Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Dijk over het bericht ‘Grote prijsverschillen aanvullende zorgverzekering en mes in vergoeding orthodontie’
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Grote prijsverschillen aanvullende zorgverzekering en mes in vergoeding orthodontie» (ingezonden 19 november 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 december
2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht: «Grote prijsverschillen aanvullende zorgverzekering
en mes in vergoeding orthodontie»?1
2
3
Antwoord 1
Ik begrijp dat het voor mensen moeilijk kan zijn om goed zicht te krijgen op verschillen
tussen aanvullende verzekeringen en prijsverschillen tussen aanvullende verzekeringen
goed te beoordelen, en daarin een keuze te maken. Dat er grote prijsverschillen zijn
voor de aanvullende verzekeringen, dat voorwaarden tussen aanvullende verzekeringen
verschillen en dat de voorwaarden van een bepaalde aanvullende verzekering in het
komende jaar anders zijn dan in het aflopende jaar, heeft te maken met het karakter
van de aanvullende verzekering. Bij aanvullende verzekeringen gaat het om zorg die
niet in het basispakket zit. Aanvullende verzekeringen zijn particuliere verzekeringen,
waarvoor geen grondslag is in de Zorgverzekeringswet. De overheid is niet betrokken
bij de invulling van aanvullende (ziektekosten)verzekeringen.
Er zijn redenen om die zorgvormen niet in de basisverzekering te hebben. Dat heeft
te maken met begrippen als «bewezen (kosten)effectief», er kan dus zorg worden aangeboden
in de aanvullende verzekering die niet bewezen (kosten-) effectief is. Maar ook om
de vraag of het risico dusdanig groot is dat dit voor rekening van de Zvw moet worden
genomen. Zo kan het zijn dat voor bepaalde behandelingen voldoende bewijs van effectiviteit
is, maar dat de kosten van deze kortdurende behandelingen dusdanig beperkt zijn dat
mensen die ofwel aanvullend kunnen verzekeren ofwel voor eigen rekening kunnen nemen.
Het begrip medisch noodzakelijk speelt bij die beoordeling als zodanig geen rol.
Of dergelijke voorzieningen vervolgens via een afzonderlijke aanvullende verzekering
verzekerd worden, rekent de regering in principe niet tot haar verantwoordelijkheid.
Pakketsamenstelling, polisvoorwaarden, acceptatiebeleid en premiestelling van zo’n
aanvullende verzekering behoren tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar. Verzekeraars
mogen kiezen of en wat zij aanbieden. En het is aan verzekerden om hier een eigen
keuze in te maken. Mensen hebben bij aanvullende verzekeringen veel te kiezen, er
zijn grote verschillen, zoals ook wordt aangegeven in de vraag. Dat maakt het enerzijds
moeilijker om zaken te vergelijken. Anderzijds kunnen mensen dus goed kijken wat het
beste bij hen past.
Waar het mij om gaat is de toegankelijkheid van zorg en hoe de basisverzekering daaraan
kan bijdragen.
Vraag 2
Hoe verklaart u de grote prijsverschillen tussen de verschillende aanvullende polissen?
Antwoord 2
De omvang van de dekking en de voorwaarden die gelden, kunnen verklaringen zijn. Maar
verder heb ik hier geen oordeel over. Het is aan verzekeraars om een prijs vast te
stellen voor dit product.
Vraag 3
Wat vindt u van de wachttijd die wordt gehanteerd voordat verzekerden recht hebben
op een eenmalige vergoeding van € 500 en de eis dat verzekerde ook twee jaar voor
deze aanvullende premie betaald moeten hebben?
Antwoord 3
Verzekeraars maken hun eigen keuzes rondom premiestelling, voorwaarden en acceptatiebeleid.
Zij moeten ervoor zorgen dat zij deze verzekering voor hen interessant blijft om aan
te bieden. Daarom zullen zij bepaalde voorwaarden moeten stellen. Ik begrijp dat dit
vervelend kan zijn voor degene die de verzekering wil afsluiten. Maar het is aan verzekeraars
om die voorwaarden te stellen. Mensen kunnen kiezen deze voorwaarden te accepteren
of om voor een andere verzekeraar en een andere aanvullende verzekering te kiezen,
of voor geen aanvullende verzekering.
Vraag 4
Heeft u wettelijke mogelijkheden om dit soort bezuinigingen in de vorm van langere
wachttijden en hogere eisen van zorgverzekeraars te voorkomen?
Antwoord 4
Bij de aanvullende verzekering is er sprake ven een particulier verzekeringsproduct.
Het gaat dus niet over «bezuinigen». Het gaat erom dat verzekeraars aan mensen een
verzekering kunnen blijven aanbieden. Er is geen kader voor de zorg in de aanvullende
verzekering en er zijn geen wettelijke regels over wachttijden. Er wordt wel toezicht
gehouden op dit verzekeringsproduct. Op basis van de Wet financieel toezicht zijn
zowel de DNB als ACM toezichthouders. Zij kunnen optreden als zij dit nodig vinden.
