Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht «Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten»
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten» (ingezonden 18 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
8 november 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwe onderzoeksartikel van Follow the Money met de titel «Uithuisgeplaatste kinderen overgeleverd aan hardhandige invalkrachten»1 en het artikel van Omroep Gelderland «Na verwaarloosde Renny maakt zorgbureau ook potje van jeugdzorg in Hoenderloo»?2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw reactie op het beeld dat wordt geschetst in de artikelen over het gebrek
aan passende zorg en veiligheid voor jongeren?
Antwoord 2
Wat ik heb gelezen in de artikelen raakt me. Kinderen die uithuisgeplaatst zijn horen
passende hulp in een veilige omgeving te krijgen. Dat is niet gebeurd en dat is in
de eerste plaats heel verdrietig voor deze kinderen en hun ouders. Ik lees ook dat
de eigenaar van D3 ingegrepen heeft. De banden met het bemiddelingsbureau zijn doorgesneden,
de crisisgroep is gesloten en er zijn nu vooral vaste ervaren medewerkers. Ik hoop
dat daarmee een situatie is gecreëerd waarin de kinderen die daar nu verblijven, passende
hulp ontvangen. Momenteel loopt er toezicht van de IGJ op de D3 locatie in Hoenderloo.
Ik heb van de IGJ vernomen dat hun rapport begin 2025 verschijnt.
Vraag 3
Was dit jeugdzorgbedrijf al in beeld bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
vóór het eerdere artikel van Follow the Money? Zo nee, hoe dat is mogelijk?3
Antwoord 3
Jeugdzorgaanbieder D3 was bij de IGJ in beeld voorafgaand aan het verschijnen van
het eerdere artikel van Follow the Money van 3 juli 2024.
Vraag 4
Zijn gemeenten, zoals u in antwoord op mijn vorige Kamervragen stelde, primair financieel
verantwoordelijk voor een jeugdige, of zijn zij ook verantwoordelijk voor de geleverde
zorg aan jongeren uit hun gemeenten? Kortom, zijn gemeenten verantwoordelijk voor
de kwaliteit van de jeugdhulp en dus voor het ingezette personeel? Zo nee, wie is
dat wel?4
Antwoord 4
Gemeenten zijn financieel verantwoordelijk voor de jeugdhulp van een jeugdige. De
jeugdhulpaanbieder is verantwoordelijk voor het verlenen van verantwoorde hulp (dit
wetsartikel 2.7 Jeugdwet is uitgewerkt in het Besluit Jeugdwet: norm van verantwoorde
werktoedeling5). Het toezicht op kwaliteit van de geleverde zorg in de Jeugdwet is belegd bij de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Als het gaat om de toezichthoudende rol van de gemeenten dan richt die zich op toezicht
op rechtmatigheid van de zorg, daarvoor is nodig dat zij weten bij welke aanbieder
de jeugdige verblijft. Dit is informatie waarover zij beschikken vanuit de inkooprelatie
met een betreffende aanbieder. Het is niet altijd bekend op welke locatie de cliënt
verblijft, dat is voor dit type toezicht ook niet noodzakelijk.
Vraag 5
Welke wettelijke eisen zijn er om te kunnen werken met uithuisgeplaatste kinderen?
Hoeveel SKJ-geregistreerde medewerkers waren er aan het werk bij D3? Hoeveel SKJ-geregistreerde
medewerkers werkten per dienst en hoe staat dat in verhouding tot de norm?
Antwoord 5
Volgens de Jeugdwet moeten jeugdhulpaanbieders verantwoorde hulp verlenen. Dat houdt
in dat de hulp van goed niveau en veilig is en is afgestemd op de reële behoefte van
de jeugdige. In het Kwaliteitskader Jeugd is door veldpartijen vastgesteld wanneer
voor een jeugdprofessional een registratie in het SKJ- of BIG register vereist is,
de zogenaamde norm van verantwoorde werktoedeling. Of registratie vereist is, is afhankelijk
van cliënt- en professional-gerelateerde indicatoren. Een uithuisplaatsing is een
ingrijpende gebeurtenis voor zowel de betreffende jeugdigen als de rest van het gezin.
