Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over het bericht 'Burgemeester bezorgd over uitkomst onderzoek illegale prostitutie en mensenhandel: ‘Misstanden aangetroffen”
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «burgemeester bezorgd over uitkomst onderzoek illegale prostitutie en mensenhandel: «Misstanden aangetroffen»» (ingezonden 24 februari 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Asiel en Migratie (ontvangen 15 april
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1651
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «burgemeester bezorgd over uitkomst onderzoek
illegale prostitutie en mensenhandel: «Misstanden aangetroffen»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de zorgen die burgemeester Weber uitspreekt over de veiligheid en
het welzijn in de illegale prostitutie in Nederland naar aanleiding van de controle
uitgevoerd door het Haags Economisch Interventie Team (HEIT)?
Antwoord 2
De aangetroffen misstanden zoals benoemd in het bericht zijn ernstig. Sekswerk is
in Nederland een legaal beroep, waarbij gemeenten het lokale sekswerkbeleid vormgeven.
Het is belangrijk dat sekswerkers hun werk veilig kunnen doen en dat seksuele uitbuiting
wordt gesignaleerd en wordt aangepakt.
Vraag 3
In hoeverre acht u het aannemelijk dat de aangetroffen misstanden in meer gemeentes
spelen, ook zonder dat gemeentes hiervan op de hoogte zijn? Waar baseert u dit antwoord
op en welke stappen onderneemt u om gemeentes te ondersteunen in het signaleren en
opsporen van deze misstanden?
Antwoord 3
Het is aannemelijk dat misstanden in meer gemeentes plaatsvinden. Mensenhandel is
een zogeheten haaldelict: slachtoffers melden zich meestal niet zelf. Daardoor kan
het voor gemeentes lastig zijn om misstanden te signaleren. Dat blijkt onder andere
uit de Monitor Mensenhandel 2019–2023 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en
Seksueel Geweld tegen Kinderen. Het aantal gemelde slachtoffers van mensenhandel,
en dus ook seksuele uitbuiting, is (veel) lager dan het aantal vermoedelijke slachtoffers.
Om gemeentes te ondersteunen in het signaleren en opsporen van misstanden, worden
verschillende stappen ondernomen. Zo richt Actielijn 4 van het versterkt Programma
Samen tegen Mensenhandel (hierna: het Actieplan) zich op het ondersteunen en aanmoedigen
van (boven)regionale samenwerking. Door goede samenwerking tussen verschillende partijen
kunnen misstanden beter worden gesignaleerd en opgespoord. In Actielijn 5 wordt gekeken
hoe informatie over signalen van mensenhandel gedeeld kan worden, zodat er meer zicht
is op mogelijke misstanden.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat een economisch interventieteam zoals het HEIT van wezenlijk
belang is om ondermijnende en criminele bedrijven en misstanden in de prostitutie
op te sporen en kunt u inzicht geven of en hoe de verschillende gemeentes in Nederland
dit vormgeven?
Antwoord 4
Integrale samenwerking tussen verschillende partijen is van wezenlijk belang om ondermijnende
en criminele bedrijven en misstanden in de sekswerkbranche op te sporen. Via Actielijn
4 van het Actieplan worden gemeenten ondersteund en aangemoedigd om die samenwerking
vorm te geven. Buiten de landelijke ondersteuning is het aan gemeenten zelf om die
samenwerking vorm te geven. In veel gemeenten wordt al intensief samengewerkt op lokaal
en regionaal niveau. Het HEIT is daar een voorbeeld van.
Vraag 5
Kunt u nader inzicht geven in welke inspanningen u doet om meer zicht te krijgen op
de omvang van het aantal slachtoffers en vooral ook de meldingsbereidheid, nu het
aantal geregistreerde slachtoffers door CoMensha weliswaar langzaam stijgt tot 868
in 2023, maar dit een aanzienlijk lager aantal is dan de schatting van ongeveer 5.000
slachtoffers van uitbuiting die jaarlijks in Nederland voorkomen en ook de bevindingen
van het HEIT daar weer op wijzen?
