Lijst van vragen : 36625-VIII Verslag houdende een lijst van vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Najaarsnota)
2024D48037 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), belast met het voorbereidend
onderzoek van het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(VIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
(Kamerstuk 36 625 VIII), heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen.
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Nr
Vraag
1
Waar wordt het saldo van mee- en tegenvallers aan toegevoegd op de OCW-begroting voor
2025?
2
Zijn er bepaalde trends aan te wijzen voor het ondervragen en overvragen van subsidies?
3
Wat zijn de oorzaken van de niet bestede middelen voor School en Omgeving?
4
Hoe verklaart u de lagere uitgaven voor het Masterplan basisvaardigheden, in een tijd
dat het nog lang niet over de hele linie op orde is met de basisvaardigheden van de
Nederlandse jongeren?
5
Hoe verklaart u dat uit het onderzoek TIMSS1 2023 van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement
(IEA) bleek dat Nederlandse leerlingen internationaal gezien bovengemiddeld presteren
op rekenen-wiskunde en zaakvakken en zijn hier ook lessen uit te trekken voor ons
onderwijs in lezen en schrijven?
6
Wat kan ons onderwijs leren van de top-3 volgens TIMSS 2023, die bestaat uit Singapore,
Taiwan en ex aequo Zuid-Korea en Hongkong?
7
Hoe verklaart u de stijging van de kosten voor het structureel financieren van devices,
van jaarlijks € 84 miljoen voor het voortgezet onderwijs en € 110 miljoen voor het
primair onderwijs, zoals de toenmalige Minister Slob deze nog in 2021 inschatte2, naar € 201 miljoen voor het voortgezet onderwijs en naar € 516 miljoen voor het
primair en voortgezet onderwijs samen, voor het onderbrengen van devices onder de
Wet Gratis Schoolboeken, zoals u dit op 23 september 2024 antwoordde op schriftelijke
vragen van het lid Pijpelink3?
8
Houden uw kostenramingen voor het onderbrengen van devices bij de Wet Gratis Schoolboeken
rekening met de levensduur en restwaarde van de devices, ervan uitgaande dat devices
met een langere levensduur op termijn lagere kosten met zich meebrengen, zodat u een
langetermijnvisie heeft toegepast, of zijn uw berekeningen gebaseerd op enkel de aanschafprijs?
9
Kunt u inzicht geven in de mogelijke financiële besparingen die voortkomen uit een
uniforme, landelijke inkoop van devices, ook als u hierbij rekening houdt met lagere
kosten voor IT-ondersteuning voor scholen, door gestandaardiseerd beheer?
10
Klopt het beeld van de recent gepubliceerde International Computer and Information
Literacy Study 2023 van de IEA, mede gefinancierd door de Europese Commissie, dat
Nederland, samen met Azerbeidzjan, als enige Europese land geen beleid heeft voor
bekostiging van ICT-middelen in het onderwijs door de Rijksoverheid?
11
Bestaan er goede voorbeelden uit andere Europese landen van bekostiging van ICT-middelen
in het onderwijs door de Rijksoverheid waarvan Nederland kan leren?
12
In hoeverre zou de voucherregeling uit Wallonië, waar ouders ondersteund worden bij
de aanschaf van digitale leermiddelen, tevens toepasbaar zijn in de Nederlandse onderwijspraktijk?
13
In hoeverre geeft de wet u zeggenschap bij de voorgenomen sluitingen van zulke basisscholen
als De Driehoek in Griendtsveen en De Driemaster in Nijmegen?
14
Hoe verklaart u de verlaging van de bijdrage aan de medeoverheden van Caribisch Nederland?
15
Wat zijn de oorzaken van de niet gerealiseerde uitgaven op de subsidieregelingen Verzuim
en onderwijszorgarrangementen, Bewegingsonderwijs en het programmabudget van de Gelijke
Kansen Alliantie?
16
Welke trends en ontwikkelingen zijn er in algemene zin zichtbaar bij de subsidieaanvragen?
Welke subsidies worden overvraagd, welke ondervraagd en zijn er verschillen tussen
jaren?
17
Hoe verklaart u vanuit doelmatigheidsoverwegingen dat het programma Onderwijshuisvesting
en het Innovatieprogramma, waarin vanuit het Nationaal Groeifonds € 483,7 miljoen
wordt geïnvesteerd (waarvan € 359,5 miljoen voorwaardelijk is toegekend), niet is
bedoeld voor de schoolgebouwen, maar voor kennis waar het werkveld niet op zit te
wachten?
