Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid El Abassi over de ongelijke behandeling van discriminatiemeldingen door de politie en het Openbaar Ministerie
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de ongelijke behandeling van discriminatiemeldingen door de politie en het Openbaar Ministerie (ingezonden 25 november 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 december 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 838.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat de politie meldingen van antisemitisme zeven keer
vaker doorstuurt naar het Openbaar Ministerie (OM) dan meldingen van discriminatie
op grond van herkomst, beperking, leeftijd, religie of gender?1
Antwoord 1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie dat deze ongelijke uitkomst van discriminatie-incidenten
een «directe bedreiging» vormt «voor de fundamenten van de rechtsstaat», zoals gesteld
door Controle Alt Delete? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Die conclusie vind ik voorbarig. Zoals op de website van Controle Alt Delete ook wordt
aangegeven, is er geen duidelijke verklaring voor de verschillen in percentages. Deze
verschillen kunnen door verschillende factoren ontstaan, bijvoorbeeld het verschil
tussen een melding en een aangifte. Daarnaast is in de cijferrapportage van het OM
«Strafbare Discriminatie in beeld 2023» aangegeven dat er sprake was van een uitzonderlijk
sterke stijging van antisemitismezaken in 2023, vanwege de grote hoeveelheid voetbalzaken
die instroomden.2 Dit zijn zaken waarbij het over het algemeen groepsbelediging betreft. Vanwege het
openbare karakter hiervan is de strafbaarheid makkelijker te bewijzen. Ook dat kan
een vertekend beeld van de percentages geven.
Net als de politie en het Openbaar Ministerie, neem ik elke vorm van discriminatie
even serieus. Daarbij kent elke vorm van discriminatie zijn eigen uitdagingen in de
aanpak. De discriminatiegrond speelt hierbij geen onderscheidende rol.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom de politie meldingen van antisemitisme opvallend vaker doorstuurt
naar het OM dan meldingen van andere vormen van discriminatie? Zijn er beleidsregels
of prioriteiten die hieraan ten grondslag liggen?
Antwoord 3
De stelling die uit de eerste vraag – namelijk dat de politie meldingen van antisemitisme
vaker door zou sturen naar het Openbaar Ministerie dan andere vormen van discriminatie –
vind ik voorbarig en onderschrijf ik niet. Die conclusie kan niet worden getrokken
op basis van de cijfers van OM en Politie, omdat die cijfers niet goed te vergelijken
zijn.
In het artikel wordt gerefereerd aan de jaarlijkse publicatie van de discriminatiecijfers
van politie en antidiscriminatievoorzieningen en andere organisaties.3 In hoofdstuk 1 van dit rapport wordt de omschrijving en de interpretatie van de cijfers
uitgelegd. Hierin wordt ook het verschil uitgelegd tussen een melding en aangifte.
De politie beoordeelt elke melding of aangifte van discriminatie zorgvuldig en kan
alleen aangiftes van strafbare discriminatie doorzetten naar het OM. Niet elke aangifte
wordt door de politie ingezonden naar het OM, omdat sommige zaken door de politie
(na overleg met de officier van justitie) niet verder worden opgevolgd vanwege gebrek
aan opsporingsindicatie. Die zaken zijn derhalve niet terug te vinden in de cijfers
van het OM. Vice versa komt het voor dat er rechtstreeks aangifte wordt gedaan bij
de officier van justitie in plaats van bij de politie. Die zaken zijn derhalve niet
terug te vinden in de cijfers van politie.
Het OM behandelt aangiften van discriminatie op grond van de Aanwijzing Discriminatie.4 Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar discriminatiegrond. Overigens kent elke
vorm van discriminatie zijn eigen uitdagingen in de opsporingsfase. Zo is voor specifieke
discriminatiefeiten «openbaarheid» een bestanddeel voor de strafbaarheid. Dat betekent
dat discriminatiefeiten die zich voordoen waarbij alleen het slachtoffer aanwezig
is, vaak lastig te bewijzen zijn. Bij antisemitisme ziet het OM dat het vaak gaat
om groepsbeledigingen, die vanwege hun openbare karakter makkelijker te bewijzen zijn.
