelen en transparantie

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van wetgeving op het terrein van de zorg in verband met het invoeren van een wettelijke regeling voor gunstbetoon bij medische hulpmiddelen en enkele bepalingen over transparantie tussen beroepsbeoefenaren en bedrijven op het terrein van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (34330).

(Zie vergadering van 13 april 2017.)

In stemming komt het amendement-Ellemeet (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Marijnissen (stuk nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Ellemeet (stuk nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

32012-40; 29247-224; 34351-19; 31490-207; 31490-208; 30175-240; 25422-139; 34196-27; 31490-220; 31490-194; 31532-179; 31532-178; 31532-176; 31532-174; 31532-173; 31532-172; 31532-170; 31532-169; 31532-165; 31532-162; 31532-161; 31532-156; 31532-155; 31532-148; 34532-97; 25295-31; 26485-215; 26991-482; 26991-481; 26991-478; 27625-377; 27858-371; 27858-370; 27858-367; 27858-365; 27858-362; 27858-360; 28973-168; 28973-165; 28286-838; 29683-206; 31490-209; 33625-241; 33625-227; 34087-10; 34477-3; 2016Z03485.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Mevrouw Agnes Mulder staat te trappelen om het woord te voeren. Ik geef nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik denk dat het goed is dat wij in de Tweede Kamer weer spreken over Groningen. Als wij spreken over Groningen, gaat het natuurlijk over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid dat onlangs is verschenen. Dat willen wij graag goed in de Tweede Kamer behandelen. Het valt ons op dat wij nog geen officiële reactie van de minister per brief hebben gekregen over dit onderzoeksrapport. Er is wel een keurig persbericht verschenen. Dat is natuurlijk prachtig, maar wij willen dat de minister voor het debat een officiële brief naar de Kamer stuurt waarin staat wat hij gaat doen met de aanbevelingen uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid.

Een ander punt is dat wij nog een brief van de minister over seismiciteit zouden moeten ontvangen. De waakvlam die in Groningen is gehanteerd, leidt namelijk tot meer aardbevingen. Wij zouden nog een officiële brief hierover krijgen, maar die brief hebben wij nog niet ontvangen. Wij hebben donderdag al wel een debat hierover op de agenda staan. Ik maak mij daar zorgen over. Als deze stukken niet morgen naar de Tweede Kamer worden gestuurd, dan wordt het lastig om hier een goed debat over te voeren. Ik roep de minister op om met haast die stukken naar de Tweede Kamer te sturen, in de hoop dat het debat op donderdag kan doorgaan. Maar als de stukken niet op tijd worden gestuurd, wordt het wel lastig debatteren met deze minister.

De voorzitter:
Eigenlijk gaat het hier om het opvragen van informatie. Ik wil het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Daar hoeven de Kamerleden geen mening over te hebben, want het mag.

Mevrouw Agnes Mulder, u vraagt niet expliciet om uitstel. U zegt: als de informatie er niet is, dan wordt het lastig.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik zou eigenlijk morgen voor 12.00 uur van de minister willen horen dat deze stukken naar de Tweede Kamer komen, zodat wij op donderdag fatsoenlijk kunnen debatteren met elkaar. Ik doe dit verzoek mede namens de D66-fractie.

De voorzitter:
Dank jullie wel. Ik dank ook u, mevrouw Agnes Mulder. Ik zie dat de heer Bosman iets wil zeggen, maar mevrouw Van Tongeren was eerst. Even voor de helderheid: er is hier niet om uitstel gevraagd. Wat wilt u zeggen, mevrouw Van Tongeren?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb dit debat aangevraagd. Destijds hebben we in overeenstemming gezegd: we stellen het uit tot we het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid hebben. Ik vind dat we toch tempo moeten maken. Ik sluit mij dus aan bij het verzoek van mevrouw Agnes Mulder. Maar als er één brief niet is en als er op basis daarvan wordt gezegd dat we het debat niet kunnen houden, dan krijgen we dezelfde discussie morgen bij de regeling.

De voorzitter:
Ik zou zeggen: dan komen jullie morgen terug.

De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, …

De voorzitter:
We gaan geen rondje houden, mijnheer Bosman, want er is niet om uitstel gevraagd. Er is gewoon om informatie gevraagd.

De heer Bosman (VVD):
Ik heb toch nog een toegevoegde vraag. Er is onrust ontstaan ten aanzien van de schadeafhandeling in Groningen. Mijn verzoek aan de minister is of hij de informatie daarover wil meesturen, ook ten behoeve van het debat. Er is onrust ontstaan over de vraag hoe de schadeafhandeling precies in haar werk gaat en hoe de posities daar werken, ook ten aanzien van de Nationaal Coördinator Groningen. Zou dit punt bij het debat kunnen worden betrokken? Ik stel voor dat we hier morgen eventueel in de regeling op terugkomen en dan bekijken wat we gaan doen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben het daarmee helemaal mee eens, voorzitter.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg. Zij komt uit het vakje van de PvdA. Dat weet de heer Omtzigt niet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dat was mijn linkse inslag. Nee hoor!

Voorzitter. Als CDA zijn we doorgaans erg trots op familiebedrijven, maar we zijn minder blij met familiebedrijven die zich begeven op het terrein van de misdaad. De NOS kopte afgelopen week: xtc-handel maakt ongrijpbare Brabantse misdaadfamilies tot wereldspelers.

De voorzitter:
U wilt een debat daarover?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja, daar wil ik graag een debat over.

De heer Van Oosten (VVD):
Ik steun het verzoek, maar ik wil ook graag een reactie van het kabinet hebben. Laten we die reactie wel meenemen bij het debat.

De voorzitter:
U steunt dus het verzoek om een debat.

De heer Van Nispen (SP):
Steun van de SP voor het voorstel van het CDA om hierover een debat te voeren, maar dan willen wij graag ook steun voor ons voorstel om de capaciteit van de politie uit te breiden en daar ook extra geld voor uit te trekken. De SP rekent daarbij ook op steun van het CDA daarvoor.

De voorzitter:
Dat komt in het debat.

Mevrouw Helder (PVV):
Ik kan kort zijn, voorzitter. Steun.

De heer Krol (50PLUS):
Graag een reactie. Steun.

De heer Segers (ChristenUnie):
Steun.

De heer Groothuizen (D66):
Het persbericht was gebaseerd op onderzoek van Politie en Wetenschap. Het lijkt mij verstandig dat de Kamer dat onderzoek eerst krijgt en vervolgens de kabinetsreactie daarop. Daarna kunnen wij bezien of een debat nodig is.

De voorzitter:
Voorlopig geen steun dus.

De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
De SGP steunt het verzoek ook.

De voorzitter:
U hebt een meerderheid, mevrouw Van Toorenburg, voor het houden van een debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, staat u mij toe een heel korte opmerking te maken richting de SP. Men is daar volgens mij zo nijdig dat men niet eens heeft meegekregen dat wij zojuist voor een motie hebben gestemd om te bezien of er tekorten zijn en, zo ja, of die moeten worden aangevuld. Volgens mij is de SP vanwege die boosheid een beetje doof geworden.

De voorzitter:
Het wordt een spannend debat, begrijp ik. Dank.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Roon namens de PVV.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Naar aanleiding van de schokkende uitslag van het Turkse referendum wil ik graag met de minister van Buitenlandse Zaken een debat voeren over de gevolgen van de referendumuitslag voor het Nederlands buitenlands beleid. Ik zou dat graag doen op basis van een brief van de regering. Het moet wat mij betreft een brede brief zijn. Ik wil in ieder geval op de volgende vragen een reactie. Welke gevolgen ziet de Nederlandse regering van dat referendum voor de EU-onderhandelingen over de Turkse toetreding? Wat wil de regering doen om het geld terug te halen dat door de Nederlandse belastingbetaler is opgebracht om rechtsstaat en democratie in Turkije te bevorderen? Hoe verhoudt Turkije zich binnen het NAVO-bondgenootschap ten opzichte van de doelstellingen van rechtsstaat en democratie? Kan Turkije nog wel worden gezien als een betrouwbare bondgenoot die ons niet in de problemen brengt? Hoe nu verder met de bilaterale diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Turkije? Gaat de regering een herroeping eisen van en excuses vragen voor de beledigingen en leugens door Erdogan c.s. aan het adres van Nederland en de Nederlandse bevolking?

De voorzitter:
Ik moest even nadenken over de lijst vragen, want als wij de regeling gaan gebruiken om heel veel vragen te stellen, dan wordt dat een probleem. Ik verzoek de leden, als zij ook veel vragen hebben, om dat via de commissie te doen.

De heer Ten Broeke (VVD):
De VVD-fractie steunt het verzoek om een debat over het Turkse referendum. Gegeven de lange lijst van vragen van de heer De Roon schroom ik een beetje om er nog iets aan toe te voegen, maar ik wijs toch op een element dat de afgelopen tijd in de Kamer vaker is besproken. Dat heeft te maken met hoe Nederlanders met een Turks paspoort hier in Nederland hebben gestemd en de omstandigheden hier in Nederland die hebben bijgedragen aan het Turkse referendum. Er zijn nogal wat brieven over beloofd. Eentje heeft te maken met de consulaire inspanningen. Een andere heeft te maken met een vraag die ik vorige week heb herhaald, namelijk over het toenemende aantal aangiften. Dat element zie ik toch ook graag meegenomen. Ik verzoek daarnaast om een algehele appreciatie van de Nederlandse regering van een aantal hoofdpunten, namelijk intern Nederland en het Europees kandidaat-lidmaatschap van Turkije. Ik geef er tevens de voorkeur aan te bezien of wij dit wellicht morgenavond, dus nog deze week, kunnen doen, met een verlenging van de spreektijden bij het debat over de Europese top.

De voorzitter:
Jullie hebben jullie spreektijd al bijna opgebruikt als ik dit zo hoor. Eigenlijk doet u ook nog een nieuw verzoek, mijnheer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):
Ja, het is een opstapeling van een aantal verzoeken.

De voorzitter:
Gekoppeld aan het debat van morgen over de eurotop.

De heer Ten Broeke (VVD):
Dat regardeert eigenlijk ook de minister van Sociale Zaken, de heer Asscher. Hij zou idealiter ook bij dat debat moeten zijn.

De voorzitter:
Nog een verzoek. Ik probeer het bij te houden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Steun voor het debat. De heer Ten Broeke was mij voor, maar ons voorstel zou zijn om dat debat in ieder geval nog voor het reces te houden, dus uiterlijk donderdag. Het fiscale debat van donderdagavond zou daarvoor eventueel kunnen worden uitgesteld, mede omdat wij sommige antwoorden van de staatssecretaris nog niet hebben.

De voorzitter:
Dus u steunt een apart debat en niet het voorstel dat de heer Ten Broeke heeft gedaan om het morgen bij het debat te betrekken?

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Daar hebben we uiteraard ook geen bezwaar tegen, maar mocht dat een probleem zijn, dan willen we in ieder geval donderdag erover praten, want anders duurt het nog enkele weken.

De voorzitter:
Dus u steunt hem, maar u hebt tegelijkertijd ook een alternatief voor het geval dat het niet goed gaat. Oké.

Mevrouw Leijten (SP):
Om de regering nu te belonen voor het niet leveren van allerlei stukken om een debat uit te stellen, zover ben ik nog niet. Dat ging over het debat over de belastingafspraken van donderdagavond. Ik steun het verzoek om een debat te houden over het referendum in Turkije. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat dit betrokken wordt bij het debat over de Raad Buitenlandse Zaken. Daarover worden nog moties ingediend. Als er een brief gaat komen, zouden wij daarin ook graag een appreciatie willen zien van het ingenomen standpunt van de onderhandelaar met Turkije van het Europees Parlement.

De voorzitter:
Het debat morgen is toch een algemeen overleg? Dat klopt, zie ik. Steunt u nu wel of niet het verzoek van de heer De Roon, mevrouw Leijten?

Mevrouw Leijten (SP):
Ja, voorzitter, maar wij kunnen ons ook voorstellen dat we het op die manier proberen te doen, omdat iedereen vindt dat na het reces te laat is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het AO over de Raad Buitenlandse Zaken duurt maar twee uur, dus dan heb je daar een tijdprobleem. Wat ons betreft kan het gecombineerd worden met het debat over de Europese top morgenavond, maar dan wel met uitgebreidere spreektijden dan nu zijn voorzien en met een uitgebreide brief van het kabinet voorafgaand aan dat debat. Steun voor het debat dus.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor het debat. U hebt al diverse opties aangereikt gekregen, voorzitter.

De voorzitter:
Nou! Wat is uw optie?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik laat het aan uw wijsheid over om daartussen te kiezen. Ik heb zelf geen nieuwe optie. Ik kan met alle opties leven. Morgenavond lijkt mij het meest logisch.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks steunt het debat. We vinden het misschien een beetje apart om bij een eurotop over de brexit het Turkse referendum te betrekken, maar als de buitenlandwoordvoerders dat allemaal een goed plan vinden, dan gaan wij daar zeker niet voor liggen.

De voorzitter:
Ze steunt het. Mevrouw Van den Hul. Ik ga nu gewoon iedereen langs.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ook vanuit de PvdA steun voor het voorstel van de heer Ten Broeke.

De heer Knops (CDA):
Gezien het feit dat we reces hebben en dat we dan meestal niet over dit soort dingen vergaderen, maar dat het toch belangrijk is om dat op korte termijn te doen, steun ik het voorstel van de heer Ten Broeke om het te combineren, met uitbreiding van spreektijd.

De heer Verhoeven (D66):
Ik zal het dan ook steunen. We moeten niet vergeten dat we morgen een debat hebben over de brexittop, die eigenlijk helemaal geen Europese top is. Dat betekent dat hetgeen waar wij over praten, niet behandeld kan worden in Europa, omdat de Britten dan niet aan tafel zitten. Ik begrijp echter dat de heer Ten Broeke vooral wil dat we met de Nederlandse regering kunnen spreken over de kwestie van het Turkse referendum. Dan lijkt het mij het meest praktisch om dat morgenavond te doen. Daarom steun ik ook het voorstel van de heer Ten Broeke.

De heer Kuzu (DENK):
Wij willen het voorstel steunen. Dat er een debat volgt, is prima, maar het hoeft wat ons betreft niet per se betrokken te worden bij het debat morgenavond over de eurotop over de brexit.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun voor het debat. Het lijkt inderdaad het meest praktisch om dat toe te voegen aan het debat van morgenavond.

De heer Verhoeven (D66):
Maar dan met uitgebreide spreektijden!

De voorzitter:
Ja, dat heb ik gehoord. Het kan wel. Mijnheer De Roon, er is een meerderheid voor het betrekken van deze kwestie bij het debat morgenavond. Er is ook gevraagd om extra spreektijd, dus daar zal ik ook rekening mee houden.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter, als ik daar nog even op mag reageren. Het brexitonderwerp heeft al de volle vier minuten nodig die er nu voor staan. Ik vind dat het onderwerp waar het mij nu om gaat, ook op zijn minst vier minuten spreektijd nodig heeft. Als u daaraan tegemoet kunt komen, zou dat een goede zaak zijn.

De voorzitter:
Ik heb de signalen goed begrepen. Ik ga ernaar kijken en we gaan ruime spreektijden hanteren, want het is inderdaad belangrijk. Het debat wordt dus morgenavond gehouden. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. De heer Ten Broeke heeft nog een vraag.

De heer Ten Broeke (VVD):
Is minister Asscher daar dan bij?

De voorzitter:
Ja, ja. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal daar ook bij uitgenodigd worden.

De heer Ten Broeke (VVD):
Heel graag, voorzitter. Dan kunnen alle elementen in één keer worden behandeld. Iedereen gaat over zijn eigen spreektijd en over de verdeling daarvan over de onderwerpen, dus dat zal moeten lukken.

De voorzitter:
Dat is dan ook opgenomen in het stenogram van dit deel van de vergadering.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De uitstoot van methaan, een heel agressief broeikasgas, blijkt in Nederland veel hoger dan waar de regering tot nu toe van uitging. We hebben er zojuist in het vragenuur het een en ander over gewisseld. Wat onduidelijk blijft, is waar het kabinet zich op baseert bij het formuleren van de klimaatopgave voor de verschillende Nederlandse sectoren. Het lijkt mij goed om daar een debat over te voeren, zodat er geen onduidelijkheid is over de vraag waar het beleid op gebaseerd zal worden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb het debat tijdens het mondelinge vragenuur gevolgd. Ik vond de staatssecretaris best wel duidelijk. Alleen was zij er niet duidelijk over wanneer wij die brief zouden krijgen. Ik heb er wel behoefte aan om dat te weten. Ik wil graag die brief met informatie hebben. Ik wil ook graag van de staatssecretaris weten wanneer zij die brief gaat sturen. Dan kunnen wij het er verder over hebben.

De voorzitter:
Dus geen steun op dit moment.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Tijdens het vragenuur is hier uitvoerig over gesproken. Ik denk dat de staatssecretaris heel heldere antwoorden heeft gegeven. Het is belangrijk om te weten waar het vandaan komt, dus waar de bronnen zijn. Nader onderzoek is nodig, maar geen steun voor een debat op dit moment.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik sluit mij aan bij het verzoek om een brief. Binnen korte tijd, voor het eind van het meireces, wil ik een beeld hebben van de bandbreedte. Allerlei aanvullend onderzoek kost tijd. Maar het is belangrijk om op korte termijn een beeld te hebben van de bandbreedte als wij spreken over de hoeveelheid die extra wordt uitgestoten. Dus eerst de brief, dan het extra onderzoek en daarna het debat.

