Plenair verslag Tweede Kamer, 52e vergadering
Dinsdag 9 februari 2016

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    22:19 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:

Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koser Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, mevrouw Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie, en de heer Wiebes, staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:
Ik heet iedereen welkom, ook de kinderen op de publieke tribune.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Koolmees

Vragen van het lid Koolmees aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "Huren vrije sector fors gestegen".

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. In de eerste plaats, hartelijk welkom aan groep acht van de G.J. van den Brinkschool uit Wageningen en aan alle andere mensen op de publieke tribune. Maar daarvoor sta ik hier niet.

D66 maakt zich al jaren grote zorgen over onze woningmarkt. Een van de vele problemen is dat ons land amper een vrije huursector kent. Slechts 5% van de woningvoorraad is namelijk vrije huur. Hiervan behoort een minimumdeel tot het middensegment van €700 tot €1.000 per maand, terwijl er juist aan dit segment een gigantische behoefte is.

Afgelopen vrijdag kwam er een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat de huren in de vrije sector zeer hard stijgen, met 5% in het afgelopen jaar. In Amsterdam zelfs met 10% in één jaar. De onderzoeker constateert dat de markt ongezond is. Dat lijkt mij een terechte conclusie. Het resultaat van dit tekort: mensen die geen woning kunnen of willen kopen, komen in de knel. Zij die een sociale huurwoning hebben stromen niet door, met gigantische wachtlijsten tot wel tien jaar tot gevolg. Volgens onderzoek moeten er daarom in de komende jaren 40.000 huurwoningen in het vrije segment worden bijgebouwd.

Gelukkig lijkt een deel van de oplossing nabij. We lazen namelijk vandaag in Het Financieele Dagblad dat pensioenfondsen en verzekeraars elkaar verdringen om woningen bij te bouwen, juist in het middensegment. Zij hebben hiervoor 5 miljard beschikbaar. Helaas worden zij in de weg gezeten door gemeenten die weigeren om bouwgrond vrij te geven. De minister pleit naar eigen zeggen al sinds zijn aantreden voor meer huurwoningen in de vrije sector. Tot op heden heeft dit beleid helaas weinig effect. Daarom stel ik de minister drie vragen. Is de minister het eens met D66 dat het huurbeleid tot op dit moment nog niet het gewenste resultaat heeft bereikt en dat de vrije huursector nog steeds te klein is? Wat gaat de minister daaraan doen? Is de minister van plan om samen te werken met gemeenten om dit probleem op te lossen?

Minister Blok:
Voorzitter. De heer Koolmees wijst, mede naar aanleiding van het onderzoek van Pararius dat afgelopen vrijdag werd gepresenteerd, op het tekort aan huurwoningen in de vrije sector. De heer Koolmees wijst er terecht op dat ik eigenlijk al zolang als ik deze rol in de Kamer vervul, vind dat het vrijehuursegment groter moet worden.

Overigens heb ik wel een kanttekening bij de cijfers van Pararius. De huurstijgingen die in het onderzoek genoemd worden, wijken heel sterk af van wat het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2015 laat zien. Het CBS komt op 2,4% en dat is echt een heel ander percentage. Dat doet echter niet af aan de analyse, die ik deel, namelijk dat er meer vrijesectorhuurwoningen moeten komen.

Dat is ook de reden waarom ik de afgelopen jaren, gelukkig over het algemeen met steun van de heer Koolmees en zijn partij, een aantal maatregelen heb genomen om de woningmarkt gezonder te maken en in het bijzonder meer vrijesectorhuurwoningen te realiseren. Een voorbeeld daarvan is om in de Woningwet duidelijk vast te leggen dat woningcorporaties er uitsluitend zijn voor sociale huisvesting, waardoor het voor commerciële investeerders zoals pensioenfondsen duidelijk is dat zij met eerlijke concurrentie en investeringen te maken hebben. Daaronder valt bijvoorbeeld ook de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel, waarin de WOZ-waarde is opgenomen, waardoor investeringen beter kunnen renderen. Daaronder valt ook de doorstroomwet, waarover wij vorige week nog uitgebreid gediscussieerd hebben, die onder meer een prikkel omvat voor hogere inkomens om door te stromen, maar ook extra aanbod tot stand moet brengen, omdat er onder strenge voorwaarden tijdelijke huurcontracten mogelijk zijn.

De heer Koolmees vraagt of dit resultaat oplevert. Het bericht waar hij ook naar verwees, namelijk dat er 5,5 miljard beschikbaar is van particuliere beleggers, laat precies zien dat er inderdaad resultaat is. Ik was gisteren op de bijeenkomst waar dat onderzoek werd gepresenteerd. Tot een paar jaar geleden investeerden ook Nederlandse pensioenfondsen weinig in de Nederlandse vrijehuurmarkt, omdat ze vonden dat ze oneerlijke concurrentie van woningcorporaties hadden of de regelgeving onaantrekkelijk vonden, maar nu ligt het geld klaar. En hoe vaak maken wij hier in Den Haag nou mee dat het geld klaarligt?

Bij de investeerders is er inderdaad een grote wens, namelijk het beschikbaar stellen van voldoende bouwgrond. Dat betekent dat wat mij betreft echt het middenhuursegment aan de orde moet komen in de prestatieafspraken die gemeentes moeten maken op grond van de nieuwe Woningwet. Dat vertaal ik op die manier dat ik niet alleen met beleggers om de tafel zit om ze te wijzen op de kansen die er nu zijn, maar ook met gemeentes om hen te vragen om de grond beschikbaar te stellen. Zo zit ik bijvoorbeeld morgen met de gemeenten uit de Noordvleugel om de tafel om precies over deze problematiek van gedachten te wisselen. Dat is de regio rond Amsterdam, het gebied met de grootste schaarste.

De heer Koolmees (D66):
Ik dank de minister voor dit antwoord. Ik erken dat er de afgelopen jaren veel is gebeurd om de woningmarkt beter te laten werken. Het geld is er, de behoefte aan dit soort middensegment huurwoningen is er ook, de wachtlijsten zijn lang en de huurstijgingen groot, maar tegelijkertijd constateer ik dat slechts 16.000 van de totaal 60.000 bouwvergunningen zijn gericht op huurwoningen. Hier is echt sprake van een probleem met de gemeenten. Het geld is er, de behoefte is er en toch komt het niet van de grond. Nu las ik vanochtend in Het Financieele Dagblad dat minister Blok niet van plan is om in te grijpen als gemeenten het niet gaan doen. Dat vind ik een teleurstellende reactie, omdat ik van mening ben dat de minister voor Wonen en Rijksdienst een coördinerende rol heeft. Hij zou tot doel moeten hebben om de woningmarkt beter te laten werken en hij moet de gemeenten stimuleren om die bouwvergunningen wel uit te geven.

Nu is mijn vraag wat de minister concreet van plan is om, naast alle gesprekken die worden gevoerd, dit beleid handen en voeten te geven opdat wij ervoor kunnen zorgen dat er de komende jaren inderdaad 40.000 woningen in de vrije sector kunnen worden bijgebouwd.

Minister Blok:
De heer Koolmees heeft gelijk als hij zegt dat er actie van de gemeenten wordt gevraagd. Op de vraag van Het Financieele Dagblad of ik dringend zou ingrijpen, heb ik nee geantwoord. Het past niet bij de manier waarop wij het in Nederland hebben georganiseerd dat uit Den Haag tegen een gemeenteraad wordt gezegd: u moet dit of u moet dat. Wij hebben in de nieuwe Woningwet wel geregeld dat iedere gemeente om de tafel gaat zitten met woningcorporaties, maar ook met andere aanbieders, en met huurders om de vraag naar woningen lokaal in te vullen. De vraag in Den Haag is immers heel anders dan in Amsterdam en die is weer heel anders dan de vraag in plattelandsgebieden.

In de gesprekken die ik voer, vallen twee dingen op. Een deel van de gemeenten heeft die vraag naar middeldure huur inmiddels op het netvlies. Zo zie je dat in Amsterdam grote stappen worden gezet. Andere gemeenten zitten echter traditioneel met woningcorporaties om de tafel en bieden de grond ver onder de marktwaarde aan of bieden de rest voor een zo hoog mogelijke prijs aan de koopsector aan. Die gemeenten moeten echt op het netvlies krijgen dat het middensegment cruciaal is.

Het tweede dat je merkt in die gesprekken, is dat eigenlijk alle partijen, zowel woningcorporaties als commerciële huurders, vragen: betrek ons bij de hele ontwikkeling van zo'n wijk; geef ons niet een snippertje, wij willen best een moeilijk stuk doen als wij ook een goed stuk krijgen. Dat samenwerken, ook met bijvoorbeeld pensioenfondsen, moeten gemeenten nog op het netvlies krijgen. Wij helpen hen daarbij in het kader van de introductie van de Woningwet. Wij zien de eerste resultaten, maar het moet nog sneller.

De heer Koolmees (D66):
Dit is een helder antwoord, maar het is wel onbevredigend. Ja, wij hebben met elkaar afgesproken dat het beleid lokaal wordt vormgegeven. Uit het onderzoek dat gisteren werd gepresenteerd, kan echter worden afgeleid dat er wel degelijk grote belemmeringen op gemeentelijk niveau zijn om bouwgrond beschikbaar te stellen voor woningen met een middenhuur. Aan tafel zitten is positief, in gesprek gaan is positief, maar de minister moet als coördinerend minister ook plannen hebben om dit echt los te trekken. Er ligt nog een motie van de heer De Vries over het bouwen van 100.000 woningen in de komende jaren. Kan de minister een plan maken om dit los te trekken? Is hij bereid een brief aan de Kamer te sturen waarin hij ons daarover informeert? Kan hij daarin ook ingaan op het onderzoek naar deze problematiek dat gisteren is gepresenteerd door Capital Value en ABF?

Minister Blok:
In reactie op de motie van de heer De Vries heb ik een onderzoek uitstaan waarvan de uitkomsten na de zomer komen. Ik ben graag bereid om voor de zomer een reactie te geven op het onderzoek van Capital Value. Een actie die ik onderneem maar die nog niet aan de orde is geweest, is het ter beschikking stellen van zowel grond als leegstaande kantoorgebouwen van het Rijk. Ik heb net weer een kantoorpand in Den Haag verkocht ten behoeve van woningbouw. Wij hebben zowel in Amsterdam als op bijvoorbeeld het voormalig vliegveld Valkenburg grote terreinen beschikbaar in gebieden waar de vraag naar woningen het grootst is.

De heer Bashir (SP):
Terecht stelt D66 vragen over de stijging van de huren, maar het is wel jammer dat we D66 de afgelopen jaren niet hebben gehoord. De huren in de sociale sector zijn namelijk met 28% gestegen, mede dankzij het beleid van D66, maar ook mede dankzij het feit dat er te weinig wordt gebouwd. Als er te weinig wordt gebouwd dan zou je verwachten dat de minister voor Wonen samen met de gemeentes en de woningcorporaties aan de slag gaat om te bouwen. Gisteren kregen wij het nieuws dat er te weinig gebouwd wordt de komende tijd. Mijn vraag aan de minister is dan ook waarom hij als minister voor Wonen niet bereid is om al die partijen bij elkaar te brengen en ervoor te zorgen dat er gebouwd wordt, want er moet echt meer gebeuren.

Minister Blok:
De partijen die moeten bouwen breng ik bij elkaar. Ik vertelde net dat ik het bewuste rapport gisteren zelf in ontvangst heb genomen voor een zaal met beleggers die zeiden: wij geloven in dit beleid; wij geloven er niet alleen in, wij hebben 5,5 miljard klaarliggen; wij zoeken alleen de grond. Vandaar dat ik dan ook weer met gemeentes om de tafel zit en zeg: er ligt geld voor u klaar en, wat nog veel belangrijker is, u kunt zorgen dat er woningen komen voor uw bevolking, maar stel die grond beschikbaar.

Dan het punt van de woningcorporaties. Vanmiddag wordt gestemd over een wet die een prikkel geeft aan mensen met een hoog inkomen om door te stromen. De opbrengst van die prikkel is beschikbaar om in nieuwbouw te investeren. Ik weet dat de heer Bashir net als ik nieuwbouw belangrijk vindt. Deze wet geeft nu juist de stimulans die daarvoor nodig is.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Koolmezen zijn snelle vogels. Deze heeft een vraag net voor mijn neus weggekaapt …

De voorzitter:
Zo gaat dat soms.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Mijn insteek is de volgende. Je kunt aan de voorkant van het paard duwen door te kijken of je meer woningen kunt bouwen, met name in de vrije sector, maar je kunt ook aan de achterkant van het paard trekken, namelijk in de zin van huurmatiging. Vorige week heb ik bij het debat over de doorstroming van de huizenmarkt een motie ingediend om te bekijken wat we moeten doen met het huurbeleid in de vrije sector. Gaat de minister aan de andere kant van het paard trekken, zodat de huren in de vrije sector juist niet te ver de pan uit rijzen waardoor die doorstroming niet gaat werken?

Minister Blok:
Ik gaf al aan dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek de huren in de vrije sector het afgelopen jaar met 2,4% zijn gestegen. Dus andere percentages dan het onderzoek van Pararius. De beste manier om grote huurstijgingen te voorkomen, is te zorgen dat er voldoende aanbod komt. Dan zijn we terug bij de kern van deze vraag. Investeerders zijn er; ze zoeken alleen naar bouwlocaties. En dat is ook het antwoord op de vraag van de heer Van Vliet. Er moeten bouwlocaties komen voor die middeldure huurwoningen.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Wij zien de prijzen enorm stijgen. Natuurlijk, het hoofdprobleem is schaarste. Er moet gebouwd worden. Daar heb ik een paar vragen over. Is de minister het met mij eens dat dit allemaal heel veel tijd vraagt en dat het in de tussentijd belangrijk is dat er een pleidooi komt om de huren in de particuliere sector te matigen? Ik ben echt geschrokken van de hoogte van de gemiddelde huren.

Dan nog wat vragen over de actievere rol voor het bouwen. De minister heeft heel veel gedaan aan voorwaardenscheppende maatregelen. Betekent dit dan ook dat er straks overal in het land middeldure woningen gebouwd worden door pensioenfondsen? Zijn dit dan ook woningen met huren tussen €700 en €900? Gaan de gemeenten nu ook grond beschikbaar stellen?

Minister Blok:
We hebben met elkaar afgesproken dat ik, zodra de gemeentelijke prestatieafspraken op grote schaal gemaakt zijn — de eerste zijn gemaakt — de Kamer zal rapporteren over de inhoud daarvan. De kern van de wet is dat het een gemeentelijke taak is om te bekijken hoeveel en welk type woningen er nodig zijn, maar dat wij vanuit Den Haag — u als Kamer; ik als minister — wel de vinger aan de pols houden om te kijken of dat snel genoeg gaat. Naar aanleiding van de motie die de heer De Vries eerder heeft ingediend, heb ik al geantwoord dat de Kamer na de zomer het overzicht krijgt. Het probleem is niet de investeringswil van de pensioenfondsen; het probleem is de beschikbaarheid van grond. Dit najaar zullen we zien of die gang erin komt, anders gaan we daar nog harder op duwen.


Vragen Van Wijngaarden

Vragen van het lid Van Wijngaarden aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Incassobureaus moeten stoppen met conceptdagvaardingen".

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Laten we eerlijk zijn: wie is er niet eens vergeten een keer een rekening te betalen? Een enge brief van een incassobureau kan dan helpen, maar fouten maken is ook gewoon menselijk. Dat de rekening te lang blijft liggen, is niet goed. Dat kan ondernemers op kosten jagen. Incassobureaus zijn ervoor om een wake-upcall te geven dat er nu toch een keer betaald moet worden. Maar waarschuwen is toch echt iets anders dan iemand dagvaarden. De Consumentenbond bindt de kat de bel aan en wijst erop dat incassobureaus consumenten met conceptdagvaardingen bang maken en op het verkeerde been zetten. Incassobureaus blijken semantische trucs en woordspelletjes te gebruiken om de indruk te wekken dat zij bevoegd zijn tot iets waar we nu juist de bij de Kroon benoemde en wettelijk gereguleerde deurwaarder voor hebben. Pretenderen dat je een bevoegdheid hebt die niet de jouwe is, is onbetamelijk, onzorgvuldig en mogelijk onrechtmatig. De incassobureaus zelf, de AFM en de ACM dienen toezicht te houden op de incassobranche, maar welke maatregelen en eventuele sancties nemen AFM en ACM tegen die incassokantoren die deurwaardertje blijven spelen? Zijn hun bevoegdheden toereikend? Wat is het oordeel van de minister hierover? Kan hij de Kamer een overzicht doen toekomen van de bevoegdheden en aangeven of deze naar zijn oordeel dienen te worden aangescherpt?

Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank de heer Van Wijngaarden voor deze vraag, met name omdat incasso met regelmaat in de Kamer wordt besproken. Dat is ook niet onbegrijpelijk als volgens het rapport van de Autoriteit Consument & Markt in 2014 in totaal 5 miljard euro geïncasseerd moest worden. De omvang van de incassomarkt in 2014 voor consumenten was 5 miljard euro. De incassobranche in Nederland, bestaande uit incassobureaus enerzijds en deurwaarders anderzijds, is dus een belangrijk onderdeel van de economie en is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol bestaan van heel veel bedrijven in Nederland. Helaas, zo zeg ik erbij, want ik ben het helemaal eens met de heer Van Wijngaarden dat je je rekeningen gewoon op tijd moet betalen. Ik herken echter het beeld dat je dat weleens vergeet.

De Consumentenbond vindt het sturen van conceptdagvaardingen disproportioneel en discutabel. Daar is veel over te zeggen. Als de vordering niet terecht is, verjaard is of niet bestaat, is een incasso sowieso niet aan de orde en is ook een conceptdagvaarding uiteraard niet terecht. Als, zoals de heer Van Wijngaarden zegt, het incassobureau de indruk wekt dat het bevoegd zou zijn om zo'n dagvaarding uit te sturen, ben ik het ook met hem eens dat dit niet door de beugel kan. Incassobureaus hebben die bevoegdheid niet, zoals hij ook terecht al zei.

Aan de andere kant is het op zichzelf toesturen van een conceptdagvaarding en de nette mededeling dat je overweegt om bij het niet betalen van de vordering die uit handen te geven aan een deurwaarder zodat die een dagvaarding kan uitsturen, wel een waarschuwing en een informatievoorziening aan de consument waar hij wat mee kan. Hij realiseert zich dan ook dat hij het risico van onnodige en hoge kosten loopt en kan zelf de keuze maken tussen betalen of verweer voeren. Het kan zijn dat de consument dat verweer wil voeren. In algemene zin mogen incassobureaus echter niet de indruk wekken dat zij daartoe bevoegd zouden zijn. Dat is de reden, onder andere naar aanleiding van het rapport waarover ik de Kamer op 17 december vorig jaar informeerde, dat de Autoriteit Consument & Markt samen met de Autoriteit Financiële Markten voor 2016 de aanpak van oneerlijke incassopraktijken op de agenda heeft gezet en dat zij ieder vanuit hun eigen rol de krachten zullen bundelen. Ik juich dat initiatief toe.

De heer Van Wijngaarden heeft gevraagd of de mogelijkheden van beide instanties toereikend zijn om dat toezicht volledig uit te voeren. Daarover zal ik hem graag na afloop van het project informeren. Over de bevoegdheden en de sancties die in het kader van toezicht kunnen worden opgelegd, zal ik de Kamer samen met de collega's van Economische Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken informeren.

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik dank de minister voor de erkenning van het feit dat incassobureaus inderdaad niet de valse indruk mogen wekken dat zij een bevoegdheid hebben die zij helemaal niet hebben. Ik dank hem ook voor de toezegging dat er een analyse komt van de bevoegdheden, maar ik wil toch wat meer weten van de minister over de zelfregulering binnen de branche. Er is namelijk geen mooiere regulering dan zelfregulering. Hoe is het daarmee gesteld? Hoe taxeert hij die? Zijn de beroepsregels voldoende duidelijk voor de incassobureaus? Wat vinden zij van deze praktijken? Wat vindt de KBvG hiervan? Een incassobureau dat deurwaardertje speelt, zit immers ook in de tuin van de deurwaarder. Is de minister dus bereid om in gesprek te gaan met de incassobranche en de KBvG, de beroepsorganisatie waar deurwaarders verplicht lid van zijn, om dit uit te zoeken?

Minister Van der Steur:
Die bereidheid heb ik. Ik spreek met regelmaat met de KBvG en de NVI, de Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen. Laatstgenoemde heeft ook een keurmerk. Dat is een goed voorbeeld van zeer actieve zelfregulering. Ik herinner mij dat ik in mijn hoedanigheid van Kamerlid veelvuldig met de voorzitter van die vereniging heb gesproken. Dat gesprek vindt op mijn departement met beide instanties met regelmaat plaats. Aan de ene kant is er een groot verschil, want de deurwaarders hebben een wettelijk toezicht. Zeer recent is nog in de Kamer gesproken over wijzigingen op dat punt, met name in de professionalisering van het toezicht. Aan de andere is er de zelfregulering van de NVI. Ik denk dat het heel goed is dat we ook vandaag weer in de Kamer het signaal afgeven dat het verstandig zou zijn voor al die bedrijven als zij vooral gebruikmaken van incassobureaus die vallen onder het NVI. Daarmee is gewaarborgd dat men zich houdt aan de standaardregels.

De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik dank de minister voor die toezegging. Ik stel vast dat de incassobranche echt een verbeterslag te maken heeft en kijk uit naar de informatie hierover van de minister.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij zijn zelf wetgever en kunnen bepalen of de boetes hoog genoeg zijn, en of er nog meer toezicht moet komen op de incassobranche. Daarom zijn wij ook al lang bezig met een initiatiefwetsvoorstel, dat we binnenkort naar de Kamer sturen. De heer Van Wijngaarden en de minister worden dus op hun wenken bediend. Er vinden nu echt oneerlijke handelspraktijken plaats. Het is goed dat de ACM en de AFM hun toezicht gaan intensiveren, maar dat gebeurt al heel lang en dat keurmerk van de incassobranche bestaat ook al heel lang. Kan de minister van Veiligheid en Justitie hier zeggen dat de incassobureaus die nu bijvoorbeeld dagvaardingen sturen of incassobrieven sturen naar mensen die helemaal geen rekening te betalen hebben, binnenkort een forse boete kunnen verwachten?

Minister Van der Steur:
Dat kan ik zo een-twee-drie niet toezeggen, want ik heb net al gezegd dat ik de Kamer zal informeren over de bevoegdheden van de ACM en de AFM in het kader van het toezicht dat in 2016 wordt uitgevoerd. Ik ben overigens heel benieuwd naar het initiatiefwetsvoorstel dat mevrouw Schouten heeft aangekondigd. Ik ben ook graag bereid om de ambtelijke ondersteuning te verlenen die nodig is om dat tot een succes te maken. Overigens zal dat mogelijkerwijs niet het kabinetsstandpunt over een wettelijk keurmerk voor incassobureaus veranderen. Die discussie zullen we in de toekomst wel tegemoetzien. Ik zal de Kamer informeren over de mogelijke risico's die incassobureaus lopen in het kader van het toezicht, zoals ik net ook aan de heer Van Wijngaarden heb toegezegd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De minister drijft hier toch een beetje weg. Het gaat hier om, zoals hij zelf heeft aangegeven, oneerlijke handelspraktijken. Als je in Nederland iets doet wat niet mag, dan krijg je daar een boete voor. Het lijkt er nu toch op dat de minister zegt "foei, incassobureaus, niet doen!", maar daar voor de rest niets tegenoverstelt. Laten we nu gewoon een statement maken en zeggen: u wordt beboet als u de wet overtreedt en dingen doet die niet mogen, zoals dat overal geldt. Kan de minister van Veiligheid en Justitie daarover niet toch een wat sterkere uitspraak doen? Dan gaat de praktijk mogelijk wel veranderen.

Minister Van der Steur:
Dat we hier met elkaar vaststellen dat oneerlijke handelspraktijken niet mogen en niet horen, is duidelijk; daar zijn we het over eens. We vinden het ook heel belangrijk dat incassobureaus niet de indruk wekken dat ze deurwaarderskantoren zijn of dat zij zelfstandig in staat zijn om een dagvaarding uit te sturen. We weten met z'n allen overigens ook dat dit niet kan. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer zal informeren over de risico's die incassobureaus lopen in het kader van het toezichtproject van de AFM en de ACM.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Zelfregulering is prima, maar juist in deze branche constateren we al jaren dat incident zich op incident stapelt. We ondernemen vanuit de politiek en de wetgevende macht geen of nauwelijks actie om dit soort praktijken aan banden te leggen. De minister sprak al over het keurmerk voor incassobureaus van de NVI, waarbij slechts 22 van de ruim 500 incassobureaus in Nederland zijn aangesloten. Wordt het nou niet eens tijd dat we dat wettelijk reguleren? Daaraan gekoppeld vraag ik of de minister vindt dat incassobureaus niet eigenlijk gescheiden zouden moeten zijn van gerechtsdeurwaarders, en dat die twee entiteiten niet bij één organisatie thuishoren.

Minister Van der Steur:
Ik geef graag antwoord op beide vragen. Laat ik vooropstellen dat er natuurlijk ook uitgebreide bescherming is tegen onterechte praktijken van incassobureaus. We hebben daarvoor, zoals bekend is, de Consumentenbond. Die heeft dit onderwerp ook aangekaart. Daarnaast hebben we het Juridisch Loket, de rechtsbijstandsvoorziening en de Fraudehelpdesk die hierbij kunnen adviseren. Met klachten kan men terecht bij de ConsuWijzer van de ACM, wat ook heel belangrijk is. Er zijn dus heel mooie voorzieningen om informatie te krijgen maar ook om een klacht in te dienen, voor mensen die hier last van hebben.

Mevrouw Schouten heeft een wetsvoorstel aangekondigd dat een wettelijk keurmerk regelt. Dat wacht de regering natuurlijk gewoon netjes af. Ik vind wel — dat wil ik hier graag herhalen — dat bedrijven die gebruikmaken van incassobureaus er verstandig aan doen om dan te kiezen voor één van de bureaus die voorzien zijn van het keurmerk van de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen, omdat die aan een aantal basisvereisten moeten voldoen.

De heer Van Nispen (SP):
De SP heeft zes jaar geleden bij de behandeling van de wet Incassokosten al aangedrongen op de mogelijkheid om boetes te introduceren en te handhaven. Tot op de dag van vandaag vinden echter op deze markt dit soort illegale praktijken door de incassocowboys plaats. Ze sturen conceptdagvaardingen, terwijl ze dat helemaal niet mogen. Er zijn beslagleggingen bij een bedrag van €2. Nog steeds worden er te hoge incassokosten in rekening gebracht, meer dan volgens de wet mag. De minister doet alsof hij handhaaft, maar feitelijk gebeurt er nog helemaal niets. Het is toch ongelooflijk dat dit tot op de dag van vandaag kan? We hebben behoefte aan heldere regels, aan boetes en aan handhaving. Waar blijft de daadkracht van deze minister?

Minister Van der Steur:
Laat ik vooropstellen dat het sturen van een conceptdagvaarding natuurlijk in principe wel mag, zoals ik net in antwoord op de vraag van de heer Van Wijngaarden ook al zei. Dat kan zelfs ook een goede functie vervullen, want het is wel van belang dat je als consument op de hoogte bent van wat de consequenties kunnen zijn van het feit dat je een rekening onbetaald laat. Een incassobureau of een deurwaarder kan zo laten zien wat je te wachten staat, dat dit hoge kosten betekent en een mogelijke juridische procedure waarin je je moet laten bijstaan en waarin je ook veroordeeld kunt worden, waar extra kosten mee gemoeid kunnen zijn. Ik vind het op zichzelf netjes van een incassobureau als het mensen daarover informeert. Ik ben het dus niet eens met het standpunt van de heer Van Nispen, namelijk dat het nooit mag. Het is wat anders als het incassobureau de indruk wekt dat het zelf bevoegd is om zo'n dagvaarding uit te brengen — dat is niet het geval — en als het gaat om vorderingen die niet bestaan of die verjaard zijn. Dat is ook het punt dat de Consumentenbond, of Kassa, geloof ik, deze week heeft aangeroerd.

Dan kom ik op het punt van de incassokosten. Daar hebben we een wet voor, waar de heer Van Nispen en ik nog samen over van gedachten gewisseld hebben. Laten we nu niet doen alsof die hele branche van 5 miljard één grote oplichterspraktijk is, zoals de heer Van Nispen misschien een beetje wilde doen voorkomen in zijn bijdrage, want het gaat echt om een zeer belangrijk onderdeel van onze samenleving. Er zijn heel veel mensen die hun rekeningen niet betalen. Het is goed dat er incasso mogelijk is, maar dat moet op een zorgvuldige manier gebeuren. Dat is ook de reden waarom de ACM en de AFM hebben aangekondigd om voor 2016 hun toezicht te verscherpen. Daar zal ik de Kamer over informeren, zoals ik al heb toegezegd.


Vragen Van Weyenberg

Vragen van het lid Van Weyenberg aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht "Rammelende bepalingen in modelcontracten zzp'ers".

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Veel zzp'ers maken zich zorgen of zij nog wel als ondernemer kunnen werken na het afschaffen van de VAR. Met die VAR wisten zzp'ers en hun opdrachtgevers waar ze aan toe waren en dat verdwijnt met de introductie van de modelovereenkomsten die goedgekeurd moeten worden door de Belastingdienst. Met die modelovereenkomsten komen meer risico's te liggen bij de opdrachtgever. De kans is groot dat opdrachtgevers daardoor kopschuw worden en minder zzp'ers zullen inhuren. Nu is het nog onduidelijk op basis van welke criteria door de Belastingdienst een modelovereenkomst wordt goedgekeurd of afgekeurd. Het blijkt echter nog gekker. In reeds goedgekeurde modelovereenkomsten staan bepalingen dat het risico voor de opdrachtgever toch weer helemaal bij de zelfstandige komt te liggen, zo meldde recent de Staatscourant Online. In bijvoorbeeld de modelovereenkomst voor tennisleraren staat letterlijk: "De opdrachtnemer vrijwaart de opdrachtgever voor eventuele boetes of naheffingen van de Belastingdienst". En zo komt al het risico gewoon weer bij de zelfstandige te liggen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: daarmee wordt toch het hele doel van deze wet ondergraven? De staatssecretaris zegt dan dat die bepaling niet geldig is. Er staat echter wel gewoon het goedkeuringsstempel van de Belastingdienst op. Waarom is die dan niet geldig? Zzp'ers en hun opdrachtgevers raken in totale verwarring. Welke zzp'er snapt het nog? Kafka is er niets bij. Is dit nu de deregulering waar de staatssecretaris naar streeft? Waarom keurt de Belastingdienst modelovereenkomsten goed met onwettige bepalingen?

Staatssecretaris Wiebes:
Voorzitter. Tegenover de zeer ongeruste maar ook grote woorden van de heer Van Weyenberg zal ik proberen hem gerust te stellen. De situatie waar de heer Van Weyenberg op doelt komt van een blog waarin de directeur van ZZP Nederland een en ander heeft geconstateerd. Die meneer heeft in zekere zin helemaal gelijk. Dit gaat allemaal over de situatie na de inwerkingtreding van de nieuwe Wet DBA, waarin de VAR-verklaring is afgeschaft. Er zijn modelovereenkomsten, die de basis vormen voor de zekerheid vooraf dat er geen loonheffing hoeft te worden afgedragen. Die zekerheid geldt voor de opdrachtgever. Die had daar vroeger de VAR voor en krijgt nu van de Belastingdienst op een andere manier zekerheid vooraf. Maar die zekerheid geldt ook voor de opdrachtnemer. Dat is nieuw, want de zzp'er had vroeger die zekerheid niet. De heer Van Weyenberg zei letterlijk dat de zzp'ers vroeger wisten waar zij aan toe waren. Dat is nu uitgerekend niet zo. De zzp'er wist alleen maar dat hij geen recht had op sociale zekerheid en voor de rest kon hij nergens zeker van zijn. Het gaat dus om de zekerheid vooraf voor beide partijen dat er geen loonheffing verschuldigd is.

Als partijen zich niet aan de voorbeeldovereenkomst houden, kan de Belastingdienst loonheffing naheffen. Wat kan er dan worden verhaald en wat niet? De loonheffing bestaat uit een aantal componenten: loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage. Twee van deze vier kan degene die moet inhouden — dat is dus niet meer een opdrachtgever, want die is inmiddels werkgever geworden — verhalen op de zzp'er, die dan werknemer is. Dat is altijd zo: de loonbelasting wordt altijd betaald door de belastingbetaler. Dat is zo als je zzp'er bent, dat is zo als je werknemer bent en dat is zo als je op een andere manier belasting moet betalen. De loonbelasting was altijd al een voorheffing op de belasting die je gewoon moet betalen. Logischerwijze kan dit verhaald worden, want het moet sowieso worden betaald. De premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage mogen niet worden verhaald. Sterker nog, er staat in de wet een verhaalverbod. In die zin kunnen wij dus vaststellen dat het in de modelovereenkomsten onzorgvuldig staat. Dat ben ik dan eigenlijk weer geheel met de heer Van Weyenberg eens. De woorden "naheffingen" en "sociale verzekeringen" worden gebruikt. Dat is niet waar; het is slordig taalgebruik. Het moet zijn: de loonbelasting en de premies volksverzekeringen. Die kunnen uit de aard der zaak worden verhaald, maar de rest bij wet niet. Dat moet op de site worden aangepast en dat gaat binnenkort gebeuren.

Nu wil de heer Van Weyenberg weten hoe het kan dat er fouten op de site staan. Ik heb ooit aan de verschillende stakeholders toegezegd — dat was hun wens — dat wij de hele overeenkomst op de site zouden zetten, waarbij de Belastingdienst natuurlijk alleen de fiscale passages beoordeelt. Maar ja, zo sluipen er ook in de niet-fiscale passages dingen die niet helemaal correct zijn. Wat dat betreft heb ik een beetje spijt van deze toezegging. Maar de niet fiscaal relevante maar wel foute dingen worden op het geheel gecorrigeerd. Nog ver voordat de wet in werking treedt moeten wij die fouten eruit halen. In die zin heeft de directeur van ZZP Nederland, die dit constateerde, gelijk. Het wordt gecorrigeerd.

De voorzitter:
Ook voor de bewindspersonen geldt een spreektijd van twee minuten.

Staatssecretaris Wiebes:
O jee!

De voorzitter:
Dat geldt niet alleen voor u, maar voor alle bewindspersonen vandaag. Mevrouw Dijksma luistert mee.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat fouten worden gecorrigeerd is mooi, maar ik vind dat de staatssecretaris toch nog onvoldoende ingaat op wat wel de kern is van wat hier gebeurt. Er wordt een modelovereenkomst afgesproken waarin bepalingen staan die onwettig zijn. Het totaal wordt gepubliceerd met het beeld dat het toch is goedgekeurd door de Belastingdienst. Daar raken opdrachtgevers en zelfstandigen van in de war. Ik geef een voorbeeld. De staatssecretaris zegt: ik beoordeel alleen maar de fiscaliteit. Dat is toch wel een beetje hokjesdenken. Straks kan er bijvoorbeeld een modelovereenkomst op de website staan waarin staat dat je als zzp'er alleen maar aan de slag mag als je lid bent van de FNV. Ja, zegt dan de staatssecretaris, daar heb ik niet op getoetst, want dat is niet fiscaal. Maar dat is toch onwenselijk? Om het nog bonter te maken: er kan een overeenkomst staan waarin staat dat alleen zzp'ers met rood haar aan de slag mogen. Volgens de redenering van de staatssecretaris kan die ook gewoon worden goedgekeurd door de Belastingdienst, want er wordt alleen naar de fiscale kanten gekeken.

