Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pierik over het artikel 'Derogatiebedrijven helpen kabinet een handje: 'Nitraatconcentratie daalt naar, op of onder de norm''
Vragen van het lid Pierik (BBB) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het artikel «Derogatiebedrijven helpen kabinet een handje: «Nitraatconcentratie daalt naar, op of onder de norm»» (ingezonden 4 oktober 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 28 februari 2025)
Vraag 1
Bent u beiden bekend met het artikel «Derogatiebedrijven helpen kabinet een handje:
«Nitraatconcentratie daalt naar, op of onder de norm»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u beiden een reactie geven op het artikel en daarbij de onderzoeken van het RIVM
en van Wageningen Economic Research betrekken?2, 3
Antwoord 2
Het rapport laat zien dat er sinds 2017 een stijging is geweest in de nitraatconcentraties
op de derogatiebedrijven, waarschijnlijk door de droge jaren van 2018 tot en met 2020,
en dat deze sinds 2022 op alle bodemtypen weer dalen, veelal vanwege de hogere neerslag
van de afgelopen 2–3 jaar. De ontwikkelingen in de waterkwaliteit zullen door de Europese
Commissie betrokken worden bij het oordeel over een nieuwe derogatie.
Vraag 3
Zijn deze rapporten al voorgelegd aan de Europese Commissie? Zo nee, bent u voornemens
dat te doen?
Antwoord 3
Ja, deze rapporten zijn door de Minister van LVVN met de Europese Commissie gedeeld.
Nederland is dit ook jaarlijks (voor 1 juli) verplicht op grond van de derogatiebeschikking.
Vraag 4
Welke rapporten over deze onderwerpen zijn de afgelopen jaren gedeeld met de Europese
Commissie?
Antwoord 4
Nederland verstrekt verplicht jaarlijks een rapportage van de waterkwaliteit onder
derogatiebedrijven aan de Europese Commissie. Tevens wordt elke 4 jaar een bredere
rapportage gemaakt van de effecten van het mestbeleid op de waterkwaliteit in Nederland.
Deze Nitraatrapportage is voor het laatst in 2020 aan de Europese Commissie gestuurd4 en dit najaar wordt komt de volgende versie. Tevens worden ook andere rapporten waar
relevant met de Commissie gedeeld, bijvoorbeeld het rapport van Herman de Boer zoals
medegedeeld in het Commissiedebat van 24 april 20245. Tot slot worden de gegevens van deze rapportages aangevuld met andere gegevens gebruikt
voor de stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW), die iedere 6
jaar aan de Europese Commissie worden toegestuurd6.
Vraag 5
Welke gegevens van nitraatconcentratie zijn bekend bij de Europese Commissie en wie
is verantwoordelijk voor deze gegevensverstrekking?
Antwoord 5
De gegevens die gebruikt zijn voor de derogatierapportage zijn afkomstig van het Landelijk
Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). In de Nitraatrapportage worden meer gegevens gebruikt.
In de tabel hieronder staat aangegeven welke gegevensbronnen er zijn en wie verantwoordelijk
is.
Meetnet
Type water
Parameter
Verantwoordelijke gegevens
Landelijk meetnet effecten mestbeleid (LMM)
Uitspoelingswater (ondiep grondwater), landbouwsloten
Nitraat,
Fosfaat
RIVM
Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG)
Grondwater (5–30 m diepte)
Nitraat,
Fosfaat
RIVM
Registratie Waterkwaliteit bedrijven (REWAB)
Gemengd ruwwater voor drinkwaterproductie (> 30 m diepte)
Nitraat,
Fosfaat
Drinkwaterbedrijven
Meetnet KRW en Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO)
Zoet oppervlaktewater (regionale- en Rijkswateren)
Nitraat, N-totaal,
Fosfaat1
Waterschappen, RWS
Meetnet KRW en KRM
Zout oppervlaktewater (Rijkswateren)
Nitraat, DIN (opgelost anorganisch N)
Fosfaat1
RWS
X Noot
1
In oppervlaktewater wordt naast fosfaat «P-totaal» gemeten, een maat voor al het fosfor
in een watermonster.
Vraag 6 t/m 11
Kunt u (de Minister van Infrastructuur en Waterstaat) uw recente uitspraak «Daarbij
is de mestderogatie van tafel en dat zal het water in ieder geval een stuk helpen»,
gedaan tijdens het commissiedebat Water van 24 september jongstleden, herinneren?
Staat u nog steeds achter die uitspraak?
Was u ten tijde van uw uitspraak bekend met het advies van de Commissie van Deskundigen
Meststoffenwet (CDM) uit 2020 waarin staat dat bij geen derogatie de nitraatuitspoeling
waarschijnlijk zal toenemen, omdat grasland zal worden omgezet in maisland voor de
productie van meer eiwitarmvoer?7
Deelt u de mening dat uit (onder andere) bovenstaande onderzoeken blijkt dat het helemaal
niet zo evident is dat er daadwerkelijk een positief effect op de waterkwaliteit zal
zijn bij het wegvallen van derogatie?
Deelt u de mening dat boeren, door het verlies van de derogatie, meer kunstmest moeten
aanwenden om de bodemvruchtbaarheid en de gewasopbrengst op peil te houden?
Wat zijn volgens u de gevolgen van het wegvallen van de derogatie voor het gebruik
van kunstmest en de waterkwaliteit en de biodiversiteit?
Antwoord 6 t/m 11
De uitspraak in het CD water van 24 september jl. is gedaan in de context van de vraag
wat er extra gaat gebeuren om te voorkomen dat we in 2027 niet aan de eisen van de
Kaderrichtlijn Water (KRW) voldoen. Daarbij is aangegeven dat alle partijen zich daarvoor
moeten inzetten. Voor het verminderen van de verontreiniging van het water met stoffen
uit de landbouw wordt samengewerkt tussen de Ministeries van LVVN en IenW.
