Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tielen over de paramedische zorg, o.a. naar aanleiding van het bericht ‘De paramedische zorg wankelt’
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de paramedische zorg, o.a. naar aanleiding van het bericht «De paramedische zorg wankelt» (ingezonden 25 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
31 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1648.
Vraag 1
Herkent u de berichten over de niet-kostendekkende tarifering van paramedici, onder
andere zoals opgetekend in het artikel in Arts en Auto «De paramedische zorg wankelt»?1
Antwoord 1
Ik herken de berichten over de niet-kostendekkende tarifering van de zorg geleverd
door vrijgevestigde zelfstandige paramedische beroepsbeoefenaren. Deze signalen neem
ik serieus.
In de paramedische zorgsectoren gelden vrije tarieven. Dat betekent dat de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) deze tarieven niet reguleert. Het is aan de zorgaanbieders en
zorgverzekeraars om samen tot prijsafspraken te komen. Naar aanleiding van signalen
en de motie van Kamerlid Krul (12 november 20242), heb ik de NZa gevraagd onderzoek te doen naar het functioneren van de paramedische
zorgmarkten.
Vraag 2
In hoeverre hebben het kostenonderzoek paramedische zorg van Gupta3 en het rapport over transparantie van tarieven paramedische zorg van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa)4 geleid tot veranderingen in de (tarifering van) paramedische zorg? Welke stappen
zijn sindsdien gezet?
Antwoord 2
De onderzoeken van Gupta en de NZa hebben tot verschillende stappen geleid. Zo wordt
er bijvoorbeeld meer fysio- en oefentherapie vergoedt vanuit het basispakket voor
patiënten met reumatoïde artritis en zijn er geen restricties meer op de zorg voor
patiënten met chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Ook start dit jaar een
vijfjarig experiment om te onderzoeken of bundelbekostiging (een vergoeding per behandeltraject
in plaats van per losse behandeling) voor COPD-zorg passende zorg meer stimuleert
dan de huidige bekostiging. De NZa gebruikt daarnaast richtsnoeren om de transparantie
van tarieven bij de contractering te verbeteren.
Ik heb de NZa gevraagd onderzoek te doen naar het functioneren van de markt van de
paramedische sectoren. Uw Kamer wordt voor het Commissiedebat over het zorgverzekeringsstelsel
op 19 juni a.s. geïnformeerd over een eerste analyse van de NZa met inzichten rondom
het functioneren van de markt en de toegankelijkheid binnen de fysiotherapie.
Vraag 3
Welke signalen krijgt u over de effecten van de handhaving van de wet Deregulering
Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) in relatie tot de tarieven in de paramedische sector
en de verwachting dat vele paramedische zorgprofessionals de (eerstelijns)zorg daardoor
verlaten? Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 3
Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) geeft op zijn website
aan dat er naar schatting 1.300 fysiotherapeuten werkzaam zijn als zzp’er5. Er waren 21.250 fysiotherapeuten werkzaam in de eerste lijn in 20236. Op dit moment heb ik geen concrete signalen ontvangen over de effecten van de wet
Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) en de verwachting dat vele paramedische
professionals de (eerstelijns) zorg verlaten. Ook de NZa heeft geen concrete signalen
ontvangen. De NZa heeft geen specifieke aandacht voor ZZP’ers, aangezien er ook andere
vormen van arbeidsverhoudingen bestaan.
Vraag 4
Herkent u de signalen die wij krijgen dat paramedische zorgprofessionals graag meewerken
aan de transitie naar passende zorg, maar dat het huidige vergoedingensysteem deze
transitie in de weg staat? Zo ja, welke signalen zijn daarin wat u betreft prominent?
Wat doet u in reactie op deze signalen?
