Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
36 450 Regels omtrent de instelling van het Adviescollege toetsing regeldruk (Instellingswet Adviescollege toetsing regeldruk)
Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 december 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, zesde lid, komt te luiden:
6. Onze Minister die het aangaat verzoekt bij het voorbereiden van wet- en regelgeving
het adviescollege om ondersteuning bij het in kaart brengen en analyseren van regeldrukeffecten
van wet- en regelgeving die naar verwachting substantiële regeldrukeffecten heeft,
tenzij in overleg met het adviescollege wordt besloten dat sprake is van een uitzonderlijk
geval waarin spoedige inwerkingtreding van de voorgenomen regelgeving nodig is.
B
In artikel 5, vierde lid, wordt «het tweede lid, onderdeel c, of het derde lid,» vervangen
door: «het tweede lid, onderdeel c, het derde lid, of artikel 3, zesde lid,».
Toelichting
Deze nota van wijziging geeft invulling aan het regeerprogramma. Het kabinet wil het
vestigingsklimaat verbeteren, onder andere door regeldruk te verminderen. Blijkens
het regeerprogramma moet regeldruk worden tegengegaan door het Adviescollege toetsing
regeldruk (hierna: het adviescollege) «structureel en vroegtijdig bij de voorbereiding
van nieuwe regelgevingsvoorstellen, die naar verwachting grote gevolgen voor de regeldruk
hebben, te betrekken».1 De verplichting om het adviescollege vroegtijdig te betrekken bij voorgenomen wet-
en regelgeving waarbij sprake is van substantiële regeldrukeffecten, is opgenomen
in artikel 3, dat de kerntaken van het adviescollege bevat.
Onderdeel A (artikel 3)
Met de wijziging van het zesde lid wordt de mogelijkheid van Ministers om het adviescollege
vroegtijdig om ondersteuning te vragen bij het voorbereiden van wet- en regelgeving
(de zogenoemde preconsultatie) omgezet in een verplichting. Deze verplichting geldt
voor wet- en regelgeving die naar verwachting substantiële regeldrukeffecten heeft.
In artikel 5, vierde lid, is bepaald dat van substantiële regeldrukeffecten in ieder
geval sprake is indien er substantiële wijzigingen zijn te verwachten in het bedrijfsproces,
die tot extra inhoudelijke nalevingskosten zullen leiden, of indien er forse extra
regeldrukkosten verwacht mogen worden. Het is belangrijk dat de verantwoordelijke
Minister in een zo vroeg mogelijke fase bij de totstandkoming van nieuwe regelgevingsvoorstellen,
vanaf het moment dat het Beleidskompas wordt toegepast, goed nadenkt over nut en noodzaak
van verplichtingen, maar ook over de bedrijfseffecten en mogelijke lastenluwe alternatieve
maatregelen of verplichtingen. Het adviescollege bepaalt in gesprek met de desbetreffende
Minister of er naar verwachting sprake is van substantiële regeldrukeffecten en of
het adviescollege wel of niet betrokken moet blijven bij de voorbereiding van wet-
en regelgeving om te helpen bij het minimaliseren van de regeldruklasten voor het
bedrijfsleven. Het adviescollege beoordeelt dat op basis van informatie die de verantwoordelijke
Minister aan het adviescollege voorlegt. Dat kan bijvoorbeeld een (eerste) analyse
op grond van het Beleidskompas zijn, maar ook een startnotitie. Het gaat erom dat
de Minister voldoende informatie verschaft op basis waarvan het adviescollege samen
met de Minister kan beoordelen of sprake is van substantiële regeldrukeffecten. Hoe
dit gebeurt is onderwerp van nog te maken werkafspraken tussen het adviescollege en
de Ministers. Het ligt voor de hand een periodiek gesprek in te plannen waarin de
voorgenomen regelgeving wordt besproken en afspraken te maken over het contact over
tussentijds opkomende regelgevingsvoornemens. Daarbij kan ook worden bepaald of de
voornemens open aan het adviescollege worden voorgelegd of voorzien van een eerste
eigen inschatting van de regeldrukeffecten door de desbetreffende Minister. Indien
het adviescollege nadere betrokkenheid noodzakelijk acht, biedt het in de fase waarin
het regelgevingsvoorstel nader wordt uitgewerkt ondersteuning aan in de vorm van expertise.
Het adviescollege kan helpen bij het zoeken naar alternatieven die beperktere regeldrukeffecten
hebben en bij het in kaart brengen van de regeldrukkosten.
Een uitzondering op de verplichting geldt als er sprake is van regelgeving die zodanig
spoedeisend is dat het betrekken van het adviescollege in de voorbereiding niet goed
mogelijk is. Te denken valt aan noodregelgeving zoals in de coronaperiode. In dat
geval kan in onderling overleg tussen de Minister en het adviescollege worden afgezien
van het inschakelen van het adviescollege.
