Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over de P-scenariosets en hun impact op pensioencommunicatie en beleggingsbeleid
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de P-scenariosets en hun impact op pensioencommunicatie en beleggingsbeleid (ingezonden 22 maart 2024).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
23 april 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1492.
Voordat ik begin met de beantwoording, is het goed om te vermelden dat pensioenuitvoerders
pensioenvermogens beleggen op financiële markten. Pensioenuitkeringen zijn hiermee
inherent onzeker, aangezien ze blootstaan aan onder meer aandelen-, inflatie- en renterisico.
Dat heeft tot gevolg dat pensioenuitkeringen behoorlijk kunnen verschillen tussen
een pessimistisch, verwacht en optimistisch toekomstscenario. Hoewel niemand exact
de toekomst kan voorspellen, is het belangrijk om een zo goed mogelijk beeld te hebben
van de ontwikkeling van pensioenuitkeringen in verschillende scenario’s. Dit draagt
bij aan robuuste besluitvorming en aan goede, inzichtelijke communicatie voor deelnemers
die hen handelingsperspectief geeft. De pensioensector gebruikt sinds jaar en dag
scenariosets in hun ALM-analyses om dit beeld te krijgen.
De wet- en regelgeving kent ook wettelijke toepassingen waarvoor scenariosets gebruikt
moeten worden. Om tot uniforme, objectieve scenariosets te komen op basis van de nieuwste
wetenschappelijke inzichten en actuele (markt)informatie stel ik als Minister uiterlijk
elke vijf jaar een Commissie Parameters in om advies te geven over deze scenariosets.
De Commissie Parameters heeft eind 2022 een robuust wetenschappelijk onderbouwd advies
uitgebracht over onder meer deze scenariosets.1 Op basis van dit advies publiceert DNB elk kwartaal scenariosets die pensioenuitvoerders
dienen te gebruiken voor de wettelijke toepassingen.
Als scenariosets niet gebruikt zouden worden, dan neemt dat de onzekerheid van pensioenuitkeringen
op korte en lange termijn uiteraard niet weg. Deze zullen nog altijd afhankelijk zijn
van hoe de economie en de financiële markten zich in de toekomst zullen ontwikkelen.
Het zou er wel voor zorgen dat pensioenuitvoerders en deelnemers geen goed inzicht
meer hebben in de verwachte toekomstige uitkeringen in verschillende scenario’s, wat
in mijn ogen een zeer ongewenste situatie zou zijn.
Vraag 1
Bent u bekend met de analyses van Bob Galesloot2 en Jelle Mensonides3 en het artikel «De Kunst van Balanceren: Risicohouding in de Wtp»?4
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze analyses5.
Vraag 2
Klopt het dat de 1-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset
van 2024Q1 gelijk is aan 3,3%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig)
gemiddeld –0,2% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,3%? Zo
nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Antwoord 2
Dit zijn de juist geobserveerde getallen.
Vraag 3
Klopt het dat de 30-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset
van 2024Q1 gelijk is aan 2,2%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig)
gemiddeld 0,6% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,8%? Zo nee,
wat zijn volgens u de juiste getallen?
Antwoord 3
Dit zijn de juist geobserveerde getallen.
Vraag 4
Hoe verklaart u de in de scenarioset 2024Q1 waargenomen «rentedip»?
Antwoord 4
De waargenomen rentedip is te herleiden uit het advies van de Commissie Parameters
2022.6 De Commissie Parameters heeft ervoor gekozen dat de P- en Q-scenariosets equivalent
zijn. Dit voorkomt dat het mogelijk is om in de scenariosets een beleggingsbeleid
te vinden waarmee men winst kan maken vanuit een startkapitaal van nul euro zonder
dat daar een mogelijk verlies tegenover staat (dit voorkomt in jargon arbitragemogelijkheden).
De commissie onderbouwt dit in sectie 4.3.3 van het Commissie advies. Deze keuze heeft
tot gevolg dat informatie die besloten ligt in actuele marktrentes impact heeft op
de toekomstige rente-ontwikkeling, wat ervoor kan zorgen dat in het begin van de P-scenariosets
rentedips te zien zijn. Dit is terug te zien in figuur 5.3 op pag. 74 van het Commissie
advies en de 2024Q1 scenarioset.