De staatssecretaris kan wel zeggen dat ze niet geldig zijn, maar dit soort dingen wordt in de beeldvorming dan toch goedgekeurd door de Belastingdienst. Zzp'ers en opdrachtgevers, die horen dat je niet mag afwijken van de modelovereenkomst, raken in verwarring, want hoe weet je nou welke bepaling wel en welke niet door de Belastingdienst is goedgekeurd? Zou het voor de betrouwbaarheid van de Belastingdienst en de overheid geen goed idee zijn dat alle modelovereenkomsten gewoon worden beoordeeld en dat elke onwettige bepaling er gewoon wordt uitgehaald en expliciet niet wordt goedgekeurd? Als dat niet kan, zou toch het minste zijn dat de staatssecretaris netjes in elke modelovereenkomst op de website zegt: dit en dit zijn de bepalingen die door de Belastingdienst zijn goedgekeurd en over die andere heb ik geen mening. Dan is er in ieder geval meer duidelijkheid voor zelfstandigen en hun opdrachtgevers.

Staatssecretaris Wiebes:
Ik probeer een rode gloed in het haar van de heer Van Weyenberg te ontdekken, maar dat lukt niet. Dat maakt hem meteen geen zzp'er. Ik heb net precies gezegd wat de heer Van Weyenberg mij nu vraagt. Dat is inderdaad onwenselijk. Ik heb geen behoefte om dat te ridiculiseren. Het feit dat we dit tot nu toe niet hebben beoordeeld, is daarmee onwenselijk. Dat heb ik trouwens ook in het debat in de Eerste Kamer gezegd. Daarin kwam een bepaling boven die niet beoordeeld was, maar ook niet heel correct is. Dus ja, dat gaat eruit. Dat is de toezegging. Het is niet mijn redenering dat dat niet zou moeten, maar juist dat het wel zou moeten. De heer Van Weyenberg vraagt mij hoe mensen hadden kunnen weten dat deze bepaling niet is beoordeeld door de Belastingdienst. Dat staat op de site. De geel gemarkeerde zijn beoordeeld, de andere niet. Dat staat keurig op de site. Desondanks denk ik dat we mensen niet in verwarring moeten brengen met geel gemarkeerde en niet geel gemarkeerde zaken, maar moeten wij in beide passages alleen maar dingen melden die conform de wet zijn. Dat ben ik met hem eens. Dat heb ik net toegezegd.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ga ervan uit dat we ook nog een keer uitgebreid op schrift krijgen hoe dat proces voortaan precies gaat lopen. Ik heb inderdaad geen rood haar. Dat heb je als vriend van zzp'ers niet nodig en ook als zzp'er niet. Ik zou de staatssecretaris wel willen vragen om ook bij die modelovereenkomsten op de site van de Belastingdienst heel strikt te kijken dat dit soort rare bepalingen gewoon niet worden afgesproken, want ze zijn echt slecht voor zzp'ers en ze leiden tot onrust.

Staatssecretaris Wiebes:
Ik heb net toegezegd dat we die bepalingen eraf gaan halen. Nu ik geen rood haar hoef te hebben, mag ook ik een vriend van zzp'ers zijn en ook daar zitten de heer Van Weyenberg en ik in één kamp.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik heb net naar de staatssecretaris geluisterd. De antwoorden zijn helder. Als ik nu een zzp'er zou zijn, vraag ik mij af wat er de komende tijd aan voorlichting gaat plaatsvinden. Het duurt nog even voor het ingaat. Een goede voorlichting lijkt me essentieel. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Staatssecretaris Wiebes:
Ik heb toevallig vanochtend met het hele team overlegd over de hele communicatiecampagne. Er moet natuurlijk met opdrachtgevers en met opdrachtnemers worden gecommuniceerd. Het bijzondere, maar ook het prettige, is dat de Belastingdienst dat samen met de verschillende organisaties gaat doen. Dat betekent dat er afspraken zijn met werkgeversorganisaties, maar ook met de zzp-organisaties om gezamenlijk te communiceren. Dat zal op allerlei manieren gebeuren. Ook de intermediairs worden daarin meegenomen. Ten slotte is het ook nuttig om een aantal hardnekkige misverstanden over de nieuwe wetgeving uit de wereld te helpen. Mensen maken elkaar namelijk af en toe een beetje bang voor niets. Zekerheid vooraf is het belangrijkste van de nieuwe wetgeving. Dat betekent dat er juist duidelijkheid moet ontstaan over wat er mag, wat er niet mag en hoe partijen met elkaar kunnen werken. Daar is een hele campagne voor. Dat kan ik nu in twee minuten niet allemaal uit de doeken doen. Op alle doelgroepen komt een campagne.

De heer Omtzigt (CDA):
Het blijft een merkwaardige zaak. Er staan modelcontracten op de site van de Belastingdienst die precies het tegenovergestelde doen van wat er beoogd wordt, namelijk de aansprakelijkheid bij de zzp'er leggen, waar hij bij de opdrachtgever hoort te liggen. Dan staat er ook nog op de site: de Belastingdienst heeft de overeenkomst uitsluitend beoordeeld met het oog op het geven van zekerheid voor het werken buiten dienstbetrekking in het kader van de loonheffingen. De Belastingdienst is niet aansprakelijk voor gevolgen. Oftewel je móét dit model gebruiken volgens de nieuwe wet, maar het contract ís foutief en houdt niet stand bij de rechter. Graag verneem ik van de minister op welke datum, binnen twee weken als het kan, we ervan uit kunnen gaan dat er een juridische toetsing heeft plaatsgevonden op de contracten die op de site staan. Wanneer zzp'ers een contract van de site halen dat ze onder de nieuwe wet moeten gebruiken, dan moeten ze dat contract kunnen gebruiken in de wetenschap dat het juridisch klopt. Anders moet een miljoen zzp'ers straks juridisch advies gaan aanvragen over de contracten die geleverd worden door de Belastingdienst.

Staatssecretaris Wiebes:
Laat ik twee dingen helder zeggen, want er zullen ongetwijfeld zzp'ers zijn die zich naar aanleiding van het betoog van de heer Omtzigt ook weer ongerust maken.

Ten eerste: neen, de aansprakelijkheid wordt niet, op geen enkele manier, ook niet in de bedoelde contracten, uitsluitend bij de zzp'ers neergelegd. Beide partijen hebben zekerheid vooraf als zij zich aan de voorbeeldbijeenkomst houden. Beide partijen zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor hun eigen afdrachten als ze zich daar niet aan houden. Als ze zich daar wel aan houden, hebben ze in principe beide zekerheid vooraf. Het is echt een symmetrische situatie, wat nu niet het geval is. Nu is alleen de zzp'er het haasje als er iets fout gaat. Daar komt juist symmetrie in. Dat wil ik even benadrukken.

Ten tweede is het niet waar dat de zzp'er of de opdrachtgever zo'n contract moet gebruiken. Iemand die het op een andere manier conform de wet wil doen, mag dat altijd. Iemand die een andere manier van werken aan de Belastingdienst wil voorleggen, kan dat ook altijd. Iemand die het niet aan de Belastingdienst wil melden, maar zich wel aan de voorschriften houdt, doet het ook correct. Niemand móét zich aan dat contract houden. Ik heb in samenspraak met de collega's in de Eerste Kamer een uitgebreide juridische toetsing toegezegd die in het vierde kwartaal gereed zal zijn. Ik heb zojuist toegezegd dat fiscale passage, die evident fout zijn, er zo veel mogelijk al vooraf uit worden gehaald. Dat geldt ook voor andere, voor zover die er zijn. Dat heb ik net toegezegd.

De voorzitter:
Wanneer, wordt er gevraagd vanuit de Kamer.

Staatssecretaris Wiebes:
De evident foute passages zijn er zeker binnen twee weken af. Verder hebben wij nog geen fouten ontdekt, dus daar kan ik moeilijk een toezegging over doen. Daar wordt op dit moment nog goed naar gekeken. Er volgt nog een uitgebreide juridische toetsing, die gereed zal zijn in het vierde kwartaal. Dat is dus nog voordat de feitelijke handhaving begint.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Het onderwerp leeft heel erg. Ik werd vanochtend nog op het schoolplein aangesproken door iemand die een agentuur heeft. Veel fotografen declareren bij die agentuur. De vraag is op welk niveau die voorlichting wordt verstrekt. Ik kan mij voorstellen dat de Belastingdienst en ook de staatssecretaris en zijn team niet op elke individuele verhouding kan ingaan, maar komt er ook gewoon een hotline voor mensen? Mensen willen erg graag aan deze wet voldoen, maar dan moeten ze ook snel geholpen kunnen worden. Is dat de bedoeling?

Staatssecretaris Wiebes:
Misschien gebeurt het nog wel iets fijnmaziger, want er wordt ook uitvoerig gewerkt aan de gedachte om individuele zzp'ers op de hoogte te stellen van de nieuwe regels. Er is inderdaad heel veel onduidelijkheid. De grap van de nieuwe wetgeving is nu juist dat enorm veel onduidelijkheid verdwijnt en dat daar duidelijkheid voor in de plaats komt, maar we zijn nog te onduidelijk over de nieuwe duidelijkheid en daarom zullen wij proberen om de zzp'ers zo fijnmazig mogelijk te benaderen.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
We zijn nog onduidelijk over de duidelijkheid. Ik volg het even niet, maar in ieder geval: ik heb rood haar, maar ben ook zzp'er hier in dit huis.

De voorzitter:
Hebt u rood haar?

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ja, als u goed kijkt, dan ziet u dat heel goed. En fiscalist ben ik ook nog. Hoe kan het allemaal?

De andere kant van de medaille moet ook benadrukt worden, namelijk dat schijnconstructies door die wet tot het verleden behoren en dat mensen gewoon betalen wat toekomt aan de rijksoverheid. Kan de staatssecretaris toezeggen dat we met ingang van het nieuwe wettelijke systeem ook in de gaten houden hoe zich het aantal naheffingen dan verhoudt tot het aantal naheffingen in de bestaande situatie?

Staatssecretaris Wiebes:
Dat is geen zinvolle vergelijking, want de kern van de situatie nu is dat we eigenlijk niet in staat zijn tot een redelijke handhaving. Dan bestaat er dus ook geen wezenlijke, omvangrijke naheffing. Eerlijk gezegd zou mijn idee voor de nieuwe situatie zijn dat we niet genoodzaakt zijn om uitgebreid na te heffen. Het uiteindelijke doel moet immers zijn om schijnconstructies te voorkomen en niet om ze te laten voorkomen en dan te moeten beboeten. Op dit moment ligt de handhaving op een zeer laag pitje omdat wij eenvoudigweg niet in staat zijn om te handhaven. In de nieuwe situatie willen wij liever voorkomen dan bekeuren; zo zou ik het willen uitdrukken.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Monasch

Vragen van het lid Monasch aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat vliegtuigmaatschappijen nog steeds een brandstoftoeslag vragen terwijl de olieprijzen sterk zijn gedaald.

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. Gisteren tankte ik mijn auto vol. Eén liter kostte mij €0,988. Een jaar geleden was het rond de €1,35. Ik betaalde zo'n €20 minder bij één tankbeurt. Logisch: lagere olieprijs, lagere prijs aan de pomp. Maar wie schetst onze verbazing? Uit onderzoek van VCK Travel blijkt: veel vliegtuigmaatschappijen rekenen nog steeds honderden euro's brandstoftoeslag, terwijl de prijzen zijn gedaald.

Deze toeslag werd vanwege de hoge olieprijs van tien jaar terug geïntroduceerd, maar ofschoon de olieprijs nu is gekelderd, wordt de toeslag, vooral op intercontinentale vluchten, nog altijd geïnd. Komend jaar alleen al zal Air France-KLM tot 2 miljard euro kunnen besparen door lage brandstofkosten, 2 miljard euro! Uit onderzoek blijkt dat Emirates — daar zijn ze weer — zelfs de hoogste toeslagen heeft, terwijl men verwacht dat de brandstof in het Midden-Oosten toch veel voordeliger zou zijn. En de reiziger? De reiziger lijkt zo weer het nakijken te hebben: eerst de toeslag betalen, daarna de prijs naar beneden, en de reiziger staat met lege handen.

Daarom stel ik de volgende vragen. Ten eerste: kent de staatssecretaris het onderzoek waaraan ik refereerde en deelt zij de conclusies uit dit onderzoek? Ten tweede: wordt de reiziger wel goed geïnformeerd? Op de site van Schiphol staat ook vandaag nog dat de prijs van een ticket mede wordt bepaald door de brandstoftoeslag. In hoeverre is dat nog het geval? En als dat het geval is, moet die toeslag dan niet zo snel mogelijk naar beneden? Ten derde: is de staatssecretaris ervan op de hoogte dat luchtvaartmaatschappijen tegenwoordig een nieuwe toeslag hebben bedacht? Die heet met een moeilijk woord "carrier imposed surcharge". Sommigen zouden dat "brandstoftoeslag" noemen. Die maatschappijen hebben de naam veranderd, en wat blijkt? Onder een andere naam hebben ze de toeslag weer ingevoerd, precies hetzelfde bedrag. Klopt dit, en wat is hierover het oordeel van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik denk dat wij moeten vaststellen dat de luchtvaart in een vrije markt opereert en dat luchtvaartmaatschappijen zelf de hoogte van hun ticketprijzen bepalen. Zij kunnen daarbij inderdaad brandstoftoeslagen of andere toeslagen heffen en in rekening brengen; de heer Monasch gaf er net een voorbeeld van, dat ik ken. Essentieel is echter dat het voor de reiziger, als hij een ticket boekt, helder moet zijn dat de toeslag erbij zit. Daarvoor hebben wij gelukkig regelgeving. In Europa is vastgesteld dat op het moment dat iemand een ticket boekt, altijd de andere toeslagen, of het nu de prijs van het meenemen van een koffer is, een toeslag voor brandstof of willekeurig welke andere kosten, bekend moeten zijn. De reiziger moet bij het boeken de prijs inclusief alle toeslagen kennen. Dat is belangrijk. De Autoriteit Consument & Markt let daar ook op. Zij houdt toezicht op de naleving van deze regels.

Wij hebben het nog even nagevraagd, niet alleen voor de heer Monasch, maar toch ook voor hem. Mij is niet bekend dat hiermee op dit moment problemen bestaan. Die helderheid wordt door de luchtvaartmaatschappijen geboden. Het is natuurlijk ook een kwestie van concurrentie. Op het moment dat je meer reizigers wilt trekken — ik kan me heel goed voorstellen dat je dat wilt doen — is het natuurlijk een optie om die reizigers inderdaad te laten meeprofiteren van bijvoorbeeld lagere brandstofprijzen.

Ik eindig met de technische opmerking dat dit niet altijd een-op-een direct is te vertalen in de ticketprijs, omdat sommige maatschappijen kennelijk hun kerosine ook vooruit inkopen, om het zo maar te zeggen, en dan dus niet helemaal een-op-een in lijn lopen met de wijze waarop de olieprijzen internationaal vorm krijgen. Maar dit is meer een technische uitleg. Uiteindelijk is het aan de maatschappijen om zelf een goed voorstel voor de reiziger te maken.

De heer Monasch (PvdA):
Over het goede voorstel gesproken: laten we eens kijken naar de toelichting van Air France-KLM op de reden waarom deze luchtvaartmaatschappij zogenaamd geen brandstoftoeslag rekent maar nu met die ingewikkelde nieuwe toeslag komt. Zij zegt: daar zitten allerlei dingen in, zoals personeel, onderhoud en catering. Maar dat zijn kosten die gewoon in de prijs horen te zitten. Mijn vraag aan het kabinet en de staatssecretaris is dus: is hierbij geen sprake van ondeugdelijke, schimmige prijsvorming? Je doet alsof je goedkoop bent, maar tegelijkertijd stop je van alles in een toeslag. Mag dat wel, zeker als het gaat om zaken zoals personeel en onderhoud die gewoon in de prijs verrekend zouden moeten worden? Worden wij op deze manier niet gewoon in de maling genomen? Wat zijn de wettelijke mogelijkheden om hier iets aan te doen? Dit gaat om prijsvorming. De staatssecretaris gaf net al aan dat het wel duidelijk moet zijn. Volgens mij zitten er allerlei kosten in verstopt en — rara, hoe kan het? — die toeslag is net zo hoog als de brandstoftoeslag tot voor kort was. Die kosten moeten gewoon in de prijs tot uiting komen. Op deze manier worden wij in de maling genomen. Moet deze toeslag niet gewoon verdwijnen?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik denk dat dit wettelijk niet mogelijk is. Het is belangrijk dat de consument wordt beschermd voor onverwachte prijsvorming op het moment dat deze een ticket boekt. Dit is in het verleden wel aan de orde geweest. Men dacht een goede prijs voor een ticket te hebben, maar vervolgens bleek dat er nog een hele reeks aan kosten achteraan kwam die men niet had voorzien. Daar moest echt een einde aan komen. Het is belangrijk dat Europees is vastgelegd dat je weet wat je moet betalen op het moment dat je het ticket boekt. Je weet dan ook dat de ene maatschappij wel een goede basisprijs heeft, maar dat daar een hoge toeslag bovenop komt, ongeacht waar die toeslag voor is. Je hebt ook maatschappijen die een wat hogere prijs voor een ticket rekenen, maar die hebben geen of veel minder toeslag. Die helderheid moet er zijn. Het voordeel voor consumenten is dat zij prijzen kunnen vergelijken. Op grond van de mededingingswetgeving mogen er geen afspraken gemaakt worden over het heffen van de toeslag et cetera. Dat is het speelveld en daarbinnen is het een vrije markt, zo zeg ik tegen de heer Monasch. Daar kan ik helaas niets aan doen. Overigens is dat niet "helaas", maar dat is heel goed voor een heleboel reizigers. Daardoor is er concurrentie. Je ziet dat er vaak interessante voordelen te behalen zijn. Dat is belangrijk.

De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Monasch.

De heer Monasch (PvdA):
Is de minister bereid om met de Autoriteit Consument & Markt op te nemen wat men allemaal in zo'n toeslag mag stoppen? Je kunt toch niet zomaar besluiten om personeelskosten en onderhoudskosten in een toeslag te stoppen? Wat is de prijs dan nog? Je neemt de boel gewoon in de maling als je op die manier de prijs vormt. Ik wil een eerlijke prijs. Als de maatschappij wil dat ik bijbetaal voor mijn koffer, dan weet ik dat. Maatschappijen mogen geen prijs maken die eigenlijk helemaal niet klopt om vervolgens van alles in een toeslag te stoppen. Op die manier kun je de boel via marketingtrucjes flessen.

Staatssecretaris Dijksma:
Volgens mij is er geen sprake van de boel flessen. Het moet volstrekt helder zijn dat je een toeslag betaalt. Dan kan je zelf als consument de afweging maken of je voor de maatschappij kiest met een laag basistarief en een hoge toeslag of een andere maatschappij die de toeslag wellicht geheel achterwege laat. Het is essentieel dat consumenten die keuze kunnen maken. Om hen daartoe in staat te stellen, is de wetgeving erop gericht om de transparantie van de prijzen zo goed mogelijk vorm te geven. Daar toetst de ACM op. Bij mijn weten gebeurt dit niet op de inhoud van de toeslagen. Dat is uiteindelijk toch een afweging van de maatschappijen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De heer Monasch gaat in de toekomst vast elektrisch rijden en dan kan hij zijn accu opladen voor ruim onder de €10. Dan is dat probleem uit de wereld.

De heer Monasch stelde terecht dat de brandstofkosten enorm zijn gedaald. Zoals wij allemaal weten, wordt er geen btw en accijns over die brandstof betaald. Is dit niet een ideaal moment om een vliegtaks in te voeren?

Staatssecretaris Dijksma:
Wij zijn echt via een andere route bezig met het in kaart en letterlijk in rekening brengen van de milieukosten van het vliegverkeer. Misschien mag ik hier in uw midden zeggen dat daar vannacht een belangrijke doorbraak is gerealiseerd op het punt van het afspreken van de CO2-standaarden die vliegtuigen moeten hanteren. Dat is een grote stap op weg naar wereldwijd een soort ETS-achtig systeem voor het vliegverkeer. Dat hebben wij in Parijs nog niet kunnen regelen, maar Nederland doet er als voorzitter van de Unie alles aan om op dat onderwerp wereldwijd een gelijk speelveld te creëren. Daar zijn wij nu een stap verder mee, denk ik. Dat is heel goed nieuws. Dat is een andere route dan de route die mevrouw Van Tongeren voorstelt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind het prachtig als we aan die kant nieuwe vliegtuigen wat schoner kunnen krijgen. Bij auto's hebben we het effect gehad dat er bij het leven wordt gesjoemeld. Bij auto's kijken we ook nog naar de andere kant. Daar benaderen we het dus van twee kanten. De staatssecretaris had het over gelijk speelveld; landen om ons heen hebben wel een vliegtaks. Als je die ooit wilt invoeren, is het moment waarop de brandstofkosten heel laag zijn ideaal. De reiziger merkt er dan niks van en de luchtvaartmaatschappijen hebben dan de tijd om eraan te wennen. Nogmaals, ik geef ter overweging, misschien voor een ander moment, om de vliegtaks te heroverwegen nu de brandstofkosten zo laag zijn.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb net al tegen mevrouw Van Tongeren gezegd dat wij voor een andere route gaan. Dat is een route die vliegtuigen niet alleen schoner en stiller maakt, wat heel belangrijk is, maar die ook wereldwijd een beprijzingssysteem à la het ETS in het veld zet voor alle landen die deelnemen aan de ICAO. We staan nu aan de vooravond van grote besluitvorming. Ik ben optimistisch daarover. We hebben vannacht een belangrijke eerste stap gezet zien worden. Laten we dat afwachten, maar laten we het ook via dat gelijke speelveld mondiaal doen, want daar is uiteindelijk ook de consument, waar mijnheer Monasch vandaag mee begon, spekkoper bij. Anders krijg je te grote verschillen, en dat wil ik niet.

De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.02 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor, zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Thieme (33979, nr. 104).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik vraag om uitstel van de stemmingen over de Wet doorstroming huurmarkt. We hebben zojuist een brief ontvangen van minister Blok, waarin hij schrijft dat asielzoekers die hun status hebben verloren, die dus illegaal in Nederland verblijven, niet hun huis uitgezet kunnen worden. Minister Blok is echter wel van plan om ervoor te zorgen dat Nederlanders die iets te veel verdienen of naar zijn zin iets te groot wonen zelfs hun huis uitgezet kunnen worden.

De voorzitter:
We gaan kijken of in de Kamer steun is voor uitstel van de stemmingen en voor heropening van het debat.

De heer Madlener (PVV):
Dat kan wat mij betreft nog deze week, zodat we donderdag kunnen stemmen.

De heer Van der Linde (VVD):
Ik zie het echt als losse onderwerpen. We hebben die wet met enige haast behandeld en we willen hem graag vandaag afronden.

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Steun voor het voorstel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Als een Kamerlid verzoekt om heropening van beraadslagingen, dan is het gebruikelijk dat dat wordt toegekend, zelfs als hij van de PVV is. Ik steun het voorstel dus.

De heer Bashir (SP):
Het is wel gebruikelijk dat we een heropening toestaan, maar in dit geval gaat het onderwerp niet over het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel heeft niets met dit onderwerp te maken. Ik weet dus niet of dit het meest logische moment is om dat te doen.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Bashir (SP):
Het zou logischer zijn om dit bij een algemeen overleg te betrekken.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik twijfelde, maar ik sluit me aan bij de woorden van collega Bashir.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik sluit me daar ook bij aan. Dit kan op een ander moment ook aan de orde komen. Wat ons betreft, kan er gestemd worden.

De heer Koolmees (D66):
Wij geven geen steun voor het voorstel. Er komt een apart wetsvoorstel hierover.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ook geen steun. Vandaag stemmen, graag.

De heer Bisschop (SGP):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Bashir.

De heer Ronnes (CDA):
Geen steun. Het kan op een ander moment aan de orde komen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook ik sluit me aan bij Bashir.

De voorzitter:
Mijnheer Madlener, u hebt geen steun voor uitstel en ook niet voor een heropening.

De heer Madlener (PVV):
Nee. Het is zeer teleurstellend dat Nederlanders op deze manier behandeld worden terwijl illegale asielzoekers gewoon in hun huis kunnen blijven wonen. Het is …

De voorzitter:
Dank u wel. Wij gaan nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming motie "Leverancierskrediet na twee maanden niet langer gratis"

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van de leden Agnes Mulder/Omtzigt over late betalingen "Leverancierskrediet na twee maanden niet langer gratis",

te weten:

  • de motie-Ronnes over een wettelijke rente bij overschrijding van de betalingstermijn (34172, nr. 6).

(Zie notaoverleg van 1 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Ronnes (34172, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ronnes en Vermue. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7, was nr. 6 (34172).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Ronnes/Vermue (34172, nr. 7, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Ronnes (CDA):
Dank voor de brede steun van de Kamer. Nu dit voorstel met betrekking tot het initiatiefvoorstel van de collega's Omtzigt en Agnes Mulder is aangenomen, krijg ik graag een brief van de minister waarin hij aangeeft wanneer wij het gewijzigde wetsvoorstel kunnen verwachten op dit terrein en hoe hij dat wil gaan aanpakken.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen Tijdelijke huisvesting van jongeren

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van het lid Schouten tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet (aanvulling van de opzeggingsgrond dringend eigen gebruik voor de tijdelijke huisvesting van jongeren) (34156).

(Zie vergadering van 2 februari 2016.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bisschop (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 12 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Bisschop (stuk nrs. 12, I en II) en het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Mag ik de initiatiefnemer vragen de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat wil ik heel graag doen.

De voorzitter:
Dan wens ik u daarbij heel veel succes.

(Geroffel op de bankjes)


Stemmingen Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen (34251).

(Zie vergadering van 3 februari 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de D66-fractie wordt pas bij de beweegreden gestemd over het amendement op stuk nr. 75.

De minister van OCW heeft verzocht tot het houden van een tweede lezing. Er wordt daarom vandaag niet over het wetsvoorstel in zijn geheel gestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bisschop (stuk nr. 56, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 56 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bruins/Rog (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen (stuk nr. 85, I) tot het toevoegen van een onderdeel C.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 85 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Beertema (stuk nr. 45, I) tot het toevoegen van een onderdeel C.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 45 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 49, I) tot het toevoegen van een onderdeel C.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en 50PLUS voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 49 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 50, I) tot het toevoegen van een onderdeel C.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 50 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Bruins/Duisenberg (stuk nr. 68, I) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de fractie van 50PLUS ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 68 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Meenen/Jasper van Dijk (stuk nr. 76, I) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 76 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 90, I) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en GroenLinks voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 90 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Grashoff (stuk nr. 39, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 39 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Rog/Bruins (stuk nr. 87, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit tweede nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 87 voorkomende tweede nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grashoff/Jasper van Dijk (stuk nr. 55, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 55 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Jasper van Dijk/Mohandis (stuk nr. 80) tot het invoegen van een onderdeel 0A, 01A en 02A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Mohandis/Duisenberg (stuk nr. 67, I) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 67 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Duisenberg c.s. (stuk nr. 54) tot het invoegen van de onderdelen 0A, 0IA en 02A.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Omdat het tweede nader gewijzigd amendement-Rog/Bruins Slot (stuk nr. 87) is aangenomen, en het gewijzigd amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 52) alsmede het gewijzigd amendement-Mohandis/Van Meenen (stuk nr. 70) daarmee onverenigbaar zijn, komen deze te vervallen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Mohandis (stuk nr. 70, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 70 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen (stuk nr. 72, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 72 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Van Meenen/Mohandis (stuk nr. 86, I) tot het invoegen van de onderdelen Da en Db.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit tweede nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 86 voorkomende tweede nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Mohandis (stuk nr. 48, I) tot het invoegen van de onderdelen Da en Db.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 48 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grashoff (stuk nr. 64, I) tot het invoegen van de onderdelen Da en Db.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 64 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Ik hoor een telefoon afgaan. Alle telefoons horen gewoon uitgezet te worden. Ik weet niet van wie de telefoon is, maar dit is niet de bedoeling.

In stemming komt het amendement-Grashoff (stuk nr. 64, nr. I). Ik hoor dat we die net hebben gehad. Dat krijg je ervan!

In stemming komt het amendement-Van Meenen (stuk nr. 26, I) tot het invoegen van de onderdelen Da en Db.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66 en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 26 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jasper van Dijk (stuk nr. 51, I) tot het invoegen van de onderdelen Da en Db.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 51 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Grashoff/Mohandis (stuk nr. 78, I) tot het invoegen van een onderdeel Da.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 78 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Mohandis (stuk nr. 65, I) tot het invoegen van een onderdeel Ga.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 65 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bruins c.s. (stuk nr. 79) tot het invoegen van een onderdeel Ia.

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA, de ChristenUnie … Het CDA niet. Ik doe het opnieuw, voor de zekerheid. Het is te belangrijk.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bruins c.s. (stuk nr. 79) tot het invoegen van een onderdeel Ia.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Mohandis (stuk nr. 82) tot het invoegen van een onderdeel 0a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Meenen/Jasper van Dijk (stuk nr. 81, I) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 81 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Meenen (stuk nr. 75, II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 75 voorkomende nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Over het wetsvoorstel zullen wij volgende week dinsdag stemmen.


Stemmingen moties Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van een aantal onderwijswetten,

te weten:

  • de motie-Jasper van Dijk over een landelijke adviescommissie democratisering (34251, nr. 57);
  • de motie-Jasper van Dijk over uitschrijven van een bindend referendum door de medezeggenschapsraad (34251, nr. 58);
  • de motie-Jasper van Dijk over vastgoed buiten de lumpsum plaatsen (34251, nr. 59);
  • de motie-Bruins over onderzoek naar de bescherming van klokkenluiders (34251, nr. 60);
  • de motie-Duisenberg c.s. over snel nadere regels stellen voor de aansprakelijkheid van bestuurders (34251, nr. 61);
  • de motie-Mohandis/Grashoff over overleg tussen de medezeggenschapsraad en de raad van toezicht (34251, nr. 63).

(Zie vergadering van 3 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Duisenberg c.s. (34251, nr. 61) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er verschillende financiële en onderwijskundige debacles hebben kunnen plaatsvinden bij bijvoorbeeld Amarantis en ROC Leiden door onbehoorlijk bestuur en onbehoorlijk toezicht;

overwegende dat de bestuurders en toezichthouders die verantwoordelijk waren voor het onbehoorlijk bestuur en toezicht niet aansprakelijk gesteld konden worden;

constaterende dat er een wetsvoorstel is ingediend met daarin een nadere uitwerking van de regels voor aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders in onder meer de semipublieke sector en de internetconsultatie van dit wetsvoorstel in mei 2014 al is gesloten;

spreekt de wens uit om de wetswijziging per 1 januari 2017 in te laten gaan;

roept de regering op, het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk met de Kamer te delen, in ieder geval voor het zomerreces,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92, was nr. 61 (34251).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (34251, nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (34251, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (34251, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins (34251, nr. 60).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Duisenberg c.s. (34251, nr. 92, was nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Mohandis/Grashoff (34251, nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Brief verkiezingen leden Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over de subsidiariteitstoets inzake het voorstel: Wijziging van de Akte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (34361, nr. 6).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en in te stemmen met de brief aan de Voorzitter van het Europees Parlement onder de aantekening dat de fracties van GroenLinks en D66 geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Actieplan Bevolkingsdaling en krimp

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Actieplan Bevolkingsdaling en krimp,

te weten:

  • de motie-Van Vliet over het uitvoeren van de motie-Van Vliet over experimenten in krimpgebieden (31757, nr. 81);
  • de motie-Albert de Vries/Van Dekken over geen halvering van de formatie voor coördinatie van het rijkskrimpbeleid (31757, nr. 82);
  • de motie-Albert de Vries/Van Dekken over provincies betrekken bij actieplannen bevolkingsdaling 2017-2020 (31757, nr. 83);
  • de motie-Madlener over geen onderzoek naar opvang statushouders in krimpregio's (31757, nr. 84);
  • de motie-Madlener over het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel (31757, nr. 85);
  • de motie-Ronnes over het in stand blijven van resultaten en doelstellingen van het krimpteam (31757, nr. 86);
  • de motie-Houwers over extra voorwaarde bij sloopsubsidieaanvraag in krimpgebieden (31757, nr. 87).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Albert de Vries/Van Dekken (31757, nr. 82) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Op verzoek van de heer Houwers stel ik voor, zijn motie (31757, nr. 87) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
In stemming komt de motie-Van Vliet (31757, nr. 81).

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdA, D66, de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie en de heer Van Vliet … Als iedereen op tijd zijn handen omhoog steekt, dan is het misschien wat duidelijker. We gaan opnieuw stemmen over de motie-Van Vliet. Mijnheer Van Vliet, u moet even geduld hebben.

In stemming komt de motie-Van Vliet (31757, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Deze motie is wederom met een ruime tweederdemeerderheid aangenomen, maar de minister heeft van tevoren gezegd: dat interesseert me niet; ik voer de motie niet uit. Daarom wil ik graag dat de Kamer nu eens dualistisch haar tanden laat zien. Ik wil dat hij een brief stuurt naar de Kamer waarin hij onverwijld aankondigt dat deze motie wordt uitgevoerd. Wat is anders het instrument van een motie in dit huis waard, zo vraag ik u. Voor de tweede keer een tweederdemeerderheid, maar de minister zegt dat ik maar een amendement moet indienen als hij ooit de wet gaat veranderen. Nee dus, nu!

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Albert de Vries/Van Dekken (31757, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener (31757, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Madlener (31757, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ronnes (31757, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Toekomst cao's

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de toekomst van de cao's,

te weten:

  • de motie-Van Weyenberg over o&O-fondsen en intersectorale scholing (29544, nr. 683);
  • de motie-Van Weyenberg over modernisering van de cao-afspraken (29544, nr. 684);
  • de motie-Van Weyenberg/Dijkgraaf over een kabinetsreactie op verbetervoorstellen voor avv-beleid (29544, nr. 685);
  • de motie-De Graaf over cao's niet langer algemeen verbindend verklaren (29544, nr. 686);
  • de gewijzigde motie-Anne Mulder over maatwerk in het algemeen verbindend verklaren (29544, nr. 690, was nr. 688).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Weyenberg (29544, nr. 683) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Weyenberg en Lucas, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer reeds in 2011 de regering heeft gevraagd te streven naar meer mogelijkheden om O&O-fondsen te gebruiken voor intersectorale scholing;

overwegende dat er ook in het sociaal akkoord afgesproken is dat de sociale partners zorgdragen voor meer intersectorale scholingsmogelijkheden en scholing voor flexwerkers en zzp'ers;

overwegende dat in het kader van het Techniekpact is afgesproken dat O&O-fondsen in de techniek voor de zomer barrières voor intersectorale mobiliteit wegnemen;

verzoekt de regering om te onderzoeken welke O&O-fondsen geen afspraken hebben gemaakt over intersectorale scholing, de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag 2016 te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek en dan voorstellen te doen voor maatregelen om deze afspraken te versterken, zoals het niet algemeen verbindend verklaren van O&O-fondsen zonder afspraken over intersectorale scholing,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 692, was nr. 691 (29544).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Van Weyenberg/Lucas (29544, nr. 692, was nr. 691).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg (29544, nr. 684).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Dijkgraaf (29544, nr. 685).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf (29544, nr. 686).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Anne Mulder (29544, nr. 690, was nr. 688).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Schuldenproblematiek huishoudens

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over de schuldenproblematiek bij huishoudens,

te weten:

  • de motie-Karabulut/Koser Kaya over voorstellen om de oorzaak van problematische schulden aan te pakken (24515, nr. 327);
  • de motie-Schouten over het inzichtelijk maken van studieschulden (24515, nr. 328);
  • de motie-Krol over voorkoming en bestrijding van armoede onder bepaalde bevolkingsgroepen (24515, nr. 329);
  • de motie-Krol over een verkenning naar het kwijtschelden en overnemen van schulden (24515, nr. 330);
  • de motie-Krol over het verbeteren van de inkomenssituatie van werkloze ouderen (24515, nr. 331);
  • de motie-Krol over het in stand houden van de IOW en de IOAW (24515, nr. 332);
  • de motie-Kuzu over een financiële prikkel om mensen die langdurig in de bijstand zitten aan werk te helpen (24515, nr. 333).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Krol (24515, nr. 330) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Krol en Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 335, was nr. 330 (24515).

