Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Mutluer en Pijpelink over het bericht dat criminele ronselaars hun slag slaan op scholen
Vragen van de leden Mutluer (GroenLinks-PvdA) en Pijpelink (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat criminele ronselaars hun slag slaan op scholen (ingezonden 31 januari 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 17 maart 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1383.
Vraag 1
Kent u het bericht «Een op de zeven jongeren benaderd voor verboden klussen» van het
AD van 18 januari jl.?1
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 2
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat het aantal jongeren dat wordt benaderd
voor criminele activiteiten via scholen is toegenomen?
Antwoord 2
De school is vergelijkbaar met de samenleving in het klein. Zoals aangegeven in de
brief van 27 juni jl. over Veiligheid op scholen komt de verharding in de maatschappij
in toenemende mate ook de school binnen.2 Wat er op straat gebeurt, zien we terug in scholen. Dat betekent ook dat er sprake
kan zijn van criminele activiteiten, zoals ronseling. Er zijn geen cijfers beschikbaar
over het aantal jongeren dat wordt benaderd door criminelen.
Door de toenemende aandacht voor georganiseerde en ondermijnende jeugdcriminaliteit
krijgen we een steeds beter beeld van de problematiek, waaronder het ronselen van
jongeren op scholen. Dit verbeterde inzicht in de problematiek stelt gemeenten en
partners in staat steeds gerichtere interventies toe te passen. Daardoor is school
en veiligheid binnen de preventieve aanpak Preventie met Gezag een belangrijk onderwerp
geworden. Om een nog beter beeld te krijgen van de problematiek van ronselaars heb
ik het Centrum van Kinder- en Mensenhandel verzocht om een onderzoek uit te voeren
naar de modus operandi van criminelen die (online) ronselen. Juist omdat wat er in
de samenleving gebeurt ook de school binnen kan komen is het een taak van het kabinet
en de maatschappij om ervoor te zorgen dat we scholen waar mogelijk beschermen tegen
deze ongewenste ontwikkelingen. Daar zet het kabinet zich voor in.
Vraag 3
Kunt u aangeven of er bepaalde gemeenten, specifieke regio's of schooltypen zijn waar
dit probleem prominenter speelt? Zo ja, kunt u dat duiden? Zo nee, bent u bereid dit
alsnog te laten onderzoeken?
Antwoord 3
Er wordt niet geregistreerd of ronselen prominenter speelt in specifieke gemeenten,
specifieke regio’s of schoolsoorten. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven,
heb ik het Centrum van Kinder- en Mensenhandel verzocht om een onderzoek uit te voeren
naar de modus operandi van de criminelen die (online) ronselen. De politie ziet in
het algemeen dat het ronselen van mensen met specifieke kennis en kunde vaker voorkomt.
Hoe vaak dit precies is, is niet bekend. Criminelen zoeken connecties in verschillende
sectoren om daar werkzaamheden aan uit te besteden die ze zelf niet willen of niet
kunnen uitvoeren. Dat doen ze via allerlei netwerken en contacten. Het kan dan gaan
om financiële of juridische ondersteuning of bijvoorbeeld het leveren van fysieke
middelen, zoals voertuigen of locaties. Deze facilitators spelen een cruciale rol
door diensten te verlenen die criminele activiteiten mogelijk maken.
Vraag 4
Hoe worden docenten en schoolpersoneel getraind om signalen van ronseling te herkennen
en adequaat te handelen? En wordt dit standaard meegenomen in de opleidingen en trainingen?
Waarom niet? Vindt u dat wel wenselijk?
Antwoord 4
Criminele ronselaars, ondermijnende (jeugd)criminaliteit, wapenbezit, agressie en
geweld, huiselijk geweld, seksueel geweld, radicalisering, extremisme, et cetera;
het onderwijs wordt geconfronteerd met allerlei maatschappelijke misstanden die helaas
in onze samenleving plaatsvinden. Het is vooral belangrijk dat docenten en schoolpersoneel
gevoelig zijn voor het herkennen van zorgwekkend en risicogedrag in het algemeen en
dat de onderwijsinstellingen daarmee weten om te gaan.
Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen weten wat ze concreet kunnen doen als ze
geconfronteerd worden met ronseling. Leerlingen en studenten kunnen dit melden bij
de onderwijsinstelling zelf, bijvoorbeeld via een vertrouwenspersoon, melden bij de
politie of anoniem melden via Meld Misdaad Anoniem. Schoolbesturen kunnen daarnaast
aangifte doen, ook namens een leerling.
Ook komt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met het Wetsvoorstel
vrij en veilig onderwijs. Hiermee beoogt het kabinet de verantwoordelijkheid van scholen
in het funderend onderwijs voor de veiligheid op school uit te breiden. Zo wordt er
onder andere een meldplicht (bij de Inspectie van het Onderwijs) voor ernstige veiligheidsincidenten
geïntroduceerd. De beoogde inwerkingtreding is 1 augustus 2026.
Daarnaast moedigt het kabinet het doen van aangifte aan. Want elke aangifte is van
belang. Schoolbesturen kunnen ook namens een leerling aangifte doen. Daarnaast kan
iedereen in en om het onderwijs contact opnemen met de vertrouwensinspecteurs van
de Inspectie van het Onderwijs.
Tot slot zijn er meerdere interventies beschikbaar die kunnen worden ingezet voor
het vergroten van de kennis en de handelingsbekwaamheid van docenten en ander onderwijspersoneel.