Antwoord 4
Paramedische zorgverleners spelen een belangrijke rol in de transitie naar passende
zorg. Daarvoor is het nodig dat duidelijk is wat onder passende zorg wordt verstaan
en dat de vergoeding daarop aansluit. De huidige systematiek bevat een behandelprikkel,
wat remmend kan werken voor deze transitie. Daarom start dit jaar het experiment met
bundelbekostiging voor COPD-zorg. Dat loopt vijf jaar en moet uitwijzen of deze bekostiging
leidt tot betere, passende zorg. Daarnaast heeft Zorginstituut Nederland (ZIN) op
verzoek van het Ministerie van VWS onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor een
betere omschrijving van de aanspraak om de toegankelijkheid van eerstelijns fysio-
en oefentherapie te kunnen bevorderen en bij te dragen aan passende zorg. Het advies
verschijnt binnenkort.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het inzetten van digitale zorg en zorg op afstand, de eigen
regie van de zorgvrager helpen vergroten en dat dit zeker in de paramedische zorg
van grote toegevoegde waarde is? Zo ja, wat doet u momenteel om digitale zorg en zorg
op afstand in de paramedie te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, ik deel de mening dat digitale zorg en zorg op afstand kunnen bijdragen aan het
versterken van de eigen regie van de zorgvrager. De inzet van digitale zorg is primair
de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders, in samenspraak met zorgvragers en zorgverzekeraars.
Ik ondersteun deze ontwikkeling vanuit het Ministerie van VWS met verschillende maatregelen,
zoals:
– Het verstrekken van een meerjarige subsidie (2024–2028) aan zeven paramedische beroepsgroepen
om de digitale gegevensuitwisseling tussen zorgverleners en patiënten te verbeteren;
– Het uitvoeren van experimenten met bundelbekostiging om te onderzoeken of deze bekostigingsvorm
onder meer digitale innovatie stimuleert;
– Het beschikbaar stellen van de «Wegwijzer bekostiging digitale zorg 2025» van de NZa,
die inzicht geeft in de financiering en mogelijke vergoedingen van digitale zorg,
inclusief de (bekostiging van) technologieën die de capaciteit van zorgverlening kunnen
vergroten.
Met deze en andere maatregelen wil ik bijdragen aan betere toegankelijkheid, effectiviteit
en eigen regie in de paramedische zorg.
Vraag 6
Wat is de reden dat de paramedische zorgsector nauwelijks wordt betrokken, laat staan
mee kan praten, bij het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord?
Bent u bereid de paramedische sector alsnog nauwer te betrekken bij deze akkoorden
en de transitie naar passende zorg? Zo ja, wat doet u om dat voor elkaar te krijgen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De paramedische zorgsectoren zijn geen formele onderhandelingspartner bij het IZA,
maar zijn wel degelijk betrokken bij de inhoud en uitvoering ervan. Regelmatig worden
alle zorgpartijen geïnformeerd en vinden gesprekken plaats om input op te halen.
Een belangrijk onderdeel van het IZA is het versterken van de eerstelijnszorg. De
paramedische zorgsectoren hebben hierin een belangrijke rol. De partijen die de paramedische
zorgsectoren vertegenwoordigen, het KNGF en het Paramedisch Platform Nederland (PPN),
zijn daarom nauw betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van de visie voor
de versterking van de eerstelijnszorg en nemen deel aan de overleggen die hierover
worden georganiseerd.
Vraag 7
Op welke manier bent u bereid opvolging te geven aan de conclusie uit het Gupta-rapport
dat grotere inzet van e-health een forse besparing kan opleveren, variërend van 4
miljoen euro (9%) bij diëtetiek tot 164 miljoen euro (11%) voor fysiotherapie?
Antwoord 7
Het Gupta-rapport laat zien dat een grotere inzet van e-health tot besparingen kan
leiden voor de genoemde beroepsgroepen. Tegelijk blijkt uit het rapport ook dat succesvolle
implementatie afhankelijk is van specifieke omstandigheden per beroepsgroep, zoals
regelgeving, het bekostigingsmodel en de acceptatie door patiënten.
