Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden White en Gabriëls over het circulaire economiebeleid in Caribisch Nederland
Vragen van de leden White en Gabriëls (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het circulaire economiebeleid in Caribisch Nederland (ingezonden 22 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 3 maart
2025).
Vraag 1
Kunt u toelichten hoe het circulaire economiebeleid er in Caribisch Nederland uitziet?
Antwoord 1
Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennen geen specifiek circulaire economiebeleid. Het
onderwerp maakt wel onderdeel uit van het milieubeleid en is deels opgenomen in een
aantal wettelijk verplichte planvormen.
Het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (hierna: NMBP) dat
in 2020 is vastgesteld door het Rijk en de openbare lichamen, is met name gericht
op het behoud van het koraal-ecosysteem. Duurzaam afvalbeheer neemt voor het behalen
van dit strategische doel een belangrijke plek in. Voor het behalen van de doelstellingen
zijn in het NMBP-mijlpalen opgenomen. Een aantal van deze mijlpalen dragen bij aan
de transitie naar een circulaire economie. Het gaat om:
– een einde aan storten dankzij investeringen in geavanceerde afvalverwerking en -recycling;
– investeren in bedrijven die plastic of vast afval benutten voor de vervaardiging van
nieuwe producten;
– een verbod op wegwerpplastic.
Naast het behoud van het koraal-ecosysteem, is duurzaam gebruik van land en water
voor de ontwikkeling van de lokale economie ook een strategisch doel in het NMBP.
De hiervoor opgenomen doelstellingen dragen ook bij aan de transitie naar een circulaire
economie: lokale economische ontwikkeling op basis van duurzaam gebruik van natuurlijk
kapitaal. De mijlpalen voor het bereiken van deze doelstellingen zijn:
– facilitering van het duurzaam gebruik van afvalwater en andere mogelijke afvalstromen
(bijv. compost) voor landbouwproductie;
– het opzetten van een strategie voor het gehele eiland ter stimulering van circulaire
productie die overeenstemt met EU-strategieën voor de circulaire economie.
De doelstellingen en mijlpalen in het NMBP zijn in lokale uitvoeringsplannen verder
uitgewerkt waarbij elk eiland, binnen de kaders van het NMBP, eigen prioriteiten heeft
vastgesteld. Op Saba en Sint Eustatius zijn de uitvoeringsplannen vastgesteld door
de eilandsraad. Op Bonaire heeft de eilandsraad het uitvoeringsplan nog niet vastgesteld.
Saba streeft ernaar om haar duurzaamheidsambities te betrekken bij verschillende beleidsterreinen.
Zo is er in 2020 al een verbod ingevoerd voor het gebruik van eenmalig plastic om
zo de hoeveelheid plastic afval en ook zwerfafval te verminderen met als startdatum
1 januari 2021. De eigen drinkwaterfabriek produceert drinkwater in grote herbruikbare
flessen waardoor de invoer van kleine plastic flessen met drinkwater, veelal voor
eenmalig gebruik, aanzienlijk verminderd is. Het streven naar meer zelfvoorzienendheid
op verschillende niveaus (energie, drinkwater en voedsel) maakt Saba minder afhankelijk
van import naar het eiland.
Sint Eustatius richt zich vooral op het op orde krijgen en houden van het afvalbeheer
op het eiland waarbij tevens circulaire principes meegenomen zijn om verder te implementeren.
Met ingang van 1 juni 2021 geldt een verbod voor het in de handel brengen van wegwerplastics
op Sint Eustatius.
Op Bonaire is sinds 1 juni 2022 een verbod voor het in de handel brengen van wegwerpplastics.
Met ingang van 1 augustus 2022 geldt dit verbod op Bonaire ook voor styrofoam maaltijdverpakkingen.
Vraag 2
Hoe ziet de afvalverwerking in de zelfstandige landen binnen het Koninkrijk er op
dit moment uit? Hoeveel procent van het afval wordt er in de verschillende landen
gestort, verbrand, gerecycled en hergebruikt?
Antwoord 2
Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben als zelfstandige landen binnen het Koninkrijk
een autonome verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van milieubeleid en zijn
daarom voor afvalwetgeving en het bijbehorende afvalbeleid zelf verantwoordelijk.