Vraag 5
Beseft u dat een «rentedip», zoals beschreven in vraag 2 en 3, zorgt voor een verwacht
beschermingsrendement voor een dertigjarige van circa 100% in scenariojaar 1 en circa
–40% in scenariojaar 2?
Antwoord 5
Dit kan niet zo worden gesteld. Het beschermingsrendement hangt af van fondsspecifieke
keuzes. Denk hierbij onder andere aan de keuze tussen de directe en indirecte methode
om het beschermingsrendement te bepalen en de mate van bescherming voor renterisico
die een fonds aan een deelnemer wil bieden.
In de regel zal het beschermingsrendement voor een gegeven mate van bescherming in
absolute zin groter zijn voor jonge deelnemers, aangezien veranderingen in de rente
door de langere beleggingshorizon een grotere impact hebben. Daar staat tegenover
dat de meeste pensioenuitvoerders voor jongere deelnemers een lagere mate van bescherming
lijken te kiezen dan voor oudere deelnemers, omdat er voor jongere deelnemers over
het algemeen meer beleggingsrisico wordt genomen dan voor oudere deelnemers.
Vraag 6
Vindt u dit soort uitkomsten zoals beschreven in vraag 5 realistisch voor een «verwacht
gemiddeld» economisch scenario?
Antwoord 6
Om tot uniforme, objectieve scenariosets te komen op basis van de nieuwste wetenschappelijke
inzichten en actuele (markt)informatie stel ik als Minister uiterlijk elke vijf jaar
een Commissie Parameters in om advies te geven over deze scenariosets. De Commissie
Parameters heeft eind 2022 onafhankelijk een stevig onderbouwd advies uitgebracht
over onder meer deze scenariosets. Ik zie dan ook geen reden om te twijfelen aan de
correctheid van de scenariosets.
Vraag 7
Klopt het dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen (gemeten als de volatiliteit
in scenariojaar7 in de scenario's gelijk was aan circa 14% in de sets van 2023Q1 en 2023Q2, gelijk
aan circa 18% in 2023Q3 en 2023Q4 en gelijk aan circa 20% in 2024Q1? Zo nee, wat zijn
volgens u de juiste getallen?
Antwoord 7
De lange termijn volatiliteit van aandelen (berekend als de standaarddeviatie van
aandelenrendementen in simulatiejaar 65) is in de P-scenariosets die gebaseerd zijn
op het Commissie Parameters 2022 advies voor 2023 eerste kwartaal 20%, 2023 tweede
kwartaal 19%, 2023 derde kwartaal 18%, 2023 vierde kwartaal 18% en 2024 eerste kwartaal
20%.
Vraag 8
Klopt het dat de volatiliteit van aandelen als gemeten via de VSTOXX (de marktdata
die zijn toegevoegd in de recente methodiek) juist is gedaald in 2023, van 21% aan
het begin van 2023Q1 naar 14% aan het begin van 2024Q1 (tussenstappen: 19%, 14%, 18%)?
Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Antwoord 8
De VSTOXX is in deze periode inderdaad gedaald. De VSTOXX geeft een indicatie van
de implied volatility. Dit is de volatiliteit die besloten ligt in de marktdata van
met name derivaten. Deze wordt gebruikt bij de kalibratie van de P- en Q-scenariosets,
maar kan niet zomaar geïnterpreteerd worden als een 1-op-1 voorspeller van de toekomstige
aandelenvolatiliteit.
Vraag 9
Hoe verklaart u het feit dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen in de scenariosets
in een jaar met praktisch 50% is gestegen, terwijl de marktdata waar deze op gebaseerd
zou moeten zijn juist een daling van de (kortetermijn)volatiliteit weergeven?
Antwoord 9
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 8 is de lange termijn volatiliteit niet
gestegen. Daarnaast is de zogenaamde implied volatility die besloten ligt in marktdata
geen 1-op-1 voorspeller van de verwachte volatiliteit in de P-set.
Vraag 10
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets moeten gebruiken
in de communicatie van (verwachte) pensioenbedragen aan deelnemers?