Om dit potentieel in de fysiotherapie beter te benutten, ondersteun ik deze ontwikkeling
met diverse maatregelen. Deze zijn benoemd bij het antwoord op vraag 5.
Vraag 8
Kunt u een overzicht geven van de kosten voor digitale zorgontwikkeling en dan met
name de licentiekosten waarmee paramedische zorgaanbieders momenteel al te maken hebben
en gaan krijgen? Herkent u dat in het vergoedingensysteem wel ruimte is voor digitale
zorgontwikkeling voor huisartsen, medisch-specialisten en apothekers, maar niet voor
paramedische zorgverleners? Zo nee, welke overeenkomsten en verschillen zijn er dan
tussen de verschillende zorgverleners in de eerste- en tweedelijnszorg? Kunt u dat
met cijfers toelichten?
Antwoord 8
Op dit moment beschik ik niet over een volledig overzicht van de kosten voor digitale
zorgontwikkeling binnen de paramedische zorg, waaronder licentiekosten. Deze gegevens
worden niet systematisch verzameld. Daarom kan ik ook geen onderbouwd cijfermatig
onderscheid maken tussen paramedici en andere beroepsgroepen.
Wel zijn er verschillen tussen sectoren waar de tarieven (grotendeels) worden gereguleerd,
zoals de huisartsenzorg, en sectoren waar dat (grotendeels) niet het geval is, zoals
de paramedische zorg en de medisch-specialistische zorg. In sectoren waar de tarieven
gereguleerd zijn, heeft de NZa de wettelijke taak om
ten minste redelijkerwijs kostendekkende tarieven vast te stellen. De kosten die in
de voorliggende periode daadwerkelijk gemaakt zijn worden gemeten en gebruikt om de
tarieven vast te stellen. Daaruit volgt dus ook meer directe informatie over de opbouw
van de tarieven, zoals kostencomponenten als digitalisering.
Vraag 9
Herkent u het aandachtspunt uit het Gupta-rapport dat de toename van verwachte ICT/licentiekosten
niet op een passende manier wordt meegenomen in de vergoedingensystematieken? Zo ja,
wat is uw reactie daarop?
Antwoord 9
De paramedische zorgsectoren kennen vrije prijsvorming. Dat betekent dat zorgaanbieders
deze kosten zelf moeten inbrengen bij de contractonderhandelingen met zorgverzekeraars.
De NZa heeft de prestaties voor paramedische zorg zo ingericht dat ruimte bestaat
om dit soort kosten op te nemen in de prijsafspraken. Het is aan de zorgaanbieders
en zorgverzekeraars om passende prijsafspraken te maken. Tegelijkertijd blijkt uit
signalen dat dit niet altijd eenvoudig is. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag
1 voert de NZa een onderzoek uit naar het functioneren van de paramedische zorgmarkten.
Vraag 10
Bent u bereid in kaart te brengen met rekenmodellen hoe hybride zorg wel arbeidsuren
bespaart voor zorgprofessionals en regie voor zorgvragers en de effectiviteit van
paramedische behandelingen vergroot, maar er voor de betrokken zorgverlener geen verlies
van inkomsten plaatsvindt? Zo ja, kunnen deze rekenmodellen voor juni 2025 met de
Kamer worden gedeeld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Op dit moment zijn geen rekenmodellen beschikbaar die in kaart brengen hoe hybride
zorg bijdraagt aan arbeidsbesparing, regie voor de zorgvrager en behoud van inkomsten
voor de zorgverlener. We verkennen mogelijkheden om hier meer inzicht in te krijgen.
Om de inzet van hybride zorg in de paramedische zorg te stimuleren werken we aan het
op orde krijgen van de digitale basis, zoals gestandaardiseerde gegevensuitwisseling.
Daarbij hoort ook het inzetten van online zorgmodules via de Persoonlijke Gezondheidsomgeving
(PGO). Deze activiteiten vallen onder de eerdergenoemde subsidie aan paramedische
beroepsgroepen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.