Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aartsen, Rikkers-Oosterkamp en Vijlbrief over signalen dat de belastingdienst zich niet houdt aan de handhavingsstrategie van de zachte landing en geen waarschuwingen geeft bij de handhaving op schijnzelfstandigheid
Vragen van de leden Aartsen (VVD), Rikkers-Oosterkamp (BBB) en Vijlbrief (D66) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over signalen dat de belastingdienst zich niet houdt aan de handhavingsstrategie van de zachte landing en geen waarschuwingen geeft bij de handhaving op schijnzelfstandigheid (ingezonden 31 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën), mede namens de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 7 februari 2025).
Vraag 1
Krijgt u, net zoals onze fracties, ook signalen van opdrachtgevers en zelfstandigen
dat de Belastingdienst niet handhaaft conform de afgesproken handhavingsstrategie
met eerst een waarschuwing voordat er een boekenonderzoek plaatsvindt, zodat opdrachtgevers
nog kunnen corrigeren? Zo ja, wat behelzen deze signalen en wat heeft u daar mee gedaan?
Zo nee, bent u bereid deze signalen nader te onderzoeken?
Antwoord 1
Nee, deze signalen hebben mij en de Belastingdienst niet bereikt. Ik vind het belangrijk
dat de zachte landing wordt gewaarborgd en ben uiteraard bereid deze signalen in ontvangst
te nemen en nader te onderzoeken.
Recent heb ik met medewerkers van de Belastingdienst gesproken om het belang van de
zachte landing te benadrukken. Tijdens een grootschalige bijeenkomst heb ik met de
medewerkers gesproken over de koers ten aanzien van de handhaving op arbeidsrelaties
en de werkwijze die in het kader van de zachte landing wordt verwacht.
Vraag 2
Hoeveel brieven heeft de Belastingdienst tot nu toe verstuurd in het kader van de
handhaving van schijnzelfstandigheid na 1 januari 2025? Kunt u daar de Kamer een voorbeeldbrief
van toen toekomen?
Antwoord 2
De Belastingdienst verstuurt in het kader van de handhaving van schijnzelfstandigheid
verschillende brieven. Om dit te duiden, geven we eerst een toelichting op het proces.
Zoals in de antwoorden op de Kamervragen van het lid Patijn1 aangegeven verschilt de handhaving van schijnzelfstandigheid voor en na 1 januari
2025 enkel ten aanzien van het opleggen van correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen
loonheffingen. De Belastingdienst zet in 2025 zijn handhaving net als voorheen voort,
maar vanaf 1 januari 2025 kunnen er wel direct correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen
loonheffingen worden opgelegd (niet verder terug dan 1 januari 2025 tenzij er sprake
is van kwaadwillendheid of een voor 1 januari 2025 gegeven aanwijzing die niet is
opgevolgd). Dit betekent dat de Belastingdienst ook na 1 januari 2025 bedrijfsbezoeken
en boekenonderzoeken doet, op verzoek vooroverleg voert met opdrachtgevers en voorlichting
geeft. In het kader van de zachte landing start de Belastingdienst in 2025 het risicogerichte
toezicht op schijnzelfstandigheid in beginsel met een bedrijfsbezoek. De opdrachtgever
wordt zo nodig gewaarschuwd voor risico’s op schijnzelfstandigheid. In bepaalde gevallen
kan schijnzelfstandigheid direct via een boekenonderzoek aan de orde komen. Bijvoorbeeld
bij concrete risicosignalen die duiden op evidente schijnzelfstandigheid of als er
bij controle op een ander belastingmiddel, bijvoorbeeld BTW, door de inspecteur schijnzelfstandigheid
wordt geconstateerd.
Indien de Belastingdienst een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek aanvangt, bespreekt
de Belastingdienstmedewerker het doel van het bezoek met het bedrijf en maakt hij
een afspraak voor de uitvoering van het bedrijfsbezoek dan wel boekenonderzoek op
het bedrijfsadres van de belastingplichtige. De afspraak wordt schriftelijk bevestigd.
Het bedrijfsbezoek is niet gericht op het doen van uitspraken over de aanvaardbaarheid
van de aangiften2 van het bedrijf. Van het bezoek wordt een verslag gemaakt dat aan het bedrijf wordt
verstuurd. Een boekenonderzoek is wel gericht op het doen van uitspraken over de aanvaardbaarheid
van de aangiften van het bedrijf. Na afronding van het boekenonderzoek wordt een rapportage
gemaakt dat, na bespreking, aan het bedrijf wordt verstuurd. Dit is een standaardwerkwijze
van de Belastingdienst en is niet anders dan voor 1 januari 2025.
Er worden dus verschillende soorten brieven verstuurd. Een voorbeeld van de afspraak
van een bedrijfsbezoek (bijlage 1) en van de afspraak van een boekenonderzoek (bijlage 2)
treft u bijgaand aan. Deze voorbeeldbrieven zijn hulpmiddelen die aangepast worden
op de specifieke casus.Ten aanzien van de vastlegging geldt dat de Belastingdienst
de aantallen onderhanden en afgedane bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken registreert.