De voorzitter:
Eerst een brief en dan het debat. U steunt op dit moment het debat wel. Zeg ik het zo goed?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik denk dat het goed is om die brief af te wachten en daarna kunnen wij ernaar kijken. Op dit moment nog niet, maar wij zullen daar te zijner tijd zeker een debat over voeren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Steun voor de brief over de bandbreedte op zeer korte termijn en steun voor het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie wil eerst de brief, dus meer duidelijkheid. Op enig moment willen wij dit punt agenderen, maar wij willen eerst de inhoud van de brief bekijken om te bezien of die in een plenair debat moet worden behandeld of in een algemeen overleg.

De heer Van Aalst (PVV):
Geen steun namens de PVV-fractie.

De voorzitter:
Dat is geen meerderheid, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De SP wil ook nog graag reageren.

Mevrouw Beckerman (SP):
De SP-fractie steunt het verzoek van de Partij voor de Dieren.

De voorzitter:
Desalniettemin …

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is steun voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
U hebt de steun van precies 33 leden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het lijkt mij een goede stok achter de deur om dit debat op de lijst te zetten. Het is van groot belang dat de brief over de vraag hoe het kabinet deze gegevens weegt in de aanloop naar het formuleren van verder beleid op korte termijn naar de Kamer komt. Dan kunnen wij kijken of wij daar een debat over moeten voeren.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Op 29 maart stond duidelijk in Trouw te lezen dat er een set aan regels is om belastingafspraken te maken met multinationals, de zogenaamde APA/ATR-notitie uit 2015. Naar aanleiding daarvan hebben wij om een debat verzocht en hebben wij vragen gesteld. Die vragen zouden na anderhalve week beantwoord worden, maar die zijn afgelopen vrijdag beantwoord. Ik denk dat het ministerie van Financiën vergeten is om alle mogelijke andere memo's en notities over dit soort belastingafspraken met multinationals mee te sturen. Daar is namelijk door verschillende fracties drie keer om verzocht. We hebben die niet gekregen, dus lijkt het mij heel logisch dat wij die morgen voor 12.00 uur, dus voor het debat, hebben.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Hebt u nog iets toe te voegen, mijnheer Omtzigt?

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, want dit is een vraag die wij ook gesteld hebben. Het is een heel goede vraag van mevrouw Leijten. Het gaat specifiek om de notities die het beleid veranderen en de notities die de staatssecretaris bereikt hebben. Ik hoef niet alle andere notities te hebben. Die twee vragen zijn zeer duidelijk gesteld en de Kamer wacht eigenlijk al jaren op die informatie, dus die kan er vanavond nog zijn.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik heb een aanvullend verzoek over het gecombineerde debat dat we morgen houden over de brexit en het referendum in Turkije. De Britten zullen naar alle waarschijnlijkheid, als een tweederdemeerderheid in het Britse parlement zich woensdag daarvoor uitspreekt, op 8 juni verkiezingen houden. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de brexitonderhandelingen. Ik heb toestemming gekregen om nu in de plenaire zaal om een brief van de minister-president te vragen. Normaal gesproken doen we dat niet, maar nu wel. Ik vraag om een brief met in ieder geval antwoord op drie vragen. Welke gevolgen heeft de aankondiging van de Britse prime minister May dat er op 8 juni verkiezingen worden gehouden voor de brexitonderhandelingen? Kan er überhaupt onderhandeld worden, nu niet bekend is hoe de Britse regering eruit zal zien? Wat zal dat betekenen voor de toch al krappe tijdsplanning van twee jaar die staat voor de brexitonderhandelingen? Wij willen graag een brief van het kabinet voor het debat van morgen, zodat we die ook daarbij kunnen meenemen. Ik zal dan niet om extra spreektijd vragen.

De voorzitter:
Hebben jullie een aanvullende vraag? Voor een brief hoeft geen meerderheid in de Kamer te zijn. Zo'n vraag moet ik nooit aan u stellen, mijnheer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Wij gaan wat minder over Britse verkiezingen. Maar als een collega deze informatie wil hebben, dan vind ik dat prima. Het is wel interessant dat de Nederlandse premier een soort minitop organiseert met zijn Ierse en Deense collega's. Een korte agenda of toelichting op wat daarvan de bedoeling is, zou ik graag in die brief opgenomen zien.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Steun.

De heer Anne Mulder (VVD):
Steun. Misschien kan het kabinet ook aangeven of deze verkiezingen gunstig zijn voor Nederland of niet.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is er niet zo gek veel aan de hand. Tot de verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk wordt er niet op zo hoog niveau onderhandeld over de brexit, maar zo'n brief is natuurlijk prima.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Afgelopen week is er veel te doen geweest rond zorgen over de kwaliteit van het drinkwater door de lozingen van GenX door chemieconcern Chemours. Wij willen heel graag een reactie van de staatssecretaris op deze berichten. Wij willen die brief graag betrekken bij het reeds geplande plenaire debat dat door mijn collega Van Tongeren is aangevraagd over de situatie in Dordrecht. Dat debat is verzet, omdat er werd gewacht op de uitslagen van een RIVM-onderzoek. Wij hopen die heel snel tegemoet te kunnen zien, zodat dit debat met spoed kan worden gepland, want er is veel onrust over deze situatie.

De voorzitter:
U wilt een reactie en u wilt dat de rapporten snel richting de Kamer komen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, en dat het debat dan snel wordt gepland.

De voorzitter:
Jullie zijn het er allemaal mee eens, toch? Dan stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.01 uur geschorst.

Voorzitter: Van Veldhoven

Tewerkstelling als seizoenarbeider

Tewerkstelling als seizoenarbeider

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PbEU 2014, L 94) (34590).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van harte welkom, evenals de leden en de gasten op de publieke tribune. We hebben vandaag twee maidenspeeches. Daarom stel ik voor om de volgorde van de sprekers als volgt te doen: we beginnen met Wiersma, dan Özdil en daarna lopen we de lijst af zoals hij was vastgesteld. Zo kan ik na de twee maidenspeeches even schorsen voor de felicitaties. Als u het daar allemaal mee eens bent, gaan we het zo doen. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Wiersma namens de VVD.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. Dank u voor de gelegenheid om vandaag voor het eerst vanaf deze plek te mogen spreken, een bijzonder moment. Toen ik een jaar of vijftien geleden een blauwe maandag mocht proeven aan het werk als seizoenwerker — groente plukken in Friesland — had ik niet kunnen vermoeden dat ik ooit als Kamerlid mijn maidenspeech over dit onderwerp zou mogen geven. "Een blauwe maandag", want ik mag mijzelf zeker geen seizoenwerker noemen. Ik heb het namelijk bij lange na geen seizoen volgehouden, zeg ik eerlijk. Overigens wijt ik dat zelf aan het feit dat de plaats waar ik het werk deed, Sexbierum, mij ietwat op het verkeerde been had gezet: geen seks, bier en rum maar een hoop aubergine, paprika en komkommer. Het zou natuurlijk ook nog aan mijn niet al te stevige gestel kunnen liggen, wie weet.

Maar serieus: het heeft mij diep respect gegeven voor het harde werk dat door deze mensen wordt verricht. Seizoenwerk brengt met zich mee dat het zware werk in korte tijd op hoog tempo en in soms pittige weersomstandigheden gedaan moet worden. Misschien was het mede aanzet om mijn schoolcarrière, die mij tot dan toe tot het mavo had gebracht, verder voort te zetten. Dus werd ik een stapelaar, niet van bakken tomaten maar van diploma's. Via het mavo, het havo en het hbo kwam ik op de universiteit, met als resultaat dat ik hier, nadat ik me de afgelopen jaren heb ingezet voor toekomstige generaties, vandaag mag staan.

Ik kom op de inhoud van dit debat. Werkgevers die zogenoemde derdelanders in hun bedrijf seizoenarbeid willen laten verrichten, krijgen te maken met een aanzienlijke papiermolen. De verplichte aanvraagprocedure van meerdere vergunningen is een tijdrovende klus. Vandaag spreken wij over de implementatie van een Europese richtlijn die deze regeldruk moet gaan beperken. Dat vindt de VVD altijd een goede zaak. Ook vindt de VVD het belangrijk dat in deze richtlijn de regels omtrent bescherming van seizoenarbeiders gelijk worden getrokken.

Hoewel deze richtlijn in Europa is aangenomen en dus moet worden doorgevoerd, is de VVD altijd kritisch op de inhoud van richtlijnen. Het is goed om te constateren dat er geen nationale kop op deze Europese afspraken zit. Toch heeft Nederland wel een kanttekening gemaakt bij de richtlijn. Daar is de VVD het ook van harte mee eens. In de Europese richtlijn wordt voorgesteld om seizoenarbeiders die in de vijf jaar ervoor al eens zijn toegelaten, recht te geven op een versoepelde toelating. De VVD is het met het kabinet eens dat we deze versoepeling beperkt moeten steunen. Ik hoor graag van de minister hoe we ervoor zorgen dat we dit onderdeel zo beperkt mogelijk implementeren.

De minister geeft in reactie op de Raad van State aan dat in een algemeen verbindend voorschrift wordt vastgelegd in welke sectoren seizoensafhankelijk werk voorkomt. Krijgt de Kamer dit voorschrift nog te zien? En welke wijzigingen die voortkomen uit het wetsvoorstel zullen nog meer in de regeling worden opgenomen? Dat vraag ik aan de minister.

De VVD is voorstander van seizoenarbeid dicht bij huis. Wij zien bij voorkeur dat seizoenarbeid door Nederlanders dan wel werknemers uit EU-lidstaten wordt opgepakt. Deze richtlijn past wat de VVD betreft bij dat uitgangspunt. Ze biedt namelijk ook nieuwe gronden om seizoenarbeiders te weigeren, bijvoorbeeld als de werkgever geen belastingen en socialezekerheidspremies betaalt of als de onderneming niet daadwerkelijk economische activiteiten verricht. Ook wordt de mogelijkheid voor de IND versterkt om na te gaan of er een risico op illegale migratie dan wel voortgezet illegaal verblijf bestaat. Dat wil de VVD van harte ondersteunen.

Voorzitter, ik kom tot een slot. Dit wetsvoorstel trekt ongelijke situaties recht en zorgt voor een bescherming van seizoenarbeiders. Dat is naar de mening van mijn partij in het belang van de seizoenarbeider zo dicht mogelijk bij huis. Belangrijk werk, seizoenwerk, en niet te vergeten voor veel jongeren, zoals voor mij destijds, een eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. En dat, voorzitter, dat brede thema van de arbeidsmarkt en toekomstige generaties, is iets waar ik nog uren met u over zou kunnen praten. En nee, voorzitter, dat gaan we nu niet meer doen. Maar ik kijk uit, des te meer, naar de komende jaren en de debatten over dat thema.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Hartelijk dank, en dat uw seizoen in de Tweede Kamer maar lang mag duren. We gaan u straks nog feliciteren. Eerst gaan we nu luisteren naar de heer Özdil namens GroenLinks. Ook hij houdt zijn maidenspeech. Er zijn dus geen interrupties. Ik wens ook hem veel succes. Na zijn speech zal ik de vergadering schorsen voor de felicitaties.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter. Voor ik mijn allereerste toespraak in de Tweede Kamer der Staten-Generaal begin, een woord van erkentelijkheid richting de facilitaire diensten. Van de Griffie tot de catering tot de beveiliging, ik heb zelden zulke professionele, hardwerkende en daarnaast ook nog eens vrolijke mensen meegemaakt. Mede door hun steun heb ik mij heel snel heel erg thuis gevoeld hier. Dank!

Voorzitter, ter zake. Ik zal beginnen met een citaat. Maakt u zich geen zorgen. Het is gewoon in het Nederlands. "Materiële zekerheid vraagt sociale rechtvaardigheid. Onze samenleving vormt een huishouding waarin we alle tezamen lasten dragen naar draagkracht. De gemeenschap heeft de plicht te zorgen dat ook mensen met onvoldoende inkomsten kunnen leven. Deze solidariteit houdt niet op bij de grenzen van een land."

De woorden die ik zojuist uitsprak, zijn uit het hart gegrepen van GroenLinks, mijn partij. Maar het citaat komt niet van GroenLinks. Nee, het komt uit het partijprogramma van de VVD. Weliswaar het partijprogramma van de VVD uit 1971, maar toch. Het feit dat het tegenwoordig ondenkbaar is dat dit citaat van een rechtse partij zou kunnen komen, illustreert volgens mij dat er in de afgelopen jaren iets best wel mis is gegaan met de politieke koers van ons land. Onder luid gejuich van onze rechtse vrienden hebben we stap voor stap onze manier van leven, die geworteld is in onze westerse, Europese idealen, de prullenbak ingegooid. Welke idealen zijn dat? Solidariteit: dat als je werkeloos raakt, jij en je kinderen toch de kansen krijgen om vooruit te komen. Vrijheid: inclusief de vrijheid om te migreren en dat niet je afkomst maar je toekomst telt. Gelijkheid: waaronder het principe van gelijk loon voor gelijk werk.

Dat ik hier sta, bewijst dat we in Nederland vroeger wel beleid maakten dat gestoeld was op die westerse, Europese beschaving. Mijn opa is — excuseert u mij de terminologie — letterlijk in de poep geboren, in een huis van gedroogd mest en cement. Toen hij in de jaren zestig als buitenlandse werknemer naar Nederland kwam, kwam hij voor een echte baan. Hij kwam niet om met allerlei trucjes lokale werknemers te verdringen. Het was gelijk loon voor gelijk werk. Dankzij dat prachtige systeem sta ik hier vandaag. Ik noem het de Dutch dream, de Nederlandse droom: als je voor een dubbeltje bent geboren, kun je als rijksdaalder eindigen.

Inmiddels is die Nederlandse droom helaas voor steeds meer mensen in ons land vervlogen en soms zelfs een nachtmerrie geworden. Dat is het gevolg van beleid. Onze westerse Europese beschaving was voor onze rechtse vrienden niet meer de moeite waard om te verdedigen omdat zij ervoor kozen om achter een andere ideologie aan te rennen. Die ideologie is regressief. "Regressief" is trouwens een mooi woord voor "achterlijk". Deze achterlijke ideologie heeft ook een god. Het is de god van de almachtige, alwetende vrije markt, die zegt: "Bekijk het maar. Het is ieder voor zich als je pech hebt. Er is geen samenleving waarin wij voor elkaar zorgen. Nee, er is enkel en alleen de heilige markt."

Vroeger kwam je in Nederland vooruit als je werk had, hoe laagbetaald ook, maar tegenwoordig zijn er zo veel hardwerkende Nederlanders die toch moeite hebben om rond te komen. Sinds vijftien jaar stagneert de koopkracht van de middenklasse en de werkende klasse. In veel gevallen gaat die zelfs achteruit, om over die van werklozen en chronisch zieken maar niet te beginnen. Dat is niet het land waar ik in ben opgegroeid.

Hoe komt dat nou? Nou, omdat wij bijvoorbeeld op een gegeven moment met de beste intenties hebben toegestaan dat buitenlandse werknemers met allerlei trucjes in ons land konden werken, onder het Nederlandse minimumloon. In de bouw, de tuinbouw en zelfs in de zorg zijn er voorbeelden genoeg. Deze ontwikkeling is noch in het belang van onze Nederlandse werknemers, noch in het belang van de buitenlandse werknemers. De alwetende, almachtige god van de vrije markt houdt niet van het idee dat de overheid oneerlijke concurrentie, verdringing, met andere woorden "de race naar beneden", tegen moet gaan. Maar ik hou wel van dat idee, want ik hou echt van Nederland en ook van de rest van de wereld. Ik wil mijn collega-Kamerleden, die ik allen zeer waardeer, erop wijzen dat de implementatie van de richtlijn waar wij het nu over hebben, een belangrijke stap is tegen de verdringing van onze Nederlandse werknemers en tegelijk een belangrijke stap is in het belang van buitenlandse seizoenarbeiders die in ons land willen komen werken.

Ook al is het in de praktijk sinds 2011 niet meer voorgekomen dat seizoenarbeiders van buiten de EU zijn toegelaten zal deze richtlijn meer wettelijke houvast bieden, onder andere met nieuwe toelatingsvoorwaarden om EU-breed de uitbuiting van seizoenarbeiders tegen te gaan, waardoor onze eigen arbeiders minder weggeconcurreerd kunnen worden. Ik geef een aantal voorbeelden. Buitenlandse arbeiders die geen belastingen en premies betalen mogen niet meer in ons land werken. Vergunningen mogen geweigerd worden als de werkgever eerder is bestraft vanwege zwart werk. Er komt een gecombineerde vergunning voor seizoenarbeid tussen de 90 dagen en 24 weken die zal worden verstrekt door de IND, die er ook over zal beslissen. Dat zijn allemaal nieuwe maatregelen die werkende mensen zullen beschermen.

Mijn vragen aan de minister, met dank voor zijn heldere en informatieve memorie van toelichting, zijn de volgende. Kan de regering aangeven wat de inwerkingtredingsdatum van de wet is? In de richtlijn staat dat de einddatum 30 september 2016 is, vorig jaar dus. Nu is alleen het werk in de land- en tuinbouwsector aangemerkt als seizoenwerk, maar stel dat er ook in andere sectoren meer vraag gaat ontstaan naar seizoenarbeiders van buiten de EU. De minister schrijft dat de sociale partners zullen worden geconsulteerd. Mijn vraag is: hoe precies? Hebben de vakbonden daarin een beslissende stem? Zo niet, waarom niet?

Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de nieuwe richtlijn wordt gehandhaafd? Is hij tevreden over de manier waarop de inspectie op dat gebied opereert? Is hij het erover eens dat de Inspectie SZW, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te weinig capaciteit heeft om de arbeidsomstandigheden van Nederlandse werknemers te controleren, laat staan die van arbeidsmigranten van binnen of buiten de EU?

Is de regering bereid om mogelijke mazen in deze wet te dichten in overleg met de sociale partners? Ik noem bijvoorbeeld werkgevers die eerder beboet zijn, maar daarna een nieuw bedrijf oprichten.

Is de minister bereid om bij de implementatie vast te leggen dat er geen afwijking van het werklandbeginsel mogelijk is? Seizoenarbeiders van buiten de EU zouden immers in theorie gedetacheerd kunnen worden. Ik zal een voorbeeld geven. Een Spaanse aardbeienteler huurt 50 seizoenwerkers uit Mali in voor negen maanden. In die periode neemt het Spaanse bedrijf een klus aan om drie maanden aardbeien te plukken in Nederland. Er zou dan voor de seizoenwerkers uit Mali geen belasting en premie in Nederland, maar in Spanje afgedragen worden. Daarmee zijn ze toch goedkoper dan vergelijkbare Nederlandse werknemers. Hoe gaat de minister dit gat in de wet dichten?

Er zijn Kamerleden, vooral de Kamerleden die vanuit dit spreekgestoelte gezien aan de uiterst rechterkant zitten, die anti-Europa zijn. Ze zullen het zelf niet doorhebben, maar daarmee zijn ze ook anti-Nederland. De vrede, stabiliteit en welvaart die de Europese samenwerking ons heeft gebracht, zijn uniek in de geschiedenis. Wil dat zeggen dat er niets mis is met de manier waarop de Europese Unie zich heeft ontwikkeld? Natuurlijk niet, maar om daarom het kind met het badwater weg te gooien, is op zijn zachtst gezegd zeer onverstandig. Het pleiten voor een nexit is niet gestoeld op patriottisme voor Nederland. Integendeel, uit Europa willen treden, is gestoeld op rancune. Het is het equivalent van je middelvinger opsteken als je ergens al dan niet terecht boos over bent. Onze vrienden aan de uiterst rechterkant van dit huis hebben de spreekwoordelijke middelvinger omgedoopt tot een politieke visie. Ik spreek hiermee ook de Nederlanders met een migratieachtergrond aan die de middelvinger opsteken naar hun eigen land, Nederland, door bijvoorbeeld met duizenden in Nederland de straat op te gaan om een dictatoriale populist uit het land van hun opa te steunen. Middelvingerpolitiek van welke kant dan ook is niet de oplossing. Juist daarom is GroenLinks niet anti-EU, maar "anders EU". Deze richtlijn brengt ons dichter bij een ander en beter EU.

Tot slot. Ik begon mijn speech met een VVD-citaat uit de jaren zeventig. Het zou niet eerlijk zijn als ik onze sociaaldemocratische vrienden onbenoemd laat. Zij hadden in de jaren zeventig, voor ze hun ideologische veren loslieten, prachtige verkiezingsslogans zoals "in geouwehoer kun je niet wonen". Dat ging over betaalbare woningen. In dezelfde geest steek ik mijn hand uit naar alle partijen in deze Kamer, van links tot rechts. Ik kijk ernaar uit om met iedereen in alle openheid, hoe hard het er ook aan toe moge gaan, en altijd op de inhoud te knokken voor de mensen in ons land. Zzp'ers, mkb'ers, studenten, zieken, werklozen en werkenden hebben allemaal recht op echte politiek en echte banen, want laten we wel wezen: in geouwehoer kun je niet werken.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik schors kort de vergadering. Ik verzoek de twee heren die hun maidenspeech hebben gehouden, om naar voren te komen en de felicitaties in ontvangst te nemen.

De vergadering wordt van 16.19 uur tot 16.24 uur geschorst.

De voorzitter:
Dan gaan wij nu luisteren naar de heer De Jong namens de PVV. Ik dank de leden voor hun collegialiteit en bereidheid om enige wisselingen in de volgorde van de sprekerslijst toe te staan, zodat we de twee maidenspeeches na elkaar konden houden.

De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Allereerst feliciteer ik natuurlijk de twee heren die zojuist hun maidenspeech hebben gehouden. Het is altijd enorm eervol; ik wens ze veel succes toe in dit huis.

Vandaag bespreken we een EU-richtlijn die in het teken staat van de bij eurofielen zo geliefde Europese immigratie-agenda en die het makkelijker moet maken om seizoenarbeiders van buiten de EU binnen te laten. Nederland was tegen deze richtlijn, maar gaat hem toch implementeren vanwege de dreiging met boetes, die in de miljoenen lopen, door ongekozen EU-bureaucraten. Deze EU-richtlijn zal ervoor zorgen dat Nederland weer een stukje van zijn eigen zeggenschap weggeeft. Deze EU-richtlijn zal ervoor zorgen dat lidstaten slaafs buigen voor de EU. Want dat is wat je doet met het implementeren van een richtlijn waar je niet achter staat.

Natuurlijk zullen er politici zijn, in deze Kamer aanwezig, die zeggen wat Nederland met deze richtlijn allemaal nog mag van de Europese Unie, de hoeveelheid ruimte die Nederland nog overhoudt, en dat we nergens toe verplicht zijn. Ik heb dat vaker gehoord in debatten. Maar we zouden helemaal geen rekening moeten houden met wat we wel en niet mogen van de Europese Commissie, met wat wij wel en wat wij niet mogen van de EU. Daar gaan wij zelf over. Wij moeten niet onze beleidsruimte laten bepalen door de Europese Commissie. En precies dat doen we wanneer we deze richtlijn toch invoeren.

Dit stuk moet van tafel, uit principiële overwegingen omwille van onze eigen zeggenschap maar ook omdat het voorstel niet deugt. Gelet op de reden waarom de EU dit wil, zouden we het al helemaal niet moeten doen. In een stuk uit 2010 van de Europese Commissie, waarin de achtergrond van deze richtlijn wordt uiteengezet, spreekt men uit dat de economieën van de EU een structurele behoefte zouden hebben aan seizoenarbeid, dat er een structurele behoefte zou zijn aan "laaggeschoolde en laaggekwalificeerde werkkrachten". Verder is er ook nog sprake van een "meer permanente behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten". Dat is toch van de gekke? Ook mevrouw Malmström onderstreept dit in haar persbericht uit 2014 bij de presentatie van deze richtlijn. Het doel is dus om meer laagopgeleide, ongeschoolde immigranten van buiten de EU naar binnen te halen.

Gelet op de richtlijn kan het niet anders dan dat de haren van weldenkende mensen recht overeind gaan staan. Er wordt namelijk gesproken over de ontwikkeling van een Europees immigratiebeleid en het vergemakkelijken van tijdelijke migratie. Wij willen helemaal niet meer seizoenarbeiders van buiten de EU. We willen helemaal niet dat het makkelijker wordt om van buiten de EU naar Europa te komen. We willen helemaal niet meewerken aan één Europees immigratiebeleid.

De PVV werkt dan ook niet mee aan het faciliteren van nog meer immigratie, direct of via andere lidstaten, naar Nederland uit bijvoorbeeld Afrika. Wij werken niet mee aan de eenwording van het Europese immigratiesysteem. Nederland moet over zijn eigen regels gaan, niet de EU. We vragen de minister dus om dit wetsvoorstel van tafel te halen. Ik vraag hem ook om niet bang te zijn, om niet te bibberen op het moment dat er vanuit de Europese Commissie een dreigbrief komt waarin ze ons een boete van minimaal 3, 7 miljoen euro voorhoudt. Ik vraag de minister om zijn rug te rechten en te staan voor ons land en zijn trots, dus om niet te buigen voor een dreiging met een miljoenenboete door de Europese Commissie. Zeg tegen de Europese Commissie dat ze de boom in kan met haar boetes. Ik hoop dat de minister dit kan toezeggen.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dit was geen officiële maidenspeech, maar als ik mij goed heb laten informeren was het wel uw eerste speech in dit huis in uw nieuwe periode.

De heer De Jong (PVV):
Nee, die was vorige week, maar elk moment dat ik hier mag staan is even eervol. Dus dank u wel.

De voorzitter:
Dan delen wij die eer met u.

Maar mevrouw Schouten mag dus gewoon een interruptie plaatsen. Dat was eigenlijk de aanleiding van mijn opmerking.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Welkom terug in dit huis. Dat ten eerste. Verder heb ik een vraag over wat de heer De Jong stelt over de regels die volgens hem zullen gelden als deze richtlijn wordt aangenomen. Of Europa zich hiermee moet bemoeien, daarover valt nog wel het een en ander te zeggen, maar onderkent de heer De Jong dat er al wel een stelsel van tewerkstellingsvergunningen bestaat? Als hij daar zo tegen ageert, waarom heeft hij dan geen amendement ingediend om die tewerkstellingsvergunningenmogelijkheid maar gewoon te schrappen? Als we deze richtlijn niet implementeren, wil dat nog niet zeggen dat een werknemer uit Afrika hier niet kan komen.

De heer De Jong (PVV):
Wat wij hebben gedaan, is altijd heel helder geweest. Wij willen geen immigratie van buiten de EU, bijvoorbeeld seizoenarbeiders. Dat heeft de PVV altijd klip-en-klaar naar voren gebracht. Wij hebben er moties over ingediend. Sterker nog, ik kan me herinneren dat in naar ik meen 2014 een motie is ingediend waarin de PVV zegt dat er helemaal geen seizoenarbeiders van buiten de EU binnen moeten komen. De PVV is helder in wat ze vindt. Dat heeft ze ook altijd gevonden. Dat is ook de reden waarom ik vandaag aan de minister vraag om dit hele verhaal van tafel te halen. Waarom? Over de inhoud kun je altijd discussiëren. Dat is allemaal prima en goed, maar het gaat om het volgende. Nederland zegt eerst: we zijn tegen, we willen het niet, we gaan niet voorstemmen maar tegenstemmen. Dat heeft Nederland gedaan. Om dan vervolgens als minister te zeggen als je een dreigbrief van de Europese Commissie krijgt, "we moeten de richtlijn toch maar implementeren; Kamer, als we dat niet heel snel doen, krijgen we een boete van de Europese Commissie, dus wees gewaarschuwd" … Daarvoor buigen is een schande. Dat is het punt dat ik hier vandaag wil maken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is helder, maar dan wil ik het punt maken dat we met het van tafel halen van deze richtlijn — nogmaals, ik vind er ook het nodige van — niet de illusie moeten wekken dat er geen tewerkstellingsvergunningen afgegeven kunnen worden, want dat kan nog steeds. Als de heer De Jong dat wil veranderen, zal hij nog een wet of vier moeten schrappen. Dan moet hij dat nu ook voorstellen, of misschien die motie nog een keertje indienen, als hij dat echt vindt.

De heer De Jong (PVV):
Ons punt is dat we er vooral zelf over moeten gaan. Ik heb het onderwerp "onthamerd". Het stond op een hamerlijst. Het was waarschijnlijk helemaal niet de bedoeling om het te bespreken. Ik heb het ervan afgehaald, en dat is toch een beetje gek. Waarom? Omdat je daarmee weer een stuk van je beleidsvrijheid weggeeft aan de Europese Commissie. Je zegt met het implementeren van deze wet gewoon waar de Europese Commissie wel en niet over gaat en welk deel van de beleidsvrijheid wij als Nederland weer weggeven. Dat zouden we nooit moeten willen. Dat is ons verhaal.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Van Dijk namens de Partij van de Arbeid.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de twee sprekers. Het waren mooie, persoonlijke maidenspeeches, en dat maakt het extra bijzonder. Eigenlijk is dat het enige moment waarop dat kan, en dat hebben jullie prachtig gedaan; gefeliciteerd.

Voorzitter. Vandaag gaat het debat niet alleen over de richtlijn, het gaat vooral ook over de grote problemen van arbeidsmigratie. Het gaat namelijk over uitbuiting en verdringing van mensen. Mensen van binnen en buiten de Europese Unie die in Nederland werken onder erbarmelijke omstandigheden, in de truck, in het Westland, in de haven en in de bouw. In Nederland hebben we in een aantal decennia een goed systeem opgebouwd van sociale zekerheid: bescherming en regels om veilig en gezond te kunnen werken. Een stelsel dat gebouwd is op waarden van gelijk werk en gelijk loon. Dit stelsel staat onder druk van werkgevers binnen en buiten Nederland die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten en met mensen schuiven alsof het handelswaar is.

Gelukkig is er de afgelopen tijd veel gebeurd. Minister Asscher heeft de arbeidsmigratie en uitbuiting op de agenda gezet en maatregelen genomen: het aanpakken van schijnconstructies, van het ontduiken van cao's en van malafide uitzendbureaus. Maar we zijn er nog niet. Gisteren, vandaag en morgen worden Nederlandse mensen op de bouwplaats en op de weg verdrongen door goedkope krachten uit andere landen. Dat is niet de schuld van de arbeidsmigranten, maar van werkgevers en opdrachtgevers die met schimmige constructies over de rug van mensen geld willen verdienen. Dit moeten wij in Nederland en in Europa blijven aanvechten.

De komende weken zullen we in deze Kamer veel spreken over de aanstaande brexit, over de gure kanten van Europa en over het gemis van een sociaal Europa. Het is de overtuiging van de Partij van de Arbeid dat dit Europa echt moet veranderen. Er zijn namelijk twee motoren voor onvrede in Europa. Dat zijn de arbeidsmigratie, die tot verdringing en druk op lonen en arbeidsvoorwaarden leidt, en de belastingontwijking door multinationals. Daardoor keren mensen Europa de rug toe en trekken zij de grenzen op. We zullen Europa daarom moeten laten werken voor de hardwerkende mensen. We moeten ons niet afkeren van Europa, maar we moeten Europa veranderen. Gelijk loon voor gelijk werk moet de basis zijn. We moeten gaan voor een sociaal Europa met eerlijke belastingen voor iedereen. Dat geldt ook voor de grote bedrijven. Op die manier kunnen de grote jongens niet langer de andere kant op kijken als mensen worden uitgebuit.

In mijn bijdrage aan dit debat zal ik mij nu concentreren op het wetsvoorstel en op mogelijke maatregelen tegen de ongewenste gevolgen van arbeidsmigratie. Het wetsvoorstel regelt dat derdelanders rechtstreeks in Nederland een aanvraag kunnen doen voor een vergunning als seizoenarbeider. Nederland heeft de implementatietermijn al overschreden. Zoals gezegd loopt het daardoor het risico om een boete van zo'n 3,7 miljoen opgelegd te krijgen. Nederland riskeert dus een behoorlijke boete, terwijl het wetsvoorstel eigenlijk een dode letter is, omdat er, heel cru gezegd, nog te veel werkzoekenden in de EU zijn. Mijn vraag aan de minister is: klopt het dat deze wet voor Nederland in de praktijk een dode letter zal zijn omdat er helaas nog steeds veel werkzoekenden in de EU zijn?

De onvrede over en in Europa kunnen we omdraaien naar winst voor gewone mensen als we arbeidsmigratie echt aan banden gaan leggen. Hoe gaan de minister en het kabinet dit doen?

De heer De Jong (PVV):
Het gaat in het betoog van de geachte afgevaardigde over de EU en niet zozeer over Europa, denk ik. Ik neem aan dat Europa fantastisch is als geheel van allerlei landen, die op sommige gebieden zelfs heel goed met elkaar kunnen samenwerken, maar dat de EU het grote probleem is. Ik denk dat het debat daarover zou moeten gaan. Het grootste probleem dat ik met het betoog van de heer Van Dijk heb, gaat echter over iets anders. De heer Van Dijk brengt namelijk niet naar voren dat we eigenlijk zouden moeten zeggen dat de Europese Commissie de boom in kan met die boete van 3,7 miljoen en dat ze het heen-en-weer kan krijgen met haar boetes. Waarom zouden we bibberen als er zo'n brief komt? Waarom gaan we niet gewoon zelf over de vraag of we iets wel of niet implementeren? Waarom moeten we akkoord gaan met iets waarvan de heer Van Dijk zelf zegt dat het een dode letter is?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
De heer De Jong heeft het over "bibberen voor de boete", maar ik bibber niet voor een boete. Mijn betoog gaat over een ander Europa. Mijn betoog gaat over een andere Europese Unie, waarin het over mensen gaat en waarin gelijk loon voor gelijk werk de basis is, zodat er geen concurrentie plaatsvindt tussen mensen of over de ruggen van mensen. Dat kan de essentie van de Europese Unie echt veranderen, iets wat hartstikke hard nodig is om het vertrouwen in een sterk sociaal Europa weer terug te krijgen.

De voorzitter:
Mijnheer De Jong, afrondend.

