Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Pierik en Stoffer naar aanleiding van het artikel in de Telegraaf ‘Recyclingsector in actie tegen extra plasticheffing: ’Kabinet zoekt geld, afvalsector wordt gepakt’’
Vragen van de leden Pierik (BBB) en Stoffer (SGP) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het artikel «Recyclingsector in actie tegen extra plasticheffing: «Kabinet zoekt geld, afvalsector wordt gepakt»» (ingezonden 2 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de
Minister van Klimaat en Groene Groei (ontvangen 16 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekent met het Telegraaf artikel «Recyclingsector in actie tegen extra plasticheffing:
«Kabinet zoekt geld, afvalsector wordt gepakt»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
In het artikel wordt verwezen naar het voornemen van het Ministerie van Financiën
om de plastic heffing van € 547 miljoen per jaar te beleggen bij de afvalsector; erkent
u het beeld dat hier wordt geschetst?
Welke andere mogelijkheden zien de Ministeries van I&W en K&GG om de voorgenomen plastic
heffing vorm te geven? Wat doen de Ministeries van IenW en KGG eraan om te voorkomen
dat de heffing achteraan de keten wordt belegd?
Antwoord 2 en 3
In de budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om per 1 januari
2028 een circulaire plastic heffing in te voeren met een beoogde budgettaire opbrengst
van € 547 miljoen per jaar. De vormgeving hiervan is onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming.
Hier kan niet op worden vooruitgelopen. Zoals is aangekondigd in het Regeerprogramma,
is de afgelopen maanden onderzocht op welke manieren de plastic heffing kan worden
vormgegeven en wat de economische en beleidsmatige effecten zijn van deze voorgenomen
maatregel. Ook is er gekeken wat mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen zijn
voor het stimuleren van circulair plastic. Mede op basis hiervan zal bij de Voorjaarsnota
2025 besluitvorming plaatsvinden. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd in een
brief over de voorjaarsbesluitvorming over de klimaat- en energiemaatregelen.
Vraag 4
Heeft u een effectbeoordeling laten uitvoeren op de verschillende mogelijkheden om
de voorgenomen plastic heffing vorm te geven en wat waren hiervan de uitkomsten?
Antwoord 4
De afgelopen maanden is in kaart gebracht op welke manieren de plastic heffing kan
worden vormgegeven en wat de beleidseffecten zijn voor een polymerenheffing en een
plastic productbelasting. Deze onderzoeken zitten in een afrondende fase. Wanneer
de Minister van Klimaat en Groene Groei de Kamer namens het Kabinet informeert over
de voorjaarsbesluitvorming op het gebied van Klimaat, verwachten wij ook deze onderzoeksrapporten
met de Kamer te kunnen delen.
Vraag 5
Kunt u reflecteren op de uitspraak uit het artikel waarin wordt gesteld dat een plastic
heffing achterin de keten recycling in Nederland nog duurder maakt dan «virgin» plastic,
omdat de kosten voor het verwerken van de recyclingresiduen toenemen?
Antwoord 5
Wanneer recyclers reststromen bij een stortplaats of een afvalverbrander aanleveren
betalen zij daarvoor een poorttarief. Stortplaatsen en afvalverbranders betalen afvalstoffenbelasting
voor de hoeveelheid afval die zij verbranden of storten. Door het verhogen van heffingen
op die verwerking van afvalstoffen zullen deze bedrijven deze kosten naar verwachting
doorberekenen aan hun klanten. Daarmee kunnen de kosten voor recyclers toenemen.
Op systeemniveau geldt dat recycling de af te dragen belasting voor de verwerking
van kunststofafval verlaagt ten opzichte van de situatie waarin diezelfde ton kunststofafval
zou worden verbrand.
De zorgen die in het artikel worden beschreven, gaan uit van een situatie waarin eventuele
extra kosten volledig bij recyclers terechtkomen. De uiteindelijke spreiding van de
kosten tussen recycler, afvalontdoener, afvalverbrander, producentenorganisatie en
afnemer van recyclaat is niet volledig kwantitatief in beeld. Wel blijkt uit gesprekken
met de sector dat veel recyclers beperkte mogelijkheden zien voor het doorberekenen
van kosten aan hun klanten gezien het huidige (internationale) speelveld voor recyclaat.
Vraag 6 en 7
Hoe beoordeelt u een dergelijke kostenstijging voor de recyclingindustrie in het licht
van een reeks recent aangekondigde faillissementen in dezelfde sector?