De motie-Karabulut/Koser Kaya (24515, nr. 327) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal huishoudens met schulden blijft groeien;

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken in welke mate het beleid bijdraagt aan het ontstaan van problematische schulden bij huishoudens en om met voorstellen te komen teneinde de oorzaak van problematische schulden aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 334, was nr. 327 (24515).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Karabulut/Koser Kaya (24515, nr. 334, was nr. 327).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouten (24515, nr. 328).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (24515, nr. 329).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol/Yücel (24515, nr. 335, was nr. 330).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (24515, nr. 331).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol (24515, nr. 332).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 333).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Raad voor het concurrentievermogen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Raad voor het concurrentievermogen,

te weten:

  • de motie-Gesthuizen/Kerstens over maatregelen om arbeidsconflicten bij het EOB te voorkomen (21501-30, nr. 366);
  • de motie-Kerstens/Gesthuizen over ongedaan maken van disciplinaire maatregelen tegen actieve vakbondsleden (21501-30, nr. 367).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Gesthuizen/Kerstens (21501-30, nr. 366) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het Europees Octrooibureau in Rijswijk en München al geruime tijd sprake is van gerichte aanvallen op vakbondsleden en een zeer hoge werkdruk;

voorts constaterende dat het EOB als internationale organisatie niet onder het nationale arbeidsrecht valt;

overwegende dat zulke overtredingen van de standaarden van de International Labour Organization, zeker als zij op Nederlands grondgebied plaatsvinden, ontoelaatbaar zijn;

verzoekt de regering om aansluitend op het intussen afgesproken traject van de "social audit" te overleggen met andere lidstaten van het EOB over maatregelen om deze misstanden te voorkomen en hoe er tot regelgeving kan worden gekomen om het juridische hiaat bij deze arbeidsconflicten te dichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368, was nr. 366 (21501-30).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

Op verzoek van de heer Kerstens stel ik voor, zijn motie (21501-30, nr. 367) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Gesthuizen/Kerstens (21501-30, nr. 368, was nr. 366).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Regeldruk bij nieuwe toetreders

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Regeldruk bij nieuwe toetreders,

te weten:

  • de motie-Aukje de Vries over het verhogen van de grens voor de investeringstoets voorleggen aan de AFM (29515, nr. 374).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Aukje de Vries (29515, nr. 374) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • met name het mkb behoefte heeft aan meer alternatieve financieringsvormen, zoals crowdfunding;
  • het de bedoeling was om crowdfunding door nieuwe regels méér ruimte te geven;

constaterende dat:

  • de recent gepresenteerde gewijzigde crowdfundingsregels weliswaar een verbetering zijn ten opzichte van de in december gepresenteerde regels, maar nog steeds te belemmerend zijn en te weinig ruimte bieden;
  • er voorheen tot €20.000 (equity-based) en €40.000 (loan-based) geen enkele investeringstoets was, en nu een investeringstoets vanaf €500 gaat gelden;

spreekt uit, de grens voor de investeerderstoets van €500 te willen verhogen naar €1.000;

verzoekt de regering om dit onder de aandacht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te brengen met het verzoek de regels te wijzigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 375, was nr. 374 (29515).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Aukje de Vries (29515, nr. 375, was nr. 374).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Doorstroming huurmarkt

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere huurmaatregelen tot verdere bevordering van de doorstroming op de huurmarkt (Wet doorstroming huurmarkt 2015) (34373).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Koolmees zal het goede voorbeeld van een stemverklaring geven.

De heer Koolmees (D66):
Dat zullen we nog wel zien, voorzitter. Mevrouw de voorzitter, sociale huurwoningen zijn bedoeld voor mensen met een lager inkomen. Helaas worden die woningen daar niet altijd voor gebruikt, met grote problemen tot gevolg. Zo bestaat bijvoorbeeld 60% van de Amsterdamse woningmarkt uit sociale huurwoningen, terwijl maar 45% van de huishoudens hiervoor in aanmerking komt. Dat de wachtlijst in Amsterdam minstens tien jaar bedraagt, komt dan ook doordat een kwart van de sociale huurders scheefwoont. De fractie van D66 is voorstander van beleid dat scheefwonen aanpakt. Hierdoor komen sociale woningen beschikbaar voor de doelgroep en kunnen de wachtlijsten afnemen. Daarom vindt D66 het verdedigbaar dat huurders in een sociale huurwoning met een inkomen van meer dan €40.000 per jaar een hogere huurverhoging krijgen. Hierbij dient geen onderscheid te worden gemaakt naar leeftijd. Scheefwonen is namelijk afhankelijk van het inkomen en niet van leeftijd. De fracties van het CDA, de PvdA en de PVV zijn echter van mening dat voor ouderen met een hoog pensioen een uitzondering moet worden gemaakt. Hierdoor krijgen gepensioneerden in een sociale huurwoning met bijvoorbeeld een inkomen van €40.000 of €50.000 geen huurverhoging, terwijl alleenstaanden of gezinnen van 30, 40 of 50 jaar met hetzelfde inkomen een huurverhoging van 5% krijgen. Voor mijn fractie is dit onbegrijpelijk en onuitlegbaar. Daarom zullen wij tegen het amendement-Ronnes/Albert de Vries op stuk nr. 35 en tegen het amendement-Madlener op stuk nr. 31 stemmen.

De voorzitter:
Het amendement-Ronnes (stuk nr. 36) is ingetrokken.

In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 21, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 25) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Linde/Albert de Vries (stuk nr. 24, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 24 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Madlener (stuk nr. 31, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 31 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ronnes/Albert de Vries (stuk nr. 35, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 35 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ronnes/Van Vliet (stuk nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Schouten (stuk nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Klein, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 17, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 17 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Madlener/Wilders (stuk nr. 7) tot het toevoegen van de onderdelen B en C.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Houwers, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ronnes (stuk nr. 41, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 41 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 18) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ronnes/Van Vliet (stuk nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Ronnes/Van der Linde (stuk nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Van der Linde/Albert de Vries (stuk nrs. 24, I en II), de amendementen-Ronnes/Albert de Vries (stuk nrs. 35, I tot en met III), het gewijzigde amendement-Ronnes/Van Vliet (stuk nr. 29), het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 19), het gewijzigde amendement-Schouten (stuk nr. 49), het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 20), het amendement-Schouten (stuk nr. 9), het amendement-Albert de Vries (stuk nr. 18) tot het invoegen van een onderdeel Ba, het amendement-Ronnes/Van Vliet (stuk nr. 22) en het gewijzigde amendement-Ronnes/Van der Linde (stuk nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Wij worden geacht tegen het wetsvoorstel te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dat zal in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Doorstroming huurmarkt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet doorstroming huurmarkt 2015,

te weten:

  • de motie-Bashir over afzien van inkomensafhankelijke huurverhogingen (34373, nr. 38);
  • de motie-Bashir over het maximeren van het aantal tijdelijke huurcontracten (34373, nr. 39);
  • de motie-Bashir over een overgangsregeling voor antikrakers (34373, nr. 40);
  • de motie-Van Vliet over een betere aansluiting tussen de gereguleerde en de vrije huursector (34373, nr. 42);
  • de motie-Schouten over afspraken met verhuurders over publicatie van de huursom (34373, nr. 43);
  • de motie-Schouten over de verlaging van de toewijzingsgrens (34373, nr. 44);
  • de motie-Albert de Vries over de rechtsbescherming van huurders van huisvesting voor een kortere duur (34373, nr. 45);
  • de motie-Koolmees over de wijze waarop de inkomensafhankelijke huurverhoging wordt vastgesteld (34373, nr. 46).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Schouten (34373, nr. 44) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op grond van de inkomenstoets inkomens boven de circa €39.000 per jaar een maximale huurstijging kunnen krijgen van inflatie plus 4%, waar nu inflatie plus 2% geldt;

overwegende dat bij de voorgenomen verlaging van de toewijzingsgrens van circa €39.000 naar circa €34.000 een grotere groep te maken krijgt met een maximale huurstijging per jaar van inflatie plus 4%;

overwegende dat inkomens tussen de €34.000 en €44.000 niet in aanmerking komen voor huurtoeslag, vaak een te laag inkomen hebben voor het verkrijgen van een hypotheek, en er nog een tekort is aan middeldure huurwoningen boven de liberalisatiegrens;

verzoekt de regering, tijdig voordat de toewijzingsgrens wordt verlaagd inzicht te geven in:

  • de effecten van maximale huurverhoging van inflatie plus 4% voor de groep €34.000 tot €39.000 en hierbij de ervaring met deze maximale huurverhoging bij de groep €39.000 tot €44.000 te betrekken;
  • de ontwikkeling van het aanbod in de middeldure huursector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51, was nr. 44 (34373).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Bashir (34373, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir (34373, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir (34373, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Vliet (34373, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten (34373, nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Schouten (34373, nr. 51, was nr. 44).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (34373, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koolmees (34373, nr. 46).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Radargegevens MH17

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de radargegevens van de MH17,

te weten:

  • de motie-Omtzigt over opheldering vragen over de beschikbaarheid van de primaire radargegevens (33997, nr. 66);
  • de motie-Bontes over een zaak bij ICAO starten tegen Rusland en Oekraïne (33997, nr. 67).

(Zie vergadering van 4 februari 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bontes stel ik voor, zijn motie (33997, nr. 67) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (33997, nr. 66) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Stijging van de Nederlandse melkproductie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de gevolgen van de stijging van de Nederlandse melkproductie,

te weten:

  • de motie-Thieme over kalveren voor onbepaalde tijd bij hun moeder laten (33979, nr. 104).

(Zie vergadering van 27 januari 2016.)

In stemming komt de motie-Thieme (33979, nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik verzoek de Kamerleden die niet aan de regeling van werkzaamheden deelnemen, de zaal te verlaten. Daag, mijnheer Jasper van Dijk.

Ik stel voor, aan de agenda van de Kamer toe te voegen:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (34219).

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Amhaouch tot lid in plaats van het lid Omtzigt.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden:

34300-XVII-41; 28286-839; 34300-VII-40; 34300-XIII-126; 33979-88; 27428-311; 34000-XIII-90; 33930-XIII-11; 31936-207; 27858-128; 27858-256; 27858-257; 28286-692; 28286-690; 28286-693; 31389-107; 27858-126; 28694-106; 27625-295; 27858-195; 27858-194; 21501-20-734; 27858-156; 27858-157; 27858-158; 31389-108; 21501-32-687; 28694-107; 27858-194; 33529-129; 28286-786; 29383-238; 34041-34; 28286-686; 32563-43; 28973-144; 29683-184; 32563-44; 26991-377; 26991-378; 33400-XIII-133; 21501-32-769; 28286-685; 33750-XIII-74; 29628-438; 24077-332; 31135-43; 31135-42; 31135-41; 31793-128.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid, met als eerste spreker het lid Voordewind namens de ChristenUnie;
  • het VAO Fokuswonen, met als eerste spreker het lid Siderius namens de SP-fractie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik zou nu de heer Sjoerdsma als eerste het woord willen geven, maar ik zie dat mevrouw Keijzer iets wil vragen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Het VAO Fokuswonen is nu aan de agenda toegevoegd. Tijdens het algemeen overleg is gevraagd om een brief, waarin uitgelegd wordt hoe de subsidieregeling Fokuswonen zich verhoudt tot het persoonlijk assistentiebudget. Ik hoop dat wij ruim op tijd voor dat VAO die brief ontvangen. Wij hebben namelijk vanmiddag ook weer een AO waarvoor wij zitten te wachten op een belangrijke brief, waarin de staatssecretaris duidt hoe een en ander ten aanzien van de meldplicht kindermishandeling in elkaar zit. En alles wat er is? Niet die brief. Willen we op een goede manier hier debatteren, dan moeten die toezeggingen wel gestand gedaan worden.

De voorzitter:
Dat is helder, mevrouw Keijzer. We zullen daar rekening mee houden. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ik sta hier om een debat aan te vragen met de ministers van Infrastructuur en Milieu en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over drie ten onrechte afgegeven vergunningen voor transport van verarmd uranium naar Rusland. Niet een keer, niet twee keer, maar drie keer. Ik heb daar nu twee keer schriftelijke vragen over gesteld. We hebben daarover een Kamerbrief ontvangen, maar we hebben nog steeds niet achterhaald hoe dit heeft kunnen gebeuren en wat de minister doet om dit in de toekomst te voorkomen. Dus vandaar deze aanvraag voor een debat, mede namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Van harte steun voor dit verzoek.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We hebben met de commissie voor energie afgesproken dat we een heleboel kleinere debatten zouden samenvoegen tot drie grote. Een daarvan is "energie overig", waar "nucleair" onder valt. Ik zou een beroep willen doen op de voorzitter om dat debat snel in te plannen. Het is een debat met acht minuten spreektijd. Daar zou dit prima onder kunnen vallen. Mijn vraag is om de twee relevante ministers aanwezig te laten zijn bij dat debat. Dan komt het snel aan de orde en met de juiste ministers erbij.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat, maar wel een voorstel om het verzoek samen te voegen. Helder.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik heb ook geconstateerd dat niet één, niet twee, maar drie leden van de D66-fractie hierover Kamervragen hebben gesteld. Ik heb daarna de antwoorden gelezen en die vond ik al behoorlijk adequaat, maar desalniettemin denk ik dat de suggestie van de fractie van GroenLinks heel goed is om dat op de geëigende plek te bespreken. Derhalve geef ik geen steun aan het voorstel van de heer Sjoerdsma.

De heer Bisschop (SGP):
De suggestie van mevrouw Van Tongeren lijkt mij een uitstekende.

De heer Smaling (SP):
Ook de SP-fractie sluit zich graag aan bij de suggestie van mevrouw Van Tongeren.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD wil graag een apart debat hierover.

De voorzitter:
U steunt het verzoek van de heer Sjoerdsma?

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Correct.

De heer Madlener (PVV):
Geen steun.

De heer Houwers (Houwers):
Steun voor het verzoek en als dat niet kan, dan die samenvoeging.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek, mijnheer Sjoerdsma. Wel wordt met u meegedacht om dat verzoek te betrekken bij een debat dat eraan komt. Het wordt snel gepland, laat ik het zo zeggen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is teleurstellend. Ik dank wel de VVD voor de steun; die waardeer ik zeer. We zullen dit onderwerp dan maar betrekken bij het al bredere debat. Ik vind dat wel onverstandig, gezien de aard van het onderwerp. Dit gaat heel specifiek over één ding en niet over energie in brede zin. Maar goed, dan zullen we onze spreektijd daar benutten en misschien kan de voorzitter er nog wat minuten aan toevoegen om ook dit onderwerp de ruimte geven die het verdient.

De voorzitter:
Jullie hebben al acht minuten voor dat debat, maar goed.

Ik geef het woord aan mevrouw Helder namens de PVV-fractie.

Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. De politie heeft behoefte aan en recht op een goed werkend en modern ICT-systeem. De ontwikkeling daarvan zou gelijk lopen met de reorganisatie van de Nationale Politie. Er is een herijking, dus daar wordt het tempo natuurlijk op aangepast. Het loopt echter enigszins achter en daar wil ik graag een debat over voeren. Morgen hebben we een AO Politie, maar met inmiddels 23 agendapunten is dat erg vol. Wat mijn fractie betreft, vraagt dat om een apart debat.

Mevrouw Swinkels (D66):
Mevrouw Helder zegt het zelf: we hebben morgen een AO Politie. Er staan heel veel oude dingen op de agenda, maar ik denk dat het heel goed daarbij zou kunnen, omdat het anders toch helemaal onderaan de lange lijst van aangevraagde debatten komt te staan.

De voorzitter:
Dus geen steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik ben het helemaal eens met mevrouw Helder en ik deel haar zorgen. We kunnen daar morgen in het AO op grote lijnen over spreken. Ik stel verder voor om het nog lopende onderzoek naar de reorganisatie waarbij ICT wordt meegenomen, af te wachten en daarna opnieuw te kijken hoe we ermee omgaan.

Mevrouw Kooiman (SP):
Het debat van morgen is zo ontzettend kneiterovervol dat ik niet weet hoe ik al die punten over de bende bij de reorganisatie van de Nationale Politie aan de orde kan stellen. ICT is ongeveer het grootste struikelblok voor agenten, dus grote steun vanuit de SP-fractie.

De heer Recourt (PvdA):
Ik sluit me dan weer aan bij de woorden van mevrouw Tellegen.

De voorzitter:
Geen steun dus.

De heer Bisschop (SGP):
Dat geldt ook voor de SGP.

De voorzitter:
Dus geen steun. Mevrouw Helder, u kunt ook tellen, hè?

Mevrouw Helder (PVV):
Ja, maar ik dank wel de SP-fractie voor de grote steun.

De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan mevrouw Eijsink namens de commissie voor Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Eijsink (PvdA):
Voorzitter. Morgenochtend zal het debat over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS plaatsvinden in een AO van 09.00 uur tot 13.00 uur. Ik verzoek om een plenaire afronding in eerste termijn, waarin moties kunnen worden ingediend, en een tweede termijn, zo u wilt, waarin een oordeel kan worden gegeven over deze missie.

De voorzitter:
Daar zal ik zeker rekening mee houden.

Ik geef het woord aan de heer Grashoff, die mevrouw Van Tongeren vervangt.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn fractie heeft een debat aangevraagd over reacties in het land op de opvang van vluchtelingen. Ik verzoek dat debat toe te voegen aan het debat aanstaande donderdag over de instroom van asielzoekers.

De heer Azmani (VVD):
Dat verzoek wil ik graag steunen.

De voorzitter:
Dat dacht ik al.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Steun.

De heer Sjoerdsma (D66):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Dat geldt ook voor de SGP.

De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):
Steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Het debat gaan we dus toevoegen aan het debat van aanstaande donderdag.

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 15.51 uur tot 16.30 uur geschorst.

Voorzitter: Van Veldhoven

Leven Lang Leren

Leven Lang Leren

Aan de orde is het VAO Leven Lang Leren (AO d.d. 27/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet beide bewindspersonen van harte welkom, net als de woordvoerders.

Mevrouw Lucas (VVD):
Voorzitter. Ik dien een flink aantal moties in, dus begin ze gelijk op te lezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsmarkt dynamischer wordt en daarom flexibel beroepsonderwijs nodig is dat maatwerk kan leveren, juist ook voor de volwassen leerling, en dat het private aanbod daarbij een goede aanvulling kan zijn op het bekostigd aanbod;

overwegende dat in het hoger onderwijs om diezelfde reden besloten is om pilots vraagfinanciering te starten, maar dat de totstandkoming van die pilots een lange aanlooptijd kent;

constaterende dat het juist op mbo-niveau belangrijk is dat werkenden zich blijven scholen en vraagfinanciering ook hier een stimulans voor deelname aan onderwijs kan betekenen;

overwegende dat uit de casus De Vries Makkum is gebleken dat experimenten met vraagfinanciering binnen bestaande wet- en regelgeving niet mogelijk lijken;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze ook in het mbo geëxperimenteerd kan worden met vraagfinanciering om zo het leven lang leren te versterken, en de Kamer hierover voor Prinsjesdag 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat innovatie in het mbo door het starten van vernieuwende onderwijsinstellingen wordt bemoeilijk doordat de procedure om een BRIN-nummer te krijgen bijzonder ingewikkeld is;

overwegende dat de regering heeft besloten een wetstraject in gang te zetten dat beoogt om het starten van een nieuwe school in het funderend onderwijs makkelijker te maken;

constaterende dat juist ook in het mbo dringend behoefte is aan een breder en passender onderwijsaanbod voor werkenden, door ontwikkelingen zoals robotisering;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de aanvraagprocedure voor het verkrijgen van een BRIN-nummer zodanig vereenvoudigd kan worden dat nieuwe initiatieven in het mbo worden gestimuleerd, en de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren voor Prinsjesdag 2016,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat continue scholing van werkenden van groot belang is voor een duurzame inzetbaarheid van werknemers en een betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, en daarmee voor de werkloosheid;

constaterende dat de bestaande scholingsinfrastructuur voor werkenden sterk sectoraal is vormgegeven, dat hierdoor de intersectorale arbeidsmobiliteit laag is en grote groepen werkenden geen aanspraak kunnen maken op middelen uit deze opleidings- en ontwikkelingsfondsen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe een nationaal scholingsfonds, waar alle werkenden gebruik van zouden kunnen maken, vorm zou kunnen worden gegeven, en de Kamer uiterlijk Prinsjesdag 2016 hiervoor verschillende beleidsopties te schetsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de Kamer is afgesproken dat er experimenten met vraagfinanciering komen voor zowel de sectoren techniek en ICT als de sectoren zorg en welzijn;

constaterende dat vooralsnog alleen in de sectoren techniek en ICT voldoende animo is voor de experimenten;

overwegende dat om een goed beeld te krijgen of vraagfinanciering inderdaad leidt tot meer deelname aan en maatwerk voor deeltijdopleidingen, een breed experiment nodig is;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat ook het experiment in de sectoren zorg en welzijn snel van de grond komt, en de Kamer hierover uiterlijk Prinsjesdag 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lucas en Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met de OESO een skills strategy start die bouwstenen kan bieden voor een langetermijnagenda gericht op het versterken van de kwaliteit van de beroepsbevolking;

constaterende dat de OESO van mening is dat de Nederlandse loonflexibiliteit een negatieve werking heeft op de mate waarin werkgevers en werkenden elkaar vinden op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering om in samenwerking met de OESO te onderzoeken wat de invloed van Nederlandse loonflexibiliteit is op een leven lang leren en de skills strategy mede op deze conclusie te baseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (30012).

We hebben allemaal vol bewondering geluisterd naar uw voorleessnelheid. Nu gaan we luisteren naar de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Ik dien maar drie moties in, dus kan dat iets langzamer doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijs in belangrijke mate eraan bijdraagt dat mensen van alle leeftijden aansluiting hebben en houden op de arbeidsmarkt;

overwegende dat dit mede kan bijdragen aan een oplossing voor de hoge (langdurige) werkloosheid onder 45-plussers;

verzoekt de regering, te komen met een visie op onderwijs aan volwassenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderwijs in belangrijke mate eraan bijdraagt dat mensen van alle leeftijden aansluiting hebben en houden op de arbeidsmarkt;

overwegende dat het daarbij van belang is om stimulerende maatregelen te treffen;

overwegende dat de validering van Erkenning Verworven Competenties (EVC's) van groot belang is voor de loopbaanontwikkeling en de inzet van scholingstrajecten voor volwassenen;

verzoekt de regering, het schrappen van de fiscale aftrek voor de kosten van een EVC-traject te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de SER in zijn advies Leren in de toekomst heeft aangegeven dat oudere werknemers en laagopgeleiden minder deelnemen aan scholingsactiviteiten dan jongere werknemers;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen over de wijze waarop bewerkstelligd kan worden dat alle werkenden evenredig deelnemen aan scholingsactiviteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (30012).

Abusievelijk heb ik net de heer Van Weyenberg overgeslagen. Ik geef hem nu het woord.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Van een partijgenoot moet je het maar hebben, zullen we maar zeggen. Maar het is wel mooi, want na de vijf en drie moties van zojuist dien ik er nu één in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer reeds in 2011 de regering heeft gevraagd te streven naar meer mogelijkheden om O&O-fondsen te gebruiken voor intersectorale scholing;

overwegende dat er ook in het sociaal akkoord afgesproken is dat de sociale partners zorgdragen voor meer intersectorale scholingsmogelijkheden en scholing voor flexwerkers en zzp'ers;

overwegende dat in het kader van het Techniekpact is afgesproken dat O&O-fondsen in de techniek voor de zomer barrières voor intersectorale mobiliteit wegnemen;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke O&O-fondsen geen afspraken hebben gemaakt over intersectorale scholing, en de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag 2016 te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek en dan voorstellen te doen voor maatregelen om deze afspraken te versterken, zoals het niet algemeen verbindend verklaren van O&O-fondsen zonder afspraken over intersectorale scholing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (30012).

De heer Van Weyenberg (D66):
Mocht u nu denken dat deze motie u bekend voorkomt en dat we daar vanmiddag al over hebben gestemd, dan hebt u dat heel scherp gezien. Eén partij heeft toen echter abusievelijk niet voor de motie gestemd en die kans zou ik haar natuurlijk heel graag nogmaals willen geven.

De voorzitter:
We zullen volgende week zien waar dat toe leidt.

De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Ik dien ook één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de huidige regeling mensen van 56 jaar en ouder geen gebruik mogen maken van het levenlanglerenkrediet;

constaterende dat een leven lang leren in deze regeling dus niet een leven lang leren betekent;

overwegende dat in het rapport van Rinnooy Kan "Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen" 55 jaar enkel als voorbeeldleeftijd is aangegeven en slechts om budgettaire redenen is vastgelegd;

overwegende dat in alle geledingen van de samenleving op- en bijscholing van vitaal belang is om mensen zich te laten ontplooien en dat dit onafhankelijk van een leeftijd moet kunnen;

verzoekt de regering, de regeling levenlanglerenkrediet budgettair-neutraal ook voor mensen van 56 jaar en ouder beschikbaar te stellen, zodat de financiële stimulering om gedurende het gehele leven te leren leeftijdsonafhankelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (30012).

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat erkenning van Erkenning Verworven Competenties (EVC) door middel van certificaten en de daarbij behorende vrijstellingen binnen onderwijstrajecten een leven lang leren kan stimuleren, doordat trajecten korter en relevanter worden voor werkenden;

overwegende dat er ongeveer 70 EVC-aanbieders zijn die EVC's mogen uitgeven en landelijk door DUO staan geregistreerd in het EVC-register, waarmee een onafhankelijke toetsing is gewaarborgd;

constaterende dat erkende EVC's niet bij alle onderwijsinstellingen leiden tot vrijstellingen voor de betreffende vakken, omdat examencommissies in het mbo en hbo bang zijn voor een negatief oordeel van de inspectie, waardoor liever wordt vastgehouden aan het standaardonderwijsprogramma;

overwegende dat in de pilotprojecten ECVET ervaring is opgedaan met een betere samenwerking tussen examencommissies, inspectie en erkenning van eerder verworven competenties;

verzoekt de regering, de inspectie, EVC-aanbieders en examencommissies van onderwijsinstellingen op basis van de pilots afspraken te laten maken over een betere onderlinge afstemming, zodat erkende EVC's ook daadwerkelijk gaan leiden tot vrijstellingen voor de betreffende vakken, en de Kamer voor de begroting 2017 te informeren over de gemaakte afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Lucas. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (30012).

Er is een elftal moties ingediend. Aangezien de moties in zeer hoog tempo zijn ingediend, neem ik aan dat de bewindslieden een aantal minuten nodig hebben om hun beantwoording voor te bereiden. Derhalve schors ik de vergadering tot 16.50 uur. Ik hoop dat we dan in dezelfde sneltreinvaart de moties beantwoord kunnen krijgen, omdat er daarna weer een volgend VAO op de rol staat.

De vergadering wordt van 16.42 uur tot 16.50 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Bussemaker:
Voorzitter. Ik loop de moties op mijn terrein langs, te beginnen met de motie-Lucas/Rog op stuk nr. 56, waarin de regering wordt verzocht om ook in het mbo te experimenteren met vraagfinanciering. Ik ontraad deze motie. Ik wil eerst even vaststellen dat ons mbo-onderwijs er echt goed voor staat en dat men uit veel landen ook naar Nederland komt om te kijken hoe je goed beroepsonderwijs kunt geven dat aansluit bij de arbeidsmarkt, voor jongeren, maar ook voor ouderen. Ik ben het dan ook eens met de indieners dat voor aantrekkelijk mbo-onderwijs voor volwassenen het aanbod van niet-bekostigde instellingen in het mbo een goede aanvulling is op het aanbod van het bekostigde mbo-onderwijs. Dat maakt ons stelsel ook specifiek.

Ik ben echter van mening dat wij in het mbo al meer dan genoeg ruimte hebben voor maatwerktrajecten voor volwassenen, anders dan in het hbo vooral. Het mbo kent de beroepsbegeleidende leerweg, de bbl, en kent daarmee een duale vorm van beroepsonderwijs. Daarbij is de vrager aan zet en niet de instelling. Wij hebben daarnaast het bekostigde en het niet-bekostigde onderwijs, die elk een eigen doelgroep bedienen. Wij hebben in het niet-bekostigde onderwijs ook de derde leerweg, die heel veel ruimte biedt voor maatwerk. Vanaf 2016/2017 voeren wij certificaten in, waarbij volwassenen in het niet-bekostigde onderwijs delen van mbo-opleidingen kunnen volgen die afgesloten worden met een certificaat. Ook dat is dus al een nieuw traject. Ik ben in overleg met De Vries Makkum en ROC Friese Poort over de pilot die ik aan mevrouw Lucas heb toegezegd. Ik ben daar gisteren toevallig nog geweest. Dat was een zeer interessant werkbezoek. Ik denk dat mevrouw Lucas dat kan bevestigen, want ik heb haar daar gisteren ook nog gezien. Ik ben dus gemotiveerd om daaraan te werken, maar ik stel vast dat alles bij elkaar er al veel mogelijk is qua opleidingsaanbod voor volwassenen in het mbo. Ik zie geen aanleiding om daar nu al bovenop een extra maatregel te treffen. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Lucas (VVD):
Natuurlijk is er al heel erg veel mogelijk. Maar wat wij juist in het hoger onderwijs door de commissie-Rinnooy Kan hebben gezien, is dat de vraag naar scholing enorm zou kunnen toenemen als je vraagfinanciering invoert. In het debat is door de minister zelf aangegeven dat juist in het mbo de vraag nog wel wat omhoog kan voor mensen die zich bij- en nascholen. Zij maakt wat mij betreft niet duidelijk waarom het experiment niet ook verbreed zou moeten worden naar het mbo, dus ik handhaaf mijn motie.

Minister Bussemaker:
Laat ik dan nog vaststellen dat bij het hbo het experiment vraagfinanciering heel veel voeten in de aarde heeft en dat dit niet gemakkelijk van de grond komt. Ik wil eerst weten wat het effect daarvan is, voordat ik dat experiment ga overplaatsen naar het mbo, terwijl wij in het mbo juist al zo veel nieuwe dingen aan het invoeren zijn waarvan ik ook wil weten wat het effect is. Ik handhaaf daarom mijn oordeel en ontraad deze motie.

De motie-Lucas op stuk nr. 57 gaat over het aanvragen van een BRIN-nummer. Ook deze motie ontraad ik. Ik weet dat het een grote wens is van mevrouw Lucas. Zij heeft hierover onlangs Kamervragen ingediend, die ik binnenkort zal beantwoorden. Ik merk wel op dat het bij het verkrijgen van een BRIN-nummer om een administratieve procedure gaat en niet zozeer om een inhoudelijk doel. Het gaat om registratienummers die DUO hanteert in het administratieve verkeer met instellingen en scholen. Instellingen krijgen een dergelijk nummer als zij voor bekostiging in aanmerking komen of, in geval van niet-bekostigde instellingen, als zij een diploma-erkenning krijgen voor een mbo-opleiding. Voor het stimuleren van innovatie is zo'n administratieve handeling in zichzelf niet zinvol, want daar hebben wij andere maatregelen voor. Ik verwijs kortheidshalve naar mijn brief over responsief mbo van september 2014. Ik ben niet volledig, maar ik noem daarin een aantal maatregelen: cross-overopleidingen die wij mogelijk gaan maken, gecombineerde leerweg, bol/bbl en de invoering van het keuzedelen in het mbo.

Mevrouw Lucas (VVD):
In deze motie wordt de regering gevraagd om te onderzoeken of de aanvraagprocedure voor het verkrijgen van een BRIN-nummer vereenvoudigd kan worden. Het lijkt mij eigenlijk altijd een goed idee om te bekijken of procedures verder vereenvoudigd kunnen worden, helemaal als er signalen zijn dat het echt ontzettend lastig is om zo'n BRIN-nummer te verkrijgen. Dat is onder andere het probleem bij De Vries Makkum, waar de minister en ik geweest zijn. Dat is eigenlijk al een school; er wordt goed onderwijs gegeven; het is het leerbedrijf van het jaar. En toch is het aanvragen van een BRIN-nummer een soort onoverkomelijke hobbel die De Vries Makkum in de weg staat om een échte school te worden. Het lijkt mij heel raar dat de minister deze motie ontraadt, terwijl er gevraagd wordt om te onderzoeken of het vereenvoudigd kan worden.

Minister Bussemaker:
Er wordt niet alleen om een onderzoek naar vereenvoudiging gevraagd. Er wordt ook gevraagd om het stimuleren van nieuwe initiatieven in het mbo. En dat raakt aan een heel principiële discussie waarin mevrouw Lucas en ik het niet eens zijn. Het is de vraag of je een gesloten stelsel moet hebben waarin nieuwe instellingen alleen bij wet voor bekostiging in aanmerking komen, of een open bestel, waarin iedereen privaat een school kan beginnen en vervolgens tegen de overheid kan zeggen: nu wil ik graag een administratief nummer en geld van u. Ik ben van mening dat dat in het mbo niet wenselijk is en dat wij daar zeer zorgvuldig mee moeten omgaan. Van De Vries Makkum weet ik dat er een probleem is, niet alleen met een BRIN-nummer, maar ook met de kosten die gemaakt worden. Ik heb al eerder toegezegd — gisteren heb ik daar toevallig over gesproken met De Vries Makkum — dat wij gaan bekijken hoe wij het bedrijf kunnen ondersteunen om het bij die onderwijstaak makkelijker te maken. Maar ik zie de oplossing daarvoor niet in een BRIN-nummer. Nogmaals, het is een administratieve procedure en geen doel in zichzelf.

Mevrouw Lucas (VVD):
Voor alle duidelijkheid: het gaat niet over het opnemen in het bekostigde bestel, het gaat over het kunnen afgeven van erkende diploma's. Als dat het probleem is, dan zal ik de motie in die zin wijzigen.

Minister Bussemaker:
Ik zal die gewijzigde motie bekijken, maar ook dan ben ik geneigd om te zeggen dat ik het meeneem in de pilot bij De Vries Makkum. Ik zie nog niet dat het in algemene zin voor bedrijven die een bedrijfsschool hebben, in alle opzichten wenselijk is om een BRIN-aanvraag te doen. Als dit onderdeel eruit wordt gehaald, dan komt mevrouw Lucas met haar motie dichter bij een positief oordeel. Ik stel overigens vast dat in een van de overwegingen van de motie een vergelijking wordt gemaakt met het starten van een nieuwe school in het funderend onderwijs. Die vergelijking vind ik niet zo steekhoudend. Laten wij even kijken naar het voortgezet onderwijs. Daar hebben wij zes soorten opleidingen. Voor die school is er dan een BRIN-nummer. Bij het mbo gaat het om 600 opleidingen. Daarmee komen wij bij de vraag hoeveel scholen wij willen hebben en wanneer dat nog doelmatig is. Publieke middelen moeten niet onbedoeld verkwist worden. Dat wilde ik mevrouw Lucas ook nog even meegeven als onderdeel van mijn uiteindelijke oordeel, maar ik zie de gewijzigde motie tegemoet. Zo nodig zal ik erop reageren.

Ik kom op de motie op stuk nr. 59 van de leden Lucas en Klein.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 58.

Minister Bussemaker:
Nee, die zal collega Asscher behandelen. Ook de motie op stuk nr. 59 moet ik ontraden, hoewel ik het helemaal met de indieners eens ben dat het wenselijk is dat wij ook in de zorg een experiment met vraagfinanciering snel van de grond krijgen. In het dictum wordt mij gevraagd de Kamer uiterlijk voor Prinsjesdag 2016 te informeren over de manier waarop het experiment van de grond komt. Ik heb al gezegd dat ik graag bereid ben om de Kamer met Prinsjesdag over de stand van zaken te informeren. In die zin is de motie naar mijn idee overbodig. Als ik de motie zo moet begrijpen dat ik al op Prinsjesdag precies moet informeren hoe de experimenten vraagfinanciering in de sectoren zorg en welzijn eruit gaan zien, dan moet ik haar ontraden, want dat acht ik niet mogelijk. We gaan nu een regisseur aanstellen, die de verbindende schakel zal vormen tussen hogescholen, brancheorganisaties en lokale werkgevers. Die zullen dan de experimenten samen van de grond moeten trekken zodat ze in 2017 van start kunnen gaan. Daarover kan ik de Kamer in februari 2017 informeren.

De voorzitter:
Mevrouw Lucas, als u vijf moties indient, kunt u niet over elke motie twee vragen stellen. Dat begrijpt u?