De heer De Jong (PVV):
Volgens mij hoorde ik de heer Van Dijk in zijn betoog echter ook zeggen dat dit voorstel daar helemaal niets voor zou doen. Waarom zegt hij niet gewoon: ik ben ertegen, want we zouden zulke dingen zelf moeten regelen, wat ik daar inhoudelijk ook van vind? We zouden dit niet onder druk van de Europese Commissie moeten doen. Naar aanleiding daarvan spreken wij hier vandaag immers over. Minister Asscher heeft de Kamer een brief gestuurd waarin staat dat we een boete van minimaal 3,7 miljoen euro krijgen als we de richtlijn nu niet snel implementeren. Waarom zouden we daarnaar moeten luisteren?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dat is niet de essentie van het debat. Deze richtlijn moet gewoon worden geïmplementeerd. We moeten die tot uitvoering brengen en we hebben dat gewoon te lang laten liggen. Punt. Mijn betoog gaat over de volgende stappen. We moeten en kunnen dit debat breder trekken. Als we daadwerkelijk wat gaan veranderen in Europa, kunnen we het vertrouwen in een sterk en sociaal Europa weer terugkrijgen. Dat is mijn oproep en dat is de kern van mijn betoog.

Ik vervolg mijn betoog. Het is goed dat het Nederlandse kabinet prioriteit geeft aan de herziening van de Detacheringsrichtlijn in Europa, maar wat is de stand van zaken? Wanneer kunnen we resultaat verwachten?

Voor het behoud van werk en het voorkomen van verdringing zullen we een zeer restrictief beleid moeten voeren ten aanzien van mensen van buiten de EU. Hoe ziet de minister dit? In een artikel van het Algemeen Dagblad van 21 februari jongstleden bleek dat via constructies hier heel veel mensen van buiten de EU werken. Kent de minister dit artikel? Kan de minister een beeld geven van hoeveel mensen zonder vergunning, maar via een omweg, bijvoorbeeld via een detachering in een ander EU-land, hier alsnog aan het werk zijn? Wat denkt de minister hieraan te kunnen doen, zodat het restrictieve toelatingsbeleid van de Wet arbeid vreemdelingen niet wordt ondermijnd met Europese constructies?

Ik rond af. Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af, maar voor de Partij van de Arbeid geldt dat overal in de Europese Unie er altijd sprake moet zijn van gelijk loon voor gelijk werk. Dit als begin van een ander Europa, een Europa van en voor mensen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ook ik vind het opvallend dat de heer Gijs van Dijk voor deze wet gaat stemmen terwijl uit alles blijkt dat hij het er helemaal niet mee eens is. Hetzelfde geldt voor het kabinet, maar we zullen straks horen hoe dat precies zit. De heer Gijs van Dijk had een zeer kritisch verhaal over arbeidsmigratie, waarmee ik het voor een groot deel eens ben. Deelt hij mijn mening dat je, als je daar echt paal en perk aan wilt stellen, met werkvergunningen moet gaan werken voor werknemers uit Oost-Europa? Is hij het met mij eens dat je dan echt iets gaat doen aan de verdringing waarover hij zo boos is?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ook hiervoor geldt dat we twee zaken uit elkaar moeten halen. Ten eerste moeten we de richtlijn, die te lang is blijven liggen, invoeren. Punt. Ten tweede moeten we echt werk maken — dat vindt de Partij van de Arbeid echt — van een Europa waarin we eerlijke spelregels hebben over werken en belastingen. Dat is van essentieel belang als we het vertrouwen van mensen hier in Nederland in een sterke, sociale Europese Unie weer willen terugkrijgen. Dat zie ik niet. Het invoeren van werkvergunningen betekent dat je grenzen ook in Nederland wat meer moet optrekken. Ik kies voor een andere benadering, namelijk voor afspraken in Europa, zodat alle landen zich straks moeten houden aan bijvoorbeeld de regels die wij in Nederland hanteren wat betreft gelijk loon voor gelijk werk. Dat vergt nog veel debat. Ik heb in mijn betoog gezegd dat we de brexit ervoor kunnen gebruiken om juist hiervan vanuit Europa een hard punt te maken in de onderhandelingen om dit echt te veranderen. Daarmee creëren we echt de verandering die we nodig hebben.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat betoog komt mij bekend voor van de heer Asscher, toen hij nog lijsttrekker was. Durft de heer Gijs van Dijk te erkennen dat wat hij betoogt, eigenlijk allemaal papier is? Hij heeft het over een eerlijk speelveld, gelijke regels, sociale arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers in Europa. Dat zijn prachtige woorden natuurlijk, maar hij weet dat dit in de praktijk — hij zei dat ook aan het begin van zijn betoog — en masse wordt ontdoken door werkgevers in Nederland die gewoon de goedkoopste arbeiders uit de goedkoopste landen willen hebben. Met andere woorden, wat de heer Gijs van Dijk betoogt, is vooral papier.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Nee, absoluut niet. Ik geef aan dat er nog een gemis is in Europa als het gaat om afspraken, échte afspraken, over een sociaal Europa. Die beginnen op papier, maar moeten vervolgens worden uitgevoerd als het gaat over gelijk loon voor gelijk werk. Die moeten voor alle landen gelden. Vanwege ongelijk beleid, slechte afspraken en landen die daar nog niet aan voldoen, zien landen en bedrijven nog de mogelijkheid om allerlei dingen te ontduiken en de ruimte in de regelgeving te gebruiken.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Jasper van Dijk namens de SP. Voor de mensen thuis die zich afvragen waarom bij sommige leden de voornaam wordt genoemd en bij anderen niet, is dit denk ik een mooie illustratie van de reden waarom het soms belangrijk is om de voornaam erbij te noemen: dan wordt verwarring voorkomen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Alle respect voor de heer Gijs van Dijk, maar hij is geen familie.

De voorzitter:
Zelfs in dat geval zouden we het ook doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo is het.

Voorzitter. Allereerst felicitaties aan de heren Wiersma en Özdil. De heer Wiersma complimenteer ik ermee dat hij ervaring heeft met seizoenarbeid. Dat kunnen vast niet alle collega's zeggen. Hij kan die ervaring vast goed gebruiken met zijn woordvoerderschap sociale zaken; daarover is geen twijfel mogelijk. Bij de heer Özdil heb ik genoten van zijn scherpe inbreng in de richting van de rechtse partijen. Dat belooft nog wat met de formatie; we wachten het af.

Deze wet regelt een verbetering van de omstandigheden voor de seizoenarbeiders van buiten de EU. Dat is op zich goed, maar niettemin is deze wet wat ons betreft controversieel, omdat hij een verkeerd signaal afgeeft. De arbeidsmarkt staat al onder druk. Goedkope arbeidskrachten van binnen de EU, bijvoorbeeld uit Roemenië en Bulgarije, zorgen nu al voor valse concurrentie, omdat zij neerwaartse druk zetten op lonen en arbeidsvoorwaarden. Het gelijktrekken van de regels voor arbeiders van buiten de EU zou die druk nog verder kunnen vergroten. Dat moeten we niet willen. Ik vraag de regering of zij die mening deelt.

Bovendien is dit wat ons betreft een nationale aangelegenheid en geen Europese zaak. De regering vindt dit ook en heeft om die reden tegen de richtlijn gestemd. De regering heeft ook tegengestemd omdat er in Nederland voldoende mensen zijn die het werk kunnen verrichten. Ook dat is een legitiem argument. Toch worden we nu gedwongen om de richtlijn te implementeren. Deelt de regering de mening dat het feit dat we een richtlijn moeten implementeren die de regering niet eens wil, wederom de ergernis over de macht van Brussel vergroot? Daarop krijg ik graag een reactie. De minister schreef dat we anders een boete moeten betalen. Kan de minister dat toelichten? Die boete is er nu immers nog niet. Hoe zou dat precies in zijn werk gaan? Ik hoor vaak praten over boetes, maar het komt helemaal niet zo vaak voor dat zij daadwerkelijk worden uitgedeeld.

Er wordt gesteld dat de wetswijziging vrijwel geen gevolgen heeft omdat er vanwege de werkloosheid in Nederland en de uitbreiding van de EU al sinds 2011 geen tewerkstellingsvergunningen meer zijn afgegeven voor seizoenarbeiders uit derde landen. Er is al genoeg goedkope arbeid beschikbaar. Maar wat nu als de economie aantrekt of als een nieuw kabinet de grenzen voor goedkope arbeid verder wil opengooien? Dat is niet ondenkbaar met partijen als D66 en de VVD in de formatie. Dan zou de toestroom van goedkope arbeiders van buiten de EU kunnen toenemen, met als gevolg weer nieuwe druk op lonen en arbeidsvoorwaarden. Erkent de regering dit? Daarom overweeg ik om een motie in te dienen over een zogenoemd nulquotum, waarbij de facto geen arbeiders meer worden toegelaten van buiten de EU. Ik lees nota bene dat de regering dit zelf wilde doen, maar dat zij dit voorstel heeft ingetrokken.

De heer Van Weyenberg (D66):
De regering heeft dat ingetrokken omdat zij zegt dat wij dan niet in overeenstemming met de afspraak zouden implementeren. De heer Jasper van Dijk gaat dus een amendement indienen waarvan de regering al bij voorbaat tegen hem zegt dat het niet aan de regels voldoet. Je kunt allerlei dingen met Europa willen, maar iets indienen wat in strijd is met de regels is volgens mij ook niet in lijn met de traditie van de SP.

De voorzitter:
Volgens mij zei de heer Jasper van Dijk dat hij voornemens was om een motie in te dienen. Er ligt ook een amendement. Misschien kan hij aangeven of daartussen onderscheid dient te worden gemaakt.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is correct, voorzitter. Het gaat niet om een amendement. Het gaat in dit geval om een motie. Een motie is een uitspraak van de Kamer. Ik ben heel benieuwd hoe bijvoorbeeld een partij als D66 daarover gaat stemmen. Ik wil dat de Kamer hierover een uitspraak doet. Ik vind dit des te interessanter omdat de regering al heeft aangegeven dat dit haar voorkeur had. Om welke reden dan ook heeft de regering dit toch nagelaten, vanwege regels of afspraken. Ik ben daar heel benieuwd naar. Ik wil dat debat wel aangaan. Ik vind ook dat bij dit soort zaken veel te snel voor Brussel wordt gebogen. We moeten het debat over arbeidsmigratie, waar grote problemen mee zijn, juist aangaan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Geen misverstand: mijn fractie zal gewoon tegen die motie stemmen, omdat die motie niet in overeenstemming blijkt te zijn met de gemaakte afspraak. Het is een keuze van de heer Van Dijk en zijn goed recht om iets aan de Kamer voor te leggen waarmee Nederland, als we dat zouden volgen, eigenlijk in overtreding is met een afspraak. Ik ben het ook weleens niet eens met een contributieverhoging van een vereniging waarvan ik lid ben, maar regels zijn regels en afspraak is afspraak.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Regels zijn vaak uitermate vloeibaar, zeker als ze uit Brussel komen. Ik ga het debat dus graag aan.

Waarom heeft de wetswijziging alleen betrekking op de land- en tuinbouwsector en niet ook op bijvoorbeeld horeca en toerisme? Wat zijn de gevolgen voor werkgevers wanneer hun sector op de lijst komt? Wat was hun invloed bij het besluit om uitsluitend deze sector erop te zetten? Ik heb een amendement gemaakt om een zware voorhang te hanteren — zo heet dat in jargon, excuus — indien er een andere sector zou worden toegelaten tot deze wet.

Wij willen goede lonen en arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers die zich in Nederland bevinden. We willen geen uitbuiting en valse concurrentie door goedkope arbeid uit het buitenland, vandaar dat we pleiten voor een vergunningsplicht voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. Met deze vergunningen krijgt Nederland weer zeggenschap over de instroom van buitenlandse werknemers. Dat is de beste oplossing tegen ondermijning van de arbeidsmarkt. Bovendien is het onwenselijk om voor een richtlijn te stemmen die vooral gaat over zaken die we nationaal kunnen regelen. De SP zal daarom tegen deze wet stemmen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook van mijn zijde allereerst de hartelijke felicitaties aan de collega's Wiersma en Özdil voor hun uiteenlopende maidenspeeches. Ik adviseer hun om eens een borrel met elkaar te gaan drinken. Ik denk dat dat de verhoudingen ten goede zou kunnen komen. Misschien krijgen we dan de volgende keer een heel andere inbreng van de heren naar elkaar toe. Ik zie uit naar de samenwerking.

We spreken over een richtlijn die geïmplementeerd moet worden, waarbij de vraag is: wat zijn we nou precies aan het doen? Het kabinet heeft de implementatie van deze richtlijn behoorlijk lang geprobeerd tegen te houden. Het heeft er ook tegen gestemd in Europa, onder de noemer van subsidiariteit: het is een regel die niet noodzakelijkerwijs in EU-verband gesteld zou moeten worden, op een terrein dat ook prima aan de nationale overheden kan worden overgelaten. Laat ik duidelijk zijn: dat uitgangspunt delen wij. Wij hebben het hier weleens gehad over lijstjes die in Europa worden opgesteld van zaken die we eigenlijk niet vanuit Europa zouden moeten willen regelen. Als een regeling niets toevoegt, zouden we die niet in Europees verband moeten opstellen wat ons betreft. Bij dit wetsvoorstel is de grote vraag waarop we nu precies een wijziging aanbrengen. Dat zijn gelijk de vragen die ik heb aan de minister. Het kabinet stelt namelijk dat wij alles wat in de richtlijn staat, behalve het punt van de vijfjaarstermijn, al hebben geregeld en dat deze richtlijn dus de facto niets verandert. Klopt dat? Ik vraag het nog maar een keer. Zijn we hier nu gewoon iets aan het implementeren wat eigenlijk allang bestaat en wat dus niets toevoegt? Klopt het dan ook dat wij iets alleen maar aan het doen zijn omdat het nu eenmaal in Europa is afgesproken?

Klopt het dat wij met deze regeling ook niets doen tegen het misbruik van arbeidsmigratie binnen de Europese Unie? Het gaat hier over derde landen, niet over het misbruik binnen de Europese Unie. De vraag is dus of we daarin misschien nog iets verbeteren met het wetsvoorstel, of eigenlijk ook niet. En klopt het dat we nu twee soorten regimes gaan krijgen binnen de Wet arbeid vreemdelingen? Is er dus een route waarin een tewerkstellingsvergunning met verblijfsvergunning ineen wordt geregeld, en een andere route waarbij die twee zaken gewoon nog naast elkaar blijven bestaan zoals dat nu het geval is? Waarom zou dit op deze manier wenselijk zijn volgens het kabinet?

Het punt van het aanwijzen van de sectoren is voor mij ook een groot vraagteken. We hebben nu alleen bepaald dat deze richtlijn van toepassing zal zijn op de land- en tuinbouwsector en niet op meer sectoren. Waarom alleen op deze sectoren? Het kabinet zegt dat er sinds 2011 voor mensen uit derde landen al geen tewerkstellingsvergunningen meer zijn afgegeven. Dan zou ik bijna vragen: waarom wijzen we dan überhaupt een sector aan? Kennelijk moet dat dan van de richtlijn. Maar waarom dan alleen deze sector? Stel nou dat een barvrouw uit Oekraïne op een heel speciale manier mixen kan maken die helemaal niemand anders binnen Europa zo kan maken. Dan mag zij hier aan het werk gaan. Waarom valt zij onder het oude regime, namelijk de weg van de tewerkstellingsvergunning en de verblijfsvergunning, en valt degene die in de tuinbouw komt werken, onder het nieuwe regime? Ik kan dat niet verklaren, maar misschien weet de minister wel waarom dit te rechtvaardigen is. Het feit dat het de afgelopen jaren niet heeft plaatsgevonden, kan niet het argument zijn. Dat was in de land- en tuinbouwsector sinds 2011 namelijk ook niet het geval. Graag krijg ik dus een toelichting.

Ik sluit mij aan bij het amendement van de heer Jasper van Dijk. Hij heeft aangegeven dat de lijst van sectoren nu door de sociale partners wordt vastgesteld. Ik vind het prima dat dit in overleg met de sociale partners gebeurt, maar ik denk dat het ook belangrijk is dat wij als parlement zelf erbij betrokken zijn, zodat wij kunnen bekijken welke wijzigingen er op die lijst plaatsvinden. Ik zag dat het een verzwaarde voorhang is. Ik weet niet of het ook met een verlichte voorhang kan. Ik weet niet of de heer Van Dijk daar erg aan hecht. Het lijkt mij belangrijk dat wij met elkaar bekijken op welke wijze wij een vinger aan de pols kunnen houden; dus van mijn zijde in elk geval steun voor het amendement.

Tot slot. Als wij nou besluiten om deze richtlijn hier niet te implementeren en dus zeggen dat wij het niet gaan doen, omdat Europa hier niet over hoeft te gaan, kan deze richtlijn dan toch een directe werking hebben? Klopt dat? Volgens mij staan wij daarom dit debat te voeren. Mochten wij nu hier met elkaar zeggen dat wij deze richtlijn niet gaan implementeren, is die richtlijn dan toch op Nederland van kracht, omdat die in Europees verband is afgesproken, mocht dit ook bij de rechter komen? Het is misschien van belang dat wij daar zelf nog een klap op geven, omdat het anders linksom of rechtsom toch gaat gebeuren. Dit zeg ik ook tegen de heer De Jong, die veronderstelt dat we helemaal geen route meer hoeven te hebben om deze regeling van toepassing te verklaren, als wij dit niet doen. Ik betwijfel dat. Misschien kan de minister daar ook nog enig licht op werpen.