Antwoord 10
Ja, deze scenariosets worden onder andere gebruikt om (gewezen) deelnemers elk jaar
een overzicht te sturen over de hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen in
een verwacht, optimistisch en pessimistisch scenario. Dit geeft een inschatting hoe
hoog het pensioen voor deze deelnemers kan uitvallen.
Vraag 11
Bent u zich ervan bewust dat voor een dertigjarige deelnemer de verhouding tussen
het voorgeschreven goedweer- en slechtweerscenario 4:1 kan zijn bij de 2023Q1 scenarioset,
maar 10:1 bij de 2024Q1 set?
Antwoord 11
Dit kan niet zo worden gesteld. Pensioenbedragen in verschillende scenario’s zijn
sterk afhankelijk van fondsspecifieke keuzes in zowel het oude als het nieuwe pensioenstelsel.
Denk hierbij aan het (collectieve) beleggingsbeleid, de toedeelregels, de inrichting
van de solidariteitsreserve en de vormgeving van de uitkeringsfase. Zie verder ook
het antwoord op vraag 7.
Vraag 12
Acht u het een accurate weergave van de werkelijkheid dat het pensioen dat een deelnemer
over veertig jaar krijgt het afgelopen jaar circa 2,5 keer risicovoller is geworden?
Kunt u dat toelichten?
Antwoord 12
De lange-termijn volatiliteit van aandelen is niet in die mate gestegen in de P-scenariosets
die gebaseerd zijn op het Commissie Parameters 2022 advies. Zie ook het antwoord op
vraag 7. Bovendien is de impact sterk afhankelijk van fondsspecifieke keuzes die worden
gemaakt.
Vraag 13
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets ook moeten gebruiken
voor de berekening van de maatstaven van de risicohouding op basis waarvan pensioenfondsen,
als zij de vooraf afgesproken grenzen overschrijden, hun beleggingsbeleid moeten wijzigen
volgens Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling,
artikel 14d, lid 1?
Antwoord 13
Ja, pensioenuitvoerders dienen jaarlijks hun fondsbeleid te toetsen aan de risicohouding
en hun beleggingsbeleid aan te passen als dit buiten de vastgestelde risicohouding
valt.
Vraag 14
Bent u zich ervan bewust dat de model-aanname van een stijging van de volatiliteit
van aandelenrendementen (en rentebewegingen) in de voorgeschreven economische scenariosets
een vergelijkbare stijging van de berekende (langetermijn)risicomaatstaf teweegbrengt?
Antwoord 14
De lange termijn volatiliteit van aandelen is in de P-scenariosets (gebaseerd op het
Commissie Parameters advies 2022) niet gestegen en de impact is sterk afhankelijk
van fondsspecifieke keuzes. Zie mijn antwoord op vraag 7 en vraag 11.
Vraag 15
Klopt het dat een uitvoerder met een beleid waarmee in 2023Q1 exact aan de risicomaatstaf
wordt voldaan voor een cohort in de opbouwfase (de risicoblootstelling is gelijk aan
de risicomaatstaf), daar bij ongewijzigd beleid in 2024Q1 opeens niet meer aan voldoet,
en 20–30% van zijn zakelijke waarden zou moeten omruilen in vastrentende waarden om
daar weer aan te voldoen?
Antwoord 15
De jaarlijkse toets van de risicohouding borgt dat de risico’s die deelnemers lopen
blijven passen bij de risico’s die deelnemers willen en kunnen lopen. Hierbij dient
een balans gevonden te worden. Enerzijds is het niet de insteek dat pensioenuitvoerders
bij elke kleine marktbeweging hun beleid moeten aanpassen. Pensioenuitvoerders kiezen
daarom in de praktijk hun fondsbeleid zodanig dat er een zekere marge is tussen de
risicoblootstelling en de risicohoudingsmaatstaven. Anderzijds kunnen grotere marktbewegingen
ervoor zorgen dat de risico’s die deelnemers lopen niet langer passen bij de risico’s
die deelnemers willen en kunnen lopen. Hierdoor zijn pensioenuitvoerders genoodzaakt
hun fondsbeleid aan te passen.
De exacte impact in dit specifieke voorbeeld is afhankelijk van fondsspecifieke keuzes.