De oorzaak voor uithuisplaatsing kan zijn dat de gezinscontext niet langer veilig
(genoeg) is of kan liggen in het gedrag of ontwikkeling van de jeugdige. Deze kindfactoren
zijn een voorbeeld van cliënt-gerelateerde indicatoren die worden afgewogen bij het
besluit voor het al dan niet inzetten van een geregistreerde jeugdprofessional. Naast
de wettelijk vereisten van verantwoorde hulp, hebben gemeenten beleidsvrijheid om
daar bovenop aanvullende (kwaliteits)eisen aan jeugdhulpaanbieders te stellen.
Het is aan de jeugdhulpaanbieder om, op basis van veldnormen, af te wegen hoeveel
geregistreerde jeugdprofessionals in een situatie nodig zijn. Zoals bij vraag 4 is
toegelicht, is het toezicht op de kwaliteit en veiligheid (waaronder de kwaliteit
van de jeugdprofessionals) van Jeugdzorg bij de IGJ belegd. Ik heb geen inzicht in
roosters van zorgaanbieders of het aantal professionals dat zij per dienst in zetten.
Ten behoeve van het beantwoorden van deze vraag ben ik afhankelijk van de informatie
die D3 mijn ministerie hierover heeft verstrekt. D3 heeft aangegeven aan dat er meerdere
SKJ-geregistreerde professionals werkzaam zijn en dat het precieze aantal per dienst
wisselt. Daarnaast geeft D3 aan dat medewerkers kunnen terugvallen op SKJ-geregistreerde
coördinatoren of gedragswetenschappers, die werken in bereikbaarheidsdienst.
Vraag 6
Hoe is het toezicht georganiseerd op personeel dat de zorg draagt voor kinderen in
een kwetsbare positie? Hoe kan dit goed worden gedaan als gemeenten geen zicht hebben
op waar jongeren uit hun gemeente precies worden geplaatst en met welke zorgbedrijven
contracten zijn afgesloten, laat staan wanneer zicht ontbreekt op de uitzendbureaus
die het personeel leveren? Deelt u de mening dat dit gezien de doelgroep – zoals hier
uit huis geplaatste kinderen – onacceptabel is?
Antwoord 6
Gemeenten zijn financieel verantwoordelijk voor de jeugdhulp van een jeugdige. De
jeugdhulpaanbieder is verantwoordelijk voor het verlenen van verantwoorde hulp (dit
wetsartikel 2.7 Jeugdwet is uitgewerkt in het Besluit Jeugdwet: norm van verantwoorde
werktoedeling6). Het toezicht op kwaliteit van de geleverde zorg in de Jeugdwet is belegd bij de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Onderdeel van de kwaliteit van de geleverde
zorg is de bekwaamheid van de jeugdzorgprofessionals. Dus ook daar ziet de IGJ op
toe. Als het gaat om de toezichthoudende rol van de gemeenten richt die zich op toezicht
op rechtmatigheid van de zorg. Daarvoor is nodig dat gemeenten weten bij welke aanbieder
de jeugdige verblijft. Dit is informatie waarover zij beschikken vanuit de inkooprelatie
met een betreffende aanbieder. Het is niet altijd bekend op welke locatie de cliënt
verblijft, dat is voor dit type toezicht ook niet noodzakelijk. Ik vind het uitermate
van belang dat het toezicht, zeker op deze kwetsbare doelgroep, zorgvuldig moet zijn.
Vraag 7
Hoe kan het dat een aanbieder die verantwoordelijk is voor hulp en begeleiding aan
kwetsbare en soms getraumatiseerde jongeren, en dit werk via een uitzendbureau uitbesteedt,
überhaupt toegang krijgt tot de jeugdzorg? Wat heeft deze aanbieder vooraf moeten
aanleveren? Zijn alle wettelijke eisen uit de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza)
nageleefd? Wat is de rol van het CIBG? Kunt u dit traject precies schetsen? Is er
bij zowel de IGJ als de gemeenten die deze aanbieder contracteerden nergens een belletje
gaan rinkelen? Zo nee, wat zegt dit over het toezicht?