De Kamer wordt in het kader van de motie Palland3 reeds periodiek over de voortgang van de handhaving op arbeidsrelaties door de Belastingdienst
geïnformeerd. De laatste keer is dit gebeurd bij de Kamerbrief van 6 september 2024
inzake het opheffen van het handhavingsmoratorium.4 In de brief werken met en als zelfstandige die voor het commissiedebat zzp op 12 maart
a.s. aan uw Kamer zal worden gestuurd, wordt opnieuw gerapporteerd. Overigens is in
de cijfers niet inzichtelijk wanneer een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek is gestart.
Daarnaast werkt de Belastingdienst bij de behandeling van de doelgroep arbeidsbemiddelaars
aan een meer gestructureerde aanpak om beter inzicht in de hele keten te krijgen5. In dit kader zijn diverse arbeidsmiddelaars aangeschreven. Het aantal brieven wordt
niet centraal geregistreerd.
Vraag 3
Hoeveel gesprekken heeft de Belastingdienst tot nu toe gevoerd in het kader van de
handhaving van schijnzelfstandigheid na 1 januari 2025? Wat is de uitkomst van deze
gesprekken?
Antwoord 3
Door de Belastingdienst zijn sinds 1 januari 2025 regelmatig gesprekken gevoerd over
de handhaving van schijnzelfstandigheid. De gesprekken kunnen een voorlichtend karakter
hebben of kunnen betrekking hebben op een verzoek om vooroverleg. De aantallen en
de uitkomst van deze gesprekken worden niet geregistreerd. Ook kunnen gesprekken plaatsvinden
in het kader van een bedrijfsbezoek.
Zoals in het antwoord bij vraag 2 toegelicht, wordt in het kader van de motie Palland6 periodiek over de voortgang van de handhaving op arbeidsrelaties door de Belastingdienst
gerapporteerd. Dit betreft onder andere de bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken.
Over de periode 2024 zal gerapporteerd worden in de brief werken met en als zelfstandige
die voor het commissiedebat zzp op 12 maart a.s. aan uw Kamer zal worden gestuurd.
Vraag 4
Is de Belastingdienst risicogericht op zoek naar mogelijke gevallen van evidente schijnzelfstandigheid?
Kunt u deze werkwijze toelichten?
Antwoord 4
De Belastingdienst blijft zijn risicogerichte handhaving ook na opheffen van het handhavingsmoratorium
voortzetten, zodat ook bij gevallen van evidente schijnzelfstandigheid naheffingen
loonheffingen kunnen worden opgelegd. Dat doet de Belastingdienst op basis van gegevens
uit de fiscale processen. De focus binnen de handhaving op arbeidsrelaties is primair
gericht op de loonheffingen in relatie tot opdrachtgevers.
Voor de keuze van de posten waar een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek wordt ingesteld
maakt de Belastingdienst gebruik van zowel steekproeven als een detectiemodule7. Met deze module wordt gezocht naar aanwijzingen voor (een toename van) inhuur van
derden waarvan de inschatting is dat er sprake is van een groter risico op een onjuiste
kwalificatie van arbeidsrelaties. Ook een signaal uit de (individuele) klantbehandeling
kan aanleiding zijn voor een bedrijfsbezoek of boekenonderzoek. Risico’s die daaruit
voortvloeien, kan de Belastingdienst in behandeling nemen. Daarbij kan de mate en
intensiteit van de inzet van verschillende handhavingsinstrumenten variëren. Zo kan
de Belastingdienst bijvoorbeeld kiezen om een bedrijfsbezoek te doen of een boekenonderzoek
in te stellen. In het kader van de zachte landing start de Belastingdienst in 2025
het risicogerichte toezicht op schijnzelfstandigheid in beginsel met een bedrijfsbezoek.
Vraag 5
Hoeveel waarschuwingen heeft de Belastingdienst tot nu toe gegeven, voorafgaand aan
een eventueel boekenonderzoek, in het kader van de handhaving van schijnzelfstandigheid
na 1 januari 2025? Hoe ziet zo’n waarschuwing er in de praktijk uit? Wordt dit schriftelijk
gedaan? Zo ja, kunt u de Kamer daar een voorbeeldbrief van doen toekomen? Zo nee,
waarom niet en welke juridische grond heeft een waarschuwing dan zonder schriftelijke
documentatie?
