Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kamminga over het bericht 'Aantal Nederlandse handelsmissies afgenomen, ook fors minder opbrengst'
Vragen van het lid Kamminga (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over het bericht «Aantal Nederlandse handelsmissies afgenomen, ook fors minder opbrengst» (ingezonden 21 maart 2025).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) (ontvangen
10 april 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Aantal Nederlandse handelsmissies afgenomen, ook fors
minder opbrengst»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u hetgeen geschetst in het NOS-artikel?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe bent u voornemens om de door u genoemde 12 handelsmissies per jaar zo effectief
mogelijk vorm te geven en hoe gaat u ervoor zorgen dat de Nederlandse belangen zo
goed mogelijk in het buitenland worden vertegenwoordigd?
Antwoord 3
Er is een zorgvuldig proces om de (economische) reisagenda van het kabinet publiek
en privaat af te stemmen, met onder andere werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland,
brancheorganisaties, topsectoren en regionale ontwikkelingsmaatschappen. De wensen
van het bedrijfsleven en relevante kennisinstellingen wegen zwaar in de besluitvorming
naar welke landen en in welke sectoren de missies plaatsvinden. Verder spelen de posten
in het buitenland een belangrijke rol om de belangstelling en vraag van bezochte landen
in kaart te brengen. Tot slot vindt afstemming plaats binnen het Koninkrijk en met
decentrale overheden.
Vraag 4
Op welke wijze staan de te organiseren handelsmissies in relatie tot de prioriteiten
die u in de beleidsbrief Handel aan de Kamer kenbaar gaat maken en wordt het bedrijfsleven
bij deze weging betrokken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het kabinet zal een nauwe verbinding blijven leggen tussen de inzet van het instrument
economische missie en relevante beleidsbrieven, inclusief de nog af te ronden beleidsbrief
«Buitenlandse Handel». Voor de prioriteiten van de beleidsbrief Handel heeft het kabinet
gebruik gemaakt van de tientallen gesprekken, reizen en bezoeken met en naar ondernemers.
Voor de wijze waarop de samenwerking met het bedrijfsleven geschiedt, zie vraag 3.
Vraag 5
Wordt er voorafgaand aan een kalenderjaar geïdentificeerd op welke manier er een optimale
waarde kan worden gegenereerd voor het Nederlandse bedrijfsleven door het organiseren
van handelsmissies? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen?
Antwoord 5
Zie ook het antwoord op vraag 3. Dit proces vindt eens per half jaar plaats, en de
reisagenda wordt dus tweemaal per jaar afgestemd.
Doorgaans worden missies voorafgegaan door marktstudies en verkennende evenementen
en/of meer kleinschalige missies, gericht op specifieke sectoren of nichemarkten.
Vraag 6
Hoe gaat u de wensen van de Nederlandse handelssectoren in de aard van de handelsmissies
incorporeren? Hoeveel inspraak hebben ondernemers in de opzet van handelsmissies?
Antwoord 6
Zie ook het antwoord op vraag 3. Economische missies worden voortdurend verbeterd
op basis van input van de deelnemende ondernemers. Hiervoor worden gedegen evaluaties
uitgevoerd onder deelnemers aan alle economische missies. De uitkomsten van deze evaluaties
worden jaarlijks met de Kamer gedeeld in de Kamerbrief «Rapportage economische missies».
Op basis van het goede rapportcijfer dat deelnemers aan de missies geven (gemiddeld
een 8,1 in 2024) kunnen we concluderen dat deelnemers over het algemeen tevreden zijn
met wat de missies hen bieden.
Vraag 7
Hoe gaat u meer inzetten op vraaggestuurde en sectorspecifieke handelsmissies? Hoe
garandeert u dat er voldoende voorbereiding en nazorg voor de deelnemende ondernemers
is?
Antwoord 7
Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3 en 6.
Er vindt uitgebreide e-mailcommunicatie met de deelnemers voorafgaand aan de missie
plaats. Naast deze communicatie, is er een missie-app waarin het programma wordt gedeeld,
de gesprekspartners worden toegelicht en de deelnemers aan de missie staan vermeld.
Tot slot vindt enkele weken voor de start van de missie een deelnemersbijeenkomst
plaats, waar de missie wordt doorlopen, aandachtspunten worden benoemd en vragen worden
beantwoord.
Inhoudelijk worden meestal brancheorganisaties of bijvoorbeeld topsectoren aangehaakt
bij de voorbereiding, vanwege hun specifieke kennis en netwerk binnen een bepaalde
sector.