Antwoord 7
De Wtza is niet van toepassing op jeugdhulpaanbieders. Op grond van artikel 4.0.1
van de Jeugdwet bestaat sinds 1 januari 2022 wel voor alle nieuwe jeugdhulpaanbieders
de verplichting om zich te melden bij de IGJ. Dat doen zij door zich te melden via
de website toetreding zorgaanbieders van het CIBG en er wordt een kwaliteitscheck
jeugdhulp7 uitgevoerd. Dit proces is vergelijkbaar met de meldplicht die op grond van de Wtza
geldt voor zorgaanbieders. De IGJ bepaalt aan de hand van het meldformulier en de
kwaliteitscheck aan welke nieuwe aanbieders zij in het kader van het risicogestuurde
toezicht een bezoek wil brengen. Jeugdzorgaanbieder D3 is opgericht in 2018, voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de Wtza.
Tenslotte is de jeugdzorgaanbieder D3 sinds 31 december 2018 gecontracteerd voor onder
andere de gemeente Apeldoorn via de Zorgregio Midden-IJssel/Oost-Veluwe. D3 heeft
bij inschrijving moeten voldoen aan de gunningscriteria om toe te treden tot de raamovereenkomst.
Op het moment van inschrijving werd voldaan aan de vereisten. Het uitgangspunt is
dat de zorgaanbieder zelf verantwoordelijk is voor de inzet van vakbekwaam en goed
personeel. Er waren geen signalen bekend bij de gemeente Apeldoorn over tekortschietende
zorg. Bij het ontbreken van deze signalen is er geen aanleiding geweest om vanuit
toezicht te acteren.
Vraag 8
Hoe kan het dat het uitzendbureau uit de artikelen jarenlang onvoldoende gekwalificeerde
zzp’ers kon afleveren en niemand ingreep? Hoe kan het dat een uitzendbureau dat al
eerder onder vuur lag vanwege het verwaarlozen van cliënt, op een andere plek weer
aan de slag gaat met een kwetsbare doelgroep? Zijn er meer signalen over hetzelfde
bureau? Is er inmiddels ingegrepen en zo ja, welke actie volgt daaruit? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Het is de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder om ervoor te zorgen dat voldoende
personeel wordt ingezet dat over de juiste diploma’s, expertise en vaardigheden –
beschikt. Ook indien sprake is van inhuur van flexibel personeel via een uitzendconstruct
dan nog blijft de jeugdhulpaanbieder te allen tijde eindverantwoordelijk voor het
leveren van goede zorg. De IGJ heeft geen bevoegdheden om toe te zien op bemiddelings-
of uitzendbureaus. De IGJ is bij onderzoek naar vervalste diploma’s afhankelijk van
de informatie van de melder en/of betrokken zorgverlener en van andere instanties.
Alleen wanneer er aangifte wordt gedaan van fraude kan er opsporing plaatsvinden en
kunnen daders vervolgd worden.
Eerder dit jaar hebben de Ministeries van OCW en VWS signalen ontvangen over misstanden
in het opleiden in de zorgsector, over onvoldoende opgeleid personeel en fraude bij
diverse schakels in de zorgketen, waaronder bij uitzendbureaus werkzaam in de zorg.
De IGJ en de Inspectie van het Onderwijs zijn vervolgens een onderzoek gestart. In
het onderzoek staat dat de bevoegdheden van toezichthouders niet in alle gevallen
toereikend zijn. Op dit moment worden met diverse partijen gesprekken gevoerd over
vervolgacties naar aanleiding van het onderzoek. Uw Kamer zal hier dit najaar door
de Minister van VWS over worden geïnformeerd.
Vraag 9
In antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de jeugdzorgbedrijven op dit Hoenderlooterrein
schreef u dat de IGJ toezichtactiviteiten uitvoert die een bijdrage leveren aan het
zicht op en de verbetering van de kwaliteit en veiligheid van de geleverde zorg op
het terrein, maar op welke manier houdt de IGJ nu toezicht op het jeugdzorgbedrijf
en de andere bedrijven op het terrein? Hoe vaak is hier aangekondigd en onaangekondigd
inspectiebezoek geweest?
Antwoord 9
Het toezicht door de IGJ is gebaseerd op diverse informatie over de kwaliteit en veiligheid
van zorg. De IGJ bezoekt jeugdhulpaanbieders aan de hand van een risico-inschatting.
Dit risico schat de IGJ in op basis van verzamelde informatie. Deze informatie komt
onder andere uit meldingen, signalen/klachten, uitkomsten van eerdere inspectiebezoeken,
jaarverslagen van jeugdhulpaanbieder en berichten uit de actualiteit.