Met betrekking tot de discriminatiecijfers van 2023 geldt daarnaast dat het OM opvallend
veel discriminatiefeiten registreerde waarbij de verdachte een voetbalsupporter is.
Dat waren vaak zaken die in of rondom het voetbalstadion plaatsvonden, waarbij het
OM direct een strafbeschikking kon uitvaardigen. Het grote aantal voetbalzaken heeft
er in 2023 ook voor gezorgd dat de instroom van feiten met de discriminatiegrond antisemitisme
erg sterk is gestegen.5
Tot slot hebben veel discriminatiezaken een intersectioneel karakter; een zaak kan
betrekking hebben op meerdere discriminatiegronden. Dit kan ook pas later in het onderzoek
blijken. Alle vormen van discriminatie die bewezen kunnen worden, worden uiteindelijk
in de tenlastelegging meegenomen.
Voor het OM geldt daarnaast dat het in beginsel een strafbaar feit of strafbare feiten
slechts voor de rechter brengt, indien daarvoor voldoende bewijs bestaat. Dit leidt
ertoe dat er meer feiten bij het OM instromen, dan wat er uiteindelijk door het OM
aan de strafrechter wordt voorgelegd.
Kortom: zaken kunnen op verschillende manieren instromen bij zowel politie als OM
waardoor het lastig is om de cijfers van de politie te verbinden aan de cijfers van
het OM en op basis daarvan conclusies te trekken.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat bijna de helft van de geregistreerde discriminatie-incidenten
in 2023 betrekking had op herkomst, maar dat slechts 3% van deze meldingen door de
politie werd doorgestuurd naar het OM?
Antwoord 4
De politie heeft mij laten weten dat een mogelijke verklaring te vinden is in de jaarcijfers
discriminatie 2023. Meldingen over de buurt of wijk gaan bovengemiddeld vaak over
discriminatie op grond van herkomst. In het overgrote deel gaat het om meldingen van
beledigingen, pesterijen of agressie van buren: mensen die via de tuinschutting racistische
opmerkingen naar hun buren uitspreken, kinderen die door de andere buurtkinderen worden
getreiterd vanwege hun herkomst of mensen die gevlucht zijn uit een ander land en
die er door hun buren op worden gewezen dat ze niet welkom zijn. In dergelijke zaken
wordt in aanleg veelal gekozen voor een betekenisvolle afdoening zoals een stopgesprek,
bemiddeling, doorverwijzing naar een antidiscriminatievoorzieningen (ADV) of iets
anders. Door deze alternatieve betekenisvolle afdoening hoeven meldingen niet doorgestuurd
te worden naar het OM en komen deze meldingen ook niet terug in de cijfers van het
OM.
Nog een (aanvullende) verklaring kan zijn dat de cijfers van de politie ook meldingen
omvatten van ervaren discriminatie. In het geval van discriminatie op grond van ras/herkomst
gaat het om meldingen die de politie registreert over racistische uitingen zonder
dat er duidelijke, strafrechtelijke aanknopingspunten zijn. Het beeld is dat zij een
substantieel deel van de meldingen over ras/herkomst uitmaken.
Vraag 5
Klopt het dat de politie niet in staat is om meldingen, aangiftes en waarnemingen
van aangiftes van agenten te onderscheiden naar discriminatiegronden? Zo ja, welke
stappen worden ondernomen om dit gebrek aan inzicht te verbeteren?
