Schriftelijke vragen : De verkenning minimumjeugdloon.
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de verkenning minimumjeugdloon (ingezonden 3 april 2025).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het wettelijk minimumjeugdloon (wmjl)? Heeft u nieuwe inzichten
opgedaan door de verkenning en zo ja, welke?
Vraag 2
Kunt u aangeven op basis van welke overwegingen de percentages van de wmjl-leeftijdsstaffels
bij de invoer in 1974 zijn bepaald en in hoeverre deze overwegingen nog steeds relevant
zijn?
Vraag 3
Kunt u aangeven waarom de aanvaardbare tegenprestatie voor achttienjarige volwassenen,
die dezelfde rechten, plichten en kosten hebben als volwassenen van 21 jaar en ouder,
de helft is van de aanvaardbare tegenprestatie voor 21-jarigen en ouder?
Vraag 4
Kunt u verklaren waarom de huidige percentages lager liggen dan in 1974, terwijl de
arbeidsproductiviteit van jongeren in vijftig jaar tijd enorm is toegenomen?1 Vindt u dat met de huidige percentages van de wmjl-leeftijdsstaffels recht wordt
gedaan aan het principe van «gelijk loon voor gelijk werk» voor jongeren tot en met
20 jaar?
Vraag 5
Vindt u dat de uitgangspunten van «gelijk loon voor gelijk werk» en het non-discriminatiebeginsel
ook voor jongeren tot en met 20 jaar leidend zouden moeten zijn en dat deze uitgangspunten
daarom essentieel zijn bij de bepaling van de percentages van de verschillende wmjl-leeftijdsstaffels?
Vraag 6
Waarom ligt volgens u de aanvaardbare tegenprestatie voor verrichte arbeid voor een
voltijdwerkende achttienjarige in Nederland op € 1.097, terwijl die in België op € 2.070
en in Duitsland op € 2.161 ligt? Waarom vindt u dat verschil in beloning gerechtvaardigd?2
Vraag 7
Hoe verklaart u dat de onderwijsdeelname in OESO-landen, met of zonder jeugdloon,
sinds de jaren negentig fors gestegen is? Kunt u op basis van empirisch bewijs een
verband aantonen tussen deze decennialange stijging van de onderwijsdeelname en de
samenhang met het wettelijk minimumjeugdloon? Mocht dat niet het geval zijn, bent
u dan bereid deze doelstelling omtrent het wmjl te laten vallen?
Vraag 8
Wat is uw reactie op de stelling van vertegenwoordigers van scholieren, studenten
en onderwijsinstellingen die in de praktijk geen verband zien tussen onderwijsdeelname
en het wmjl, maar wel constateren dat studenten steeds meer uren moeten werken om
de studie en het levensonderhoud te bekostigen, daardoor minder tijd aan de studie
kunnen besteden en dat met name mbo-studenten moeite hebben om rond te komen?3 Wat gaat u doen om de financiële problemen op te lossen waardoor jongeren noodgedwongen
stoppen met hun opleiding?4
Vraag 9
Erkent u de resultaten uit onderzoek van ResearchNed waaruit blijkt dat meer dan zestien
uur werken in de week ten koste gaat van de onderwijsprestaties van jongeren?5 Bent u van mening dat deze studenten door het afschaffen van het wmjl voor 18 t/m
20-jarigen in veel minder uur dezelfde beloning verdienen en ze daardoor meer tijd
aan hun studie kunnen besteden?
Vraag 10
Wat zijn de consequenties volgens u als de beroepsbegeleidende leerweg (bbl)-staffels
worden geschrapt? Onderschrijft u dat dit schrappen de lonen verhoogt en de uitval
van voornamelijk mbo’ers zal terugdringen doordat de voornaamste prikkel van lage
lonen, zoals wordt gesteld in de Kamerbrief over het terugbrengen van schoolverlaters?6
Indieners
-
Gericht aan
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
Bart van Kent, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.