Alle zelfstandige landen binnen het koninkrijk kennen vergelijkbare uitdagingen als
het gaat om de verwerking van het afval. Het gebrek aan de juiste schaalgrootte, de
relatieve isolatie van elk van de eilanden, de beperkte ruimte op elk van de eilanden
om de afvalverwerking grondig aan te pakken en ook de kosten om het afval van de eilanden
naar elders te transporteren maken het lastig. Vanuit die gemene deler kent elk eiland
zijn eigen uitdagingen. Om deze basis op orde te krijgen is het noodzakelijk dat elk
eiland een helder beeld heeft van een duurzame eindsituatie rond het afvalbeheer.
Daarvoor is het ook noodzakelijk dat elk eiland langdurig gaat monitoren welk afval
waar ontstaat en wat er met het afval wordt gedaan. Totdat die monitor is opgezet
zijn hooguit grove schattingen te geven van de huidige situatie.
Voor Sint Maarten is bekend dat elke inwoner ongeveer 3,5 kilogram afval (exclusief
afval uit bouw- en sloopactiviteiten) per dag produceert. Daarmee staat het naar eigen
zeggen in de top van afvalproducerende landen in Latijns-Amerika. Veruit het merendeel
(93–99%) van het afval wordt gestort op een ongecontroleerde stortplaats. De huidige
situatie voor Sint Maarten is tevens beschreven in het Waste Authority Report1.
Voor Aruba is de huidige beleidsaanpak voor afvalbeheer beschreven in Aanpak afvalbeheer
2022–20252.
De beschikbare data voor Curaçao laten zien dat in 2022 in totaal 131.992 ton afval
is geproduceerd, waarvan 123.579 ton is gestort op de stortplaats, 8.303 ton gerecycled
en 110 ton is verbrand. Per dag produceerde elke inwoner 2,4 kilogram afval.3
Vraag 3
Wat doet die manier van afvalverwerking met de milieusituatie in de afzonderlijke
gebieden van Caribisch Nederland?
Antwoord 3
Voor de BES-eilanden is de milieusituatie als volgt:
Op Sint Eustatius vormt het opgeslagen restafval een risico voor de bodem. Door het
ontbreken van een correcte onderafdichting bestaat het risico dat verontreinigende
stoffen uitlogen naar de bodem en daarmee uiteindelijk ook de zee. Verder is de huidige
locatie voor het afvalbeheer op het eiland niet ideaal voor het efficiënt verbranden
van het restafval. Bij te weinig wind kan er geen afval verbrand worden.
Door het nagenoeg volledig uitvoeren van al het recyclebaar en niet-recyclebaar afval
vanaf Saba naar de Verenigde Staten blijft de lokale afvalverbranding beperkt tot
een kleine hoeveelheid medisch afval. Het tot een minimum verminderen van afvalverbranding
op Saba heeft een zeer positief effect gehad op de luchtkwaliteit.
Op Bonaire wordt nagenoeg alle restafval gestort op de stortplaats Lagun in beheer
van de overheids-N.V. Selibon. Over de situatie bij Selibon/Lagun is de Kamer op 19 december
2024 schriftelijk geïnformeerd (beantwoording Kamervragen over het bericht «bewoners
Bonaire geëvacueerd na grote brand bij de vuilstort)»4. Ik verwijs tevens naar de reactie op uw verzoek de Kamer schriftelijk te informeren
over de situatie bij Selibon te Bonaire.5
Vraag 4
Gelden de doelstellingen ten aanzien van de transitie naar de circulaire economie
ook voor Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, de doelstellingen voor de transitie naar circulaire economie gelden op dit moment
niet voor Caribisch Nederland. Bij het antwoord op vraag 1 is ingegaan op de doelstellingen
en mijlpalen in het NMBP die bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie.
Zodra die basis op orde is, kan de transitie naar de circulaire economie verder worden
ingezet. De doelstellingen en maatregelen zoals geformuleerd in het Nationaal Programma
Circulaire Economie (NPCE)6 kunnen een inspiratiebron zijn voor de periode 2030–2050.
Vraag 5
Welke stappen neemt u om plasticvervuiling in Caribisch Nederland aan te pakken? En
op welke manier kan Nederland helpen bij het tegengaan van plasticvervuiling in de
zelfstandige landen binnen het Koninkrijk?
Antwoord 5
Caribisch Nederland is zich terdege bewust van de schadelijke gevolgen van het niet
correct omgaan met de plasticvervuiling binnen de eigen eilanden. Daar is centrale
sturing vanuit Europees Nederland niet voor nodig. Europees Nederland kan echter wel
helpen bij het stroomlijnen en samenbrengen van de kennis die op verschillende plekken
binnen het Koninkrijk aanwezig is.
