Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Thijssen en Sneller over de beantwoording van vragen over het financieel verslag inzake het faillissement van KHN Rekenwerk
Vragen de leden Thijssen (GroenLinks-PvdA) en Sneller (D66) aan de Minister-President over de beantwoording van vragen inzake het financieel verslag inzake het faillissement van KHN Rekenwerk (ingezonden 10 maart 2025).
Antwoord van Minister-President Schoof (Algemene Zaken) (ontvangen 17 maart 2025).
Vraag 1
Herinnert u zich uw brief van 5 maart jongstleden waarin u de beantwoording van op
12 februari jongstleden gestelde Kamervragen inzake het financieel verslag inzake
het faillissement van KHN Rekenwerk doorverwijst naar de Minister van Economische
Zaken?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is de precieze reden dat u de beantwoording van deze Kamervragen doorverwijst
naar de Minister die betrokken is bij het faillissement van het betrokken bedrijf,
terwijl u als Minister-President gaat en waakt over de integriteit van bewindspersonen?
Antwoord 2
Het kan voorkomen dat er vragen worden gesteld over zaken die liggen in de persoonlijke
levenssfeer van een bewindspersoon. Binnen de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen
legt iedere Minister hier zelfstandig verantwoording over af, ook omdat hij of zij
hierbij over de noodzakelijke kennis beschikt. Met de ondertekening mede namens de
Minister-President komt tot uitdrukking dat ik als Minister-President verantwoording
afleg over de gesprekken die de formateur in mijn aanwezigheid met de destijds beoogd-bewindspersonen
heeft gevoerd.
Vraag 3
Waarom vindt u het verstandig dat een bewindspersoon Kamervragen beantwoordt over
zaken die zijn eigen integriteit kunnen raken?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het juist in het belang van de betrokken Minister is dat de
vragen niet door hemzelf worden beantwoord, maar door u als Minister-President, ook
omdat deze kwestie besproken is tijdens het gesprek met de destijds beoogd-Minister-President
onder leiding van de toenmalige formateur? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Waarom duurt het nog ruim twee jaar (derde kwartaal 2027) alvorens u de door u toegezegde
inhoudelijke reflectie en eventuele bijbehorende voorstellen inzake de financiële
en zakelijke belangen van (aantredende) bewindspersonen naar de Kamer kunt sturen?
Antwoord 5
Zoals ik heb opgemerkt in de genoemde brief is mijn oogmerk het bestaande kader tegen
het licht te houden ten behoeve van een volgende formatie. Hiervoor is een zorgvuldig
proces vereist. Dit betekent dat de brief uiterlijk voorafgaand aan de start van een
volgende formatie zal worden verzonden. Met het oog op reguliere verkiezingen in maart
2028 betekent dit dat de brief met inhoudelijke reflectie en bijbehorende voorstellen
in dat geval uiterlijk in het derde kwartaal van 2027 aan de Kamer zal worden verzonden.
Vraag 6
Bent u alsnog bereid om de op 12 februari jonstleden gestelde Kamervragen te beantwoorden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De gevraagde antwoorden zijn mede namens mij verzonden op 17 maart 2025.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de discussie over de wijze van openbaarmaking financiële en
zakelijke belangen van (aantredende) bewindspersonen beter gevoerd kan worden op een
moment dat verkiezingen en of formatie nog niet aan de orde zijn? Zo ja, zijn er overige
(inhoudelijke) bezwaren tegen de spoedige behandelingen van deze voorstellen?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 8
Kunt u deze vragen één voor één binnen eenn week beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.W.M. Schoof, minister van Algemene Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.