Amendement : Amendement van het lid Sneller over het beperken van de toepassing van voorlopige hechtenis
36 327 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER
Ontvangen 19 december 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 2.5.21, tweede lid, wordt na «waaruit blijkt» ingevoegd «dat voldaan is
aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2.5.27, lid 01, en» en wordt «artikel 2.5.27,
eerste lid,» vervangen door «het eerste lid van dat artikel».
II
Voor artikel 2.5.27, eerste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
01. Er vindt geen bevel tot voorlopige hechtenis plaats, tenzij:
a. dit bevel strikt noodzakelijk is;
b. er geen minder ingrijpende alternatieven zijn om hetzelfde doel te bereiken; en
c. rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval.
Toelichting
De toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland krijgt zowel nationale als internationale
kritiek.1 Het wordt te vaak en te gemakkelijk toegepast, terwijl alternatieven middels de schorsing
onder voorwaarden onvoldoende benut worden (gedragsinterventies, huisarrest, contactverbod,
borgsom, elektrisch toezicht). Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat
een derde van de Nederlandse gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis zit, aanzienlijk
meer dan het Europese gemiddelde van 25%.2 Vaak blijkt voorlopige hechtenis achteraf onnodig, te herleiden uit het aantal toegekende
schadevergoedingen aan ex-verdachten ter compensatie van de onrechtmatig doorgebrachte
tijd in voorarrest.3 Net als voor reguliere korte detenties geldt voor korte detenties in het kader van
voorlopige hechtenis dat deze detentieschade veroorzaken en dat recidivecijfers na
detentie hoog liggen.4 De indiener onderschrijft derhalve de ambities van de regering om tegemoet te komen
aan de kritiek. Net als de Afdeling advisering van de Raad van State5 vraagt indiener zich echter af of het nu voorliggende voorstel voldoende effectief
is om deze ambities waar te maken en stelt zich daarom het voorliggende amendement
voor.
Met dit amendement beoogt de indiener een betere inbedding van alternatieven voor
voorlopige hechtenis, in lijn met de ultimum remedium-gedachte. Dit adresseert de
kritiek dat voorlopige hechtenis in Nederland te vaak en te gemakkelijk wordt toegepast,
terwijl alternatieven relatief weinig worden benut. Zoals de Afdeling advisering van
de Raad van State in haar advies benadrukt, volgt de verplichting voor rechters om
altijd te onderzoeken of schorsing van voorlopige hechtenis mogelijk is, reeds uit
de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Derhalve komt
de voorgestelde wettelijke regeling de kritiek onvoldoende tegemoet. Om dit te verbeteren
worden aanbevelingen 14 en 15 van de Europese Commissie (C(2022) 8987)6, waarin wordt gesteld dat voorlopige hechtenis als ultimum remedium moet gelden en
dat een minder ingrijpend alternatief wordt gekozen waar mogelijk, expliciet in de
wet opgenomen.
Sneller
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Joost Sneller, Tweede Kamerlid