Het versterken van onderlinge samenwerkingsverbanden, ook met de zelfstandige landen
binnen het Koninkrijk, kan bijdragen aan het tegengaan van plasticvervuiling en ook
andere vormen van milieuvervuiling. Vanuit die regionale samenwerking is ook de efficiëntie
van de verwerking van het plasticafval verder te vergroten.
Bij het antwoord op vraag 1 is het verbod op plastic voor eenmalig gebruik op Bonaire,
Sint Eustatius en Saba al aan de orde geweest.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het circulaire economiebeleid in het Caribische deel van Nederland
een stuk minder vergaand is dan in Nederland zelf? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Bent u bereid inzet te tonen om ook in de afzonderlijke delen van Caribisch Nederland
recyclingcapaciteit te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Sinds 2013 is de samenwerking tussen het openbaar lichaam Bonaire en het Ministerie
van IenW gestart voor ondersteuning bij het uitvoeren van afvalbeleid op Bonaire.
In 2016 is het afvalbeheerprogramma «Afvalbeheer op Maat» (AOM) gestart. Via dit programma
stelt het ministerie al jaren personele en financiële middelen ter beschikking om
het afvalbeheer op Bonaire te verbeteren. Dit geldt ook voor ondersteuning bij afvalrecycling.
Ook op Sint Eustatius en Saba wordt door het Ministerie van IenW ondersteuning gegeven
bij het uitvoeren van het afvalbeleid.
Met het in 2020 vaststellen van het Natuur- en milieubeleidsplan 2020–2030 (NMBP)
zijn ook strategische langetermijndoelen voor het afvalbeheer afgesproken.
Vraag 8
Waarom gelden de huidige systemen van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid
(UPV) alleen voor Europees Nederland?
Antwoord 8
Het gaat hier om Europese regels die gelden voor de Europese markt. Voor de autonome
landen binnen het Koninkrijk wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.
Voor Caribisch Nederland ondersteunt het Ministerie van IenW bij het beleid en de
bijbehorende wetgeving, een en ander conform de Wet Vrom BES. Zie ook het antwoord
op vraag 7.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het goed zou zijn om de UPV’s uit te breiden naar Caribisch
Nederland zodat producenten verantwoordelijk zijn voor het afval dat zij ook daar
produceren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nee, die mening wordt niet gedeeld. Een beslissing over de haalbaarheid van een uitbreiding
van UPV naar Caribisch Nederland moet vooraf worden gegaan door onderzoek naar de
consequenties en de gevolgen hiervan. UPV is een financiële en ook organisatorische
verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer van producten die in de handel worden gebracht.
Het kan voordeel bieden als bij het in de handel brengen van een product de financiering
van het afvalbeheer geborgd is. Een uitbreiding van UPV vergt echter dat er voor de
betreffende UPV een onafhankelijke producentenorganisatie is die dit moet vormgeven.
Dit is in het Koninkrijk enkel in Europees Nederland geregeld.
Bij een UPV worden producenten primair verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking
van afvalstoffen in plaats van bijvoorbeeld het bestuur op de eilanden. Gelet op de
schaalgrootte en het inwoneraantal van de eilanden lijkt centrale regie door het bestuur
eerder aan te bevelen boven uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Ook is de
omvang van de markt op de eilanden beperkt, waardoor bijvoorbeeld een enkele importeur
verantwoordelijk kan worden voor het afvalbeheer van één of meerdere producten. In
plaats van een UPV kan ook worden gedacht aan inzet van andere beleidsinstrumenten
zoals bijvoorbeeld het verplicht gescheiden inzamelen van specifieke afvalstromen
of het instellen van een innameplicht voor winkels die bijvoorbeeld batterijen of
elektrische apparaten verkopen.
Vraag 10
Bent u bereid om te beginnen met een onderzoek naar hoe de UPV voor wegwerpplastic
uitgebreid kan worden naar Caribisch Nederland om plasticvervuiling te verminderen
op de eilanden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals bij eerdere vragen aangegeven ondersteunt het Ministerie van IenW Caribisch
Nederland bij het ontwikkelen en uitvoeren van afvalbeleid. Ik ben bereid met die
eilanden te onderzoeken hoe verdergegaan kan worden met de acties die al ingesteld
zijn om de plasticvervuiling verder te verminderen. De verwachting is alleen wel dat
de UPV daar niet het best passende middel voor is.
Vraag 11
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over circulaire economie op
19 december?
Antwoord 11
De beantwoording van de vragen heeft afstemming gevergd met de eilanden. Hierdoor
is het niet mogelijk gebleken om de vragen te beantwoorden voor het commissiedebat
over circulaire economie op 19 december 2024.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.