De heer De Jong (PVV):
Het enige wat ik veronderstel, is dat dit kabinet buigt voor de Europese Commissie, zodra die een dreigbrief met een boete stuurt. Daarom implementeren wij dit. Mijn vraag aan mevrouw Schouten is of zij en haar fractie ook risico's zien aan het implementeren van deze richtlijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het enige punt dat wijzigt — dat ik heb gezien — is het vijfjaarsregime. Dat betekent dat er een soort administratieve actie gedaan moet worden als je binnen vijf jaar vanuit een derde land opnieuw als seizoenarbeider in Nederland gaat werken. Dan moet er bekeken worden of je gegevens hier al dan niet beschikbaar zijn. Daar heb ik een vraag over gesteld. Is dat een groot risico? Nou, dat lijkt me nou niet het grootste risico dat er bestaat in de discussie over het vrije verkeer. Het kabinet stelt dat wij alles wat er in deze richtlijn staat, allang geïmplementeerd hebben. In die zin zal de situatie niet veranderen ten opzichte van nu. Het is meer de principiële vraag — die deel ik met de heer De Jong — of Europa hierover moet gaan of niet. Kunnen wij dat niet zelf doen als land? Wij hebben dat al gedaan, want wij hebben het grotendeels al geïmplementeerd. Het inhoudelijke risico wordt naar mijn mening dus niet groter, behalve die vijfjaarstermijn. Maar dat is meer een administratieve handeling. Ik vind het meer een teken of een voorbeeld van regelgeving die volgens mij niet vanuit Europa zou hoeven te komen, omdat wij dat ook prima zelf kunnen.

De heer De Jong (PVV):
Zou het risico niet kunnen zijn dat wij met het implementeren van deze richtlijn het signaal afgeven aan de Europese Commissie dat wij het prima vinden? Zodra er allerlei seizoenarbeiders van buiten de EU naar bijvoorbeeld Spanje gaan — dat zou kunnen — kunnen wij niet meer zeggen: hallo, dat vinden wij niet zo leuk. Nederland kan daar dan niets meer tegen doen, omdat het zelf immers voor de implementatie van deze richtlijn is geweest. Zou dat niet een groot risico kunnen zijn? En buiten dat, is mevrouw Schouten het ermee eens dat er op het moment dat wij zo'n signaal afgeven, ook een groot risico is dat wij een stuk van onze beleidsvrijheid weggeven aan de Europese Commissie? Dat zouden wij toch juist niet moeten willen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb gezien dat het kabinet ook tegen deze richtlijn heeft gestemd. Ik ga het nu een klein beetje opnemen voor het kabinet, ook al zal dat wat verwonderlijk zijn. Dat heeft in Europa aangegeven ertegen te zijn. Op het moment dat er een meerderheid is in Europa, komt de richtlijn hier weer terug. Dat gebeurt nu. Mijn vraag aan het kabinet is ook of deze toch van kracht zal zijn, op het moment dat wij deze gaan implementeren, omdat er directe werking is. Dan heb je misschien symbolisch gezegd dat je het er niet mee eens bent, maar dan zal deze regeling materieel gewoon van kracht zijn. Dat zal het verschil zijn. Ik vind daar van alles van. Juist om het draagvlak te behouden, vind ik dat wij in Europa moeten uitkijken dat we ons op dit soort punten gaan richten, maar we moeten ook niet doen alsof we allerlei bevoegdheden aan het weggeven zijn, want het is al zo dat wij deze regels hebben geïmplementeerd.

De voorzitter:
We doen de interrupties in tweeën, dus we gaan nu luisteren naar de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met het complimenteren van de heren Wiersma en Özdil met hun maidenspeech. Ik vind het bijzonder leuk om bij die van de heer Wiersma te zijn. In het verleden heb ik nog weleens samen met hem, in zijn rol als voorzitter van FNV Jong, mogen strijden voor de belangen van jongeren en toekomstige generaties. Ik zie ernaar uit om dat in de komende periode te mogen blijven doen, bijvoorbeeld bij het dossier AOW. Ik verwelkom hem in dit huis. Dat geldt natuurlijk ook voor de heer Özdil. Ik moet zeggen dat hij mij geïnspireerd heeft met dat mooie citaat uit het VVD-programma uit 1971. Dat zette mij aan tot een eigen geschiedkundig onderzoek. Zo las ik in het actieprogramma uit 1971 van een van de voorgangers van GroenLinks — om precies te zijn de CPN — dat die partij stond voor een drastische inperking van de uitgaven aan de EEG, het verlagen van de pensioengerechtigde leeftijd tot beneden de 65 jaar en veel meer rijkssubsidies voor de bouw van parkeergarages in grote steden. Ik zou dat graag willen gebruiken om de heer Özdil te complimenteren met de vooruitgang in het gedachtegoed van zijn partij, die daar toch uit voort is gekomen. Zo zie je dat verandering ook vooruitgang kan betekenen.

Dat brengt mij bij de voorliggende richtlijn. In 2010 schreef het kabinet in de beoordeling van het Commissievoorstel dat het directe Nederlandse belang van dit voorstel niet zo groot zou zijn. Dat blijkt ook nu we naar de implementatie kijken. Die is juridisch beperkt, maar wel wordt de termijn overschreden. Los ervan dat het kabinet volgens mij niet zo enthousiast was over deze richtlijn, is de argumentatie erachter dat er een nulquotum is overwogen, maar dat de Europese Commissie heeft gezegd dat dit niet de juiste interpretatie zou zijn. Kan de minister dat bevestigen? Wellicht dient dat ook tot inspiratie van de heer Jasper van Dijk.

Deze richtlijn gaat alleen over seizoenarbeiders uit derde landen, dus uit niet-EU-landen. Als ik het goed zie in de beantwoording van de schriftelijke vragen, zijn die er sinds 2011 überhaupt niet. We zetten juridisch de puntjes op de i. Mocht het ooit gebeuren, dan kunnen we terugvallen op de regels die we daar nu voor opnemen. Mijn fractie steunt die implementatie. Is een verklaring voor het feit dat er sinds 2011 geen seizoenarbeiders van buiten de EU in Nederland werken, dat er geen aanvragen zijn of zijn er wel aanvragen, maar worden die afgewezen?

De lijst in welke sectoren waarvoor mensen van buiten de EU hier toch seizoenarbeid kunnen verrichten, is opgesteld in overleg met de sociale partners. De minister doet dat nu alleen voor de land- en tuinbouw. Ik sluit mij aan bij de vragen die hierover zijn gesteld door de heer Jasper van Dijk en mevrouw Schouten. In de stukken staat dat, als deze lijst ooit zou worden uitgebreid, dat in overleg met de sociale partners gebeurt. Begrijp ik het goed dat dit een soort overleg of consultatie is, maar niet een soort vetorecht van de sociale partners?

Los van de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn ben ik nieuwsgierig hoe het staat met het vrije verkeer. Mijn fractie is vooral van mening dat de inspectiecapaciteit moet worden uitgebreid. Als men daarover nadere vragen heeft, heb ik nog een reeks van helaas door de coalitie verworpen amendementen om dat te bewijzen.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer in eerste termijn. De minister heeft verzocht om een korte schorsing.

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.13 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de leden Wiersma en Özdil voor hun voortreffelijke maidenspeeches. Ik zeg dat niet alleen als minister maar ook als collega. Ik heb ervan genoten. Ik kende Sexbierum vooral als de geboorteplaats van Auke Bijlsma, een gewaardeerde collega in de Amsterdamse gemeenteraad en een prachtige, eigenwijze, steile Fries, met een groot sociaaldemocratisch hart. Dat kan dus nog heel wat worden, zeg ik Jasper van Dijk na. En dan de heer Özdil: ja, ik houd er wel van, binnenkomen met een getrokken middelvinger naar iedereen om u heen. Ik sluit me aan bij de verwachting dat het heel mooi wordt. Moge u veel coalities verdedigen, de komende jaren.

Mede namens de staatssecretaris van V en J dank ik de Kamer zeer voor het in behandeling nemen van dit wetsvoorstel, het enige wetsvoorstel van mij dat door de mazen van de wet geglipt is en niet controversieel verklaard is. Ik had nog wel een andere in gedachte, maar zo is het leven soms. Ik denk dat het gezien het aangescherpte handhavingsbeleid van de Commissie wel handig is, waarover zo dadelijk meer. De heer De Jong had daar vragen over.

Deze richtlijn vereenvoudigt de toelatingsprocedure voor seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie. Zij kunnen hiermee een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid krijgen. Gelukkig wordt er in deze richtlijn echter niet gevraagd om een wijziging van het toelatingsbeleid zelf. Nederland kan en zal nog steeds zelf bepalen of het seizoenarbeiders toelaat. Daarom zal de implementatie van deze richtlijn in de praktijk geen gevolgen hebben. Nederland heeft een restrictief toelatingsbeleid voor laaggeschoolde werknemers van buiten de Europese Unie. Het aantal seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw van buiten de EU dat naar Nederland komt, is de afgelopen jaren nul geweest en zal naar verwachting nul blijven. Er is immers voldoende arbeidsaanbod in Nederland voor laaggeschoolde arbeid in de land- en tuinbouwsector. Als dat niet zo zou zijn, is er binnen de Europese Unie ook nog een hoop aanbod.

Ik ga naar de vragen. De heer Wiersma vroeg of de hernieuwde toelating zo beperkt mogelijk geïmplementeerd wordt. Ja, het kabinet implementeert de bepaling over hernieuwde toelating met de al bestaande regel uit de Vreemdelingenwet 2000 dat gegevens en bescheiden niet worden verlangd als die al verkregen kunnen worden uit administraties, of indien de aanvraag is ingediend door een erkende referent. Het gaat hier om gegevens van de vreemdeling die reeds in de Basisregistratie Personen of in de polisadministratie zijn opgenomen, waaronder het bewijs van inschrijving, adresgegevens of het afschrift van de arbeidsovereenkomst. De regering implementeert zo minimaal mogelijk. Er zit zeer zeker geen nationale kop op.

De heer Jasper van Dijk vraagt hoe het toch mogelijk is dat wij gedwongen worden een richtlijn te implementeren terwijl wij tegen de richtlijn hebben gestemd. Dat komt omdat richtlijnen in de Europese Unie bij meerderheid kunnen worden aangenomen. Ik had het hier ook liever niet gedaan, niet zozeer omdat ik mij zorgen maak over de werking van de richtlijn, maar omdat het ons makkelijker leek om het op een andere manier te regelen. Daarom heb ik tegengestemd. Uiteindelijk heeft de implementatie geen materiële werking, omdat het ons beleid is om geen seizoenarbeiders toe te staan. Als EU-lidstaat is Nederland uiteraard gehouden aan het implementeren van Europese regelgeving, maar dat heeft in dit geval geen materieel effect.

De Partij van de Arbeid vraagt bij monde van Gijs van Dijk of het kabinet ervoor zal zorgen dat het restrictieve beleid ten aanzien van de Wet arbeid vreemdelingen overeind blijft en niet wordt ondermijnd door EU-regels. De lidstaten blijven zeker bevoegd om hun eigen toelatingsbeleid vast te stellen. Dat zal ook in de toekomst niet veranderen. Wat mij betreft blijft het een restrictief beleid.

De heer De Jong van de PVV vindt dat de richtlijn helemaal niet moet worden geïmplementeerd. Dat sluit aan bij het standpunt van de PVV dat Nederland uit de Europese Unie moet stappen. Zit je in de Europese Unie, dan hoort daar de afspraak bij dat je richtlijnen implementeert. In dit geval heeft dit geen materiële gevolgen voor Nederland.

Gijs van Dijk en Carola Schouten — bij haar hoef ik de voornaam er niet bij te noemen, want er is maar één Schouten, van de ChristenUnie — vragen of het wetsvoorstel een dode letter is. Ja. Zolang er binnen Nederland en de rest van de Europese Unie voldoende arbeidsaanbod is, heeft dit geen betekenis en zullen we geen seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie toelaten. Ik zie ook niet voor me hoe we, weliswaar met 27 landen in plaats van 28 landen, onvoldoende arbeidsaanbod zouden hebben voor seizoenarbeid.

De heer Özdil vraagt hoe bonden worden aangesloten bij het aanpassen van de lijst van sectoren. Via de Stichting van de Arbeid hebben zowel werkgevers als werknemers een stem bij de besluitvorming om de lijst van sectoren uit te breiden of aan te passen. Het blijft een bevoegdheid van de regering maar ze worden er wel bij betrokken.

Verder is gevraagd waarom eigenlijk alleen sprake is van de land- en tuinbouwsector en hoe het dan zit met die spreekwoordelijke Oekraïense barvrouw van mevrouw Schouten die een unieke vaardigheid bezit. Het prikkelt overigens wel zeer mijn verbeelding wat dan die unieke vaardigheid zou zijn. In het verleden zijn er slechts vergunningen aangevraagd voor de land- en tuinbouwsector daar we slechts voor die sector ervan uitgaan dat er überhaupt sprake is van seizoenarbeid in de zin van deze richtlijn. Waar we in Nederland wel seizoenen kennen, is seizoenarbeid in de zin van de richtlijn eigenlijk alleen bekend in de land- en tuinbouw. Sinds 2011 zijn er geen vergunningen afgegeven voor werk als seizoenarbeid omdat er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Stel dat er een aanvraag komt voor die unieke Oekraïense barvrouw en de regering op basis van de Wav voornemens zou zijn die persoon toe te laten tot de Nederlandse arbeidsmarkt, dan gelden dus nog steeds de twee regimes naast elkaar in plaats van dat ene gecombineerde regime, aangezien de richtlijn dat laatste niet mogelijk maakt. Voor seizoenarbeiders die minder dan 90 dagen verblijven zijn een Schengenvisum en een tewerkstellingsvergunning nodig en voor seizoenarbeiders die langer dan 90 dagen verblijven is een gecombineerde vergunning nodig voor verblijf en arbeid. Dat verschil vloeit er uit voort. Er is geen rechtstreekse werking. Aanvragen worden afgewezen omdat er voldoende aanbod is. Daarom kunnen aanvragers zich niet op de bescherming van de richtlijn beroepen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Over het punt dat er dan twee verschillende regimes gaan ontstaan omdat we alleen de land- en tuinbouwsector hebben aangewezen heb ik toch nog wel een vraag. Moeten we dan per se een sector aanwijzen om deze richtlijn te kunnen implementeren?

Minister Asscher:
Als ik het goed heb begrepen, moet dat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Waarom dan de land- en tuinbouwsector? De ratio ontgaat mij, behalve dan dat er ooit in het verre verleden tewerkstellingsvergunningen in die sector zijn afgegeven. Maar dat kan toch niet de enige rechtvaardigingsgrond zijn om dan alleen maar die sector aan te wijzen? Neem ons even mee in wat de overwegingen zijn geweest van het kabinet op dit punt.

Minister Asscher:
Het kabinet heeft dat natuurlijk niet in zijn pierlijke eentje gedaan maar heeft dat gedaan in overleg met de werkgevers en de werknemers, verenigd in de Stichting van de Arbeid. Op zichzelf is het logisch, want als je aan seizoenarbeid denkt, zeker als het gaat om seizoenarbeid waarbij in een verder verleden ook wel vanuit derde landen tewerkstellingsvergunningen zijn verleend, dan denk je aan de land- tuinbouwsector. Voor het overige is er eigenlijk al helemaal geen verband met deze richtlijn te vinden. Dus het ligt voor de hand. Technisch moet een sector worden aangemeld op die lijst na overleg met de Stichting van de Arbeid. Daarom is de land- en tuinbouwsector aangemeld, met dien verstande dat er aan het beleid zelf niets verandert en er dus een nulbeleid gevoerd wordt. We geven namelijk geen tewerkstellingsvergunningen voor seizoenarbeid af, omdat er voldoende aanbod is in Nederland en binnen de Europese Unie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Is de minister het dan met de heer Jasper van Dijk en mij eens dat als er überhaupt nog wijzigingen op plaats moeten vinden, we daar als parlement iets van moeten vinden?

Minister Asscher:
Zeker, ik kom daar zo meteen op terug bij zijn vraag, maar dat ligt zeer voor de hand.

De heer De Jong (PVV):
Ik wil de minister bedanken voor het eerste deel van de beantwoording van de vragen. Hij gaat wel als een razende tekeer, in de zin van een enorme sneltreinvaart. Misschien hoopt de minister op deze manier zo snel mogelijk een richtlijn te implementeren terwijl hij zelf aangeeft dat het allemaal geen gevolgen zal hebben. Toch plaats ik daar een kanttekening bij. Doordat deze minister niet een brief heeft geschreven naar de Europese Commissie dat ze de boom in kunnen met hun boete en dat we de richtlijn niet gaan implementeren omdat we tegen zijn, geeft hij het signaal af richting de Europese Commissie dat zij een positie heeft waarbij zij over onze beleidsvrijheid gaat. Gaat de minister met het implementeren van deze richtlijn dus akkoord met de zogenaamde structurele behoefte aan laaggeschoolde en laaggekwalificeerde werkkrachten en een meer permanente behoefte aan ongeschoolde arbeidskrachten? Dat kan de minister toch niet menen?

Minister Asscher:
Ik wil de heer De Jong op geen enkele manier het gevoel geven dat ik te snel antwoord geef op zijn vragen, maar ik probeer wel beknopt te zijn. Over het algemeen vindt de Kamer dat prettig, maar als ik word uitgedaagd, ben ik altijd bereid tot een uitgebreider exposé.

