Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen die leden Aartsen, Inge van Dijk, Vijlbrief, Rikkers en Flach over het bericht “Hoge Raad: bij beoordeling of sprake is van arbeidsovereenkomst geldt geen rangorde tussen de mee te wegen omstandigheden, waaronder eventueel ‘ondernemerschap’ van de werkende”
Vragen van de leden Aartsen (VVD), Inge van Dijk (CDA), Vijlbrief (D66), Rikkers (BBB) en Flach (SGP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Hoge Raad: bij beoordeling of sprake is van arbeidsovereenkomst geldt geen rangorde tussen de mee te wegen omstandigheden, waaronder eventueel «ondernemerschap» van de werkende» (ingezonden 25 februari 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretarissen van Financiën (ontvangen 24 maart 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het antwoord op de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (HR) inzake
de zaak-Uber?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
De HR stelt dat de omstandigheid van «ondernemerschap» net zo zwaar weegt als alle
andere omstandigheden uit het Deliveroo-arrest en dus van doorslaggevend belang kan
zijn in het bepalen of er sprake is van schijnzelfstandigheid, hoe verhoudt dit zich
tot de webmodule op hetjuistecontract.nl en de handleiding «zzp ja of nee»?
Antwoord 2
Met «de webmodule op hetjuistecontract.nl» doelt u vermoedelijk op de keuzehulp met
10 vragen op deze website. Op eerdere Kamervragen van het lid Aartsen2 is toegelicht dat het gezichtspunt «of degene die de werkzaamheden verricht zich
in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen», ook wel «extern
ondernemerschap genoemd», reeds volwaardig onderdeel is van de communicatie op hetjuistecontract.nl.
Zo wordt bij «kenmerken ZZP» het volgende genoemd: «De werkende gedraagt zich naar
buiten toe als ondernemer. Bijvoorbeeld doordat hij/zij actief een website beheert
en ook andere klussen uitvoert. Terwijl bij «kenmerken loondienst» genoemd staat:
«De werkende presenteert zich naar buiten toe niet als ondernemer. Bijvoorbeeld omdat
de werkende zich weinig of niet aanbiedt voor andere opdrachtgevers». Ook wordt in
stelling 9 uitgevraagd: De werkende heeft steeds verschillende opdrachten en opdrachtgevers,
hetgeen (mede) kan wijze op «extern ondernemerschap» van de werkende. Wel wordt gewerkt
aan een verdere verduidelijking van alle gezichtspunten van het Deliveroo-arrest,
waaronder dus ook het «extern ondernemerschap», op grond van ervaringen van gebruikers
van hetjuistecontract.nl.
Mogelijk doelt u met «de handleiding zzp ja of nee» op de pagina met voorbeeldcasussen
per sector. Op eerdere Kamervragen van het lid Aartsen3 is aangegeven hoe deze zijn opgebouwd. De (fictieve) casusposities op hetjuistecontract.nl
zijn namelijk bedoeld om op een laagdrempelige manier inzicht te krijgen in de relevante
aspecten bij de beoordeling van arbeidsrelaties op basis van de genoemde feiten. Om
de casusposities niet te lang en daarmee ingewikkeld te maken, komen niet alle gezichtspunten
in alle casusposities terug. Dat geldt dus niet alleen voor het gezichtspunt «extern
ondernemerschap», maar ook voor de overige gezichtspunten. Er wordt momenteel gewerkt
aan het toevoegen van nieuwe casusposities waarin op basis van de gegeven feiten en
omstandigheden wel een oordeel gegeven kan worden over alle gezichtspunten uit het
Deliveroo-arrest. Deze zullen naast de bestaande casusposities worden opgenomen op
hetjuistecontract.nl zodat er zowel laagdrempelige inzichten op kunnen worden gedaan,
als meer gedetailleerde inzichten uit de uitgebreidere casusposities.
Vraag 3
Herinnert u zich uw antwoord op schriftelijke vragen van het lid Aartsen4 waarin u stelde dat de webmodule mogelijk aangepast wordt als het antwoord op de
prejudiciële vragen aan de HR niet strookt met de inhoud van de webmodule?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Acht u het in dit geval voldoende om de webmodule aan te passen, of deelt u de zorg
dat de webmodule momenteel te veel onjuiste informatie verspreidt en het wellicht
verstandiger is om de module per direct offline te halen om onduidelijkheid te voorkomen?
Antwoord 4
Ik hecht veel belang aan de communicatie-activiteiten en middelen die bijdragen aan
meer duidelijkheid voor opdrachtgevers en werkenden. Ik deel uw kennelijke zorg dat
de webmodule onjuiste informatie verspreidt echter niet. De Hoge Raad heeft in antwoord
op prejudiciële vragen in de zaak Uber/FNV aangegeven dat het gezichtspunt «extern
ondernemerschap» onderdeel is van de holistische weging om te beoordelen wanneer sprake
is van een arbeidsovereenkomst en dat er geen rangorde geldt tussen de gezichtspunten
in deze weging. Het gezichtspunt «extern ondernemerschap» weegt daarmee dus niet zwaarder
of minder zwaar dan de overige gezichtspunten.