Mevrouw Lucas (VVD):
Ja, ik zal de motie kort duiden. We hebben de toezeggingen bekeken. Die zijn niet geheel duidelijk op dit punt. Daarom diende ik deze motie in. De minister mag haar zo lezen dat ze ons voor Prinsjesdag over de voortgang van het experiment informeert.

Minister Bussemaker:
Ik dacht dat ik dat had toegezegd. Als ik dat niet heb gedaan, dan is het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Over de motie-Lucas op stuk nr. 60 laat ik het oordeel aan de Kamer. Daarin wordt de regering verzocht om de OESO te vragen wat de invloed van Nederlandse loonflexibiliteit is op een leven lang leren en de skill strategy daarin mee te nemen. We zijn inderdaad bezig met het ontwikkelen van een national skill strategy, samen met de SER en onder begeleiding van de OESO. Daar worden verschillende bijeenkomsten voor georganiseerd. Ik vertrouw erop dat we bij dit open en gezamenlijk proces van die skill strategy tot een gedeeld inzicht en begrip zullen komen waar de belangrijkste uitdagingen voor Nederland zullen liggen. Daarbij kan het goed zijn dat loonflexibiliteit in die open dialoog naar voren komt. Ik ben bereid om het verzoek om dit mee te nemen over te brengen op de betrokkenen.

De motie-Krol op stuk nr. 61, waarin de regering wordt verzocht om te komen met een visie op onderwijs aan volwassenen, ontraad ik.

De voorzitter:
Even voor de duidelijkheid: het oordeel over de motie-Lucas op stuk nr. 60 laat de minister aan de Kamer. Dat had zij in de eerste zinnen gezegd.

Minister Bussemaker:
Dat klopt. De motie-Krol op stuk nr. 61 ontraad ik. Met de brief over Leven Lang Leren hebben we al een visie op Leven Lang Leren. Over volwasseneducatie is ook in de begroting van OCW het nodige te vinden, uitgezonderd de middelen. Die zijn gedecentraliseerd. Tijdens het algemeen overleg hebben we het daar ook met de heer Krol over gehad. Ik zou die middelen niet weer terug willen halen naar het nationale niveau. We hebben veel ondersteuningsmaatregelen, zoals het levenlanglerenkrediet en andere maatregelen. Een nieuwe visie, naast alles wat we al hebben, lijkt me onwenselijk. Ik ontraad de motie dus.

De motie-Krol op stuk nr. 62 over het schrappen van de fiscale aftrek voor de kosten van een EVC-traject overgang, ontraad ik. We zitten namelijk in de overgang naar een nieuw systeem van validering. Daarin wordt de beleidsregel EVC inderdaad afgebouwd. Daarmee komt de juridische grondslag voor de fiscale aftrekbaarheid van EVC te vervallen, maar dat wil niet per se zeggen dat de fiscale aftrekbaarheid definitief van de baan is, want we zitten in een proces van heroverweging. Of de fiscale aftrekbaarheid van EVC blijft voortbestaan op basis van die nieuwe grondslag, is afhankelijk van de resultaten van de verkenning rond de scholingsaftrek die dit jaar wordt uitgevoerd. Ik vind deze motie voorbarig en ontraad haar daarom.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Krol overweegt om de motie aan te houden.

De heer Krol (50PLUS):
Ik snap het niet. Ik begrijp nu dat de minister in feite zegt dat ze het gaat heroverwegen bij de nieuwe gang van zaken. Dan is er toch niets op tegen om het oordeel over deze motie aan de Kamer te laten?

Minister Bussemaker:
Hier staat alleen "om de kosten van een EVC-traject te heroverwegen". Ik vind niet dat het middel voorop moet staan, maar de inhoud en het doel. Dus ik wil het niet als doel. Ik wil vooral kijken hoe we een nieuwe regel vorm kunnen geven om een leven lang leren te stimuleren en vervolgens is de vraag welk beleidsinstrumentarium daar dan bij hoort. We hebben nu geconstateerd dat die beleidsregel wordt afgebouwd. Er zijn dus ook veel redenen te geven om hem inderdaad af te bouwen. Ik zou valse verwachtingen scheppen als ik het oordeel aan de Kamer zou laten. Dan zouden we het signaal afgeven dat we hem niet afbouwen en alternatieven wellicht niet goed zouden overwegen.

Dan kom ik bij de motie van het lid Klein op stuk nr. 65 over het levenlanglerenkrediet. Daar kan ik kort over zijn. Ik ontraad deze motie. We hebben hierover uitgebreid gesproken bij de Wet studievoorschot, we hebben er vorig jaar bij de begrotingsbehandeling over gesproken en bij het VAO Leven Lang Leren van vorig jaar. Het gaat eigenlijk steeds om hetzelfde, namelijk om het levenlanglerenkrediet ook beschikbaar te maken voor mensen boven de 55. Ik heb toen al aangegeven dat we het advies van de commissie-Rinnoy Kan volgen, om wel een leeftijdsgrens in te stellen. Ik sluit niet uit dat die leeftijdsgrens ooit kan veranderen, maar dat heeft ook budgettaire consequenties. Ik ontraad deze motie, om dezelfde redenen als eerder aangegeven.

De heer Klein (Klein):
Natuurlijk, de argumenten zijn al vaker gewisseld. In het AO hebben wij het er ook over gehad. De laatste zin van de minister is dan ook terecht: het heeft ook budgettaire consequenties. Vandaar dat in de motie expliciet het verzoek om verlenging is opgenomen. De uitwerking daarvan is uiteraard aan de regering. Zij wordt verzocht om dat budgettair neutraal te doen. Het gaat vooral om het principe. Het kan in principe niet zo zijn dat iemand boven de 56 geen levenlanglerenkrediet meer kan krijgen om zich verder te gaan ontwikkelen en te ontplooien. Dat is het uitgangspunt. Ik begrijp het financiële argument van de minister, maar vandaar dat expliciet in de motie staat dat we het budgettair neutraal gaan uitvoeren.

Minister Bussemaker:
Ja, maar dat kan ik niet. We hebben daar al heel vaak over gesproken. Ik kan de Kamer één ding verzekeren: dit kost geld. Ik zou willen dat de Kamer mij moties meegaf waarin zij mij verzoekt om ze budgetneutraal uit te voeren en dat ze daarmee dan ook budgetneutraal zijn. Dat zou mij enorm helpen, maar dat toverstokje heb ik vooralsnog niet gevonden.

De heer Klein (Klein):
Als de Kamer dat aan de minister vraagt, dan komt de minister toch met een keurige reactie daarop? Dan zegt zij toch: dit zijn de financiële consequenties van de wens van de Kamer om te komen tot een levenlanglerenkrediet die budgettair neutraal is en leeftijdsonafhankelijk? Dan kan de Kamer daar op dat moment een oordeel over geven.

Minister Bussemaker:
Wij hebben die consequenties al eerder met elkaar besproken. We hebben al besproken wat de kosten zijn, gewoon in eerste termijn. Er moet structureel 5 miljoen bij voor een verhoging naar 60 jaar en daar bovenop neemt ook nog eens de staatsschuld toe. Dat telt allemaal op en dat vind ik nu onverantwoord. Als de heer Klein dat wil, dan moet hij maar aangeven waar ik die middelen vandaan moet halen. Dat lijkt mij nog steeds een goed gebruik.

Het oordeel over de motie-Jadnanansing en Lucas op stuk nr. 66 laat ik aan de Kamer. In die motie word ik gevraagd om de inspectie, EVC-aanbieders en de examencommissies van onderwijsinstellingen te verzoeken om erkende EVC's ook daadwerkelijk te laten leiden tot vrijstellingen. Begin januari dit jaar is het nieuwe systeem van validering in werking getreden. Dat systeem kent twee routes, de arbeidsmarktroute en de onderwijsroute. Daar kunnen vrijstellingen in voorkomen. Dat is een taak van de examencommissies en wij zijn daar op zich al mee bezig. Ik begrijp de motie wel zo — en dat is dan nieuw — dat we het pleidooi voor het maken van afspraken over onderlinge afstemming tussen examencommissies, EVC-aanbieders en ook de inspectie nog een keer extra benadrukken om ervoor te zorgen dat bij deze routes de EVC's goed geborgd worden, zodat dat de toekenning van de ene niet later weer tot de afwijzing van een andere kan leiden. In het mbo kan dat door OCW, NVAO en de inspectie worden ondersteund met het Servicepunt examinering mbo en in het hoger onderwijs vanuit de pilots flexibilisering. Dus de motie op stuk nr. 66: oordeel Kamer.

Voorzitter. Dat waren de moties die ik zou behandelen.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan staan nog de moties op de stukken nrs. 58, 63 en 64 open voor behandeling door minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Asscher:
Voorzitter. Voor de motie op stuk nr. 58 geldt dat ik heb gezegd dat we een reeks onderwerpen onderzoeken, ook naar aanleiding van de motie-Van Weyenberg, over hetzelfde onderwerp: brug-WW, scholingspremie, kortom alles rondom middelen om iedereen te laten leren, wat ook het doel is van deze motie. Als ik de motie zo mag uitleggen dat de Kamer hiermee niet bedoelt dat het per se dit middel zou moeten zijn, maar dat dit middel moet worden meegenomen in het onderzoek, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Dan past het namelijk in het onderzoek dat wij dit voorjaar nog willen doen. Is er echter een voorsorteerwens, dan zou ik ertegen moeten zijn, want dat is niet verstandig. Misschien zijn er andere, effectievere middelen. Maar ik zag aan de lichaamstaal ...

De voorzitter:
Precies. Aan de non-verbale communicatie zagen wij dat de motie zo geïnterpreteerd mag worden.

Minister Asscher:
Dan laat ik het oordeel over deze motie, aldus geïnterpreteerd, aan de Kamer.

In de motie-Krol op stuk nr. 63 wordt de regering verzocht om te komen met voorstellen over de wijze waarop bewerkstelligd kan worden dat alle werkenden evenredig deelnemen aan scholingsactiviteiten. Dat is mijn streven. Vandaar de scholingsvouchers voor alle leeftijden, vandaar de brug-WW en vandaar een reeks nieuwe maatregelen en de aangekondigde plannen. Met andere woorden, ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat ook het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan kom ik toe aan de motie op stuk nr. 64, die blijkbaar al verworpen is en nu opnieuw wordt ingediend. Dat is heel bijzonder.

De voorzitter:
Het komt vaker voor dan u denkt. Ik denk even aan de stemmingslijst van vandaag.

Minister Asscher:
Ongetwijfeld. Ik vind heel veel dingen bijzonder die dat helemaal niet blijken te zijn. In dit geval is de motie aanzienlijk aangepast ten opzichte van het debat dat wij met elkaar voerden over de cao. Dat stel ik op prijs. De motie spreekt over het doen van een onderzoek. Er wordt gerept van het mogelijk onderzoeken, om dan eventueel bijvoorbeeld selectief te gaan avv'en. Gezien dat laatste element in de motie ben ik er nog steeds tegen en zou ik haar willen ontraden. Ik realiseer me echter dat de kans bestaat dat de Kamer dit advies niet opvolgt; ik heb goed geluisterd naar de heer Van Weyenberg. Maar het lijkt me wel zo elegant om namens het kabinet dit advies te geven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag. Over enkele ogenblikken gaan wij verder met het VAO Cybersecurity.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Cybersecurity

Cybersecurity

Aan de orde is het VAO Cybersecurity (AO d.d. 20/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de leden van harte welkom, evenals de staatssecretaris. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Van Meenen namens de fractie van D66.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. De heer Verhoeven zou hier normaal gesproken staan, maar hij is helaas verhinderd. Nu valt mij deze buitengewone eer te beurt.

Ik mag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afgelopen decennia tientallen databestanden van verschillende ministeries en andere organisaties gekoppeld zijn zonder toetsing op het gebied van cybersecurity;

overwegende dat dit grote aantal gekoppelde databestanden een cybersecurityrisico kan zijn en daarmee de privacy van mensen in gevaar kan brengen;

verzoekt de regering, alle gekoppelde databestanden kritisch tegen het licht te houden op het gebied van cybersecurity, en indien nodig het aantal gekoppelde databestanden terug te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 386 (26643).

Ook mevrouw Gesthuizen wordt vandaag vervangen, en wel door de heer Van Nispen. Hij zal nu de inbreng namens de SP doen.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. U zei het al: ik dien deze motie in namens mijn collega Gesthuizen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voormalig minister van Veiligheid en Justitie heeft gesteld dat het mogelijk is om onder bepaalde omstandigheden op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering op afstand een computersysteem te betreden;

constaterende dat bij de invoering van de bevoegdheid om een plaats te doorzoeken echter nooit is gesproken over het op afstand binnendringen van computers en dat, indien voor een dergelijk handelen een wettelijke grondslag zal worden gecreëerd, dit in de eerste plaats iets is waarover de Kamer zich zal moeten uitspreken;

verzoekt de regering, te garanderen dat politie en justitie in ieder geval niet overgaan tot het op afstand heimelijk binnendringen van een geautomatiseerd werk zolang de wet computercriminaliteit III niet door de Kamer is behandeld en zij zich hierover heeft kunnen uitspreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 387 (26643).

Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Vorige week vrijdag stond er nog een groot artikel in Het Financieele Dagblad met als titel De ondraaglijke complexiteit van software. Ook in dit artikel wordt weer heel duidelijk dat storingen door softwarefouten steeds vaker voorkomen. Daarmee neemt het risico op beveiligingslekken in digitale systemen, ook binnen onze vitale infrastructuur, toe. Legacy, het Engelse woord voor verouderde ICT-systemen, moet dan ook bijtijds worden vervangen om die risico's te minimaliseren. Ik heb hier tijdens het AO aandacht voor gevraagd. Ik wil de staatssecretaris met de volgende motie aansporen op het gebied van het vervangen van oude ICT-systemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Cybersecuritybeeld Nederland 5 aangeeft dat de beschikbaarheid van digitale systemen steeds belangrijker wordt omdat belangrijke maatschappelijke processen hiervan afhankelijk zijn en analoge alternatieven steeds vaker ontbreken;

constaterende dat legacy bestaat uit ICT-systemen met verouderde software en hardware met een verhoogd risico op beveiligingslekken, waardoor het risico op hacks en storingen toeneemt en digitale systemen kwetsbaar worden;

overwegende dat binnen de Nederlandse vitale infrastructuur en diensten digitale systemen met legacy worden gebruikt en dit onnodig risico oplevert voor belangrijke maatschappelijke processen en daarmee voor de nationale veiligheid, mede door koppeling van verschillende vitale infrastructuren en ketenafhankelijkheden;

van mening dat legacy in de Nederlandse vitale infrastructuur, bij zowel de overheid als vitale sectoren, zo spoedig mogelijk moet worden vervangen en dat de rijksoverheid hierin een voorbeeldfunctie heeft;

verzoekt de regering, de legacyproblematiek actief, zowel binnen de rijksoverheid als binnen de vitale sectoren, tegen te gaan en daarbij dit punt in de toegezegde doorontwikkeling van de nationale cybersecuritystrategie te betrekken;

verzoekt de regering tevens om dit punt actief op te pakken in het kader van de implementatie van de NIB-richtlijn in het kader van sectorale zorgplichten op het gebied van digitale veiligheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 388 (26643).

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer. Wij wachten even tot ook de laatste motie is rondgedeeld.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Ik ga eerst in op de motie van de heer Van Meenen, op stuk nr. 386. Die gaat over de gekoppelde databestanden. We hebben natuurlijk een inventarisatie van die bestanden gemaakt. Nou snap ik dat er een vervolgvraag is op dit punt, maar ik vind het een beetje een aparte focus. We checken alle systemen waarvoor we verantwoordelijk zijn. Daarvoor zijn we sowieso verantwoordelijk, gezien vanuit het cybersecuritybeleid. We moeten daarbij vooral ook naar de kwetsbaarheden kijken. Ik vind het geen goed idee om nu een aparte "zijtak" te maken waarbij koppelingen worden bekeken. Het bekijken van de koppelingen vormt gewoon een integraal onderdeel van het bezien van de integrale veiligheid van de systemen. Ze worden bekeken op kwetsbaarheden. Wat mevrouw Tellegen in haar motie aangeeft, is daar ook een aspect van; daarop zal ik zo terugkomen. Al die aspecten nemen we in het reguliere beleid mee. Daarbij horen dus ook de gekoppelde bestanden. Ik vind het geen goed idee om de koppeling zelf weer op cybersecurity te gaan controleren. Dat is namelijk al onderdeel van bestaand beleid. Ik zie niet wat een soort speciale doorlichting gericht op die gekoppelde databestanden zou toevoegen aan de cybersecurity en aan ons beleid in brede zin. Daarom ontraad ik deze motie.

Ik heb de indruk dat er bij de motie op stuk nr. 387, die is ingediend door de heer Van Nispen, sprake is van wat misverstand. Je kunt dit op twee manieren opvatten. Er is enerzijds sprake van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering, en van wat er in het verleden al is gebeurd. Er wordt nu om een moratorium gevraagd. Anderzijds is er echter wat het wetsvoorstel Computercriminaliteit III geeft. Dat gaat over iets anders. In het wetsvoorstel komt een bevoegdheid, onder strikte voorwaarden, te staan om van een afstand — plat gezegd: vanuit het politiebureau — in een systeem te komen. We zullen het daar nog uitgebreid over hebben. Onder artikel 125i is het volgende al toegestaan. Er is een computer van iemand, je bent daar fysiek bij en je gaat die computer onderzoeken. Dat doe je natuurlijk niet zomaar; daarvoor heb je toestemming gekregen. Daarbij kunnen zaken worden aangetroffen, bijvoorbeeld — ik maak het even heel beeldend — een link naar iets in de cloud. Technisch gezien ben je dan vanaf die computer al op afstand in een andere computer bezig. Die bevoegdheid is dus echter heel beperkt. Die begint met het fysiek aanwezig zijn van een systeem van een verdachte. Dat is dus iets wezenlijk anders dan de wettelijke grondslag waar het wetsvoorstel Computercriminaliteit III in voorziet. We hebben hier dus niet te maken met een situatie die zich al een keer heeft voorgedaan en waarvoor een grondslag eigenlijk ontbreekt, maar met twee verschillende feitelijke situaties. Voor het een bestaat gewoon een wettelijke grondslag. Het wetsvoorstel ziet op iets nieuws en op iets anders, dus buiten de huidige praktijk.

De heer Van Nispen (SP):
Als er sprake is van een misverstand, zou dat alleen maar goed zijn. Toch wordt ook door deskundigen betwijfeld of die wettelijke grondslag er wel is. Ik wil ook wijzen op een antwoord van toenmalig minister Opstelten op Kamervragen. Daarin schrijft hij met nadruk het volgende. "Voorts is het onder bepaalde omstandigheden op basis van artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering op basis van een machtiging van de rechter-commissaris mogelijk om op afstand een computersysteem te betreden met als uitsluitende doel de computer te doorzoeken op vooraf bepaalde gegevensbestanden en deze zo nodig in beslag te nemen door ze vast te leggen." Dat lijkt toch wel erg veel op wat de staatssecretaris zojuist zei. Dit is dus al gebeurd. En er wordt dus door deskundigen gezegd dat de wettelijke basis ervoor ontbreekt.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Nog los van hoe dit eerder is geformuleerd, zeg ik dat er in de casus waarin dit gebeurde, sprake was van een systeem van de verdachte waarop een link werd aangetroffen. Via die link kon toegang worden verkregen tot versleutelde bestanden van die persoon. Het ging daarbij om nogal gruwelijke bestanden. Die bestanden waren op die manier via die computer van de verdachte te bezoeken. Zo is dat toen gegaan. Daar is toestemming voor verleend. Er is geen wettelijke grondslag om dat nu op een andere manier te doen, dus de manier die ik net omschreef en waar het wetsvoorstel in voorziet. Dat is nu dus ook niet staande praktijk. Zo is het in dat geval ook niet gegaan, naar mijn beste weten. Het is in ieder geval goed om dat misverstand op te helderen. De heer Van Nispen heeft het over wat deskundigen zeggen. We komen niet voor niets met dat wetsvoorstel Computercriminaliteit III, want dat is inderdaad nu niet mogelijk. Artikel 125i van het Wetboek van Strafvordering laat toe wat ik zojuist omschreef. Daarbij gaat het dus op een andere manier. Ik zie niet dat er daartussenin nog een bestaande praktijk is die nog van een wettelijke basis moet worden voorzien.

De heer Van Nispen (SP):
Het is ingewikkeld. Toch begrijp ik dan niet helemaal wat toenmalig minister Opstelten toen aan de Kamer heeft geschreven. Vervolgens zijn er deskundigen die zeggen dat de wettelijke grondslag ontbreekt. Ik zie dat ook zo. De vraag is dus of het klopt wat de minister toen aan de Kamer schreef. Of zegt de staatssecretaris: nou ja, toen zijn de woorden eigenlijk niet helemaal goed gekozen? Zegt hij: als het toen anders geformuleerd was, was het wellicht duidelijker geweest? Het is erg ingewikkeld, maar het is toch wel van belang om hierover voor de stemmingen misschien die duidelijkheid te krijgen.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Zeker. In de omschrijving die net geciteerd wordt staat: onder voorwaarden. Dat is een beetje open. Ik heb dat toen niet uitgesproken of geschreven, maar als toen met "onder voorwaarden" werd bedoeld dat het gaat op de manier die ik net omschreef, dan is dat zo. Of misschien is het er niet mee bedoeld. Het is een beetje tekstexegese achteraf. Zoals ik het net gezegd heb, is het nu: je mag daar nu niet van afstand in. Daarom komen we ook met een nieuw wetsvoorstel. Als je een systeem aantreft en je daarop verder kunt, al was het maar met een simpele cloudlink, dan kom je technisch gezien via die computer op afstand ergens anders in, maar dan heb je wel al fysiek toegang tot een systeem van een persoon en heb je dat niet ongemerkt gedaan. In de wetsgeschiedenis moeten we straks natuurlijk opnemen hoe we dat met het nieuwe wetsvoorstel regelen. Dat is een significant andere manier van praktisch handelen. Dat onderscheid is voor mij duidelijk, het is ook duidelijk in de wet en in de huidige praktijk.

De voorzitter:
Daarmee ontraadt u de motie?

Staatssecretaris Dijkhoff:
Ja.

Dan kom ik bij de derde motie. Ik heb net even gedacht over een Nederlands voor legacyproblematiek en "ouwe meuk" komt misschien nog het dichtst in de buurt. Het is een veiligheidsrisico. In verouderde software zitten veel kwetsbaarheden, ook al patch je ze een voor een. Nieuwe software is er niet voor niets. Dat is niet alleen voor nieuwe shiny features, maar ook zodat de beveiliging beter op orde is. Het is dus zeker een verantwoordelijkheid van iedereen om dit een inherent onderdeel te laten zijn van het beleid, met name, waar mevrouw Tellegen al aan refereerde, richting de richtlijn inzake de verantwoordelijkheid voor systemen in de vitale sector. Dat is nu impliciet. Ik vind het verstandig om dat ook expliciet te maken. De technologische ontwikkelingen gaan heel erg snel. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid. Mocht deze een Kamermeerderheid halen, dan zullen we in de reactie op het volgende Cybersecuritybeeld Nederland de aanpak expliciet naar voren brengen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik heb een aanvullende vraag. Wordt open source daar ook in meegenomen? Daar hebben we al een paar moties over ingediend. Als we dan toch software aan het vervangen zijn, wil ik graag dat eerst wordt gekeken naar opensourceoplossingen.

Staatssecretaris Dijkhoff:
Ik vind daar ook van alles van, maar ik moet me dan even beperken tot mijn verantwoordelijkheid voor cybersecurity. Ik kan niet bij voorbaat stellen dat open source vanuit de veiligheid altijd een beter alternatief is. Er zijn misschien heel veel andere redenen voor. Ik kan die voorkeurspositie niet vanuit cybersecurity meenemen, maar daar heb ik menig discussie over met collega's die daar systeemverantwoordelijkheid voor dragen. Ik kan, helaas, niet als cybersecurityadvies meegeven dat het altijd beter is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We hoeven over deze suggestie dinsdag niet te stemmen, zoals over de overige moties. Het zal zeker worden meegenomen in de toekomstige debatten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We zijn aan het einde gekomen van dit VAO Cybersecurity. Over de moties zal aanstaande dinsdag gestemd worden. Over enkele ogenblikken gaan wij verder met het VAO Noodhulp.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Noodhulp

Noodhulp

Aan de orde is het VAO Noodhulp (AO d.d. 27/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van harte welkom, evenals de woordvoerders.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Na het AO Noodhulp zijn wij alweer ingehaald door de actualiteit. Vandaar dat ik de vraag maar meteen voor de minister neerleg. De mensen uit Aleppo zijn op de vlucht. Hun aantal kan oplopen tot 350.000 mensen. Nu hebben Duitsland en Turkije aan de NAVO gevraagd om steun. Misschien kan de minister daar in dit verband al iets over zeggen, want het gaat niet alleen over militaire steun maar mogelijk ook over humanitaire steun aan de Turks-Syrische grens.

Dan kom ik op de opvang in de regio. Ik ben zelf niet bij het AO geweest. Mijn collega was daar. Ik begrijp dat de minister daarin verwezen heeft naar de voorjaarsnota. De motie-Slob c.s. bestond immers uit twee delen: eerstejaarsopvangfinanciering en opvang in de regio. Kan de minister hier nog eens luid en duidelijk bevestigen dat er mogelijk nieuw geld komt voor opvang in de regio, die zo hard nodig is? In Irak, Jordanië en Libanon vinden ze nog steeds onder belabberde omstandigheden onderdak.

Ten slotte kom ik op de Dutch Relief Alliance. Dat is de koepel van Nederlandse ngo's die nauw samenwerken met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor dat onderwerp heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de werkwijze van de Dutch Relief Alliance effectief en efficiënt is;

van mening dat het wenselijk is om 25% van het ontwikkelingsbudget via maatschappelijke organisaties te laten lopen;

verzoekt de regering, de werkwijze en financiering van de Dutch Relief Alliance langjarig door te zetten binnen het beleid voor humanitaire hulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Agnes Mulder, Van Laar, Van Veldhoven en Klein.

Zij krijgt nr. 178 (32605).

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens de fractie van D66, omdat mevrouw Van Veldhoven verhinderd is.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik dacht nog: hoe zal ik toch eens zeggen dat ik mevrouw Van Veldhoven vervang, die niet kan omdat zij de Kamer voorzit op dit moment?

Goed, omdat ik alleen maar een vervanger ben, beperk ik mij tot het voorlezen van de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in gebieden in Afrika grote delen van de vrouwelijke bevolking genitaal verminkt worden;

overwegende dat vrouwenbesnijdenis volgens UNCHR ook in vluchtelingenkampen in de regio voorkomt terwijl deze veilige plekken van opvang zouden moeten zijn, ook voor vrouwen;

verzoekt de regering, speciale aandacht te besteden aan het voorkomen van besnijdenis in vluchtelingenkampen, het bieden van goede medische hulp nadien en de opsporing en vervolging van de daders van deze verminking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179 (32605).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de IOB in haar beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp tot de conclusie komt dat de gevestigde grote VN-organisaties sterk gericht zijn op hun eigen mandaat en niet snel bereid zijn hun werkwijze ondergeschikt te maken aan nieuwe bestuurs- en coördinatietaken;

overwegende dat het, gegeven de grote vraag naar noodhulp en de financiële tekorten bij vele van de noodhulpfondsen, cruciaal is om noodhulpgelden zo efficiënt en effectief mogelijk te besteden;

verzoekt de regering om in aanloop naar de VN-Noodhulptop zo veel mogelijk internationaal draagvlak te creëren voor een niet op mandaat maar op effectiviteit ter plekke gerichte werkwijze en taakopvatting van deze VN-organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180 (32605).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Wij hebben uitgebreid debat gevoerd met de minister in het algemeen overleg. Daarin hebben wij ook stilgestaan bij de Dutch Relief Alliance. Deze samenwerking tussen de overheid en maatschappelijke organisaties loopt af in 2017. De minister kon nog niet helemaal helder aangeven hoe zij de continuïteit wil borgen in deze belangrijke samenwerking, wetende dat we in een onrustige en chaotische wereld leven. Het CDA ziet in de Dutch Relief Alliance een toegevoegde waarde aan ons noodhulpbeleid. Daarom zien we dit heel graag gecontinueerd worden en hebben we ook de motie van onze collega van de ChristenUnie medeondertekend. Verder zijn we ook benieuwd naar de antwoorden op de vragen die de ChristenUnie al eerder aan de minister stelde over de actuele situatie.

De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Tijdens het debat hebben we gewisseld dat er vorig jaar een tekort van zo'n 10 miljard euro was in het noodhulpsysteem wereldwijd en dat veel vluchtelingen daarom verstoken blijven van zelfs de meest basale basisvoorzieningen en basisbenodigdheden. Daar moet iets aan gebeuren. Op de donorconferentie in Londen is de wereldgemeenschap — of in ieder geval de Europese gemeenschap en Amerika; dat was het ongeveer — bij elkaar gekomen. Daar is het hoogste bedrag ooit voor een ramp bij elkaar gelegd. We moeten echter ook constateren dat dat nog steeds niet genoeg is, hoe veel het ook was. Er is nu 6 miljard opgehaald; er is toch zeker 8,5 miljard nodig. We hebben het dan nog niet eens over de vluchtelingen die nog geen beroep doen op hulp, maar die eigenlijk wel nodig hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks de historisch hoge toezeggingen voor noodhulp tijdens de onlangs gehouden donorconferentie voor Syrische vluchtelingen in Londen, de tekorten in het noodhulpsysteem groot blijven;

overwegende dat Nederland tot nu toe veel noodhulp geeft en een van de gulste donoren is;

verzoekt de regering om zich onverminderd in te blijven spannen om de tekorten aan noodhulp te verminderen door andere regeringen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, door de betrokkenheid van het bedrijfsleven te vergroten en door bijdragen van Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (32605).

Dan kijk ik even naar de minister. We wachten sowieso even tot de moties zijn rondgedeeld. Daarna kan de minister meteen overgaan tot beantwoording; dat is fantastisch. We wachten enkele ogenblikken.


Termijn antwoord

Minister Ploumen:
Voorzitter. Dank voor de vragen en de opmerkingen van de Kamer. Laat ik eerst kort ingaan op de twee vragen van de heer Voordewind van de ChristenUnie. De situatie als gevolg van de bombardementen op Aleppo is natuurlijk verschrikkelijk. We hebben allemaal de beelden gezien. Er is de afgelopen dagen contact geweest met de Turkse collega's. Wij hebben hun hulp en ondersteuning aangeboden. Wij zijn nu in gesprek om te bekijken welke vorm dat zal aannemen. De Duitsers hebben, zoals de heer Voordewind terecht zei, ook steun aangeboden en wij voorzien dat we bij hen gaan aansluiten, maar het gaat ook om de behoeftestelling en om bekijken waar we toegevoegde waarde kunnen hebben. De heer Voordewind begrijpt — zo vat ik zijn oproep ook op — dat we heel graag mensen willen bijstaan, want het is daar echt verschrikkelijk.

Ik kom nu bij zijn tweede vraag, de vraag over de voorjaarsbesluitvorming. In algemene zin zijn er een paar momenten waarop gesproken kan worden over de inzet van financiële middelen, namelijk bij de voorjaarsbesluitvorming en bij de najaarsbesluitvorming. Wat dat betreft, zeg ik niets nieuws. De heer Voordewind zei ook al dat we hier eerder over hebben gesproken.

Ik ga nu in op de moties. Het oordeel over de motie op stuk nr. 178 van de heer Voordewind laat ik over aan de Kamer.

Eigenlijk moet ik zeggen dat de motie op stuk nr. 179 van mevrouw Dijkstra en mevrouw Van Veldhoven overbodig is, maar in het licht van de problematiek klinkt dat onaardig. De motie is ondersteuning van het beleid, maar ik zie haar wel als een aanmoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan. Zoals ik zojuist al zei naar aanleiding van de opmerking van de heer Voordewind, is het goed dat we in deze Kamer aandacht blijven vragen voor situaties die wij als schrijnend ervaren. Wellicht kunnen we een goede bijdrage leveren aan het verhelpen daarvan.

Ook de motie op stuk nr. 180 van mevrouw Dijkstra en mevrouw Van Veldhoven zie ik als een aanmoediging. Ik zet mij zeer in voor effectiviteit ter plekke en ik zal dat ook blijven doen. Ik voel de motie dus als een steun in de rug, maar ook deze motie is een beetje overbodig.

De voorzitter:
De indieners zullen zich nog eens beraden, maar het is altijd goed om te horen dat de minister dit als ondersteuning van het beleid ervaart. Het officiële oordeel is dan "oordeel Kamer". Dat zeg ik even voor de Handelingen.

Minister Ploumen:
Zeker. In de motie op stuk nr. 181 refereert de heer Van Laar aan de Syrië-conferentie van afgelopen donderdag, die inderdaad een recordbedrag aan toezeggingen heeft opgeleverd. Dat is echter eigenlijk alleen het geval omdat het leed ook diepterecords bereikt; daar spraken we zojuist al over. Nederland zal andere donoren er zeker toe blijven oproepen om niet alleen te pledgen en bij te dragen, maar ook daadwerkelijk over te maken. Wij hebben al eerder in de Kamer gewisseld — volgens mij ook op aangeven van de heer Van Laar — dat het goed zou zijn als alle donorlanden opnieuw naar hun procedures zouden kijken: zijn al dat papierwerk en die bureaucratie wel nodig? Ik zeg de heer Van Laar dus graag toe dat wij dat blijven doen. Zoals al een beetje is verwoord in het dictum, geldt dus ook voor deze motie dat zij overbodig is, maar dat zij wel een prettige steun in de rug is voor onze inspanningen. Ook het oordeel over deze motie laat ik dus over aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de moties zullen aanstaande dinsdag plaatsvinden.

Ik dank mevrouw Thieme en de heer Smaling heel hartelijk voor het feit dat zij hier al eerder dan gepland aanwezig zijn. Daardoor kunnen we direct doorgaan met het volgende VAO.

Voedselzekerheid

Voedselzekerheid

Aan de orde is het VAO Voedselzekerheid (AO d.d. 27/01).


Termijn inbreng

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Dat was even rennen! Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naast de klimaatcrisis en het toenemend grondstoffentekort, de wereldbevolking zal groeien met als gevolg meer vraag naar voedsel;

overwegende dat vanwege deze ontwikkelingen er een verschuiving zal moeten plaatsvinden in het dieet van dierlijke eiwitten naar meer plantaardige eiwitten;

verzoekt de regering, voedselbeleid te ontwikkelen waarin de productie van plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie omwille van duurzaamheid en voedselzekerheid een prominente plaats krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (33625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet inzet op climate-smart agriculture in zijn beleid voor voedselzekerheid;

constaterende dat climate-smart agriculture momenteel zo breed is geformuleerd dat het vrijwel iedere vorm van landbouw kan omvatten, inclusief megastallen;

constaterende dat de speciale rapporteur voor het recht op voedsel van de Verenigde Naties aanbeveelt om subsidies en onderzoeksgelden te verschuiven van de industriële landbouw naar agro-ecologische landbouwmethodes;

constaterende dat de Kamer heeft uitgesproken dat de ontwikkelingsgelden die besteed worden aan voedselzekerheid, ten goede moeten komen aan kleine boeren en het ondersteunen van agro-ecologische landbouwpraktijken (31250, nr. 81);

verzoekt de regering, een heldere definitie van climate-smart agriculture op te stellen die recht doet aan de wens van de Kamer en daadwerkelijk bijdraagt aan het verduurzamen van de mondiale voedselproductie en het zeker stellen van het recht op voedsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (33625).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik sta hier als vervanger, dus ik zal mij beperken tot het voorlezen van de moties. Kunt u mijn tijd misschien wel gewoon laten lopen?