Antwoord 5
Jaarlijks worden de discriminatiecijfers gepubliceerd van de politie, de ADV’s, het
meldpunt voor discriminatie op het internet Meld. Online Discriminatie, het College
voor de Rechten van de Mens, de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman. Voor deze
jaarlijkse rapportage maakt de politie een uitsplitsing op discriminatiegronden. Dit
is een erg arbeidsintensief proces, waarbij de afweging is gemaakt dat de inspanning
die momenteel wordt geleverd voor het genereren van cijfers afdoende is.
Vraag 6
Erkent u dat het gebrek aan vertrouwen in de politie onder sommige groepen, zoals
mensen met een migratieachtergrond, de aangiftebereidheid kan verminderen, aldus geformuleerd
door politicoloog Mounir Samuel? Zo ja, welke stappen onderneemt u om dit vertrouwen
te herstellen?
Antwoord 6
Bij sommige mensen heerst inderdaad het gevoel dat het doen van aangifte (van discriminatie)
niet altijd loont. De politie herkent dit signaal en neemt het zeer serieus. Het is
van groot belang dat een strafrechtelijk discriminatieaspect bij de politie adequaat
wordt herkend, zodat opsporing en vervolging kan plaatsvinden. Het Expertise Centrum
Aanpak Discriminatie-Politie (ECAD-P) vraagt binnen de eenheden voortdurend aandacht
voor de herkenning van alle vormen van discriminatie zoals opgenomen in het Wetboek
van Strafrecht en voor de bejegening van slachtoffers daarvan. Het ECAD-P begeleidt
de eenheden onder meer bij het opnemen van aangiften en ondersteunt bij de opsporing.
Hoewel niet elke aangifte leidt tot strafrechtelijke vervolging, kan de politie de
aangever (of melder) alsnog tot steun zijn, bijvoorbeeld met een doorverwijzing naar
een ADV van de gemeente. De politie investeert ook in de bejegening van de melder.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat alle vormen van discriminatie en haatmisdrijven evenveel
aandacht verdienen van politie en het Openbaar Ministerie? Zo ja, welke concrete stappen
bent u bereid te nemen om gelijke behandeling te waarborgen?
Antwoord 7
Ik vind inderdaad dat alle vormen van discriminatie en haatmisdrijven evenveel aandacht
verdienen van de politie en het Openbaar Ministerie. Daarom investeert het kabinet
in de bestendiging van de aanpak door de politie van alle vormen van discriminatie
door het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie Politie (ECAD-P) structureel te financieren.
Ook het OM beschikt over een Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD). Op alle
arrondissementsparketten werkt een officier van justitie die discriminatie als specialisme
heeft en er is een advocaat-generaal die eveneens discriminatie in portefeuille heeft.
Het kabinet ondersteunt het bestaande beleid van politie en het OM waarin de aanpak
van alle vormen van discriminatie prioriteit heeft.
Vraag 8 en 9
Hoe verklaart u dat meldingen van discriminatie op grond van het islamitisch geloof
niet apart worden geregistreerd, terwijl dit bij antisemitisme wel het geval is? Bent
u bereid te onderzoeken of deze registratie kan worden aangepast, zodat er beter inzicht
ontstaat in de aard en omvang van moslimdiscriminatie?
Hoe verklaart u dat meldingen van discriminatie op basis van herkomst niet apart worden
geregistreerd, terwijl dit bij antisemitisme wel het geval is? Bent u bereid om te
onderzoeken of deze registratie aangepast kan worden, zodat er beter inzicht ontstaat
in de aard en omvang van anti-Zwart racisme, anti-Aziatisch racisme en anti-Ziganisme?
Antwoord 8 en 9
De politie en het OM registreren op basis van alle discriminatiegronden zoals opgenomen
in het Wetboek van Strafrecht. Voor de politie geldt dat de verdere uitsplitsing in
de cijfers plaatsvindt in de jaarlijkse publicatie van de discriminatiecijfers. Het
OM rapporteert op basis van de discriminatiegronden die zijn genoemd in de wet. Bij
de discriminatiegrond «godsdienst of levensovertuiging» rapporteert het OM in zijn
jaarrapportage in de toelichting bij de tabellen om welke vorm van discriminatie het
ging. In 2023 ging het bij de grond «godsdienst of levensovertuiging» bij alle geregistreerde
feiten over (aanhangers van) de islam.6 Juridisch gezien kan antisemitisme zowel onder de grond ras als godsdienst vallen.