Deze interventies zijn niet standaard opgenomen binnen opleidingen van docenten. Scholen
kunnen in de na- en bijscholing aandacht te besteden aan veiligheid. Stichting School
en Veiligheid ondersteunt scholen, door ervaring, kennis en het geven van handelingsperspectieven
te delen over het voorkomen van ronselen van leerlingen en criminele uitbuiting.
Vraag 5
Welke maatregelen bestaan er om te voorkomen dat jongeren op scholen worden geronseld
voor criminele doeleinden? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van die maatregelen in
het licht van bovengenoemde stijging?
Antwoord 5
Schoolbesturen hebben een wettelijke zorgplicht voor veiligheid op school. Dat betekent
concreet dat scholen specifiek veiligheidsbeleid moeten maken. Daarin is het met name
van belang om in te zetten op signalering van zorgwekkend gedrag. Scholen kunnen hier
bijvoorbeeld het «Niet pluis» instrument van School & Veiligheid voor inzetten. Het
is bekend dat scholen waar een sterk pedagogisch klimaat aanwezig is, waarin duidelijke
(gedrags)normen gelden en gehandhaafd worden, bijdragen aan leerprestaties van leerlingen.
Daarmee is het aannemelijk dat leerlingen ook minder snel toegeven aan criminele verleidingen
of in ieder geval goed in beeld zijn als dit dreigt te gebeuren. Zie verder ook het
antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Worden scholen op dit moment landelijk ondersteund in het herkennen en aanpakken van
ronselpraktijken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Dit kabinet investeert fors in het programma Preventie met Gezag (PmG). Dit programma
heeft als doel om te voorkomen dat jongeren in aanraking komen met, afglijden of doorgroeien
in de criminaliteit door perspectief te bieden en grenzen te stellen. Gemeenten hebben
de regie over de lokale aanpak om zo goed mogelijk aan te sluiten op specifieke problematiek
in hun meest kwetsbare wijken. De veiligheid in en om scholen is hierin een belangrijk
thema. Meerdere gemeenten werken met een «Veilig in en om school»- aanpak, waarbij
afspraken worden gemaakt met lokale partners over samenwerking bij veiligheidsvraagstukken
en daarmee een sterk en effectief netwerk kunnen vormen. Samen met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een lerend netwerk opgericht voor onder andere
scholen en gemeenten, waar ervaring, kennis en handelingsperspectieven worden gedeeld
over het ronselen van hun leerlingen en criminele uitbuiting. Ook onderzoekt stichting
School en Veiligheid op welke wijze het ondersteuningsaanbod beter kan aansluiten
op vraagstukken die met geweld en criminaliteit te maken hebben. PmG is een lerende
aanpak, waarbij het streven is om de geleerde lessen te delen met de rest van Nederland.
Jongeren die geronseld worden voor de criminaliteit en/of slachtoffer zijn van criminele
uitbuiting kunnen zich wenden tot het online hulpportaal «Keerpunt». Keerpunt is ontwikkeld
door onderdelen van Fier en het Centrum tegen Kinder- en Mensenhandel, Spine en Chat
met Fier met financiële middelen van het PmG. Keerpunt biedt een veilige en laagdrempelige
plek, waar zij vertrouwelijk kunnen praten over hun situatie in de beveiligde chatomgeving
van Chat met Fier. Online interventies worden ingezet waaronder het verschaffen van
de benodigde informatie, advies, hulp en bescherming. Waar kan worden deze jongeren
ook begeleid naar passende hulporganisaties of opsporingsinstanties in de regio. Keerpunt
doet aan Proactieve online outreach op social media waarbij actief (potentiële) slachtoffers
worden benaderd. Daarnaast is het een kennisportaal over criminele uitbuiting waar
slachtoffers, hun naasten en professionals terecht kunnen voor informatie.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er een landelijke aanpak tegen het ronselen van jongeren op
scholen moet komen waarbij de best practices van de Preventie met gezag-programma’s
in meegenomen worden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het Programma Preventie met Gezag (PmG) investeert met focus op de jongeren (en gezinnen)
in kwetsbare posities. Vanuit PmG worden de, in nauwe samenwerking met de wetenschap,
geleerde lessen over het tegengaan van bijvoorbeeld ronselpraktijken van jongeren
gedeeld met de rest van Nederland. Naast de investeringen in school en veiligheid
is het ook cruciaal om hulp te bieden aan jongeren die slachtoffer van ronselen zijn
geweest. Daarom investeer ik de komende 2,5 jaar in de verdere ontwikkeling van het
online hulpplatform «Keerpunt». Zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten na te gaan of en
hoe op scholen waar de problematiek speelt vaker en gerichter jongerenwerkers kunnen
worden gestationeerd om jeugdigen te ondersteunen, juist omdat dit nu niet altijd
gebeurt?
Antwoord 8
Op steeds meer scholen wordt jongerenwerk ingezet of wordt nauw met jongerenwerk samengewerkt
en dat is een positieve ontwikkeling. Ook Sociaal Werk Nederland, Stichting School
& Veiligheid en het kabinet onderschrijven het belang van een goed functionerend netwerk
van school, politie, jeugdwerk, gemeenten en zorgprofessionals.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in januari jl. een Wegwijzer samenwerking
sociaal-veiligheidsdomein in gemeenten gepubliceerd.3 Deze wegwijzer is in opdracht van de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) en van Justitie en Veiligheid gemaakt door de VNG. Het biedt concrete aanknopingspunten
voor samenwerking en laat zien wat er mogelijk is in deze samenwerking. Ook in deze
wegwijzer is aandacht voor het jongerenwerk en hoe de professionals binnen het zorg-
en veiligheidsdomein vroegtijdige signalen van (ondermijnende) criminaliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.