Als de IGJ informatie over zorgaanbieders ontvangt, bekijkt ze wat ermee te doen.
Soms is dat onmiddellijke actie, soms is het iets om later mee te nemen in toekomstig
toezicht. Over de precieze inhoud van meldingen en de afhandeling doet de IGJ geen
mededelingen. Dat is omdat meldingen meegenomen kunnen worden in het toezicht of nog
onderdeel zijn van lopend toezicht. Ook over lopend toezicht doet de IGJ geen mededelingen.
De informatie die de IGJ kan delen, maakt ze openbaar via haar rapporten. Dat geldt
ook voor eventuele maatregelen die IGJ neemt. Er heeft meermaals toezicht plaatsgevonden
op het Hoenderloo terrein. Op de website van de IGJ staan de openbare rapporten. Daarin
is terug te vinden is of er een onaangekondigd of aangekondigd inspectiebezoek is
gebracht.
Het toezicht door de IGJ bij jeugdzorgaanbieder D3 loopt. Naar verwachting publiceert
de IGJ begin 2025 haar rapport over dit toezicht.
Vraag 10
Zijn er directe signalen van jongeren, ouders of hulpverleners binnengekomen bij de
IGJ of het Landelijk Meldpunt Zorg? Zo ja, wanneer werden de eerste meldingen gemaakt
en wat is daarmee gedaan?
Antwoord 10
Er zijn vanaf 2018 4 signalen binnen gekomen bij het Landelijk Meldpunt zorg (LMZ)
over D3 locatie Hoenderloo. Er zijn 4 meldingen over D3 locatie Hoenderloo binnen
gekomen bij de IGJ. De IGJ kan geen inhoudelijke informatie geven over de signalen
en meldingen en over lopend toezicht. De informatie die de IGJ kan delen, maakt ze
openbaar via haar rapporten. Dat geldt ook voor de maatregelen die IGJ neemt.
Vraag 11
Wat kunnen deze jongeren doen die slachtoffer zijn geworden van machtsmisbruik en
de toepassing van dwang en fixaties? Welke procedures zijn er voor hen en welke steun
krijgen ze daarbij?
Antwoord 11
Ik kan me voorstellen dat jongeren die geweld hebben meegemaakt in een instelling
behoefte hebben aan individuele erkenning en genoegdoening. Dit kan op verschillende
manieren gevonden of geboden worden. Bijvoorbeeld doordat een instelling excuses maakt
voor leed dat een jeugdige bij hen heeft ondervonden, of een gesprek tussen jeugdigen
en hun oud-behandelaars. De jongere kan de instantie civielrechtelijk aanspreken op
de misstanden en zo nodig een gerechtelijke procedure te starten. In dat geval is
het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen.
Een andere mogelijkheid voor de jongere is het indienen van een klacht via de klachtenregeling
van de instelling, of de strafrechtelijke route door het doen van een aangifte bij
de politie. Hierbij kunnen de jongeren worden ondersteund door de vertrouwenspersonen
van Jeugdstem. Uiteraard staat het jongeren ook vrij om een andere vorm van (juridische)
ondersteuning of informele steun uit het netwerk te betrekken.
Vraag 12
Wat is er sinds de vorige vragen precies gedaan met de signalen van Jeugdstem? Zouden
zij niet meer tanden moeten krijgen om zodat er direct gehandeld wordt als er zorgwekkende
signalen bij hen binnenkomen?
Antwoord 12
In september 2023 heeft Jeugdstem een signaal afgegeven over de onveiligheid op het
Hoenderloo terrein. Dit signaal is met alle instanties op het terrein gedeeld. De
zorgen van Jeugdstem werden gedeeld door veel partijen die zorg leveren op het terrein.