Zulke bevoegdheden liggen niet bij mij als Minister van VWS.
Vraag 5
Wat zijn de gevolgen voor de gezondheid van het gebit van kinderen van deze langere
wachttijden en hogere eisen? Erkent u dat de sociaaleconomische gezondheidsverschillen
hierdoor verder gaan toenemen?
Antwoord 5
Het gaat bij kinderen alleen om een wachttijd bij orthodontie. Het gevolg zou inderdaad
kunnen zijn dat daardoor later wordt begonnen met orthodontie. Laaggeletterdheid en
bekendheid met de regels van de aanvullende zorgverzekering zullen hier ook een rol
spelen. Zorgverleners kunnen hun patiënten informeren over het eventuele bestaan van
een wachttijd. En ik vind het van belang hierbij op te merken dat meer dan 600.000
mensen een gemeentepolis hebben waar een aanvullende verzekering voor mondzorg bij
zit. Bij een premiekorting op het deel aanvullende verzekering kan (maar hoeft niet)
de gemeentepolis interessant zijn voor burgers in de doelgroep.
Vraag 6
Bij welke onderdelen uit de zorgpolissen ziet u nog meer het hanteren van een wachttijd
of strengere eisen voor verzekerden?
Antwoord 6
Ik interpreteer de vraag dat het hier gaat om «zorgpolissen» voor de aanvullende verzekering.
Bij de basisverzekering is immers een acceptatieplicht en een verbod op premiedifferentiatie.
Bij aanvullende verzekeringen zijn op diverse onderdelen wachttijden, medische selectie,
maximumvergoedingen of andere acceptatie- en vergoedingsvoorwaarden. Dit is verschillende
per type aanvullende verzekering en per onderdeel. Zo weet ik dat er al lang niet
altijd voorwaarden aan de acceptatie worden gesteld. Maar ik heb hier geen totaaloverzicht
van.
Vraag 7
Erkent u dat dit systeem van concurrentie tussen zorgverzekeraars ten koste gaat van
de kwaliteit van zorg voor verzekerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Natuurlijk is het van belang dat ook als mensen zelf direct betalen voor deze zorg
de kwaliteit goed is. Zo gelden voor bijvoorbeeld fysiotherapie de kwaliteitsstandaarden
van de beroepsgroep. En er zijn regels voor de zorg die ook gelden binnen de aanvullende
verzekering. Zo reguleert de NZa voor bepaalde onderdelen van de zorg die in de aanvullende
verzekering zijn opgenomen, de prestaties en prijzen.
Dat er voor de aanvullende verzekeringen concurrerende verzekeraars zijn, vind ik
niet van belang. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, gaat het hier
om zorg die niet in het basispakket valt. Wat voor mij dus wel van belang is, is het
gesprek over bepaalde onderdelen die nu niet in het basispakket vallen, en nu vaak
in de aanvullende verzekering zitten. Bijvoorbeeld op het terrein van de fysiotherapie.
Vraag 8
Vindt u dat zorg als een commerciële dienst zou moeten worden aangeboden zoals nu
het geval is, terwijl iedereen in Nederland betaalbare en kwalitatief goede zorg wil
hebben?
Antwoord 8
Natuurlijk wil ik ook dat de zorg toegankelijk en betaalbaar blijft. In het regeerprogramma
staan diverse acties die ik onderneem om dat te realiseren. Ik ben bezig met de uitwerking
daarvan. Maar bij de aanvullende verzekering gaat het niet om zorg onder de zorgverzekeringswet.
Ik heb geen mening over de rechtsvorm waarmee aanvullende verzekeringen aangeboden
worden.
Vraag 9
Bent u van plan om het huidige zorgstelsel met concurrerende zorgverzekeraars in stand
te houden tijdens uw kabinetsperiode? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Ik ben niet van plan aanpassingen te doen op het systeem van aanvullende verzekeringen.
Zoals hiervoor aangegeven, wil ik wel het gesprek aan of bepaalde onderdelen, die
nu onder de aanvullende verzekering kunnen vallen, wel of niet onder het basispakket
zouden moeten vallen.
Ten aanzien van de bredere discussie over concurrerende zorgverzekeraars binnen het
stelsel van de zorgverzekeringswet: zoals toegezegd in het debat over de regeringsverklaring
d.d. 4 juli 2024 stuurt het kabinet een notitie over marktwerking in de zorg naar
uw Kamer. Daarin zal ik ingaan op het zorgstelsel en de rol van concurrentie en marktwerking
daarin.
Vraag 10
Wat zegt het volgens u over ons zorgsysteem dat zorgverzekeraars tot 12 uur ’s nachts
op de dag van de deadline van het bekend maken van de basiszorgverzekering hebben
gewacht met het publiceren van de hoogte van de zorgpremie?