De voorzitter:
Die zullen we even opnieuw laten instellen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Goed.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland ondersteuning biedt aan de verkoop in het buitenland van veehouderijsystemen die in Nederland verboden zijn;

overwegende dat de Nederlandse overheid Nederlandse dierenwelzijnsnormen niet moet ondermijnen door zich daaraan in het buitenland niet te houden;

verzoekt de regering, hieraan geen steun meer te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra, Van Veldhoven en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (33625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er wereldwijd honger en schaarste dreigt vanwege El Niño;

overwegende dat indien met een actieplan wordt gewacht tot de VN Noodhulptop, het te laat is voor effectieve en vroegtijdige noodhulp;

verzoekt de regering, bij de volgende RBZ/Ontwikkelingsraad met een plan voor een gezamenlijke EU-dialoog met landen uit de regio te komen om hongersnood en (water)schaarste zo veel mogelijk te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra, Van Veldhoven en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (33625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in de cacaosector pilots lopen waarbij economische productie en natuurbescherming op zowel bedrijfsniveau als landschapsniveau samen bekeken worden;

verzoekt de regering, inzicht te geven in de uitvoering en voortgang van deze pilots en bij positieve resultaten te werken aan opschaling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra, Van Veldhoven en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (33625).

Hartelijk dank. Ik dank ook de heer Geurts en mevrouw Dik-Faber voor het feit dat zij eerder aan dit VAO konden deelnemen, zodat we het op konden schuiven in het schema.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Naar aanleiding van het debat dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in ontwikkelingslanden gemiddeld 35% tot 50% van de voedselproductie verloren gaat bij de oogst, het transport en de opslag;

overwegende dat eenzijdige inzet op productieverhoging zonder het tegengaan van voedselverliezen ineffectief is;

overwegende dat Nederland zich committeert aan de duurzame ontwikkelingsdoelstelling om in 2030 voedselverspilling te halveren en voedselverliezen te verminderen (Sustainable Development Goal 12.3);

verzoekt de regering, in het kader van de voedselzekerheidsstrategie en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen samen met betrokken ngo's een actieplan te formuleren voor het tegengaan van voedselverliezen (bij oogst, transport en opslag) in ontwikkelingslanden, en de Kamer hierover voor het zomerreces te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (33625).

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Ik dacht dat de heer Van Laar aan de beurt was.

De voorzitter:
Excuses, ik heb de volgorde omgedraaid. Op de lijst staat eerst de heer Van Laar en daarna de heer Taverne. Ik stel vast dat de heer Van Laar de heer Taverne laat voorgaan. Wat een samenwerking! We zijn heel flexibel vandaag.

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Dat is mooi, want voor de voedselzekerheid doe ik graag namens de VVD-fractie een duit in het zakje en wel door middel van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de huidige instabiele geopolitieke verhoudingen de wereld om ons heen aan het veranderen is en meer onzekerheid brengt;

verzoekt de regering, de onafhankelijkheid van Nederland ten opzichte van instabiele landen in het kader van de voedselproductie te bevorderen door in te zetten op de circulaire economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Taverne. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (33625).

De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Met zijn allen produceren wij voldoende voedsel in de wereld en toch hebben 800 miljoen mensen honger. Dat was het uitgangspunt, het beginpunt, van het debat. Wij hebben daarover van gedachten gewisseld. De Partij van de Arbeid dient graag twee moties in naar aanleiding van dat debat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hoeveelheid voedsel in de wereld niet de oorzaak is dat 800 miljoen mensen honger lijden, maar de verdeling en productiewijze van dat voedsel;

constaterende dat bij de bestrijding van honger en ondervoeding het steunen van kleine boeren en boerinnen van essentieel belang is, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de voedselproductie in ontwikkelingslanden;

overwegende dat Nederland middels zijn rol bij Global Alliance for Climate-Smart Agriculture (GACSA) richting kan geven aan een duurzame en structurele aanpak van voedselzekerheid;

verzoekt de regering om in haar investeringen in climate-smart agriculture in ontwikkelingslanden inclusieve sociale normen en milieunormen op te nemen, waaronder het bereiken van kleinste boeren en boerinnen valt;

verzoekt de regering voorts, de ondersteuning van kleine boeren en boerinnen en het op ecologische wijze verbeteren van hun productiviteit tot kernpunt van het beleid te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (33625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eventuele effecten op voedselzekerheid uit vrijwel alle beleidsterreinen kunnen voortvloeien;

constaterende dat als gevolg van klimaatverandering, El Niño, een groot aantal langdurige conflicten en een recordaantal ontheemden honger en ondervoeding in meerdere mate op de loer liggen;

van mening dat het gezamenlijk optrekken tussen ministeries voedselzekerheid ten goede komt;

verzoekt de regering, in haar coherentieagenda een implementatieplan voor voedselzekerheid en het recht op voedsel op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Laar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 202 (33625).

Last but not least geef ik het woord aan de heer Smaling van de SP. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Wat een hartelijke introductie! Dank u wel. Ik heb één motie om aan de mij zeer dierbare minister voor te dragen. Wij hebben in het AO gesproken over landrechten, een onderwerp dat zowel de minister als de SP-fractie aan het hart gaat. Tot een toezegging is het niet gekomen, maar misschien ook weer wel en in het laatste geval zal de motie wel met het oordeel "overbodig" overgoten worden. Maar dat merken we dan wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de drie hoofdthema's op het onderwerp voedselzekerheid hout snijden en Nederland hierop ook wat te bieden heeft;

van mening dat wettelijke, juridische en sociale zekerheid over landeigendom bepalend is voor duurzaam landgebruik en bescherming biedt tegen landroof en andere vormen van willekeur bij de toewijzing en toe-eigening van land;

constaterende dat Nederland reeds actief is op dit terrein, onder andere door het opzetten van kadastrale systemen;

verzoekt de regering, met geïnteresseerde partnerlanden een intensivering op dit onderwerp te plegen in de context van het thema voedselzekerheid en daarbij de eigen goede en slechte ervaringen met betrekking tot grondbeleid en landeigendom te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 203 (33625).

De heer Smaling (SP):
Als partnerlanden geen interesse hebben, hoeft de motie dus ook niet uitgevoerd te worden. Laat ik daar duidelijk over zijn. Het gaat nog om maximaal een jaar en als nog deze regeerperiode een flinke zwieper hieraan kan worden gegeven, zou dat heel nuttig zijn.

De voorzitter:
Er zijn tien moties ingediend. Er wordt heel hard gewerkt om alle moties rond te delen, waarvoor dank. Ik geef graag het woord aan mevrouw Pia Dijkstra.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Mevrouw Thieme heeft aangegeven dat zij haar naam graag onder alle drie de moties van D66 wil zien staan. Ik wilde dat nu meteen maar even melden.

De voorzitter:
Ja, dat wordt meteen meegenomen in de Handelingen. Dat betreft de moties op stuk nrs. 196, 197 en 198 (33625).

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 17.55 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor het indienen van de moties, die ik zo zal langslopen. Ik roep in herinnering dat ik tijdens het AO heb aangegeven dat er nog een brief komt. Een aantal van de moties zal ik overbodig noemen omdat ik er in de brief op zal terugkomen. Een enkele motie vind ik ook echt overbodig. Het lijkt me goed om onderscheid tussen die twee categorieën te maken.

Ik ontraad de motie van mevrouw Thieme op stuk nr. 194. Het algemene doel dat wij nastreven met ons voedselzekerheidsbeleid is een duurzame verbetering van de voedselproductie. Wij spreken geen voorkeur uit voor een specifieke productiemethode.

De motie op stuk nr. 195 van mevrouw Thieme kwalificeer ik als ondersteuning van beleid. Ik laat daarom het oordeel aan de Kamer. Het beleid is inderdaad gericht op steun aan kleine boeren en meer duurzame productie. De oproep in de motie om climate-smart agriculture nog iets explicieter te duiden, neem ik ter harte. Dat zal ik in die brief meenemen. Wellicht komen mevrouw Thieme en ik op een later moment nog over die definitie te spreken, maar ik laat het oordeel over deze oproep dus aan de Kamer.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik vind het prettig dat de minister dit ziet als een soort ondersteuning of een steuntje in de rug, maar in de constatering van de motie geef ik wel aan dat ik de indruk krijg dat climate-smart agriculture ook megastallen kan behelzen. Ik zou heel graag wat meer informatie krijgen over of dit inderdaad zo is, of dat climate-smart agriculture echt de agro-ecologie betreft die bijvoorbeeld door de VN wordt bepleit en in de motie van de heer Van Laar van de PvdA wordt benoemd.

Minister Ploumen:
We hebben het er al eerder over gehad dat "megastallen" een wat problematisch begrip is. Er is geen echte definitie van. Mevrouw Thieme en ik hebben dit gesprek vaker gevoerd. Ik weet dus heel goed waar zij op doelt. Als ik de motie op stuk nr. 196 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Dijkstra bespreek, kom ik daar nog even op terug. Wat mevrouw Thieme kwalificeert als een megastal, met een negatieve duiding, kan in een aantal andere landen een verbetering van de situatie voor dieren zijn. Ik zou haar dus willen vragen of zij mij de gelegenheid kan geven om dat begrip in mijn brief nader toe te lichten. We kunnen er alsdan nog over debatteren of we het eens zijn, maar ik zie dat niet als een reden om de motie te ontraden; laat dat helder zijn.

Over de motie op stuk nr. 196 zei ik net eigenlijk al iets. De normen die wij voor export hanteren, voldoen aan de gangbare internationale afspraken, zoals de RAI-principes voor responsible agricultural investment. Ik constateer dat op weinig terreinen zo veel afkortingen vigeren als op dit terrein, met ook telkens weer nieuwe afkortingen. Nederland houdt zich in ieder geval aan die afspraken. Ik zou de motie daarom willen ontraden, want ze voegt in die zin niet iets toe.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Omdat mijn naam ook onder de motie staat, mag ik geloof ik ook iets vragen.

De voorzitter:
Zeker.

Mevrouw Thieme (PvdD):
We weten allemaal dat er via Atradius exportkredieten worden verleend aan onder andere legbatterijkippenstallen in Oekraïne. Dat is dus wel degelijk steun. Dat systeem is in Nederland en Europa verboden, maar door allerlei exportkredieten wordt het telkens toch toegelaten door de regering. Ik wil heel graag weten hoe de minister deze motie duidt in het licht van die praktijken.

Minister Ploumen:
Zoals ik net ook al zei, houdt Nederland zich aan de internationale normen. De regering heeft, meen ik, vrij recent nog per brief twee Kamervragen beantwoord over specifieke casussen. Ik houd dus staande wat ik net heb gezegd, namelijk dat wij voldoen aan de internationale normen.

De motie op stuk nr. 197 gaat over El Niño. Het is duidelijk dat actie nodig is met het oog op de gevolgen van El Niño. Nederland is een van de landen die niet alleen noodhulp hebben verstrekt aan Ethiopië, maar ook via de FAO en het World Food Programme actieve ondersteuning geven. Niet alleen worden mensen geholpen die getroffen worden door El Niño, maar ook wordt geprobeerd hongersnoden, zoals we die nu al zien, te voorkomen. Een en ander is daarmee ook niet iets exclusiefs voor de EU-constellatie. Juist in VN-verband voeren we veel overleg en ondernemen we actie. Ik twijfel een beetje of ik de motie zal ontraden of als overbodig zal beoordelen, omdat we echt heel druk bezig zijn, maar niet specifiek in het kader van de EU. Laat ik het zo zeggen. De motie is wat mij betreft overbodig, maar ik doe wel de toezegging dat ik het onderwerp voor de volgende RBZ in mei op de agenda zal plaatsen. Als voorzitter moet je dat, geloof ik, via een ander doen, maar ik kan me voorstellen dat dat lukt, want het is een buitengewoon belangrijk onderwerp.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ondanks dat ik het debat niet gevoerd heb, toch even het volgende. De strekking van deze motie is nu juist dat mei eigenlijk te laat is. De motie is erop gericht om een en ander voor die tijd te doen.

Minister Ploumen:
Ja, maar ik kom op dit punt enigszins klem te zitten tussen de goede intenties van de indieners van de motie, en het feit dat we er nu al gewoon mee bezig zijn. Dat stond een beetje haaks op elkaar in de motie. Het lijkt me goed — dat zou mijn voorstel zijn — om het, ondanks dat we dit al doen en ermee doorgaan, toch in mei met de RBZ te bespreken. Dan kunnen we bekijken of we genoeg hebben gedaan, of dat we nog iets extra's kunnen doen om het in de toekomst te voorkomen. Dus misschien moeten we het een doen en het ander niet laten.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 198 over de pilots in de cacaosector. Hiervan heb ik al toegezegd dat ik de voortgang van die landschapsbenadering zal opnemen in de toegezegde brief. De motie is dus overbodig, maar het onderwerp niet.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 199, ingediend door mevrouw Dik-Faber. Ook dit onderwerp zal ik adresseren in de toegezegde brief. Ik hoop dat we daar dan op een later moment nog eens over kunnen spreken, want ook dit is natuurlijk een buitengewoon belangrijk onderwerp. Mijn collega, de staatssecretaris van EZ, is net als zijn voorganger zeer actief op dit punt, dus het onderwerp staat zeer hoog op de agenda.

De voorzitter:
Even voor de helderheid: begrijp ik het goed dat u de moties op de stukken nrs. 197, 198 en 199 ontraadt omdat ze in feite onderdeel zijn van datgene wat u al hebt toegezegd of omdat u er al mee bezig bent?

Minister Ploumen:
Zo is het, voorzitter. Ik dank u vriendelijk voor die duiding.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb nog een vraag over mijn motie op stuk nr. 199. Ik kan mij niet herinneren dat de toezegging is gedaan dat er, zoals in mijn motie staat, een actieplan komt voor het tegengaan van voedselverliezen bij oogst, transport en opslag. Het gaat er dus om dat er een actieplan wordt gemaakt waarin heel concreet aangegeven wordt wat de inzet van de Nederlandse overheid samen met de ngo's is om in derde landen voedselverliezen en voedselverspilling tegen te gaan. Als dat een toezegging is, dan is het inderdaad een overbodige motie, maar volgens mij zou dit juist ook een aanmoediging moeten zijn om hierin een stap verder te zetten. We hebben heel veel kennis in Nederland en volgens mij kunnen we derde landen daar ongelooflijk goed mee helpen.

Minister Ploumen:
Als mevrouw Dik meent dat ik in het AO niet voldoende stevig heb toegezegd dat we daar op deze manier naar gaan kijken, dan doe ik die toezegging nu alsnog. Ik zou er aan toe willen voegen dat we daarbij niet alleen ngo's willen betrekken maar ook het Nederlands bedrijfsleven, omdat dit juist een onderwerp is waarbij de overheid, bedrijven en het maatschappelijk middenveld samenwerken. Ik stel mij dan ook voor dat wij dat zo in het actieplan opnemen. Het wordt dan niet een actieplan dat per se gericht is op alle landen of specifiek op een land — ik denk ook niet dat mevrouw Dik dat bedoelt — maar wel een actieplan waarin we aangeven welke concrete stappen we gaan zetten als Nederland om dit probleem nader te adresseren. Ik doe die toezegging dus graag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik neem deze motie even mee terug. Mocht ik haar willen aanhouden, dan zal ik dat op een later moment aangeven. Ik ben heel blij met de toezegging, waarvoor dank.

Minister Ploumen:
De motie-Taverne op stuk nr. 200 zie ik als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel daarover dus aan de Kamer over. De motie-Van Laar op stuk nr. 201: ook ondersteuning van beleid en "oordeel Kamer". Dat geldt ook voor de motie-Van Laar op stuk nr. 202. De motie-Smaling op stuk nr. 203 is ook ondersteuning van beleid. Ook daarover laat ik het oordeel dus aan de Kamer over, maar laat ik tegen de heer Smaling zeggen dat ik deze zeer als een aanmoediging beschouw. Hoewel zijn motie misschien overbodig is, is zijn aanwezigheid dat niet.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Gezien de toezeggingen van de minister trek ik de moties op stuk nrs. 197 en 198 in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Pia Dijkstra c.s. (33625, nr. 197) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Aangezien de motie-Pia Dijkstra c.s. (33625, nr. 198) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik doe dit niet vaak, maar een aantal moties, zoals die op stuk nrs. 200 en 201, worden gezien als ondersteuning van beleid, terwijl daarin ook staat wat de regering al uitvoert. Dan is het ondersteuning van beleid, terwijl van een motie vanuit de oppositie wordt gezegd: ik heb het toegezegd, dus de motie is overbodig. Dat viel mij op en ik moet er even iets van gezegd hebben.

Minister Ploumen:
Mevrouw Dik-Faber heeft gewoon gelijk, dus ik wijzig mijn advies over de motie-Dik-Faber in "oordeel Kamer", zeker omdat wij daarover in het algemeen overleg zo uitvoerig hebben gesproken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt van 18.06 uur tot 19.32 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Palliatieve zorg

Palliatieve zorg

Aan de orde is het VAO Palliatieve zorg (AO d.d. 28/01).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. In dit VAO bedraagt de spreektijd twee minuten, inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Met het plaatsen van de palliatief terminale thuiszorg onder de Zorgverzekeringswet zijn er vorig jaar onacceptabele knelpunten geweest. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in 2015 met het plaatsen van de palliatief terminale thuiszorg in de Zorgverzekeringswet onacceptabele knelpunten zijn geweest;

constaterende dat hierdoor mensen in de stervensfase onder andere te maken hebben gekregen met zorgstops, verschraling van de 24 uurszorg en een beperkte keuzevrijheid door beperkte contractering van aanbieders;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat per heden geborgd is dat mensen kunnen overlijden waar zij wensen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (29509).

Mevrouw Agema (PVV):
Wij hebben ook een opvatting over hoe het dan wel geregeld zou moeten worden. Daar gaat de volgende motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgorganisaties door de doorleverplicht zorg zouden moeten gaan leveren zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen;

overwegende dat mensen die palliatief terminale zorg ontvangen hier niet de dupe van mogen worden;

verzoekt de regering, de aanspraak palliatief terminale zorg breed onder te brengen in de Wet langdurige zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (29509).

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Wij hebben onlangs een heel goed overleg gehad over palliatieve zorg, waarbij ook de nodige toezeggingen zijn gedaan. Bij de voorbereiding van dit VAO heb ik nog eens even opgezocht welke moties er in de afgelopen jaren zijn ingediend op het terrein van de palliatieve zorg en de financiering daarvan. Het viel mij op dat herhaaldelijk is aangedrongen — dat gebeurde bijvoorbeeld in een motie van november 2010, een motie van juni 2011 en een motie van juni 2013 — om met structurele oplossingen te komen voor de ondoorzichtige, versnipperde bekostiging van palliatieve zorg, en om de transitie te benutten om eenduidige, integrale financiering van palliatieve zorg tot stand te brengen. Ik wil die moties nadrukkelijk onder de aandacht van de regering brengen en er niet nog een nieuwe motie overheen leggen.

Ik dien nog wel een motie in op een meer specifiek onderwerp, namelijk de geestelijke verzorging. De beantwoording op dat punt vond ik namelijk wat onbevredigend. Boris van der Ham heeft namens het Humanistisch Verbond onlangs een heel pleidooi gehouden onder de titel "Luisteren naar levensvragen net zo belangrijk als medische zorg".

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aandacht voor levensvragen, zoals geestelijke verzorgers die plegen te bieden, in de laatste levensfase minstens zo belangrijk is als medische zorg, vanwege de grote invloed op het welbevinden van mensen;

overwegende dat steeds meer palliatief zieke patiënten geen gespecialiseerde geestelijke verzorging ontvangen door de beweging dat ouderen langer thuis blijven wonen, terwijl dit in de IKNL-richtlijn Spirituele Zorg wel als relevant wordt aangemerkt;

verzoekt de regering om in overleg met Agora, in aanvulling op de al aangekondigde inventarisatie naar de verbeteringen voor palliatieve zorg, te laten onderzoeken hoe gespecialiseerde geestelijke verzorging in de laatste levensfase gefinancierd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Dik-Faber en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (29509).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik dien één motie in, waarvan de inhoud voor zichzelf spreekt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een hoog eigen risico en hoge eigen bijdragen remgelden zijn voor het gebruik van zorg, waardoor mensen afzien van zorg;

van mening dat ook voor sterven geldt dat daarbij niet afgezien kan worden van zorg en dat het onwenselijk is dat remgelden zouden leiden tot een onwaardige dood;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen tot afschaffing van eigen bijdragen en het eigen risico bij palliatieve zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (29509).

Ik kijk of de staatssecretaris kan antwoorden. Dat kan als alle moties zijn gekopieerd. Daar wachten we nog heel even op.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. De vraag van de heer Van der Staaij of ik bijzondere aandacht zou willen geven aan de moties die in het verleden op het gebied van palliatieve zorg zijn ingediend neem ik gaarne ter harte. Ik kom zo op het oordeel over zijn motie.

In de motie-Agema op stuk nr. 54 wordt gesteld dat er allerlei knelpunten zijn geweest: zorgstops, verschraling van de 24 uurszorg en een beperkte keuzevrijheid. We hebben natuurlijk over de knelpunten gesproken. Ik deel niet alle knelpunten die zij hier heeft geschetst. Ik heb in een debat aangegeven dat ook ik vind dat mensen moeten kunnen sterven waar zij willen. Daar hebben we een aantal maatregelen voor genomen en we hebben afgesproken dat we een aantal knelpunten, als die er zijn, met elkaar gaan oplossen. Om die reden acht ik de motie overbodig en wil ik haar ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik schrik hier eigenlijk van. Ik heb duidelijk in het debat aangegeven wat er vorig jaar gebeurd is. Door het plaatsen bij de Zorgverzekeringswet en het acteren van de verzekeraars zijn er grenzen overschreden en konden mensen die in de stervensfase verkeerden niet sterven waar zij wensten. We weten dat er sprake is van zorgstops. We weten dat er sprake is van het inperken van 24 uurszorg, dat mensen opeens nog maar acht uur zorg kregen in plaats van de klok rond. Dan zegt de staatssecretaris nu: ik herken me hier niet in. Dit zijn feiten. Ik ben geen leugenaar. Ik heb de staatssecretaris in het debat gezegd dat ik dit heel serieus neem. Ik heb nog nooit een motie van wantrouwen ingediend, maar dit mag niet meer gebeuren. Ik snap niet waarom de staatssecretaris, als hij dit dictum ondersteunt, niet gewoon zegt dat hij het oordeel aan de Kamer overlaat.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat is omdat wij in het debat hebben uitgewisseld dat ook ik vind dat mensen moeten kunnen sterven op de plek waar zij wensen. Als er knelpunten zijn, dan moeten die opgelost worden. Mevrouw Agema en ik verschillen een beetje van mening of plaatsing in de Zorgverzekeringswet een aanleiding zou zijn. Dat blijkt ook uit de motie-Agema op stuk nr. 55. Met de zorgverzekeraars is expliciet afgesproken dat, welke maatregelen ook genomen gaan worden ten aanzien van de wijkverpleegkundige zorg, het er nooit toe mag leiden dat mensen niet kunnen sterven op de plek waar zij wensen. Dat uitgangspunt delen wij. Als we het hebben gedeeld, dan acht ik het overbodig om nog eens uit te spreken wat ik in het debat al heb toegezegd. Dat is mijn oordeel.

Dan kom ik op de motie-Agema op stuk nr. 55. Daarin wordt de regering verzocht om de palliatieve zorg in een andere wet onder te brengen. In het debat hebben wij uitgewisseld dat de rol van de wijkverpleegkundige en deze zorg onderbrengen in de Zorgverzekeringswet ook voordelen heeft, namelijk dat mensen niet aan het einde van hun leven van wet zouden moeten wisselen. Als ze een behandeling genieten conform de Zorgverzekeringswet, zouden ze in hun laatste levensfase naar een andere wet moeten overstappen. Ik denk dat het ook van belang is dat, doordat het in de Zorgverzekeringswet zit, een goede samenwerking tussen ziekenhuizen en huisartsen enerzijds en palliatieve zorg en wijkverpleging anderzijds mogelijk is. De knelpunten die er zijn moeten niet meer voorkomen. Ik ben het ermee eens dat iedereen moet kunnen sterven op de plek die hij of zij wil, maar het overhevelen naar een andere wet gaat op dat punt naar mijn smaak niet helpen. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Agema (PVV):
Ook deze argumentatie slaat helemaal nergens op. Er is helemaal geen sprake van een zieke die nu bij wijze van spreken in bootje A zit en straks moet overstappen naar bootje B. De Wlz is ook gewoon een volksverzekering. Het is helemaal niet zoals de staatssecretaris hier zegt! Ik kan er steeds slechter tegen dat de staatssecretaris hier een beeld schetst dat niet waar is. We hebben nu al zoveel jaren ... Sinds ik hier in de Kamer zit, is het financieel nooit goed geregeld geweest met de palliatief terminale zorg. Ik hoop dat de staatssecretaris op enig moment met een breder argument kan komen dan dit overstapargument om aan te geven waarom hij de palliatieve zorg niet breed onder de Wlz wil brengen.

Staatssecretaris Van Rijn:
In het debat heb ik aangegeven dat ik er zeer open voor sta om op grond van de knelpunten en het onderzoek dat we met de Kamer hebben afgesproken, te bezien of we het op een nog betere manier zouden kunnen regelen. Met deze motie wordt uitgesproken: hevel het nu over van de Zorgverzekeringswet naar de Wet langdurige zorg. Dan zouden mensen die aan het einde van hun leven een behandeling krijgen op grond van de Zorgverzekeringswet, in ieder geval administratief gedwongen worden om over te gaan naar een andere wet, met alle problemen van dien. Dat gaat het probleem voor die mensen niet oplossen. Dan heb ik liever dat het goed geregeld is en dat we met elkaar hebben afgesproken om eventueel noodzakelijke aanpassingen in het systeem integraal te doen, en niet slechts één onderdeel over te hevelen van de Zvw naar de Wlz.

Dan kom ik op de motie-Van der Staaij op stuk nr. 56, waarin wij worden verzocht om in aanvulling op de inventarisatie te kijken of de gespecialiseerde geestelijke verzorging in de laatste levensfase gefinancierd kan worden. We hebben daar al even over gesproken in het debat en ik denk dat wij met elkaar erkennen dat geestelijke verzorging in de laatste levensfase voor sommige mensen zeer wezenlijk is. Als wij sowieso al gaan kijken hoe we de palliatieve zorg kunnen verbeteren, heb ik er geen bezwaar tegen om ook te bezien hoe gespecialiseerde geestelijke verzorging daar beter in zou kunnen passen. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Dan de motie-Van Gerven/Leijten op stuk nr. 57. Als ik mij niet vergis heeft de minister in een ander algemeen overleg toegezegd dat we naar die eigen bijdrage gaan kijken om te bezien of die tot zorgmijding leidt, ja of nee. Dat onderzoek loopt al en die vraag kan daarbij dus worden meegenomen. Overigens wijs ik erop dat de wijkverpleging en de huisarts niet in het eigen risico zitten. Ik ontraad dus de motie.

De heer Van Gerven (SP):
Er zijn natuurlijk meer zaken die wel onder het eigen risico vallen. Medicatie valt bijvoorbeeld onder het eigen risico, evenals thuiszorg enzovoorts. Dus het is wel degelijk aan de orde, ook bij palliatieve zorg. De vraag is de volgende. Als er drempels zijn, is de staatssecretaris dan bereid om wel maatregelen te nemen en bijvoorbeeld het eigen risico en de eigen bijdrage voor palliatieve zorg af te schaffen?

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik ga niet vooruitlopen op welke conclusie dan ook. Aan de Kamer is eerder toegezegd dat wij gaan bezien of en in welke mate de eigen bijdrage of het eigen risico in sommige situaties leidt tot zorgmijding. Daar gaan wij over spreken, dus daar ga ik nu geen uitspraak over doen. Ik wijs er nogmaals op dat wijkverpleging en huisartsen niet onder het eigen risico vallen.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Dit is een herhaling van de staatssecretaris. Ik wil een uitspraak van hem. Als er sprake is van drempels die leiden tot zorgmijding, is de staatssecretaris of is het kabinet dan bereid om financiële maatregelen te treffen, waardoor die drempels worden weggenomen? Dat zou kunnen betekenen het afschaffen van het eigen risico of van de eigen bijdrage bij palliatieve zorg.

Staatssecretaris Van Rijn:
Zullen we eerst rustig het onderzoek afwachten en dan conclusies trekken op grond van de bevindingen? Ik heb inmiddels geleerd dat als-danvragen nooit tot succes leiden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we aanstaande dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 19.46 uur tot 19.55 uur geschorst.

Regels Zvw-pgb

Regels Zvw-pgb

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • Wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het opnemen van regels betreffende een Zvw-pgb.


Termijn inbreng

(Zie vergadering van 3 februari 2016.)

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Leijten bij de interruptiemicrofoon staan.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik heb een verzoek aan u alsook aan de collega's. In de eerste termijn is het over een heikel punt gegaan, waarover de VVD en de Partij van de Arbeid het niet met elkaar eens waren. Nu hoor ik dat dit inmiddels wel zo is en dat door deze twee partijen een amendement op de wet is ingediend. Dit heb ik nog niet kunnen lezen. Ik vind het, ook voor mijn betoog in tweede termijn, eigenlijk wel belangrijk om er even kennis van te kunnen nemen. Mijn vraag is dus of wij tien minuutjes kunnen lezen, zodat wij kunnen bekijken wat er precies in staat.

De voorzitter:
Ik zie iedereen knikken en stel vast dat men hiermee akkoord gaat. Is het voldoende als ik de vergadering tot 20.05 uur schors? Of 20.10 uur?

Mevrouw Leijten (SP):
Als wij het nu krijgen, is 20.05 uur prima, maar ik weet niet hoelang het nog duurt voor wij het hebben.

De voorzitter:
Laten wij voor de zekerheid tot 20.10 uur schorsen.

De vergadering wordt van 19.57 uur tot 20.10 uur geschorst.

De voorzitter:
Wij zijn nu toegekomen aan de tweede termijn. Ik geef mevrouw Leijten namens de SP-fractie het woord.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Als iets duidelijk werd in de eerste termijn van dit debat, is het wel dat iedereen, althans iedereen behalve de VVD en de staatssecretaris, het pgb echt goed wil verankeren. Iedereen, behalve de VVD en de staatssecretaris, vindt het daarbij essentieel dat er uniforme toelatingscriteria worden vastgelegd bij wet of bij Algemene Maatregel van Bestuur, zodat er geen verschillen zijn tussen zorgverzekeraars en de eisen die zij stellen aan mensen die een persoonsgebonden budget krijgen. Van de VVD had ik het misschien wel verwacht, maar dat de staatssecretaris niet voor de budgethouders kiest, vind ik een beetje vreemd. De staatssecretaris is toch geen staatssecretaris van zorgverzekeraars?

Zullen wij even in perspectief zetten waarover het hierbij gaat? Zorgverzekeraars hebben gezamenlijk 13,6 miljoen verzekerden. Van hen krijgen 400.000 mensen wijkverpleegkundige zorg en van die groep hebben zo ongeveer 30.000 mensen wijkverpleegkundige zorg via een pgb; dan heb ik het zeer ruim genomen, want eigenlijk zijn het er 27.000. Wij hebben het dus over iets meer dan 0,2% van de verzekerden dat een pgb heeft. Over de vraag of zij al dan niet volgens uniforme toelatingscriteria toegelaten worden tot het pgb, ging uiteindelijk de hele eerste termijn.

De staatssecretaris verschool zich achter afspraken en convenanten. Volgens hem komen wij er wel uit, ooit, waarschijnlijk; vertrouw mij maar! Maar deze staatssecretaris vergeet iets heel essentieels, namelijk de compleet verschillende machtsposities waarin een budgethouder en een zorgverzekeraar zich bevinden. Een zorgverzekeraar kan echt eindeloos wachten, en een procedure, als die wordt aangespannen om een pgb te krijgen, eindeloos rekken. Die tijd heeft een budgethouder niet. Die heeft zijn zorg nodig. Die kan niet wachten. Toch zegt de staatssecretaris: wij komen er samen wel uit. Hij wil niet buigen voor een dikke meerderheid in deze Kamer, en hij ontraadt alle amendementen die ervoor moeten zorgen dat de zorgverzekeraars niet proberen om budgethouders zo veel mogelijk buiten de deur te houden en af te schuiven naar hun concurrenten.

Ik zou willen vragen wat hij gaat doen als de Kamer in meerderheid besluit dat er uniforme toelatingscriteria komen, maar vijf minuten voor het debat, als een duveltje uit een doosje, heeft de VVD de Partij van de Arbeid terug in het hok. Ik feliciteer vanaf deze positie de heer Potters. Het is hem gelukt. Hij heeft de wetsbehandeling twee weken uitgesteld gekregen omdat er te veel amendementen waren. Vorige week hebben wij de behandeling niet afgerond. De tussentijd heeft hij gebruikt om de heer Van Dijk van de Partij van de Arbeid zo onder druk te zetten dat het nu van tafel is. De meerderheid is weg, foetsie. Waar ik begon met te zeggen dat er een duidelijke meerderheid was behalve de VVD en de staatssecretaris, heeft helaas de PvdA zich bij de laatsten aangesloten. Want wat staat er nu in een amendement dat alle andere amendementen van zo'n beetje alle fracties in deze Kamer overbodig maakt? Die andere amendementen zullen immers niet aangenomen gaan worden, aangezien 76 zetels in deze Kamer nu anders beslissen. In dat amendement staat dat het mogelijk is om in de toekomst uniforme criteria te stellen als blijkt dat dat nodig is.

Het hele debat van vorige week ging erover dat wij hadden geconstateerd dat het nodig is. Langs welke weg wij dit zouden regelen, zouden wij nog zien. De een wilde het in de wet regelen, de ander bij Algemene Maatregel van Bestuur. Daar waren wij wel uit gekomen. Nu wordt echter gezegd: pas als uit de monitor blijkt dat het nodig is. Tegen alle mensen die nu een pgb hebben aangevraagd en die in de kou zijn gezet door de zorgverzekeraars, wordt gezegd: naar uw ervaringen luisteren wij niet; wij gaan eerst een hele monitor opzetten. In de rapportage over die monitor kunnen we, in Van Rijniaanse taal, lezen dat het allemaal wel meevalt, of dat het nog niet voldoende is onderzocht en we het nog een keer gaan onderzoeken. Tegen de tijd dat blijkt dat het écht nodig is, is er al een nieuw kabinet en is het helemaal van tafel. Zo voeren we dus nu een schijndebat over de verankering van het pgb in de Zorgverzekeringswet.

Ik had een heel mooie spreektekst voorbereid, maar ik sta hier toch wel een beetje perplex van. Ik dacht: nu laat de Kamer eens haar tanden zien. Ik dacht: nu laten we zien dat we het in de Kamer opnemen voor mensen. Ik dacht: nu laten we blijken dat we in de Kamer zien dat beleid verkeerd uitwerkt en dat we het aanpassen. Maar toch staan we hier nu weer met lege handen, omdat duidelijk is dat de Partij van de Arbeid het nog wel even wil rekken. Ik moet erbij zeggen: dat doen ze bij de PvdA niet omdat ze het zelf willen. Zo zie ik het niet. Dit doen ze bij de PvdA omdat de VVD ze de voet dwars heeft gezet.

Ik wil toch nog de amendementen langslopen die ik heb ingediend, dus de voorstellen voor wijziging van het wetsvoorstel. In het amendement van mij op stuk nr. 39 wordt voorgesteld dat zorgverzekeraars niet het eigen risico van iemands pgb dat openstaat om zorg in te kopen, af kunnen trekken. De staatssecretaris verschuilt zich op dit punt achter het Burgerlijk Wetboek maar weigert eigenlijk te zien welke ongelijkheid hij hiermee schept, en wat dit met zich meebrengt voor pgb-houders. Eigenlijk moeten we natuurlijk überhaupt af van het eigen risico. Maar het is gek dat je voor wijkverpleging geen eigen risico hebt, maar dat een zorgverzekeraar wel het eigen risico van een verzekerde af kan trekken van het pgb. Ik roep de Kamer op om dit amendement gewoon te steunen en aan te nemen.

In het amendement op stuk nr. 28 wordt geregeld dat er voorwaarden worden vastgelegd waaraan alle zorgverzekeraars zich moeten houden. Dat is de kern van dit debat. Ik heb het daarover al gehad. Er was een Kamermeerderheid die het standpunt van de SP hierover deelde. We hebben verschillende voorstellen ingediend. We kunnen nu echter vaststellen dat die voorstellen helaas de eindstreep niet zullen halen.