Er speelt een aantal zaken die invloed hebben op de verontreiniging met meststoffen,
waaronder de afbouw van de derogatie.
In het RIVM-rapport8 is aangegeven dat derogatiebedrijven veelal lagere nitraatconcentraties in het grondwater
hebben dan andere bedrijven en dat dat niet zozeer een gevolg is van het soort mest
dat wordt toegediend, maar een gevolg van de eis dat minimaal 80% van het areaal van
derogatiebedrijven uit grasland moet bestaan. Deze eis zorgt ervoor dat bedrijven
kiezen voor het telen van gras, ondanks dat het een laag renderend gewas is. Zonder
deze eis zouden bedrijven sneller kiezen voor bouwland, bijvoorbeeld snijmaïs. De
verliezen van meststoffen en ook gewasbeschermingsmiddelen zijn bij grasland veelal
lager dan bij bouwland. Ook de biodiversiteit is meer gediend met grasland dan met
bouwland. Het CDM-rapport9 bevestigt het belang van behoud grasland. Dit onderstreept dat een nieuwe derogatie
positieve effecten kan hebben op de waterkwaliteit, mits hieraan opnieuw een grasland-eis
wordt verbonden, maar dat behoud van grasland ook een belangrijk uitgangspunt voor
toekomstige maatregelen moet zijn als er geen derogatie meer zou worden afgegeven.
In 2023 heeft de Wageningen Universiteit specifiek gekeken naar de effecten van de
afbouw van mestderogatie op emissies van ammoniak en broeikasgassen en op waterkwaliteit10. Hieruit blijkt dat de maatregelen samen, inclusief de geïnstrumenteerde maatregelen
uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, leiden tot 11–14% minder stikstofuitspoeling en
ook positieve effecten op de uitspoeling van fosfaat en emissie van ammoniak naar
de lucht.
Overigens staat in het RIVM-rapport ook dat 47% van de derogatiebedrijven op zandgrond
een nitraatconcentratie heeft boven de norm van het grondwater. En eerder is aangegeven
dat ook rekening gehouden moet worden met de norm in oppervlaktewater die ongeveer
5 maal strenger is11. Daarmee is nogmaals benadrukt dat er aanvullende maatregelen nodig zijn, ook in
de agrarische sector, om een positief effect op de waterkwaliteit te bewerkstelligen.
Hiertoe zijn maatregelen opgenomen in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het bijbehorende addendum en wordt nagegaan welke
acties in het 8e Actieprogramma nodig zijn. Met het KRW-Impulsprogramma worden ook andere partijen
gestimuleerd de benodigde maatregelen te treffen, opdat in 2027 aan de eisen van de
KRW kan worden voldaan.
Met het verlies van derogatie en de aanvullende voorwaarden van de laatste beschikking
is er minder ruimte voor de toepassing van stikstof uit dierlijke mest. Voor de waterkwaliteit
is niet zozeer de vorm van stikstof van invloed, maar wel de totale gift, dus dierlijke
mest, kunstmest en/of andere producten, en de momenten waarop dat gebeurt. Het klopt
dat boeren bij afbouw van de derogatie meer kunstmest kunnen gaan aanwenden, maar
het is de vraag of in de praktijk de verminderde gift aan stikstof met dierlijke mest
volledig wordt opgevuld met andere meststoffen.
In de laatste derogatiebeschikking zijn aanvullende voorwaarden opgenomen door de
Europese Commissie. Eén van de voorwaarden betreft een verlaging van de totale gift
aan stikstof in nutriënt-verontreinigde gebieden. Andere voorwaarden betreffen onder
meer bufferstroken waar geen mest mag worden toegepast, zaaien van vanggewassen en
beperkingen aan het scheuren van grasland. Deze maatregelen, die dus onderdeel zijn
van de voorwaarden voor de geleidelijke afbouw van de mestderogatie, zijn gunstig
voor de waterkwaliteit. In die zin staat de Minister van IenW nog steeds achter de
uitspraak.
Vraag 12
Kunt u (de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) aangeven wat
het verwachte effect is op de hoeveelheid grasland in Nederland na afschaffing van
de derogatie?
Antwoord 12
Naar verwachting neemt het areaal grasland af in veel gebieden na afschaffing van
de derogatie. Hoe groot dit effect zal zijn is echter niet aan te geven omdat dit
van veel factoren afhangt, zoals bodemsoort, bedrijfstype en specifieke ondernemerskeuzes.
Vraag 13
Hoe houdt u rekening met de invloed van wisselende weersomstandigheden op de uitspoeling
van nitraat en de nitraatconcentratie in het grondwater? Welke aanvullende maatregelen
worden overwogen om de weersafhankelijke fluctuaties te beheersen?
Antwoord 13
Het is op dit moment nog moeilijk te zeggen hoe de wisselende weersomstandigheden
zich zullen ontwikkelen. De Commissie Deskundigen Meststoffenwet heeft in 2020 een
advies opgeleverd over hoe om te gaan met structurele droogte in het mestbeleid12, maar zoals afgelopen jaar is gebleken is ook extreme neerslag iets dat zich in de
toekomst vaker voor kan gaan doen. Het is ook niet ondenkbaar dat opbrengsten van
bepaalde gewassen in Nederland juist kunnen toenemen door klimaatverandering. Dit
maakt het toepassen van generieke maatregelen zeer lastig. Hoe dan ook zal van boeren
de komende jaren verwacht worden dat zij, nog meer dan voorheen, rekening houden met
de weersverwachtingen in hun bemestingsplan. Ook het zo mogelijk meer verspreiden
van de bemesting over het seizoen zal hier van belang zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.