Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eerdmans en Diederik van Dijk over het bericht 'Ambulance met spoed steeds langer onderweg: 'In ons dorp bijna nooit op tijd''
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Diederik van Dijk (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Ambulance met spoed steeds langer onderweg: «In ons dorp bijna nooit op tijd»» (ingezonden 26 februari 2025).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 14 maart
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ambulance met spoed steeds langer onderweg: «In ons
dorp bijna nooit op tijd»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre vindt u het zorgelijk en problematisch dat er grote verschillen tussen
aanrijtijden van ambulances bestaan tussen verschillende veiligheidsregio’s, provincies,
steden, dorpen en kernen?
Antwoord 2
Er bestaan inderdaad verschillen tussen regio’s als het gaat om de responstijden van
ambulances. In landelijke gebieden is er minder speling met het aantal ambulances.
Toch is het in het licht van schaarste aan personeel niet realistisch om een overcapaciteit
van ambulances na te streven die weinig ritten krijgen en bemand moeten worden met
gespecialiseerde verpleegkundigen die we op andere plekken hard nodig hebben, zoals
op de spoedeisende hulp of de intensive care.
In de Regeling ambulancezorgvoorzieningen is opgenomen dat de Regionale Ambulancevoorziening
(RAV) ervoor dient te zorgen dat de spreiding van de standplaatsen zodanig is dat
in de veiligheidsregio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten aanrijtijd2 kan worden bereikt door een ambulance. In de regelgeving is dus geborgd dat de spreiding
van de standplaatsen op orde moet zijn. Desondanks is er een verschil in het aantal ambulances dat beschikbaar is in drukbevolkte, dan wel in dunbevolkte gebieden.
De meldkamers ambulancezorg zorgen dag en nacht voor de spreiding en beschikbaarheid
van ambulances in alle regio’s van Nederland. Wanneer in een dunbevolkt landelijk
gebied een ambulance bezig is met een inzet, wordt een andere ambulance in dat gebied
strategisch gepositioneerd. Slimme en specifieke software helpt bij het maken van
een zo goed mogelijke keuze hierin, door zoveel mogelijk factoren mee te wegen. Denk
aan historische data van ambulanceritten, verkeersomstandigheden, de positie-informatie
van overige ambulances, enzovoort.
Vraag 3
Vindt u dat er maatregelen genomen moeten worden nu blijkt dat in slechts 60 gemeenten
de aanrijtijden van ambulances binnen de norm vallen? Zo ja, bent u bereid om met
de veiligheidsregio’s in gesprek te gaan over de grote verschillen in aanrijtijden
en de toenemende overschrijdingen van de aanrijdnormen?
Antwoord 3
De streefnorm3 geldt op het niveau van de veiligheidsregio. Dit is ook het niveau waarop het RIVM jaarlijks het aantal benodigde ambulances
berekent. Dat neemt niet weg dat ook op het niveau van de veiligheidsregio de responstijden
vaak langer zijn dan de streefnorm. De 15-minutennorm is echter niet medisch onderbouwd
en geldt voor allerlei gradaties van spoed. De ambulancesector werkt daarom sinds
oktober vorig jaar met een vernieuwde urgentie-indeling met daarin een categorie voor
de groots mogelijke spoed: de A0-urgentie. Welke spoedsituatie wel en niet in deze
categorie valt, is wel medisch onderbouwd. De ambulance rukt in deze situaties uit
met de hoogst mogelijke spoed vanaf de post. Wanneer er andere ambulances dichterbij
zijn, worden zij van hun rit afgehaald en direct naar deze noodsituatie geleid. Oók
ambulances van buur-regio’s. Ambulancezorg Nederland geeft op basis van tussentijdse
bevindingen aan dat wanneer elke minuut telt, de ambulance ook echt sneller ter plaatse
is. De definitieve evaluatie van de nieuwe werkwijze verschijnt in juli. Daarna zal
ik bepalen of we ook in de wet- en regelgeving aanpassingen doen aan de normen die
nu gelden. Ik zal uw Kamer daar uiteraard over op de hoogte houden.
Vraag 4
Welke concrete acties gaat u, de veiligheidsregio en/of de ambulancedienst nemen om
de aanrijtijden te verbeteren?
Antwoord 4
In mijn vorige antwoord ging ik al in op de vernieuwde urgentie-indeling van de ambulancesector.
Daarmee verwacht ik dat de ambulance sneller ter plaatse is in situaties waarin elke
minuut telt.
Wat een belangrijke slag is in de algehele verbetering van responstijden, is het voorkomen
dat de ambulance onnodig bezet (en daarmee niet beschikbaar) is. Daarom hecht ik veel
waarde aan zorgcoördinatie4 als middel om de acute zorg toegankelijk te houden. Bij zorgcoördinatie zijn – naast
de regionale ambulancevoorzieningen – de huisartsenspoedposten, eerstelijnsverblijf
coördinatiepunten, aanbieders van acute wijkverpleging en aanbieders van ggz-zorg
betrokken. Hierdoor kunnen triagisten op de meldkamers die werken met zorgcoördinatie,
gebruikmaken van een breder palet aan in te zetten zorgvormen in combinatie met inzicht
in actueel beschikbare capaciteit bij de verschillende partners in de acute zorgketen.