Hoe beoordeelt u een dergelijke kostenstijging voor de recyclingindustrie in het licht
van de ambitie om recyclingcapaciteit in Nederland juist op te schalen?
Antwoord 6 en 7
Uit gesprekken die ambtenaren van de ministeries van KGG en IenW met plasticrecyclers
gevoerd hebben, is bekend dat Nederlands plasticrecyclaat op dit moment moeilijk kan
concurreren met zowel fossiel plastic als plasticrecyclaat van buiten Nederland. Hiervoor
worden vooral de hoge energieprijzen en de strengere Europese wetgeving als belangrijkste
oorzaken genoemd. Met dit gegeven wordt rekening gehouden in de Voorjaarsbesluitvorming.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de hoogte van de heffingen voor de verwerking per ton
recyclingresidu (afvalstoffenbelasting, nationale CO2-heffing, enz.) waar de Nederlandse recycling- en afvalsector in 2025 aan onderhevig
zijn en hoe hoog deze conform de prognoses uit het Belastingplan zullen zijn in 2030?
Antwoord 8
In Nederland bestaat geen specifieke heffing op de verwerking van recyclingresidu.
In Nederland wordt wel afvalstoffenbelasting betaald over het storten en verbranden
van afvalstoffen. Dit kunnen ook recyclingresiduen zijn. Ook wordt er een nationale
CO2-heffing geheven over het fossiele deel van de uitstoot van de afvalverbranding. Zowel
de afvalstoffenbelasting als de nationale CO2-heffing worden geheven bij de afvalverbrandingsinstallaties.
De tarieven van de afvalstoffenbelasting en de nationale CO2-heffing industrie volgens het belastingplan 2025 en de prognoses voor 2030 staan
in onderstaande tabel.
2015
2025
2030
Tarief afvalstoffenbelasting per ton afval
€ 13
€ 39,70
€ 39,70
Tarief CO2-heffing industrie per ton fossiele CO2-uitstoot
n.v.t.
€ 87,90
€ 152,10
Hoeveelheid belaste CO2-uitstoot bij AVI’s door afnemende dispensatierechten en zonder emissiereductie
n.v.t.
0 Mton
1,9 Mton
Effectief tarief CO2-heffing industrie per ton verbranding van gemengd stedelijk afval, zonder CCS of
nascheiding kunststoffen
n.v.t.
€ 0
€ 41,90?
Vraag 9
Wat zou de hoogte van de heffing van de verbranding van een ton recyclingresiduen
worden als de Plastic Heffing in 2028 wordt ingevoerd op het tonnage verbrand recyclingresiduen
en restafval? Wat zou de hoogte van deze Plastic heffing per ton recyclingresidu worden
als de verbrandingscapaciteit in 2030 is afgebouwd conform uw prognoses in de «Beleidsvisie
afvalverbranding»?
Antwoord 9
Of er gevolgen zijn van een plastic heffing voor de kostprijsstijging van verbranding
van recyclingresidu en restafval is afhankelijk van de precieze vormgeving van een
plastic heffing. De vormgeving van een plastic heffing is nog onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming.
Hier kan nu niet op vooruit worden gelopen.
Vraag 10
Wat zou de totale hoogte van heffingen (afvalstoffenbelasting, nationale CO2-heffing, Plastic heffing, etc.) daarmee worden op de verwerking van een ton recyclingresidu
in 2030? Hoe hoog was de totale hoogte van deze heffingen tien jaar geleden?
Antwoord 10
Het effect van een plastic heffing op de verwerking van een ton recyclingresidu in
2030 is afhankelijk van de vormgeving van een plastic heffing. Zoals in het antwoord
hiervoor aangegeven kan hier nu niet op vooruit worden gelopen.
Vraag 11
Kunt u in het kader van de recent aangenomen moties Buijsse (Kamerstuk 21 501-08, nr. 982), Erkens (Kamerstuk 29 826, nr. 238) en Postma (Kamerstuk 29 826, nr. 241) – die allen gaan over een gelijk speelveld – inzichtelijk maken wat de heffingen
op de verwerking van recyclingresiduen en huishoudelijk restafval zijn in euro per
ton in 2025 in Duitsland en België?
Antwoord 11
In België is het verbranden van recyclingresiduen over het algemeen vrijgesteld van
milieuheffingen. Wel gelden er in België tarieven voor het verwijderen van afvalstoffen.
Daarbij wordt gedifferentieerd op basis van de wenselijkheid van bepaalde verwerkingsmethodes
op een bepaalde afvalstroom. Voor recyclingresiduen bestaan verschillende tarieven.