Na afgeven van het signaal heeft Jeugdstem vernomen dat er een terreincommissie is
opgestart waarbij de partijen op het Hoenderloo terrein aangesloten zijn. Zij zien
elkaar volgens vaste frequentie met als doel het gezamenlijk zorgdragen voor de veiligheid
op het terrein. De bezoekend vertrouwenspersoon heeft van verschillende partijen gehoord
dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hierbij betrokken is en dat er regelmatig
contact is met de IGJ over de veiligheid op het terrein. Ook heeft de vertrouwenspersoon
van instanties op het terrein vernomen dat meerdere incidenten, die de vertrouwenspersonen
ook hadden aangekaart bij de instanties vanwege de aard en de ernst, gemeld zijn bij
de IGJ. Na het instellen van de terreincommissie is het aantal signalen vanuit jongeren
aan de vertrouwenspersonen over onveiligheid op het terrein sterk afgenomen. Er leek
dus sprake van verbetering.
Jeugdstem deelt structurele tekortkoming en veiligheidssignalen, met de instanties
waar deze signalen betrekking op hebben. Indien dit niet leidt tot verbetering doet
Jeugdstem een melding bij de IGJ. Indien signalen dermate zorgwekkend zijn dat direct
handelen noodzakelijk is, meldt Jeugdstem dit direct bij de IGJ, zodat spoedig actie
kan worden ondernomen.
Vraag 13
Hoeveel meer soortgelijke jeugdzorgbedrijven werken grotendeels met bijna volledig
met zzp’ers? In hoeverre zijn de signalen zoals beschreven in het artikel van Follow the Money er ook over andere jeugdzorgbedrijven? Als deze niet bekend zijn, bent u bereid dit
proactief te onderzoeken?
Antwoord 13
Er zijn geen data beschikbaar over de inzet van zzp’ers bij individuele (jeugdzorg)
aanbieders. In hoeverre er door jeugdzorgaanbieders zzp’ers worden ingezet die niet
over de vereiste diploma’s en expertise beschikken is mij op dit moment niet bekend.
De Minister van VWS en ik keuren deze praktijken ten stelligste af. De Minister van
VWS heeft een thematafel arbeidsmarkt zorg- en welzijn breed ingericht. VWS voert
hier het gesprek met alle betrokken stakeholders over arbeidsmarkt onderwerpen. De
balans tussen vast personeel en flexibel personeel wordt aan deze thematafel besproken
en ik zal dit onderwerp ook daar agenderen. Verder verwijs ik naar het antwoord op
vraag 8.
Vraag 14
Hebben alle jongeren die te maken hebben gekregen met onveilige situaties bij dit
jeugdzorgbedrijf de juiste nazorg? Is in beeld hoe het nu met deze jongeren gaat en
wie is nu voor hen verantwoordelijk? Zitten deze jongeren nu in een situatie die wél
veilig is en krijgen zij passende en kwalitatief goede hulp en ondersteuning?
Antwoord 14
Alle jongeren die tijdens die op de betreffende crisisplek verbleven, zijn regulier
uitgestroomd of in overleg met de verwijzer en/of ouders/verzorgers verhuisd naar
een andere groep binnen de instelling. De betreffende verwijzers, waaronder gezinsvoogden,
jeugdbeschermers of iemand uit het wijkteam, kijken mee met de plaatsing. Het toezicht
op de kwaliteit van de geleverde zorg is in de Jeugdwet belegd bij de IGJ.
Vraag 15
Hoe kan het dat jongeren zomaar op straat worden gezet? Bij wie ligt de zorgplicht?
Deelt u de mening dat de situatie zoals geschetst in het artikel onacceptabel is?
Zo ja, bij wie kunnen jongeren die aantoonbare schade hebben opgelopen omdat het jeugdzorgbedrijf
«er een potje van maakt» terecht voor hulp? Bent u bereid om de regeling voor een
financiële tegemoetkoming die voortkwam uit het rapport van commissie De Winter opnieuw
open te stellen?
Antwoord 15
Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeente heeft een jeugdhulpplicht
en is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder
dient te zorgen voor verantwoorde hulp. De jeugdhulpverlener neemt de zorg van een
goede hulpverlener in acht. Deze verantwoordelijkheden moeten ertoe leiden dat jongeren
niet zomaar van de een op de andere dag op straat worden gezet. Als de situatie van
de jongere verandert/de situatie van de jongere hierom vraagt, dienen de gemeente
en aanbieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid hierover afspraken te maken.