De voorgestelde bepaling heeft tot gevolg dat de focus van het adviescollege in de
vroege fase van de totstandkoming van wet- en regelgeving ligt op voorstellen die
veel impact kunnen hebben op de regeldruk. Vroegtijdige betrokkenheid van het adviescollege
is niet zinvol bij voorstellen voor nieuwe of gewijzigde regelgeving die geen substantiële
regeldrukeffecten kunnen hebben. Dit zou ook een te groot beslag op de capaciteit
van het adviescollege leggen. In het tweede lid van artikel 3 zijn, en op basis van
dat lid worden, categorieën van wet- en regelgeving die geen substantiële regeldrukeffecten
hebben al uitgezonderd van de formele adviesverplichting. Alle andere wetsvoorstellen,
ontwerp algemene maatregelen van bestuur en ontwerp ministeriële regelingen moeten
wel voor een formele toets aan het adviescollege worden voorgelegd, ook als deze naar
verwachting geen substantiële regeldrukgevolgen zullen hebben.
In lijn met het hoofdlijnenakkoord wordt de verplichting om al in de voorbereidingsfase
ondersteuning van het adviescollege te vragen bij verwachte substantiële regeldrukeffecten
opgelegd aan de verantwoordelijke Minister. De Minister die beleidsverantwoordelijk
is voor het voorstel voor wet- of regelgeving kan dus worden aangesproken op het nakomen
van die verplichting.
De in het zesde lid voorgestelde verplichting geldt alleen bij de voorbereiding van
nationale wet- en regelgeving. Voor de beoordeling van een ontwerp van een EU-wetgevingshandeling
die van belang is voor Nederland voorziet het wetsvoorstel al in advisering door het
adviescollege in een vroege fase. In artikel 8, vierde lid, is immers bepaald dat
de Minister die het aangaat zowel het ontwerp van een EU-wetgevingshandeling als de
beoordeling daarvan voor advies voorlegt aan het adviescollege. In een ministeriële
regeling worden termijnen opgenomen voor het voorleggen van stukken en de advisering
daarover. Het voornemen is om in die regeling te bepalen dat de verantwoordelijke
Minister een ontwerp voor een EU-wetgevingshandeling zo spoedig mogelijk na ontvangst
van dat ontwerp aan het adviescollege voorlegt.
Ook voor beleidsvisies regelt het wetsvoorstel al vroegtijdige betrokkenheid van het
adviescollege. De verantwoordelijke Minister kan een beleidsvisie voorafgaand aan
besluitvorming voor advies voorleggen aan het adviescollege (artikel 3, vijfde lid).
Het adviescollege kan dan een rol vervullen om een toets uit te voeren op (aspecten
van) potentiële regeldruk, waarbij bijvoorbeeld ook werkbaarheid wordt meegenomen.
Onderdeel B (artikel 5)
In artikel 5, vierde lid, is aangegeven wat onder substantiële regeldrukeffecten wordt
verstaan. Aan dit artikellid is een verwijzing naar artikel 3, zesde lid, toegevoegd.
Uitvoeringstoets
De wijzigingen zijn uitvoerbaar, zo blijkt uit de uitvoeringstoets op deze tweede
nota van wijziging van het adviescollege. Voorts geeft het adviescollege daarin aan
dat het in deze nota van wijziging leest dat het adviescollege pas nadat de keuze
voor wetgeving is gemaakt betrokken zou worden. Dit is echter niet hoe dit gelezen
dient te worden. Zoals eerder in deze toelichting is beschreven, is het belangrijk
dat de verantwoordelijke Minister in een zo vroeg mogelijke fase bij de totstandkoming
van nieuwe regelgevingsvoorstellen, vanaf het moment dat het Beleidskompas wordt toegepast,
goed nadenkt over nut en noodzaak van verplichtingen, maar ook over de bedrijfseffecten
en mogelijke lastenluwe alternatieve maatregelen of verplichtingen. In die interne
voorbereidingsfase ligt de (definitieve) keuze voor het al dan niet opstellen van
regelgeving en de inhoud daarvan, nog open. Het adviescollege kan hier ook een (eerste)
analyse op grond van het Beleidskompas voor gebruiken. Op basis hiervan kan het adviescollege
vroegtijdig adviseren over andere lastenluwe opties om te voorkomen dat voor wet-
en regelgeving wordt gekozen als dat niet de meest lastenluwe optie blijkt te zijn.
Deze invulling van de opdracht uit het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 van PVV, VVD,
NSC en BBB om het adviescollege van meet af aan te betrekken bij het bedenken van
beleid en wetgeving past goed binnen de taak van het adviescollege om de overheid
te adviseren over het voorkomen van onnodige regeldruk.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken