Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over het bericht dat zorgzzp’ers de belastingdienst vrezen
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat zorg-zzp’ers de belastingdienst vrezen (ingezonden 26 augustus 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 7 oktober
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 7.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht in Trouw dat zorg-zzp’ers de Belastingdienst
vrezen en daardoor de zorg verlaten?1 Wat vindt u van het gegeven dat de zorg-zzp’er door deze ontwikkeling de zorg zou
verlaten?
Antwoord 1
Ja, ik ken het bericht.
Het aantal zzp’ers in de zorg stijgt al enkele jaren. Er lijkt een vicieuze cirkel
te zijn ontstaan; de toename van het aantal zzp’ers vergroot de bestaande onvrede
onder werknemers in loondienst en daarmee de trekkende kracht naar het zzp-schap.
Zorgorganisaties pleiten al langer voor het doorbreken van deze vicieuze cirkel. Handhaving
door de Belastingdienst zal de schijnzelfstandigheid in de zorg verminderen, en daarmee
een positieve invloed hebben op continuïteit en kwaliteit van zorg. Ik heb daarbij
geen aanleiding te veronderstellen dat zorg-zzp’ers door handhaving van de Belastingdienst
op grote schaal de zorg zullen verlaten. Bij eerdere enquêtes2 geeft een (beperkt) deel van de respondenten aan niet bereid te zijn terug in loondienst
te gaan en de zorg te verlaten als ze geen zzp'er kunnen blijven. Het is daarbij de
vraag in hoeverre ze daadwerkelijk deze keuze zullen maken. Immers, het stoppen met
je baan en het verlaten van de zorg is een rigoureuze stap.
Vraag 2
Vindt u dat de kwaliteit van de zorg wordt aangetast door de controle van de Belastingdienst?
Zo ja, kunt u aangeven hoe de kwaliteit wordt aangetast? Zo nee, hoe gaat u het tekort
aan personeel opvullen?
Antwoord 2
Nee, er is al enkele jaren sprake van een toename van het aantal zzp’ers in de zorg,
ook daar waar dit eigenlijk niet passend is gezien de bestaande wet- en regelgeving
over zelfstandigheid. Er zijn signalen dat de toename van het aantal zzp’ers gevolgen
heeft voor kwaliteit, continuïteit en betaalbaarheid van de zorg. De toename van het
aantal zzp’ers vergroot zo de bestaande onvrede onder werknemers in loondienst en
daarmee de trekkende kracht naar het zzp-schap. Zorgwerkgevers pleiten al langer voor
het doorbreken van deze vicieuze cirkel. De Belastingdienst controleert, zoals bijvoorbeeld
in het Integraal Zorgakkoord verwoord, ook nadrukkelijk op verzoek van de zorgsector
zelf op schijnzelfstandigheid. Het verbeteren van de balans tussen medewerkers in
loondienst en flexwerkers zal naar verwachting leiden tot een hogere (ervaren) kwaliteit
van zorg. Als specifiek voorbeeld geldt dat voor een deel van de zorg dat patiënten/cliënten
de kwaliteit van zorg als beter ervaren bij «vaste gezichten».
Over de vraag wat mijn beleid is ten aanzien van personeelstekorten, verwijs ik graag
naar het regeerprogramma. Ik wil de personeelstekorten aanpakken via drie lijnen.
Bij lijn 1 is het streven de administratietijd in 2030 te halveren, onder andere door
in te zetten op AI, digitaal werken en standaardisatie. We ondersteunen de uitvoering
van de werkagenda van de Regiegroep Aanpak Regeldruk. Ook zal het kabinet wetgeving
doorlichten en verbetervoorstellen doen ten aanzien van het beëindigen van het systeem
van herindicaties voor mensen die in een verpleeghuis wonen. De indicatiestelling
blijft gebruikt worden voor de urgentie op de wachtlijst. Lijn 2 «de juiste inzet
van medewerkers» is erop gericht om de beschikbare medewerkers, in samenwerking met
mantelzorgers en vrijwilligers, zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het gaat hierbij
onder andere om arbitrage tussen zorgwetten en over verschillende vormen van innovatieve
zorg. Lijn 3 ziet op het «vergroten vakmanschap en werkplezier». Voor het einde van
het jaar werken we een leidraad vakmanschap en werkplezier uit. Doel is dat mensen
graag blijven werken in zorg en welzijn. Het gaat hierbij o.a. om het belang van adequaat
opleiden, autonomie en vertrouwen in de medewerker, de balans tussen vast / flexibel
personeel en het tegengaan van agressie.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van het feit dat de Belastingdienst strenger gaat controleren
of de zzp’er wel werkelijk ondernemer is? Gelooft u dat dit sneller zal leiden tot
een aanstelling in vaste dienst? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 3
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen rond het opheffen van het handhavingsmoratorium
per 1 januari 2025. Het kabinet wil door het herstellen van de balans op de arbeidsmarkt
het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger maken. Lijn 3 van dit beleid
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën
/ Fiscaliteit en Belastingdienst ziet op verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid.