18
Klopt het beeld dat het geld in het Innovatieprogramma is bedoeld voor extra doelen,
bovenop een basis die gemeenten zelf moeten leggen (maar niet voor betaald worden),
maar niet elke gemeente (en dus niet alle schoolgaande kinderen) hiervan kunnen profiteren
doordat gemeenten die met veel eigen geld een betere uitgangspositie hebben, meer
kans maken op een bijdrage voor extra doelen zodat het daarbij de verschillen tussen
gemeenten vergroot?
19
Kunt u kwantificeren in hoeverre het programma Onderwijshuisvesting en het Innovatieprogramma
voorzien in voldoende basisbekostiging voor een gezonde en veilige werkplek voor de
schoolgaande kinderen en jongeren?
20
In hoeverre leiden de bezuinigingen op Kennisnet, die teruglopen van € 25,1 miljoen
in 2024 tot slechts € 13 miljoen in 2027, wetende dat deze organisatie scholen ondersteunt
bij het beheer en toepassing van die digitale leermiddelen, tot onvoldoende ondersteuning
voor scholen bij de aanschaf en het beheer van devices die goed zijn te beheren en
veilig zijn te gebruiken?
21
Op grond van welke overwegingen worden wel de PO-Raad, VO-raad en de VNG4 betrokken bij het programma Onderwijshuisvesting en het Innovatieprogramma, maar
niet Bouwstenen voor Sociaal, die het werkveld vertegenwoordigt en zicht heeft op
uitvoering, doelmatigheid van de uitvoering en de integrale oplossingen?
22
Hoeveel geld krijgt elke gemeente de komende vier jaar jaarlijks in het gemeentefonds
voor onderwijshuisvesting in het po5, vo6 en onderwijshuisvesting voor lichamelijke opvoeding?
23
Hoeveel kost het een school voor voortgezet onderwijs gemiddeld extra om te werken
met brede brugklassen in plaats van met homogene brugklassen?
24
Wat zijn de oorzaken van de niet gerealiseerde uitgaven op de subsidieregelingen Doorstroom
vmbo-havo/mbo, curriculumherziening en digitale geletterdheid?
25
Hoe verhoudt de ophoging van het verplichtingenbudget van de subsidie voor Maatschappelijke
Diensttijd in 2024 zich tot de afbouw van het programma als gevolg van de aangekondigde
bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord?
26
Waarvoor is de ophoging van het verplichtingenbudget van de subsidieregeling Basisvaardigheden
bedoeld?
27
Waarom waren er minder middelen nodig voor de uitvoering van het monitoringsprogramma
Basisvaardigheden?
28
Kunt u uiteenzetten welke mogelijkheden er zoal op scholen voor voortgezet onderwijs
zijn geschapen met de subsidie voor praktijkgerichte programma’s, sinds deze subsidie
bestaat?
29
Wat is de oorzaak van het verlagen van de verplichtingenstanden van de instrumenten
Doorstroom beroepskolom, Regionale Meld- en Coördinatiefunctie en het Regionaal Investeringsfonds
op artikel 4?
30
Bij welke overige subsidies op artikel 4 wordt de verplichtingenstand verlaagd en
wat is daarvan de oorzaak?
31
Op welke onderdelen op artikel 6 zijn, naast de krimpmiddelen, doorgeschoven naar
de rijksbijdragebrief 2025 en wat zijn de bedragen per onderdeel?
32
Welke vorderingen heeft u inmiddels weten te boeken bij het nieuw leven inblazen van
het professioneel statuut en het zoeken naar aanvullende mogelijkheden om de autonomie
van individuele leraren te vergroten, zoals de Kamer u op 2 april 2024 heeft verzocht
met het aannemen van de motie van de leden Pijpelink en Soepboer7?
33
Wanneer kan de Kamer het minstens vijftien jaar durend noodplan tegen het lerarentekort
verwachten, waar de Kamer op 23 januari 2024 om had gevraagd met het aannemen van
de motie van het lid Pijpelink8?
34
Uit welke meerjarige verplichtingen bestaat de culturele basisinfrastructuur 2025–2028
en welke bedragen horen daarbij?
35
Hoeveel budget uit de niet verplichte Ster-inkomsten wordt gebruikt om de al gemaakte
uitvoeringskosten voor het plan sociale veiligheid te vergoeden?
36
Hoe verklaart u dat de uitbreidingen van de basisdienstverlening aan zowel het moederdepartement
als voor de overige ministeries leiden tot zo'n onverminderd omvangrijke mate waarin
DUO9 externen inhuurt?
X Noot
1
TIMSS: Trends in International Mathematics and Science Study
X Noot
2
Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 146, antwoord op vraag 22
X Noot
3
Parlisnummer: 2024D34428, antwoord op vraag 9
X Noot
4
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
X Noot
5
po: primair onderwijs
X Noot
6
vo: voortgezet onderwijs
X Noot
7
Kamerstuk 27 923, nr. 465
X Noot
8
Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 60
X Noot
9
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.