Op die manier wordt gekeken waar een patiënt het beste terecht kan met zijn niet-levensbedreigende
maar wel acute zorgvraag. Daarmee wordt de patiënt naar de juiste zorgverlener geleid,
wordt de beschikbare capaciteit in de gehele acute zorgketen beter benut, verminderen
we piekdrukte op één plek die doorwerkt naar andere plekken en sectoren, en kan de
ambulance worden ingezet voor de spoedeisende zorg waarvoor de ambulancezorg is bedoeld.
Vraag 5
Vindt u dat gemeenten zelf moeten kunnen beoordelen in hoeverre de vernieuwde urgentie-indeling,
die invloed heeft op aanrijtijden, tot tevredenheid stemt in plaats van een regionale
norm? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik begrijp de wens om uit oogpunt van transparantie jaarlijks op gemeente(kern)niveau
te rapporteren over de responstijden, zodat de gemeenten meer inzicht krijgen. Daarom
heb ik Ambulancezorg Nederland formeel verzocht om vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar
2025) jaarlijks transparantie te verschaffen over de responstijden van de ambulance
op gemeenteniveau en waar mogelijk op gemeentekernniveau. Ik benadruk daarbij wel dat ik het belangrijk vind om de prestaties van de
RAV’s te (blijven) beoordelen op het niveau van de veiligheidsregio.
Vraag 6
Kunt u het aantal ambulanceposten, waarvandaan ambulances kunnen aanrijden, voor de
afgelopen 10 jaar inzichtelijk maken? Hoe beoordeelt u de ontwikkeling van het aantal
ambulanceposten in relatie tot de toenemende normoverschrijding van de aanrijtijden
van ambulances?
Antwoord 6
Het aantal 24/7-uurs ambulancestandplaatsen wordt jaarlijks gerapporteerd in de bereikbaarheidsanalyse
van het RIVM. Deze zijn vanaf 2017 bekend:
Categorie
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Ambulancestandplaatsen
219
213
224
225
228
225
226
221
= Aantal standplaatsen ambulancezorg met 24/7-uurs paraatheid
Het aantal (statische) ambulanceposten is niet als enige relevant voor de tijdigheid
van ambulances. Ambulances zijn constant onderweg en keren niet steeds terug naar
hun standplaats voordat zij opnieuw ingezet worden. Het komt in de praktijk regelmatig
voor dat een rijdende ambulance, die bijvoorbeeld net een inzet heeft gehad, alweer
wordt opgeroepen voor een volgende inzet. Ook kan een ambulance ten behoeve van de
regionale dekking in een bepaald gebied gepositioneerd worden, maar niet per se bij
een standplaats. De meldkamer ambulancezorg ziet precies waar de ambulances rijden
of staan en maakt op basis daarvan een keuze op basis van beschikbaarheid en urgentie
welke ambulance het beste kan worden ingezet. Zo kan een ambulance toevallig net dichtbij
in de buurt zijn, waardoor die ambulance er sneller is dan wanneer een ambulance vanaf
de standplaats zou vertrekken. Als alle ambulances binnen een regio bezet zijn, worden
beschikbare ambulances uit buur-regio’s zodanig gepositioneerd, dat de bereikbaarheid
weer zo optimaal mogelijk is. Dit proces vindt dag en nacht plaats.
Vraag 7
Bent u bereid gemeenten (half)jaarlijks te informeren over de prestatiecijfers van
aanrijdtijden per kern?
Antwoord 7
In navolging van de motie van het lid Rikkers-Oosterkamp c.s.5 ben ik hierover in gesprek gegaan met Ambulancezorg Nederland. Ik heb Ambulancezorg
Nederland formeel verzocht om deze transparantie vanaf 2026 (dat wil zeggen rapportagejaar
2025) namens de RAV’s te verschaffen. Deze publicatie zal openbaar zijn. In sommige
gevallen zal dit niet op gemeentekern(dorps)niveau maar op gemeenteniveau worden aangeleverd,
wanneer de data door te kleine aantallen herleidbaar is naar individuen.
Vraag 8
Bent u, mede naar aanleiding van de WOO-procedure van RTL, nu wel voornemens de aanrijtijden
en het aantal spoedritten per gemeente en kern actief openbaar te maken?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Kunt u voor 2024 het percentage van het aantal ambulanceritten dat de norm van 15 minuten
heeft overschreden inzichtelijk maken?
Antwoord 9
De cijfers over 2024 zijn nog niet bekend. Het sectorkompas ambulancezorg wordt jaarlijks
gepubliceerd in juli.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.