Antwoord 5
In het Actieplan zijn verschillende actielijnen opgenomen die zich onder meer richten
op het creëren van brede bewustwording over mensenhandel, het vergroten van de meldingsbereidheid,
het investeren en werken aan betere vaststelling van slachtofferschap, het verbeteren
van de (bovenregionale en regionale) samenwerking en het verbeteren van de informatiedeling
en gegevensverwerking. Bij zowel de totstandkoming als de uitvoering van deze actielijnen
is het brede mensenhandelveld betrokken. Deze partijen kunnen door middel van de uitvoering
van de zogenoemde actielijnen bijdragen aan het vergroten van het zicht op het aantal
slachtoffers van mensenhandel en het verhogen van de meldingsbereidheid.
Vraag 6
Bent u bereid om te werken met concrete doelen, waarop de komende jaren gestuurd wordt
in het vinden van slachtoffers, het doen van aangifte en het opsporen en vervolgen
van daders? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In de beantwoording op vraag 5 verwijs ik naar de actielijnen uit het Actieplan. Bij
iedere actielijn zijn operationele doelstellingen opgenomen gericht op het vinden
van slachtoffers en het doen van aangifte. Daarnaast zijn ook concrete acties opgenomen
die bijdragen aan het realiseren van het operationele doel. In de Veiligheidsagenda
zijn daarnaast landelijke beleidsdoelstellingen voor politie opgenomen, deze bevatten
kwalitatieve en kwantitatieve afspraken over de opsporing.
Vraag 7
Erkent u dat veelal via arbeidsmigratie nieuwe vrouwen zich melden in de prostitutie
en ziet u het als uw rol om het welzijn en de veiligheid van de vrouwen die via deze
weg ons land binnenkomen, te waarborgen? Hoe bent u van plan hier vorm aan te geven?
Antwoord 7
Het is een bekend gegeven dat personen, waaronder vrouwen, uit andere landen naar
Nederland komen om sekswerk te doen. Ik zet mij samen met gemeenten en andere (zorg)partners
in voor een veilige sekswerkbranche voor alle personen die in Nederland sekswerk verrichten.
Er zijn verschillende manieren waarop ik dit vormgeef. Zo worden in samenwerking met
onder andere het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid middels de Aanpak
versterking sociale en juridische positie van sekswerkers acties ondernomen om het
stigma op sekswerk terug te dringen en sekswerkers bewust te maken van hun rechten
en plichten. Dit draagt bij aan veilig werk en verstevigt de positie van sekswerkers.
Ook wordt vanuit de rijksoverheid jaarlijks 6 miljoen euro beschikbaar gesteld aan
de Decentrale Uitkering Uitstapprogramma’s Prostituees (DUUP). De DUUP heeft een landelijke
dekking en zorgt ervoor dat hulp kan worden geboden aan sekswerkers die niet meer
als sekswerker willen werken.
Uit onderzoek uit 2021 blijkt dat de meeste sekswerkers die adverteren aangeeft een
niet-Nederlandse afkomst te hebben.2 Uit onderzoek in opdracht van Seksworks en PMW013 blijkt ook dat in Nederland startende
sekswerkers met een migratieachtergrond behoefte hebben aan informatie op maat over
hun rechten en plichten in Nederland.3 Op dit moment wordt de website sekswerkgoedgeregeld.nl doorontwikkeld. Daarvoor wordt
in nauwe samenwerking tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
mijn ministerie bezien op welke wijze informatie die voor sekswerkers relevant is,
zoals ieders rechten, plichten en bevoegdheden tijdens een controle, kan worden geborgd
op deze website. Dit draagt bij aan de versterking van de informatiepositie van sekswerkers.
De website moet in 2025 toegankelijk worden.
Tegen situaties van seksuele uitbuiting en dus mensenhandel van arbeidsmigranten dient
te worden opgetreden. Buiten de acties die lopen in het Actieplan, die welzijn en
veiligheid voor alle (potentiële) slachtoffers moeten bieden, kunnen niet-Nederlandse
slachtoffers terecht bij de Categorale Opvang Slachtoffers Mensenhandel (COSM). Voor
niet-Nederlandse volwassen slachtoffers van mensenhandel die in de bedenktijd van
aangifte zitten, kan CoMensha specialistische opvang regelen in de COSM. In de B8/3-regeling
is vastgelegd dat CoMensha voor deze opvang exclusieve plaatsingsbevoegdheid heeft.