Antisemitisme wordt om die reden apart geregistreerd, zodat voor deze gronden geen
vertekend beeld ontstaat.7
Vraag 10
Wilt u zo spoedig mogelijk een gedetailleerd overzicht van het aantal discriminatiemeldingen,
aangiftes en doorgeleidingen naar het OM per discriminatiegrond over de afgelopen
drie jaar naar de Kamer sturen?
Antwoord 10
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Zoals eerder in deze beantwoording aangegeven, zijn
de cijfers van de politie en OM lastig aan elkaar te relateren. Zoals Controle Alt
Delete zelf ook aangeeft, is er geen duidelijke verklaring voor de verschillen in
percentages. Ik acht het dan ook een disproportionele aanwending van capaciteit en
middelen om op basis van de conclusies van het onderzoek van Controle Alt Delete organisaties
zoals ADV’s, politie en OM te moeten vragen om hun onderzoeksmethodiek voor het verzamelen
en aggregeren van cijfers op fundamentele wijze te moeten herzien. Jaarlijks wordt
een rapport gepubliceerd over registraties van discriminatie-incidenten door de politie,
en meldingen bij ADV’s en andere organisaties in Nederland (zie vraag 5). Daarnaast
publiceert het OM ook jaarlijks hun cijferbeeld, het rapport Strafbare Discriminatie
in Beeld.
Vraag 11
Bent u bereid in overleg te treden met de politie en het OM om een herziening van
het discriminatiebeleid te bespreken, gericht op een gelijke behandeling van alle
vormen van discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik zie daartoe geen aanleiding. In het beleid van het OM met betrekking tot de aanpak
van discriminatie, dat is neergelegd in de Aanwijzing Discriminatie, wordt geen onderscheid
gemaakt tussen de aanpak van de verschillende discriminatiegronden. De aanwijzing
is, naast de wet, ook leidend voor de politie. Alle gevallen van discriminatie worden
door politie en OM op gelijke wijze behandeld, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt
naar de discriminatiegrond.
Vraag 12
Bent u bereid een extern en onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de verschillen
in behandeling van discriminatiemeldingen door de politie en het OM? Zo ja, op welke
termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Nee, dit lijkt mij niet noodzakelijk. Het oppakken van aangiften is neergelegd in
de Aanwijzing Discriminatie van het OM. Deze aanwijzing maakt geen onderscheid in
verschillende vormen van discriminatie.
Vraag 13
Deelt u de zorg dat door het invoeren van meer maatregelen om antisemitisme te bestrijden
en de strafmaat te verhogen de ongelijkheid in behandeling van discriminatiezaken
groeit, aldus gesteld door Mounir Samuel in Vrij Nederland op 22 november 2024?8
Antwoord 13
Nee, deze zorg deel ik niet. In dit verband verwijs ik naar de Aanwijzing Discriminatie
van het OM, die geen onderscheid maakt in verschillende vormen van discriminatie en
bij ieder commuun delict met een discriminatieaspect voorschrijft dat als strafverzwarende
omstandigheid in de eis te betrekken.
In de kabinetsstrategie antisemitismebestrijding wordt het voorstel om de strafmaat
voor enkel antisemitisme te verhogen niet gedaan. In de strategie spreekt het kabinet
wel steun uit voor het initiatiefwetsvoorstel van de leden Timmermans en Bikker, dat
een een verhoogd strafmaximum voor elk strafbaar feit met een discriminatoir aspect
voorstelt.
Vraag 14
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het commissiedebat over politie dat
op 19 december 2024 plaatsvindt?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.