Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lahlah over de onrust na het dodelijke steekincident in Den Dolder
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de onrust na het dodelijke steekincident in Den Dolder (ingezonden 17 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Coenradie (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 7 maart 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1256.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Na Anne Faber opnieuw een vrouw slachtoffer van een
psychiatrisch patiënt: Den Dolder is «er klaar mee»»?1
Antwoord 1
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Vraag 2 en 3
Bent u bekend met de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming in 2017 in
een openbare bijeenkomst met meer dan 200 Den Doldenaren heeft gedaan dat de kliniek
Fivoor voor 2025 zal vertrekken vanaf de huidige locatie?
Waarom is deze belofte niet ingelost en eenzijdig verschoven naar 2027?
Antwoord 2 en 3
We kunnen ons de zorgen van de Den Doldenaren goed voorstellen en begrijpen dat zij
uitzien naar een spoedige verhuizing van de klinieken van Fivoor. Daarom hechten we
waarde aan heldere communicatie over onze mogelijkheden en bevoegdheden in deze kwestie.
Naar aanleiding van de toen verschenen rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid
en van de Inspectie voor Justitie en Veiligheid over Michael P. is de toenmalige Minister
voor Rechtsbescherming op 18 april 2019 op bezoek geweest in Den Dolder om te spreken
met de inwoners. In tegenstelling tot wat in de vraag beschreven staat is er door
de Minister voor Rechtsbescherming geen formele toezegging gedaan over een vertrekdatum
voor de klinieken van Fivoor uit Den Dolder. Wel is door Altrecht, de eigenaar van
het terrein, de intentie uitgesproken dat Fivoor in 2025 van het terrein vertrekt
mits aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan. Deze datum is daarop tijdens de bijeenkomst
als uitgangspunt gehanteerd en herhaald door de Minister. Wij, als Staatssecretaris
Justitie en Veiligheid en Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, en ook de toenmalige
Minister voor Rechtsbescherming, hebben geen verantwoordelijkheid of bevoegdheid om
een dergelijke toezegging te doen. Zo schreef de Minister voor Rechtsbescherming op
29 mei 2019 in een brief richting de Belangenvereniging Den Dolder het volgende:
«In de brief van 3 april 2019 vraagt u aan te sturen op vervroegd vertrek van FPA
Utrecht uit Den Dolder. In de brief van 13 mei 2019 verzoekt u om een duidelijk en
snel tijdspad richting het voorgenomen vertrek van de FPA uit Den Dolder. Deze punten
zijn ook bij de bijeenkomst op 18 april 2019 aan de orde gekomen. Zoals ook daar is
aangegeven, koopt de Dienst Justitiële Inrichtingen plaatsen in bij zorgaanbieders
in Nederland om uitvoering te geven aan de door de strafrechter opgelegde forensische
zorg. Het is niet aan de Minister om de kliniek te sluiten of aan te sturen op een
tijdspad richting het voorgenomen vertrek.»
Aanvullend willen wij erop wijzen dat Fivoor een particuliere zorgaanbieder is die
zorg biedt aan forensische én reguliere cliënten. Waar het reguliere zorg betreft,
kopen de zorgkantoren de zorg in. Vanuit onze positie en bevoegdheden hebben wij beiden
geen zeggenschap over de verhuizing van Fivoor. Dit neemt niet weg dat we de zorgen
van de inwoners van Den Dolder begrijpen en willen verkennen wat wij wél kunnen betekenen.
Hierover zijn wij op 6 maart met hen in gesprek gegaan.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u eerdere uitspraken van Fivoor-bestuurder Erik Masthoff dat ook januari
2027 onhaalbaar is en dat de instelling zeker vijf jaar nodig heeft voor een verhuizing
naar een nieuwe vestiging?2 Kunt u beloven dat de eenzijdige toezegging tot het vertrek van de inrichting uit
Den Dolder voor 1 januari 2027 wel nagekomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, dat kunnen wij niet beloven. In de situatie rondom de verhuizing, is het niet
aan de bewindspersonen van de Ministeries van Justitie en Veiligheid dan wel Volksgezondheid,
Welzijn en Sport om zorgaanbieders te dwingen om locaties of klinieken te sluiten.
Deze bevoegdheid heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkel in
zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van ernstige bedreiging
voor de volksgezondheid. Op basis van de huidige informatie is hier geen sprake van.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan volgens de wet alleen met betrekking
tot bepaalde verpleegden (tbs-dwang) aan het hoofd van de instelling bijzondere aanwijzingen
geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen
of goederen of het belang van de slachtoffers. Het is dus ook niet aan ons om een
oordeel aan te meten over de haalbaarheid of onhaalbaarheid van plannen die zien op
de aanpassing of verhuizing van zorglocaties.
Vraag 5
Bent u op de hoogte van de angst en onrust bij de inwoners van Den Dolder nu voor
de tweede keer iemand om het leven is gebracht door toedoen van een cliënt van Fivoor?