Denk hierbij aan het (collectieve) beleggingsbeleid, de toedeelregels, de inrichting
van de solidariteitsreserve en de vormgeving van de uitkeringsfase. Daarnaast hangt
dit af van de ruimte tussen de risicoblootstelling van het cohort en de risicomaatstaf,
aangezien deze in de praktijk niet gelijk zijn.
Vraag 16
Indien uw antwoord op vraag 15 nee is, kunt u aangeven wat volgens u het effect op
de risicomaatstaf zou zijn voor een hypothetisch pensioenfonds met bij aanvang alleen
maar vijftigjarige deelnemers, waarbij voor 60% belegd is in aandelen (geen diversificatie)
en dat het nominale renterisico volledig heeft dichtgezet, onder de aannames dat alle
deelnemers sterftekansen hebben gelijk aan de meest recente AG-prognosetafel (startjaar
2024), dat er geen carriѐreontwikkeling wordt verondersteld en dat alle deelnemers
bij aanvang een kapitaal van € 200.000 hebben en een beschikbare (jaar)premie van
€ 10.000 tot pensioenleeftijd 67?
Antwoord 16
De exacte impact in dit voorbeeld is afhankelijk van fondsspecifieke keuzes. Denk
hierbij aan de vormgeving van de solidariteitsreserve, de uitkeringsfase en de vastgestelde
risicohoudingsmaatstaf. Daarnaast hangt dit af van de ruimte tussen de risicoblootstelling
van het cohort en de risicomaatstaf, aangezien deze in de praktijk niet gelijk zijn.
Het is daarom niet mogelijk om het effect op de risicomaatstaf van het geschetste
voorbeeld te geven.
Vraag 17
Acht u het wenselijk dat pensioenuitvoerders hun (langetermijn)beleggingsbeleid mogelijk
jaarlijks drastisch moeten aanpassen als gevolg van een nieuw gepubliceerde scenarioset
en kunt u dat toelichten?
Antwoord 17
De scenariosets op basis van het Commissie Parameters advies nemen de meest recente
marktdata mee. De scenariosets variëren daarom per kwartaal, aangezien de financiële
markten veranderen. De veranderingen in de financiële markten worden daarmee weerspiegeld
in de scenario’s. Als deze veranderingen en/of andere veranderingen ervoor zorgen
dat het beleggingsbeleid niet meer past binnen de vastgestelde risicohouding, dan
passen de risico’s die deelnemers lopen niet meer bij de risico’s die deelnemers willen
en kunnen lopen. De pensioenuitvoerder is dan genoodzaakt het beleggingsbeleid aan
te passen in het belang van de deelnemers. Om te voorkomen dat dit elk kwartaal nodig
is, hanteren pensioenuitvoerders in de praktijk een fondsbeleid zodanig dat er een
zekere marge is tussen de risicoblootstelling en de risicohoudingsmaatstaven.
Vraag 18
Is het de bedoeling van wetgeving omtrent risicohouding (geweest) dat pensioenuitvoerders
(zeer) frequent herbalanceren?
Antwoord 18
De intentie van de wetgeving is om te borgen dat de risico’s die deelnemers lopen
passen bij de risico’s die deelnemers willen en kunnen lopen. Pensioenuitvoerders
zoeken hierbij in de praktijk een balans. Het is enerzijds niet de insteek dat elke
marktbeweging leidt tot herbalanceren van het beleggingsbeleid, anderzijds kunnen
grotere marktschommelingen ervoor zorgen dat de risico’s die deelnemers lopen niet
meer passen bij de risico’s die deelnemers willen en kunnen lopen. In dat geval zijn
pensioenuitvoerders genoodzaakt het beleggingsbeleid aan te passen. Om te voorkomen
dat dit vaak nodig is, hanteren pensioenuitvoerders in de praktijk een fondsbeleid
zodanig dat er een zekere marge is tussen de risicoblootstelling en de risicohoudingsmaatstaven.
Vraag 19
Herkent u zich in de constatering in het artikel van Potter van Loon e.a. dat de verwachtingsmaatstaf
voor een cohort als gevolg van een nieuwe scenarioset kan veranderen van 40% naar
32%, zelfs bij een beleggingsbeleid met volledige afdekking van het renterisico?