Daarnaast is het belangrijk dat jongeren voor hun 18e verjaardag worden voorbereid
op hun volwassenheid. Jeugdhulpaanbieders en gemeenten hebben zich in de Hervormingsagenda
Jeugd gecommitteerd om voor en met deze jongeren tijdig een toekomstperspectief te
formuleren, voordat zij de jeugdhulp op hun 18e verlaten. Concreet betekent dit dat
elke jongere die jeugdhulp ontvangt een persoonlijk ontwikkel- of toekomstplan heeft
met niet-vrijblijvende afspraken waarin de «Big 5» (wonen, werk/school, inkomen, welzijn
en support) leidend is. Dit voorkomt dat jongeren dak- en thuisloos raken als gevolg
van een gat in opvang en begeleiding.
Als een jongere in de jeugdhulp met grensoverschrijdende situaties te maken krijgt,
zijn er verschillende mogelijkheden om ondersteuning te krijgen. Allereerst zijn de
vertrouwenspersonen van Jeugdstem digitaal en telefonisch bereikbaar en bezoeken zij
periodiek de residentiële (gesloten) jeugdhulp en gezinshuizen. Zij kunnen de jongere
voorzien van advies bij eventuele vervolgstappen. Daarnaast ondersteunen vertrouwenspersonen
ook bij het formuleren en het indienen van een klacht of het doen van aangifte van
geweldsincidenten in de jeugdzorg. Naast de vertrouwenspersonen staat het de jongere
vrij om een andere vorm van (juridische) bijstand of informele steun uit het netwerk
te betrekken.
Bij grensoverschrijdende situaties kan de jongere een klacht indienen bij de onafhankelijke
klachtencommissie van de jeugdhulpaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om misstanden
of onveilige situaties te melden bij het Landelijk Meldpunt Zorg, onderdeel van de
IGJ of de nationale (kinder)ombudsman. Ook kan de jongere de instantie civielrechtelijk
aanspreken op de misstanden en zo nodig een gerechtelijke procedure te starten. In
dat geval is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of sprake is van een
onrechtmatige daad.
Tot slot is het mogelijk om bij een vermoeden van een strafbaar feit aangifte te doen
bij de politie. Bij een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf met fysiek of psychisch
letsel bij een jongere kan een aanvraag tot een tegemoetkoming worden ingediend bij
het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ter verduidelijking, dit is een algemene regeling
voor slachtoffers. De tijdelijke regeling voor een financiële tegemoetkoming naar
aanleiding van Commissie De Winter liep van 1 januari 2021 tot en met 31 december
2022. In deze twee jaar ontving het Schadefonds Geweldsmisdrijven 27.454 aanvragen
en keerden zij in totaal € 111,5 mln. uit aan meer dan 22.000 personen. De regeling
was een van de maatregelen na het rapport van commissie de Winter en er is geen voornemen
om deze regeling opnieuw open te stellen.
Vraag 16
Deelt u de mening dat het voor kwetsbare jongeren niet goed is om te maken te hebben
met steeds wisselende invalkrachten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat
er meer jeugdzorgmedewerkers met vaste contracten in de sector aan het werk zijn?
Antwoord 16
Als je zorg nodig hebt, zijn een vertrouwd gezicht en continuïteit van professionals
belangrijk. Echter, niet altijd is te voorkomen dat kinderen een aantal jeugdprofessionals
zien. Bij het wisselen van een behandelaar is het belangrijk dat er een goede overdracht
plaatsvindt. Dat hoort bij het leveren van goede kwaliteit van zorg en is primair
de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder.
Belangrijk is dat medewerkers in de (jeugd) zorg met plezier in loondienst kunnen
blijven werken. Dat betekent een goed evenwicht met zzp’ers, zodat het vaste personeel
niet de gaten in de roosters hoeven dicht te lopen. Zelfstandigen in zorg en welzijn
blijven welkom bij piek, ziek en uniek. De praktijk is dat het aantal zzp’ers in de
zorg al enkele jaren stijgt. Per 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst handhaven
op de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties. Handhaving door de Belastingdienst
draagt bij aan het bewustzijn bij werkgevers en werkenden wanneer een relatie als
zzp’er mogelijk is en wanneer een aanstelling in loondienst passend is. Gezien het
aantal schijnzelfstandigen in de zorg zal handhaving in ieder geval bijdragen aan
het doorbreken van de stijgende trend in zzp-schap en daarmee het doorbreken van de
vicieuze cirkel. De verwachting is dat dit eerder zal leiden tot de wederzijdse wens
tot aanstellingen in vast dienstverband. Ook zal er een bewustwordingscampagne komen
in 2025. Deze campagne heeft tot doel het bewustzijn te verhogen over de verschillende
(financiële) risico’s en verplichtingen in relatie tot het werken met en als zelfstandige(n),
zodat een bewuste keuze kan worden gemaakt om al dan niet als zzp’er te gaan werken.
