Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Rooderkerk over het bericht 'Dringend meer geld nodig voor schoolgebouwen'
Vragen van de leden Sneller en Rooderkerk (beiden D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Dringend meer geld nodig voor schoolgebouwen» (ingezonden 20 december 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 5 februari
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1042.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Dringend meer geld nodig voor schoolgebouwen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens met de mening dat de kwaliteit van schoolgebouwen, waaronder luchtkwaliteit,
verlichting en inrichting, van belang is voor schoolprestaties en het tegengaan van
ziekteverzuim bij leerlingen en leraren?
Antwoord 2
Uit onderzoek is gebleken dat het binnenklimaat effect heeft op de leerprestaties
en belangrijk is voor het tegengaan van ziekteverzuim.2
Vraag 3
Deelt u de conclusie van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting
dat het Rijk gemeenten jaarlijks tenminste 730 miljoen euro (geïndexeerd naar het
prijspeil van 2023: 1,2 miljard euro) te weinig geeft voor nieuwbouw en renovatie
van schoolgebouwen?
Antwoord 3
Het bedrag van 730 miljoen euro jaarlijks komt uit het genoemde IBO, waarin is berekend
wat er nodig is om alle schoolgebouwen in 2050 te laten voldoen aan de klimaatdoelstellingen.
De achtergrond hiervan is dat het vervangingstempo opgeschroefd moet worden naar 3,33%
per jaar, om alle gebouwen tijdig te vervangen en aan de klimaateisen te laten voldoen.
In de beleidsreactie op het IBO is dit bedrag door het kabinet reeds onderschreven.3
Vraag 4
Vindt u de huidige financiering in het gemeentefonds voldoende toereikend om scholen
te verduurzamen, zodat gemeenten in de toekomst niet meer financieel leeglopen op
kosten voor gas en stroom?
Antwoord 4
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor (ver)nieuwbouw en schoolbesturen voor de materiële
instandhouding van schoolgebouwen. Vanuit die verantwoordelijkheid mag van gemeenten
en schoolbesturen worden verwacht dat zij in het proces van planvorming, uitvoering
en onderhoud van nieuwe huisvesting goed met elkaar optrekken, rekening houdend met
de bestaande bestuurlijke en financiële kaders die tot hun beschikking staan.
Voor de middelen uit het gemeentefonds geldt dat het gemeentefonds een verdeelmodel
is en geen financieringsmodel. Hoeveel geld gemeenten uit het gemeentefonds krijgen
is afhankelijk van hun objectieve kenmerken (maatstaven) en de lokale belastingcapaciteit.
Maatstaven gerelateerd aan het onderwijs zijn onder andere: jongeren, leerlingen in
het voortgezet onderwijs en leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Middelen uit het gemeentefonds zijn niet geoormerkt en dus vrij besteedbaar. Dit geeft
gemeenten de vrijheid om eigen beleidsdoelstellingen te formuleren en de middelen
volgens die beleidsdoelstellingen uit te geven zoals bijvoorbeeld aan verduurzaming.
Er kan dan ook niet gesteld worden dat gemeenten een bepaald bedrag voor onderwijs
krijgen op basis van het gemeentefonds.
Vraag 5
Hoe gaat onderwijshuisvesting deel uitmaken van het Herstelplan kwaliteit funderend
onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 762) en welke financiële middelen koppelt u hieraan?4
Antwoord 5
Zoals aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord5 en het regeerprogramma6 wil het kabinet samen met mensen uit de onderwijspraktijk werken aan de basis voor
kwalitatief goed onderwijs voor alle leerlingen. Medio november 2024 heeft de Tweede
Kamer een brief ontvangen met daarin een aanzet op hoofdlijnen om te komen tot een
gedragen Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs.7 In het voorjaar van 2025 deelt het kabinet het uitgewerkte Herstelplan kwaliteit
funderend onderwijs met uw Kamer. Het kabinet werkt het Herstelplan uit binnen de
beschikbare middelen op de OCW-begroting.
Vraag 6
Hoe reageert u op de noodkreet van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat
de huidige financiering van onderwijshuisvesting «volstrekt onvoldoende» is om de
kosten voor onderwijshuisvesting te dragen?
Antwoord 6
Veel schoolgebouwen zijn verouderd en tot en met 2050 ligt er een grote opgave. Het
eerlijke verhaal is dat dit kabinet scherpe keuzes heeft moeten maken; er zijn geen
aanvullende middelen. Dit neemt niet weg dat de bestaande middelen zo goed mogelijk
moeten worden ingezet. Samen met de sector zetten we daar ook op in, bijvoorbeeld
met de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting en het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting.8
Vraag 7, 8 en 9
Vindt u dat het wetsvoorstel met nieuwe eisen aan onderwijshuisvesting voldoet aan
artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet?
Bent u het eens met de mening dat met nieuwe taken en eisen voor gemeenten aan onderwijshuisvesting
ook toereikende financiering gepaard moet gaan?
Hoe reageert u op de kritiek van de Raad van State dat de financiële gevolgen van
het in vraag 8 genoemde wetsvoorstel voor gemeenten onvoldoende zijn toegelicht?
Antwoord 7, 8 en 9
Het wetsvoorstel planmatige aanpak onderwijshuisvesting stelt geen nieuwe eisen aan
schoolgebouwen. Het wetsvoorstel bevat een verplichting voor gemeenten om een integraal
huisvestingplan (IHP) op te stellen en een verplichting voor schoolbesturen om een
meerjarenonderhoudsplan (MJOP) op te stellen. Een verplicht op overeenstemming gericht
overleg (OOGO) tussen gemeenten en het schoolbestuur over het IHP van de gemeenten,
MJOP van het schoolbestuur en de exploitatielasten van de school, beoogt de samenwerking
en besluitvorming op basis van total-cost-of-ownerschip te bevorderen. In het nader
rapport op het wetsvoorstel dat recentelijk aan uw Kamer is gezonden, wordt hier nader
op ingegaan. Naar aanleiding van het advies van de afdeling is de memorie van toelichting
aangevuld. Hierin is beschreven wat de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel zijn
voor gemeenten als gevolg van het opstellen van een IHP en de wijze waarop zij daarvoor
worden gecompenseerd. Vanaf het moment van inwerkingtreding wordt jaarlijks een bedrag
toegevoegd aan het gemeentefonds ter compensatie van de toegenomen kosten voor gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.