Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over het bericht ‘Pensioenen flink omhoog in nieuw stelsel: Stijging tot 8 procent
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Pensioenen flink omhoog in nieuw stelsel: Stijging tot 8 procent» (ingezonden 3 maart 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 15 april
2025)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1695
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Pensioenen flink omhoog in nieuw stelsel: Stijging
tot 8 procent»?1
Antwoord 1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Vraag 2
Kan volgens u gegarandeerd worden dat er geen fouten zaten in de administratie of
doorrekeningen die mogelijk tot verkeerd berekende pensioenen hebben geleid op individueel
niveau, en kan ook gegarandeerd worden dat mogelijke fouten niet in de toekomst alsnog
zichtbaar zullen worden? Zo ja, waarom?
Antwoord 2
Fouten in de data dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden en door controles uit
te voeren worden eventuele fouten zoveel mogelijk vroegtijdig gedetecteerd. Het is
echter niet uit te sluiten dat er, in de toekomst, alsnog fouten naar voren komen.
Pensioenuitvoerders moeten er dan ook voor zorgen dat zij gemaakte fouten (financieel)
kunnen herstellen. Een deelnemer moet immers krijgen waar hij recht op heeft op grond
van de pensioenregeling.
Dat geldt niet alleen voor de transitie, ook tijdens en na de transitie is het belangrijk
om de pensioenadministratie op orde te hebben. Het is dan ook van belang dat pensioenfondsen
de datakwaliteit borgen. Dit geldt zowel in het oude als in het nieuwe pensioenstelsel.
Om dit te doen moet het fonds risico’s rondom de datakwaliteit identificeren en mitigeren,
bijvoorbeeld door de data te controleren en indien nodig te corrigeren. Een pensioenfonds
maakt een eigen beoordeling van de datakwaliteit. Hierbij kan het pensioenfonds gebruik
maken van het Kader Datakwaliteit van de Pensioenfederatie waarin een stappenplan
is uitgewerkt hoe pensioenfondsen dit kunnen doen.2
Een pensioenfonds moet in ieder geval kunnen aantonen dat de datakwaliteit voor, tijdens
en na de transitie geborgd is. Dat doet het pensioenfonds door voorafgaand aan het
indienen van het implementatieplan een externe accountant of een externe IT-auditor
opdracht te geven feitelijke werkzaamheden te verrichten waarmee het fondsbestuur
in staat wordt gesteld een oordeel te vormen over de juistheid en volledigheid van
de relevante pensioendata benodigd voor de transitie.
Het implementatieplan dient uiterlijk twee weken na afronding hiervan te worden toegestuurd
aan DNB, waarna de invaarmelding, waaronder het implementatieplan wordt beoordeeld
door DNB.
Uitgangspunt van de werkzaamheden voorafgaand aan de invaarbesluitvorming is c.f.
het besluit uitvoering Pw en Wvb dat bevindingen die wijzen op materiële tekortkomingen
in de data, waardoor de voor het invaarbesluit benodigde berekeningen een onjuist
beeld kunnen geven, vóór het nemen van het invaarbesluit moeten zijn opgelost. De
overige bevindingen met gevolgen voor de hoogte van de aanspraken van de deelnemers
moeten vóór de beoogde invaardatum zijn opgelost.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de gepensioneerden van deze pensioenfondsen die per 1 januari
ingevaren zijn, in januari nog de oude uitkering hebben gekregen?3
Antwoord 3
Voor de deelnemers van de pensioenfondsen die per 1 januari 2025 zijn ingevaren, kan
ik dit bevestigen. Deze pensioenfondsen hebben hun deelnemers vooraf geïnformeerd
over het feit dat in januari eerst nog de oude uitkering krijgen.
Vraag 4
Kunt u ook bevestigen dat die gepensioneerden in februari een eerste nieuwe uitkering
hebben gekregen met bovendien een nabetaling over januari, ofwel dat de uitkering
uit januari ook nog met terugwerkende kracht is aangepast?