In het amendement op stuk nr. 29 wordt gesteld dat er een basistarief moet komen, zodat budgethouders voldoende budget krijgen om de benodigde zorg in te kopen. Ik wil niet wachten tot het fout gaat; volgens mij kunnen we nu regelen dat dit gewoon wordt gegarandeerd.

In het amendement op stuk nr. 36 staat dat alle zorgverzekeraars verplicht worden om een bewustekeuzegesprek te voeren met mensen die een pgb aanvragen. Tijdens dat gesprek kan duidelijk worden gemaakt welke rechten en plichten er verbonden zijn aan het pgb. Dat gesprek is er ook voor bedoeld om te beoordelen of een pgb passend is. Zo'n gesprek levert voordelen op voor zowel de zorgverzekeraar als de budgethouder. De evaluatie van het voeren van bewustekeuzegesprekken is positief. Zo'n gesprek moet je dus niet alleen voeren met mensen als je vermoedt dat de situatie niet geschikt is voor het pgb, maar zo'n gesprek moet je met iedereen voeren die een pgb aanvraagt. Dit is een inspanningsverplichting voor zorgverzekeraars. Dit moet je dus niet facultatief laten waardoor de een dergelijke gesprekken wel gaat voeren en de ander niet. Iedereen moet dit gewoon doen. Volgens mij zou daar de positie van het pgb echt sterker van worden.

Op enkele punten die ik in de eerste termijn aankaartte, heb ik de staatssecretaris onvoldoende horen reageren, en ik ben ontevreden over antwoorden op vragen daarover. Ik wil daarover graag nog moties indienen. Die punten gaan over planbare zorg, bemiddelingsbureaus en het veiligstellen van bewijsmateriaal als er vermoedens van fraude zijn.

Naar het toilet moeten is geen planbare zorg, zei de staatssecretaris vorige week. Hulp bij ademhalingsondersteuning is ook geen planbare zorg. Toch zetten zorgverzekeraars dit wel in bij het bepalen of mensen in aanmerking komen voor een pgb. Omdat je kunt plannen wanneer je naar het toilet gaat, kom je niet in aanmerking voor een persoonsgebonden budget als je daarvoor hulp nodig hebt. Vorige week heb ik de staatssecretaris gevraagd of hij de bestuurders van de zorgverzekeringsmaatschappijen wil vragen om een week lang planbaar naar het toilet te gaan. Daarop heeft hij niet gereageerd. Toch meen ik dit serieus. Het is idioot dat ze dit voorstellen. Daaruit blijkt hoe groot de macht is die ze hebben en kunnen gebruiken. Het is onwenselijk dat op grond van dit soort zorginhoudelijke zaken wordt beoordeeld of een pgb passend is. Het is discutabel en ongewenst dat een zorgverzekeraar zo vergaand en zo inhoudelijk ingrijpt in het leven en de mogelijkheden om zelf te beschikken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars een pgb afwijzen wanneer de zorg die iemand nodig heeft, aangeduid kan worden als "planbare zorg";

overwegende dat het criterium "planbare zorg" leidt tot zeer pijnlijke interpretatieverschillen;

verzoekt de regering, het criterium "planbare zorg" niet meer toe te passen bij de toekenning of afwijzing van een pgb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (34233).

Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben vorige week een aantal zaken langsgelopen die het draagvlak voor het pgb ondermijnen, onder andere de tarieven die pgb-bemiddelingsbureaus hanteren. Ze worden eigenlijk van twee kanten rijk. Tegen de budgethouder die zorgverleners zoekt zeggen ze: betaalt u maar aan mij. Tegen de zorgverlener die opdrachtgevers zoekt, zeggen ze vervolgens: betaalt u ook maar aan mij. En dat vragen ze enkel voor het tot stand brengen van de bemiddeling. Soms gaat dat tot 20% tot 25%. ZZP Nederland trok hier in mei vorig jaar over aan de bel, ik heb er al series Kamervragen over ingediend, ik ben niet verder gekomen met deze staatssecretaris en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pgb-bemiddelingsbureaus veel geld verdienen met het bemiddelen van budgethouders met zelfstandigen zonder personeel;

constaterende dat er geen maximaal of vast tarief voor dergelijke bemiddelingsactiviteiten is vastgesteld;

van mening dat percentages die zowel zorgverleners als budgethouders moeten betalen ten koste gaan van pgb-middelen die bestemd zijn voor zorg;

verzoekt de regering, een maximumpercentage vast te stellen dat mag worden gevraagd voor bemiddeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (34233).

Mevrouw Leijten (SP):
We hebben het in deze Kamer vaak over de aanpak van zorgfraude. Vorige week heb ik voorgesteld dat een zorgverzekeraar het kan melden wanneer hij een vermoeden heeft van fraude bij een instelling, waardoor er bewijsmateriaal kan worden veiliggesteld. Dat is iets anders dan een meldpunt. Dat is een andere werkwijze. Ik heb niet het idee dat de staatssecretaris mij heeft begrepen en de praktijk zo wil wijzigen, dus daarom leg ik het voor aan de Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorgverzekeraar zelf geen opsporingsbevoegdheid heeft als hij informatie of vermoedens heeft van fraude met een pgb en hij geen bewijsmateriaal kan veiligstellen;

van mening dat bij vermoedens van fraude de zorgverzekeraar dit aan een opsporingsinstantie moet melden zodat deze zo snel mogelijk beslag op eventueel bewijsmateriaal kan leggen;

verzoekt de regering, deze werkwijze mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (34233).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Vorige week heeft het CDA het uitgebreid met de staatssecretaris gehad over de verankering van het persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet. Het CDA is voor een wettelijke vastlegging, maar het CDA ziet ook graag dat er heldere toegangscriteria komen. Het CDA wil ook graag dat de flexibiliteit van het persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet beter wordt. Nu lijkt het erop dat zorgverzekeraars te veel zorg onder planbare zorg schuiven. Dan krijgen mensen dus geen persoonsgebonden budget.

Vorige week bleek dat de hele Tweede Kamer, met uitzondering van de VVD, heeft gepleit voor betere wettelijke toegangscriteria. De oplossing is vrij eenvoudig: de toegangscriteria die in de Wet langdurige zorg staan, komen ook in de Zorgverzekeringswet te staan. Het is teleurstellend dat de staatssecretaris voor al deze argumenten doof was. Hij laat de effecten van de wet monitoren, hij wacht eerst de resultaten van het afgelopen jaar af, hij ziet de meerwaarde er nog niet van in, hij vindt het niet bij de Zorgverzekeringswet passen, hij houdt zich liever vast aan de bestuurlijke afspraken, maar hij vindt ook dat mensen goede toegang tot het persoonsgebonden budget moeten hebben. Maar als de staatssecretaris vindt dat mensen goed toegang moeten hebben tot het persoonsgebonden budget, waarom kiest de staatssecretaris er dan toch niet voor om mensen met een persoonsgebonden budget meer rechtszekerheid te geven? Waarom legt hij geen heldere toegangscriteria vast in de wet? Het doel daarvan is dat elke budgethouder bij elke zorgverzekeraar dezelfde rechten heeft. Daar staat natuurlijk de plicht tegenover dat je zorgvuldig en rechtmatig met dat persoonsgebonden budget omgaat.

Het CDA vindt het opvallend dat er zo weinig ruimte was voor een echt debat met de staatssecretaris. Waarom stond en staat de staatssecretaris niet open voor de overtuiging van de meerderheid van de Tweede Kamer? Daar zal ik zo nog wat over opmerken naar aanleiding van het laatste amendement dat we hebben ingediend gekregen.

Het CDA heeft een amendement ingediend over de gewaarborgde hulp. Dat betekent niet alleen dat familieleden, maar ook naasten in de omgeving een persoonsgebonden budget kunnen aanvragen. Dit is nodig als iemand niet meer zelf in staat is om het persoonsgebonden budget aan te vragen en te beheren. Van belang is natuurlijk dat de naasten in de omgeving betrouwbaar zijn, maar het voordeel van gewaarborgde hulp is dat je niet naar de rechter hoeft te gaan om daar toestemming voor te krijgen. Ook daarvan zei de staatssecretaris vorige week: ik vind het sympathiek, maar ik vind het nog te vroeg om het in de wet vast te leggen. Het is zijn bedoeling om te wachten totdat het gemonitord is, totdat er problemen in de praktijk zijn ontstaan, totdat die gerepareerd moeten worden. Het CDA vangt veel liever problemen van tevoren af. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Over de planbaarheid van de zorg is uitgebreid van gedachten gewisseld. Meerdere partijen hebben naar voren gebracht dat sommige zorgverzekeraars ook toiletgang als planbaar zien. Dat gaat er bij het CDA echt niet in. De staatssecretaris verwijst ook hier weer naar de bestuurlijke afspraken. Die zijn er nu een jaar, maar juist het afgelopen jaar laat zien dat die afspraken niet heel goed hebben gewerkt, want met de planbaarheid is het echt een zooitje geworden. Het CDA zou graag willen dat daarop meer actie komt. Daarom steunt het CDA de motie van mevrouw Bergkamp en het amendement van de heer Van der Staaij en mevrouw Voortman.

Mijn collega Mona Keijzer heeft zich de afgelopen tijd vaak ingezet voor een betere intensieve kindzorg. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij de problemen met de intensieve kindzorg ook wil oplossen. Daarvoor moet de ingestelde denktank een "doetank" worden. Dit zijn trouwens de woorden van de staatssecretaris. Deze discussie speelt nu al meer dan een jaar. Het CDA vindt echt dat het tijd wordt dat er snel met oplossingen wordt gekomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatsecretaris een denktank voor intensieve kindzorg in het leven heeft geroepen;

constaterende dat de zorg voor intensieve kinderen complex is;

overwegende dat naast verschillende praktische vraagstukken ouders ook te maken krijgen met verschillende wettelijke regimes;

overwegende dat het van groot belang is voor deze kinderen aansluiting en samenwerking tussen wettelijke regimes te organiseren en ze te ondersteunen bij praktische vraagstukken;

verzoekt de regering, de Tweede Kamer voor het zomerreces te informeren over de concrete oplossingen die zijn bedacht voor de zorg voor intensieve kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Bergkamp en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (34233).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Eigenlijk hoeft deze motie helemaal niet nodig te zijn als de staatssecretaris zegt dat hij dit gaat doen.

Wij hebben zonet een amendement gekregen van de PvdA en de VVD. Dat is een teleurstellend amendement, moet ik tegen de heer Otwin van Dijk zeggen. Hij had een amendement met mevrouw Voortman ingediend dat zoveel beter was, waarbij wij zoveel beter de rechten van mensen met een persoonsgebonden budget zouden kunnen regelen. Ik zie dat de heer Potters goed koffie heeft gedronken, maar het is stiekem toch een slap aftreksel van datgene wat er lag. Daar zal ik heel eerlijk in zijn. Ik zie ook een behoorlijk gat in dit amendement zitten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op basis van het amendement op stuk nr. 41 (34233) bij of krachtens AMvB regels gesteld kunnen worden over de voorwaarden die aan de verzekerde of diens vertegenwoordiger worden gesteld om in aanmerking te komen voor een Zvw-pgb;

verzoekt de regering, tevens in deze AMvB te regelen dat zorgverzekeraars in hun modelovereenkomst geen aanvullende eisen mogen stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Leijten, Voortman, Dik-Faber, Van der Staaij, Agema en Bergkamp.

Zij krijgt nr. 47 (34233).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik zal de motie nog even kort toelichten. Over het amendement dat de heren Otwin van Dijk en Potters hebben ingediend, kan ik zeggen: als je niet regelt dat zorgverzekeraars geen aanvullende eisen mogen stellen, is het geen klap waard. Dan kunnen we nog zulke mooie voorwaarden in de AMvB hebben staan, maar als zorgverzekeraars dan met het argument van kwaliteit alsnog aanvullende eisen aan de wettelijke vertegenwoordiger of de budgethouder kunnen stellen, zijn we weer terug bij af. Daarom vind ik dat de staatssecretaris dit aspect, namelijk dat zorgverzekeraars geen aanvullende eisen in de modelovereenkomst mogen stellen, mede in die AMvB moet vastleggen. Gelukkig zijn meerdere collega's dat met mij eens.

De voorzitter:
U moet gaan afronden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Tot slot. Het CDA hoopt van harte dat de staatssecretaris toch de verbetervoorstellen steunt die verder gaan dan het amendement van de Partij van de Arbeid en de VVD. Anders ben ik bang dat we hier over een tijdje weer de schade moeten repareren. Dat terwijl we nu de kans hebben om het in één keer goed te regelen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik ben enorm teleurgesteld in de manier waarop de eerste termijn van het debat verliep. Ik vrees dat het vandaag ook niet veel beter zal worden. We zagen twee coalitiepartijen die tot op het bot verdeeld waren over het pgb in de Zorgverzekeringwet. Op zich is dat goed, want met de steun van de Partij van de Arbeid hadden we een meerderheid om het pgb goed in de Zorgverzekeringswet te verankeren. Tijdens het vorige debat zag ik een staatssecretaris die met meer liberale woorden dan ik van hem gewend ben, het eigen karakter van de Zorgverzekeringswet verdedigde.

Zorgverzekeraars zijn private partijen, maar zij dienen wel publieke belangen. Daarom is het goed dat zij ook aan publieke regels gehouden worden. We hebben het hier immers niet over auto- of inboedelverzekeringen. De staatssecretaris heeft mij niet kunnen overtuigen van de dilemma's bij het opnemen van toegangscriteria in de Zorgverzekeringswet. Hij heeft nota bene zelf een wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd waarin hij de mogelijkheid van een AMvB openhoudt waarin die criteria alsnog kunnen worden opgenomen. We wilden van systemen naar mensen. Hoe vaak zijn die woorden niet uitgesproken, ook door de staatssecretaris? Om wie gaat het vanavond? Om de systemen of om de mensen? Om de zorgverzekeraars of om de verzekerden die toegang willen tot een pgb en vragen om een stukje rechtszekerheid?

De ChristenUnie zal alle amendementen steunen die bepalen dat de toegangscriteria in de wet worden opgenomen. Tot 19.45 uur vanavond was daar ook een meerderheid voor. Helaas is dat nu niet meer het geval. Er ligt een amendement van beide coalitiepartijen. Daarin wordt geregeld dat er een AMvB komt voor de toegang tot het pgb, maar nergens staat een verwijzing naar de criteria in de Wlz, terwijl ik de Partij van de Arbeid tijdens het vorige debat hoorde zeggen: dat zijn goede criteria, daarover is goed nagedacht. Waarom trekken we dat niet gelijk? Neem dat dan ook op in het amendement. Ook lees ik nergens over een datum. Ik weet natuurlijk niet of het kabinet gaat vallen, ik heb geen glazen bol, maar laten we een datum opnemen, zodat we in ieder geval weten dat die AMvB er ook zal komen. Op dat punt zal mijn fractie een subamendement indienen.

Met betrekking tot de inhoud van de zorgen is er weer een kanbepaling opgenomen en moeten we dus maar afwachten of de AMvB er komt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld kunnen worden om het Zvw-pgb vorm te geven;

constaterende dat er een brede wens in de Kamer ligt om de bepalingen voor het persoonsgebonden budget in de Zvw en de Wlz zo veel mogelijk gelijk te trekken;

overwegende dat in april de uitkomsten van de pgb-monitor gereed zullen zijn;

van mening dat het in het belang van budgethouders is dat nadere bepalingen ten aanzien van de uitvoering van het pgb bij elke zorgverzekeraar gelijkgetrokken worden, waarbij uitgegaan wordt van een toegankelijk, flexibel en toereikend pgb;

verzoekt de regering, de AMvB voor de zomer naar de Kamer te sturen, waarbij nadrukkelijk de brede wens van de Kamer wordt meegenomen om bepalingen voor het Zvw-pgb en het pgb in de Wlz zo veel mogelijk gelijk te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (34233).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In de eerste termijn heb ik de aandacht gevraagd voor het feit dat zorgverzekeraars pgb-aanvragen weigeren omdat bepaalde vormen van zorg planbaar zouden zijn, terwijl dat in feite niet zo is. Denk aan de toiletgang, die ook vanavond weer even is genoemd. Ik wil dat hierover veel meer duidelijkheid komt en dat het niet als oneigenlijk argument wordt gebruikt om pgb-aanvragen te weigeren. Daarom heb ik een motie hierover van D66 medeondertekend. Die zal zo dadelijk worden ingediend. Ook de motie over de intensieve kindzorg die zojuist is ingediend door mevrouw Bruins Slot, heb ik medeondertekend. We zien dat ouders van kinderen met een zeer zware zorgvraag door het zorglandschap dwalen en te maken hebben met verschillende wettelijke regimes. Hiervoor moet een oplossing komen zodat ouders zich kunnen richten op de zorg voor hun kinderen en niet langer op papieren en procedures.

Ik heb een amendement ingediend over de gemaximeerde vergoedingen. We willen graag dat een vergoeding niet gemaximeerd is, maar vooral dat zij toereikend is. De staatssecretaris houdt vol dat het schrappen van "gemaximeerd" ertoe zal leiden dat er geen budget is. Wil de staatssecretaris dat nu nog een keer uitleggen? Er is geen enkele wet waarin een pgb verankerd is waarin staat dat het pgb gemaximeerd is, en toch is er gewoon budget beschikbaar. Graag krijg ik hierop een nadere toelichting. Ik hoop dat we hier samen uit kunnen komen.

In het eerste deel van het debat hebben we gesproken over de bemiddeling en geschillenbeslechting. De ChristenUnie vindt met de staatssecretaris dat de procedures op dit moment te lang duren. Mensen die zelf de regie over hun zorg willen, hebben die tijd niet. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de SKGZ zal worden verzocht om procedures, als het gaat om bemiddeling en geschillenbeslechting ten aanzien van het Zvw-pgb, waar mogelijk in te korten;

constaterende dat de huidige doorlooptijd voor bemiddeling twee maanden en voor het behandelen van een geschil zes maanden is;

van mening dat een vlottere bemiddeling en geschillenbeslechting ten aanzien van het Zvw-pgb bijdraagt aan een solide uitvoering van het Zvw-pgb;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de SKGZ de juiste capaciteit krijgt om de doorlooptijd van bemiddeling en geschillenbeslechting over het Zvw-pgb daadwerkelijk aanzienlijk te verkorten;

verzoekt de regering voorts, bij de monitoring van de uitvoering van het Zvw-pgb tevens de doorlooptijden van procedures bij de SKGZ op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (34233).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb nog twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een wettelijke grondslag voor een Zvw-pgb wordt geregeld;

overwegende dat zorgverzekeraars kritisch zijn over de uitvoerbaarheid van het pgb;

van mening dat het bewustekeuzegesprek, maar ook huisbezoeken bijdragen aan de uitvoerbaarheid van het Zvw-pgb;

voorts van mening dat zorgverzekeraars met huisbezoeken budgethouders ondersteuning kunnen bieden bij het organiseren van het Zvw-pgb;

verzoekt de regering, zorgverzekeraars ertoe te bewegen om tijd te investeren in het Zvw-pgb door meer huisbezoeken af te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (34233).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Met mijn laatste motie wil ik de koudwatervrees bij zorgverzekeraars wegnemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) van mening is dat het verankeren van het pgb in de Zvw geen doel op zich is;

constaterende dat ZN zich zorgen maakt over de manier waarop het Zvw-pgb op dit moment wordt ingericht;

overwegende dat de eigen regie, die cliënten met een persoonsgebonden budget over hun zorg kunnen krijgen, van grote toegevoegde waarde is binnen de Zorgverzekeringswet;

van mening dat wanneer DSW goed in staat is het Zvw-pgb uit te voeren, andere zorgverzekeraars dit ook kunnen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat zorgverzekeraars onderling best practices uitwisselen en daarbij ook de ervaringen van DSW te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (34233).

Ik zie dat mevrouw Bruins Slot een punt van orde heeft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Voor de volledigheid merk ik op dat ook mevrouw Bergkamp mijn motie op stuk nr. 47 heeft meeondertekend.

De voorzitter:
We hebben haar naam er inmiddels bij gezet.

Het woord is aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dacht al dat mevrouw Bergkamp die motie zou meeondertekenen, aangezien we met een groot aantal partijen steeds één lijn hebben getrokken.

Hoewel het voor GroenLinks een heuglijk feit is dat het persoonsgebonden budget eindelijk in de Zorgverzekeringswet verankerd wordt, heeft mijn fractie toch een kater overgehouden aan de eerste termijn. In plaats van het garanderen van de regie en de keuzevrijheid van de patiënt, leek juist de vrijheid van de zorgverzekeraar voor deze staatssecretaris en de VVD voorop te staan. Inmiddels heeft de Partij van de Arbeid zich daarbij aangesloten. Dat is triest voor al die pgb-houders die met spanning dit debat hebben gevolgd. Dat er op een betrekkelijk klein wetsvoorstel zo'n twintig amendementen zijn ingediend, waarvan het merendeel betrekking heeft op het verbeteren van de positie van de budgethouder, zou voor de staatssecretaris toch een teken moeten zijn dat hij hiermee niet de goede kant op gaat. Hij wil de positie van mensen echter pas verbeteren als daarvoor signalen zijn. In de ogen van GroenLinks zouden de ervaringen van het afgelopen jaar al genoeg ervaringen moeten zijn. Zij zouden een goede aanleiding moeten zijn, maar helaas heeft de staatssecretaris daar niet genoeg aan. In zijn visie is het bewijs er pas als er een monitor komt; die komt in april. Dat kan pas een aanleiding zijn, maar ook dat is nog onduidelijk. Wat GroenLinks betreft, is het afgelopen jaar al voldoende gebleken dat we de positie van de budgethouder echt moeten verstevigen.

De combinatie van zorg in natura en het persoonsgebonden budget is nog niet goed geregeld. Verzekeraars stellen te hoge eisen om de toegang tot het pgb zo veel mogelijk te beperken. GroenLinks vreest dat met het huidige wetsvoorstel en de opstelling van de coalitie het persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet een sterfhuisconstructie wordt. We willen dat de rechten van budgethouders vooraf goed geregeld zijn; we willen niet achteraf repareren, want het is ook onduidelijk wanneer de maat voor de staatssecretaris vol zal zijn. Rechtszekerheid voor budgethouders is alleen gebaat bij een wet die duidelijk stelt waarop zij bij hun zorgverzekeraar kunnen rekenen en waarbij zo weinig mogelijk onderscheid bestaat tussen zorgverzekeraars en tussen verzekerden. Daarom hebben wij samen met de PvdA het amendement op stuk nr. 23 ingediend. Met dat amendement worden de bepalingen over het persoonsgebonden budget zo veel mogelijk samengetrokken met de bepalingen daarover in de Wet langdurige zorg, zodat de toegang in de verschillende wetten zo gelijk mogelijk is. Er zijn verzekeraars die dit een belangrijke toevoeging vinden. Ik begrijp dan ook werkelijk niet waarom die criteria nu ineens niet meer in de wet zouden mogen van de coalitie. Ik heb naar de bezwaren van de staatssecretaris geluisterd en ik heb het amendement aangepast. De bepalingen dat het persoonsgebonden budget als voorschot wordt uitgekeerd en dat de hoogte van het pgb wordt vastgesteld, zijn in het nieuwe amendement vervallen. Ook aan de bezwaren van de staatssecretaris tegen de administratieve lasten voor verzekeraars ben ik met dit nieuwe amendement tegemoetgekomen. Daarmee wordt naar de mening van GroenLinks ook tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de administratieve lasten voor verzekeraars en de vrijheid om eigen procedures te volgen, maar blijven de mogelijkheden bestaan om de positie van budgethouders te verbeteren.

Naast dit amendement heb ik ook een amendement ingediend om de Wet marktordening gezondheidszorg niet van toepassing te laten zijn op zorg die is ingekocht met een pgb, maar ik heb de opmerkingen van onder andere de SP ter harte genomen. Daarom trek ik dat amendement in.

De voorzitter:
Het amendement-Voortman (stuk nr. 21) is ingetrokken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De zorgen van GroenLinks dat de Wet marktordening gezondheidszorg of bijvoorbeeld de verplichting van een klachtenregeling uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg een belemmering kan vormen voor kleine individuele zorgverleners, bestaan wel. Daarover dien ik een motie in. Daarnaast heb ik nog enkele andere moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) eisen worden gesteld aan zorgaanbieders;

overwegende dat deze wetten mogelijk een belemmering vormen voor bepaalde vormen van zorg die met het Zvw-pgb ingekocht kunnen worden;

verzoekt de regering, in overleg met Per Saldo de knelpunten van de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg voor zorgverleners die ingehuurd worden op basis van een Zvw-pgb, te inventariseren en maatregelen te nemen om deze knelpunten weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (34233).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor zorg op basis van bijvoorbeeld de Wmo of de Wet langdurige zorg de combinatie van zorg ingekocht via het persoonsgebonden budget en zorg in natura mogelijk is;

van mening dat deze combinatie ook mogelijk moet zijn voor zorg op basis van de Zorgverzekeringswet;

verzoekt de regering, te garanderen dat verzekerden ook voor zorg op basis van de Zorgverzekeringswet het persoonsgebonden budget en zorg in natura kunnen combineren en maatregelen te nemen wanneer blijkt dat verzekerden deze mogelijkheid in de praktijk niet krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Bergkamp en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (34233).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een sterke positie van verzekerden en budgethouders noodzakelijk is voor een solide uitvoering van het pgb in de Zorgverzekeringswet;

overwegende dat de Zorgverzekeringswet verschilt van andere zorgwetten waar het gaat om bijvoorbeeld klachtregelingen, mogelijkheden tot bezwaar of beroep en ondersteuning van verzekerden;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en op welke wijze de verhouding van budgethouders ten opzichte van zorgverzekeraars verder versterkt kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (34233).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet (Zvw-pgb) alleen mogelijk is voor verpleging en verzorging die niet gepaard gaan met verblijf;

overwegende dat mogelijk ook voor andere zorgaanspraken in de Zorgverzekeringswet het Zvw-pgb een mogelijke inkoopwijze kan zijn;

verzoekt de regering, jaarlijks te evalueren of de mogelijkheid om zorg via het Zvw-pgb te regelen, uitgebreid kan worden naar andere zorgaanspraken in de Zorgverzekeringswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (34233).

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de zorgen geuit door de vorige sprekers. Het enige wat ik nog van de staatssecretaris wil vragen, is een reactie op mijn amendement op stuk nr. 43. Die hebben we nog niet gehad.

De voorzitter:
Ik ga er ook van uit dat dat gebeurt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. We hadden vorige week met de PvdA erbij een Kamermeerderheid om toegangscriteria in de wet te regelen. Alleen de staatssecretaris en de VVD wilden dat niet. Nu ligt er een amendement van de VVD en de PvdA. We hebben daarmee eigenlijk heel weinig mogelijkheid tot het regelen van toegangscriteria. Het verbaast mij enorm dat de PvdA opeens een monitor nodig heeft om tot toegangscriteria te komen. Ik vind het een luxe. Een jaar lang werken we al in de praktijk. Waarom zouden we dus wachten op een monitor? Ik vind het ook wel schrijnend, want de cliënten over wie we het hebben, hadden nu zekerheid kunnen krijgen door de toegangscriteria in de wet te verankeren. Dankzij de VVD en de PvdA gaat dat vandaag echter niet gebeuren. Ik moet zeggen: ik heb daar echt een naar gevoel aan overgehouden. Ik weet niet wat er in de tijd tussen het eerste deel van het debat en nu is gebeurd, maar het is duidelijk dat de PvdA zich voor het karretje van de VVD heeft laten spannen. Dat vind ik zeer teleurstellend. Om de schade te beperken, heb ik zojuist samen met mevrouw Dik-Faber een subamendement ingediend om een deadline te verbinden aan de Algemene Maatregel van Bestuur. Die moet er zo snel mogelijk komen en we hebben 1 juli als datum gesteld. Ik reken daarvoor ook op de steun van de PvdA, want ik kan me niet voorstellen dat mensen nog langer in onzekerheid moeten verkeren.

Ik ga over naar het echte gedeelte van mijn tekst. Als je cognitief en motorisch zwaar beperkt bent, epileptische aanvallen hebt of worstelt met MS, wil je zelf keuzes kunnen maken op welk moment je welke zorg nodig hebt. Deze mensen kunnen zonder pgb vaak die keuzes niet maken, omdat ze vastzitten aan een vast schema van thuishulporganisaties. Daarin is flexibiliteit vaak lastig te plannen, terwijl juist bij bepaalde aandoeningen en ziektes die flexibiliteit belangrijk is om de regie te krijgen over je eigen leven. Het pgb in de Zorgverzekeringswet is een must voor D66. Dat begon al in 2013 met de motie van D66, GroenLinks en de ChristenUnie. Er ligt nu een wetsvoorstel voor en dat vind ik winst, maar de vraag was natuurlijk of we het pgb volwaardig in de wet durfden te verankeren. Nogmaals, ik ben teleurgesteld dat dit in ieder geval qua toegangscriteria niet gaat lukken, terwijl dit zo belangrijk is. De staatssecretaris heeft ons niet kunnen overtuigen waarom we dit niet doen. We doen dit wel in de Wlz, in de Wmo en in de Jeugdwet. Waarom dan niet bij de zorgverzekeraars? Vandaar dat ik nog een keer een beroep doe, met name op de PvdA, om de andere ingediende amendementen te bekijken en in ieder geval het door mij en mevrouw Dik-Faber ingediende amendement te steunen om zo snel mogelijk met de Algemene Maatregel van Bestuur te komen. D66 heeft een amendement ingediend om de toegangscriteria wél te regelen, het amendement op stuk nr. 25. We hopen nog steeds op steun van de andere collega's, al is het maar omdat we dan met elkaar een statement maken dat wij als oppositie wel van plan waren om dit te regelen.

We hebben nog een aantal andere amendementen ingediend om de cliëntondersteuning te regelen, om een waardige hoogte van het pgb vast te stellen en om een wettelijke verankering van het pgb mogelijk te maken ten opzichte van zorg in natura. Ik hoop ook op steun voor deze amendementen.

Ik dien zo dadelijk nog een aantal moties in. Ik stel echter eerst nog een vraag aan de staatssecretaris over palliatieve terminale zorg. Ik heb namelijk nog niet voldoende antwoord gekregen op de vraag of het mogelijk is om ook in deze kwetsbare periode een pgb te krijgen.

Ik ga over tot het voorlezen van mijn moties, waarvan ik er een heb ingediend samen met mevrouw Bruins Slot en mevrouw Dik-Faber.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het begrip "planbaarheid van zorg" bij de aanvraag van een persoonsgebonden budget door elke zorgverzekeraar anders gedefinieerd wordt en er onduidelijkheid bestaat over wat hier wel of niet onder zou mogen vallen;

constaterende dat "planbare zorg" nog te vaak als argument wordt aangedragen om geen persoonsgebonden budget binnen de Zorgverzekeringswet toe te staan;

overwegende dat duidelijker beschreven dient te worden wat onder planbaarheid van zorg wordt verstaan, zodat hier consensus bij zowel budgethouders als zorgverzekeraars over zal ontstaan;

verzoekt de staatssecretaris, met Per Saldo en zorgverzekeraars in overleg te gaan om de uitgangspunten van planbaarheid van zorg verder te ontwikkelen, deze in de praktijk toe te passen en bij betrokken partijen onder de aandacht te brengen, en de Tweede Kamer hier voor het zomerreces over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Bruins Slot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (34233).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er diverse soorten tarieven (rekentarieven, NZa-tarieven, maximumtarieven) bestaan waarmee de budgethouder geconfronteerd wordt;

van mening dat dit oerwoud aan tarieven niet bijdraagt aan transparantie voor de budgethouder;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met betrokken partijen, waarvan in ieder geval zorgverzekeraars, Per Saldo en de NZa om te kijken of de communicatie hierover naar budgethouders vereenvoudigd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (34233).

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording in de eerste termijn. Wij hebben al een schriftelijke ronde gehad over de amendementen. Die hielp, maar er bleef toch nog genoeg over. Bovendien waren wij er erg benieuwd naar hoe het ging met het punt van de toegangscriteria. Wordt dat nu wel of niet in een AMvB geregeld? Er was immers sterk en breed de behoefte aanwezig om zo veel mogelijk in de wet of nadere regels zelf helderheid te scheppen over de voorwaarden, dus over de gevallen waarin mensen daadwerkelijk aanspraak kunnen maken op een pgb.

Te elfder ure hebben wij nu een amendement ontvangen van PvdA en VVD. Ze hebben kennelijk de strijdbijl begraven en met succes de vredespijp gerookt. Het is nuttig om te zien wat daar uitgekomen is. Ik dacht even dat het een soort subamendement is op het amendement op stuk nr. 37 dat mevrouw Voortman en ikzelf hebben ingediend en nog hebben gewijzigd. Het lijkt er behoorlijk veel op, ook op het punt van het imperatief bepalen van de toegangscriteria voor een persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet (Zvw-pgb) bij Algemene Maatregel van Bestuur. Maar als ik de amendementen naast elkaar leg en heel precies kijk, zie ik in de eerste plaats het verschil dat het behalve "bij" Algemene Maatregel van Bestuur ook "krachtens" Algemene Maatregel van Bestuur kan. In de tweede plaats stel ik vast dat mevrouw Voortman en ikzelf er in ons amendement over spraken dat de voorwaarden worden bepaald, maar dat de heer Potters en de heer Otwin van Dijk met hun amendement beogen te bepalen dat er regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden. Dat is een subtiliteit die wel kan uitmaken. Daarom kan de motie van mevrouw Bruins Slot misschien verdere helderheid scheppen. Ik denk dat het wel van belang is dat uit die AMvB duidelijk blijkt in welke gevallen je met succes aanspraak kunt maken op een persoonsgebonden budget en dat dit niet met aanvullende eisen van de zorgverzekeraar ongedaan kan worden gemaakt, want anders is de rechtszekerheid er niet voldoende mee gediend. Ik denk dat dit een belangrijk discussiepunt blijft.

Los van dit amendement ga ik met het oog op de tijd niet de door mijzelf en door mijn collega's ingediende amendementen langs. Ik herhaal nog wel een vraag waarop ik in eerste termijn geen antwoord op heb gehad. Hoe zit het met de loondoorbetaling bij ziekte? Wie is dan verantwoordelijk? Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen die mevrouw Bergkamp heeft gesteld over de palliatieve terminale zorg.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Vandaag hebben wij de tweede termijn over het wetsvoorstel om het persoonsgebonden budget voor verpleging en verzorging in de Zorgverzekeringswet vast te leggen. De PvdA vindt dat met het pgb mensen op een mooie manier hun eigen zorg kunnen organiseren. De PvdA wil dan ook dat het pgb in de Zorgverzekeringswet wordt vastgelegd.

Voor de PvdA staan daarbij drie vragen centraal. Hoe zorgen we voor een goede toegang tot het pgb in de Zorgverzekeringswet? Is de hoogte van het budget toereikend? Kun je met het beschikbare budget zorg inkopen? Hoe regelen we dat er voldoende flexibiliteit is?

In eerste termijn is stevig gediscussieerd over het eerste punt: een goede toegang tot het pgb. In deze tweede termijn beperk ik mij dan ook tot dat onderwerp. Je ziet nu grote verschillen in de manier waarop zorgverzekeraars pgb's toekennen of afwijzen. Als iemand goed uitlegt waarom dat pgb zo belangrijk is, wordt dat verzoek door de ene zorgverzekeraar gewoon toegekend, maar de andere zorgverzekeraar is heel terughoudend en wijst bijna elk verzoek af, zelfs van mensen die al jaren naar volle tevredenheid hun zorg organiseren met een pgb. De PvdA vindt het belangrijk dat er geen verschil is bij de toegang tot het pgb tussen zorgverzekeraars en dat de pgb-criteria in de verschillende zorgwetten zo veel mogelijk gelijk zijn. Voor de verzekerde bestaat er zo rechtszekerheid. We willen dus uniformiteit en rechtszekerheid. Je moet niet eerst polissen hoeven te vergelijken over de toegang tot het pgb bij verschillende verzekeraars. Ik ben blij dat de staatssecretaris dat in zijn beantwoording in eerste termijn ook aangaf.