Onder dit debat — dat hebben verschillende sprekers, onder wie de heer De Jong, aangestipt — ligt de vraag hoe je aankijkt tegen arbeidsmigratie, binnen Europa en van buiten Europa naar Europa toe, en wat dat betekent voor Nederland. Ik ben van mening — daarmee sluit ik mij naadloos aan bij de woorden van de heer Gijs van Dijk — dat het belangrijk is dat we de Europese Unie op dat punt veranderen, zodat het rechtvaardiger wordt. Het is niet passend dat het, onder de huidige regels van de Detacheringsrichtlijn, goedkoper is om voor hetzelfde werk iemand uit Midden- of Oost-Europa in te huren dan een Nederlander. Een direct verband met deze richtlijn is er evenwel niet, want de richtlijn gaat over de toelating van seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie. Daarvan heeft Nederland onder het vorige kabinet — ik meen dat de PVV dat gesteund heeft; dat gold voor dat kabinet — gezegd: we willen dat niet meer. Ik steun dat zeer, omdat ik het belangrijk vind om mensen in Nederland de kans te geven dat werk zelf te doen. Werknemers klagen weleens heel gratuit dat er geen mensen te vinden zijn voor het werk. Mijn boodschap zou zijn dat er, als er meer betaald wordt, op de arbeidsmarkt vast ook mensen te vinden zijn die die aardbeien wel willen plukken. Ik zou het dus alleen maar toejuichen als daarover consensus bestaat in de Kamer.

Ten aanzien van het implementeren van deze richtlijn zei de heer Van Weyenberg treffend: je bent lid van een club, inclusief de spelregels. Als een richtlijn wordt aangenomen — richtlijnen kunnen worden aangenomen als een meerderheid ervoor is, ook al ben jij ertegen — implementeer je die dus in je wetgeving. Dat is wat we nu doen. Nederland heeft niet gezegd: ga de boom in. Nederland heeft gezegd: dit betekent voor ons niets; kunnen we dit niet simpeler doen, door bijvoorbeeld een nulquotum op te leggen, omdat wij geen behoefte hebben aan seizoenarbeiders? Maar de Europese Commissie zei: nee, wij willen toch graag dat het netjes in wetgeving is vastgelegd. Daarom hebben wij de termijnen die ervoor stonden niet gehaald. Eigenlijk verliep de termijn in september vorig jaar. Daarom heb ik de Kamer in de brief over de controversieelverklaring laten weten dat het misschien handig is — we weten niet precies hoelang de formatie duurt; ik kan alleen maar afgaan op de hoeveelheid koekjes die naar binnen worden gebracht — om dit nu wel te implementeren, want dan lopen we geen risico op een boete.

De heer De Jong (PVV):
Voorkomen is beter dan genezen. De minister zou dus ook gewoon een brief kunnen sturen naar de Commissie waarin hij aangeeft dat hij die boete niet zal betalen. Daarmee kan de minister de Kamer namelijk de rol geven die zij verdient: het is de Kamer die gaat over de vraag wanneer zij iets al dan niet behandelt; zij gaat hier wel of niet mee akkoord.

Dan kom ik op de inhoud. Er wordt net gedaan alsof het allemaal niets uitmaakt, maar het is een versoepeling; dat staat er gewoon in. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Ten eerste: waarom gaat hij toch gebukt onder die dreiging van de Europese Commissie en waarom stuurt hij zo'n brief naar de Kamer, waardoor de Kamer zich genoodzaakt voelt om dit te behandelen? Ten tweede: waarom gaat hij ermee akkoord dat de Europese Commissie nu dus invloed heeft op onze beleidsvrijheid? Wat zou er namelijk kunnen gebeuren? Stel dat Spanje ontzettend veel seizoenarbeiders van buiten de Europese Unie naar zijn land haalt. Door het vrije verkeer kunnen zij zo terechtkomen in Nederland. De minister kan wel zeggen dat hij geen behoefte heeft aan mensen van buiten de EU, bijvoorbeeld uit Afrika, om hier seizoenwerk te doen, maar dat kan hij niet voorkomen als bijvoorbeeld Spanje die mensen naar Europa haalt. Ik zal het in andere woorden zeggen. Als de minister dan naar Spanje gaat en zegt "dat had u beter niet kunnen doen", kan Spanje zeggen: ja, maar hallo, u hebt zelf ook ingestemd en deze richtlijn nationaal geïmplementeerd. Dan heeft de minister geen poot meer om op te staan. Hoe kan de minister dit nu menen?

Minister Asscher:
Ik ben heel blij met deze tweede vraag van de heer De Jong, want ik begrijp nu waar zijn zorg zit. Dat verandert niet door deze richtlijn. Als het zo zou zijn — ik zal straks betogen wat ik eraan heb gedaan om dit risico te beperken — dat men via Spanje op die manier op onze arbeidsmarkt zou kunnen komen, dan verandert dat niet door deze richtlijn. De richtlijn is een vereenvoudigingsrichtlijn en doet niets af aan de nationale bevoegdheid om eigen beleid vast te stellen over het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen. In Nederland is dat nu nul. Ik weet niet hoe de Kamermeerderheid zich zal ontwikkelen, maar ik vermoed dat het nul blijft. Als er ooit een andere Kamermeerderheid komt, die dit weer wil gaan doen en die goedkope arbeid wil, dan geldt de nationale bevoegdheid en kan het weer wel. Het risico dat alsnog via andere landen daar te werk gestelde arbeidskrachten naar Nederland komen, heb ik beperkt — ik zal de Kamer daar zo over bijpraten — maar dat staat los van deze richtlijn. Daarom houd ik staande dat deze richtlijn materieel niets verandert aan de toegang tot de arbeidsmarkt van Nederland. Daarover kunnen we het echt eens zijn, van de PVV tot de Partij van de Arbeid.

Ten tweede, als er in Europees verband een afspraak is dat je zo'n richtlijn in je wetgeving implementeert, dan moet Nederland daar gewoon aan meedoen. We zijn immers lid van de Europese Unie totdat de PVV dat programmapunt verwezenlijkt heeft. Dat begrijpt de heer De Jong ook. Zolang je lid bent van de club, houd je je aan de spelregels. Maar het betekent in dit geval niets.

Ik begrijp de tweede zorg van de heer De Jong nu ook beter. Ik zal daar zo op ingaan aan de hand van maatregelen die ik heb kunnen nemen in het kader van de wetgeving inzake de detachering van vreemdelingen om dat risico te beperken. Ik kom daar dus zo op terug. Als het daarna nog onhelder is, hoor ik dat graag.

De heer Özdil heeft gevraagd naar de invoeringsdatum. De richtlijn moet zo snel mogelijk geïmplementeerd worden, in ieder geval voor september, om te voldoen aan de spelregels. Het hangt even af van de behandeling in deze en in de Eerste Kamer of dat lukt, maar dat zou op zichzelf moeten kunnen.

De heer Jasper van Dijk vroeg waarom er nog geen boetes zijn opgelegd. De Commissie heeft eigenlijk pas recent de mededeling ingediend waarin het boetebeleid rond het tijdig omzetten van richtlijnen wordt aangescherpt. Dit betekent dat er een infractieprocedure zal moeten worden gestart en vervolgens een boete zal worden geëist als richtlijnen niet tijdig geïmplementeerd worden. Op dit moment zijn er dus nog geen boetes opgelegd, maar men heeft aangekondigd dat als landen niet op tijd implementeren, er altijd een infractieprocedure zal worden gestart en een boete zal worden opgelegd. Ik begrijp dat ook wel. Nederland is over het algemeen heel netjes in die dingen, maar er zijn landen die het echt eindeloos op de plank laten liggen. Nederland heeft er ook belang bij dat als er één keer een afspraak is tussen de landen van de Europese Unie, iedereen zich daaraan houdt.

De heer Van Weyenberg heeft gelijk dat zo'n nulquotum niet volstaat als implementatie. Dat was onze poging: minder administratieve lasten en minder de agenda van de Tweede Kamer belasten. De Commissie heeft inderdaad bevestigd dat zij dat niet ziet als voldoende implementatie. Daarmee is een dergelijk quotum overigens niet in strijd met het Europese recht. Dat is een heel andere discussie. Het leek even alsof de heer Van Weyenberg dat suggereerde in zijn interruptie. Dat is natuurlijk niet zo. De Kamer kan die uitspraak doen. In feite is er zo'n quotum. Het is immers staand beleid dat we nul tewerkstellingsvergunningen afgeven. Daarom worden die ook niet meer aangevraagd. Het volstond alleen niet als implementatie. Als dat wel het geval was geweest, hadden we immers die wet niet hoeven maken.

Dat is meteen ook het antwoord op de vervolgvraag van de heer Van Weyenberg. Ze worden niet meer aangevraagd, omdat men weet dat we ze niet meer toekennen.

De heren Özdil, Gijs van Dijk en De Jong vroegen hoe kan worden voorkomen dat via het vrije verkeer van diensten het Nederlandse arbeidsmigratiebeleid alsnog wordt omzeild. Welnu, het klopt dat het vrije verkeer van diensten het mogelijk maakt voor Europese bedrijven om tijdelijk met hun eigen werknemers in andere lidstaten een dienst te verrichten, ook als die werknemers uit derde landen afkomstig zijn. Aan die mogelijkheid om derdelanders mee te nemen, zijn echter wel voorwaarden verbonden. Zo moet de werknemer natuurlijk een vergunning hebben om in de lidstaat waar de werkgever gevestigd is, te mogen werken en te verblijven. Ook moet hij daar al enige tijd werkzaam zijn. Hij kan dus niet na één dag werken worden doorgestuurd naar Nederland. Het bedrijf dat de werknemer meeneemt, moet ook substantiële activiteiten uitvoeren in het vestigingsland. Het mag dus ook geen postbusonderneming zijn. Bovendien dient op grond van de Wet arbeid vreemdelingen een melding te worden gedaan bij het UWV. En dat is nieuw. Die voorwaarde is van kracht sinds 1 januari van dit jaar.

Dat zijn voorwaarden die ik het afgelopen najaar expliciet heb opgenomen in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. Die mogelijkheid ontstond naar aanleiding van het Essentarrest. Ook zijn ze in december als handvatten voor de Inspectie SZW opgenomen in het besluit dat hoort bij de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Dat betekent dat de Inspectie SZW nu bij inspecties meer handvatten heeft om te controleren of er echt sprake is van detachering. Is daar geen sprake van, dan kan een tewerkstellingsvergunning vereist zijn en kan een boete worden opgelegd. De Inspectie SZW gebruikt de meldingen die bij het UWV worden gedaan bovendien voor haar risicoanalyse.

Met andere woorden, dit komt voort uit de Handhavingsrichtlijn. Nederland heeft die geïmplementeerd en er een besluit bij genomen. Onderdeel daarvan is dat als een bedrijf zo'n Spanjeroute zou willen beproeven, er materiële eisen gesteld kunnen worden. Werknemers moeten al een poosje daar werken, het mag niet zomaar een postbusonderneming zijn en het moet worden gemeld bij het UWV. Dat is sinds 1 januari verplicht.

Dat staat geheel los van de richtlijn die we nu implementeren. Het is een maatregel die ik heb genomen, juist om het risico dat verschillende sprekers hebben genoemd, te beperken.

De heer Özdil (GroenLinks):
Ik dank de minister voor zijn heldere antwoorden. Toch ben ik er op dit punt niet helemaal tevreden mee. Als ik de minister goed begrijp, zegt hij dat het mogelijk blijft dat de richtlijn zijn doel voorbijschiet via detachering uit derde landen, als de randvoorwaarden maar goed in elkaar zitten. Ik denk dat dit voor de mensen om wie het gaat, geen bevredigend antwoord is. Is de minister bereid om te bekijken of deze detachering via Spanje of een ander land überhaupt onmogelijk kan worden gemaakt?

Minister Asscher:
We moeten de wet die we nu behandelen en de situatie op de arbeidsmarkt in Europa even los van elkaar zien. De wet die we behandelen, verandert hier niets in. De richtlijn die we behandelen, verandert hier niets in. Wel is er sprake van het volgende. Als men een tewerkstellingsvergunning kreeg voor Spanje, kon een bedrijf — in weerwil van ons besluit om geen tewerkstellingsvergunningen te verlenen — proberen om mensen hier in de seizoenarbeid aan het werk te helpen. Dat staat los van deze richtlijn, maar dat kon men al doen. Om die reden heb ik in het najaar een aangescherpt besluit over detachering genomen om dat dicht te schroeien. Kun je het helemaal en categoraal verbieden? Nee, dat kan niet. Wel kun je de maximale grens opzoeken. We hebben daarbij gebruikgemaakt van de meest recente jurisprudentie van het Europese Hof. Je beperkt toch het vrije verkeer door het stellen van die drie eisen, zij het dat je niet het vrije verkeer zelf beperkt maar de negatieve effecten ervan. Die drie eisen zijn: 1. niet na een dag al doorsturen vanuit Spanje; 2. geen postbusonderneming en 3. substantiële arbeid in Nederland. Daaroverheen komt de vierde eis: meldingsplicht bij het UWV. Dat laatste is heel belangrijk. Het laat zien dat als je het niet hebt gemeld, je per definitie al in strijd handelt met ons besluit en de inspectie de mogelijkheid geeft.

Zijn er nou veel meldingen gekomen sinds 1 januari? Nee. Klaarblijkelijk werkt dit. Klaarblijkelijk is er ook geen dusdanige behoefte om aan de eisen te voldoen. We zijn er nog niet; ik kom zo nog op de detacheringsrichtlijn zelf. Ook de spelregels zelf kunnen het rechtvaardigen.

De heer De Jong (PVV):
Mijn zorg zit hem erin dat de minister geen handvatten heeft om mensen aan te pakken die vanuit Spanje willen doorreizen naar Nederland. Alles waarmee de minister komt, betreft maatregelen tegen bedrijven. Ons gaat het echter om het volgende. Als een bedrijf in Spanje seizoenarbeiders nodig heeft, dan komen er mensen van buiten de EU naar Spanje toe. Zij werken dan een paar dagen of misschien één dag voor een Spaans bedrijf. Zo'n Spaans bedrijf gooit die mensen niet ergens in een hoekje met de woorden: je komt er nooit meer uit. Zo'n bedrijf heeft geen invloed op wat die mensen vervolgens doen. Het zou dus kunnen dat die mensen vervolgens vrij door Europa crossen richting Nederland. Mijn vraag aan de minister is wat hij daaraan kan doen.

Minister Asscher:
Nogmaals, de meldingsplicht geldt ook voor zelfstandigen. Dit geldt ook voor de variant waarin mensen zichzelf als zelfstandigen aanbieden. Ook dan moet je je melden en ook dan gelden dus de spelregels. We denken dus dat we dit zo goed hebben dichtgeschroeid als kan binnen de Europese regels. Voor het overige geldt dat als de situatie die de heer De Jong schetst zich zou voordoen, die niet verandert door deze richtlijn. Nu al kan een land, of dat nu Nederland of Spanje is, zelf bepalen wie er uit derde landen een tewerkstellingsvergunning krijgt. Dat verandert niet door de implementatie van de richtlijn in het Nederlands rechte zoals we dat nu gaan doen.

De heer De Jong (PVV):
Maar de minister is het toch met mij eens dat er een versoepeling in de richtlijn staat en dat het dus makkelijker wordt voor een land als Spanje of welk ander land in Europa dan ook, om mensen van buiten de EU naar Nederland toe te halen? Mijn probleem zit hem erin dat de minister helemaal geen oplossing heeft voor het feit dat mensen die in Spanje gaan werken, gewoon naar Nederland kunnen gaan. Is de minister het met mij eens dat illegaliteit vaak start of kan starten bij legaal verblijf, dus dat mensen nadat ze naar Spanje gaan, gewoon legaal door Europa kunnen crossen? Hebben we niet al genoeg problemen met illegaliteit in bijvoorbeeld Nederland?

Minister Asscher:
Het doelwit van de vraag van de heer De Jong schuift steeds verder op. Eerst zou het allemaal komen door deze richtlijn en hadden we een brief moeten schrijven met de boodschap: ga de boom in! Vervolgens was het scenario: wat nou als Spanje als gevolg van deze richtlijn meer mensen zou willen toelaten? Ik heb aangegeven dat dit niets met deze richtlijn te maken heeft. Toen was het de vraag: wat nou als Spanje dat sowieso zou doen? Ik heb aangegeven dat we maatregelen hebben getroffen om te voorkomen dat die mensen hier dan aan het werk zouden kunnen gaan. Wat gebeurt er als mensen dat illegaal doen? Als mensen hier illegaal werken, kun je heel stevige boetes opleggen aan de werkgever. Het was €12.000 per persoon, maar nu is het €8.000 per persoon. Het is een vrij stevige boete. Die geldt voor de hele keten van werkgevers. De inspectie is daar heel fel op. Mijn betoog strekt ertoe dat we daar fel op zullen blijven zijn. Dat is ook belangrijk. Het blijft een nationale bevoegdheid van Nederland om te zeggen of we dat wel of niet willen. Dat betekent ook dat we daarop zullen handhaven. Op zichzelf verandert hiermee niets aan de spelregels binnen Europa. Die spelregels zijn aan verandering toe. Ik denk dat we het daar ook over eens kunnen zijn, maar het staat los van deze wet.

De voorzitter:
De minister vervolgt zijn beantwoording.