Dit impliceert dat het handhavingsmoratorium op de wet DBA, zoals al aan u gemeld,
per 1 januari 2025 komt te vervallen. Op 6 september jl. is hierover aanvullend door
beide genoemde bewindspersonen gecommuniceerd dat bedrijven en organisaties die mensen
als zzp’er inhuren voor werk dat zij niet zelfstandig uitvoeren, dan weer een boete
en naheffingen kunnen krijgen. Daarbij geldt een overgangsperiode van 1 jaar waarin
werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat
zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid.3
Het aantal zzp’ers in de zorg stijgt al enkele jaren. Handhaving door de Belastingdienst
draagt bij aan het bewustzijn bij werkgevers en werkenden wanneer een relatie als
zzp’er mogelijk is en wanneer een aanstelling in vaste dienst passend is. Gezien het
aantal schijnzelfstandigen in de zorg zal handhaving in ieder geval bijdragen aan
het doorbreken van de stijgende trend in zzp-schap en daarmee het doorbreken van de
vicieuze cirkel. De verwachting is dat dit eerder zal leiden tot de wederzijdse wens
tot aanstellingen in dienstverband.
Als Minister van VWS lever ik hieraan onder meer een bijdrage via een bewustwordingscampagne
waarmee in Q4 van 2024 wordt gestart. Deze campagne heeft tot doel het bewustzijn
te verhogen over de verschillende (financiële) risico’s en verplichtingen in relatie
tot het werken met en als zelfstandige(n), zodat een bewuste keuze kan worden gemaakt
om al dan niet als zzp’er te gaan werken.
Vraag 4
Kent u de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waaruit blijkt
dat het aantal medewerkers met een vast dienstverband is gegroeid? Bent u ook op de
hoogte van het feit dat die groei niet ten koste ging van het aantal zelfstandigen?
Wat vindt u van deze cijfers? Vindt u een flexibele schil wenselijk bij de zorgwerkgever?
Hoe groot moet die zijn?
Antwoord 4
Uit cijfers van het CBS volgt dat het totaal aantal werkenden in de zorg is gestegen
van 1.476.000 in het 4e kwartaal 2022 naar 1.560.000 in het 4e kwartaal van 2023. Het aantal zzp’ers in de sector zorg en welzijn steeg van 123.000
naar 140.000, resp. 8,3% en 9,0% van het aantal werkenden. Het aantal zzp’ers is daarmee
verder gestegen. In het regeerprogramma staat beschreven dat ik zal inzetten op de
verhouding tussen flexibel en vast personeel om de vicieuze cirkel van steeds meer
zzp’ers te doorbreken.
Iedere zorgwerkgever heeft behoefte aan een (interne of externe) flexibele schil voor
het opvangen van piek, ziek en uniek. Een dergelijke schil kan op verschillende manieren
vorm krijgen, bijvoorbeeld ook als zorgwerkgevers een gezamenlijke flexibele schil
in loondienst ontwikkelen. In het regeerprogramma staat beschreven dat ik de mogelijkheden
hiertoe verder ga uitwerken. Een flexibele schil kan daarnaast ook vorm krijgen via
bijvoorbeeld uitzendkrachten of zzp’ers. Er is geen «redelijk percentage» van een
interne, dan wel externe flexibele schil te noemen. Dit is van diverse factoren afhankelijk,
waaronder bijvoorbeeld de aard van werken in een betreffende deelbranche van de sector
zorg en welzijn.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er een norm in de zorg moet komen waarin gepleit wordt voor
een maximumpercentage flexwerkers voor zorgwerkgevers? Kunt u dit uitwerken?
Antwoord 5
Nee, er is geen «redelijk percentage» van een externe flexibele schil te noemen. Dit
is van diverse factoren afhankelijk. Primair is van belang dat zorgwerkgevers inzetten
op een goede balans tussen medewerkers in (vaste) loondienst en flexwerkers met aandacht
voor een aantrekkelijke vorm van loondienst en de juiste inzet van flexwerkers. Het
mogelijke en gewenste percentage flexwerkers zal dan per situatie verschillen, waarbij
bijvoorbeeld het type te leveren zorg en de bijbehorende aard van werken in een betreffende
deelbranche van de sector zorg en welzijn van invloed zijn.
Vraag 6
Er werken zo’n 180.000 zelfstandigen in de zorg, driekwart daarvan is zzp’er. Klopt
het dat indien de Belastingdienst bepaalt dat er sprake is van een verkapt dienstverband
zowel de zzp’er als de opdrachtgever een boete kan krijgen? Kunt u overzien wat hier
de gevolgen van zijn?
Antwoord 6
Het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid komt per 1 januari 2025 te vervallen.