De deelnemers aan de missie kunnen terecht bij de posten ter plaatse voor nadere ondersteuning
en opvolging. Ook staat RVO de bedrijven bij met een breed scala aan instrumenten.
Ten slotte is een economische missie in beginsel altijd onderdeel van een meerjarige
programmering met een keten aan activiteiten, met bijv. marktstudies, gezamenlijke
deelname aan een relevante internationale beurs, en/of de opzet van een cluster bedrijven
dat gezamenlijk een markt wil betreden met behulp van het RVO-handelsinstrumentarium.
Vraag 8
Welke rol ziet u voor organisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland bij het organiseren
van handelsmissies?
Antwoord 8
VNO-NCW en MKB-Nederland worden actief betrokken bij de keuzes voor markten en sectoren
voor economische missies. Daarnaast draagt VNO-NCW bij aan de algehele voorbereiding
van missies en reist vaak mee. Voorzitter VNO-NCW is met regelmaat zakelijk missieleider,
en VNO-NCW organiseert vaak bepaalde onderdelen, zoals een CEO Roundtable, met als
doel om belemmeringen op buitenlandse markten weg te nemen.
Vraag 9
Naar welke landen/gebieden bent u voornemens om de komende kabinetsperiode handelsmissies
te organiseren? Op wat voor gronden neemt u deze beslissing?
Antwoord 9
Nog voor het zomerreces geef ik leiding aan economische missies naar Italië en Indonesië,
en geven mijn collega’s van EZ en VWS leiding aan economische missies naar Japan in
het kader van de Expo.
Momenteel bevindt de besluitvorming voor de economische missies in de tweede helft
van 2025 zich in een afrondende fase. De manier waarop deze agenda tot stand komt
beschreef ik in de antwoorden op de vragen 3 tot en met 6.
Vraag 10
Vind u dat het aantal handelsmissies moet worden geïntensiveerd met meer dan 12 missies
per jaar, gezien de geopolitieke situatie in de wereld en het voornemen om nieuwe
markten aan te boren? Zo ja, op welke manier bent u voornemens om dit te bewerkstellingen?
Zo nee, waarom is specifiek voor het aantal van 12 gekozen, terwijl dit in 2015 bijvoorbeeld
nog 21 was?
Antwoord 10
Ongeveer twaalf missies per jaar lijkt goed aan te sluiten bij de behoeften en mogelijkheden
van het bedrijfsleven. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 11
Bent u voornemens om aan een lange termijn agenda voor handelsmissies te werken waardoor
ook de komende jaren voor ondernemers meer zekerheid bestaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Op basis van de beleidsbrief handel en publiek-private samenwerking bestaat er al
een meerjarige strategie als basis onder de besluitvorming voor economische missies.
Het is een bewuste keuze om voor de daadwerkelijke planning te werken op basis van
periodes van zes maanden, omdat dit balans biedt tussen inspelen op de actualiteit
en potentiële deelnemers voldoende voorbereidingstijd geven.
Vraag 12
Heeft u in overweging genomen om bredere handelsmissies op te zetten, bijvoorbeeld
in Benelux-verband of met Duitsland?
Antwoord 12
Twee keer eerder organiseerden we een economische missie met bewindspersonen in samenwerking
met België. De laatste keer was december 2023 naar de Verenigde Staten. De missies
werden ongeveer hetzelfde beoordeeld door ondernemers in vergelijking met andere missies.
We blijven actief kijken naar verdere samenwerking. Tegelijkertijd zijn dergelijke
gezamenlijke missies organisatorisch een stuk complexer, en dat geldt ook voor de
coördinatie van bijvoorbeeld markten, thema’s en agenda’s.
Vraag 13
Bent u bekend met het rapport «Vervolgonderzoek economische missies onder leiding
van bewindspersonen» dat het CBS in 2024 heeft gepubliceerd?2 Deelt u de mening dat de resultaten uit dit rapport overtuigend laten zien dat bestaande
handelaren wel degelijk baat hebben bij missiedeelname, de kans dat een structurele
handelaar een buitenlandse markt verlaat halveert en daarnaast missiedeelname de kans
verhoogt dat incidentele exporteurs uitgroeien tot structurele exporteurs met een
factor 1,6?
Antwoord 13
Ja, daar ben ik mee bekend en ja, die mening deel ik.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.