Antwoord 5
De waarschuwing is geen officieel instrument, zoals de aanwijzing. De mogelijkheid
om een waarschuwing te geven maakt onderdeel uit van de ruimte binnen het bestaande
rechtskader die een Belastingdienstmedewerker in algemene zin heeft. Een aanwijzing
werd onder het handhavingsmoratorium gegeven nadat de Belastingdienst na een boekenonderzoek
had geconstateerd dat sprake was van schijnzelfstandigheid. Een waarschuwing wordt
gegeven indien de inspecteur bij een bedrijfsbezoek inschat dat er een risico is op
schijnzelfstandigheid. Het bedrijfsbezoek is niet gericht op het doen van uitspraken
over de aanvaardbaarheid van de aangiften. Er is dan nog geen sprake van een constatering.
In dit stadium is namelijk nog niet vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van schijnzelfstandigheid.
De opdrachtgever wordt er zo nodig op gewezen dat van hem wordt verwacht dat schijnzelfstandigheid
wordt voorkomen in diens organisatie. Op deze manier wordt de opdrachtgever gewaarschuwd.
Hierdoor krijgt een ondernemer de kans om zijn bedrijfsvoering te verbeteren en te
voldoen aan wet- en regelgeving.
Van het bedrijfsbezoek wordt een verslag gemaakt. Het verslag is een feitelijke weergave
van hetgeen is besproken en de eventueel opgevraagde stukken. Als er risico’s op schijnzelfstandigheid
zijn en als er afspraken zijn gemaakt, worden die in het verslag opgenomen. Een sjabloon
van een dergelijk verslag treft u bijgaand aan (bijlage 3). Dit sjabloon is een hulpmiddel
dat aangepast worden op de specifieke casus.
Zoals aangegeven, is de waarschuwing geen officieel instrument en heeft deze ook geen
juridische grondslag. Er is daarom geen vastlegging van het aantal waarschuwingen.
Wel wordt, zoals in het antwoord op vraag 3 opgenomen, het aantal bedrijfsbezoeken
en boekenonderzoeken geregistreerd.
Vraag 6
Indien een waarschuwing is gegeven, onder welke voorwaarden start de Belastingdienst
vervolgens een boekenonderzoek? Op welke termijn wordt dit gestart? Wat wordt hierover
medegedeeld aan de opdrachtgever en/of (schijn)zelfstandige?
Antwoord 6
Dit is afhankelijk van hetgeen de inspecteur heeft aangetroffen bij een bedrijf. Het
kan zijn dat er geen vervolg is, maar een tweede bedrijfsbezoek op een later moment
is ook mogelijk. Ook is het een optie om een boekenonderzoek naar een (recente) aangifte
loonheffingen in te stellen. Indien het bedrijf bijvoorbeeld naar aanleiding van een
bedrijfsbezoek aangeeft de mogelijke schijnzelfstandigen in loondienst te nemen, kan
de Belastingdienst ervoor kiezen geen vervolg te geven aan het bedrijfsbezoek. Dit
kan bijvoorbeeld als uit de aangifte loonheffingen blijkt dat er werknemers in loondienst
zijn genomen. Indien ingeschat wordt dat sprake is van grote risico’s of ingeschat
wordt dat de opdrachtgever blijft werken met potentiële schijnzelfstandigen, kan een
tweede bedrijfsbezoek of boekenonderzoek worden gedaan. Op welke termijn een tweede
bedrijfsbezoek of een boekenonderzoek plaatsvindt, is afhankelijk van de grootte van
het risico dat het bedrijf met schijnzelfstandigen werkt en van de beschikbare capaciteit
bij de Belastingdienst. Zoals in het antwoord op vraag 2 opgenomen, wordt een bedrijfsbezoek
en een boekenonderzoek schriftelijk aangekondigd en wordt een verslag c.q. rapportage
van een bedrijfsbezoek c.q. boekenonderzoek verstuurd.
Vraag 7
Hoeveel boekenonderzoeken zijn er vanaf 1 januari 2025 gestart in het kader van de
handhaving van schijnzelfstandigheid? Hoeveel boekenonderzoeken verwacht de Belastingdienst
dit jaar af te kunnen doen, gegeven de handhavingscapaciteit?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 opgenomen, rapporteert de Belastingdienst periodiek
over de voortgang van de handhaving op arbeidsrelaties waaronder het aantal boekenonderzoeken.
Er zijn nog geen cijfers beschikbaar voor januari 2025.
In de bijlage bij de Kamerbrief van 6 september 2024 heeft de Belastingdienst gerapporteerd
over de bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken: in 2024 zijn van januari tot en met
juni 406 bedrijfsbezoeken en 47 boekenonderzoeken uitgevoerd.8 De capaciteit die de Belastingdienst inzet op de handhaving op arbeidsrelaties is
ongewijzigd in 2025. Het is nog niet duidelijk of dit betekent dat in 2025 eenzelfde
aantal bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken gedaan kan worden als in 2024. Dit is
van diverse factoren afhankelijk, zoals de grootte van de onderzoeken en de risico’s
die worden aangetroffen.
Vraag 8
Kunt u deze vragen los van elkaar beantwoorden en zou u dit willen doen voor het commissiedebat
zzp van 12 maart 2025?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.