Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over het bericht dat de kwaliteit van de langdurige zorg voor ouderen thuis volgens de IGJ nog vaak onder de maat is
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de kwaliteit van de langdurige zorg voor ouderen thuis volgens de IGJ nog vaak onder de maat is (ingezonden 4 juli 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Maeijer (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
7 oktober 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2153.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de kwaliteit van de langdurige zorg voor ouderen
thuis volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) nog vaak onder de maat is?1
Antwoord 1
De conclusie van de IGJ dat de kwaliteit van de langdurige zorg voor ouderen thuis
in een aantal gevallen onder de maat is, heeft mij verontrust. Voorop staat dat de
kwaliteit van langdurige zorg thuis op orde moet zijn. Dat is nog niet overal zo en
dat baart mij zorgen. Tegelijkertijd geeft de IGJ in haar rapportage2 ook aan goede voorbeelden te zien van zorgaanbieders die er wél in slagen goede Wlz-zorg
thuis aan te bieden. Een voorbeeld dat mij aanspreekt betreft een zorgaanbieder, die
per gemeente een apart Wlz- team heeft gemaakt. Elk team heeft een wijkverpleegkundige,
een verzorgende, een helpende plus en cliëntondersteuners. Aparte teams leiden ertoe
dat er meer begrip is, dat Wlz-zorg thuis echt ander werk is: heel erg gericht op
de relatie met de cliënt.
Voor mij is het belangrijk dat de kwaliteit van Wlz-zorg thuis wordt vergroot op die
plekken waar dit nog niet op orde is en meer wordt gewerkt in samenspraak met de cliënt.
Dat doe ik onder meer door zorgaanbieders die Wlz-zorg thuis bieden te ondersteunen
via het programma Waardigheid en trots voor de toekomst, onder andere door het verspreiden
van goede praktijkvoorbeelden, het vormen van lerende netwerken en het ondersteunen
van individuele zorgaanbieders door middel van maatwerkondersteuning.
Vraag 2
Hoe duidt u het grote verschil dat de IGJ ziet tussen verschillende aanbieders van
Wet langdurige zorg (Wlz)-zorg thuis? Deelt u de analyse dat dit mede veroorzaakt
wordt door de wildgroei aan aanbieders, het gebrek aan samenwerking en het delen van
kennis en expertise tussen aanbieders die veroorzaakt worden door het huidige systeem
van marktwerking?
Antwoord 2
Deze analyse deel ik ten dele. De IGJ geeft aan dat het voor met name kleinere organisaties
moeilijk kan zijn om de juiste randvoorwaarden voor goede Wlz-zorg thuis in te vullen.
Bij grotere zorgaanbieders zijn deze randvoorwaarden vaker op orde. Zorgaanbieders
die de randvoorwaarden op orde hebben, werken veel samen met huisartsen, specialisten
ouderengeneeskundige en ggz-organisaties. De IGJ ziet ook zorgaanbieders die wel Wlz-zorg
thuis aanbieden maar weinig samenwerken met andere disciplines. Ik deel dus de analyse
dat gebrek aan samenwerking en het onvoldoende delen van kennis en expertise een probleem
vormt voor de kwaliteit van langdurige Wlz-zorg thuis. Echter, dat er ook zorgaanbieders
zijn die dit wel op orde hebben laat zien dat dit ook binnen het huidige stelsel georganiseerd
kan worden. Een goed voorbeeld hiervan is een zorgaanbieder, die de nachtzorg organiseert
in samenwerking met andere organisaties uit de regio. Enkele alleenwonende cliënten
hebben een leefstijlmonitor met alarmering. Dit hulpmiddel signaleert afwijkende situaties
in de nacht. Deze signalen worden doorgegeven aan een nachtteam, wat cliënten een
veilig gevoel geeft.
Vraag 3
In hoeverre is het nu nog verder inzetten op het scheiden van wonen en zorg nog verantwoord
als de kwaliteit van de Wlz-zorg thuis nu al niet op orde is?
Antwoord 3
De inzet op scheiden van wonen en zorg is een geleidelijk proces dat vele jaren in
beslag neemt en bovendien aansluit bij de woonwensen van ouderen. Ouderen willen de
regie over hun eigen leven behouden en actief blijven, Ook willen ze graag een comfortabele
woning, die gelijkvloers en levensloopbestendig is.