Antwoord 5
Ja, daarvan zijn wij op de hoogte. Hierover heeft de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid gesproken met de burgemeester van Zeist, de gemeente waaronder Den Dolder
valt, en de betrokken wethouder en commissaris van de Koning. Wij kunnen ons alleen
maar voorstellen hoe groot de impact moet zijn voor nabestaanden en naasten, de bewoners
van Den Dolder, de werknemers van de kliniek en andere betrokkenen. Met name gezien
de geschiedenis in Den Dolder realiseren wij ons dat dit voor veel onrust bij inwoners
zorgt. Om te kijken wat wij kunnen betekenen rondom deze onveiligheidsgevoelens, zijn
wij op 6 maart 2025 op uitnodiging van de burgemeester van Zeist in gesprek gegaan
met bewoners.
Vraag 6
Hoe weegt u het spanningsveld tussen de angst van bewoners voor incidenten enerzijds
en de voordelen van behandeling in forensische klinieken zoals die in Den Dolder anderzijds,
aangezien onderzoek uitwijst dat veroordeelden met een psychiatrische stoornis minder
vaak een nieuw ernstig delict plegen als ze op dergelijke locaties worden voorbereid
op terugkeer in de samenleving en deze terugkeer in veruit de meeste gevallen zonder
grote problemen verloopt? Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende draagvlak blijft voor
forensisch psychiatrische klinieken? Deelt u de zorgen van uw voorganger Weerwind
over «toenemende not-in-my-backyard-gevoelens die de forensische zorg in de weg zitten»?
Antwoord 6
Het hebben van een forensisch zorgsysteem waarin cliënten worden voorbereid op terugkeer
in de samenleving is van groot belang voor zowel cliënt als samenleving. Zoals u aangeeft
blijkt uit onderzoek dat terugkeer in de samenleving in verreweg de meeste gevallen
succesvol is. Daarbij kunnen incidenten helaas nooit volledig worden voorkomen. We
proberen met elkaar te leren van deze incidenten en op basis daarvan behandeling te
verbeteren en veiligheid van samenleving te bevorderen. Het is daarom goed dat de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzoekt doet, zodat we ook hier lessen kunnen
trekken die ten goede komen aan de veiligheid van ons land en behandeling van cliënten.
Zoals aangegeven kunnen we ons de onrust onder inwoners goed voorstellen. Tegelijkertijd
hebben het Rijk, de gemeenten en zorgaanbieders een gedeeld belang bij de beschikbaarheid
van voldoende behandelaanbod. Zowel vanuit het oogpunt van behandeling van patiënten
als vanuit het oogpunt van de veiligheid van de samenleving, zijn forensische klinieken
bewezen erg effectief. Draagvlak voor deze zorgvorm is voor ons dus evident. Daarom
zijn we van mening dat er nu en in de toekomst voldoende behandelaanbod moet zijn
voor mensen die behoefte hebben aan (forensische) zorg.
Wij delen de zorgen over toenemende «not-in-my-backyard-gevoelens» in de huidige samenleving.
De toename hiervan treft niet alleen de forensische zorg, maar speelt een rol in allerlei
andere maatschappelijke opgaven. Voor de forensische en verplichte zorg betekent de
toename van deze gevoelens dat het steeds moeilijker wordt om oplossingen te vinden
voor onze capaciteitsvraagstukken. Daarom hechten we er belang aan dat de hierin betrokken
partijen, lokaal, regionaal en landelijk, met elkaar in gesprek blijven en te leren
van de manier waarop met dit fenomeen in vergelijkbare situaties wordt omgegaan.
Vraag 7
Deelt u de mening dat mogelijke opheffing van de kliniek zeer nadelige gevolgen heeft
omdat in Den Dolder patiënten worden ondergebracht die in reguliere GGZ-klinieken
vanwege hun complexe problematiek niet terecht kunnen? Kunt u garanderen dat de instelling
niet wordt opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ja, uw mening delen wij. Als de betreffende klinieken zouden sluiten heeft dat inderdaad
zeer nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van het (forensisch en regulier) behandelaanbod.
Het gaat in dit geval echter om een verhuizing en er is op dit moment geen sprake
van mogelijke opheffing of sluiting.
Vraag 8
Bent u op zeer korte termijn bereid om met de burgemeester van Zeist in gesprek te
gaan en te komen tot een uiterste inspanning voor verplaatsing of sluiting van de
kliniek met inachtneming van het belang van de cliënten, zodat deze kunnen worden
overgeplaatst naar andere klinieken?
Antwoord 8
Ja, dat zijn wij. Op 5 februari jl. heeft er een overleg plaatsgevonden met zowel
de burgemeester en de betrokken wethouder van de gemeente Zeist als de commissaris
van de Koning van de provincie Utrecht. Hierbij is onder meer besproken of en hoe
Rijksvastgoed kan worden ingezet voor de verhuizing van Fivoor. De Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd deze mogelijkheid te verkennen. Een verhuizing
is niet vandaag of morgen geregeld. Ook het vinden van een geschikte locatie niet.
Daarom kijken we ook naar wat er nu kan als het gaat om de veiligheid en leefbaarheid
in het dorp. Er is niet expliciet gesproken over sluiting van de klinieken, waar wij
zoals eerder genoemd geen bevoegdheid tot hebben in dit geval. Ons gesprek is tijdens
het werkbezoek van 6 maart jl. voort gezet. Uiteraard zullen wij de Kamer informeren
indien er specifieke actiepunten hieruit voortvloeien.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van het lid Ellian (VVD), ingezonden
17 januari 2025 (vraagnummer 2025Z00621).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Coenradie, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.