Schriftelijke vragen : Het schenden van het verschoningsrecht door het OM
Vragen van de leden Palmen (Nieuw Sociaal Contract) en Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het schenden van het verschoningsrecht door het OM (ingezonden 11 november 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «OM betaalt miljoenen in schikking met vermogensbeheerder
en Stibbe» en het persbericht «Beëindiging van procedures over het verschoningsrecht
door overeenkomst tussen Openbaar Ministerie, Stibbe en vermogensbeheerder»?1 2
Vraag 2
Zou u een volledige lijst kunnen geven van alle fouten die die door het OM zijn gemaakt,
met daarbij een toelichting hoe deze fouten tot stand zijn gekomen?
Vraag 3
Welke lering is er door het OM, uw ministerie of de landsadvocaat getrokken? Hoe gaan
uw ministerie, het OM of de landsadvocaat voorkomen dat deze fouten nogmaals worden
gemaakt?
Vraag 4
Welke werkafspraken en procedures zijn er gemaakt die ervoor moeten zorgen dat het
verschoningsrecht door de Staat gewaarborgd blijft?
Vraag 5
Welke rol heeft de landsadvocaat of diens kantoor Pels Rijcken gespeeld bij de totstandkoming
van de schikking in de Castor-zaak?
Vraag 6
Hoe reflecteert u op de procesopstelling van het OM? In de Castor-zaak moesten er
meer dan 20 rechtszaken gevoerd worden om de waarheid boven water te krijgen en is
het OM uiteindelijk diep door het stof gegaan. Bovendien is gebleken dat het OM zeer
terughoudend was met het geven van volledige en waarachtige informatie.
Vraag 7
Past deze proceshouding van het OM bij de maatschappelijke en morele normen die de
overheid in acht behoort te nemen, zeker in relatie tot haar burgers?
Vraag 8
Wat is de rol geweest van de landsadvocaat of diens kantoor Pels Rijcken bij de totstandkoming
of bevordering van deze procesopstelling? En hoe beoordeelt u deze rol?
Vraag 9
Had volgens u het OM niet eerder en ruiterlijker inzicht moeten verschaffen in de
wijze waarop het OM inbreuk maakte op het verschoningsrecht?
Vraag 10
Hoe vindt u dat de overheid bij soortgelijke kwesties waarin er onwettig gehandeld
wordt jegens Nederlandse burgers, zich moet opstellen?
Vraag 11
Hoe kijkt u naar de beslissing van de rechter-commissaris van afgelopen donderdag
inzake de mondkapjesaffaire waaruit is gebleken dat het OM andermaal mogelijk het
verschoningsrecht heeft geschonden?3
Vraag 12
Zijn bij de mondkapjes-kwestie de «goede en toekomstbestendige procedures en werkafspraken»
leidend geweest en nagekomen?
Vraag 13
Welke rol heeft de landsadvocaat of diens kantoor Pels Rijcken gespeeld in deze kwestie
over de mondkapjesaffaire?
Vraag 14
Kunt u een uitgebreide toelichting geven waarom u, in antwoord op eerdere Kamervragen,
zonder onderbouwing, aangeeft dat de landsadvocaat naar eer en geweten heeft gehandeld?
Kunt u toelichten hoe u tot dit oordeel bent gekomen en op welke feiten u dit baseert?
Kunt u daarbij ook aangeven op welke onderdelen u kritisch bent over het handelen
van de landsadvocaat?
Vraag 15
In uw antwoorden op de eerdere Kamervragen geeft u aan dat de tuchtrechter slechts
de lichtste tuchtstraf heeft opgelegd aan de landsadvocaat. Kunt u aangeven waarom
dit gegeven relevant is voor uw oordeel dat de landsadvocaat naar eer en geweten heeft
gehandeld en op welke feiten u dit baseert? Was er aanleiding voor u om tot een andere
conclusie te komen als er een zwaardere tuchtstraf was opgelegd door de tuchtrechter?
Vraag 16
In uw antwoorden op de eerdere Kamervragen geeft u aan dat de landsadvocaat met zijn
brief van 9 september 2024 niet als doel had om reflectie te tonen. Is de landsadvocaat
nog wel voornemens, ook richting de Kamer, om te reflecteren op zijn handelen en aan
te geven welke fouten hij heeft gemaakt? Zo ja, wanneer komt deze reflectie? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 17
In de tuchtuitspraak merken de tuchtrechters op dat door de landsadvocaat en diens
collega onjuiste feiten zijn gesteld (rov. 10.1.5). De raad oordeelt dat deze gedraging
onvoldoende verwijtbaar is, mede omdat de landsadvocaat in beginsel mag afgaan op
de juistheid van het feitenmateriaal van de cliënt, in dit het geval het OM. Hoe kan
het gebeuren dat het OM ofwel de landsadvocaat onjuiste feiten hebben gesteld in deze
procedure en daarmee verkeerde inzichten hebben verschaft aan rechters en de wederpartij?
Vraag 18
Op basis van welke informatie heeft de landsadvocaat overwogen om deze onjuiste stelling
toch in het geding te brengen?
Vraag 19
Wilt u deze vragen afzonderlijk, met onderbouwing, beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
S.T.P.H. Palmen, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.