Antwoord 4
Voor de deelnemers van de pensioenfondsen die per 1 januari 2025 zijn ingevaren, kan
ik dit bevestigen. Deze pensioenfondsen hebben hun deelnemers ook vooraf geïnformeerd
over het feit dat in februari de eerste nieuwe plus uitkering ontvangen inclusief
de nabetaling over januari.
In aanvulling hierop geldt in algemene zin dat de pensioenuitvoerder in het implementatieplan
nagaat en schriftelijk vastlegt of hij in staat is de pensioenregeling uit te voeren,
op welke wijze hij de pensioenregeling (technisch) zal uitvoeren, en welke stappen
worden ondernomen om tot de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling te komen. Daarnaast
staat in het communicatieplan in ieder geval op welke wijze het pensioenfonds de fondsdeelnemers
persoonlijk inzicht geeft in de gevolgen van de pensioentransitie. Dit dient te worden
uitgewerkt aan de hand van doelgroepen, doelstellingen en de planning van de informatieverstrekking,
waarbij de belangrijkste communicatiekanalen en -momenten zijn opgenomen. Uiteraard
moet de communicatie aansluiten bij de fondsspecifieke situatie en de deelnemerskenmerken.
Alle gemaakte keuzes moeten in het communicatieplan worden onderbouwd.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat deze nieuwe uitkeringen in februari gebaseerd zijn op voorlopige cijfers,
en klopt het dat er bij deze voorlopige cijfers nog geen voorlopige verklaring door
accountants is afgegeven?
Hoe wenselijk is het voor de zekerheid van gepensioneerden over de hoogte van hun
pensioenuitkering dat een externe accountant en actuaris nog vier tot vijf maanden
nodig hebben om het invaarproces te controleren?
Antwoord 5 en 6
Het is van belang dat pensioenfondsen voorafgaand aan de transitie naar de nieuwe
pensioenregeling zorgvuldig onderzoek uitvoeren naar de kwaliteit en volledigheid
van de data. Deze data vormen immers de basis voor de omzetting van pensioenaanspraken
en -rechten, alsmede voor de toepassing van eventuele compensatieafspraken. In dit
kader moet een pensioenfonds voorafgaand aan het indienen van het implementatieplan
een externe accountant of een externe IT-auditor opdracht geven feitelijke werkzaamheden
te verrichten waarmee het fondsbestuur in staat wordt gesteld een oordeel te vormen
over de juistheid en volledigheid van de relevante pensioendata benodigd voor de transitie.
Bij het indienen van het implementatieplan bij DNB moet een pensioenfonds de resultaten
meesturen van het onderzoek dat door een externe accountant of IT-auditor is verricht,
inclusief een toelichting op de bevindingen en de wijze waarop deze zijn afgehandeld,
worden als bijlage bij het implementatieplan aan DNB verstrekt.
De definitieve vaststelling van de uitkering kan pas later plaatsvinden, omdat het
pensioenfonds daarbij rekening moet houden met achteraf door de werkgever doorgegeven
wijzigingen en nabetalingen. Om te borgen dat de omzetting betrouwbaar is verlopen,
is er een extra waarborg ingebouwd op het moment dat de transitie is afgerond. Het
pensioenfonds geeft de externe accountant na de transitie de opdracht om een oordeel
te vellen over de juistheid en de volledigheid van de transitie. Het uitvoeren van
deze werkzaamheden is tenminste gericht op de berekeningen die ten grondslag liggen
aan de verdeling van vermogens en – indien van toepassing – compensatiedepot, solidariteitsreserve
of risicodelingsreserve bij invaren.4 Pensioenfondsen zullen een specifieke opdracht tot het uitvoeren van deze werkzaamheden
geven.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat deze controles niet op individueel niveau plaatsvinden maar
op maatmensniveau?