Minister Asscher:
Dat brengt mij meteen bij de stand van zaken rond de onderhandelingen over de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. Het volgende zeg ik ook in de richting van de D66-fractie, want die zegt altijd: als er nou maar meer capaciteit zou zijn bij de inspectie. Ik ben heel benieuwd naar de duizenden fte's die er binnenkort bij komen. Maar ook als dat zou gebeuren, moet je de spelregels zelf aanpassen. De Detacheringsrichtlijn vergt nu een basisminimumloon. Dat moet gelijk loon worden. Het principe van "gelijk loon voor gelijk werk" moet gelden in heel Europa. Wij pleiten daarvoor. Wij lobbyen daar ook voor. Ik heb daar de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Op dit moment wordt in verschillende Raadswerkgroepen gesproken over het voorstel van de Europese Commissie. Het Europese voorzitterschap heeft een compromisvoorstel gedaan. Momenteel wordt bekeken of daar draagvlak voor is, terwijl het Europees Parlement juist heeft gezegd: het moet wat scherper. Inhoudelijk neig ik meer naar de positie van het Europees Parlement, maar als we een verbetering kunnen bereiken, ben ik niet van plan om die te laten lopen. Het zou een enorme winst zijn als bijvoorbeeld de definitie van gelijk loon zou gelden en de remuneration gelijk zou worden gesteld. Het voorzitterschap streeft ernaar om al in de Raad van juni te proberen tot een compromis te komen. Zodra daar meer over bekend is, deel ik die informatie vanzelfsprekend met de Kamer. Het is dus niet hopeloos, als ik het zo mag samenvatten.

Ik denk dat het, zeker in het kader van de brexit, belangrijk is dat we ons niet alleen maar bekreunen om het VK, de handel en het feit dat daar verkiezingen komen, maar dat we ons ook realiseren dat Europa zelf moet veranderen. De brexit heeft ook te maken met de onvrede over de wijze waarop arbeidsmigratie op dit moment uitpakt in de gemeenschap. Ik ben het ook zeer eens met Gijs van Dijk, die zegt dat het niet de schuld is van de arbeidsmigrant. De arbeidsmigrant is op zoek naar een beter leven. Dat lijkt mij een heel menselijke neiging. Het is de schuld van werkgevers die misbruik maken van de mogelijkheden die het Europese recht op dit moment kent. Er wordt ook misbruik gemaakt van de enorme welvaartsverschillen tussen landen binnen de Europese Unie. Zolang dat zo blijft, is er een soort businessmodel om gebruik te maken van de slechte positie van mensen daar en daarmee arbeid hier kunstmatig goedkoop te maken, waarmee je lonen onder druk zet en voor verdringing zorgt. Dat moet echt veranderen. Het leidt tot een begrijpelijke weerzin, die zich botviert op de Europese Unie zelf, want het is een Europese spelregel.

Hoe is het met de capaciteit bij de Inspectie SZW? We hebben daar in de afgelopen jaren weleens vaker over gesproken. Men moet roeien met de riemen die men heeft. Ik ben er heel blij mee dat we in de afgelopen jaren, onder andere als uitvloeisel van het sociaal akkoord uit 2013 — dat zeg ik hier voor de nieuwe Kamerleden — de Inspectie SZW hebben kunnen vergroten. Er zijn 35 inspecteurs die zich vooral richten op de bestrijding van schijnconstructies. Ik heb er ook nooit een geheim van gemaakt dat, als er meer financiële ruimte zou kunnen komen — er zijn tekenen dat de lente ook daar in aantocht is — het heel goed zou zijn als er meer capaciteit bij komt, dus wie weet.

Dit was mijn beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik kijk even of de woordvoerders behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik constateer dat daar behoefte aan is. Ik ga gewoon even het rijtje af. De heer Wiersma ziet af van zijn tweede termijn. Ook de heer Özdil heeft geen behoefte aan een tweede termijn. De heer De Jong heeft wel behoefte aan een tweede termijn. Ik vraag de minister om in zijn tweede termijn in te gaan op het amendement-Jasper van Dijk op stuk nr. 7.

Het woord is aan de heer De Jong.


Termijn inbreng

De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Ik dank de minister. Helaas zijn we er niet uitgekomen. De PVV en de minister staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de beoordeling van de EU-richtlijn die nu voorligt. Wij zijn van mening dat die grote gevolgen heeft, zeker voor onze eigen beleidsvrijheid. Nederland moet er zelf over gaan wie zij wel of niet binnenlaat en hoe zij dat dat doet. Met het implementeren van deze richtlijn geeft dit kabinet het signaal af richting de Europese Commissie dat zij over onze beleidsruimte kan gaan. Wij vinden het een principieel punt dat wij niet zouden moeten willen.

Daar komt het volgende bij. Als de Europese Commissie een brief stuurt met de boodschap dat, als wij niet als de sodemieter — om het zo te zeggen — die richtlijn implementeren, wij een boete krijgen van 3,7 miljoen euro, of misschien nog meer, dan mag de minister met zijn vuisten op tafel slaan en zeggen dat de Commissie de boom in kan.

Ten slotte wil ik nog een aantal moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de EU-richtlijn betreffende voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider van tafel gaat en op geen enkele wijze zal worden geïmplementeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34590).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de Europese Commissie met kracht te melden zich niet te bemoeien met het Nederlandse immigratiebeleid en dat de Nederlandse regering EU-boetes of de dreiging daarvan op geen enkele manier accepteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Maeijer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34590).

De heer De Jong (PVV):
De PVV maakt zich ook zorgen over de immigratie buiten de EU en de immigratie vanuit islamitische landen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de immigratie uit islamitische landen te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong, Fritsma en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34590).

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen Nederland en de EU reeds voldoende arbeid aanwezig is om seizoengebonden arbeid te verrichten;

overwegende dat goedkope arbeid uit Midden- en Oost-Europese landen nu al bijdraagt aan uitbuiting, oneerlijke concurrentie en ondermijning van de arbeidsmarkt;

van mening dat dit met het verruimen van de mogelijkheden voor arbeid van buiten de EU naar verwachting verder zal verslechteren;

constaterende dat de regering reeds getracht heeft een nulquotum in te voeren, opdat er in het geheel geen onderdanen van derde landen tot Nederland worden toegelaten voor seizoenarbeid;

roept de regering op, een nulquotum te hanteren zodat er in het geheel geen onderdanen van derde landen tot Nederland worden toegelaten met het doel om arbeid te verrichten als seizoenarbeider,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34590).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds 2007 de werkvergunningen zijn afgeschaft voor werknemers uit Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen en sinds 2012 ook voor Roemenië en Bulgarije;

overwegende dat goedkope arbeid uit deze landen bijdraagt aan uitbuiting, oneerlijke concurrentie en ondermijning van de arbeidsmarkt;

roept de regering op, werkvergunningen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen opnieuw in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34590).

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb een vraag over het amendement dat de heer Jasper van Dijk heeft ingediend. Hij kiest daarin voor een verzwaarde voorhang bij beide Kamers. Over het algemeen wil ik best open kijken naar een voorhangprocedure, maar ik vind dit wel een relatief zware vorm. Heeft de heer Van Dijk een bijzondere reden om in dit geval, anders dan bij veel andere voorhangamendementen, ook van de SP-fractie, die route te kiezen? Hij lijkt hiermee een soort extra uitroepteken achter zijn amendement te willen zetten. Dat vergroot niet natuurlijk mijn enthousiasme, zo zeg ik maar eerlijk. Ik wil dit graag op een uniforme wijze doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb gekozen voor deze formulering omdat wij zo veel mogelijk inspraak voor de Kamer willen hebben. Als sectoren worden toegevoegd, dan moeten we daar maximaal over kunnen meepraten. Ik hoop op steun van zo veel mogelijk collega's.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb geen moties, maar ik probeer nu wel een soort conclusie te trekken uit dit debat. En dat valt niet mee, moet ik zeggen. Ik vraag mij aan de ene kant af of het kabinet misschien iets heel briljants heeft gedaan door een richtlijn die het moest implementeren, zo minimaal mogelijk vorm te geven. Aan de andere kant denk ik: waarom zijn we dit aan het doen als het toch allemaal al geregeld is in de wetgeving? Ik hoop dat de minister zijn visie op dit dilemma wil geven. Ik had dat al in eerste termijn gevraagd. Wat is zijn eigen gevoel bij de implementatie van deze richtlijn? Het "we zijn nu eenmaal lid van de EU, dus we gaan dit implementeren" vind ik een beetje een magere onderbouwing. Ik hoop dat de minister wat licht op dit dilemma wil laten schijnen. Materieel voegt het niet zo veel toe. Bovendien is er volgens de minister ook geen directe werking. Wat betekent het als wij dit niet implementeren? Hoeven we het op deze manier dan ook niet uit te voeren of krijgen we dat toch nog een keertje voor de kiezen? Graag een inzicht van de minister.

Tot slot het punt van de sectoren die wel of niet op de lijst kunnen worden gezet. De minister zegt: een nuloptie is niet mogelijk. Ik wil dat daar nog iets scherper zicht op komt. Als we het alleen in de land- en tuinbouw doen … In de richtlijn staat duidelijk: dit moet geïmplementeerd worden voor sectoren waarin sprake is van seizoenarbeid. Dat is toch wel iets breder dan de land- en tuinbouw. Niet dat ik dit wil, maar als de minister de richtlijn goed wil implementeren, dan zal hij ook bij andere sectoren moeten uitkomen, lijkt mij zo. Is die nuloptie, is het niet opnemen van sectoren toch geen mogelijkheid, als wij er toch al heel willekeurig mee omgaan? Kortom, ik hink echt op twee gedachten en ik zal voor onze wijze van stemmen over deze richtlijn naar mijn fractie teruggaan met de reactie van de minister op mijn vragen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Wat het nulquotum betreft zou ik zeggen: steun mijn motie. Mevrouw Schouten zegt terecht: er is een mogelijkheid voor een land om dit alsnog in te voeren. Maar nu even naar de hoofdlijn van haar betoog. Die deel ik eigenlijk volledig. Wij voeren eigenlijk een heel gek debat. De hamvraag voor ons allemaal is: gaan wij dit steunen? Wij in ieder geval niet, maar gaat de ChristenUnie dit steunen als het allemaal eigenlijk nergens op slaat?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord toen ik zei dat ik met de reactie van de minister op mijn vragen zou teruggaan naar mijn fractie. De vraag van de heer Van Dijk kwam dus een beetje te laat. Ik geef oprecht weer dat ik met dat dilemma zit. Dat dilemma is volgens mij ook bij het kabinet aanwezig. Ik zie hoe het kabinet continu op twee gedachten is blijven hinken bij dit wetsvoorstel. Ik heb een aantal vragen gesteld die ik bij de eindafweging zal betrekken.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Volgens mij is de vraag precies op tijd. Wij weten eigenlijk al wat het kabinet zegt. Het kabinet is het eigenlijk met ons eens, het kabinet vindt het eigenlijk ook allemaal niet nodig, maar het gaat om één ding, namelijk die boete. Die boete hangt boven het hoofd van het kabinet. Ik ben degene die zegt: laten we dan maar eens even fors het debat aangaan over die boete als wij zulke goede argumenten hebben waarom deze richtlijn wat ons betreft niet hoeft te worden ingevoerd. De vraag aan mevrouw Schouten is: durft u dat ook aan te gaan? Dat signaal geeft u met een tegenstem tegen deze wet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben mij zeer bewust van de signalen die ik met een tegenstem afgeef, maar de boete is volgens mij niet het doorslaggevende argument. Dat heb ik in ieder geval niet uit de mond van de minister gehoord. Ik wil wel van hem weten hoe hij uiteindelijk de weging ziet tussen iets doen wat materieel niets voorstelt, versus iets doen omdat wij lid zijn van de Europese Unie. Dat kan op zich best een legitiem argument zijn, maar hoe weegt hij dat in het geheel van argumenten dat hij zelf heeft gegeven om te staven dat wat wij aan het doen zijn, eigenlijk een beetje onzinnig is? Dat wil ik nog wel van hem horen en dan ga ik zelf die weging ook maken.

De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Weyenberg ziet af van zijn tweede termijn. Dan zijn wij daarmee gekomen aan het einde van de inbreng in tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De minister heeft om een heel korte schorsing gevraagd. Ik verzoek de leden in de zaal te blijven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Eerst het amendement van Jasper van Dijk. Als we het zo mogen opvatten dat het gaat om het in de toekomst plaatsen op dan wel afvoeren van de lijst, dan heb ik daar geen bezwaar tegen en laat ik het amendement over aan het oordeel van de Kamer. Het lijkt mij prima om een zwaardere voorhang te gebruiken. Zou je die nu alsnog gaan introduceren, dan halen we de termijn weer niet. Ik zie aan de gelaatsuitdrukking van Jasper van Dijk dat dat helemaal niet de bedoeling was, dus dan laat ik het amendement oordeel Kamer.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Correct.

Minister Asscher:
Dan de vraag van de ChristenUnie. Wat is nu mijn gevoel daarbij? Van mij had het niet gehoeven. Daarom hebben wij de Commissie ook gevraagd of we het niet op een andere manier kunnen doen. Het antwoord van de Commissie was nee. Dan gelden dus de spelregels van de club ook gewoon voor ons. Als een richtlijn wordt aangenomen, dan implementeer je die, ook als het voor Nederland zelf materieel niets uitmaakt. Hebben we een signaal afgegeven? Jazeker, want wij hebben tegen de richtlijn gestemd, om duidelijk te maken dat die voor ons niet hoeft. Dat is een heel sterk signaal, maar nu die richtlijn er is, vind ik dat we die gewoon netjes moeten implementeren, tenzij je van mening bent — en dat respecteer ik — dat je de Europese Unie zou moeten verlaten, zoals de PVV bepleit. Dan moet je je natuurlijk aan geen enkele spelregel meer houden en de hele tijd "ga de boom in"-brieven versturen, in de hoop dat je er een keer echt uitgaat. Maar zolang je er lid van bent, hou je je aan de regels en afspraken. Wat dat betreft is het signaal van Jasper van Dijk merkwaardiger, want er was een periode waarin de SP zei: we moeten uit de Europese Unie. Nu ligt dat waar meer in het midden. Dan moet duidelijk worden toegelicht wat dat signaal betekent.

Dan kom ik op de moties. De motie-De Jong/Fritsma op stuk nr. 8 verzoekt om te bewerkstelligen dat de richtlijn niet wordt geïmplementeerd. Ik ontraad die motie, want zoals ik net zei, betekent bij een club horen ook dat je je aan de spelregels houdt. Uit de tweede termijn van de heer De Jong leid ik af dat de PVV ook feitenresistent is in dit debat. Ik ben heel serieus ingegaan op de vragen uit de eerste termijn. Ik heb uitgelegd, met argumenten en verwijzingen, eerst kort en daarna uitgebreid, dat deze implementatie geen materiële wijziging aanbrengt in de Nederlandse bevoegdheid om te bepalen wie er wel en niet wordt toegelaten. Ik denk dat het heel goed is voor de kwaliteit van het debat hier, als dat wordt meegenomen in het vervolg. Het is vanzelfsprekend geheel aan de heer De Jong wat hij daarmee doet. Hij heeft bij het indienen van de motie opnieuw beweerd dat deze richtlijn ervoor zorgt dat Nederland niet meer gaat over tewerkstellingsvergunningen, maar dat gaat Nederland wel.

De heer De Jong (PVV):
Ik laat mij niet door deze minister zeggen dat ik feitenresistent zou zijn. Dat gaan we niet doen. Het punt is dat deze minister niet de ruggengraat heeft om tegen de Europese Commissie te zeggen: u hebt ons een dreigbrief gestuurd met een boete, u kunt het heen-en-weer krijgen, dat gaan we niet doen; ik als minister vind namelijk dat deze EU-richtlijn niet zo veel voorstelt. Ondertussen gaat deze minister in de ogen van de PVV-fractie voorbij aan het risico dat iemand die van buiten de EU komt en in een ander land gaat werken, wel degelijk de illegaliteit in kan en richting Nederland kan gaan. Wij hebben daar een groot probleem mee. Dat zijn feiten waar wij ons druk over maken. Ik laat mij niet door deze minister zeggen dat wij feitenresistent zouden zijn. Deze minister kijkt weg en dat is een groot schandaal.

Minister Asscher:
Het wordt er helemaal niet beter van door deze interruptie. De PVV wil graag dat we aan de Europese Unie schrijven: ga de boom in. Dat kan. Dat kun je schrijven, dat kun je iedere dag schrijven. Dat kan de heer De Jong zelf ook schrijven, prima. Alleen verandert dat niet zo veel aan het feit dat we lid zijn van de Europese Unie en dus ook gebonden zijn aan de spelregels daarvan. De heer De Jong zou op zijn goede dagen moeten erkennen dat als je ergens lid van bent, de spelregels daarvan gelden totdat je eruit gaat. Dat bepleit de PVV; die wil een nexit. Dat is heel slecht voor Nederland, maar dat bepleit ze. Het is niet eerlijk om te beweren dat je kunt shoppen, dat je naar gelang kunt bepalen of je wel of niet deel uitmaakt van de Europese Unie. Je bent er lid van of je bent er geen lid van. We praten nu over het Verenigd Koninkrijk, dat eruit stapt. De PVV wil graag dat Nederland uit de Europese Unie stapt. Tot dat moment moet je je houden aan de spelregels, die voor iedereen gelden, of je nu boze brieven schrijft of niet.