Antwoord 10
Daarmee hebben de meeste zorgverzekeraars tot het laatste moment gewacht om hun premie
bekend te maken. Zorgverzekeraars willen een goede premie aanbieden, zodat zij verzekerden
aan hen binden danwel kunnen aantrekken. Zij maken gebruik van de mogelijkheid om
dit te doen op de manier waarbij hun propositie zo passend mogelijk is voor verzekerden.
Mensen hebben tot het einde van het jaar tijd om het prolongatieaanbod van hun huidige
zorgverzekeraar te accepteren of te kiezen voor een andere (aanvullende) polis van
deze verzekeraar of een andere verzekeraar.
Vraag 11
Bent u van plan om deze manier van bekendmaken van de hoogte van de zorgpremie en
zorgpolissen, van verschillende zorgverzekeraars, aan te passen om de marktwerking
tussen hen tegen te gaan?
Antwoord 11
Voor de aanvullende verzekeringen heb ik geen rol. Voor de basisverzekering verwijs
ik naar het antwoord op vraag 9.
Vraag 12
Wat vindt u van het voorstel van Menzis om de zorgtoeslag voortaan niet meer over
te maken aan mensen, maar rechtstreeks aan verzekeraars?
Antwoord 12
Het vrijwillig overmaken van de zorgtoeslag lijkt een sympathieke oplossing, waar
wel de nodige haken en ogen aan zitten. Zo worden terugvorderingen en nabetalingen
ingewikkelder, omdat er dan alsnog betalingsverkeer moet plaatsvinden tussen de toeslaggerechtigde
en de dienst toeslagen en tussen de zorgverzekeraar en de dienst toeslagen.
Eerder zijn er drie vormen van het overmaken van de zorgtoeslag naar de verzekeraar
onderzocht.4
1. Alle zorgtoeslag verplicht overmaken naar de verzekeraar.
2. De zorgtoeslag bij een betalingsachterstand overmaken naar de verzekeraar.
3. De zorgtoeslag op verzoek van de verzekerde over te maken aan de verzekeraar.
Bij alle drie de opties kwam naar voren dat de baten niet opwogen tegen de lasten.
Deze conclusie werd destijds ook gedeeld door de zorgverzekeraars.
Het kabinet heeft afgelopen maand de opdrachtbrief hervorming belasting- en toeslagenstelsel
naar de Kamer gestuurd5. Tijdens dit traject zal wederom bekeken worden hoe de zorgtoeslag kan worden hervormd,
zodat deze beter werkt. Het vrijwillig overmaken van de zorgtoeslag aan de verzekeraar,
in combinatie met andere maatregelen, is een van de opties die hierin weer meegenomen
wordt.
Vraag 13
Wat is uw reactie op de oproep van DSW-directeur Aad de Groot om de premie inkomensafhankelijk
te maken? Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep tijdens uw kabinetsperiode?
Antwoord 13
De heer De Groot roept op om een groter deel van de kosten van de zorg inkomensafhankelijk
te financieren.
De financiering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is al voor een belangrijk deel inkomensafhankelijk.
De helft van alle Zvw-uitgaven wordt betaald via de Inkomensafhankelijke bijdrage
(IAB). Huishoudens met een laag- of middeninkomen hebben recht op de inkomensafhankelijke
zorgtoeslag. Deze systematiek functioneert in mijn ogen goed.
Een inkomensafhankelijke nominale premie leidt tot veel extra uitvoeringslast en mogelijk
serieuze uitvoeringproblemen. Wat als iemands inkomen bijvoorbeeld onverwacht stijgt,
wat op zich goed nieuws is, maar moet de zorgverzekeraars dan premie navorderen?
Vraag 14
Hoe denkt u over de argumentatie die hij aandraagt dat een inkomensafhankelijke premie
meer samenwerking in plaats van concurrentie op de zorgpremie stimuleert en daarmee
meer investeringen in preventie stimuleert in plaats van tegenwerkt?
Antwoord 14
In mijn antwoord op vraag 13 heb ik aangegeven hoe ik denk over de oproep van de heer
De Groot om een groter deel van de kosten van de zorg inkomensafhankelijk te financieren.
Ik volg niet dat een inkomensafhankelijkere financiering met als gevolg een lage nominale
premie de concurrentie op de zorgpremie zou verlagen. Ook bij een lage nominale premie
is een scherpere premie voor een verzekerde interessanter dan een minder scherpe premie.
Ik ben het wel met de heer De Groot een dat we het nodige te doen hebben in de zorg.
Zoals aangekondigd in het Regeerprogramma wil het kabinet het bestaande zorgakkoord
verbreden, intensiveren en concretiseren, waarbij gelijkwaardigere toegang tot zorg
en welzijn en het afwenden van het arbeidsmarkttekort centraal staan. In mijn brief
van 28 november 2024 heb ik samen met mijn collega-bewindspersonen uw Kamer geïnformeerd
over de stand van zaken daarvan.6
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.