Daarbij hoort ook het vergroten van het aanbod en de kwaliteit van zorg buiten het
verpleeghuis en het beschikbaar zijn van nieuwe woonvormen. Op beide elementen zet
ik met de zorgaanbieders en de zorgkantoren vol in. Met betrekking tot de zorg zal
het kabinet het voortouw nemen om te komen tot een hoofdlijnenakkoord voor de ouderenzorg
waarin de onbeheersbare arbeidsmarkttekorten worden afgewend en de ouderenzorg ook
financieel houdbaar wordt. Dit wil ik bereiken door afspraken te maken over digitalisering,
automatisering, standaardisering en AI, waardoor een forse vermindering van administratietijd
wordt gerealiseerd. Met betrekking tot de nieuwe woonvormen is er het bouwprogramma
met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) dat zal leiden
tot 290.000 extra woningen voor ouderen tot en met 2030.
Vraag 4
Wat zijn volgens u nou precies de voordelen van de toegenomen inzet op Wlz-zorg thuis,
als gedeeltelijke vervanging van intramurale Wlz-zorg?
Antwoord 4
De voordelen van de toegenomen inzet op zorg thuis zijn vooral verbonden aan de kwaliteit
van leven van ouderen. De oudere kan bijvoorbeeld samen met zijn of haar partner blijven
wonen terwijl de zorg in de nabijheid beschikbaar is. Zo is het mogelijk om contact
te houden met de maatschappij omdat men blijft wonen in een vertrouwde leefomgeving.
Daarbij blijft er ook aandacht voor de kwetsbare oudere. Voor ouderen voor wie een
plek in het verpleeghuis nog niet aan de orde is, maar de zorgafhankelijkheid wel
al gevorderd is, zullen we middels nadere doorrekeningen ook de terugkeer van de verzorgingshuizen
(een gezamenlijk huis met toezicht in de nacht) onderzoeken. De meest kwetsbare zorgafhankelijke
ouderen kunnen terecht in een verpleeghuis.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de stelling van de IGJ dat er ook ouderen zijn met een lichte
indicatie voor wie een verpleeghuis eigenlijk toch wel nodig of gewenst is, die nu
tussen wal en schip vallen?
Antwoord 5
Ik vind het zeer ongewenst als er ouderen zijn die tussen wal en schip vallen. Voorop
moet staan dat de woonzorgbehoefte van ouderen op een goede manier wordt ingevuld.
Daarom is het van belang dat er zowel voldoende verpleeghuisplaatsen beschikbaar zijn
als voldoende mogelijkheden om wonen en zorg te regelen buiten het verpleeghuis. Dit
kabinet zet ook in op de realisatie van extra woningen voor ouderen en de creatie
van nieuwe woonvormen. Voor ouderen voor wie een plek in het verpleeghuis nog niet
aan de orde is, maar de zorgafhankelijkheid wel al gevorderd is, zullen we ook de
terugkeer van de verzorgingshuizen onderzoeken.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat er voor deze groep moet worden geregeld dat zij alsnog toegang
zouden moeten krijgen tot intramurale Wlz-zorg, bij voorkeur in een kleinschalige
woonzorgvorm zoals een zorgbuurthuis?
Antwoord 6
Deze groep heeft recht op intramurale zorg in een verpleeghuis, indien dit noodzakelijk
is. Uit onderzoek naar de woonwensen van ouderen komt naar voren, dat zij zich echter
beter thuis voelen in een beschutte woonomgeving, waar de zorg goed geregeld is en
ouderen zelf de woonlasten betalen3. Dit is een woonvorm buiten het verpleeghuis, die niet wordt aangeduid als intramurale
zorg.
Deze woonvorm wordt zorggeschikte woningen genoemd. Een voorbeeld daarvan is het Zorgbuurthuis
in Oss. Een ander goed voorbeeld vind ik LIV-inn in Hilversum, waar zowel ouderen
met (Wlz-) zorg als ouderen zonder zorgvraag samenwonen in zelfstandige appartementen
binnen hetzelfde complex en de zorg dichtbij geregeld is. Er is een grote gemeenschappelijke
ruimte waar men gezamenlijk kan koken en gezellige activiteiten kan organiseren.
Ik wil bevorderen dat het aanbod van deze zorggeschikte woningen, in samenwerking
met het veld en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening (VRO),
wordt vergroot in de komende jaren. In de woondeals met de provincies en gemeenten
is afgesproken dat er extra zorggeschikte woningen beschikbaar komen.
Daarnaast wil ik onderzoeken of voor ouderen zonder Wlz-indicatie voor wie een plek
in het verpleeghuis nog niet aan de orde is, maar de zorgafhankelijkheid wel al gevorderd
is, extra inzet nodig is om aan hun woonzorgbehoefte te kunnen voldoen bijvoorbeeld
in de vorm van verzorgingshuizen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.