Antwoord 7
Aangezien de onderliggende verdeelregels en rekenregels wettelijk zijn vastgelegd
en worden getoetst, kunnen controles van individuele data steekproefsgewijs en risico
gebaseerd plaatsvinden. Niet elk individueel deelnemersdossier hoeft dus getoetst
te worden. Bovendien zou dat ook onnodig veel beslag leggen op personele en uitvoeringscapaciteit.
Dit neemt niet weg dat de pensioenuitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor juiste
en volledige individuele gegevens. De pensioenuitvoerder verantwoordt, zoals gezegd,
in het implementatieplan hoe hij de datakwaliteit borgt. Tenslotte kunnen deelnemers
ook na de transitie altijd vragen om een doorrekening van de gegevens.
Vraag 8
Hoe kunnen pensioenfondsen dan waarborgen dat het invaren op individueel niveau goed
is gegaan?
Antwoord 8
Het borgen van de kwaliteit van pensioengegevens is essentieel voor een zorgvuldige
en verantwoorde transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Net als in het oude stelsel
is het van groot belang dat de gegevens in de administraties juist en volledig zijn,
om fouten in de omzetting van pensioenaanspraken te voorkomen. De pensioensector heeft
hiervoor ook een kader ontwikkeld, waarmee pensioenuitvoerders inzichtelijk maken
hoe zij de kwaliteit van hun data voorafgaand aan de transitie onderbouwen en borgen
voor en na transitie.5 Het bestuur van het pensioenfonds heeft de verantwoordelijkheid om, voorafgaand aan
de transitie, te beoordelen of de benodigde pensioendata juist en volledig zijn. Voor
het uitvoeren van deze beoordeling kan het fonds gebruik maken van de 6 stappen in
het eerdergenoemde Kader Datakwaliteit6. Het door het fonds gevolgde proces om tot het oordeel over de datakwaliteit te komen
vindt plaats in de feitelijke werkzaamheden van een externe accountant (stap 5 uit
het Kader Datakwaliteit). Stap 6 in het Kader Datakwaliteit is het definitieve bestuursbesluit
over datakwaliteit voor invaren.
DNB beoordeelt de invaarmelding van het fonds, waarin alle werkzaamheden met betrekking
tot datakwaliteit voor invaren (incl. feitelijke werkzaamheden externe accountant/auditor)
zijn opgenomen. Ondanks alle waarborgen om de datakwaliteit te borgen, kan vooraf
niet gegarandeerd worden dat alle administraties foutloos zijn. Maar zoals hiervoor
beschreven zijn er wel kaders opgesteld en waarborgen aanwezig die het fonds in staat
stellen om fouten in de data op te sporen en te herstellen. Mocht er toch een fout
optreden, dan zal de uitvoerder dit herstellen.
Vraag 9
Bent u van mening dat het noodzakelijk is dat er bij het invaren sprake moet zijn
van een transparant proces en een narekenbare verdeling van het individuele vermogen
van een deelnemer? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals eerder aangegeven is het van belang te borgen dat de omzetting betrouwbaar is
verlopen. Hiervoor borgt de pensioenuitvoerder de datakwaliteit voor het invaren.
Ook geeft het pensioenfonds de externe accountant na de transitie de opdracht om onderzoek
te verrichten naar de juistheid en volledigheid van de transitie. Het uitvoeren van
deze werkzaamheden is tenminste gericht op de berekeningen die ten grondslag liggen
aan de verdeling van vermogens en – indien van toepassing – compensatiedepot, solidariteitsreserve
of risicodelingsreserve bij invaren. Pensioenfondsen zullen een specifieke opdracht
tot het uitvoeren van deze werkzaamheden geven. Indien dit passend wordt geacht kan
deze opdracht gelijktijdig met één van de reguliere jaarcontroles worden uitgezet.
Tenslotte kunnen deelnemers ook na de transitie altijd vragen om een doorrekening
van de gegevens.
Vraag 10 en 11
Als een tijdige en juiste verwerking bij invaren uitgangspunt is, waarom corrigeren
dan alle ingevaren fondsen APG, BPL en PWRI de (ingegane) pensioenen mogelijk toch
nog met terugwerkende kracht tot ver in de loop van 2025?