Samen met de Minister van VWS zet ik in op het aantrekkelijker maken van het werken
in de (jeugd)zorg. Er komt onder andere een leidraad vakmanschap en werkplezier. Deze
leidraad zal door VWS samen met sectorpartijen uit de zorg en welzijnssector worden
opgesteld. Hierin komt ook de verhouding tussen vast en flexibel personeel aan bod.
Vraag 17
Deelt u de mening dat teleurstellend weinig terecht is gekomen van de mooie ambities
van uw ambtsvoorganger die in reactie op onze Kamervragen8 over het rapport «Constant nieuwe gezichten, ik crash daarvan», van Het Vergeten Kind, sprak over «rust en ruimte» voor gemeenten en afspraken met de sector om te zorgen
voor meer vaste gezichten? Deelt u de mening dat de situatie in de afgelopen vier
jaar zeker niet beter is geworden?
Antwoord 17
Nee die mening deel ik niet. Mijn ambtsvoorgang heeft uitvoering gegeven aan de aanbevelingen
van Het Vergeten Kind door o.a. verbeteringen in de werking van het jeugdstelstel
in gang te zetten. Inmiddels zijn in de Hervormingsagenda Jeugd afspraken gemaakt
met als doel om de jeugdzorg te verbeteren en o.a. te investeren in de kwaliteit van
jeugdzorg. De implementatie van de Hervormingsagenda door het Rijk, VNG, zorgaanbieders,
samenwerkende beroepsverenigingen, cliëntenorganisaties en jongerenvertegenwoordigers
is in volle gang.
De Minister van VWS en ik zetten in op het aantrekkelijker maken van het werken in
de (jeugd) zorg en het stimuleren om in vaste loondienst te gaan werken.
Vraag 18
Bent u daarom bereid harder in te grijpen en bijvoorbeeld bindende afspraken te maken
over een maximumpercentage aan flexibele contracten bij jeugdzorginstellingen?
Antwoord 18
Het is niet mogelijk om per aanbieder te bepalen wat een redelijk percentage van een
externe flexibele schil zou moeten zijn. De grootte van de flexibele inzet is van
diverse factoren afhankelijk. Primair is van belang dat zorgaanbieders inzetten op
een goede balans tussen medewerkers in (vaste) loondienst en flexwerkers.
Door de handhaving op de wet DBA en de hieraan gekoppelde informatieverstrekking komt
meer duidelijkheid en bewustzijn over passende arbeidsrelaties en dit zal als effect
hebben dat zzp’ers en opdrachtgevers hun arbeidsrelatie gaan heroverwegen.
Vraag 19
Bent u bereid om nadere regels te maken om excessieve inhuur via uitzendbureaus of
andere externe partijen aan banden te leggen?
Antwoord 19
Koepels van bemiddelings- en uitzendbureaus hebben VWS laten weten een gedragscode
te gaan ontwikkelen. Deze gedragscode (die economie-breed zal gaan gelden) heeft tot
doel dat bemiddelaars bijdragen aan een gezonde balans tussen vast en flexibel personeel,
ook in de sector zorg en welzijn. In het voorjaar van 2025 start een pilot met deze
gedragscode. Streven van de koepels is dat per 2026 het voldoen aan de gedragscode
als lidmaatschapseis geldt voor bemiddelaars. Jeugdzorginstellingen zouden dan kunnen
besluiten dat zij alleen met bemiddelaars in zee gaan die aan deze eis voldoen.
Vraag 20
Zo nee, welke concrete maatregelen gaat u dan wel nemen om de ambities van zowel uw
voorgangers als dit kabinet, waar te maken?
Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 19.
Vraag 21
Wilt u proberen deze vragen voor het Wetgevingsoverleg Jeugd van 11 november aanstaande
te beantwoorden?
Antwoord 21
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.