Voor de PvdA is het belangrijk dat die uniformiteit en rechtszekerheid worden geregeld. Vorige week heb ik aangegeven dat dit in de wet mag, of in een Algemene Maatregel van Bestuur. Meerdere Kamerleden hebben ook gezegd dat het erom gaat dat we het goed regelen. Ik ben blij dat het gelukt is om hierover een afspraak te maken tussen de coalitiepartners. We leggen vast dat de toegangscriteria voor het Zvw-pgb worden vastgesteld in een Algemene Maatregel van Bestuur. Daarmee creëren we de gewenste uniformiteit en rechtszekerheid. Voor de PvdA is het belangrijk dat de Kamer wel mee kan sturen. Die AMvB moet dan ook eerst langs de Kamer.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Nog maar vijf dagen geleden waren de Partij van de Arbeid en GroenLinks het erover eens dat je dit in de drie zorgwetten op precies dezelfde manier moet regelen, namelijk in de wet zelf. Wat is er nu veranderd?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Volgens mij hebben wij vorige week een debat gevoerd waarin meerderen in deze Kamer zeiden dat ze de rechtszekerheid voor de mensen wilden borgen en de verschillen tussen de wetten wilden weghalen, linksom of rechtsom, of dat nu in een AMvB of in een wet zou gebeuren. Ik heb samen met de heer Van der Staaij een mogelijkheid voor een AMvB ondertekend. In die zin is het verschil tussen vorige week en deze week dat we het eens zijn, niet alleen in de coalitie maar ook in de Kamer. Dat vind ik toch wel winst.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is niet waar. De heer Van Dijk doet net alsof hij de vorige week heeft gezegd dat dit wel in de wet geregeld mocht worden. Nee, hij zei dat dit streng en aan de voorkant geregeld moest worden. Dat heeft hij hier gezegd. Nu zegt hij opeens dat het ook wel in een AMvB'tje mag. Daar heb ik moeite mee. Het gaat hier wel om mensen die zorg nodig hebben en die ook op de PvdA gerekend hebben. Die laat de heer Van Dijk nu keihard vallen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Vorige week heb ik inderdaad gezegd dat het geregeld moet worden. Maar meerderen van ons in deze Kamer — ik was niet de enige — zeiden dat we het moesten regelen, of dat nu bij wet zou gebeuren of in een AMvB. Het ging niet om "een AMvB'tje"; nee, het gaat om een AMvB die er moet komen. Het gaat erom dat mensen die zekerheid van tevoren hebben. Rechtszekerheid en uniformiteit, dat zijn de twee ankerpunten waar ik voor sta en waar we volgens mij met zijn allen in deze Kamer voor staan.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Laten we eens goed onderzoeken waar de PvdA voor staat. De PvdA zegt dat rechtszekerheid voor mensen van belang is. Ik heb samen met mevrouw Dik-Faber zojuist een subamendement ingediend om de Algemene Maatregel van Bestuur voor 1 juli te krijgen. Steunt de PvdA dit subamendement?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
U bedoelt het amendement dat er een AMvB er moet komen?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat de AMvB er voor 1 juli moet komen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Het lijkt mij logisch dat die AMvB er natuurlijk ook komt voordat de wet in werking treedt. Als dat voor 1 juli is, is dat voor 1 juli.

Mevrouw Bergkamp (D66):
We hebben in ieder geval steun voor het subamendement. Dat is goed nieuws, want dan hebben we in ieder geval voor 1 juli …

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Nou ja, of voor zoveel eerder als de wet in werking treedt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan hebben we een Algemene Maatregel van Bestuur. Ik vind het echter wel belangrijk om een onderscheid te maken. Twee weken geleden hadden we de mogelijkheid voor een Kamermeerderheid om toegangscriteria in de wet te krijgen. Waarom heeft de PvdA ervoor gekozen om het in een vage Algemene Maatregel van Bestuur op te nemen? Ik snap dat niet. We doen het wel in de Wlz, de Wmo en in de Jeugdwet, maar niet in de Zorgverzekeringswet. Wat is de reden dat de PvdA is gaan draaien?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Volgens mij willen we het niet in een vage AMvB, maar willen we goed regelen dat er criteria komen waar mensen houvast aan hebben, waardoor zij rechtszekerheid hebben en weten waar ze aan toe zijn. Of dat nu in een wet of in een Algemene Maatregel van Bestuur wordt geregeld, volgens mij waren er vorige week meerderen die zeiden dat dat niet zo vreselijk veel uitmaakt, als het maar goed geregeld wordt. Ik ben blij dat we dit uiteindelijk met zijn allen in deze Kamer hebben kunnen regelen en dat de VVD, D66, de PvdA en uiteindelijk iedereen zegt dat we die houvast gaan regelen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoor de heer Van Dijk zeggen: linksom of rechtsom moeten we de toegang tot het pgb goed regelen. Hij geeft aan de mogelijkheid open te hebben gehouden of dat in de wet gebeurt of via een Algemene Maatregel van Bestuur, maar tot 19.45 uur lag er gewoon nog een amendement van de heer Van Dijk en mevrouw Voortman waarin het in de wet geregeld zou worden. Dat amendement is nu gewijzigd; de naam van de Partij van de Arbeid onder dat amendement is verdwenen. Dat zegt toch iets over de voorkeur waar de Partij van de Arbeid wel degelijk voor stond? Anders zou het toch niet linksom of rechtsom moeten, maar zou het zijn: laten we het met elkaar in de wet regelen?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Voor de Partij van de Arbeid is het: laten we het met elkaar regelen. Die intentie hadden we vorige week en die delen we ook met elkaar. We hebben dat gedaan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
100 mensen uit deze Kamer hadden voor het amendement van mevrouw Voortman en de heer Van Dijk gestemd om het in de wet te regelen. De heer Van Dijk heeft die kans niet gegrepen en komt nu met een ander amendement, waarvan we nog maar moeten zien hoe de toegangscriteria eruitzien. Er wordt immers nergens verwezen naar criteria uit de Wlz, die de heer Van Dijk vorige week nog zo waardevol vond en die ook stonden in het amendement dat hij met GroenLinks had ingediend. Mijn vraag blijft dus: vanwaar deze wijziging? Dit is toch gewoon een enorme draai van de Partij van de Arbeid?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Nee. Vorige week hebben we met elkaar gedeeld dat het belangrijk is om de criteria tussen de verschillende wetten zo veel mogelijk gelijk te trekken. Dat staat ook in de toelichting op het amendement, namelijk "zoals ook in andere zorgwetten is bepaald". Ik kan het blijven herhalen, maar of we het nou linksom of rechtsom regelen: de Kamer heeft uitgesproken dat we die toegang zo goed mogelijk willen regelen en dat doen wij met een Algemene Maatregel van Bestuur. De Kamer is het daarover eens en wij gaan dat op deze manier doen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dit amendement regelt op dit moment echt nada, niente, niks. Ik zou willen dat de heer Van Dijk daar wat eerlijker over was. Hij lijkt nu net een stofzuigerverkoper. Waarom zeg ik dat? In het vierde lid staat: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld" over de toegangscriteria. "Kunnen" wil nog steeds zeggen dat het niet hoeft. Als de heer Van Dijk echt serieus meent dat hij daadwerkelijk een verschil wil maken, dan past hij het vierde lid aan en staat er geen "kunnen" meer maar "worden". Dan verandert de heer Van Dijk iets en komen we misschien een mini-mini-ministapje verder. Maar nu is het niks.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Wat mevrouw Bruins Slot zegt, klopt niet. Als zij verwijst naar lid 3 van het amendement, staat daar: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorwaarden die aan de verzekerde of diens vertegenwoordiger worden gesteld". Die bepalingen zijn ook in andere zorgwetten geregeld.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat was mijn vraag niet, want die ging over het vierde lid. We hebben er hier heel uitgebreid over gediscussieerd dat we af willen van het feit dat de zorgverzekeraars de planbaarheid van de zorg misbruiken om mensen geen persoonsgebonden budget te geven. Dat belangrijke criterium van planbaarheid staat in het vierde lid. Het vierde lid spreekt van "kunnen". Daarover hóéft dus geen AMvB te worden gemaakt. Als de heer Van Dijk het serieus neemt en hij daadwerkelijk wil dat we iets veranderen, dan maakt hij van het vierde lid een "worden"-bepaling, zodat er een AMvB komt en er door de staatssecretaris ook echt iets geregeld gaat worden.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Voor de Partij van de Arbeid staat centraal dat de toegangscriteria uniform moeten zijn en zorgverzekeraars geen eigen criteria kunnen stellen aan de toegang tot het pgb. Dat wordt geregeld met het amendement zoals dat nu is ingediend. Daarnaast komt er een monitor in april. Dat kunnen we meenemen in de AMvB, als dat nodig mocht zijn.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij worden er nu unanieme uitsluitcriteria vastgesteld op basis van eigenschappen van de budgethouder of diens vertegenwoordiger. Maar juist op de zorginhoudelijke punten verlaat de heer Van Dijk de stevige positie die hij vorige week had ingenomen. Daar heb ik een vraag over. Vorige week stelde de Partij van de Arbeid samen met GroenLinks voor dat er in de wet toelatingscriteria zouden worden vastgesteld. Nu, een week later, komt er een amendement waarin staat: dat doen we pas als blijkt dat het nodig is. Vorige week vond de Partij van de Arbeid dus nog dat het nodig was en nu wordt er gezegd: als blijkt dat het nodig is. Wat is er nu in tussentijd gebeurd waardoor de heer Van Dijk er niet meer van overtuigd is dat het nodig is?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Het verschil tussen het amendement van vorige week en dat van deze week draait erom dat de criteria die in lid 3 van het amendement worden genoemd, namelijk of je in staat bent om het pgb te beheren, niet in de wet worden gezet maar in een Algemene Maatregel van Bestuur moeten worden opgenomen. Dat is wat hier staat. Het amendement van vorige week ging dus niet over die elementen. Dit wordt geregeld en we regelen tegelijkertijd dat zorgverzekeraars geen aanvullende eisen op dat punt kunnen stellen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik ken de heer Van Dijk toch als een wat eerlijker politicus. Hij heeft het de hele tijd over het derde lid. De pijn zit hem echter in het vierde lid. Dat zei mevrouw Bruins Slot net al. Dat zei mevrouw Voortman ook al. Daar vroeg mevrouw Dik-Faber naar. Telkens komt er geen antwoord.

Als een Kamerlid zijn handtekening onder een wijziging op de wet moet weghalen, is dat heel pijnlijk. Ik snap dus best dat het niet fijn is om dat uit te leggen, maar ik wil graag weten wat er is gebeurd. Waarom vond de heer Van Dijk vorige week nog — dat stelde hij ook voor, samen met GroenLinks — dat de toelatingscriteria in de wet moesten komen en waarom is dat nu niet meer nodig? Er staat namelijk duidelijk in de toelichting dat er maatregelen kunnen worden gesteld, als blijkt dat dit nodig is. Wanneer heeft de PvdA, de heer Van Dijk ingezien dat het nu niet nodig is? Wat is er gebeurd?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Wat er nu in het vierde lid staat, stond vorige week in het derde lid van datgene waar de regering mee kwam. Dat is niet gewijzigd. Die zorginhoudelijke criteria konden al op basis van een Algemene Maatregel van Bestuur worden opgesteld. Wat dit amendement regelt, is dat die persoonsgerichte criteria niet in de wet komen te staan, maar dat ze in een Algemene Maatregel van Bestuur moeten worden opgesteld. Die andere mogelijkheid bestond al. Dit is wat er nu wordt geregeld.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik stel vast dat we allemaal hebben geprobeerd om te vragen wat er nu precies veranderd is en welk inzicht er bij de Partij van de Arbeid ervoor heeft gezorgd dat de handtekening onder het amendement dat zij samen met mevrouw Voortman heeft ingediend, is weggehaald. Daarop krijgen we geen antwoord.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik zal niet op het vierde lid verder ingaan. Daar is door collega's al het nodige over gezegd. Inderdaad, dat is sterk gelijkend op wat er in de wettekst al staat, alleen is, volgens mij, de frase onder a, namelijk "de inhoud van de zorg waarvoor een Zvw-pgb wordt verstrekt" wel nieuw toegevoegd ten opzichte van de wettekst. Maar het derde lid, over die toegangscriteria, is nu in plaats van facultatief ook imperatief bepaald. Dat is inderdaad het echte verschil met het wetsvoorstel en dat lijkt weer erg op het amendement dat ik samen met collega Voortman heb ingediend. Zit daar nog een verschil tussen?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dat is een vrij scherpe constatering van de heer Van der Staaij. Het lijkt erg sterk op het amendement dat de heer Van der Staaij met mevrouw Voortman heeft ingediend, waarin wordt geregeld dat de criteria bij AMvB imperatief worden vastgesteld om te voorkomen dat zorgverzekeraars daar hun eigen interpretatie aan geven. Dat wordt in dit geval ook geregeld. Dat hebben we vorige week ook al met elkaar gedeeld. Of het nou in de AMvB of in de wet komt, we willen gewoon dat de toegang goed geregeld wordt. Dat is dus wat dit amendement beoogt en ook wat de heer Van der Staaij met zijn amendement beoogt.

De heer Van der Staaij (SGP):
Omdat u nu met een eigen formulering komt, heb ik toch de volgende vraag. Is met de nu gekozen formulering in het amendement-Potters/Otwin van Dijk wel voldoende gewaarborgd dat de verzekeraars niet verder de toegang kunnen inperken? In de formulering van het amendement van mevrouw Voortman en mijzelf staat dat bij AMvB de voorwaarden bepaald moeten worden. Dat is dus wat meer limitatief geformuleerd. In het amendement van de leden Potters en Otwin van Dijk wordt gesteld dat er regels worden gesteld over de voorwaarden; dat klinkt iets opener. Ik wil de heer Van Dijk graag geloven maar ik wil dan toch wel graag zien en bevestigd horen dat het niet de bedoeling is dat zorgverzekeraars toch die toegang verder kunnen beperken met eigen aanvullende voorwaarden.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Bij dezen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Dus is de heer Van Dijk het ook eens met de strekking van de motie die op dat punt is ingediend, waarvan mevrouw Bruins Slot de eerste ondertekenaar is, dat de AMvB op het punt van de toegangscriteria maximale rechtszekerheid moet bieden en dat er geen sprake mag zijn van een praktijk waarbij zorgverzekeraars die toegang weer verder kunnen inperken?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Zeker. In de toelichting op zijn eigen amendement constateert de heer Van der Staaij ook dat verzekeraars in hun reglementen weliswaar voorwaarden kunnen stellen maar dat die bijvoorbeeld gaan over de administratieve procedure, zoals hoe je een aanvraag of een declaratie indient. Op dat punt kunnen zorgverzekeraars natuurlijk wel hun spelregels hanteren, maar als het gaat over de toegang tot het pgb zijn we het volgens mij met elkaar eens.

De voorzitter:
Mevrouw Voortman, u hebt op dit punt al geïnterrumpeerd.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Nee, ik heb nog niet geïnterrumpeerd over het amendement dat de heer Van der Staaij en ik samen hebben ingediend.

De voorzitter:
Dan mag het.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Daar zitten inderdaad gelijkenissen in. Ik zag het amendement als een minimumvariant. Op welk punt gaat het amendement-Van der Staaij/Voortman de heer Van Dijk te ver?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Het lijkt erg sterk op elkaar. In die zin had ik iets meer enthousiasme over het amendement verwacht, maar hierin wordt gelijk de voorhangbepaling geregeld, waarmee de Kamer invloed krijgt op wat er vervolgens in die AMvB wordt geregeld. Op dat punt wijkt het amendement van de heer Potters en mij af van hetgeen mevrouw Voortman met de heer Van der Staaij voorstelt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Juist. Dus het punt dat de heer Van der Staaij en ik aangeven, dat de Kamer invloed moet kunnen hebben op de invulling van de AMvB, zodat wij ervoor kunnen zorgen dat het voor de pgb-houders goed geregeld is, vindt de PvdA niet nodig. Ook op dit punt laat de PvdA de pgb-houders dus vallen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Nee, zeker niet. Het is precies andersom. Het amendement van de heer Van der Staaij en mevrouw Voortman kent geen voorhangbepaling, terwijl het amendement dat ik met de heer Potters heb ingediend zo'n bepaling juist wel heeft, omdat wij het van belang vinden dat de Kamer kan meepraten over de inhoud van die AMvB.

De voorzitter:
Mevrouw Voortman, u mag uw vraag toelichten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De heer Van Dijk heeft mijn vraag niet beantwoord, want ik heb gevraagd op welk punt het amendement van de heer Van der Staaij en mij te ver gaat. Ons amendement is verstrekkender dan het amendement van de heer Van Dijk en de heer Potters. Op welk punt gaat het te ver? Anders hadden zij net zo goed hun handtekening onder ons amendement kunnen zetten.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dit amendement regelt een aantal zaken, bijvoorbeeld de toegang tot het pgb en de voorhang. De constatering van de heer Van der Staaij en mevrouw Voortman is waar: het lijkt sterk op elkaar. Maar wij regelen nog net een paar andere zaken, zoals die voorhang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ga even naar het derde lid van het amendement. Er lijkt een AMvB te komen met de toegangscriteria. Vorige week heeft de Partij van de Arbeid in het debat gezegd: wij vinden de toegangscriteria in de Wlz zeer aansprekend; het zijn goede criteria die het verdienen om een-op-een te worden overgenomen in de Zorgverzekeringswet, zodat er een stukje eenduidigheid is. Waarom staan die criteria hier niet letterlijk opgesomd? Waarom worden ze in een enkele zin beschreven? Waarom worden ze niet een-op-een overgenomen uit de Wlz?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dat is een beetje een semantische discussie, omdat in de toelichting staat: "zoals ook in andere zorgwetten is bepaald". De criteria in de Wlz lijken erg sterk op die in de Jeugdwet en die lijken weer erg sterk op die in de Wmo. Die set van criteria, bijvoorbeeld of je een pgb kunt beheren, of het doelmatig is, of het kwalitatief verantwoord is, of je zorgverleners kunt aansturen, wordt met dit amendement beoogd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik daag de Partij van de Arbeid en de VVD uit om nadrukkelijker te verwijzen naar de criteria in de Wlz, juist ook vanwege het pleidooi van de heer Van Dijk vorige week voor goede toegangscriteria. Ik vind het eerlijk gezegd nogal vrijblijvend zoals het nu in dit amendement staat. Wij moeten nog maar afwachten wat er in die AMvB naar ons toe zal komen.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijk, gaat u verder met uw betoog.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Hoe goed je de toegang ook regelt, er kunnen altijd conflicten ontstaan tussen een budgethouder en een verzekeraar. Als je het niet eens bent met de beslissing van je zorgverzekeraar over je pgb, kun je naar de SKGZ of de Zorgombudsman. Die procedure kan echter ontzettend lang duren, soms wel tot negen maanden. Dat is wel heel erg lang. Die procedure moet sneller, zodat je eerder duidelijkheid hebt over de vraag of je pgb terecht of onterecht is afgewezen. De staatssecretaris heeft eergisteren een brief naar de Kamer gestuurd waarin hij aangeeft dat de doorlooptijden waarschijnlijk sneller kunnen en dat hij een speciale route overweegt voor pgb-houders. Hoe die route eruit komt te zien, is echter nog niet duidelijk. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer hij de Kamer kan informeren, bijvoorbeeld binnen een maand of binnen twee maanden, over de uitwerking van de pgb-route bij de SKGZ en de Zorgombudsman?

Ik ga afronden. De PvdA is er blij mee dat met het opnemen van het pgb in de Zorgverzekeringswet het pgb eindelijk is vastgelegd in alle zorgwetten. Dat is een mooi moment. Daardoor kunnen mensen grip houden op hun eigen leven en hun eigen zorg. Daardoor kun je als persoon met een beperking, ouder van een ernstig ziek kind of oudere gewoon het leven leiden dat je zelf wilt, en zo hoort het ook.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het had een mooi feestje moeten zijn, het opnemen van het pgb in de Zorgverzekeringswet, maar dat is het eerlijk gezegd niet geworden. Ik heb nog één vraag om toch scherp het gedachtegoed van de PvdA te begrijpen. We hebben in de Wlz, de Wmo en de Jeugdwet de toegangscriteria geregeld. Die staan er gewoon in. Waarom doen we dat nu niet in de Zorgverzekeringswet? We hebben een jaar lang ervaring. Waarom wil de PvdA wachten op een monitor, terwijl we die ervaring al hebben?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
We wachten niet op een monitor. We leggen in een AMvB, die er moet komen, de toegangscriteria voor het Zvw-pgb vast. We gaan niet wachten op een monitor. Er komt een AMvB en daarin worden die criteria, die ook in die andere wetten zijn geregeld, vastgelegd.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De heer Van Dijk geeft geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag is waarom we het wel meteen hebben geregeld in de Wmo, de Jeugdwet en de Wlz en waarom we het niet meteen regelen in de Zorgverzekeringswet. Ik snap dat verschil niet.

De voorzitter:
Ik merk dat dezelfde vragen worden herhaald, en ook hetzelfde antwoord.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Ik wil het nog wel een keer herhalen. Volgens mij hebben we dat vorige week met elkaar besproken. Verschillenden van ons hebben gezegd: of het nu in een AMvB is of in een wet, we willen gewoon dat het wordt geregeld. Dat is wat we doen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik hoor de heer Van Dijk zeggen dat hij niet wacht op de monitor. Dan moet hij de toelichting op het amendement aanpassen. Daarin staat letterlijk: "Over de voorwaarden aan de inhoud van de zorg waarvoor de verzekerde in aanmerking komt voor een Zvw-pgb kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld, als uit bevindingen van de Nederlandse Zorgautoriteit en de monitor, waarvan de eerste in het voorjaar van 2016 beschikbaar komt, blijkt dat dit nodig is." Dat staat in het amendement. De heer Van Dijk zegt hier: we wachten niet op de monitor. Wat gaan we nu doen?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Los van de monitor, die ziet op de zorginhoudelijke criteria, hebben we de persoonscriteria, die ook in de andere wetten staan. In de Wet langdurige zorg, de Jeugdwet en de Wmo staan geen zorginhoudelijke criteria. Daarin staan persoonscriteria. Die persoonscriteria komen sowieso in de AMvB te staan. Daarnaast hebben we de monitor.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De heer Van Dijk draait er weer van weg. Hij zegt net tegen mevrouw Bergkamp: we wachten niet op de monitor, we komen direct met een AMvB. In het amendement staat: we wachten wel op een monitor. Als we echt voortgang willen maken, past de heer Van Dijk het amendement nu aan. Dan komen we direct met een AMvB en wachten we niet op een monitor.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
We komen met een AMvB waarin de criteria — zo staat het ook in de toelichting van het amendement — staan zoals die ook in andere wetten staan. Punt. Daarnaast hebben we de mogelijkheid, die ook in het wetsvoorstel zat, om een AMvB op te stellen over die andere criteria. Daarvoor wacht je op die monitor. Daar kun je uit opmaken of er eventueel iets moet worden aangevuld of niet. De andere criteria komen gewoon in een AMvB te staan die moet worden opgesteld, een beetje vergelijkbaar met het amendement dat door de heer Van der Staaij is ingediend.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik doe een observatie en ik wil graag van de heer Van Dijk horen of hij het daarmee eens is. We hebben een jaar lang ervaring met de toelating, met het verstrekken van persoonsgebonden budgetten door zorgverzekeraars, en daardoor weten we wat voor problemen daarmee zijn. De Kamer heeft gezegd dat zij wil dat er uniforme regels gelden. Daarvoor stond de naam van de heer Van Dijk onder een amendement. De zorgverzekeraars zeiden: dat willen we niet. Nu de heer Van Dijk zijn handtekening onder dat amendement vandaan heeft gehaald, winnen de zorgverzekeraars. Is mijn observatie juist?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Nee.

Mevrouw Leijten (SP):
Dan ga ik ervan uit dat de Partij van de Arbeid het amendement van mevrouw Voortman en de heer Van der Staaij gewoon steunt. Is dat dan het geval?

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Als mevrouw Leijten goed naar mijn betoog had geluisterd …

Mevrouw Leijten (SP):
Nee, nee, nee, nee, nee. Ja of nee? Dat kan gewoon.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
… dan had zij gehoord dat uniformiteit tussen zorgverzekeraars en rechtszekerheid voor verzekerden voor de Partij van de Arbeid de twee ankerpunten zijn om te regelen. Dat gebeurt met dit amendement. Met dit amendement leggen we vast dat er geen verschillen zijn tussen zorgverzekeraars als het gaat om toegang tot het pgb en dat mensen met een pgb, budgethouders of verzekerden die daarvoor in aanmerking willen komen, weten waar ze aan toe zijn. Dat is dezelfde discussie die we vorige week ook hadden, waarin ook mevrouw Leijten zei: het maakt niet uit of we het nou regelen in een AMvB of in een wet, als het maar geregeld wordt. Dat is wat we nu met elkaar doen, allemáál in deze Kamer.

Mevrouw Leijten (SP):
Mijn observatie is een andere. De handtekening van de Partij van de Arbeid stond onder een wijziging van het wetsvoorstel die de zorgverzekeraars niet wilden. Die handtekening is weg en daarmee is de meerderheid weg. Dat wat de heer Van Dijk zegt te willen regelen, regelt hij niet met het voorstel dat hij samen met de VVD doet. Daarmee winnen dus de zorgverzekeraars.

De heer Potters (VVD):
Voorzitter. Sinds januari 2015 voeren de zorgverzekeraars op grond van de gemaakte bestuurlijke afspraken het Zvw-pgb al uit, ondanks afwezigheid van de wettelijke verankering. Zoals ik in de eerste termijn heb aangegeven, is het wel goed om deze verankering nu officieel te maken. Ook de VVD hecht er belang aan om dit goed in de wet op te nemen. Op deze manier wordt in de verzekeringspolissen de mogelijkheid opgenomen om voor een afgebakende doelgroep een pgb aan te bieden voor de aanspraak op wijkverpleging. Ik heb aangegeven dat het daar, wat de VVD betreft, wel bij moet blijven. Het systeem van de Zorgverzekeringswet blijft verder onaangetast, zo zijn de afspraken. Dat systeem staat voor ontzettend goede zorg tegen een goede prijs. Daar mogen we heel erg trots op zijn. Dat we daar pal voor blijven staan, is wel duidelijk.

In de eerste termijn van het debat is duidelijk de wens naar voren gekomen om een aantal elementen nader te regelen per AMvB. Wat betreft het onderwerp persoonscriteria is dat op zich begrijpelijk. Het zou raar zijn als er op dat onderdeel verschillen zouden ontstaan. Vooraf moet immers duidelijk zijn aan welke eisen betrokkene moet voldoen om het pgb goed te kunnen gebruiken. Derhalve heb ik samen met collega Van Dijk een amendement op dit punt ingediend. Dat amendement is hier al veel besproken.

Wij willen graag dat de uitkomst van de monitor, die in april gereed is, betrokken wordt bij deze nog op te stellen AMvB. Wij willen dat deze door middel van een voorhangprocedure aan de Kamer wordt voorgelegd. We willen dat we hier in de Kamer met zijn allen nog een keer goed over kunnen spreken. Ik hoop dat dit amendement dan ook op brede steun van de Kamer kan rekenen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Omdat het een gezamenlijk amendement is met de heer Van Dijk wil ik graag de bevestiging horen van de heer Potters dat het niet de bedoeling is van dit amendement dat zorgverzekeraars nog nader de toegang kunnen inperken, maar dat in de AMvB de toegangscriteria duidelijk sluitend geregeld worden.

De heer Potters (VVD):
Met de duiding zoals de heer Van der Staaij hem nu geeft, ben ik het niet eens. We hebben gezegd dat we duidelijk de persoonscriteria willen regelen. We hebben in de eerste termijn nadrukkelijk met elkaar van gedachten gewisseld over het goed regelen van doelmatigheid en inkoop van zorg. Die vrijheid en dat maatwerk moeten wel blijven bestaan. Zoals de heer Van der Staaij het nu duidt, worden alle toegangscriteria per definitie geregeld. Dat is het amendement-Van der Staaij. Daar ben ik geen voorstander van. Daar zijn wij geen voorstander van. Vandaar dat wij een ander amendement hebben ingediend.

De heer Van der Staaij (SGP):
Begrijp ik het goed dat de heer Potters het amendement van mevrouw Voortman en mijzelf waarin staat dat de voorwaarden waaronder de verzekerde in aanmerking komt voor een pgb in een AMvB bepaald moeten worden, te ver vindt gaan, en dat de formulering in het amendement van de heren Potters en Otwin van Dijk dus minder vergaand is?

De heer Potters (VVD):
Ja, dat klopt. In het amendement dat de heer Van der Staaij heeft ingediend, worden de voorwaarden bepaald waaronder een verzekerde in aanmerking komt voor een Zvw-pgb. In dit amendement staat dat wij de persoonscriteria goed willen vastleggen, zodat dat helder is. In lid 4 wordt gezegd dat per Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels kúnnen worden gesteld. Dat is een ander amendement dan dat van de heer Van der Staaij.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb een vraag aansluitend op die van de heer Van der Staaij. Dat betekent dat de heer Potters en de heer Van Dijk — het is immers ook zijn amendement — willen dat zorgverzekeraars op de punten a tot en met d — de inhoud van de zorg waarvoor een Zvw-pgb wordt verstrekt, het uitzonderen van vormen van zorg of overige diensten van het Zvw-pgb …; ik zal het niet helemaal voorlezen — nog wel de ruimte houden om verschil te maken. Het amendement stelt dat het zou kunnen dat daar regels voor gesteld worden, maar liever niet. Begrijp ik dat goed?

De heer Potters (VVD):
Het is geen geheim dat ik geen groot voorstander ben van het nu al vastleggen van regels en dat ik de monitor heel erg belangrijk vind. Ik heb in eerste termijn van het debat ook gezegd: als uit de monitor blijkt dat er echt iets geregeld moet worden en de partijen het daarover eens zijn, dan moeten wij dat ook doen. Ik zie dat op dit moment nog niet. Wel worden er duidelijke persoonscriteria gesteld. Die zijn volgens mij duidelijk. Op die manier krijg je toegang. Dat is prima. Dat is ook geen verschil met de Zorgverzekeringswet. Maar als het gaat om doelmatigheid, inkoop en inhoud, dan zit er tussen de Zvw en de Wlz echt een verschil. Daarom is dit amendement ingediend.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Hiermee laat de heer Potters zien dat het hem om het systeem gaat, want de Zorgverzekeringswet is een ander systeem dan de Wet langdurige zorg. Dat leidt ertoe dat mensen die jarenlang een pgb hebben gehad vanuit de toenmalige AWBZ, nu geweigerd kunnen worden door zorgverzekeraars. Er zijn zorgverzekeraars die nu al twee derde van de mensen weigeren een pgb te geven terwijl deze mensen jarenlang succesvol een pgb hebben gehad. Wat zegt de heer Potters tegen deze mensen?

De heer Potters (VVD):
Volgens mij hebben we de vorige keer in het debat duidelijk uitgewisseld dat we met z'n allen duidelijkheid willen bieden waar het kan. Maar ik heb ook gezegd dat wij als liberalen, die het pgb eigenlijk hebben uitgevonden en hebben gezegd dat dit moet kunnen en dat we daar ruimte voor moeten bieden, dit ook echt goed in de wet willen verankeren. Daar sta ik voor. Maar ik wil ook iets anders. Ook de Zorgverzekeringswet is een groot goed en ook die wil ik overeind houden. Dat wil ik niet zozeer om het systeem in stand te houden, maar om ervoor te zorgen dat we heel goede zorg krijgen tegen een heel goede prijs. Nederland staat niet voor niks op nummer één. Dat heeft wel met het stelsel te maken. Zorg gaat over mensen, niet over stelsels. Die goede zorg, die we nu hebben, wil ik overeind houden. Daarom zitten we hier heel scherp op. Daarom hebben we dit debat gevoerd. Nogmaals, ik blijf het zeggen: ook wij willen gewoon een verankering van het pgb in de Zorgverzekeringswet. Dat wordt nu geregeld.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Natuurlijk neemt op enig moment een zorgverzekeraar een besluit voor een individueel persoon of een pgb wel of niet wordt toegekend. Dat blijft inderdaad maatwerk. Aan de basis daarvan liggen toch wel uniforme toegangscriteria. Ik heb, op basis van het debat en de inbreng van de Partij van de Arbeid, begrepen dat die uniforme toegangscriteria er wel degelijk zullen komen met dit amendement. Dat staat in lid 3: krachtens Algemene Maatregel van Bestuur worden regels gesteld over de voorwaarden et cetera. Zegt de VVD nou: ook dat is facultatief; ook daar mogen zorgverzekeraars op basis van die AMvB verschillend invulling aan geven?

De heer Potters (VVD):
Nee, wat wij volgens mij hebben geregeld — ik zal het even voorlezen — is dat de verzekeraar in staat is om op eigen kracht of met behulp van een vertegenwoordiger de door hem verkozen zorgaanbieders aan te kunnen sturen en hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen, zodat het op een doelmatige manier gebeurt. Het gaat erom dat duidelijk is aan welke voorwaarden je als persoon moet voldoen en hoe we op een goede manier met een pgb moeten omgaan. Dat maakt niet zo veel uit als het gaat over Wlz en Zvw. Daar is geen discussie over. Als het gaat over inkoopbeleid, doelmatigheid en de vraag of dat maatwerk er komt, is het wel belangrijk dat we daar ook de rol van de zorgverzekeraars willen hebben en dat ze daar die bestuurlijke afspraken over hebben gemaakt. Als uit die monitor blijkt dat er nog iets geregeld moet worden, dan moeten we dat regelen. Ik denk dat het niet nodig is. Ik vind dat we die bestuurlijke afspraak echt kracht moeten geven. We zeggen hier nu in de Kamer, voordat we die monitor hebben, dat we gelijk al een publieke wettelijke verankering in dit stelsel zetten ongeacht de uitkomst van die monitor. Ik denk dat dat niet goed is, want hoe meer regels de overheid aan de voorkant van de Zorgverzekeringswet stelt, hoe meer we het stelsel in gevaar brengen. Ik sta hier niet om een stelsel te verdedigen. Ik sta hier om iets te verdedigen dat staat voor goede zorg. We hebben goede zorg in Nederland. Hier zijn allemaal woordvoerders Zorgverzekeringswet, die weten hoe belangrijk het is om dat overeind te houden en te bewaken. Daarom staan we hier. Daarom heeft volgens mij ook de Partij van de Arbeid dit amendement gesteund.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook bij mij komt de vraag boven: wat stelt de VVD voorop, het systeem of de mensen om wie het gaat? Ik vraag het de VVD toch maar klip-en-klaar: is het wat de VVD betreft de bedoeling dat zorgverzekeraars gaan concurreren op toegang tot het pgb? Dan zijn verzekerden pas echt de dupe.

De heer Potters (VVD):
Volgens mij gaan we nu de persoonscriteria goed regelen, dus concurrentie op die toegang gaan we zeker niet organiseren. Ik werp ook echt verre van me dat wij hier alleen maar staan voor het systeem en niet voor de mensen. De VVD heeft het persoonsgebonden budget uitgevonden. Erica Terpstra heeft dat hier te vuur en te zwaard verdedigd en voor elkaar gekregen dat het lukte. Het is een liberaal uitgangspunt. Daar hebben we voor geknokt. Het komt nu in de Zorgverzekeringswet en daar ben ik trots op. Maar het is belangrijk dat we ook gaan staan voor de Zorgverzekeringswet, die we hoog achten en in stand moeten houden. Ik doe dat. Ik durf dat, eerlijk gezegd. Ik ga niet iedere keer zeggen dat de Zorgverzekeringswet en de zorgverzekeraars niks zijn, want ik weet dat we een heel mooi stelsel hebben. Dat wil ik overeind houden, juist omdat dat staat voor goede zorg. Wij als VVD gaan voor goede zorg en niet alleen maar voor regels.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dit is tranentrekkend. Als de heer Potters zichzelf echt ziet als de hoeder van het persoonsgebonden budget, dan had hij een veel beter amendement ingediend. Dan had hij het lef gehad dat Kamerlid Schippers had toen zij in 2006 het amendement indiende voor een volwaardig persoonsgebonden budget. Dit is een slap aftreksel. Dit regelt niks. Dan kom ik bij mijn vraag. Ik hoorde de heer Otwin van Dijk zeggen: er komt een AMvB voor de monitor. Is de heer Potters het daarmee eens?