Antwoord 19
Pensioenuitvoerders moeten jaarlijks de risicohouding toetsen om te borgen dat ook
bij veranderde marktomstandigheden (die gereflecteerd worden in veranderde scenariosets)
de risico’s die deelnemers lopen, passen bij de risico’s die deelnemers willen en
kunnen lopen. De exacte uitkomsten zijn sterk afhankelijk van fondsspecifieke keuzes.
Vraag 20
En zo nee in antwoord op vraag 19, kunt u aangeven wat volgens u de verwachtingsmaatstaf
is bij de scenariosets van 2022Q1, 2023Q1 en 2024Q1 voor het hypothetische pensioenfonds
dat in vraag 16 werd beschreven?
Antwoord 20
De exacte impact in dit voorbeeld is afhankelijk van fondsspecifieke keuzes, zoals
ook toegelicht in het antwoord op vraag 16. Het is daarom niet mogelijk om de verwachtingsmaatstaf
van het geschetste voorbeeld te geven.
Vraag 21
Hoe verklaart u dat ook de verwachtingsmaatstaf sterk verandert en dat deze zelfs
verandert bij volledige afdekking van het renterisico?
Antwoord 21
De verwachtingsmaatstaf zet de gemiddelde uitkering af tegen een gemiddelde uitkering
bij een hypothetisch geheel risicomijdend reëel beleggingsbeleid. Bij het volledig
afdekken van het nominale renterisico kunnen zich tussen kwartalen veranderingen voordoen
als gevolg van onder andere inflatierisico.
Vraag 22
Acht u het wenselijk dat een pensioenuitvoerder in een jaar plotseling meer beleggingsrisico
moet nemen om aan de verwachtingsmaatstaf te voldoen bij een nieuwe gepubliceerde
scenarioset? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 22
De intentie van de wetgeving is om te borgen dat de risico’s die deelnemers lopen
passen bij de risico’s die deelnemers willen en kunnen lopen. Pensioenuitvoerders
zoeken hierbij in de praktijk een balans. Het is enerzijds niet de insteek dat elke
marktbeweging leidt tot het nemen van meer of minder beleggingsrisico, anderzijds
kunnen grotere marktschommelingen ervoor zorgen dat de risico’s die deelnemers lopen
niet meer passen bij de risico’s die deelnemers willen en kunnen lopen. In dat geval
zijn pensioenuitvoerders genoodzaakt het beleggingsbeleid aan te passen.
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat de inflatie is gemodelleerd op basis van de observaties in de
jaren 2000 t/m 2020, zoals Jelle Mensonides aangeeft in zijn artikel?
Antwoord 23
Nee, voor de kalibratie die is uitgevoerd door de Commissie Parameters zijn historische
gegevens gebruikt van juni 2004 tot en met juni 2022. Daarnaast wordt aan deze tijdseries
elk kwartaal data toegevoegd waar wat inflatie betreft de «Seasonally adjusted HICP
overal index» van de Europese Centrale Bank wordt gebruikt. Tot slot worden in de
kalibratie ook marktderivaten, waarvan de waarde gedeeltelijk afhangt van marktverwachtingen
over de toekomstige inflatie, meegenomen.
Vraag 24
Klopt het dat in de scenarioset van 2024 Q1 het aantal trekkingen met een inflatiecijfer
boven de 12% in de totale scenarioset van 2 miljoen cijfers 0,02% is en dat dus de
afgelopen twintig jaar een inflatie is geobserveerd die volgens het model minder dan
eens per millennium plaatsvindt?
Antwoord 24
Het klopt dat in de totale scenarioset een inflatiecijfer boven de 12% in zo’n 0,02%
van de scenario’s voorkomt.
Vraag 25
Bent u van mening dat het model hiermee een accurate weergave geeft van het werkelijke
reële risico van uitkeringen in de communicatie naar deelnemers en van de berekeningen
van de risicohoudingmaatstaven om het beleggingsbeleid aan te toetsen? Kunt u dat
toelichten?