In antwoord op Kamervragen van het lid Van Vroonhoven en (toenmalig) lid Van Oostenbruggen
is toegelicht hoe de webmodule is opgebouwd.5 Alle gezichtspunten, waaronder «extern ondernemerschap» worden dus uitgevraagd in
de webmodule. Voor het gezichtspunt «extern ondernemerschap» gaat het om de vragen 2.5,
2.6, 2.32, 2.33 en 2.34 uit de webmodule. Wel is het zo dat het om praktische redenen
ingewikkeld is om alle mogelijke aspecten die mogelijkerwijs kunnen zien op extern
ondernemerschap uit te vragen, omdat de webmodule gericht is op opdrachtgevers. Opdrachtgevers
zullen mogelijk niet bij voorbaat elk aspect van het ondernemerschap van de individuele
werkende buiten de specifieke arbeidsrelatie kennen, waarbij ook sprake kan zijn van
privacy- of concurrentiegevoelige informatie voor de werkende. Dat kan bijvoorbeeld
gelden voor de fiscale behandeling van de werkende en de vraag voor hoeveel opdrachtgevers
de werkende doorgaans werkt en hoe lang die opdrachten duren. Dat neemt echter niet
weg dat het externe ondernemerschap reeds een volwaardig onderdeel is van de webmodule.
Omdat, in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad, alle gezichtspunten worden meegewogen
in de webmodule, is er geen reden om de webmodule offline te halen. Dat zou juist
contraproductief werken gezien we de praktijk zoveel mogelijk handvaten willen bieden
bij de beoordeling van arbeidsrelaties. Ik zie ook geen aanleiding om de webmodule
aan te passen naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad. Dat zou anders geweest
zijn als de Hoge Raad bijvoorbeeld aangegeven zou hebben dat één van de gezichtspunten
in de onderlinge verhouding van zwaarder of juist minder zwaar belang is. Dat is dus
niet het geval. Dat neemt niet weg dat we altijd proberen verbeteringen door te voeren.
U zult binnenkort geïnformeerd worden over de cijfers van de webmodule in de afgelopen
maanden en over de plannen om zoveel mogelijk verbeteringen door te voeren.
De webmodule stelt een grote diversiteit aan vragen. In de voortgangsbrieven «werken
als zelfstandige» van 22 november 2019, 15 juni 2020 en 20 september 2021 is uw Kamer
geïnformeerd over de totstandkoming van de webmodule, de testfase, de foutenmarge
en de uitkomsten van de pilot. Met de webmodule wordt de holistische weging zo goed
mogelijk benaderd. Er wordt echter ook onderkend dat de praktijk dusdanig complex
en divers is dat een standaard instrument zoals de webmodule nooit met alle feiten
en omstandigheden van het individuele geval rekening kan houden. Aan de webmodule
kan daarom ook geen zekerheid worden ontleend. De webmodule geeft een indicatie of
bepaalde werkzaamheden zich ervoor lenen door een zelfstandige te worden gedaan, of
dat er gezien de feiten en omstandigheden sprake lijkt van een dienstbetrekking.
Vraag 5
Kunt u de Kamer informeren over wat dit antwoord van de HR doet met de werkwijze van
de Belastingdienst waarbij ondernemerschap slechts gewogen wordt als de andere omstandigheden
geen uitsluitsel geven?
Antwoord 5
De Belastingdienst weegt alle gezichtspunten inclusief het extern ondernemerschap
mee.6
Bij de beoordeling van een arbeidsrelatie zijn alle feiten en omstandigheden van belang
(holistische toets). Dit is ook zo uitgelegd in het afwegingskader en de Toelichting
beoordeling arbeidsrelaties, die op de website van de Belastingdienst zijn gepubliceerd.
Alle gezichtspunten die volgens de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest bij de holistische
toets onder meer van belang kunnen zijn, zijn daarin opgenomen. Eén van de gezichtspunten
ziet op de mate waarop de ondernemer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen,
bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale
behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt
en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. De
Belastingdienst beoordeelt arbeidsrelaties aan de hand van dit afwegingskader en weegt
alle gezichtspunten inclusief het extern ondernemerschap mee.
Dit blijkt ook uit de Handleiding bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken die de medewerkers
van de Belastingdienst ondersteuning biedt bij de uitvoering van bedrijfsbezoeken
en boekenonderzoeken bij opdrachtgevers waar het beoordelen van de kwalificatie van
arbeidsrelaties speelt. In die handleiding wordt verwezen naar de Vragenlijst beoordeling
arbeidsrelaties die door de Belastingdienst als hulpmiddel wordt gebruikt om de feiten
en omstandigheden die een rol spelen bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie in
beeld te brengen. Die vragenlijst is ingedeeld naar de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest.
De mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen komt
in deze vragenlijst expliciet naar voren. De handleiding en de vragenlijst zijn gepubliceerd.7 De Belastingdienst houdt zich dus aan de uitspraak van de Hoge Raad en weegt alle
gezichtspunten, waaronder extern ondernemerschap mee.
Vraag 6
Betekent dit dat het op voorhand categorisch uitsluiten van zelfstandigen zonder personeel
(zzp’ers) voor bepaalde klussen of functies, waaronder door de Rijksoverheid, door
dit antwoord geen grond heeft? Zo ja, bent u bereid alle vacatureteksten van de Rijksoverheid
als werkgever waar nodig aan te passen?
Antwoord 6
Elke overheidsorganisatie is verantwoordelijk voor de eigen inhuur van personeel en
dus ook voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid. In algemene zin is het zo dat
veel overheidsorganisaties werken met een voor de eigen bedrijfsvoering opgesteld
afwegingskader waarbij op grond van een «risico-inventarisatie» per functie wordt
bepaald of voor die opdracht een nadrukkelijk risico bestaat op schijnzelfstandigheid
wanneer deze zou worden uitgevoerd door een zelfstandige. Als het risico op schijnzelfstandigheid
als groot wordt beoordeeld, kan het zo zijn dat een overheidsorganisatie voor die
specifieke opdracht geen gebruik maakt van zzp’ers. De uitspraak van de Hoge Raad
geeft geen aanleiding om een dergelijke werkwijze aan te passen. Het gezichtspunt
«extern ondernemerschap» is immers slechts één van de onderdelen die meewegen in de
vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad heeft bevestigd dat dit
gezichtspunt in de onderlinge verhouding niet van zwaarder of minder zwaar gewicht
is dan de andere. Het is dus mogelijk dat bij een (potentiële) opdracht bijvoorbeeld
alle overige gezichtspunten een indicatie zijn van werken in loondienst. Zelfs als
het externe ondernemerschap van een individuele werkende een contra-indicatie van
werken in loondienst zou opleveren, kan er voor deze opdracht dus nog altijd een nadrukkelijk
risico op schijnzelfstandigheid zijn.
Los daarvan kan er, ook bij de overheid, gewoon gewerkt worden met en door zelfstandigen
wanneer er bij een opdracht sprake is van werken buiten dienstbetrekking. Dat was
al zo en verandert ook niet.
Vraag 7
Gaat u de arbeidsrelatie met zzp’ers bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
en alle andere overheidsorganisaties waarvan hun contract op basis van hun functieomschrijving
beëindigd is opnieuw holistisch wegen aan de hand van álle Deliveroo-criteria?
Antwoord 7
Elke overheidsorganisatie is verantwoordelijk voor de eigen inhuur van personeel en
dus ook voor het tegengaan van schijnzelfstandigheid, zo dus ook de Uitvoeringsorganisatie
Herstel Toeslagen (UHT). De herstelorganisatie kinderopvangtoeslag (UHT, Commissie
Werkelijke Schade en programma directoraat-generaal (DG)) maakt, net als de andere
uitvoeringsorganisaties van het Ministerie van Financiën gebruik van een voor de eigen
bedrijfsvoering opgesteld afwegingskader, waarbij op grond van een «risico-inventarisatie»
per (categorie) inhuuraanvraag wordt bepaald of voor die (categorie) inhuuraanvraag
een nadrukkelijk risico bestaat op schijnzelfstandigheid wanneer deze zou worden uitgevoerd
door een zelfstandige. Als voor een bepaalde (categorie) inhuuraanvraag het risico
op schijnzelfstandigheid als groot wordt beoordeeld, kiest UHT ervoor om voor die
specifieke categorie inhuuraanvragen geen zzp’ers in te huren. Zoals bij het antwoord
op vraag 6 is toegelicht, is het mogelijk dat bij een (potentiële) inhuuraanvraag
bijvoorbeeld bijna alle gezichtspunten een indicatie zijn van werken in loondienst.
Zelfs als het externe ondernemerschap van een individuele werkende een contra-indicatie
van werken in loondienst zou opleveren, kan er voor deze inhuuraanvraag dus nog altijd
een nadrukkelijk risico op schijnzelfstandigheid zijn. De uitspraak van de Hoge Raad
op 21 februari 2025 geeft geen aanleiding om een dergelijke werkwijze aan te passen.
Vraag 8
Wat zijn volgens u de gevolgen van dit antwoord op de vormgeving van het wetsvoorstel
Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR), waarin nu het
criterium «ondernemerschap» niet gelijkwaardig vormgegeven is?
Antwoord 8
Er vindt momenteel afstemming plaats over het vervolg van het wetsvoorstel Vbar. De
Kamer zal daarover spoedig worden geïnformeerd.
Vraag 9
Welke gevolgen heeft dit antwoord van de HR op de verdere behandeling van de VBAR?
Antwoord 9
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Zzp?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.