Waren deze effecten op de zekerheid van gepensioneerden over de hoogte van hun uitkering
voorzien? Zo ja, kunt u dan ingaan op de procesmatige overwegingen om het invaren
op deze manier vorm te geven?
Antwoord 10 en 11
In het algemeen kan zoals eerder aangegeven een definitieve vaststelling pas later
volgen. Dit is zo omdat als extra waarborg is ingebouwd dat op het moment dat de transitie
is afgerond en te borgen dat de omzetting betrouwbaar is verlopen, het pensioenfonds
de externe accountant na de transitie nogmaals de opdracht geeft om onderzoek te verrichten
naar de juistheid en volledigheid van de transitie. Daarnaast moet het pensioenfonds
daarbij rekening moet houden met achteraf door de werkgever doorgegeven wijzigingen
en nabetalingen.
Vraag 12 en 13
Kunt u bevestigen dat er in de transitiebrief die naar de deelnemers is gegaan niets
vermeld is over zowel de accountscontrole als over de onzekerheid die de controle
met zich meebrengt over de hoogte van de uitkeringen?
Is het dan een juiste veronderstelling dat deelnemers hier onvoldoende over zijn geïnformeerd?
Zo niet, hoe zijn de deelnemers hier volgens u dan wél voldoende over geïnformeerd?
Antwoord 12 en 13
U vraagt mij om een oordeel te geven over de vraag of deelnemers voldoende zijn geïnformeerd.
Het is, zoals u bekend, niet aan mij om een oordeel te geven over de situatie van
individuele pensioenfondsen.
In het algemeen geldt echter dat in het communicatieplan van de pensioenfondsen in
ieder geval moet worden opgenomen op welke wijze een pensioenuitvoerder de deelnemers
persoonlijk inzicht geeft in de gevolgen van de pensioentransitie. Dit dient te worden
uitgewerkt aan de hand van doelgroepen, doelstellingen en de planning van de informatieverstrekking,
waarbij de belangrijkste communicatiekanalen en -momenten zijn opgenomen.
Uiteraard moet de communicatie aansluiten bij de fondsspecifieke situatie en de deelnemerskenmerken.
Alle gemaakte keuzes moeten in het communicatieplan worden onderbouwd. Ten aanzien
van alle transitie-informatie blijven artikel 48 Pensioenwet en artikel 59 Wet verplichte
pensioenberoepsregeling van belang.
Vraag 14
Welke mogelijkheden voor bezwaar en compensatie hebben (gewezen) deelnemers en gepensioneerden
als achteraf blijkt dat de vooraf door de pensioenuitvoerder geschetste gevolgen van
invaren onjuist zijn geweest?
Antwoord 14
Het is belangrijk dat pensioenfondsen hun pensioenregelingen zorgvuldig aanpassen
en de kans zo klein mogelijk maken dat er zaken achteraf gerepareerd moeten worden.
De wet biedt hier voldoende garanties voor, zoals in eerdere beantwoording laten zien.
Het volledig uitsluiten van fouten is onmogelijk. Dus wanneer deze toch worden gemaakt,
zullen pensioenfondsen deze moeten herstellen.
Deelnemers kunnen zoals hiervoor aangegeven na de transitie altijd vragen om een doorrekening
van de gegevens. Hierbij kunnen zij zich richten tot de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder
zal een voorziening moeten treffen om fouten te kunnen corrigeren. Deze voorziening
zal per uitvoerder verschillen. Daarnaast zou de deelnemer zich kunnen richten tot
de interne klachtenprocedure. Mocht dit niet tot een gewenste uitkomst leiden, dan
kunnen deelnemers aangesloten bij een pensioenfonds zich wenden tot GIP en deelnemers
die bij een verzekeraar zitten bij het Kifid. Tenslotte staat voor deelnemers ook
de gang naar de rechter open.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.