Dit betekent dat bedrijven en organisaties die mensen als zzp’er inhuren voor werk
dat zij niet zelfstandig uitvoeren, dan weer een boete en naheffingen kunnen krijgen.
Op 6 september jl. is hierover door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris van Financiën / Fiscaliteit aanvullend gecommuniceerd dat daarbij
een overgangsperiode van 1 jaar geldt waarin werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete
krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid.
Om de arbeidsmarkt voor te bereiden op de opheffing van het handhavingsmoratorium
blijft de Belastingdienst in aanloop naar 1 januari 2025 opdrachtgevers en zzp’ers
voorzien van informatie en praktische hulp. Zo zoekt de Belastingdienst actief de
samenwerking op met veldpartijen om zoveel mogelijk onrust weg te nemen. Dit wordt
de komende maanden via informatiesessies, webinars en bedrijfsgesprekken voortgezet.
Ook blijft de Belastingdienst in gesprek gaan met onder andere koepels, brancheorganisaties
en fiscaal dienstverleners.
Vraag 7
Is u bekend dat werkgevers al langer het aandeel flexibele krachten willen terugdringen
omdat uitzendkrachten duurder zijn dan vast personeel en omdat de kwaliteit van de
zorg beter wordt met vaste gezichten? Gaat u werkgevers in de zorg daarbij helpen?
Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, hoe onderbouwt u dit dan?
Antwoord 7
Ja, dat is mij bekend. Het verbeteren van de balans tussen medewerkers in loondienst
en flexwerkers zal naar verwachting leiden tot een hogere (ervaren) kwaliteit van
zorg. Als specifiek voorbeeld geldt dat voor een deel van de zorg dat patiënten /
cliënten de kwaliteit van zorg als beter ervaren bij «vaste gezichten».
Mijn voorganger en ik zijn al reeds gedurende langere tijd in gesprek met diverse
brancheorganisaties over de vraag hoe in gezamenlijkheid de schijnzelfstandigheid
in de zorg beperkt kan worden. Recent ben ik een traject gestart met de Landelijke
Huisartsenvereniging (LHV), Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der
Tandheelkunde (KNMT), Federatie Medisch Specialisten (FMS) en Vereniging van Artsen
Automobilisten (VvAA); doel hiervan is meer duidelijkheid te geven in welke situaties
het werken met en als zelfstandige(n) in de zorg mogelijk zou kunnen zijn.
Vraag 8
Wist u dat vaste zorgmedewerkers vooral overstappen naar ondernemerschap of flexwerker
omdat ze weinig zeggenschap hebben over hun rooster zoals blijkt uit CBS cijfers?
Hoe gaat u regelen dat vaste medewerkers meer invloed krijgen op hun eigen werktijden?
Antwoord 8
Uit het uitstroomonderzoek van Regioplus4 volgt dat het ontbreken van invloed op een rooster reden kan zijn een overstap te
maken naar het ZZP-schap. 46% van de respondenten van het zzp-panel5 geeft als (een van de) reden(en) om zzp’er te worden als antwoord: «Ik wilde zelf
bepalen hoeveel en wanneer ik werk».
Het bestrijden van het arbeidsmarkttekort in de zorg is een belangrijke prioriteit.
In het regeerprogramma staat dat ik hierop inzet langs drie lijnen. Het vergroten
van vakmanschap en werkplezier is daarvan een onderdeel. In de leidraad hierover kan
ik ingaan op de invloed van medewerkers op roosters. Ik ga mede hierom regionaal werkgeverschap
verder stimuleren. Regionaal werkgeverschap biedt de mogelijkheid aan werknemers om
bij meerdere organisaties en op meerdere plekken in de regio te kunnen werken. Op
deze wijze kunnen de betrokken werkgevers beter tegemoet komen aan de bestaande onvrede
bij hun werknemers en zo de trekkende kracht naar het zzp-schap verminderen. Verder
biedt het de mogelijkheid om met de roostering beter in te spelen op de wensen en
behoeften van medewerkers in loondienst.
Vraag 9
Hoe komt het dat zorgwerkgevers in de zorg er niet alles aan doen om vast personeel
te behouden? Wat gaat u doen om de zorgcao’s als het gaat om vaste medewerkers de
eerste keuze te geven bij het verdelen van diensten ten uitvoer te brengen?
Antwoord 9
Veel zorgwerkgevers doen hun uiterste best om vast personeel te behouden. Om die reden
zijn zij zelf ook actief om de schijnzelfstandigheid te verminderen. Handhaving door
de Belastingdienst helpt daarbij. In de leidraad vakmanschap en werkplezier zal ik
ingaan op de balans tussen vast personeel en zzp’ers, als ook de invloed van roostering
hierop.
In verschillende cao’s is inmiddels geregeld dat vaste medewerkers een dergelijke
eerste keuze dienen te hebben. Overigens heb ik geen betrokkenheid bij de totstandkoming
van cao’s. Dit is geheel aan sociale partners.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.