Dat brengt mij bij de motie op stuk nr. 9, waarin staat dat Nederland EU-boetes niet accepteert. Daarvoor geldt wat ik net bij vorige motie aangaf: als je je niet aan de spelregels houdt, krijg je een boete. Wij vinden dat heel belangrijk, ook voor andere landen, dus ik ontraad de motie.

In de motie op stuk nr. 10 wordt de regering verzocht de immigratie uit islamitische landen te stoppen. Deze motie lijkt mij strijdig met de Nederlandse Grondwet, dus ik ontraad haar.

De motie op stuk nr. 11 gaat over het nulquotum, het staande beleid in Nederland. Ik wil deze motie overnemen.

De voorzitter:
Ik kijk even of er bezwaar is tegen overname van deze motie door de minister.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik zou graag stemmen.

De voorzitter:
Dan wordt er gewoon gestemd over deze motie. Ik kom straks even terug op de vraag wanneer we gaan stemmen.

Minister Asscher:
De motie op stuk nr. 12 gaat over het opnieuw invoeren van tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. De heer Jasper van Dijk weet heel goed dat dat in strijd is met het Europees recht en dat het dus niet kan, behalve als je de PVV-route volgt en zegt dat we uit de Europese Unie gaan. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:
Omdat de minister had voorgesteld om de motie op stuk nr. 11 over te nemen, neem ik aan dat hij die motie ziet als ondersteuning van beleid en het oordeel daarover aan de Kamer overlaat.

Minister Asscher:
Jazeker, absoluut.

De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Van Weyenberg. Ga uw gang.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb een wetstechnische vraag over de reactie op het amendement van de heer Jasper van Dijk. Als ik hem goed samenvat, zei de minister: als ik het zo mag zien dat die voorhang geen betrekking heeft op wat er nu voorligt. Als ik hem goed begrijp, zegt de minister dat voor het uitzonderen van de land- en tuinbouw, wat volgens mij ook nog per ministeriële regeling moet, geen voorhang geldt. Heb ik hem dan goed begrepen? Dat mag dan wellicht de intentie zijn van de heer Van Dijk, maar zo lees ik het amendement nu niet.

Minister Asscher:
Op de lijst staat nu de land- en tuinbouw. Ik heb er net met de ChristenUnie over gedebatteerd wat er zou gebeuren als je die lijst wilt veranderen, uitbreiden et cetera. Ik begrijp heel goed dat de Kamer dan daarbij betrokken wil zijn, omdat dat gevolgen zou kunnen hebben. Ik vind dat een logische wens. Ik wil nu echter niet de implementatie van deze wet opschorten totdat we het toevoegen van de land- en tuinbouw aan de lijst, zoals we hebben gedaan in overleg met de Stichting van de Arbeid, opnieuw aan een aparte voorhang onderhevig hebben gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat dat met deze wetsbehandeling in afdoende mate is gebeurd. Het amendement betekent dan wetstechnisch dat in de praktijk die verzwaarde vormeis voor iedere toekomstige wijziging geldt. Ik heb gevraagd of ik het inderdaad zo mag uitleggen. Mijn juristen denken dat dat kan, maar ik wil dat graag bevestigd zien, omdat ik bij het preadviseren over het amendement ook de intentie van de indiener wil kennen. Dan laat ik graag het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
De heer Jasper van Dijk heeft overigens net te kennen gegeven dat het zo geïnterpreteerd mag worden.

De heer Van Weyenberg (D66):
Maar dit is geen motie, voorzitter, dit is wetstekst. Daarom is ook de wetsgeschiedenis hiervoor relevant; dat is natuurlijk helemaal waar. Maar ik lees gewoon de tekst van het amendement. Er staat dat de vast te stellen ministeriële regeling moet worden voorgehangen. Mijn technische vraag is dus of dat klopt. Met uitzondering van de land- en tuinbouw; dat moet neem ik aan ook gebeuren per ministeriële regeling. Klopt dat, of is dat nu automatisch zo? En als dat zo is, dan moet ik zeggen dat ik uit de wetstekst niet kan afleiden dat die ministeriële regeling hier niet zou moeten worden voorgehangen. Ik ben erg voor creatief, maar volgens mij moeten we dit wel even heel zuiver juridisch stellen. De minister heeft dit laten checken, maar ik heb op dit vlak wel iets meer toelichting nodig.

Minister Asscher:
Laten we het dan helemaal netjes doen. Ik zal vóór de stemming nog even schriftelijk uiteenzetten of de "Weyenbergbezwaren" inderdaad een vertraging zouden opleveren bij de hier voorliggende implementatie. Dan zouden we wel heel kolderiek bezig zijn en dat kan niet de bedoeling zijn, zelfs niet van degenen die voorstellen om uit de Europese Unie te gaan. Dit zou een merkwaardige beweging zijn. Ik denk dat het kan, maar we zullen vóór de stemming nog even schriftelijk op die vraag van de heer Van Weyenberg ingaan. Ik neem aan dat de stemmingen hierover dinsdag zullen zijn.

De voorzitter:
De stemmingen zijn voorzien op de dinsdag na het reces, dus op 9 mei. De minister heeft dus alle tijd om die brief naar de Kamer te sturen.

Minister Asscher:
We maken er een mooie brief van, voorzitter.

De voorzitter:
U blijft bij de interruptiemicrofoon staan, mijnheer Van Weyenberg. Hebt u nog een nadere toelichting nodig?

De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, heel kort, voorzitter. De vraag komt volgens mij op het volgende neer. Moet de uitzondering van de land- en tuinbouwsector nog via een aparte ministeriële regeling gaan? Zo heb ik het begrepen. Als het anders is, hoor ik dat natuurlijk ook graag.

De voorzitter:
De minister komt erop terug. Mevrouw Schouten heeft ook nog een vraag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik stel nogmaals mijn vraag over de directe werking van deze richtlijn. Als wij hier bijvoorbeeld besluiten om dit niet aan te nemen, heeft de richtlijn dan toch een directe werking? Volgens mij heeft de minister in zijn eerste termijn gezegd dat dat volgens hem niet het geval is. Dat vond ik wat te wankel. Ik heb dus gevraagd of hij daar toch nog even zekerheid over wilde geven.

Mijn tweede vraag gaat over het volgende. De minister zegt: als je lid bent van de EU, implementeer je richtlijnen. Volgens mij zijn we weleens voor het Hof gedaagd omdat we dat niet doen. Dus zo heel consequent is Nederland daar nou ook weer niet in. Volgens mij loopt er zelfs een zaak van Nederland voor het Hof, over de rijbewijsrichtlijn. Er zit dus zeker een bepaalde mate van vrijheid in. Hebben alle landen van de EU de richtlijn waar we het vandaag over hebben eigenlijk al geïmplementeerd?

Minister Asscher:
Ik ga eerst in op het tweede punt. Het is natuurlijk waar; je kunt ervoor kiezen om richtlijnen niet te implementeren. Dan loop je het risico dat er een infractieprocedure en mogelijk een boete komen. Waarom zou je dat dus doen als het materieel niets uitmaakt? Ons argument was juist: het maakt materieel niets uit, dus regel het op een wat lichtere manier, waardoor we niet het hele wetgevingsproces hoeven te doorlopen en beide Kamers hun kostbare tijd hieraan niet hoeven te besteden. Dat vond de Commissie geen goed idee en men wilde het in de wetgeving geïmplementeerd zien. Daardoor is tijd verstreken en lopen we nu tegen die termijn aan. Je kunt er natuurlijk voor kiezen om het niet te doen. Dan komt er een infractieprocedure. Ik zie niet precies wat Nederland daarmee zou opschieten. Als je een signaal wilt afgeven, kun je een "boombrief" schrijven zoals de heer De Jong voorstelt, tegenstemmen in de Raad of allerlei andere dingen doen. Maar dan zou ik zo'n middel gebruiken voor een punt waar je materieel last van hebt, een punt met materiële gevolgen voor Nederland.

Op het eerste punt van mevrouw Schouten is mijn reactie: nee, er is geen directe werking. Ik wil dat met liefde ook nog wel een keer uitwerken in het briefje dat ik naar aanleiding van de vraag van de heer Van Weyenberg al ga schrijven. Er is geen directe werking. Dat heeft met het feit te maken dat we geen tewerkstellingsvergunningen afgeven en we daarbij op nul zitten. De vraag wie zich dan op die richtlijn zou moeten beroepen, kan ik dus niet beantwoorden. Je kunt je op de richtlijn beroepen door een verschil tussen de procedure na de implementatie en die van ervoor. Maar aangezien er nul tewerkstellingsvergunningen worden verleend, en er overigens ook nul worden aangevraagd, zie ik niet wie zich op de werking van die richtlijn zou moeten beroepen in de casus van mevrouw Schouten. SZW-ambtenaren hebben ook recht op, en behoefte aan een meivakantie, dus we gaan geen epistel van die brief maken, maar laten we gewoon afspreken dat we ook dit punt nog even meenemen in de brief die ik al heb toegezegd naar aanleiding van de vraag van de heer Van Weyenberg.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
We zijn bijna een surrealistische discussie aan het voeren. We zijn iets aan het implementeren dat toch nooit werking zal hebben omdat Nederland een nulbeleid voert.

Minister Asscher:
Het kán werking hebben als er een andere Kamermeerderheid is; zeker.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Juist! En daarom heeft het wél effect. Daarover ging mijn tweede punt. De minister verschuilt zich steeds achter de volgende redenering. Er komt hier toch niemand binnen, dus wie kan zich er ooit op beroepen? Laten we ons nou toch eens een keertje voorstellen dat een meerderheid van de Kamer zegt: prima, die seizoenarbeiders uit derde landen kunnen er wel in. Dat zal niet direct gebeuren, maar misschien op termijn wel. Als er zo'n Kamermeerderheid komt, heeft de richtlijn dan directe werking, ja of nee?

Minister Asscher:
Ik ga het voor u na. Het wordt zo virtueel. Ik ga het nog even voor u na. Ik vermeld het in de brief in antwoord op de vragen van Van Weyenberg. Kijk, als de Kamermeerderheid verandert, verandert er natuurlijk veel meer. Dan zijn deze richtlijn en de implementatie ervan nog het minst relevant.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Schouten, de minister heeft toegezegd dat hij nog met een brief komt en dat die ook ruim op tijd voor de stemmingen komt. U kunt die dus ook nog meewegen in uw afweging.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat zal ik doen, maar mag ik een laatste opmerking maken, voorzitter? In het verleden hebben wij ook wel eens richtlijnen vastgesteld waarvan wij dachten dat ze nooit werking zouden hebben. Wij moeten hier gewoon wetgeving vaststellen. Die wetgeving moet correct zijn, die moet kloppen. Wij moeten weten, overzien wat de gevolgen zijn. Dat is mijn punt. Daar wil ik helderheid over.

Minister Asscher:
Eens. Dat begrijp ik ook. Daarom heb ik hier ook vandaag met passie uitgelegd wat het is. Alleen, in dit debat zaten drie lagen. De eerste laag is: verandert er door deze wetgeving iets in de praktijk van het toelaten van seizoenarbeiders? Dat is het beeld dat werd opgeroepen door de PVV. Het antwoord daarop is nee. Ik denk dat iedereen, buiten de heer De Jong, dat ook erkent. Er verandert niets, want het blijft een nationale bevoegdheid. Er verandert niets, voor Spanje noch voor Nederland. Nederland kiest er al sinds 2011 voor, al zes jaar, om het niet te doen. Wat mij betreft blijft dat zo en ik zie nog geen Kamermeerderheid om dat te veranderen.

De tweede laag is: wat betekent de richtlijn überhaupt? Die betekenis is beperkt. Als je tewerkstellingsvergunningen zou afgeven, betekent het iets.

De derde laag is: stel dat je het onzin vindt om de richtlijn in een wet om te zetten, kun je het dan ook negeren en zeggen "wij willen dat niet doen"? Dat gaat eigenlijk over wat het betekent om lid te zijn van de Europese Unie. Moet je dan niet een ander signaal afgeven? Moet je dan niet de kont tegen de krib gooien? Dat kan natuurlijk ook altijd. Alleen zou het mijn neiging zijn om dat te doen bij een principieel punt dat grote materiële effecten heeft.

Ik zorg dat ik over het amendement over de voorhang en de vragen over eventuele directe werking in de brief voor de stemmingen helderheid verschaf. Door die gelaagdheid in het debat heeft het inderdaad iets virtueels, maar ik ben de laatste, de allerlaatste, om de Kamer het recht te betwisten — ik ben niet voor niets zelf ook lid van uw Kamer sinds kort; daar ben ik buitengemeen trots op — om wetgeving correct af te handelen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik doe slechts een mededeling. Ik wil mevrouw Schouten een compliment geven, omdat ze met deze interruptie heeft blootgelegd dat het betoog van de minister vloeibaar is. Want aanvankelijk zei hij: het is alles of niets; wij zijn nu eenmaal lid van de EU dus we moeten nu implementeren, zo werken de regels. Maar door deze interruptie erkende hij ook dat wel degelijk de keuze gemaakt kan worden om te protesteren, om het debat aan te gaan in Brussel over wat nou eigenlijk de zin is van een richtlijn. Hij vond het strategische niet zo slim om het bij deze richtlijn te doen, omdat die materieel niets inhoudt. Prima, dat is zijn goed recht. Maar ík vind het wél zinvol om het bij deze richtlijn te doen. Daarin verschillen wij van mening, zonder dat de SP uit de Europese Unie wil. De minister suggereerde even dat de SP dat zou willen of gewild zou hebben. Dat is niet juist. Wij willen de EU verbouwen, bijvoorbeeld op het punt van dit soort onzinnige richtlijnen.

Minister Asscher:
Dit is heel bijzonder. De heer Jasper van Dijk zegt een compliment te willen maken aan mevrouw Schouten, omdat zij iets zou hebben blootgelegd wat ze niet heeft blootgelegd. De regel geldt. Je kunt kiezen om je niet aan de regel te houden. Het is een spelregel dat als een richtlijn wordt aangenomen, je die implementeert. Punt. Je kunt ook kiezen om je er niet aan te houden. Dat is geen nieuws. Daar is ook niets "vloeibaar" aan. Dat is hartstikke zwart-wit: je houdt je aan een regel of je houdt je er niet aan. Ik vind een compliment waarbij je een collega zegt "wat geweldig dat u iets blootlegt wat ik voor het debat al wist, wat ik tijdens het debat bevestigd heb gekregen en wat ook na het debat zal gelden", geen compliment maar een kat. Weliswaar was ook die kat niet bedoeld voor mevrouw Schouten maar voor deze minister, maar het verandert niets aan de onduidelijke positie van de SP. Of je zegt "we zouden liever uit die hele Europese Unie willen", zoals de PVV doet, desnoods in strijd met het belang van heel veel Nederlanders. Of je zegt "we willen de Europese Unie veranderen". Als je dat laatste wilt, zijn we het roerend eens. Dan is het niet de beste weg om een richtlijn die verder niet zo heel veel voorstelt, niet te gaan implementeren om een signaal af te geven en je daardoor niet aan regels te houden. Dat was mijn reactie in eerste termijn, is mijn reactie in tweede termijn en ook in deze interruptie. Daar kan de heer Van Dijk het mee doen.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijk, er is ook nog een debat over Europa deze week, dus wellicht kunt u het debat daar samen voortzetten. Als u nog een korte, afrondende opmerking wilt maken, ga uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat lijkt mij een uitstekend idee. Misschien dat we ons allebei als spreker kunnen aanmelden. De minister is daartoe ook bevoegd, maar dan moet hij wellicht wel even met zijn Europacollega overleggen. Ik ook overigens. Het zit ook hier weer in het staartje van het antwoord van de minister. Hij zei: ik vind deze richtlijn niet de beste weg om het debat over de manier waarop de Europese Unie functioneert, aan te gaan. Dat mag, maar ik vind dat wel. We zijn het erover eens dat je er als land voor kunt kiezen om een richtlijn niet te implementeren en dat je daarover vervolgens het debat kunt aangaan. De regels in de Europese Unie staan constant ter discussie. Neem bijvoorbeeld het Stabiliteitspact …

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijk, we gaan hier niet een hele discussie over voeren.

De heer Jasper van Dijk (SP):
… dat door de ene lidstaat wel maar door de andere lidstaat niet wordt toegepast. Discussie is mogelijk.

Minister Asscher:
Je hebt moeilijke en makkelijke regels. Je kunt ervoor kiezen om door een rood stoplicht te rijden. Daar kun je voor kiezen. Dat is lastig als er net een vrachtwagen aan komt denderen, maar je kunt ervoor kiezen. Je kunt er ook voor kiezen om je niet te houden aan de regel dat je richtlijnen implementeert. Dat klopt, maar dat lijkt mij niet goed. Over het algemeen zijn die regels er in het belang van iedereen, maar je kunt ervoor kiezen om door rood licht te rijden.

Voorzitter, u merkt dat wij er beiden geen genoeg van kunnen krijgen. Het mooie nieuws is dat ik inmiddels door de Kamer ben uitgenodigd om demissionair plaats te nemen bij het debat over Europa. Het slechte nieuws is dat ik dan gehouden ben allerlei heel rustige demissionaire teksten te bezigen. Desalniettemin zie ik ernaar uit. Ik dank u zeer voor de gastvrijheid.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen zijn, zoals gezegd, na het reces op dinsdag 9 mei. De minister komt nog met een brief. Ik dank u allen hartelijk.

Sluiting

Sluiting 18.11 uur.