De heer Potters (VVD):
Uit de wet blijkt inderdaad dat er een AMvB gaat komen. Misschien niet specifiek op dit onderdeel, maar die gaat er komen. Ook is het nadrukkelijk onze wens om de uitkomsten van de monitor mee te nemen. Daar moeten we goed naar kijken. Daar zitten misschien elementen in die we nog wel wettelijk willen verankeren, maar daar heb ik echt geen voorkeur voor. Sterker nog: ik vind dat we daarin terughoudend moeten zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik waardeer de eerlijkheid van de heer Potters. Hij zegt duidelijk dat er een AMvB komt, maar dat die misschien niet hierover gaat. Maar het gaat hierover. Het gaat over goede toegangscriteria. Het gaat erover dat mensen met een persoonsgebonden budget de waarborgen hebben dat zij een goed persoonsgebonden budget kunnen krijgen. Is de heer Potters dus, ook op basis van het cruciale vierde lid, bereid een AMvB op het punt van goede toegangscriteria te steunen?

De heer Potters (VVD):
Volgens mij ligt er nu een amendement met een kanbepaling. Nogmaals: ik wil de monitor afwachten en kijken wat er dan nodig is op dat onderdeel. Anders was het wel een moet-bepaling geweest. Het is echter duidelijk dat het een kanbepaling is op dit punt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De VVD zegt dat we geen concurrentie moeten hebben op de persoonscriteria en we die dus eigenlijk moeten vastleggen. Het amendement op stuk nr. 25 wil dat nu regelen. Ik snap dus niet dat de VVD daar geen onderscheid in heeft gemaakt. Voor het andere gedeelte wil de VVD blijkbaar niets regelen, maar er is nu wel een kans om in ieder geval die toegangscriteria te regelen. Waarom wil de VVD dat niet?

De heer Potters (VVD):
Volgens mij regelen wij dat bij het amendement-Potters/Otwin Van Dijk. De persoonscriteria worden geregeld en voor de rest is het een kanbepaling. Daarmee kom ik tegemoet aan de wens van mevrouw Bergkamp. Bovendien hebben we geregeld dat het middels een voorhang goed besproken wordt in de Kamer. We hebben dus drie dingen in een keer geregeld in één amendement. Dat heeft mijn grote voorkeur.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De VVD houdt geen rekening met mensen. Mensen zijn onzeker hierdoor. Zij willen de zekerheid dat in een wet is vastgelegd waaraan moet worden voldaan. Nu hadden we de kans. Er zijn een aantal amendementen ingediend, onder andere dat op stuk nr. 25, om die persoonscriteria nu te regelen. Daarvoor hoeven we toch niet te wachten op een monitor en een Algemene Maatregel van Bestuur? We hebben nu de kans om dat te regelen. Ik vraag de woordvoerder van de VVD dus nogmaals waarom mensen zo lang in onzekerheid moeten zitten. Een aantal dingen hadden we immers nu al kunnen regelen.

De heer Potters (VVD):
Het derde lid stelt dat de persoonscriteria nu worden geregeld. Die opmerking snap ik eerlijk gezegd dus niet. De VVD vindt het volgende belangrijk. Soms zijn er inderdaad regels nodig; daarover moet je dan duidelijk zijn. Wat er nu echter gebeurt, is dat er voordat er een monitor is, voordat de bestuurlijke afspraak loopt, wij in de Kamer alles al aan de voorkant vastleggen. Dat raakt de Zorgverzekeringswet. Nogmaals: het gaat niet om het stelsel, maar om de vraag waar die wet voor staat, namelijk de beste zorg in de wereld. Dat bewaken we. Daar zijn we gepassioneerd voor. Ook ben ik er gepassioneerd voor om het pgb nu in de Zorgverzekeringswet te gaan regelen. Wat mij betreft is dit dus het beste van beide werelden.

Mevrouw Leijten (SP):
Hoe anders staat de heer Potters hier vandaag dan vorige week. Vorige week stond hij alleen. De hele Kamer zei: er moeten niet alleen persoonscriteria worden vastgelegd maar ook toelatingscriteria. Vorige week ontraadde hij de Kamer krachtig om het amendement van de Partij van de Arbeid en GroenLinks aan te nemen, want dat zou ingaan tegen het regeerakkoord. Hij ontraadde de Partij van de Arbeid om hiermee verder te gaan. Neemt de heer Potters de democratie wel serieus als hij achter de schermen zijn regeerpartner zo onder druk zet dat hij een meerderheid in de Tweede Kamer tenietdoet?

De heer Potters (VVD):
Volgens mij gaat het inderdaad over de meerderheid van deze Kamer. De meerderheid van deze Kamer staat onder dit amendement. Zo helder is het. Vorige keer hebben we een stevig debat gevoerd. Ik heb gezegd dat we van een duaal debat houden, dus laten we dat ook voeren. Het is duidelijk waar wij als VVD voor staan. U en een aantal collega's staan voor iets anders, maar wij staan voor een aantal duidelijke uitgangspunten met betrekking tot de Zorgverzekeringswet en het pgb. Daar botsten we stevig op. Volgens mij heeft het merendeel van de Kamer ook gezegd: foei, foei, foei, het wordt tijd dat we eens een kop koffie gaan drinken en er samen uitkomen. Dat hebben we gedaan. Nu ligt er een amendement voor waarin volgens mij een aantal dingen goed geregeld wordt. Het gaat niet te ver en er zit een goede balans in; daar ben ik trots op. Dat wordt hier nu verdedigd. Ik hoop echt dat een meerderheid van de Kamer, waaronder uw fractie, achter dit amendement kan gaan staan, want volgens mij is het echt een goed amendement.

Mevrouw Leijten (SP):
Er is een ANP-bericht verstuurd op het moment dat ik vroeg om wat extra leestijd om goed te kunnen duiden wat deze twee vrienden nu voorstellen. In dat persbericht staat: de Partij van de Arbeid komt de VVD tegemoet. Ja, want de VVD had problemen omdat de zorgverzekeraars te veel gedwongen zouden worden om uniforme regels te stellen. Dat is dus een gigantische draai. Er was een meerderheid in deze Kamer die de zorgverzekeraars wilde tuchten, maar de VVD heeft tijdens het drinken van een kopje koffie gewonnen, want de PvdA heeft haar handtekening weggehaald. Vindt de heer Potters dit een mooie vertoning? Had niet gewoon hier in het debat duidelijk moeten worden wat hij precies eist van de Partij van de Arbeid en hoe dat precies gaat? Haalt hij de heer Van Dijk misschien door een mangel of kietelt hij hem eindeloos waardoor hij toegeeft aan de VVD? Ik begrijp dit niet. Wat is er hier gebeurd? Van de heer Van Dijk krijgen we geen antwoord. Hij staat het te verdedigen alsof hij hier de marathon heeft gewonnen. Ik zie echter dat dit een verslechtering is. De VVD is tegemoetgekomen door de Partij van de Arbeid; zo staat het ook te lezen bij het ANP. Wat heeft de heer Potters nu precies voor elkaar gekregen? Wat heeft hij geëist van de Partij van de Arbeid waardoor zij door de knieën is gegaan?

De heer Potters (VVD):
Ik hoor heel veel duiding van mevrouw Leijten. Dat mag, want het zijn haar woorden. Ik ga niet over ANP-persberichten. Ik heb volgens mij de vorige keer heel open gezegd hoe ik erin stond. Ik heb ook gezegd hoe zwaar het weegt. De Kamer heeft gezegd: misschien is het goed als de coalitiepartijen met elkaar rond de tafel gaan zitten. Daar hadden we de Kamer niet voor nodig, want dat hadden we zelf ook geconstateerd. We hebben dat vervolgens gedaan. We hebben inhoudelijk goede argumenten gewisseld.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Potters (VVD):
Volgens mij mag ik even de tijd nemen om te duiden wat er gezegd wordt. We hebben gewoon goed met elkaar van gedachten gewisseld. Dat is goed gegaan. Dat hebben we stevig gedaan; dat kan ik eerlijk zeggen. We hebben dat af en toe heel stevig gedaan, maar we zijn er wel samen uitgekomen. Daar ben ik trots op. Volgens mij hebben wij hier het beste van beide werelden liggen en moeten we hier gewoon allemaal trots op kunnen zijn.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Potters (VVD):
Ik ben klaar, voorzitter.

De voorzitter:
Er is behoefte aan een schorsing van ongeveer vijftien minuten, maar ik begrijp dat mevrouw Leijten eerst nog iets wil zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een punt van orde. Ik was in een aantal moties wat woorden vergeten. Ik heb die moties aangevuld. Daar wordt dus een nieuwe versie van rondgestuurd.

De voorzitter:
De motie-Leijten (34233, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorgverzekeraars een pgb kunnen afwijzen wanneer de zorg die iemand nodig heeft aangeduid kan worden als "planbare zorg";

overwegende dat het criterium "planbare zorg" leidt tot zeer pijnlijke interpretatieverschillen;

verzoekt de regering, het criterium "planbare zorg" niet meer toe te passen bij de toekenning en afwijzing van een pgb,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59, was nr. 42 (34233).

De motie-Leijten (34233, nr. 43) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pgb-bemiddelingsbureaus veel geld verdienen met het bemiddelen van budgethouders met zelfstandigen zonder personeel;

constaterende dat er geen maximaal of vast tarief voor dergelijke bemiddelingsactiviteiten is vastgesteld;

van mening dat zowel percentages die zorgverleners als budgethouders moeten betalen ten koste gaan van pgb-middelen die bestemd zijn voor zorg;

verzoekt de regering, een maximumpercentage vast te stellen dat mag worden gevraagd voor bemiddeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60, was nr. 43 (34233).

De voorzitter:
Die worden dan ook meegenomen. Ik zie dat mevrouw Agema opstaat. Hebt u ook een punt van orde? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 21.37 uur tot 21.53 uur geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Er zijn drie specifieke vragen gesteld in de tweede termijn. De heer Van Dijk vroeg of ik bereid ben om de Kamer te informeren over het traject versnelling SKGZ. Ik ben gaarne bereid om dat te doen en zal mijn best doen om dat binnen een termijn van twee maanden aan de Kamer te doen toekomen.

De heer Van der Staaij en mevrouw Bergkamp vroegen of een pgb mogelijk is voor de palliatieve zorg. Het antwoord daarop is "ja".

De heer Van der Staaij heeft gevraagd wie er verantwoordelijk is voor de loondoorbetaling bij ziekte. Budgethouders zijn verplicht om loon door te betalen, maar zijn daarvoor verzekerd via de Sociale Verzekeringsbank. Dit houdt in dat de Sociale Verzekeringsbank de loonkosten doorbetaalt. Dat komt niet uit het persoonsgebonden budget. Daardoor kan de verzekerde het budget gebruiken voor vervangende zorg tijdens de ziekte van zijn zorgverlener.

In de motie-Leijten op stuk nr. 42 wordt de regering verzocht, het begrip "planbare zorg" niet meer toe te passen bij de toekenning of afwijzing van een pgb. In het debat zijn er een aantal voorbeelden over tafel gegaan, zoals de vraag of de toiletgang gezien kan worden als planbare zorg. Ik heb gezegd dat ik dat niet vind. Natuurlijk wordt er met zorgverzekeraars gesproken over de vraag of het allemaal goed gaat. Dat is precies de reden waarom we eerder met elkaar besloten hebben om de onafhankelijke monitor op te stellen, waaruit zal blijken welke problemen er wel en niet zijn ten aanzien van de toepassing van de criteria. Om die reden ontraad ik deze motie.

De motie-Leijten op stuk nr. 43 gaat over het vaststellen van een maximumpercentage voor bemiddelingsbureaus. Ik begrijp de motie zeer, maar de budgethouder besluit over de vraag of hij bemiddeling wil. Ik vind een nadeel van een maximumtarief dat dit tarief gevraagd kan worden. Het grijpt diep in in de keuze die de budgethouder, die geacht wordt het budget te kunnen beheren, zou kunnen maken. Om die reden wil ik de motie ontraden. Ik zeg toe dat ik samen met Per Saldo zal bekijken wat wij zouden kunnen meegeven aan budgethouders om erop te letten dat er geen onnodige bemiddelingskosten worden gemaakt, want ik onderschrijf de zorg van mevrouw Leijten dat we moeten opletten dat budgethouders niet onnodig de verkeerde keuze maken.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het onbegrijpelijk dat de staatssecretaris niet op een andere manier beweegt op dit punt. Dit is al tienduizend keer toegezegd en is al jarenlang het antwoord als het gaat over tussenbureautjes die rijk worden van het pgb. Als er nou iets is wat het pgb ondermijnt, dan is het wel dit soort graaigedrag. Dat de staatssecretaris daar niks aan wil doen, valt mij echt vies van hem tegen. Het verhaal dat hij niks wil doen aan de planbare zorg en aan het inperken van de macht van zorgverzekeraars, kennen wij van hem, maar dat hij niks wil doen aan bureautjes die letterlijk rijk worden van de afhankelijkheid van anderen, valt mij echt vies van hem tegen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik heb gezegd dat ik de zorg van mevrouw Leijten deel. Ik ben het zeer met haar standpunt eens over bureautjes die rijk worden van de kwetsbaarheid van anderen. Feit blijft dat we te maken hebben met zelfstandig kiezende budgethouders, die zelf mogen bepalen of en, zo ja, op welke manier zij een bemiddelingsbureau inschakelen. Als men het pgb niet zou kunnen beheren en daardoor kwetsbaar wordt voor bemiddelingsbureaus, moeten we aan de voorkant sturen. Ik blijf bij mijn toezegging dat ik samen met Per Saldo zal bekijken in welke mate we hier nog verder iets aan zouden kunnen doen.

In haar motie op stuk nr. 44 spreekt mevrouw Leijten uit dat zorgverzekeraars bij een vermoeden van fraude dit aan een opsporingsinstantie moeten melden en zo spoedig mogelijk beslag moeten leggen. Ik zeg toe dat we dit gaan onderzoeken. De reden waarom ik nu even iets aarzel, is dat ik samen met de Inspectie SZW wil nagaan of zij, nadat zij een signaal heeft ontvangen van de zorgverzekeraar, meteen de bevoegdheid heeft om beslag te leggen of huiszoeking te doen. Daarbij zullen waarschijnlijk nog andere overwegingen een rol spelen. Ik stel het op prijs als mevrouw Leijten in deze fase genoegen kan nemen met mijn toezegging.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb eerder in debatten toezeggingen gekregen en toen moest ik heel lang wachten totdat er iets kwam. Kan ik met de staatssecretaris afspreken dat hij ons voor de zomer laat weten of het lukt? Is dat een termijn waarop het kan? Of voor de begroting? Dat maakt me niet zoveel uit. Als we dat in ieder geval vastleggen, kan ik de motie intrekken. Ik wil daar echter wel graag een termijn bij.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik vind dat redelijk. Ik wil dus mijn uiterste best doen om de Kamer voor de zomer te laten weten of dat lukt.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, wat doet u met de motie?

Mevrouw Leijten (SP):
Dan trek ik de motie in. Ik ga ervan uit dat we die informatie voor de zomer hebben. Dan kunnen we daarna bekijken hoe we dit vervolgen.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Leijten (34233, nr. 44) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Van Rijn:
Met de motie op stuk nr. 45 worden wij verzocht om "de Tweede Kamer voor het zomerreces te informeren over de concrete oplossingen die zijn bedacht voor de zorg voor intensieve kinderen". Die motie beschouw ik als een ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Met de motie op stuk nr. 47 wordt verzocht om in de AMvB te regelen dat zorgverzekeraars in hun modelovereenkomst geen aanvullende eisen mogen stellen. Dat gaat wel heel ver. Ik neem aan dat er bedoeld wordt dat we een AMvB maken waarin staat dat men vervolgens niet meer met aanvullende eisen die zaken kan ondergraven. Dat zou kunnen, maar dan zou je minstens moeten zeggen: geen aanvullende eisen over de voorwaarden die aan de verzekerde of diens vertegenwoordiger worden gesteld. Dat zou kunnen, maar als het gaat om aanvullende eisen in het algemeen, gaat dat te ver.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het gaat om aanvullende eisen op grond van het derde lid.

Staatssecretaris Van Rijn:
Als de tekst zou kunnen luiden "geen aanvullende eisen over de voorwaarden die aan de verzekerde of diens vertegenwoordiger worden gesteld", zoals het ook erboven in de motie staat, zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen laten.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik ging daar eigenlijk van uit, omdat dat al bij de constatering staat. Dat vervolgt op het dictum, om het zo maar te zeggen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ja, maar het dictum is heel breed, "geen aanvullende eisen".

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het dictum behoort terug te slaan op de constatering. Ik kijk ook even naar de mede-indieners. Wij zullen ervoor zorgen dat het verzoek terugslaat op de constatering, dus op het derde lid. Wij zullen dus een aldus gewijzigde motie indienen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Met de motie op stuk nr. 48 wordt de regering verzocht om de AMvB voor de zomer naar de Kamer te sturen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb samen met mevrouw Dik-Faber een gewijzigd amendement ingediend op basis van het feit dat er technisch iets niet helemaal klopte. Er is dus een nieuwe versie onderweg.

Staatssecretaris Van Rijn:
Van de motie of van het amendement?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Van het amendement.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik ben nu bezig met de motie op stuk nr. 48. Misschien helpt die motie om anders te kijken naar het amendement. In de motie wordt gevraagd of wij de AMvB voor de zomer naar de Kamer willen sturen. Daar zou ik mijn uiterste best voor willen doen. Ik zou op dat punt het oordeel dus aan de Kamer willen laten. Bij het amendement gaat het om het punt dat de wet natuurlijk niet op 1 juli in werking kan treden, want de wet heeft nog een traject te gaan. Ook de AMvB-bepalingen die de indieners van het amendement voor de zomer willen behandelen, kunnen dus niet op 1 juli in werking treden. Daar gaat het amendement technisch dus niet helemaal goed, maar we zullen ons best doen om de AMvB voor de zomer naar de Kamer te sturen.

De heer Potters (VVD):
Ik heb toch een vraag over deze motie, want er staat een constatering in, namelijk "dat er een brede wens in de Kamer ligt om de bepalingen voor het persoonsgebonden budget en de Zvw en de Wlz zo veel mogelijk gelijk te trekken". Ik ben niet heel gelukkig met deze overweging. Ik vraag me af of dat nou helemaal de bedoeling was van deze motie.

Staatssecretaris Van Rijn:
Daar heeft de heer Potters gelijk in, want het zijn constateringen die niet de mijne zijn. Ik heb me gebaseerd op de wens van de Kamer om voor de zomer de AMvB te brengen, maar de kanttekening van de heer Potters is terecht. Het gaat er niet om nu uit te spreken hoe de AMvB eruitziet; de vraag is of ik de AMvB voor de zomer naar de Kamer wil sturen en dat wil ik doen. De Kamer kan dan zelf beoordelen of die aan de eisen voldoet. Ik deel deze terechte kanttekening.

In de motie op stuk nr. 49 wordt gevraagd om de doorlooptijden bij de SKGZ op te nemen in de monitoring. Als ik de motie zo mag interpreteren dat dit bij de zorgverzekeraars geregeld zal worden, omdat zij verantwoordelijk zijn voor het inrichten van die bezwaarprocedure, zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 50 wordt verzocht om de verzekeraars ertoe te bewegen tijd te investeren door meer huisbezoeken af te leggen. Ik vind het nou juist zo belangrijk dat heel veel zorgverzekeraars zeggen dat de professionals, de wijkverpleegkundigen, met degenen die zorg vragen, bepalen wat de beste manier van zorg verlenen is; eventueel ook het persoonsgebonden budget. Dat systeem vind ik eigenlijk heel goed en het verdient misschien de voorkeur. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 51 wordt verzocht om te bevorderen dat zorgverzekeraars onderling best practices uitwisselen en daarbij ook de ervaringen van DSW betrekken. Ik heb niet de illusie dat zorgverzekeraars niet met elkaar zouden spreken. Ik heb ook het idee dat er intensief met elkaar wordt gesproken, overigens in de mate waarin het mag volgens de geldende regels van de Mededingingswet. Dat zorgverzekeraars best practices uitwisselen, lijkt mij echter prima. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 52 wordt verzocht om in overleg met Per Saldo de knelpunten van de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wkkgz te inventariseren. Ik kan natuurlijk niet op voorhand, voordat ik ze ken, beloven dat knelpunten die geconstateerd worden, allemaal kunnen worden weggenomen. Dat is één kanttekening. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik samen met Per Saldo en ZN bekijk welke knelpunten er zijn en hoe ze opgelost kunnen worden, zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik zie aan de gebarentaal van de indienster dat dat mag.

In de motie op stuk nr. 53 wordt verzocht om te garanderen dat verzekerden ook voor zorg op basis van de Zorgverzekeringswet pgb en zorg in natura kunnen combineren. Zorgverzekeraars hebben deze optie per 2016 in alle polissen opgenomen. Dat hebben zij gedaan op verzoek van Per Saldo en mijzelf. De motie is strikt genomen niet meer noodzakelijk, maar geeft het beleid weer. Ik wil het oordeel aan de Kamer laten.

In de motie-Voortman op stuk nr. 54 wordt de regering gevraagd om te bekijken hoe de positie van de budgethouders ten opzichte van de zorgverzekeraars verder versterkt kan worden. Ik wijs erop dat op dit moment wordt gewerkt aan een wetsvoorstel voor de verbetering van de positie van de verzekerde. We hebben ook een aantal maatregelen voorgesteld ten aanzien van de SKGZ. Op dit moment zou ik in afwachting van de discussie over dat wetsvoorstel de motie willen ontraden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik houd deze motie aan in afwachting van het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (34233, nr. 54) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie-Voortman op stuk nr. 55 wordt de regering verzocht om jaarlijks te evalueren of de pgb-zorg kan worden uitgebreid naar andere zorgaanspraken. Ik wijs erop dat we ook in de bestuurlijke afspraken in dit stadium zeer zorgvuldig hebben bekeken hoe het zit met de zorg in de Zorgverzekeringswet, met name gericht op de wijkverpleegkundige zorg. Dat was ook omdat die overkwam uit de AWBZ en op grond van de analyse dat het bij vormen van zorg in de Zorgverzekeringswet waarin er zware behandelrelaties zijn, bijvoorbeeld met een ziekenhuis, niet voor de hand ligt om daarmee te beginnen. Om die reden voel ik er niet voor om nu vast te leggen dat we jaarlijks gaan evalueren om te bekijken of dit verder kan worden uitgebreid.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik zeg niet dat we meteen moeten besluiten dat de hele Zorgverzekeringswet onder het pgb kan vallen. Maar we kunnen toch op zijn minst bekijken of er bepaalde vormen van zorg zijn die wél onder het pgb kunnen komen? Dat is het enige wat ik hier vraag. Wat zou daarmee het probleem zijn? Ik wil gewoon bekijken of het mogelijk is.

Staatssecretaris Van Rijn:
Het staat iedereen vrij om daarnaar te kijken en dat op enig moment aan de orde te stellen, maar in deze motie wordt gevraagd om dat jaarlijks te evalueren om te bekijken of het uitgebreid kan worden. Dat gaat mij echt te ver. Ik ontraad de motie.

In de motie-Bergkamp c.s. op stuk nr. 56 wordt de regering verzocht om met Per Saldo en de zorgverzekeraars in overleg te gaan om de uitgangspunten van planbaarheid van zorg verder te ontwikkelen, die in de praktijk toe te passen en de Kamer daarover voor het zomerreces te informeren. Dat valt wel een beetje samen met de monitor die we aan het doen zijn, maar ik ben zeer bereid om in gesprek te gaan met ZN en Per Saldo over dit vraagstuk. Ik zie om die reden geen bezwaar tegen deze motie en laat het oordeel aan de Kamer.

Ik kom op de motie-Bergkamp op stuk nr. 57. Daarin wordt de regering verzocht, in overleg te gaan met partijen, waaronder de zorgverzekeraars en de NZa, om te bekijken of de communicatie naar de budgethouders vereenvoudigd kan worden. Een aantal zaken zijn natuurlijk in de polissen opgenomen. Daarom zijn die op zich niet zo ingewikkeld als misschien lijkt, want er is ook communicatie over de polissen. Dat neemt niet weg dat ik bereid ben om in gesprek te gaan met Per Saldo over de knelpunten die worden ervaren in de communicatie. Om die reden wil ik het oordeel aan de Kamer laten.

Ik kom nu toe aan de amendementen, voor zover ik die nog niet heb beoordeeld.

Ik begin met het amendement op stuk nr. 34, van mevrouw Agema. Zij vraagt om geen herindicaties te doen na tien jaar. Het amendement is bedoeld voor mensen die lang zorgafhankelijk zijn en mogelijk meer zorg nodig hebben. Dat betekent dat het wenselijk kan zijn om te bekijken wat de zorgbehoefte is. Er kan namelijk meer zorg nodig zijn. Er zit een tweede, technisch punt aan het amendement, namelijk dat wordt gevraagd om dat terug te laten werken per 1 januari 2015, terwijl er al wel indicaties zijn gegeven. Dat lijkt mij ook bezwaarlijk. Om die reden ontraad ik het amendement.

Mevrouw Agema (PVV):
Dit kan echt niet. We weten allemaal dat iemand die meer zorg nodig heeft, zelf wel aan de bel trekt voor een herindicatie. Het gaat hier om al die mensen die voortdurend geherindiceerd worden en steeds minder zorg overhouden. Het gaat erom dat mensen die langdurig in een rolstoel zitten en steeds zieker worden, eerst nog vierenhalf uur per week krijgen om te plassen, en daarna drie uur. De staatssecretaris geeft er echt een heel gemene draai aan. Hij zegt: ja, maar ze kunnen ook méér zorg nodig hebben. Als ze meer zorg nodig hebben, trekken ze aan de bel. Het gaat erom dat ze steeds minder zorg krijgen, en dat moet eens over zijn. Deze mensen zijn soms 40 uur per week kwijt aan administratie. Ik vind het echt niet terecht dat de staatssecretaris mijn intentie gewoon maar even verandert!

Staatssecretaris Van Rijn:
Als er sprake is van zorg die gedurende enkele jaren doorloopt, zal ook de herindicatie óf niet plaatsvinden, óf automatisch worden verlengd. Het gaat erom dat dit amendement ook uitsluit dát het gebeurt. Overigens heb ik ook gewezen op het technische bezwaar dat met terugwerkende kracht een herindicatie terugdraaien ook niet goed mogelijk is.

Mevrouw Agema (PVV):
Hier klopt echt helemaal niks van! Ik vind het echt niet terecht dat de staatssecretaris mij hier zo onzorgvuldig antwoord geeft. Ik vind dat echt niet terecht. Ik vind dat dat niet kan. Deze mensen hadden indicaties die doorliepen tot 2028, maar toen werden de verpleging en de verzorging overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Nu worden ze allemaal geherindiceerd en houden ze minder over. Nogmaals, als ze verder achteruitgaan dan de indicatie die ze tot 2028 hadden, trekken ze wel aan de bel. Dat is echter niet de casus. Daar gaat dit amendement niet over. Ik krijg twee keer achter elkaar onzinargumenten. Ik vind het niet terecht. Als de staatssecretaris dit amendement niet wil, kan hij altijd later nog een brief sturen met echte argumenten, maar dit zijn onzinargumenten.

Staatssecretaris Van Rijn:
Wij zijn het geloof ik niet eens over de duiding.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 40. Daar hebben we in het debat voldoende over gediscussieerd. U zult het mij niet euvel duiden dat ik de voorkeur geef aan het amendement op stuk nr. 41. Dat komt volgens mij ook tegemoet aan de wensen die door velen in de Kamer zijn geuit. Ik zou het amendement op stuk nr. 40 dus willen ontraden en het amendement op stuk nr. 41 aan het oordeel van de Kamer willen laten. Ik denk dat hierin op een goede manier is weergegeven dat de pgb's in de Zorgverzekeringswet komen. Ik memoreer nog even de wijze woorden van de heer Van der Staaij. Het is altijd een beetje kiezen, want aan de ene kant wil je het karakter van de Zorgverzekeringswet geen geweld aandoen en aan de andere kant wil je ervoor zorgen dat de pgb's erin komen. We willen zorgen voor rechtszekerheid ten aanzien van de eisen die aan de verzekerden worden gesteld, namelijk de moet-bepaling. De kanbepaling is aan de orde als na ommekomst van de monitoring uit de toezichtbevindingen blijkt dat het nodig is om nadere regels te stellen. Vandaar dus dat er een kanbepaling in zit. Overigens wordt in dit amendement ook geregeld dat er een voorhangprocedure is. Het voordeel dat het in deze fase al in een AMvB zit, is dat we nu al kunnen constateren dat we pas van start zijn en al heel veel discussiëren over alle voorwaarden die er zouden moeten zijn. Dat doen we aan het begin, nog voordat het in de wet staat. Het is misschien goed om in de beginperiode van de pgb's in de Zorgverzekeringwet enige flexibiliteit te houden. Het zou zomaar kunnen zijn dat wij volgend jaar met elkaar discussiëren over de vraag of er misschien eisen af of bij moeten. Dat is een bijkomend voordeel van het amendement op stuk nr. 41. Daarover laat ik het oordeel dus aan de Kamer.

Het amendement op stuk nr. 46 is vervallen, volgens mij. Dat is vervangen door het amendement op stuk nr. 58.

De voorzitter:
En dat is weer vervangen door het amendement op stuk nr. ...

Staatssecretaris Van Rijn:
Volgens mij is dat vervangen door het amendement op stuk nr. 61. In mijn ogen gaat dit amendement er nog steeds ten onrechte van uit dat de wet op 1 juli 2016 in werking treedt. Dat staat nog steeds in artikel 2, terwijl de bedoeling van de vraag volgens mij is om de AMvB op tijd te krijgen. Ik heb in reactie op de motie al gezegd dat we dat voor de zomer zullen doen. Misschien is de motie dus voldoende, want ik heb inmiddels toegezegd dat die AMvB voor de zomer komt. Anders moet er misschien nog even naar deze tekst gekeken worden. Ik denk dat mijn toezegging op de motie voldoende houvast voor de Kamer zou moeten bieden om ervan verzekerd te zijn dat wij op tijd de AMvB aan de Kamer zullen voorleggen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het lijkt mij goed om het wettelijk te verankeren. In de toelichting staat dat het ruim voor het verzekeringsjaar van 2017 in werking gaat. De toelichting hoort er ook bij. We geven in het artikel zelf juli 2016 of eerder bij Koninklijk Besluit aan. De toelichting is hier echter heel belangrijk bij. We willen het ruim voordat het verzekeringsjaar ingaat. Ik hoop dat de staatssecretaris daar op deze manier positief naar kan kijken.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dan treedt dus in ieder geval een deel van de wet per 1 juli in werking?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat klopt, maar uiterlijk voor de start van het verzekeringsjaar 2017. Maar misschien moeten wij nog even heel goed naar de tekst kijken.

Staatssecretaris Van Rijn:
Misschien mag ik nog meegeven dat de toezegging op de motie voldoende waarborg biedt voor het op tijd ontvangen van de AMvB. Die toezegging heb ik net gedaan. Voorzitter, ik dacht dat ik hiermee klaar was met de duiding van de amendementen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een amendement ingediend op stuk nr. 36. Dat is vorige week tijdens het debat binnengekomen en nog niet beoordeeld. Daar zou ik graag nog een beoordeling van krijgen.

De voorzitter:
Dat klopt. U hebt gelijk. Kan dat, staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Rijn:
Het amendement op stuk nr. 36 regelt dat de zorgverzekeraar in contact treedt met de aanvrager en hem informeert over het Zorgverzekeringswet-pgb. Naar mijn smaak is het niet nodig om dit te regelen, omdat volgens de bestuurlijke afspraken de zorgverzekeraar op basis van de zorgbehoefte die de wijkverpleegkundige heeft bepaald, het budgetplan maakt en de verzekerde eventueel een bewustekeuzegesprek krijgt. In de praktijk worden die gesprekken gevoerd daar waar dat nodig is, dat blijkt ook uit de quickscan. In de tekst van het amendement staat, in meer algemene zin, dat er contact is tussen de zorgverzekeraar en de aanvrager. Het lijkt mij te ver gaan om het verplicht te maken dat er een bewustekeuzegesprek wordt gevoerd. Er zijn verzekeraars die zeggen dat ze, als ze het pgb toekennen, niet altijd een bewustekeuzegesprek hoeven te voeren. Soms wordt dit gesprek gevoerd door een wijkverpleegkundige. Het kan dus ook op een andere manier plaatsvinden. Ik probeer mevrouw Leijten op dit punt tegemoet te komen. Als de interpretatie van het amendement is dat het contact niet alleen kan plaatsvinden door middel van een bewustekeuzegesprek met de zorgverzekeraar, maar ook op een andere manier, bijvoorbeeld met de wijkverpleegkundige, dan wil ik het oordeel aan de Kamer laten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb daar toch een beetje moeite mee. De wijkverpleegkundige komt langs om te bekijken welke zorgbehoefte er is. Dat gesprek hoort de keus die men vervolgens maakt, dus zorg in natura of het persoonsgebonden budget inzetten, niet te beïnvloeden. Die indicatie moet namelijk worden gesteld. Wanneer je later kiest voor het pgb, omdat je het bijvoorbeeld via zorg in natura niet geregeld krijgt, vind ik het zeer van belang dat de zorgverzekeraar ook hoort waarom dit zo is. De huidige ervaringen van een kleine zorgverzekeraar die vaker is genoemd en die dit in alle gevallen doet, zijn heel positief. Andere zorgverzekeraars doen dit maar heel selectief waardoor je een verschillend beeld krijgt, ook in de omgang met het pgb. Daarom ben ik tot dit amendement gekomen. Ik zou de indicatie eigenlijk niet willen verwarren met het gesprek over de leveringsvorm.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat begrijp ik, maar tegelijkertijd komt dit in de praktijk meteen aan de orde in veel van de gevallen waarin er een gesprek met de wijkverpleegkundige is. Dan heb je dus dat gesprek over de zorg en over de vorm daarvan en dan zou je daarna nog een bewustekeuzegesprek moeten krijgen met de zorgverzekeraar om er nog een keer over te spreken. Het lijkt mij ingewikkeld om dat vast te leggen. Nogmaals, als mevrouw Leijten wat ruimte zou willen bieden in wie het bewustekeuzegesprek voert, ook over dit aspect, wil ik het oordeel aan de Kamer laten. Als we gaan verplichten dat het altijd de zorgverzekeraar moet zijn ondanks het feit dat er ook al andere gesprekken worden gevoerd, vind ik dat voor de budgethouder eigenlijk te belastend.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, ik hoor graag of u bereid bent om iets te wijzigen aan dit amendement; anders kunt u het gewoon in stemming brengen.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil eigenlijk wel weten waar dan ruimte zit. Ik wil namelijk voorkomen dat de wijkverpleegkundige, bovenop alle taken die hij of zij al heeft, met een taak wordt opgezadeld, waarvan ik vind dat die eigenlijk bij de zorgverzekeraar hoort. Als we kunnen afspreken dat dat niet gebeurt, vind ik die verruiming oké. Maar we moeten ervoor zorgen dat het niet afgeschoven kan worden op de wijkverpleegkundige.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat lijkt mij ook niet. Als het een wedstrijd wordt, om het zo maar te noemen, om te bepalen of het zorg in natura of pgb wordt, zou de wijkverpleegkundige daar niet tussen moeten zitten. De praktijk is dat de wijkverpleegkundige dat aspect in heel veel gevallen meeweegt in het gesprek met de patiënt of degene die zorg wil krijgen. Ik vind het overdreven om daarna nog een keer een gesprek te laten voeren. Misschien kan mevrouw Leijten hier nog even over nadenken. Mijn vraag is of wij het amendement zo ruim kunnen interpreteren dat het oordeel erover aan de Kamer kan blijven.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de wetswijziging, de ingediende amendementen en de moties zullen wij dinsdag stemmen. Ik dank de staatssecretaris, de ambtenaren, de mensen die het debat via internet hebben gevolgd, de Kamerleden, de griffiers en de bodes.

Sluiting

Sluiting 22.19 uur.