Vraag 8
In hoeverre heeft u al opvolging gegeven aan de aangenomen motie-Ceder c.s.4 om gesprekken aan te gaan met landen van herkomst bij arbeidsmigratie in de prostitutie?
Antwoord 8
De betreffende motie van het lid Ceder is in behandeling bij mijn ministerie. Het
betreft een grensoverschrijdend vraagstuk waar meerdere departementen direct of indirect
bij betrokken zijn. Er zijn verschillende initiatieven die al lopen, waarbij gesprekken
worden gevoerd met landen van herkomst. Op basis van een verkenning hierop, wordt
bezien welke gesprekken nog moeten worden opgezet. Hierover zal ik u nader informeren
in mijn visiebrief ten aanzien van sekswerk.
Vraag 9
Was er geschikte opvang beschikbaar indien een van de aangetroffen illegale prostituees
slachtoffer was van uitbuiting of mensensmokkel?
Antwoord 9
Voor slachtoffers van mensenhandel zijn diverse vormen van opvang georganiseerd. Gemeenten
zijn verantwoordelijk voor het organiseren van opvang voor slachtoffers met rechtmatig
verblijf in Nederland. Slachtoffers met onrechtmatig verblijf in Nederland kunnen
terecht in de eerdergenoemde COSM. Deze opvang wordt op drie locaties in Nederland
georganiseerd. Voor rechtmatig verblijvende slachtoffers met multiproblematiek bestaat
de opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek (OMM). Voor deze opvang
bestaat momenteel een wachtlijst (zie ook het antwoord op vraag5.
Vraag 10
Hoeveel opvangplekken zijn er op dit moment voor slachtoffers van mensenhandel die
niet in de reguliere opvang terechtkunnen (Opvang van slachtoffers van mensenhandel
met multiproblematiek (OMM)) en hoeveel van deze plekken kunnen op dit moment daadwerkelijk
bezet worden gezien de financiering?
Antwoord 10
Op dit moment zijn verspreid over zes centrumgemeenten 31 opvangplekken OMM beschikbaar.
Deze zes centrumgemeenten kopen deze opvang in. Voor deze plekken is 2,3 miljoen euro
beschikbaar. Deze middelen voorzien in de bekostiging van de 31 OMM-plekken.
Vraag 11
Zijn er op dit moment wachtlijsten voor de OMM? Zo ja, hoeveel mensen wachten op een
plek en hoelang zijn de wachttijden en wat is er nodig om dit op te lossen?
Antwoord 11
Op dit moment staan vijf mensen op de wachtlijst voor een plek in de OMM. De gemiddelde
wachttijd is momenteel 65 dagen (ruim negen weken). De druk op de capaciteit van de
OMM is groot. Er zijn meer slachtoffers met multiproblematiek dan het aantal opvangplekken
waar deze slachtoffers voor de juiste begeleiding terecht kunnen. Knelpunten rondom
de uitstroom uit de OMM vergroten de druk op de capaciteit. Wachtlijsten voor vervolgopvang
of andere zorginstellingen (zoals begeleid wonen of GGZ) en een gebrek aan (doorstroom)woningen
leiden ertoe dat mensen niet kunnen uitstromen uit de OMM waardoor zij langer in de
OMM blijven. Voor het verminderen van de wachttijd zal zowel naar de capaciteit als
de uitstroom moeten worden gekeken.
Vraag 12
Hoe gaat u om met de dringende aanbevelingen van veldpartijen om de jaarlijks duizenden
slachtoffers daadwerkelijk beter te beschermen, zoals onlangs bijvoorbeeld gedaan
door het Leger des Heils bij de presentatie van de Barometer 2025?