Antwoord 25
Het model van de Commissie Parameters 2022 combineert historische data en actuele
data om een zo goed mogelijke voorspelling te geven van de toekomstige ontwikkeling
van inflatie. Door deze combinatie neemt de commissie zo goed mogelijk representatieve
historische en actuele data mee om inflatie te modelleren. Ik heb geen reden om te
twijfelen aan het oordeel van de Commissie Parameters.
Vraag 26
Wilt u aan De Nederlandsche Bank (DNB) – die de scenarioset elk kwartaal publiceert
– vragen om de code en de gebruikte data te openbaren waarmee de economische scenariosets
worden gegenereerd (open source maken), opdat iedereen inzicht kan krijgen in de exacte
werking van het model? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 26
Het gevraagde inzicht in de werking van het model is voor iedereen te verkrijgen op
basis van publiek beschikbare informatie. De Commissie Parameters heeft, zoals zij
op pag. 14 van het rapport ook noemt, de kalibratiemethode voor de scenario’s zodanig
gedocumenteerd dat deze exact repliceerbaar is. De Commissie heeft deze methode uitgewerkt
in de Technische Appendix8. Daarnaast bevat het tabblad «Toelichting» in de Excel files met de scenariosets
op de DNB website9 nadere technische details over de implementatie elk kwartaal en bevat tabblad «0_Parameters»
nadere details over de parameters.
Vraag 27
Wilt u aan DNB vragen om bij het uitbrengen van een nieuwe scenarioset een kwantitatief
en een kwalitatief overzicht te geven van de veranderingen ten opzichte van de laatste
scenarioset?
Antwoord 27
DNB heeft aangegeven dat zij elk kwartaal een kort overzicht zal opnemen met de belangrijkste
veranderingen ten opzichte van de laatste scenarioset.
Vraag 28
Wie is op dit moment eigenaar van de methodiek achter het genereren van de scenariosets?
En wie is verantwoordelijk voor de correctheid daarvan?
Antwoord 28
Eind 2022 hebben de Commissie Parameters een onafhankelijk advies uitgebracht ten
aanzien van de financiële parameters en scenariosets die uitvoerders moeten gebruiken
bij de berekeningen die zij moeten uitvoeren. De Commissie Parameters bestaat uit
experts die onafhankelijk tot een advies zijn gekomen, waarbij zij gebruikmaken van
relevante wetenschappelijke inzichten. De Commissie heeft bij haar onderzoek diverse
deskundigen, waaronder het Centraal Planbureau, geraadpleegd. De inbreng van de deskundigen
is door de Commissie meegenomen in het advies. Met de geadviseerde aanpassingen en
uitbreidingen van de Commissie Parameters sluit de methodiek achter de scenariosets
beter aan bij de diverse huidige en beoogde nieuwe wettelijke toepassingen. Daarom
heb ik halverwege 2023 de adviezen van de Commissie Parameters overgenomen en in algemene
maatregel van bestuur vastgelegd. DNB publiceert elk kwartaal de scenariosets op grond
van Besluit FTK artikel 23b op basis van het advies van de Commissie Parameters 2022.
Vraag 29
Acht u deze scenariosets geschikt voor het gebruik voor communicatie aan deelnemers
van hun verwachte pensioenen in goed-, verwacht- en slechtweer en kunt u dat toelichten?
Antwoord 29
Ja, zoals aangegeven in Kamerbrief «Advies Commissie Parameters 2022» volgt DNB het
advies van Commissie Parameters 2022. De Commissie adviseert deze scenariosets voor
de verschillende wettelijke toepassingen.
Vraag 30
Acht u deze scenariosets geschikt voor het vaststellen van onder- en bovengrenzen
op risicomaatstaven van de risicohouding en het toetsen hierop, waarna pensioenfondsen
mogelijk verplicht hun beleggingsbeleid moeten aanpassen en kunt u dat toelichten?
Antwoord 30
Ja, zie antwoord op vraag 29.
Vraag 31
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Pensioenonderwerpen
van 4 april?
Antwoord 31
Omdat de vragen technisch complex zijn en voor de beantwoording nader uitzoekwerk
nodig was, was deze beantwoording helaas niet voor 4 april gereed. Uw Kamer is hierover
geïnformeerd.10
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.