Zo gelden er verschillende tarieven voor het storten van een ton niet brandbare recycleresiduen
uit bouw en sloopafval (€ 7,21 per ton), shredderafval (€ 10,82 per ton) en «lompen»
(€ 18,03 per ton). Voor vergelijkbare brandbare stromen gelden hogere tarieven. Voor
het storten van huishoudelijk restafval is geen tarief ingesteld omdat dit verboden
is.
Voor het verbranden van recyclingresiduen uit kunststof voor de aanmaak van nieuwe
producten geldt een tarief van € 4,65 per ton. Het verbranden van een ton huishoudelijke
afvalstoffen gaat gepaard met een tarief van € 16,26. Voor het verbranden van huishoudelijke
afvalstoffen in afwijking van het verbrandingsverbod geldt een tarief van € 32,52
per ton.
In Duitsland wordt geen belasting geheven op het verwijderen van afvalstoffen, dus
ook niet op recyclingresiduen. Wel wordt in Duitsland een CO₂-heffing geheven van
€ 55,– per ton uitgestoten fossiele CO₂ die ook geldt voor afvalverbrandingsinstallaties.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de geluiden uit de recyclingsector dat het economisch interessanter
wordt om vanwege de nationale koppen, regeldruk, netcongestie, etc. Nederlandse recyclingactiviteiten
te verplaatsen naar andere Europese landen?
Antwoord 12
Allereerst spelen de hoge energieprijzen en de strengere Europese wetgeving een rol
in de verslechterde concurrentiepositie van alle Europese plasticrecyclers. Die situatie
geldt dus ook voor andere Europese landen. Specifiek voor Nederland geldt wel dat
de energie aanzienlijk duurder is dan in omringende landen. Met zowel de hoge energieprijzen
als de strengere Europese wetgeving wordt daarom rekening gehouden in de Voorjaarsbesluitvorming.
Tijdens gesprekken die ambtenaren van de ministeries van KGG en IenW met plasticrecyclers
hebben gevoerd zijn signalen opgevangen dat sommige Nederlandse plasticsrecyclers
wellicht overwegen om hun activiteiten in Nederland af te schalen of zelfs te stoppen,
zoals ook is vermeld in de brief over de financiële situatie van plasticrecyclers
die op 9 april 2025 met de Kamer is gedeeld2. Er zijn geen concrete signalen opgevangen dat recyclers hun activiteiten vervolgens
naar andere Europese lidstaten zouden willen verplaatsen. Uit de gevoerde gesprekken
bleek wel dat sommige recyclers overwegen om nieuwe investeringen in het buitenland
te doen in plaats van in Nederland.
Vraag 13
Kunt u inzichtelijk maken hoe de druk van deze heffingen zich door vertaalt in de
kosten voor de burger (i.e. afvalstoffenheffing)?
Antwoord 13
Dit is afhankelijk van in hoeverre de heffingen door de afvalverwerkers worden geabsorbeerd
of doorberekend in de poorttarieven. Alleen als de poorttarieven stijgen, nemen ook
de lasten toe van de ontdoeners van afval. Deze ontdoeners zijn voornamelijk Nederlandse
bedrijven en gemeenten. Gemeenten zullen deze kosten naar verwachting doorberekenen
aan huishoudens via de afvalstoffenheffing. Gemeenten kunnen verbrandingskosten verlagen
door maatregelen te nemen om minder restafval aan te bieden bij afvalverwerkingsinstallaties.
Bijvoorbeeld door afval beter te scheiden.
Vraag 14
Hoe beoordeelt u deze lastenverzwaring voor de burger in het licht van andere recent
aangekondigde lastenverzwaringen voor huishoudens?
Antwoord 14
Met de aangekondigde circulaire plastic heffing wordt beoogd om circulair plastic
te stimuleren. Effecten voor de burger zijn afhankelijk van de vormgeving. Het kabinet
besluit dit voorjaar over de vormgeving van deze maatregel.
Vraag 15
Hoe verhoudt deze plastic heffing zich tot de in het regeerakkoord uitgesproken wens
van het kabinet om geen nationale koppen te voeren?
Antwoord 15
Of een maatregel een nationale kop op Europees beleid is, hangt af van de concrete
vormgeving van de maatregel. Voor de in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigde plastic
heffing valt dat nu dus nog niet te zeggen, omdat het kabinet nog geen besluit heeft
genomen over de vormgeving ervan. De Minister van KGG zal de Kamer hier binnenkort
over informeren.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het ingeplande commissiedebat circulaire economie
van 16 april 2025?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.