Antwoord 12
Het Actieplan speelt ook een belangrijke rol in het verbeteren van de bescherming
van slachtoffers. Actielijn 3 van het Actieplan zet in op verschillende acties ter
verbetering van de vaststelling van slachtofferschap en bescherming van slachtoffers.
Hieronder valt onder andere de verkenning naar de mogelijkheden van het loskoppelen
van de vaststelling van slachtofferschap en het strafrechtelijk onderzoek naar verdachten
van mensenhandel, het creëren van een landelijk overzicht waar opvang en/of hulp aanwezig
is voor de zorg en veiligheid van (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel en het
in beeld brengen van de voorwaarden voor een landelijk dekkend netwerk van zorgcoördinatoren.
In actielijn 6 van het Actieplan wordt ingezet op het verbeteren van de bescherming
van de groep minderjarige slachtoffers. Acties die hieronder vallen zijn onder andere
gericht op het creëren van bewustwording over mensenhandel op scholen, onderzoek naar
minderjarige slachtoffers en training van professionals.
Vraag 13
Wat doet u met de aanbeveling van het Leger des Heils om de wijziging van de Vreemdelingencirculaire
van 1 augustus 2019 terug te draaien, zodat slachtoffers van mensenhandel met een
Dublin-claim die in het buitenland zijn uitgebuit, weer beschermd worden en voorkomen
wordt dat belangrijke opsporingsindicaties van mensenhandel verloren gaan?
Antwoord 13
De wijziging van de Vreemdelingencirculaire van 1 augustus 2019 is in 2023 door het
WODC geëvalueerd. In deze evaluatie is ook de positie van Dublinclaimanten en het
aspect van slachtofferbescherming aan de orde gekomen. Vooropgesteld is het uiteraard
van groot belang om slachtoffers van mensenhandel te beschermen. Slachtofferbescherming
is dan ook een van de beleidsdoelen achter de verblijfsregeling voor slachtoffers
mensenhandel. Tegelijkertijd is het van belang dat de Dublinverordening uitvoerbaar
blijft, waarbij goede internationale samenwerking op het gebied van mensenhandel essentieel
is.
Een belangrijk onderdeel van de verblijfsregeling is dat er sprake moet zijn van opsporingsindicaties
voor uitbuiting die in Nederland heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat uitbuiting
die in het buitenland heeft plaatsgevonden geen grondslag biedt om in aanmerking te
komen voor verblijf in Nederland. In gevallen waar het gaat om uitbuiting in het buitenland
en waarbij de betrokkene een Dublinclaim heeft, kan het Openbaar Ministerie oordelen
dat de aanwezigheid van de betrokkene in Nederland niet noodzakelijk is. Dan wordt
door de Immigratie- en Naturalisatiedienst geen verblijfsvergunning verstrekt. In
deze gevallen wordt de Dublinoverdracht naar de desbetreffende lidstaat voortgezet.
Daarbij wordt binnen de Europese Unie ook op operationeel niveau door de politie internationaal
samengewerkt. Wanneer een aangifte opsporingsindicaties voor een ander EU-land bevat,
dan wordt deze aangifte door de politie via het internationaal rechtshulpcentrum (IRC)
gedeeld met het land waar de opsporingsindicaties betrekking op hebben.
Ten aanzien van slachtofferbescherming is relevant dat ten tijde van de aanbeveling
van het Leger des Heils er geen bedenktijd bestond voor slachtoffers mensenhandel
die tevens Dublinclaimant waren. Inmiddels wordt er een bedenktijd van 30 dagen aangeboden,
opdat zij tot rust kunnen komen. Het WODC heeft in voornoemde evaluatie aanbevolen
om, ten behoeve van slachtofferbescherming, verblijfsrechtelijke bescherming voor
slachtoffers van mensenhandel los te koppelen van de aangifte en het strafrechtelijk
onderzoek. Er wordt op dit moment in het kader van het Actieplan een verkenning uitgevoerd
naar de mogelijkheden voor een dergelijke loskoppeling. Daarbij blijft van belang
dat, naast het beschermen van slachtoffers, de nuttige werking van de Dublinverordening
gewaarborgd blijft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie -
Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.